1 0 Tl ■k Vergeten De mode brengt niet altijd verbetering jWat zullen we koken Blouse voor Dames Wat we kunnen maken van gordijnen De kunst van verbieden Goedkoope Patronen y VRIJDAG 7 FEBRUARI 1930 r-'v- Ti Vergeven en vergetenWe hooren zoo dik wijls zeggen, dat het eerste ider verdienste en onvolledig blijft zonder het tweede. Maar die elsch irriteert ons, omdat we de juiste beteeke- nis van dat „vergeten" niet begrijpen, 't letter lijk opnemen en 't dan natuurlijk een nonsens vinden, waar we niet kan willen. En toch is juist het woord „vergeten" in dit verband zoo prachtig gekozen! Wat hooren we niet dikwijls: „Vergeven zal ik het wèl maar vergeten nooit!" Wie dat zeggen, Kennen blijkbaar wel heel goed den waren zin van dat vergeten, beseffen het moei lijke en sublieme er van, maar willen er niet van hooren, omdat zij bij intuïtie voelen, dat juist dit vergeten van beide het zwaarste deel is! Want waar het vergeven ophoudt, daar begint pas het vergeten. Vergeven is doorgaans de heldendaad van één oogenblik. Lang hebben we gestreden en geweifeld, maar dan opeens, dan voeien we: nü is het mogelijk. Er slaat een golf van goedheid en medelijden over ons hart, en in die edele opwelling stellen we de grootmoe dige daad: we vergeven uit geheel onze ziel. Met alle heldendaden heeft ook dit verheven schenken van algeheele vergiffenis dit gemeen, dat bet eigenlijk buiten het nuchtere, alledaag- sche leven staat: het is de extase van een oogenblik, waarop we ons aan ons kleine zelf onttrokken, boven onszelf opgeheven voelen. Het gaat ons in zulke momenten als iemand, die zich in een vuurgloed stort om een ander te redden iemand, die zich zonder nadenken tusschen zijn vriend en een dreigend wapen werpt.... Niet waar, zulke dingen hebben niets te maken met schemeruurtjes en verstelgoed, met Zondagmid dagwandelingen of huiselijke humeurigheid- jes.... Het moment van vergeven heeft dat evenmin, al zitten we in onze eigen welbekende huiska mer, op het oogenblik, dat we weten: nu kon ik. We zijn andere menschen, uit een grooter, die per leven, we stellen daden, geheel verschillend van onze nietige, dagelijksche verrichtinkjes en bezigheden. Enkele minuten, een kwartier mis schien. Maar dan.... Ja, dan begint pas het verge ten. Het moeilijkste. En dèt heeft wel te maken met ons klein leventje van allen dag Wat kan een goede, liefhebbende vrouwenziel al niet vergeven! Maar vergeet zij ook, niet in den botten zin van: uit het geheugen ver liezen, doch in de beteekenis van een voortgezet, voortdurend nieuw vergeven, ook onder weinig romantische omstandigheden? Gaat het integen deel niet dikwijls zóó, dat bij het eerstvolgend meeningsverschil, het eerstvolgend misverstand, de oude vergeven en zoogenaamd vergeten din gen weer worden opgerakeld? Dat een nieuwe twist verdubbeld, verdriedubbeld wordt, juist door het herinneren aan en het verwijten van wat vroeger is voorgevallen? En wanneer de vrouw, die zich gekrenkt voelt, te fijn-beschaafd is om het uit te spreken, te tactvol of te trotsch daarvoor.... wanneer ze alleen in haar stille kamer is, stormt toch alles op haar aan, wat ze in den loop van lange jaren aan grieven en misverstanden, aan geleden on recht en verwaarloozing heeft opgekropt, en doet de alledaagsche moeilijkheidjes van het oogenblik aanwassen tot een berg van levens leed. En het wordt lederen keer moeilijker, dien over te klimmen om de andere partij te bereiken ter verzoening.... We weten soms zelf niet, welke kleine, venij nige resten van wrok bij het groote vergeven soms in ons binnenste kunnen achterblijven, zorgvuldig weggekropen in de donkerste hoek jes. We zijn op dat oogenblik zóó hoog gestemd, dat we de mogelijkheid van zoo iets ten eenen- male over het hoofd zien, ons zelfs niet kunnen voorstellen, hoe er ooit nog uren kunnen aan breken, waarin we weer bekrompen en benepen zullen denken en handelen.... Maar ze zijn er toch, die verraderlijke resten met hun taai leven Ze zijn er. Zooals de wortels van het onkruid in den grond vast blijven zitten en onverwacht opnieuw uitspruiten, omdat daarboven alles is weggemaaid en het euvel bezworen schijnt Het hooge, ontroerende vergeven, dat we her denken als iets heiligs, omdat het zoo hoog uit stond boven den sleur van ons gewoon dage- lijksch leven, schiet ten slotte juist voor het dagelijksch leven te kort. We kunnen ons, wan neer we ons moe en prikkelbaar en door-en-door prozaïsch voelen, niet telkens weer tot die hoog te opheffen; we kunnen ons dat verruimend ge voel nauwelijks meer voor den geest roepen Dan kan alleen de beoefening van die tweede deugd ons helpen: dan moet het blijken, of we onzen Christenplicht ten volle hebben vervuld en ook wisten te vergeten; niet zóó, dat we ons niet meer herinneren, wat er eenmaal gebeurd is, maar zóó, dat we alle wrok en verbittering en wraakzucht, die met dat gebeuren veiWand hielden, hebben verleerd, zóó volkomen, alsof we ze nooit gekend hadden. Een werkelijk ver geten dus toch, in zooverre we als goede Chris tenen niet onthouden mogen! En wanneer we nog verder kunnen gaan: wanneer we uit onze wederzij dsche verhouding alle stoornis en verkoelir0 Kunnen bannen, door vroegere fouten en misverstanden teweeg ge bracht, wanneer we kunnen leeren onze naasten nooit meer, al herdenkend „er op aan te kijken" en hen zoo onveranderd lief te hebben en te waardeeren, dat zelfs de herinnering aan hun misstappen nooit meer bewust in ons opstijgt, laat staan gekoesterd wordt des te beter! Wie waarlijk liefheeft, wenscht niet anders dan te kunnen vergeten 't is niet langer een moeilijke plicht, maar een diep gevoelde behoef te! En al zou dat niet heelemaal gelukken buiten onzen wil en onze schuld al zouden we niet kunnen vergeten in onze droeve gedach ten, dan kunnen we 't toch nog altijd in onze daden daarover heeft onze wil tenminste macht! We kunnen, door alles te vermijden, wat den ander er aan zou kunnen herinneren, dat wij niet vergeten hebben, door elke zinspeling, elk bedekt verwijt, elk minachtend schouderop halen te weerhouden, en door onze fyngevoeiige voorkomendheid te verdubbelen, bewijzen, dat, voor zoover het in onze macht lag, het verleden geen spoor, geen schram, geen verharding of vergroeiing in ons hart en onze verbeelding heeft nagelaten Ik durf gerust te beweren: vergeten, in dezen zin opgevat, staat even ver boven vergeven als een leven van opoffering boven de heldendaad van een oogenblik, als een jarenlange goede ge steltenis boven een moment van geestvervoering. Wie met vurige woorden kan vergeven in het ontroerend uur der verzoening is een goed en beminnelijk gevoelsmensch; wie metterdaad en zonder ooit te kort te schieten kan vergeten, door alle dagen en uren van een simpel en kleurloos leven, is iets beters een held. MACHTELD. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN S3 De appelen ztjn goedkoop dit jaar! Nou de appelen dit jaar zoo goedkoop zijn, profiteer ik daar natuurlijk nog allis van. Zoo'n appeltje na den eten, dat gaat er altijd lekker in en voor allerlei toetjes van appelen kan je tegenwoordig wét voordeelig goudreinetten koo- pen, die der niet zoo mooi uitzien, maar die best zijn om te koken. Voor appelpannekoek.bijv., daar maak ik maar 'n heel gewoon beslagje voor, met spuitwater voor de luchtigheid en ik schil me appels en snij ze in schijven en as de schij ven an één kant gaar zijn, keer ik ze om en dan doe ik der meteen 't beslag op. Meestal bak ik ze met boter, maar soms ook met 'n stukkie spek in plaats. Oud brood met appelen, da's ook 'n fijn scho teltje voor toe. Daarvoor snij ik de korsten van 't brood en dan neem ik heel dunne sr.eedjes, die ik met dunne appelmoes in 'n vuurvast scho teltje doe. Eerst appelpeul, dan 'n laagje brood, en zoo om en om, met bovenop appe'moes. Daar strooi ik dan goed wat suiker met kaneel over en leg d'r 'n paar stukkies boter op en dan gaat 't zaakje zoowat 20 minuten den oven in. Je kan appelen ook op allerlei manieren bra den. Je kan ze schillen en uithollen en in de holten wat kaneel met suiker strooien en ze dan in een vuurvasten schotel, met 'n scheutje water, bakken. Je kan ze ook vullen met rozijnen. Daar voor neem ik dan anderhalf ons rozijnen voir 8 zure appels. De rozijnen kook ik met 'n beetje water en suiker tot ze 'n ietsje strooperig wor den. Daar doe ik nog 'n beetje citroensap bij en daar vul ik dan de holten mee van me appe len, die ik, netjes naast mekaar, in 'n vuurvasten schotel heb gezet. Dan smelt ik wat boter, doe der 'n beetje kaneel door en giet dat over de appels, eer ze den oven ingaan. Ook neem ik wellis beschuit bij me gebraden appelen, half zooveel beschuiten as ik appelen heb en evenveel lepels boter as beschuiten. De beschuiten wrijf ik fijn en dan maak ik daar 'n deegje van met boter, 'n beetje kaneel en citroensap en suiker. Daar vul ik de appels mee en wat ik overhou leg ik tusschen de appels in én dan giet ik der nog wat gesmolten boter overheen en ik strooi der nog wat beschuit- kruim over. Heb ik nou es lui ten eten der komt zoo wellis iemand van de familie overwaaien dan maak ik licht 'n beetje meer werk van me toetje. Dan neem ik wel es appelgebak met gember. Daar heb ik 'n half pond bloem voor noodig, anderhalf ons boter, 80 gram suiker en 2 eieren en voor 't vulsel 10 goudreinetten, wat suiker, gember en gembersiroop. Ik snij de boter door de bloem, doe der de suiker bij en de geklopte eieren en kneed alles goed door mekaar tot het deeg van de kom los laat. Dan laat ik 't even liggen en onderwijl kook ik 'n stijve appelmoes met suiker, gember^troip en kleine stukjes gember. Het deeg rol ik dan uit op 'n bakblik met opstaanden rand, doe 't vusel'der in en bak het in 'n matig warmen oven. Voor 'n ander appelschoteltie snij ik de appe len in dunne plakken en leg die, met wat suiker der tusschen, in 'n vuurvasten schotel, dien ik eerst met boter bestreken heb. Dan maak ik 'n beslag van 2 ons bloem, 2 d.L. melk, 2 eieren, 2 theelepeltjes dubbel koolzure soda en 'n beetje zout. Als 't beslag klaar is, strooi ik eerst noj 'n beetje rozijnen over de appels en verdeel dan 't beslag der overheen. Dat strijk ik mooi glad. leg der hier en daar 'n stukkie boter op en laat 't in. den oven gaar worden en lichtbruin. Appelen met eiwitschuim vind ik altijd 'O feestelijk schoteltje. Op 'n stuk of tien goudrei netten of bellefleuren neem ik 3 eiwitten, 1 ons suiker, 'n goed half ons boter, 2 eetlepels jam. 'n half ons poedersuiker en 'n stuk of wat amandelen. Ik smelt de boter met de suiker samen en laat 't lichtbruin worden. De appelen schil en boor ik en dan snij ik ze in kleine blokjes, en die laat ik zoowat 10 minuten stoven in de bruine boter met suiker. Dan smeer ik 'n vuurvasten schotel in met boter, doe der ds appels in, klop de eiwitten stijf met de suikef en de jam, strijk dat over de appels, strooi def wat poedersuiker over en gesnipperde aman delen en ik laat der in den oven 'n lichtbruin korstje op komen. Je kan dit ook eenvoudiger doen. Gewon® stijve appelmoes in 'n vuurvasten schctel met 'n stukkie boter en daar over heen 'n laagje stijf geklopt eiwit met suiker en afgeraspte citroenschil. Dan 'n beetje poedersuiker der over heen en in den oven 'n korstje der op laten bakken. Dat zijn nou allemaal warme toetjes van ap pelen en in den winter gaan die der gra g in. Maar 'n enkel keertje maak ik ook es 'n kouden appelpudding. Daar neem ik gewoonlijk 1 pond zure appels voor en goed 3 ons su'ksr en 't sap van 2 citroenen met de afgeraspte schil van 1 citroen. Dan nog 8 blaadjes witte gelatine en 4 blaadjes roode. De appels worden geschild, in stukkies gesne den en in water gaar gekookt met suiker en citroenschil. Dan wordt het citroensap d:r bil gedaan en de geweekte en uitgeknepen ge"at::i® en alles door 'n zeef gedrukt. Als 't zaakje 'n beetje afgekoeld is, doe ik 't in 'n omgespoe'.den vorm. Appeltaart, dat is iets, waar ik die van mi) echt mee tracteeren kan. Ik bak ze meestal as der eentje jarig is en dan altijd twee tegelijk- Ik heb der twee ronde bakblikken voer met 'n klein opstaand randje en die kunnen all: bei tegelijk in me oven. Ik heb der 4 ons bloem voor noodig, 1 y2 ons suiker, 1ons boter, 1 ei, 1 pakje bakpoeder, 1 scheutje melk en wat afge raspte citroenschil. Daar kneed ik 'n stevig d~eg van, dat ik in tweeën verdeel en op de bakb ik- ken uitrol. Voor 't vulsel neem ik goudreine' ten» die ik schil en boor en met 'n komkommer- schaaf je in schijven snijd. Ik doe der wat suik-f en citroensap door en leg der 'n flinke laag V-P op 't deeg en dan zorg ik der voor. dat de boven ste schijfjes allemaal netjes in de rondte over mekaar liggen. In 'n klein half uurtje is zio'P taart gaar. Wil ik der nou maar ééntje hebben, dan bewaar ik de eene korst en strijk daar 'n week later of zoo want zoo lang kan je z® best bewaren heete appelmoes over of prui men- of abrikozenmoes. Ook maak ik van de helft van 't dseg we'lis kleine appeltaartjes. Dan rol ik 't uit, steek def ronde plakken van, leg op de helft anoels, klaP de andere helft der over heen en strijk der wat eierdooier over eer ze den oven ingaan. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL. Wy mogen zeggen, en met voldoening, dat de lage taille nu wei voorgoed van het tooncel verdwenen is. Eigenlijk hebben we nu lang genoeg met de talllelijn gesmokkeld. Dit is dus werkelijk een vooruitgang, want, wat het spreekwoord zegt: alle verandering is geen verbetering, geldt ook voor de mode. Velen I hebben bijv. zeer critisch gestaan tegenover de lange rokken en ziet: de komende voorjaars mode brengt ons alweer costuums, die nu eens een heel normale' lengte hebben aangenomen, n.l. 8 10 c.M. beneden de knie. De eenvoudige tweed-costuums, die we ook dit voorjaar nog zullen zien, zijn veelal versierd met donker peau de suède of glanzend leer. Hiervan is dan ook de ceintuur, die met een fraai bewerkten gesp sluit (fig. 5339). (Bovenwijdte 36 c.M., heupwijdte 166 c.M,) Benoodigd: voor blouse en den bijpassenden rok 2 M. stof van 130 c.M. breed, voor de blouse alleen 2 M. stof van pl.m. 90 c.M breed. Men maakt eerst het patroon op de aange geven maten. Heeft men een stofbreedte van 130 c.M„ dan knipt men voor- en achterkant naast elkaar weg, terwijl men de beide mou wen uit het stuk knipt, dat naast de banen van den rok is overgebleven. Is de blouse met een naad van 2 c.M. breed uitgeknipt, dan stikt ge eerst de plooitjes ln de schouders. Hiervoor meet ge vanaf den hals eerst 5 c.M., vervol gens 3 c.M., terwijl op die punten het plooitje V, c.M. breed en 12 c.M. lang, wordt ingeslikt. Nu stikt ge de zij- en schoudemaden, bene vens de naden van de mouw dicht, terwijl men de rafels óf afwerkt met een boorlintje, óf de naden met een dikken draad omnaait. Ook de onderkant wordt één c.M. naar binnen toe geslagen en dan met een boorlintje afgewerkt. Midden voor knipt ge een 10 c.M. lang splitje, waarna ge aan beide kanten een 4 C.M. breed stukje stof opstikt, dat naar den verkeerden kant wordt teruggeslagen. Het kraagje knipt ge 52 c.M. lang en 18 c.M. breed. De zijkantjes stikt ge dicht, waarna het kraagje aan den binnenkant wordt opgestikt, en vervolgens aan den achterkant wordt overgezoomd. De man chetjes knipt ge 24 C.M. lang en 10 c.M. breed. De mouw rimpelt men aan den onderkant in; 3 c.M. vanaf den naad van de bovenmouw wordt glad gelaten. Vervolgens wordt het man chetje aangestikt en op den achterkant over gezoomd. Bij het inzetten der mouw komt de naad 3 cM. meer naar voren dan de zijnaad van de blouse. Het ceintuurtje knipt ge 110 c.M. lang en 10 c.M. breed, waarpa het dubbel gestikt wordt en omgehaald. Eén uiteinde laat ge puntig toeloopen. Op 15 cM. vanaf den onderkant van de blouse maakt ge op dfn zijnaad hangertjes, waardoor later de ceintuur wordt gehaald. Het dasje maakt ge van crêpe de chine of een andene dunne stof, waarvan ge 10 c.M. noodig hebt. Het wordt, evenals de ceintuur, dichtgestikt en omgehaald, waarna het onder den kraag bevestigd wordt, wanneer de blouse geperst is. Het splitje en de ceintuur worden met een drukknoopje gesloten. DINY. Wie geen ceintuur wenscht, neemt een mo del, dat zoodanig geknipt ie, dat het juist even de talllelijn volgt en zoodoende ons figuur op de voordeeligste wijze doet uitkomen. Dit is vooral voor een meer gekleed toilet aan te raden (fig. 5341). Het in van zwart crêpe satin met geen andsng versiering dan een eenvoudig écru-kleurig kan ten kraagje. Steeds meer verplaatst zich de gameering van onze uitgaanstoiletten naar den rug (lig. 5342). Zie dien strik met lange slippen. Een smal heupstuk, dat van achteren met knoopen versierd is en een rok, die aan de rugzijde iets langer valt. De sierlijke lijn wordt nog ver hoogd door de los overhangende tunique. POLA. w»» al onze modelten, dia genummerd zijn boven 4000. zijn ver krijgbaar aan .Mei Patronenkantoor", Postbus No. t. Haarlem. Onberispelijke coupe. Dameskleeding in de maren 88, 56, 104 bovenwijdte, a 0,55. Kinderkleeding, alleen voor den in de be schrijving genoemden leeftijd a 0.35. Bij elk patroon handlei ding voor het knippen en naaien, benevens 'een verkleinde patroon- Franco toezending, direct na ontvangst van bestelling, met het verschuldigde bedrag aan postzegels ingesloten, waarbij vermeld naam en adres, nummer van het model en het blad, waarin het voorkomt en bovenwijdte. Men meet deze maat rondom het lichaam, recht onder de armen door. gewoon glad. zonder extro toegift. Of dat een kunst ls! En óf er weinig ouders zijn die ze beheerschen! Er worden er namelijk een heele boel gevon den, die meenen, dat ze hun plicht van opvoe ders niet beter en ernstiger kunnen opvatten dat ze onmogelijk paedagogischer te werk kun nen gaan, dan door maar veel en onvermoeid t? verbieden. Daarin bestaat toch voornamelijk de opvoeding, vinden ze. Verbieden, afleeren, op de vingers tikken! Ouders, die daar wars van zijn, zijn dat eenvoudig uit onvergeeflijke ge- makzuchtl We zullen straks zien, dat in acht van de tien gevallen een opvallende verbiedwoede uit niets anders dan uitgemakzucht voortkomt! Het is zoo heel moeilijk om juist bij het op voeden onze rechten en plichten uiteen te houden. Naast den plicht, het kind in goede banen te leiden, hebben we ook het recht te zorgen, dat het ons geen onnoodigen overlast aandoet. Maar hoe dikwijls vatten we dit recht erg ruim en breed op, maken onszelf dikwijls nog wijs, dat we onzen plicht uitoefenen om wille van het kind, terwijl we niets anders doen, dan dat recht 'n beetje verder uitstrekken dan billijk is, ten koste van dat kind. De verzoeking is groot. Er is niemand om ons te controleeren. Wanneer wij dtcteeren: „Van middag niet naar buiten!" is er niemand, die zich in de zaak zal mengen en er ons op wijzen wanneer we ons zelf misleiden, wanneer we, 1 inplaats van 't kind met wijs beleid te straffen voor zijn dwingen, zooals we ons zelf wijsmaken, zijn gezondheid opofferen aan onzen afkeer var moddervoetjes! Misschien zal de verantwoording, die ouders later tegenover God zullen moeten afleggen I van elke kleinste opvoedkundige geste, zoo zwaar zijn, omdat er hier beneden eigenlijk nooit iemand is, die hen ter verantwoording roept en ze hun macht in zekeren zin onbeperkt en on gecontroleerd kunnen uitoefenen, i Verbieden moet enkel en alleen dienen om het kind te vormen, het zijn bescheiden plaatsje in het groote raderwerk der gemeenschap te wijzen en het te leeren, wat behoort en wat niet behoort, zonder het te verwarren door incon sequentie. Natuurlijk mogen we ook tot op zekere hoogte door verbieden ons eigen gemak en be haaglijkheid verzekeren, maar we moet.en daar in nauwgezet zijn en streng ons zelf en eigen knoeierijtjes onbarmhartig eontroleeren; we zijn ook maar menschen! En de kinderen zijn er waarachtig niet alleen voor ons nut en genoe gen en het opvoedlngs-ideaal is volstrekt niet' hun beweeglijkheid en luidruchtigheid tot een record-minimum te reduceeren! We moeten steeds onpartijdig de waarden tegen elkaar op wegen. Berooven we, terwille van een klein wei- nigje meer eigen gemak, het kind van een groot en volkomen geoorloofd genoegen, dan die nen we te bedenken, dat wij er óók »n op de eerste plaats zijn voor het kind. bezorgt het kind ons met een kleine liefhebberd of geliefkoosde gril veel last, dan moet het kind zwichten, niet alleen omdat dit hier ons redelijk goed recht is, maar ook, omdat het jong leeren moet, zich niet uit te leven ten koste van \nderen. Maar het kind moet niet per se en altijd behoeven te zwichten, omdat het nu een maal het kind is en wij de ouders, die daaraan hun eigen rust niet behooren en behoeven op te offeren. Wij moeten wel degelijk tegenover onze kin deren inschikken, als menschen tegenover men schen, en last en moeite verdragen in gevallen waar dat redelijk is, en we behoeven het niet te voelen als een vernedering. We moeten over het algemeen onze kinderen veel meer als menschen beschouwen en behan delen, ook al zijn ze dat nog maar in den dop en niet als wezens van een lagere orde, die door ons, verheven volwassenen, wèl gezien, maar niet gehoord mogen worden. (Of dat Cats of een ander is geweest, die dat beweerde, weet ik niet, maar de man verdiende de plak). Let nu eens op het gebruikelijke verbieden der niet al te snuggere doorsnee-moeder. Het kind steekt belangstellend een handje uit naar een interessant voorwerp. „Afbüjve!" „Staan late!" Het kind, weetgierig, informeert naar de wer king van 't een of ander. „Niet zeure!" (Het gedrein der moeder-zelve is voor den onbevooroordeelden derde duizend maal irriteerender). En in deze gevallen heeft ze dan nog een schijn van recht. Het ding zou kunnen breken, niet waar, of de moeder is juist in gesprek met een ander „groot mensch". Maar we hooren ook wel eens alle uitingen van leergierigheid of activiteit botweg coupee ren, alleen uit gemakzuchtige vrees voor het moeten beantwoorden der vraag of het moeten helpen bij een experiment! Dat is volstrekt onvergeeflijk; dat is geen overdrijven van recht meer, maar verzuim van plicht. En dacht u, dat 't kind niet snapte, hoe de vork in den steel zit? Dat dat zeurige, machinale, bijna onbewuste verbieden nog eenige uitwerking had? Dat het kind zelf niet uw afgetrokken blik, uw verstrooi den toom opmerkt? En niet rustig zijn gang gaat, omdat de lijmerig in-'t-vooruitzicht-ge- stelde bestraffing eveneens uit gemakzucht tóch achterwege blijft? Verbiedt flink en resoluut, met fiksche stem en wakkere oogen, kort en bondig en volbewust in gevallen waar het werkelijk noodig is. Gewen het Jrind er niet aan, dat er pas na drie. vier maal eentonig verbieden leven in komt en dat het rustig de vijfde maal kan afwachten, eer er ernstiger maatregelen dreigen. Maar niet dat voortdurend geteem den heelen dag door, waar 't kind aan went als aan 't slaan van de klok en in 't algemeen geen verbieden, dat slechts een instinctief verweer is tegen naderenden last of moeite en allerminst een opvoedmlddel. Strenge zelfcontrole is noodig maar wan neer het ons ook moeilijk mocht vallen, een reeds Ingewortelde gewoonte uit te roeien het kan ons een troost zijn, dat we onszelf dan evenzeer opvoeden en tot bruikbaarder mensch maken als ons kind! VETERAAN, Op onze eerste teekening zien we eenvoudige witte katoenen gordijnen, met een 10 c.M breeden zoom omgeslagen naar den goeden kant. Ze worden bewerkt langs den geheelen kant met een rand steken (dit kan heel een voudig zijn) ran frisch rood. De bovenkant wordt geplooid aan ringen. 2. Om de traditioneele venstergordijnen te vermijden en toch mooie, eenvoudige gordijnen te verkrijgen, harmonieerende met oud meubel werk, zijn twee fijne extra breede filet-gordij nen noodig, tot aan den gTond, met geschulpte!! voor- en onderkant, ingenomen opzij. 3. Voor de slaapkamer is het volgende aardig' Onder de vele katoenen stoffen, welke m®n tegenwoordig ziet, zijn er die zeer geschikt zijn om deze aardige gordijnen te maken. We nemen nogal dicht weefsel. De gordijnen worden opgetrokken of neergela ten door koorden, welke gehaald worden doof kleine, witte beenen ringen, welke aan deb achterkant genaaid zijn in diagonale lijn va° 't midden van den voorkant naar den. boven hoek. 4. Bij deze zeer moderne uitvoering vinden we 20 c.M. breede strooken van beige, filet dichtere stof, waartusschen turquoise reepen stof genaaid zijn. Ze worden in 't midden inge haald door de stijve omslagen, eveneens met reepje turquoise ertusschen. De einden hangen vrij als een sierlijke tros. Deze gordijn-variatie bijzonder geschikt voof suite-deuren. 5. Ten slotte nog iets aparts voor het lage, lan ge venster. We nemen hiervoor crè me kleurige, dichte gor dijnen, in 't midden weg geknipt tot op 30 c.bL onder de stang en gelei delijk naar beneden, to* den onderkant, welke pre cies tot aan de venster bank reikt. De gordijnen hangen mooie plooien.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10