1
0
Tl
■k
Vergeten
De mode brengt niet altijd
verbetering
jWat zullen we koken
Blouse voor Dames
Wat we kunnen maken van gordijnen
De kunst van verbieden
Goedkoope Patronen
y
VRIJDAG 7 FEBRUARI 1930
r-'v-
Ti
Vergeven en vergetenWe hooren zoo dik
wijls zeggen, dat het eerste ider verdienste
en onvolledig blijft zonder het tweede. Maar die
elsch irriteert ons, omdat we de juiste beteeke-
nis van dat „vergeten" niet begrijpen, 't letter
lijk opnemen en 't dan natuurlijk een nonsens
vinden, waar we niet kan willen.
En toch is juist het woord „vergeten" in dit
verband zoo prachtig gekozen!
Wat hooren we niet dikwijls: „Vergeven zal
ik het wèl maar vergeten nooit!" Wie dat
zeggen, Kennen blijkbaar wel heel goed den
waren zin van dat vergeten, beseffen het moei
lijke en sublieme er van, maar willen er niet
van hooren, omdat zij bij intuïtie voelen, dat
juist dit vergeten van beide het zwaarste deel is!
Want waar het vergeven ophoudt, daar begint
pas het vergeten. Vergeven is doorgaans de
heldendaad van één oogenblik. Lang hebben we
gestreden en geweifeld, maar dan opeens, dan
voeien we: nü is het mogelijk. Er slaat een golf
van goedheid en medelijden over ons hart, en
in die edele opwelling stellen we de grootmoe
dige daad: we vergeven uit geheel onze ziel.
Met alle heldendaden heeft ook dit verheven
schenken van algeheele vergiffenis dit gemeen,
dat bet eigenlijk buiten het nuchtere, alledaag-
sche leven staat: het is de extase van een
oogenblik, waarop we ons aan ons kleine zelf
onttrokken, boven onszelf opgeheven voelen. Het
gaat ons in zulke momenten als iemand, die zich
in een vuurgloed stort om een ander te redden
iemand, die zich zonder nadenken tusschen zijn
vriend en een dreigend wapen werpt.... Niet
waar, zulke dingen hebben niets te maken met
schemeruurtjes en verstelgoed, met Zondagmid
dagwandelingen of huiselijke humeurigheid-
jes....
Het moment van vergeven heeft dat evenmin,
al zitten we in onze eigen welbekende huiska
mer, op het oogenblik, dat we weten: nu kon ik.
We zijn andere menschen, uit een grooter, die
per leven, we stellen daden, geheel verschillend
van onze nietige, dagelijksche verrichtinkjes en
bezigheden. Enkele minuten, een kwartier mis
schien.
Maar dan.... Ja, dan begint pas het verge
ten. Het moeilijkste. En dèt heeft wel te maken
met ons klein leventje van allen dag
Wat kan een goede, liefhebbende vrouwenziel
al niet vergeven! Maar vergeet zij ook, niet
in den botten zin van: uit het geheugen ver
liezen, doch in de beteekenis van een voortgezet,
voortdurend nieuw vergeven, ook onder weinig
romantische omstandigheden? Gaat het integen
deel niet dikwijls zóó, dat bij het eerstvolgend
meeningsverschil, het eerstvolgend misverstand,
de oude vergeven en zoogenaamd vergeten din
gen weer worden opgerakeld? Dat een nieuwe
twist verdubbeld, verdriedubbeld wordt, juist
door het herinneren aan en het verwijten van
wat vroeger is voorgevallen?
En wanneer de vrouw, die zich gekrenkt voelt,
te fijn-beschaafd is om het uit te spreken, te
tactvol of te trotsch daarvoor.... wanneer ze
alleen in haar stille kamer is, stormt toch alles
op haar aan, wat ze in den loop van lange jaren
aan grieven en misverstanden, aan geleden on
recht en verwaarloozing heeft opgekropt, en
doet de alledaagsche moeilijkheidjes van het
oogenblik aanwassen tot een berg van levens
leed. En het wordt lederen keer moeilijker, dien
over te klimmen om de andere partij te bereiken
ter verzoening....
We weten soms zelf niet, welke kleine, venij
nige resten van wrok bij het groote vergeven
soms in ons binnenste kunnen achterblijven,
zorgvuldig weggekropen in de donkerste hoek
jes. We zijn op dat oogenblik zóó hoog gestemd,
dat we de mogelijkheid van zoo iets ten eenen-
male over het hoofd zien, ons zelfs niet kunnen
voorstellen, hoe er ooit nog uren kunnen aan
breken, waarin we weer bekrompen en benepen
zullen denken en handelen.... Maar ze zijn er
toch, die verraderlijke resten met hun taai leven
Ze zijn er. Zooals de wortels van het onkruid
in den grond vast blijven zitten en onverwacht
opnieuw uitspruiten, omdat daarboven alles is
weggemaaid en het euvel bezworen schijnt
Het hooge, ontroerende vergeven, dat we her
denken als iets heiligs, omdat het zoo hoog uit
stond boven den sleur van ons gewoon dage-
lijksch leven, schiet ten slotte juist voor het
dagelijksch leven te kort. We kunnen ons, wan
neer we ons moe en prikkelbaar en door-en-door
prozaïsch voelen, niet telkens weer tot die hoog
te opheffen; we kunnen ons dat verruimend ge
voel nauwelijks meer voor den geest roepen
Dan kan alleen de beoefening van die tweede
deugd ons helpen: dan moet het blijken, of we
onzen Christenplicht ten volle hebben vervuld
en ook wisten te vergeten; niet zóó, dat we ons
niet meer herinneren, wat er eenmaal gebeurd
is, maar zóó, dat we alle wrok en verbittering
en wraakzucht, die met dat gebeuren veiWand
hielden, hebben verleerd, zóó volkomen, alsof
we ze nooit gekend hadden. Een werkelijk ver
geten dus toch, in zooverre we als goede Chris
tenen niet onthouden mogen!
En wanneer we nog verder kunnen gaan:
wanneer we uit onze wederzij dsche verhouding
alle stoornis en verkoelir0 Kunnen bannen, door
vroegere fouten en misverstanden teweeg ge
bracht, wanneer we kunnen leeren onze naasten
nooit meer, al herdenkend „er op aan te kijken"
en hen zoo onveranderd lief te hebben en te
waardeeren, dat zelfs de herinnering aan hun
misstappen nooit meer bewust in ons opstijgt,
laat staan gekoesterd wordt des te beter!
Wie waarlijk liefheeft, wenscht niet anders
dan te kunnen vergeten 't is niet langer een
moeilijke plicht, maar een diep gevoelde behoef
te! En al zou dat niet heelemaal gelukken
buiten onzen wil en onze schuld al zouden
we niet kunnen vergeten in onze droeve gedach
ten, dan kunnen we 't toch nog altijd in onze
daden daarover heeft onze wil tenminste
macht! We kunnen, door alles te vermijden, wat
den ander er aan zou kunnen herinneren, dat
wij niet vergeten hebben, door elke zinspeling,
elk bedekt verwijt, elk minachtend schouderop
halen te weerhouden, en door onze fyngevoeiige
voorkomendheid te verdubbelen, bewijzen, dat,
voor zoover het in onze macht lag, het verleden
geen spoor, geen schram, geen verharding of
vergroeiing in ons hart en onze verbeelding
heeft nagelaten
Ik durf gerust te beweren: vergeten, in dezen
zin opgevat, staat even ver boven vergeven als
een leven van opoffering boven de heldendaad
van een oogenblik, als een jarenlange goede ge
steltenis boven een moment van geestvervoering.
Wie met vurige woorden kan vergeven in het
ontroerend uur der verzoening is een goed en
beminnelijk gevoelsmensch; wie metterdaad en
zonder ooit te kort te schieten kan vergeten,
door alle dagen en uren van een simpel en
kleurloos leven, is iets beters een held.
MACHTELD.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
S3
De appelen ztjn goedkoop dit jaar!
Nou de appelen dit jaar zoo goedkoop zijn,
profiteer ik daar natuurlijk nog allis van. Zoo'n
appeltje na den eten, dat gaat er altijd lekker
in en voor allerlei toetjes van appelen kan je
tegenwoordig wét voordeelig goudreinetten koo-
pen, die der niet zoo mooi uitzien, maar die best
zijn om te koken. Voor appelpannekoek.bijv., daar
maak ik maar 'n heel gewoon beslagje voor,
met spuitwater voor de luchtigheid en ik schil
me appels en snij ze in schijven en as de schij
ven an één kant gaar zijn, keer ik ze om en
dan doe ik der meteen 't beslag op. Meestal bak
ik ze met boter, maar soms ook met 'n stukkie
spek in plaats.
Oud brood met appelen, da's ook 'n fijn scho
teltje voor toe. Daarvoor snij ik de korsten van
't brood en dan neem ik heel dunne sr.eedjes,
die ik met dunne appelmoes in 'n vuurvast scho
teltje doe. Eerst appelpeul, dan 'n laagje brood,
en zoo om en om, met bovenop appe'moes.
Daar strooi ik dan goed wat suiker met kaneel
over en leg d'r 'n paar stukkies boter op en
dan gaat 't zaakje zoowat 20 minuten den
oven in.
Je kan appelen ook op allerlei manieren bra
den. Je kan ze schillen en uithollen en in de
holten wat kaneel met suiker strooien en ze dan
in een vuurvasten schotel, met 'n scheutje water,
bakken. Je kan ze ook vullen met rozijnen. Daar
voor neem ik dan anderhalf ons rozijnen voir
8 zure appels. De rozijnen kook ik met 'n beetje
water en suiker tot ze 'n ietsje strooperig wor
den. Daar doe ik nog 'n beetje citroensap bij
en daar vul ik dan de holten mee van me appe
len, die ik, netjes naast mekaar, in 'n vuurvasten
schotel heb gezet. Dan smelt ik wat boter, doe
der 'n beetje kaneel door en giet dat over de
appels, eer ze den oven ingaan.
Ook neem ik wellis beschuit bij me gebraden
appelen, half zooveel beschuiten as ik appelen
heb en evenveel lepels boter as beschuiten. De
beschuiten wrijf ik fijn en dan maak ik daar 'n
deegje van met boter, 'n beetje kaneel en
citroensap en suiker. Daar vul ik de appels mee
en wat ik overhou leg ik tusschen de appels in
én dan giet ik der nog wat gesmolten boter
overheen en ik strooi der nog wat beschuit-
kruim over.
Heb ik nou es lui ten eten der komt zoo
wellis iemand van de familie overwaaien dan
maak ik licht 'n beetje meer werk van me toetje.
Dan neem ik wel es appelgebak met gember.
Daar heb ik 'n half pond bloem voor noodig,
anderhalf ons boter, 80 gram suiker en 2 eieren
en voor 't vulsel 10 goudreinetten, wat suiker,
gember en gembersiroop.
Ik snij de boter door de bloem, doe der de
suiker bij en de geklopte eieren en kneed alles
goed door mekaar tot het deeg van de kom los
laat. Dan laat ik 't even liggen en onderwijl kook
ik 'n stijve appelmoes met suiker, gember^troip
en kleine stukjes gember. Het deeg rol ik dan
uit op 'n bakblik met opstaanden rand, doe 't
vusel'der in en bak het in 'n matig warmen oven.
Voor 'n ander appelschoteltie snij ik de appe
len in dunne plakken en leg die, met wat suiker
der tusschen, in 'n vuurvasten schotel, dien ik
eerst met boter bestreken heb. Dan maak ik 'n
beslag van 2 ons bloem, 2 d.L. melk, 2 eieren,
2 theelepeltjes dubbel koolzure soda en 'n beetje
zout. Als 't beslag klaar is, strooi ik eerst noj
'n beetje rozijnen over de appels en verdeel dan
't beslag der overheen. Dat strijk ik mooi glad.
leg der hier en daar 'n stukkie boter op en
laat 't in. den oven gaar worden en lichtbruin.
Appelen met eiwitschuim vind ik altijd 'O
feestelijk schoteltje. Op 'n stuk of tien goudrei
netten of bellefleuren neem ik 3 eiwitten, 1 ons
suiker, 'n goed half ons boter, 2 eetlepels jam.
'n half ons poedersuiker en 'n stuk of wat
amandelen. Ik smelt de boter met de suiker
samen en laat 't lichtbruin worden. De appelen
schil en boor ik en dan snij ik ze in kleine
blokjes, en die laat ik zoowat 10 minuten stoven
in de bruine boter met suiker. Dan smeer ik
'n vuurvasten schotel in met boter, doe der ds
appels in, klop de eiwitten stijf met de suikef
en de jam, strijk dat over de appels, strooi def
wat poedersuiker over en gesnipperde aman
delen en ik laat der in den oven 'n lichtbruin
korstje op komen.
Je kan dit ook eenvoudiger doen. Gewon®
stijve appelmoes in 'n vuurvasten schctel met
'n stukkie boter en daar over heen 'n laagje
stijf geklopt eiwit met suiker en afgeraspte
citroenschil. Dan 'n beetje poedersuiker der over
heen en in den oven 'n korstje der op laten
bakken.
Dat zijn nou allemaal warme toetjes van ap
pelen en in den winter gaan die der gra g in.
Maar 'n enkel keertje maak ik ook es 'n kouden
appelpudding. Daar neem ik gewoonlijk 1 pond
zure appels voor en goed 3 ons su'ksr en 't sap
van 2 citroenen met de afgeraspte schil van 1
citroen. Dan nog 8 blaadjes witte gelatine en
4 blaadjes roode.
De appels worden geschild, in stukkies gesne
den en in water gaar gekookt met suiker en
citroenschil. Dan wordt het citroensap d:r bil
gedaan en de geweekte en uitgeknepen ge"at::i®
en alles door 'n zeef gedrukt. Als 't zaakje 'n
beetje afgekoeld is, doe ik 't in 'n omgespoe'.den
vorm.
Appeltaart, dat is iets, waar ik die van mi)
echt mee tracteeren kan. Ik bak ze meestal as
der eentje jarig is en dan altijd twee tegelijk-
Ik heb der twee ronde bakblikken voer met 'n
klein opstaand randje en die kunnen all: bei
tegelijk in me oven. Ik heb der 4 ons bloem voor
noodig, 1 y2 ons suiker, 1ons boter, 1 ei, 1
pakje bakpoeder, 1 scheutje melk en wat afge
raspte citroenschil. Daar kneed ik 'n stevig d~eg
van, dat ik in tweeën verdeel en op de bakb ik-
ken uitrol. Voor 't vulsel neem ik goudreine' ten»
die ik schil en boor en met 'n komkommer-
schaaf je in schijven snijd. Ik doe der wat suik-f
en citroensap door en leg der 'n flinke laag V-P
op 't deeg en dan zorg ik der voor. dat de boven
ste schijfjes allemaal netjes in de rondte over
mekaar liggen. In 'n klein half uurtje is zio'P
taart gaar. Wil ik der nou maar ééntje hebben,
dan bewaar ik de eene korst en strijk daar 'n
week later of zoo want zoo lang kan je z®
best bewaren heete appelmoes over of prui
men- of abrikozenmoes.
Ook maak ik van de helft van 't dseg we'lis
kleine appeltaartjes. Dan rol ik 't uit, steek def
ronde plakken van, leg op de helft anoels, klaP
de andere helft der over heen en strijk der wat
eierdooier over eer ze den oven ingaan.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL.
Wy mogen zeggen, en met voldoening, dat
de lage taille nu wei voorgoed van het tooncel
verdwenen is. Eigenlijk hebben we nu lang
genoeg met de talllelijn gesmokkeld. Dit is dus
werkelijk een vooruitgang, want, wat het
spreekwoord zegt: alle verandering is geen
verbetering, geldt ook voor de mode. Velen
I hebben bijv. zeer critisch gestaan tegenover
de lange rokken en ziet: de komende voorjaars
mode brengt ons alweer costuums, die nu eens
een heel normale' lengte hebben aangenomen,
n.l. 8 10 c.M. beneden de knie. De eenvoudige
tweed-costuums, die we ook dit voorjaar nog
zullen zien, zijn veelal versierd met donker
peau de suède of glanzend leer. Hiervan is dan
ook de ceintuur, die met een fraai bewerkten
gesp sluit (fig. 5339).
(Bovenwijdte 36 c.M., heupwijdte 166 c.M,)
Benoodigd: voor blouse en den bijpassenden
rok 2 M. stof van 130 c.M. breed, voor de
blouse alleen 2 M. stof van pl.m. 90 c.M breed.
Men maakt eerst het patroon op de aange
geven maten. Heeft men een stofbreedte van
130 c.M„ dan knipt men voor- en achterkant
naast elkaar weg, terwijl men de beide mou
wen uit het stuk knipt, dat naast de banen van
den rok is overgebleven. Is de blouse met een
naad van 2 c.M. breed uitgeknipt, dan stikt
ge eerst de plooitjes ln de schouders. Hiervoor
meet ge vanaf den hals eerst 5 c.M., vervol
gens 3 c.M., terwijl op die punten het plooitje
V, c.M. breed en 12 c.M. lang, wordt ingeslikt.
Nu stikt ge de zij- en schoudemaden, bene
vens de naden van de mouw dicht, terwijl men
de rafels óf afwerkt met een boorlintje, óf
de naden met een dikken draad omnaait. Ook
de onderkant wordt één c.M. naar binnen toe
geslagen en dan met een boorlintje afgewerkt.
Midden voor knipt ge een 10 c.M. lang splitje,
waarna ge aan beide kanten een 4 C.M. breed
stukje stof opstikt, dat naar den verkeerden
kant wordt teruggeslagen. Het kraagje knipt ge
52 c.M. lang en 18 c.M. breed. De zijkantjes
stikt ge dicht, waarna het kraagje aan den
binnenkant wordt opgestikt, en vervolgens aan
den achterkant wordt overgezoomd. De man
chetjes knipt ge 24 C.M. lang en 10 c.M. breed.
De mouw rimpelt men aan den onderkant in;
3 c.M. vanaf den naad van de bovenmouw
wordt glad gelaten. Vervolgens wordt het man
chetje aangestikt en op den achterkant over
gezoomd. Bij het inzetten der mouw komt de
naad 3 cM. meer naar voren dan de zijnaad
van de blouse. Het ceintuurtje knipt ge 110
c.M. lang en 10 c.M. breed, waarpa het dubbel
gestikt wordt en omgehaald. Eén uiteinde laat
ge puntig toeloopen. Op 15 cM. vanaf den
onderkant van de blouse maakt ge op dfn
zijnaad hangertjes, waardoor later de ceintuur
wordt gehaald. Het dasje maakt ge van crêpe
de chine of een andene dunne stof, waarvan
ge 10 c.M. noodig hebt. Het wordt, evenals de
ceintuur, dichtgestikt en omgehaald, waarna
het onder den kraag bevestigd wordt, wanneer
de blouse geperst is. Het splitje en de ceintuur
worden met een drukknoopje gesloten.
DINY.
Wie geen ceintuur wenscht, neemt een mo
del, dat zoodanig geknipt ie, dat het juist even
de talllelijn volgt en zoodoende ons figuur
op de voordeeligste wijze doet uitkomen. Dit is
vooral voor een meer gekleed toilet aan te
raden (fig. 5341).
Het in van zwart crêpe satin met geen andsng
versiering dan een eenvoudig écru-kleurig kan
ten kraagje.
Steeds meer verplaatst zich de gameering
van onze uitgaanstoiletten naar den rug (lig.
5342). Zie dien strik met lange slippen. Een
smal heupstuk, dat van achteren met knoopen
versierd is en een rok, die aan de rugzijde iets
langer valt. De sierlijke lijn wordt nog ver
hoogd door de los overhangende tunique.
POLA.
w»» al onze modelten, dia genummerd zijn boven 4000. zijn ver
krijgbaar aan .Mei Patronenkantoor", Postbus No. t. Haarlem.
Onberispelijke coupe. Dameskleeding in de maren 88, 56, 104
bovenwijdte, a 0,55. Kinderkleeding, alleen voor den in de be
schrijving genoemden leeftijd a 0.35. Bij elk patroon handlei
ding voor het knippen en naaien, benevens 'een verkleinde patroon-
Franco toezending, direct na ontvangst van bestelling, met het
verschuldigde bedrag aan postzegels ingesloten, waarbij vermeld
naam en adres, nummer van het model en het blad, waarin het
voorkomt en bovenwijdte. Men meet deze maat rondom het
lichaam, recht onder de armen door. gewoon glad. zonder extro
toegift.
Of dat een kunst ls! En óf er weinig ouders
zijn die ze beheerschen!
Er worden er namelijk een heele boel gevon
den, die meenen, dat ze hun plicht van opvoe
ders niet beter en ernstiger kunnen opvatten
dat ze onmogelijk paedagogischer te werk kun
nen gaan, dan door maar veel en onvermoeid t?
verbieden. Daarin bestaat toch voornamelijk de
opvoeding, vinden ze. Verbieden, afleeren, op
de vingers tikken! Ouders, die daar wars van
zijn, zijn dat eenvoudig uit onvergeeflijke ge-
makzuchtl
We zullen straks zien, dat in acht van de tien
gevallen een opvallende verbiedwoede uit niets
anders dan uitgemakzucht voortkomt!
Het is zoo heel moeilijk om juist bij het op
voeden onze rechten en plichten uiteen te
houden. Naast den plicht, het kind in goede
banen te leiden, hebben we ook het recht te
zorgen, dat het ons geen onnoodigen overlast
aandoet. Maar hoe dikwijls vatten we dit recht
erg ruim en breed op, maken onszelf dikwijls
nog wijs, dat we onzen plicht uitoefenen om
wille van het kind, terwijl we niets anders doen,
dan dat recht 'n beetje verder uitstrekken dan
billijk is, ten koste van dat kind.
De verzoeking is groot. Er is niemand om ons
te controleeren. Wanneer wij dtcteeren: „Van
middag niet naar buiten!" is er niemand, die
zich in de zaak zal mengen en er ons op wijzen
wanneer we ons zelf misleiden, wanneer we,
1 inplaats van 't kind met wijs beleid te straffen
voor zijn dwingen, zooals we ons zelf wijsmaken,
zijn gezondheid opofferen aan onzen afkeer var
moddervoetjes!
Misschien zal de verantwoording, die ouders
later tegenover God zullen moeten afleggen
I van elke kleinste opvoedkundige geste, zoo zwaar
zijn, omdat er hier beneden eigenlijk nooit
iemand is, die hen ter verantwoording roept en
ze hun macht in zekeren zin onbeperkt en on
gecontroleerd kunnen uitoefenen,
i Verbieden moet enkel en alleen dienen om
het kind te vormen, het zijn bescheiden plaatsje
in het groote raderwerk der gemeenschap te
wijzen en het te leeren, wat behoort en wat niet
behoort, zonder het te verwarren door incon
sequentie. Natuurlijk mogen we ook tot op zekere
hoogte door verbieden ons eigen gemak en be
haaglijkheid verzekeren, maar we moet.en daar
in nauwgezet zijn en streng ons zelf en eigen
knoeierijtjes onbarmhartig eontroleeren; we zijn
ook maar menschen! En de kinderen zijn er
waarachtig niet alleen voor ons nut en genoe
gen en het opvoedlngs-ideaal is volstrekt niet'
hun beweeglijkheid en luidruchtigheid tot een
record-minimum te reduceeren! We moeten
steeds onpartijdig de waarden tegen elkaar op
wegen. Berooven we, terwille van een klein wei-
nigje meer eigen gemak, het kind van een groot
en volkomen geoorloofd genoegen, dan die
nen we te bedenken, dat wij er óók »n
op de eerste plaats zijn voor het kind.
bezorgt het kind ons met een kleine liefhebberd
of geliefkoosde gril veel last, dan moet het kind
zwichten, niet alleen omdat dit hier ons redelijk
goed recht is, maar ook, omdat het jong leeren
moet, zich niet uit te leven ten koste van
\nderen. Maar het kind moet niet per se en
altijd behoeven te zwichten, omdat het nu een
maal het kind is en wij de ouders, die daaraan
hun eigen rust niet behooren en behoeven op
te offeren.
Wij moeten wel degelijk tegenover onze kin
deren inschikken, als menschen tegenover men
schen, en last en moeite verdragen in gevallen
waar dat redelijk is, en we behoeven het niet
te voelen als een vernedering.
We moeten over het algemeen onze kinderen
veel meer als menschen beschouwen en behan
delen, ook al zijn ze dat nog maar in den dop
en niet als wezens van een lagere orde, die door
ons, verheven volwassenen, wèl gezien, maar
niet gehoord mogen worden. (Of dat Cats of
een ander is geweest, die dat beweerde, weet ik
niet, maar de man verdiende de plak).
Let nu eens op het gebruikelijke verbieden
der niet al te snuggere doorsnee-moeder.
Het kind steekt belangstellend een handje uit
naar een interessant voorwerp.
„Afbüjve!" „Staan late!"
Het kind, weetgierig, informeert naar de wer
king van 't een of ander.
„Niet zeure!" (Het gedrein der moeder-zelve
is voor den onbevooroordeelden derde duizend
maal irriteerender).
En in deze gevallen heeft ze dan nog een
schijn van recht.
Het ding zou kunnen breken, niet waar, of
de moeder is juist in gesprek met een ander
„groot mensch".
Maar we hooren ook wel eens alle uitingen
van leergierigheid of activiteit botweg coupee
ren, alleen uit gemakzuchtige vrees voor het
moeten beantwoorden der vraag of het moeten
helpen bij een experiment!
Dat is volstrekt onvergeeflijk; dat is geen
overdrijven van recht meer, maar verzuim van
plicht.
En dacht u, dat 't kind niet snapte, hoe de
vork in den steel zit?
Dat dat zeurige, machinale, bijna onbewuste
verbieden nog eenige uitwerking had? Dat het
kind zelf niet uw afgetrokken blik, uw verstrooi
den toom opmerkt? En niet rustig zijn gang
gaat, omdat de lijmerig in-'t-vooruitzicht-ge-
stelde bestraffing eveneens uit gemakzucht
tóch achterwege blijft?
Verbiedt flink en resoluut, met fiksche stem
en wakkere oogen, kort en bondig en volbewust
in gevallen waar het werkelijk noodig is. Gewen
het Jrind er niet aan, dat er pas na drie. vier
maal eentonig verbieden leven in komt en dat
het rustig de vijfde maal kan afwachten, eer
er ernstiger maatregelen dreigen. Maar niet dat
voortdurend geteem den heelen dag door, waar
't kind aan went als aan 't slaan van de klok
en in 't algemeen geen verbieden, dat slechts
een instinctief verweer is tegen naderenden last
of moeite en allerminst een opvoedmlddel.
Strenge zelfcontrole is noodig maar wan
neer het ons ook moeilijk mocht vallen, een
reeds Ingewortelde gewoonte uit te roeien
het kan ons een troost zijn, dat we onszelf dan
evenzeer opvoeden en tot bruikbaarder mensch
maken als ons kind!
VETERAAN,
Op onze eerste teekening zien we eenvoudige
witte katoenen gordijnen, met een 10 c.M
breeden zoom omgeslagen naar den goeden
kant. Ze worden bewerkt langs den geheelen
kant met een rand steken (dit kan heel een
voudig zijn) ran frisch rood. De bovenkant
wordt geplooid aan ringen.
2. Om de traditioneele venstergordijnen te
vermijden en toch mooie, eenvoudige gordijnen
te verkrijgen, harmonieerende met oud meubel
werk, zijn twee fijne extra breede filet-gordij
nen noodig, tot aan den gTond, met geschulpte!!
voor- en onderkant, ingenomen opzij.
3. Voor de slaapkamer is het volgende aardig'
Onder de vele katoenen stoffen, welke m®n
tegenwoordig ziet, zijn er die zeer geschikt zijn
om deze aardige gordijnen te maken. We nemen
nogal dicht weefsel.
De gordijnen worden opgetrokken of neergela
ten door koorden, welke gehaald worden doof
kleine, witte beenen ringen, welke aan deb
achterkant genaaid zijn in diagonale lijn va°
't midden van den voorkant naar den. boven
hoek.
4. Bij deze zeer moderne uitvoering vinden
we 20 c.M. breede strooken van beige, filet
dichtere stof, waartusschen turquoise reepen
stof genaaid zijn. Ze worden in 't midden inge
haald door de stijve omslagen, eveneens met
reepje turquoise ertusschen. De einden hangen
vrij als een sierlijke tros.
Deze gordijn-variatie
bijzonder geschikt voof
suite-deuren.
5. Ten slotte nog iets
aparts voor het lage, lan
ge venster.
We nemen hiervoor crè
me kleurige, dichte gor
dijnen, in 't midden weg
geknipt tot op 30 c.bL
onder de stang en gelei
delijk naar beneden, to*
den onderkant, welke pre
cies tot aan de venster
bank reikt.
De gordijnen hangen
mooie plooien.