FEUILLETON
TWEE VROUWEN
De Liebermann-affaire voor het Hof
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930
TWEEDE BLAD.
PAGINA
NIEUWE GETUIGEN GEHOORD
MÉÉ
De documenten-kwestie
DE MYSTIFICATIE OMTRENT DE
FURNESS STOKVIS OBLIGATIES
De strijd om een lijk
UVERIG, ENERGIEK EN BETROUWBAAR
GENOEMD
VREDES- EN VOLKENBONDS
TENTOONSTELLING
xxxir.
Tiende dag
EEN SCHULD OVERGENOMEN, ZONDER
TE WETEN, WAARLUIT DIE SCHULD
EIGENLIJK BESTAAT
(Vervolg.)
Gisteren werden door t Amsterdamsche Ge
rechtshof nog eenige nieuwe getuigen gehoord
ln de strafzaak in hooger beroep tegen Salomon
Liebermann.
De eerste was de getuige Dijker, die ver
klaarde Liebermann te hebben leeren kennen bij
de Holland Amerika Levensverzekering-maat
schappij, waar hij op last der justitie een onder
zoek moest Instellen naar de juistheid der in de
boeken vermelde cijfers.
Getuige was na zijn onderzoek allesbehalve
tevreden geweest over het beheer der Holland
Amerika Levensverzekering-maatschappij.
De president: In 1924 kwam u geloof ik, in
aanraking met de Goolsche Hypotheekbank?
De getuige: Ja, in October belde Liebermann
mij op en verzocht mij een onderzoek in te stal
len naar de balans der Gooische hypotheekbank
De president: En hebt u dit gedaan?
De getuige: Ja zeker. Wij kwamen na onder
zoek tot de conclusie, dat wij de balans onmo
gelijk konden goedkeuren. Daarbij is het toen
gebleven.
De president: En hoe kwam n later weer met
Liebermann in contact?
De getuige: In de tweede helft van Mei 1927
kwam Möhring mij namens Liebermann vragen
of ik bereid was de waarde van de aandeelen ln
de Veendammer Hypotheekbank vast te stellen.
Ik vroeg Möhring waarom hij, die om werk ver
legen was, zelf die opdracht niet uitvoerde.
Möhring zei mij toen, dat Liebermann mij voor
deze waardebepaling wilde hebben, jnist omdat
ik zoo lastig was.
Bij verdere bespreking bleek dat de boeken
reeds waren nagezien door den accountant
Smits. Ik vroeg waarom deze zich dan niet be
lastte met de waardebepaling. Möhring ant
woordde daarop dat een van de deelnemers aan
de transactie mijn handteekening eischte. Later
heb ik bemerkt, dat die deelnemer, mr. Schür-
mann was!
Möhring vroeg nog, of bij de bepaling van de
waarde van de aandeelen, de schuld aan pand
hriefhouders zou kunnen worden gesteld op den
beurskoers der pandbrieven.
Die vraag heb ik ontkennend beantwoord, om
dat de schuld voor de volle nominale waarde ln
rekening moest worden gebracht, hetgeen door
Möhring sterk werd tegengesproken. Eindelijk
heb ik Möhring gevraagd waarom bij de schuld
lager wilde stellen dan ze werkelijk was, daar
dit de waarde der aandeelen zou doen stijgen.
En een kooper doet toch nooit zijn best om een
hoogeren prijs bepaald te zien!
Na dit korte onderhoud, heb ik mij nooit
meer met de Veendammer bemoeid. Met geen
van de daarbij betrokken personen ben ik in
aanraking geweest en evenmin heb Ik ooit iets
van deze zaak gehoord, anders dan hetgeen is
gepubliceerd.
De president: U hebt dus altijd gedacht, dat
Möhring in dienst was van Liebermann?
De getuige'. Ik beschouwde hem als Lieber-
Inann's boekhouder.
De president: Hij was geregeld op het kan
toor van de Discontöbank en verdiende een
vast salaris.
De getuige: Juist, hij was niet zelfstandig
meer en de voornaamste eigenschap van een
accountant moet juist zijn zelfstandigheid zijn.
De president (tot den verdachte): Waarom
hebt u Möhring naar de getuige Dijker gezon
den?
De verdachte: Omdat ik zekerheid wilde
hebben dat de cijfers van de mij getoonde
balansen inderdaad juist waren.
De president: En hebt u Möhring ook laten
informeeren naar de disagiokwestie?
De verdachte: Neen, daarover heb ik hem
niets gezegd.
De president: Dan is de diaagioberekening
dus afkomstig van Möhring (Hilariteit).
De verdachte: Och neen, meneer Dijker ver
gist zich blijkbaar. Ik wist er althans niets van.
De president: Neen, Liebermann, het ongeluk
is dat u altijd in uw transacties gebruik maakt
van tusschenpersonen, die u niet waarschuwen.
De verdachte: Omdat ze wel wisten dat ik
anders van de transacties zou afzien.
De president: Hadden de andere partijen er
dan alleen voordeel bij, dat de zaken zouden
doorgaan
Mr. Kokosky* vraagt den getuige nog waar
om hij tegen Möhring heeft gezegd dat hij den
volgenden dag maar eens terug moest komen
met een voorschot.
De getuige probeert duidelijk te maken dat
als een accountant zoo iets zegt, hij bedoelt
niets met de zaak te maken te willen hebben.
De verdachte: Ja, op zoo'n manier wil ieder
een zijn naam redden.
Gehoord wordt nog getuige van Dam. direc
teur van de bank voor Onroerende Zaken, die
ondervraagd wordt over de 69.000, die deze
bank heeft genoten bij de aflossing der hypo
theek op het Asta-theater. Vroeger heeft de
get. verklaard dat dit bedrag betaald was om
dat de rentevoet van de nieuwe leening hoo
ger was dan de vorige. In werkelijkheid bleek
do rente lager te zijn. Thans zegt get dat hij
zelf een hoogere rente verlangde dan gegeven
kon worden en dat daarom de Veendammer
het verschil moest vergoeden.
De president: U verdiende dus 53.000 aan
de transactie.
De getuige: Maar, meneer de president, zoo
iets noemt men toch geen verdienste! (groote
hilariteit).
Uit het verder verhoor blijkt nog dat mr.
Boon, die adviezen gegeven heeft bij de aflos
sing der hypotheken, in nauwe relatie stond
met den getuige. Men kan dus niet zeggen,
dat deze man een outsider was.
DE GETUIGEN PAARDEKOOPER
EN MEINEMA GEHOORD
Na de pauze legt de president, mr. Jolles een
berekening over, waaruit blijkt, dat Liebermann
na de verschillende transacties ongeveer twee
millioen gulden bezat, n.l. een ton kasgeld, twee
ton effecten, 537.000 uit de Asta, 155.000
van Schotel, 54.000 van Aernouts en Bllder-
beek, 60.000 van Heemstede Obelt, zes ton van
Kok en 236.000 uit de Maraboe.. Hiertegenover
staat, dat de verdachte twee ton aan kasgeld
heeft terug gegeven, een ton aan Paardekooper
en 350.000 voor inkoop van pandbrieven.
De president meent uit de transacties te kun
nen opmaken, dat Liebermann de Veendammer
tot zulk een hoogen prijs wilde verkoopen aan
Paardekooper, dat hij het geleende geld van de
Veendammer kon behouden.
Door het contract Woltman leende de Veen
dammer aan de Discon-tobank twee millioen. Het
contract met Paardekooper was oorzaak dat de
Diacontobank dit bedrag kon behouden en ten
slotte werd Liebermann die bet geld in handen
had gedechargeerd, zoodat hij zich als de
eigenaar mocht beschouwen.
Daarop wordt gehoord de getuige L. A. S.
Paardekooper, die verklaart met Liemermann
in connectie te zijn gekomen door Schim van
der Loeff.
De president: Hadt u reeds vroeger het plan
om een hypotheekbank te koopen, teneinde gel
den in het buitenland uit te zetten?
De getuige: Ja.
De president: Ging het Atlas plan misschien
van u uit.
De getuige: Ik heb nooit van het Atlasplan
gehoord.
De president: Maar uw gedachte kwam toch
vrijwel overeen met het Atlasplan.
De getuige: Dat is zeer goed mogelijk. Hoe
het zij men kwam mij vragen of ik pandbrie
ven wilde plaatsen voor een hypotheekbank,
die zou worden opgericht in Letland. Omdat
ik eerst in contact wilde komen met de bestuur-
deren van deze nog op te richten bank, bracht
men mij bij Liebermann, die mij een brandkast
vol waarde papleren wilde toonen, om te laten
zien hoe rijk hij wel was.
De president: En bent u daarop ingegaan?
De getuige: Neen, ik vond het belangrijker
om de jaarcijfers te zien van de maatschappijen
waarin Liebermann een leidende rol vervulde.
Liebermann stemde hiermede in en zou mij
telegrafeeren wanneer ik de pijfers zou kunnen
inzien.
De president: En is dit gebeurd?
De getuige: Neen. Ik hoorde er niets meer
van. Maar omdat ik mij wel voor de zaak inte
resseerde, heb ik zelf pogingen gedaan om con
necties aan te knóopen met Liebermann.
De president: En toen u daarin was geslaagd,
hebt u toen een overeenkomst met hem geslo
ten?
De getuige: Ja.
De president: En stond de prijs reeds aan
stonds vast?
De getuige: Br werd in principe overeen
gekomen om 5 millioen te betalen.
De president: Ik begTljp niet waarom u vijf
millioen wilde betalen voor een bank met een
gat van vijf millioen!
De getuige: U moet niet vergeten dat er des
tijds in Duitschland vele landgoedbezitters wa
ren, die graag van hun bezittingen af wilden
om aan geld te komen. Die bezittingen kon ik
dus tegen een lagen prijs koopen en inbrengen
in de Veendammer.
De president: Wij weten dat u veel relaties
bezat en veel chique vrienden, maar het is nog
de vraag of al die relaties geldgebrek leden.
De getuige: Dat deden ze inderdaad ook niet
allemaal. Maar zij waren toch in staat om in
Duitschland alle deuren voor mij te openen.
De president: Waarom koos u juist de Veen
dammer uit, die er toch niet zoo goed voor
stond?
De getuige: Hypotheekbanken zijn niet ge
makkelijk te krijgen. Bovendien was de Veen
dammer Hypotheekbank een instelling die al
twintig jaar bestond en wier pandbrieven aan
de beurs genoteerd stonden.
De president: Maar niet hoog!
De getuige: Dat is wel waar. Maar het zou
niet zoo heel veel moeite hebben gekost om den
IN ENGELAND ZAL EEN WEDSTRIJD GEHOUDEN WORDEN met de oudste
motorrijwielen, die daar te vinden zijn. De oudste is wel een Ariel, im 1897
gebouwd: om het contrast des te sterker te laten uitkomen was Miss 1930 mede
van de partij, zooals we op de foto zien
koers van de pandbrieven te doen stijgen. Toen
ik echter merkte dat er wel zevenachtste deel
van de activa zoek was, heb ik mijn voornemen
dadelijk opgegeven om de bank te saneeren!
De president: Ik begrijp toch maar niet goed,
hoe 't mogelijk is, dat u, die zooveel machtige
relaties hebt, zóó aan lager wal hebt kunnen
raken.
De getuige: Als ik maar een instrument, een
bank had gehad, zou ik veel geld hebben kun
nen verdienen.
De president: Dus u hadt, om te kunnen ver
dienen, absoluut een hypotheekbank noodig?
De getuige: Neen, er bestonden ook wel an
dere manieren.
De president: Maar op een andere manier
lukte het toch niet.
De getuige: Dat ia ten deele te wijten aan
de curatoren, die In hun rapport een unfaire
voorstelling hebben gegeven van mijn persoon
en zaken. Hierdoor ben ik gedupeerd.
De president: Op 21 September 1927 kwam
het definitieve contract tot stand, waarin een
koopprijs werd genoemd van vijf millioen! (J
verkeerde toen nog in surséance van betaling;
niet waar?
De getuige: Ja, maar die eindigde dén der
tigsten September.
De president: Toen u de schuld van de Dis-
oontobank aan de Veendammer overnam, wist
u toen, dat de Diseontobank het grootste deel
van de liquide middelen van de Veendammer
had opgenomen?
De getuige: Dat wist ik niet.
De president: U nam dus een schuld over,
zonder te weten, waaruit die schuld eigenlijk
wel bestond. Heeft Liebermann later, toen u
bemerkte dat de Veendammer totaal leeg was,
u wel eens aangeboden om de heele zaak te
annuleeren?
De getuige: Een direct aanbod heeft mij nooit
bereikt. Maar het is mijn indruk, dat, wanneer
Liebermann niet omgeven was geweest door
een samenscholing van juristen, het nooit zoo
ver zou zijn gekomen.
De president: Heeft Liebermann u den koop
erg aanlokkelijk gemaakt?
De getuige: Neen, maar hij heeft wel de voor-
deelen er van opgesomd.
De president: Laten we maar zeggen dat hij
graag wilde verkoopen en graag koopen.
Op een vraag van den president zegt de ge
tuige een vordering te bezitten op monseigneur
Badi, professor aan de Universiteit te Rome.
Deze had via den hoofdvertegenwoordiger der
Nederiandsche Landbouwbank 10 millioen dol
lar noodig en anderhalf millioen dollar had de
getuige hem via zijn relaties te New-York ver
schaft.
Uit dien hoofde meende getuige toch aan
spraak te kunnen maken op tweehonderd vijf
tig duizend gulden provisie zijnde één procent
van de tien millioen dollar. Deze vordering
werd echter geweigerd te betalen. De getuige
bezit echter geen geld om een proces tegen
dezen monseigneur te beginnen.
Uit het verder verhoor blijkt nog. dat de
getuige het buffet van den koning van Siam,
dat in deze zaak nog al eens ter sprake is ge
komen, slechts in bruikleen had van een familie
uit Hamburg. Een wandelstok van hertogelijke
afkomst heeft dé getuige zelf nog nooit gezien.
De president confronteert daarop de getuigen
Paardekooper en Meinema.
De getuige Meinema zegt, tijdens zijn ziekte
gelezen te hebben, dat mr. Duys Liebermann
volkomen schuldeloos heeft gepleit, terwijl mr.
Duys tegen den getuige zelf heeft gezegd, dat
hij er van overtuigd was, dat Liebermann een
knappe schooier was.
Mr. Duys: Ik protesteer tegen deze aperte
leugen, meneer de president!
Wanneer de reis van den getuige naar Brus
sel ter sprake komt, verklaart de getuige, op
den eersten avond in Brussel met Liebermann
te zijn uit geweest, omdat het net zoo trof.
Mr. Duys: De vorige maal hebt u gezegd, dat
u met Liebermann uit ging om hem in de gaten
te houden.
De getuige:- Nu ja!
Mr. Duys: Dan hebt n de vorige maal staan
te liegen.
De president (hamerend): Gebruik toch niet
zulke groote woorden!
De getuige (tot mr. Duys) U bent hier niet
in een volksvergadering!
Mr. Duys: En u hier niet in een kroeg!
De president (tot den getuige Hoe was de
verhouding tusschen u en Paardekooper.
De getuige: Ik beschouwde hem als een mie-
da digen optimist!
De president: Maar desondanks was u toch
de beste vrienden met Paardekooper!
De getuige: Mijn opvatting van Paardekoo
per was toen geen beletsel om vriendschappelijk
met hem om te gaan.
De getuige Paardekooper: Dan begrijp ik
toch niet dat de getuige Meinema zich zoolang
aan mij heeft vastgeklampt, wanneer hij niet
geloofde, aan de mogelijkheden, die ik kon ver
wezenlijken.
De president: U hebt zooeven gezegd, dat u
den indruk hadt, dat Liebermann meer voor de
Veendammer zou hebben gedaan, wanneer hij
niet voortdurend omgeven ware geweest van
juristen, die het hem ontraadden. Hadden die
juristen er echter belang bij dit te doen?
De getuige: Maar natuurlijk. Ik kan het
moeilijk anders zien, dan dat mr. van Gigch
het aanstuurde op een strafproces, waaraan hij
dan misschien ook nog een paar ton kon ver
dienen.
Hierna schorst de president de zitting tot
Vrijdag 14 Februari a.s. Dien dag zal de re- en
dupliek worden gehouden. De stukken zullen
daarna worden gelezen en ten slotte zal dien
dag de verdachte het laatste woord krijgen.
FRANK HEINE KLAPT UIT DE SCHOOL
Het zijn geen „onthullingen" welke hij doet
Onze Brusselsche correspondent meldt ons;
De vervalscher Frank Heine, gewezen ambte
naar van het Belgisch ministerie van defensie,
begint er genoeg van te krijgen nog langer
alléén als vervalscher van de z. g. Utrechtsche
documenten (die in werkelijkheid Brusselsche
documenten waren) door te gaan en hij zond
in verband hiermede aan een Brusselsch blad
een brief waarin hij o.m. zegt:
„Het rekwisitorium van het parket, op da.
turn van 6 Maart 1929 en waaraan ik mijn in.
viijheldsstelling verschildlgd ben, verklaart
letterlijk dat ik, verre van „medeplichtige"
van Hermans te zijn, integendeel de bedoeling
had aan mijn oversten te gehoorzamen en hem
en zijn werkelijke medeplichtigen te ontmas
keren.
Van Maart 1925 tot Juli 1927 trad ik op
als privaat politiek inlichter van een van de
hoogste ambtenaren van het Belgisch gerecht
die mij, toen hij op pensioen gesteld was. be
dankte in een brief, dien ik afgedrukt heb in
„De nieuwe Dag" van 1 Januari 1928.
Van April 1928 tot Maart 1929 was ik gere-
geld In dienst van de militaire veiligheid met
een bezoldiging van 500 frs. per maand tot in
November, vervolgens van 800 frs., daar mijn
oversten zeer tevreden waren over mijn vlijt en
toewijding.
Aan mijn oversten met inbegrip van den
toenmaligen hoofdleider van de Belgische te-
genbespieding - heb ik op 6 Maart 1929 mijn
invrijheidstelling te danken gehad. Zij hebben
inderdaad bij het gerechtelijk onderzoek beslist
verklaard, dat ik voortdurend en in alles gehan
deld heb naar hun bevelen. Moest gij trouwens
eenigszins op de hoogte zijn van de zaak, dan
zoudt gij weten, dat aan de vervaardiging van
de valsche stukken ten minste vier personen,
onder welke twee hoogere officieren medege
werkt hebben. Mij als eenig vervalscher te be
stempelen (want gij spreekt van „den" verval
scher) is een inbreuk op de waarheid en de
rechtvaardigheid."
Tot zoover Frank Heine.
Het zijn geen „onthullingen", welke hij doet,
en al moet men alles wat van hem KonU
steeds met het grootste voorbehoud aanvaar
den, het Is niet minder waar, dat het voor de
masssa steeds een onverklaarbaar iets is «p-
weest waarom hij, waar hij toch de verval-
sching had erkend, nooit door het Belgisch
gerecht achtervolgd of gestraft is geweest
Verspreider van het valsche bericht
voor de rechtbank
Vrij naar het Engelsch
van
R. HENRY.
20)
Neem plaats, Otomie, en luister, zeide ik,
terwijl ik Lily's ring van mijn vinger trok.
Gij ziet dit gouden teeken en gij ziet aan de
binnenzijde Iets geschreven.
Zij hoog voorover, zonder een woord te zeg
gen, en ik zag vrees in haar oogen.
Ik zal u zeggen, wat daar geschreven
■taat, Otomie, ging ik voort
En ik vertaalde in het Azteeksch de beide
fegels:
„Hart aan bart
Schoon ver vaneen"
Zij hief het hoofd op. Dan sprak zij:
Wat beteekemen die woorden? Ik begrijp
alleen ons figurenschrift, Teule.
Het beteekent Otomie, dat ln het verre
laad, vanwaar ik kom, een vrouw woont, die
mij liefheeft, en die ik ook bemin.
Is zij dan uw vrouw?
Zij is niet mijn vrouw, Otomie, maar zij
heeft beloofd, dat zij mijn vrouw zal zijn
Zij heeft beloofd, dat zij uw vrouw zal
zijn, antwoordde zij. Wel, dan staan wij
gelijk, want dat heb ik ook, Teule. Maar er is
dit verschil: haar bemint gij, en mij bemint
gij niet Dat is het, wat gij mij duidelijk wildet
maken, O, spaar mij verderre verklaring, ik
begrijp alles. Ik ga nu heen, Teule, maar
Domineert de wil van de overlevenden
boven die van den overledene?
DE KWESTIE DOOR DEN RECHTER
UITGEMAAKT
In de bekende kwestie betreffende den prin-
cipieelen strijd om een lijk, heeft heden de pro-
cureur-geoeraal bij de vierde kamer van het
Amsterdamcshe Gerechtshof, mr. dr. Van Geuns
conclusie genomen.
,In deze onderhavige kwestie komt het
aldus de procureur-generaal aan op de'zui
ver feitelijke yraag of de overledene zijn wil.
op welke wijze hij begraven wenschte te wor
den, heeft kenbaar gemaakt, waarbij artikel
982 W. B. wegvalt. In dit verband concludeer
de spreker aan de hand van verschillende fei
ten, dat z.l. wel degelijk de overledene zijn wil
heeft geopenbaard om niet op Joodsche wijze
er. op een Joodsche begraafplaats ter aarde
te worden besteld. Uit alles blijkt toch, dat de
overledene met zijn godsdienst gebroken had
én zulks na zijn dood bestendigd wenschte te
zien.
Veel moeilijker is echter de allesbeheer-
schende vraag: domineert de wil van de over
levenden boven die van den overledene? Naar
aanleiding hiervan merkte de procureur-gene
raal op, dat hij bijzondere aandacht heeft ge
schonken aan het crematie-vonnis van den pre
sident dér Amsterdamsche rechtbank, mr. Co-
ninck Westenberg, die de opvatting huldigde
dat de wil van dé overlevenden domineert bo
ven die van den overledene, omdat men aan
de overlevenden moreele schade kan toebren
gen en aan een doode niet.
Ofschoon deze opvatting spr. zeer aanneme
lijk lijkt, heit hij toch over naar het tegen
overgestelde standpunt van het vonnis k quo,
mede uit een gevoel van piëteit en ook om
dat het meer in overeenstemming is met de
publieke opinie en het menschelijk zelfbewust
zijn.
Na de subsidiair door mr. Schorlesheim ge
vraagde opgraving van het lijk bestreden te
hebben, conclud.jrde de procureur-generaal
tot verwerping van de voorgestelde exceptie
van Onbevoegdheid en overigens tot bekrachti
ging van het vonnis n den vice-president
Voor de Vierde Kamer van de Amsterdam
sche Rechtbank stond gisteren de afdeelings-
chef van een handelsfirma, A. W. B„ wonende
te Hilversum terecht, verdacht van overtreding
van art. 344 van het Wetboek van Strafrecht,
waarbij strafbaar wordt gesteld hij, die met
het oogmerk om zicli of een ander wederrech
telijk te bevoordeelen, door verspreiden van een
logenachtig bericht, dat den prijs van koop
waren, fondsen of geldwaardig papier doet
stijgen of dalen.
Ter terechtzitting bekende verd. het hem ten
laste gelegde feit. Van zijn daad gaf hij dezelfde
verklaring als bij het vooronderzoek.
De koers van de obligaties Furness Stokvis
steeg op 19 Juni van 35 tot 52%. Verd. had
toen order gegeven ai zijn stukken te verkoo
pen. Verd. verwachtte inderdaad een reorgani
satie hij genoemde maatschappijhij had ln het
bericht geschreven wat op de beurs werd ge
fluisterd. Hij had door het lanceeren van het
bericht 5 6 mille gewonnen en wist niet, dat
het door hem gepleegde feit strafbaar was.
Pres. Mr. Huizinga: U znlt toch wel eens
gehoord hebben, dat valsche berichten veel in
vloed op de koersen kunnen hebben
Verd. geeft dit toe.
Pres.: U bent door het gebeurde uw betrek
king kwijt geraakt
Verd.: Ik heb mijn ontslag gekregen en heb
nog steeds geen andere betrekking gevonden.
Ik ben langen tijd ziek geweest.
Hierop werden verschillende getuigen, o.m,
de drukker van het briefpapier, een lid der re
dactie en van de directie van het Persbureau
Vaz Dias en een effectenmakelaar, gehoord,
Verd. hield vol, dat hij de vaste overtuiging
had, dat het bericht tot waarheid zou worden.
De oud-patroon van verd. eveneens als ge
tuige k decharge gehoord, deelde op de vragen
van den verdediger Mr. Goseling mede, dat
verd. ijverig, energiek en betrouwbaar was.
In weerwil van het gebeurde, geniet hij nog
steeds ons volle vertrouwen, aldus getuige. Hij
was een model huisvader, zeer bezorgd voor
zijn gezin en zeer spaarzaam.
Pres.: U acht het dus niet onwaarschijnlijk,
dat verd. slechts zijn verlies wilde dekken
Get.: Het is niets anders geweest. Hij wilde
zonder verlies van de stukken af.
Pres.: Waarom kocht hij dan 50 stuks van
een speculatief fonds Dat past een huisvader
niet.
Get.: Die zijn hem aangepraat.
Hierop werd de terechtzitting geschorscht,
de voortzetting werd voorloopig bepaald op 14
Maart a.s.
In de Grafelijke Zalen
DE OFFICIEELE OPENING
Gisterennamiddag is de Vredes- en Volken-
bondstentoonstelling, welke in de grafelijke
zalen te Den Haag wordt gehouden', officieel
geopend. De plechtigheid geschiedde in; de
Trèveszaal in het departement van Waterstaat,
onder belangstelling van zeer vele gerioodig-
den. Eenige honderden vulden om drie uur de
zaal.
De voorzitter van de Vereeniging voor Vol
kenbond en Vrede, prof. mr. A. Anema, tevens
eerste voorzitter van het tentoonstellings-,
comité, voerde allereerst het woord.
Deze tentoonstelling, aldus spr., heeft ten
doel belangstelling te wekken voor den arbeid
in dienst van den vrede in het algemeen en
voor den Volkenbond in het bijzonder. Zou zij
kunnen leiden tot een blijvende verzameling,
die in Den Haag, stad van steeds grootere
internationale beteekenis, wel ln het bijzonder
thuis behoort, zij zou zeker ëh uit propagan
distisch èn uit populair-wetenschappelijk oog
punt groot nut kunnen stichten. Zij, die deze
tentoonstelling nuttig en noodig achten, héb.
ben thans hun werk volbracht. Wij doen thans
een vriendelijk maar dringend beroep op allen,
om op te wekken tot een druk bezoek.
De minister-president, Jkr. mr. Ch. Ruys de
Beerenbrouck heeft vervolgens de tentoon
stelling voor geopend verklaard, met de bede,
dat God dit goede werk rijkelijk moge zegenen.
Na afloop der plechtigheid werd champagne
aangeboden, waarna de aanwezigen een rond
gang maakten over de tentoonstelling.
De tentoonstelling is dagelijks te bezichtigen
van 's ochtends 10 tot 's middags 6 uur en
des avonds van 8 tot 10 uur. Des Zondags
alleen dee middags van tot 5 uur.
van
der rechtbank, die den eisch tot afgifte
het lijk ontzegde.
Het Hof zal 20 Maart a.s. uitspraak doen.
voor ik ga, wil ik u zeggen, dat ik u thans
meer aobt, dan ik u ooit tevoren geacht heb,
omdat gij mij de waarheid hebt durven zeggen
waar het zoo gemakkelijk was geweest, een
leugen te zeggen. Vaarwel, Teule, wij zullen
elkander niet meer ontmoeten voor dien plech
tigien dag, waarop gij mijn echtgenoot wordt.
Zij stond op, wierp haar sluier over gelaat
em verliet het vertrek.
Ik bleef achter aan minder aangename ge
dachten ten prooi. Ik had een zeer bijzondere
vrouw afgewezen, maar ik was daar niet ge
heel tevreden overZou Lily, zoo vroeg ik
mij af, óók op die wijze afstand hebben gedaan
van haar rang, en zich tot in het stof ver
nederd hebben?
Eindelijk kwam de dag van den intocht van
Cortes em zijn veroveraars in de hoofdstad. Ik
zag niet de ontmoeting tusschen Montezuma en
Cortes, hoewel ik den keizer in al zijn pradht,
en omgeven van zijn edelen, zag uittrekken.
Maar ik ben ik zeker van dat niemand in rijn
rijk een zwaarder hart had op dien rampzaligen
dag, dan hij. Tegen den avond zag ik hem
terugkomen im zijn gouden draagstoel, en over
steken naar het paleis, dart zijn vader Axa ge
bouwd had, en dat op'de Westelijke poort van
den tempel uitzag. Opeens hoorde ik bet ge
trappel van paarden, en den pas van krijgs
lieden. Van mijn kamer uit zag ik de Span
jaarden de, hoofdstraat afkomen en mijm hart
klopte hevig, bij hert zien van cfhristen-mannen.
Voorop reed Cortes, een man van middelbare
lenete em edele houding, in rijke wapenrusting.
Dan kwamen anderen, enkelen te paard, maar
de moesten te voet. Zij kekem vrijmoedig om
zich heen, em schertsten met elkander. Het
waren maar weinige mannen, gebruind door
de zon, met lidteekems overdekt, enkelen van
hen slecht gewapend, en bijna ia lompen ge
huld. Ik kon niet anders dan bewondering
hebben voor den ontembaren moed, die hen
in staat gesteld had, om zich een weg te banen
door duizenden vijanden heem, en ondanks
allerlei ziekte eii strijd door te dringen tot de
hoofdstad.
Naast Cortes, met de hand aan zijn stijg
beugel, liep een mooi Indiaamsch meisje, in
witte kleeren, en met een krans van bloemen
op het hoofd. Toen zij hert paleis voorbijkwam,
wendde zij het gelaat om. Het was Marina,
die nu de gTootheid, waarnaar zij verlangde,
bereikt had, en niettegenstaande al de rampen,
die zij over haar land gebracht had, er zeer
gelukkig uitzag.
Ik zocht onder de andere gezichten, mert
vage hoop. Want hoewel de dood ons heel goed
buigen bereik van elkander had kunnen bren
gen, verwachtte ik toch half, dat De Garcia
onder deze Spem'aairdem zou te vinden zijn. Een
expeditie als deze. met strijd en plundering in
het richt, was juislt iets voor hem, als hij er
deel aan kon nemen. Maar ik zag hem niet.
Dien avond ontmoette ik Guatemoc, en ik
vroeg hem, hoe het roet den toestand- was.
Den havik gaat het goed, in het nest van
de duif. antwoordde hij met een bitteren glim
lach, maar de duif gaat het heel slecht.
Binnenkort znllen er aardige dingefl gebeuren
in Tenochtitian.
Hij had gelijk. Binnen een week was Monte
zuma verraderlijk door de Rnamjaarden gevan
gen genomen, en werd hij dag en nacht ln het
naleis van Axa. dat hun tot kwartier diende,
bewaakt. Dan kwam de eene gebeurtenis na
de andere. Zekere hoofdlieden in het kustgebied
die enkele Snaniaarden gedood hadden, werden
naar T er o"h 11 tl au ontboden, en on heit plein
voor het ral ris levend verbrand. Montezuma
werd gedwongen, om de terechtstelling bij te
wonen, met ketens aan zijn voeten. Daarna
zwoer hij trouw aan den koning van Spanje
liet Cacama, den vorst van Tezcuco, verraö r-
iijk gevangen nemen, en leverde hem over
aan de Spanjaarden, tegen wie hij oorlog had
willen voeren. Voorts leverde hij aan de Span
jaarden al heit opgestapelde goud uit. ter waarde
van hondderdulzemden Engeische ponden.
Dit alles verdroeg hert volk, want het was
verbijsterd, en gehoorzaamde nog altijd aan de
bevelen van zijn gevangen koning. Maar toen
deze toeliet, dat de Spanjaarden den waren
God vereerden In een gedeelte van den grooten
tempel, steeg er een gemompel van ontevreden
heid en verontwaardiging op uit de menigte,
en het klonk als het bruisen van een verbolgen
zee in de verte. Het zou niet lang meer duren,
of de storm zou losbreken.
Al dien tijd ging het leven vocxr mij zijn
gewonen gang, behalve dat ik niert buiten hert
paleis mocht gaan, want men was bang, dat ik
mij in verbintenis zou stellen met de Span
jaarden. Van Otomie zag ik weinig, en als ik
haar ontmoette, spraken wij alleen over onver
schillige zaken, of over den toestand van het
rijk.
Eindelijk kwam de dag van mijn „huwelijk".
Op dien dag werd ik met nog grooter eer. en
met nog omstandiger plechtigheid bejegend dan
anders. Tegen den avond begon een schitterend
feestmaal, waaraan alle prinsen en edelen des
rijks aanzaten, en na afloop daarvan werd Ik
naar een pTachtig vertrek geleid, dat ik nog
nooit tevoren gezien had. Hier werd ik om
hangen mert de schoonste gewaden, plaatste
men een krans van bloemen op mijn hoofd en
bevestigde men edelsteen en van ontzaglijke
grootte aan mijn hals en armen. En dan. onder
velerlei ceremoniën, die ik hier niet zal be
schrijven, gaf de onpe-nriester prinses Otomie
'^an mij ten huwelijk. Hij vermaande de bruid,
laar edatgenoot met teederheid te omringen,
gedurende den korten tijd, dat hot haar gegund
zou zijn, aan zijn zijde te leven gedachtig
aan de hooge eer, die haar te beurt viel, bij
den tod te mogen vertoeven tijdens zijn verblijf
op aaide.
Maar opdat uw vreugde niet te groot rij,
zóo eindigde hij zijn toespraak, zie nu naar
dat, wat komen zal.
De toortsen, die tegen het einde van de plech
tigheid een voor een gedoofd waren, werden
opnieuw ontstoken, en verlichtten een vreeae-
Iijk tooeel. Uitgestrekt op den offersteen lag
daar ln kleurig gewaad het lichaam van een
man of het een levend mensch was, dan
wel een wassen pop, weet ik niet. Maar zijn
hoofd en armen en beenen werden vastgehou
den door vijf priesters, en een zesde stond
over hem heen, met een mes in beide handen.
Het flikkerde omhoog - gn wéér werden de
toortsen gedoofd. Dan kwam het doffe geluid
van een stoot, en van kreunen, en alles was
stil. Weer zong een koor van meisjes den bruids
zang, waarmee de plechtigheid begonnen was.
en die mij maar matig bekoorde, na wat ik
gezien en gehoord had dan werden de
toortsen weer een voor een ontstoken, totdat
de zaal baadde ln een zee van licht. Het altaar
het offer en de priesters waren verdwenen, en
ik was mert Otomie en enkel anderen ln een
hoek van het vertrek, alleen.
Teule, zeida Otomie tot mij, op zachten
toon, laat ik openhartig spreken. Gij bemint
mij niet. Laten wij daarom, zoo gij wilt, zoo
veel mogelijk gescheiden van elkander blijven,
want wij werden gehuwd op bevel van anderen.
Zooals gij wilt, Otomie.
Ik dank u voor uw goedheid, Teule, zeide
rij, met een treurigen glimlach, terwijl zij heen
ging.
En rij zag er zóó statig en lieftallig uit, dat
weer een gevoel van liefde in mijn hart op
kwam.
XXXIII.
Zoo bleven wij, als wij tot dusver geweest
waren zooals ik mijnerzijds ook niet anders
gewild had maar onze vriendschap en liefde
namen toe met den dag, daar wij veel mat
elkander spraken. Daarbij trachtte ik haar hart
op den waren God te richten, maar dat was
niet gemakkelijk, want evenals haar vader
was zij gehecht aan de goden van haar volk,
hoewel zij huiverde van de priesters, en van
menschen-offers, behalve wanneer het betrof
de vijanden van haar land.
Den dag, volgend op de huwelijksplechtigheid
werden 600 edelen, die op het feest van den
god Huitzel een dans uitvoerden op den voorhof
van den tempel op laaghartige Wijze door de
Spanjaarden vermoord, Cortes zelf was afwezig,
want hij had den a'.rijd aangebonden tegen
Narvaez, die door zijn vijand Velasquez, den
gouverneur van Cuba, was uitgezonden, om hem
te onderwerpen. Guatemoc had zich op mijn
raad verre gehouden van hert feest, en bleef
behouden. Lang zag hij naar de vermoorde
edelen, en naar degenen, die hen vermoord
hadden. Dan zeide hij:
Er blijft ons maar één ding over. en dat
is wraak. Montezuma is een vrouw geworden.
Ik geef niets meer om hem, en als het noodig
was, zou ik hem met eigen hand dooden. Er
zijn nog twee mannen In het land, Cuitlahua,
mijn oom, en ik. Ik ga de krijgslieden verza
melen.
(Wordt vervolgd).