Ik
ïi
0'
DE REIS VEREENIG ING VAN JAN MUIL
is
3
n
cDe vijf muzikanten
Het verhaal van Ada
Van alles wat
(Dick Leeuwaard
enkt om de
VRIJDAG 7 FEBRUARI 1930
'V
B. L. N. S.
'SS M
let
ren
1 H'rjj n
MET PLAATJES VAN
nol
dan
glad.
3 e»
ruin.
d 'n
drei-
on3
jara.
wat
ïiicer
ieleD
l:in®
oven
ir ifc
ir de
UiiSf
def
tian*
iruin
von®
met
.agje
ispte
over
aten
ap'
j in-
aden
rond
sap
in 1
3 en
sne-
en
bil
it'.n®
e 'n
Iden
mii
1 a'
ïl'ilïC.
:t"'n
bei
voot
ii. 1
re
i ik'
ten.
ner-
ilrr
vin
re n*
jvef
30'B
ben.
r 'n
ze
rut"
g'li®
der
risp
wat
'El*
te
oen
jel-
dU'
.ten
dig-
oen
zijn
aen
:la-
oor
len
,-aO
en'
ien
o£
jen
is
oor
ets
in-
or-
ig'
.1\1L
ei'
tot
re-
er'
in
'tib-,
OM,
Er waren eens vijf muzikanten, die van
het eene dorp naar het andere trokken,
maar niettegenstaande ze muziek maak
ten, dat het een lust was, verdienden ze
weinig, omdat er maar weinig menschen
waren, die hun wat gaven.
Op zekeren dag raakten ze in een groot
bosch verzeild, en omdat ze niets anders
te doen hadden, besloten ze maar wat
muziek te gaan maken. En zoo gebeurde
het, dat er midden in het bosch vroolijke
dansmuziek weerklonk.
Opeens zagen ze tot hun verbazing, dat
er een heeleboel gestalten dansend na
derbij kwamen. Het waren elfen, die
mooie witte japonnen droegen en op hun
rug groote vleugels hadden, die deden
denken aan de vleugels van mooie insec
ten, maar ze waren natuurlijk veel groo-
ter.
Geruischloos dansten ze in het rond
over het frissche gras en hei leek wel, of
ze ternauwernood den grond aanraakten.
Dan weer dansten ze twee aan twee en
dan weer me akten ze een wijden kring
die rondom de muzikanten een zwierigen
rondedans uitvoerde.
De muzikanten waren natuurlijk heel
erg onder den indruk van hetgeen ze
zagen en ze durfden niet ui.sche den.
Maar op het laatst werden ze zoo moe,
dat ze wel moesten en op hetzelfde oogen-
blik waren dan ook alle elfen verdwenen.
Het duurde een heelen tijd voor de mu
zikanten van hun verbazing bekomen
waren en zich weer durfden bewegen.
De aanvoerder van het gezelschap be
sloot eindelijk een nieuw stukje te geven
en weldra klonk er weer andere muziek
door het stille bosch.
Maar dezen keer verschenen er geen
elfen, maar allerlei dieren, die ze anders
verschrikkelijk leelijk vonden, zooals pad
den en slakken en ratten en wonnen.
Ook deze beesten begonnen zoo goed en
zoo kwaad als het ging om de muzikanten
heen te dansen.
De muzikanten soeelden echter dapper
door en geen een dacht er aan de dieren
oo'- maar enig kwaad te doen.
Toen ook dit muziekstukje uit was,
was on slag alle ongedierte verdwenen.
„Alle goede dingen bestaan in drieën,
zei "e aanvoerder, en hij zette een nieuwe
melodie in.
Ditmaal echter kwam er een eek
hoorntje aangewipt. Het beestje maakte
met zijn poot een klein kuiltje en ver
den
dween weer even vlug als het gekomen
was. Een paar seconden daarna echter
kwam er weer een te voorschijn en legde
in het kuiltje een groote hazelnoot en
zoo ging het door. tot er in het kuiltje
tien hazelnoten lagen. Toen verdween
het eekhoorntje voorgoed.
Lachend staken de muzikanten Ieder
twee hazelnoten in hun zak en gingen
verder.
Ten slotte kwamen ze aan een klein
hotelletje, waar ze wilden overnachten.
„Laten we de kinderen van den waard
een paar hazelnoten geven," zeiden ze
tegen elkaar. „Misschien mogen we dan
wel in het hooi slapen."
Maar jullie zult begrijpen hoe groot hun
verrassing was, toen ze tot de ontdekking
kwamen, dat ze geen hazelnoten, maar
twee blinkende goudstukken in hun zak
hadden.
Ze begrepen, dat de elfen hen hadden
willen beloonen, omdat ze de padden en
dr wormen geen kwaad hadden gedaan.
De muzikanten waren verstandig genoeg
om met het geld, dat ze nu hadden, niet
al te royaal om te springen. De goud
stukken werden een voor een verbruikt
en slechts dan alleen, wanneer ze met
muziek maken niet genoeg hadden kun
nen verdienen.
Voortdurend moesten ze terugdenken
aan de wonderlijke geschiedenis die zij in
het bosch hadden beleefd, en deels uit
nieuwsgierigheid, en deels met de hoop
weer Iets te beleven, keerden ze op zekeren
dag naar het Elfen-bosch terug.
Toen ze de oude plek weer bereikt had
den, gingen ze weer in een kringetje zit
ten en begonnen te spelen. Het duurde
niet lang of de Elfen kwamen weer op
zetten en dansten onvermoeid in het
rond. Toen de muziek was afgeloopen.
verdwenen de Elfen niet, zooals den vort-
gen keer, maar gaven den muzikanten
een teeken haar te volgen. Zwijgend volg
den de muzikanten de witte gestalten
door het donkere gedeelte van het bosch
Zoo bereikten ze na een kwartiertje een
lief sprookjeshuisje, dat bijna schuil ging
achter bloeiende heesters. De ingang was
heelemaal verborgen achter een hazelno
tenstruik.
De Elfen gingen naar binnen, en de
muzikanten, die al een beetje brutaler
werden, natuurlijk ook.
Door een donkere gang, die verlicht
werd door duizenden glimwormpjes, be
reikten ze 'n groote zaal en in het midden
van die zaal stond een tafel met vijf stoe
len er omheen.
De Elfen gaven den muzikanten een
wenk te gaan zitten en daar ze niet goed
wisten, wat ze anders moesten doen, leg-
ze hun instrumenten neer en namen
plaats.
Toen verdwenen alle Elfen door een *aag zij-
^Eenige oogenblikken later echter kwamen er
door dezelfde deur kleine dwergen met heel
lange baarden, die allerhande lekkere spijzen
binnen brachten. En toen ze daar mee klaar
waren, wat een heel tijdje duurde, brachten ze nog
vijf flesschen limonade ook; dat was voor eiken
muzikant een' hcele flesch. De muzikanten deden reus
achtig hun best en ze legden hun servetten niet n er,
voordat alles op was. De dwergen, die het voortdurend
druk hadden gehad met bedienen, ruimden de tafel
weer af en de muzikanten namen hun instrumenten
en speelden 't allervroolijkste wijsje, dat ze kenden-
De Elfen, die verzot zijn op muziek, kwamen onmicidel ijk
te voorschijn en begonnen weer te dansen, maar de dwergen
dansten mee.
De muz kr.n'en, d'e zich nu weer heelemaal verkwikt ge
voelden, en opgewekter waren dan ooit, w,sten van geen
uit'Cheiden en toen ze zes uur achter elkaar gespeeld had
den waren ze nog niet moe. Bovendien vonden ze het veel
te leuk om naar de Elfen te kijken, want ze hadden nog
nooit zoo mooi zien dansen. Maar opeens moest een van
de muzikanten hoesten. Hij wilde het nog inhouden, maar
toen hij zich daarbij verslikte, blies hij opeens zoo valsch,
dat de anderen verschrikt ophielden. Op hetzelfde oogenblik
waren alle Elfen en dwergen ve awenen, en de tafels en
stoelen erbij. En toen de muzikanten eens in het rond keken,
zagen ze, dat net huis ook weg was. De muzikanten waren
ér gewoonweg duizelig van, wat heel goed te begrijpen is,
als je zes uur achter elkaar geblazen hebt. Toen ze
weer heelemaal bij waren gekomen, zagen ze dat ze
nog op dezelfde plek waren, waar ze daarstraks waren
gaan zitten. In het bosch heerschte de diepste stilte
en er was niets bijzonders te zien.
De muzikanten keken elkaar eens aan en vroegen
zich af, wat dit te beteekenen had.
Maar na dit wonderlijke avon
tuur hadden ze er voorgoed ge
noeg van gekr' -;en om in het
bosch muziek te maken, want
wie weet, wat er een volgenden
keer zou gebeu
ren. En aan de
zen eenen keer
hadden ze meer
dan genoeg om
er zich een hee
len tijd over te
kunnen verwon
deren.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
„De Zeeslang," zei Ada en ze keek guitig
den kring van al de oogen, die op haar gericht
waren, rond, „de zeeslang interesseert me abso
luut niet en, naar ik denk, jullie ook niet.
Maar mijn schelpenverzameling is in den vori-
gen zomer zoo uitgebreid, dat ik jullie daarvan
nog niiet alles verteld heb. Ik hieb een paar
heel mooie schelpen meegebracht om jullie
te laten zien. Wonder boven wonder heb ik
ze ongeschonden aan het strand gevonden. Daar
heb Je in de eerste plaats de mesheften. Dit
exemplaar heet zwaardscheede (figuur 1). Je
ziet, dat het een groote schelp is, zij kan wel
itdsS «-«Je.
16 c.M. lang worden. En je ziet, dat dit een
dubbele schelp is. Het slot (figuur la) is bij
zonder goed van tanden voorzien.
Veel grooter. steviger en rechter is het tafel
mesheft (fig. 2). Het is nogal een bijzonder
heid, dat we het gevonden hebben, want deze
schelpen komen op onze kust nist zoo heel
veel voor. De derde soort, die ook wel eens
op onze kust wordt gevonden, de sabelscheede
(fig. 3) heb ik nog niet gevonden.
schelpen bevinden zich scherpe puntjes die
tegen de klei of het hout aangedrukt worden
en dan werkt het dier, draaiend om zijn as,
dan eens links en dan weer rechts.
Op deze wijze werkt ook de paalworm. Deze
"R tooi*dtp J
Tid.
i
A 1 O,
Sck«
hebben de waarde van een tiental. Links hebben
we dus 3, is 30 en rechts vier „bovenste" vin
gers is 40. Samen dus 70.
De „ondersüe" vingers links (3 en rechts 1)
tellen voor eenvouden en worden met elkaar
vermenigvuldigd. Dat is In ons geval dus 2 maal
1 is 2.
6x6
Wel heb ik verschuilende soorten van rots-
boorders (fig. 4), dat is een heel zeldzame
schelp. Boormossels komen wel meer voor. Kijk
hiisr heb je de ruwe boormossel en hier de
Amerikaansche (fig. 4). Bij de ruwe moet je
vooral op den binnenkant letten (flg. 5).
„Waarom heeten die dieren boormossels?"
vroeg Toos.
"R u vt
:>e *no&3t\
heeft maar een kleine schelp, die veel op die
van de boormossel lijkt. Het dier zelf is echter
lang en wormvormig, vandaar de naam. Zoo
als Reindert ook wel weet, zijn de paalwormen
buitengewoon schadelijk voor houten zeewerin
gen. Trouwens voor boormossels in het alge
meen is zelfs slecht gemaakt beton niet veilig."
„Zouden die boormossels geen gevaar ople
veren voor de Zuiderzeewerken?" opperde Rein
dert.
„Ik denk het wel," was het antwoord van
Ada. „Die dijken bestaan tenminste in de eerste
plaats uit kleiileem, waarin de boormossels,
naar mij dunkt, gemakkelijk kunnen boien.
En nu heb Ik nog een heel bijzondere schelp
te laten zien (fig. 5). Dat is het muiltje, een
Amerikaansche slakkensoort, die pas sedert
kort hier gevonden wordt. Maar ik houd op,
anders gaat mijn verhaal veel lijken op een
Deze laatste uitkomst tellen we bij de eer
ste (70) op en wat we nu krijgen (70 en 2 is
72) is de uitkomst der vermenigvuldiging van
8 maal 9.
Nog 'n voorbeeld:
We willen vermenigvuldigen 6 maal 6. Dan
begin je dus met de twee vingers van no. 6,
dat zijn de duimen tegen elkaar te plaatsen
(zie figuur 2).
We hebben nu aan iedere hand slechts één
„bovenste" vinger, namelijk den duim zelf. Dat
geeft 4 maal 4 is 16. De totaaluitkomst Is dus
20 en 16 is 36.
Nog 'n ander voorbeeld (zie fig. HI):
We willen weten hoeveel 10 maal 7 Is.
De linkerpink wordt gezet tegen den rechter
wijsvinger. We zien dadelijk 50 en 20 is 70.
De „onderste" vingers links en rechts zijn
0 en 3; dat geeft dus 0 maal 3 is 0. De eind
uitkomst is dus 70 en 0 is 70.
Wil je nu grootere getallen vermenigvuldigen,
dan geef je je vingers andere nummiers en wel
van duim tot pink met 11, 12, 13, 14 en 15.
Veronderstellen we nu een weer, dat we 13
maal 13 moeten (fig. IV) vermenigvuldigen,
dan zetten we dus de beide middelvingers te
gen elkaar en zien dan dadelijk 6 tientallen of
60. Maar nu doen we iets anders dan daar
voor. We trekken ons namelijk van de onderste
vingers heelemaal niets meer aan.
Daarentegen vermenigvuldigen we nu 3 maal
3 is 9. Dit getal tellen we bij de reeds ver
kregen 60 is 69.
Bovendien doen we er nog 100 bij, omdat
elke vermenigvuldiging boven 10 meer dan 100
tot uitkomst geeft en we krijgen dan 169, is de
uitkomst van 12 maal 13.
We kunnen het echter ook nog anders doen.
Door de naakte dorre boomen,
Klinkt een aicht en treurig lied,
't Is de stem van kleine vogels,
„Kinderen och, vergeet ons niet!"
Nu de Zomer is gevloden,
Is het overal koud en guur,
't Is zoo lastig voedsel zoeken,
't Is alles dood in de natuur!
Toe, strooi iederen dag wat kruimels,
Of wat kleine stukjes brood,
't Vogelvolk is o, zoo dankbaar,
Als gij 't spaart voor hongerdood!
En als de lente weer terug komt,
Dan vergeten zij u niet.
Ze zingen in de groene boomen,
Uit dankbaarheid hun schoonste lied!
RO Pr.
SA.beltc!»etcJ«
„Dat zal ik je vertellen. Ik zou haast den
ken, dat de mijningenieurs bij de boormossels
in de leer zijn geweest. Het dier zet zich vast
mist den voet, zijn meest gespierde gedeelte, en
richt zich dan bijna loodrecht op. Op de beide
zeeslang, wat de lengte betreft. En we krijgen
nog loting en notulen."
Tilly las de notulen voor, die, als altijd, keu
rig gemaakt waren, zoodat ze weer eens een
complimentje kreeg van Henk. De spreekbeurt
voor den volgenden keer viel na loting op Jan.
Hij wou als onderwerp behandelen: „Muggen".
„Pas op voor muggenzifterij," waarschuwde
Henk nog. Daarna gingen ze allen naar huis.
A. L.
•N GOEDKOOPE TELMACHINE
Jullie hebt misschien wel eens op 'n groot
kantoor die fijne machines gezien, waar je alle
mogelijke dingen mee kunt uitrekenen.
Eigenlijk moesten we allemaal zoo'n ding
hebben, want voortdurend hebben we Iets uit
te rekenen. Maar zoo'n machine is gewoonweg
niet te betalen.
Nu heben we 'n klein machientje, dat °ns
helpt, en dat is ons geheugen. Wanneer we
dan ook bijvoorbeeld 6x9 moeten uitrekenen,
dan zegt die machine ons direct: 54. Maar wan
neer we dan 49 met 48 moeten vermenigvul
digen, dan hebben we toch maar liefst 'n
papier met potlood bij de hand, niet?
Maar nu doe ik jullie vandaag 'n reken
machine cadeau, heelemaal voor niks, waarmee
Je alle mogelijke getallen tot 99 toe onder
ling met elkaar kunt vermenigvuldigen.
Geloof je niet, hè.
Wacht maar eens eventjes. Je zult binnen
'n paar minuten versteld staan over je eigen
Tekenvaardigheid.
Je begint met je beide handen met den
binnenkant naar je toe te houden en daarna
nummer je iederen vinger in j® gedachten. De
duimen krijgen no. 6, de wijsvingers 7, enz.
De pinken worden dus voor 10 aangezien.
Moet je nu 8 met 9 vermenigvuldigen, dan
zet je de beide aldus genummerde vingers tegen
elkaar (zie fig. I). Dus den middelvinger lin
kerhand tegen den ringvinger der rechterhand
5x9
De beide vingers en die. welke er nog boven
zijn, noemen we nu de „bovenste" vingers. Ze
Door de zes bovenste vingers te beschouwen
als twintigtallen, dus als 120 en de vier onder
ste als tientallen, dus 40.
Samen dus 160. Dan gaan we weer naar de
bovenste vingers 3 en 3 en vermenigvuldigen
deze met elkaar is 9, zoodat we dan eveneens
weer krijgen 160 en 9 is 169.
Maar je ziet, de eerste manier is het gemak
kelijkst. Als je nu maar het volgende onhoudt:
Boven 10 maal 10 vermeerder je met 100;
boven 15 maal 15 met 200, boven 20 maal 20
met 400, boven 25 maal 25 met 600, boven 30
maal 30 met 800 enz., enz.
Willen we boven de 15 vermenigvuldigen, dan
nummeren we onze vingers van 16 tot 20. Je zet
de vingers weer tegen elkaar en je rekent de
bovenste vingers voor 20.
Je doet nu weer net precies als daarnet,
alleen doe je er nu 200 bij.
Gauw maar weer 'n voorbeeld: 18 maal 18.
We zien dadelijk 6 twintigtallen (120) plus
2 maal 2 eenheden (4) plus 200 is 324.
DE KURK EN DE FLESCH
t Gebeurt je herhaaldelijk, dat Je de kurk
van een fleschje er in schiet. Niet alleen dat
't vervelend is, dat 't ding er in drijft, maar
je bent tevens je stop kwijt.
15 xl3
We nummeren nu verder de vingers 21, 22,
24 en 25 en kunnen dan deze getallen ook
met elkaar vermenigvuldigen. De waarde der
bovenste vingers is nu 20 en bij die uitkomst
moeten we thans 400 tellen.
Zoo kunnen we doorgaan.
Bij vermenigvuldigingen tusschen 25 en 30 Is
de bovenste vinger weer 25 en tellen we bij de
einduitkomst 600.
Enzoovoorts, enzoovoorts tot 90 toe.
Je begint dus altijd eerst de waarde te be
palen van de bovenste vingers.
Bijvoorbeeld voe* de getallen tusschen 45 en
55 is deze waarde 50. Dus steeds midden tus
schen de getallen die op 5 eindigen.
Bij 82 maal 84 is ze dus 80.
Je moet verder even door 'n proefrekenlng
bepalen hoeveel je er later bij moet tellen.
Op deze manier kan je met 'n beetje oefe
ning zóó snel leeren rekenen, als je nooit ge
droomd zou hebben.
Maar je krijgt het ding er heel gemakkelijk
weer uit met het instrumentje, dat je maken
kunt van een stuk ijzerdraad zooals je dit
hiernaast ziet op fig. I. Je buigt het eind
draad precies zóó, zooals dit op het teekenin-
getje is aangegeven.
Van draad A buig je boven 'n haak B. Deze
dient om den vinger door te steken. Aan het
ondereind buig je 'n spiraal D, waarvan je
het ondereind (C) ombuigt tot "n rechtop
staande punt.
Je laat nu het instrumentje door den hals
van de flesch zooals dit in het tweede teeke-
ningetje is aangegeven. Wanneer je het ding
j dan omhoog trekt, wip je de kurk heel gemak
kelijk uit de flesch.
HOE VIND JE DIE MUIZENVAL?
Tc Zal je eens even vertellen, hoe wij het
aangelegd hebben, toen we het vorig najaar
als het ware door de muizen „opgegeten" wer
den.
We hebben 'n oud stuk fietsband genomen
en dit met het eene eind in het muizengat
gestopt maar zóó, dat de opening open bleef.
Het andere eind duwden we in een gebarsten
weckflesch waarin we te voren 'n stukje kaa3
gedaan hadden.
En ik verzeker je: bij bosjes hebben we ze
gevangen.
Zoo hebben we alle muizengaten „afge-
vlscht" en we zijn ze fijn kwijt geraakt.
Hebben jullie ook last van muizen?
Probeert dan ook onze muizenval eens!
öKfflHlilbiMBfcvu-vo RIR
A'S
v vs - - - -
57. Toen hi) een eindje verderop echter plotseling een
krokodil uit het water zag oprijzen, schrok hij zich
bijna dood. Neen, maar, wat waren er toch een enge
beesten!
58. 's Avonds liet Ooi Ifant Ko Nijn bij zien komen.
„Zeg eens.' zei hij, „ik vind dat ons gezelschap veel
te groot wordt. Laten wij aan den Aap vragen, of hi)
deze boodschap aan Jan Muil overbrengt."
•éim
59. De Aap ging, maar toen Jan Muil hem had aange
hoord, keek hy allesbehalve vriendelijk. „Wie Is hier
de baas?" vroeg hy, „Jullie of ik."
60. Toen de krokodilletjes van de eend hoorden wat Jan
Muil gezegd had, moesten ze erg lachen, omdat Van
den Aap er zoo slecht van af was gekomen.