FEUILLETON TWEE VROUWEN De Liebermann-affaire voor het Hof ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930 TWEEDE BLAD. PAGINA NIEUWE GETUIGEN GEHOORD MÉÉ De documenten-kwestie DE MYSTIFICATIE OMTRENT DE FURNESS STOKVIS OBLIGATIES De strijd om een lijk UVERIG, ENERGIEK EN BETROUWBAAR GENOEMD VREDES- EN VOLKENBONDS TENTOONSTELLING xxxir. Tiende dag EEN SCHULD OVERGENOMEN, ZONDER TE WETEN, WAARLUIT DIE SCHULD EIGENLIJK BESTAAT (Vervolg.) Gisteren werden door t Amsterdamsche Ge rechtshof nog eenige nieuwe getuigen gehoord ln de strafzaak in hooger beroep tegen Salomon Liebermann. De eerste was de getuige Dijker, die ver klaarde Liebermann te hebben leeren kennen bij de Holland Amerika Levensverzekering-maat schappij, waar hij op last der justitie een onder zoek moest Instellen naar de juistheid der in de boeken vermelde cijfers. Getuige was na zijn onderzoek allesbehalve tevreden geweest over het beheer der Holland Amerika Levensverzekering-maatschappij. De president: In 1924 kwam u geloof ik, in aanraking met de Goolsche Hypotheekbank? De getuige: Ja, in October belde Liebermann mij op en verzocht mij een onderzoek in te stal len naar de balans der Gooische hypotheekbank De president: En hebt u dit gedaan? De getuige: Ja zeker. Wij kwamen na onder zoek tot de conclusie, dat wij de balans onmo gelijk konden goedkeuren. Daarbij is het toen gebleven. De president: En hoe kwam n later weer met Liebermann in contact? De getuige: In de tweede helft van Mei 1927 kwam Möhring mij namens Liebermann vragen of ik bereid was de waarde van de aandeelen ln de Veendammer Hypotheekbank vast te stellen. Ik vroeg Möhring waarom hij, die om werk ver legen was, zelf die opdracht niet uitvoerde. Möhring zei mij toen, dat Liebermann mij voor deze waardebepaling wilde hebben, jnist omdat ik zoo lastig was. Bij verdere bespreking bleek dat de boeken reeds waren nagezien door den accountant Smits. Ik vroeg waarom deze zich dan niet be lastte met de waardebepaling. Möhring ant woordde daarop dat een van de deelnemers aan de transactie mijn handteekening eischte. Later heb ik bemerkt, dat die deelnemer, mr. Schür- mann was! Möhring vroeg nog, of bij de bepaling van de waarde van de aandeelen, de schuld aan pand hriefhouders zou kunnen worden gesteld op den beurskoers der pandbrieven. Die vraag heb ik ontkennend beantwoord, om dat de schuld voor de volle nominale waarde ln rekening moest worden gebracht, hetgeen door Möhring sterk werd tegengesproken. Eindelijk heb ik Möhring gevraagd waarom bij de schuld lager wilde stellen dan ze werkelijk was, daar dit de waarde der aandeelen zou doen stijgen. En een kooper doet toch nooit zijn best om een hoogeren prijs bepaald te zien! Na dit korte onderhoud, heb ik mij nooit meer met de Veendammer bemoeid. Met geen van de daarbij betrokken personen ben ik in aanraking geweest en evenmin heb Ik ooit iets van deze zaak gehoord, anders dan hetgeen is gepubliceerd. De president: U hebt dus altijd gedacht, dat Möhring in dienst was van Liebermann? De getuige'. Ik beschouwde hem als Lieber- Inann's boekhouder. De president: Hij was geregeld op het kan toor van de Discontöbank en verdiende een vast salaris. De getuige: Juist, hij was niet zelfstandig meer en de voornaamste eigenschap van een accountant moet juist zijn zelfstandigheid zijn. De president (tot den verdachte): Waarom hebt u Möhring naar de getuige Dijker gezon den? De verdachte: Omdat ik zekerheid wilde hebben dat de cijfers van de mij getoonde balansen inderdaad juist waren. De president: En hebt u Möhring ook laten informeeren naar de disagiokwestie? De verdachte: Neen, daarover heb ik hem niets gezegd. De president: Dan is de diaagioberekening dus afkomstig van Möhring (Hilariteit). De verdachte: Och neen, meneer Dijker ver gist zich blijkbaar. Ik wist er althans niets van. De president: Neen, Liebermann, het ongeluk is dat u altijd in uw transacties gebruik maakt van tusschenpersonen, die u niet waarschuwen. De verdachte: Omdat ze wel wisten dat ik anders van de transacties zou afzien. De president: Hadden de andere partijen er dan alleen voordeel bij, dat de zaken zouden doorgaan Mr. Kokosky* vraagt den getuige nog waar om hij tegen Möhring heeft gezegd dat hij den volgenden dag maar eens terug moest komen met een voorschot. De getuige probeert duidelijk te maken dat als een accountant zoo iets zegt, hij bedoelt niets met de zaak te maken te willen hebben. De verdachte: Ja, op zoo'n manier wil ieder een zijn naam redden. Gehoord wordt nog getuige van Dam. direc teur van de bank voor Onroerende Zaken, die ondervraagd wordt over de 69.000, die deze bank heeft genoten bij de aflossing der hypo theek op het Asta-theater. Vroeger heeft de get. verklaard dat dit bedrag betaald was om dat de rentevoet van de nieuwe leening hoo ger was dan de vorige. In werkelijkheid bleek do rente lager te zijn. Thans zegt get dat hij zelf een hoogere rente verlangde dan gegeven kon worden en dat daarom de Veendammer het verschil moest vergoeden. De president: U verdiende dus 53.000 aan de transactie. De getuige: Maar, meneer de president, zoo iets noemt men toch geen verdienste! (groote hilariteit). Uit het verder verhoor blijkt nog dat mr. Boon, die adviezen gegeven heeft bij de aflos sing der hypotheken, in nauwe relatie stond met den getuige. Men kan dus niet zeggen, dat deze man een outsider was. DE GETUIGEN PAARDEKOOPER EN MEINEMA GEHOORD Na de pauze legt de president, mr. Jolles een berekening over, waaruit blijkt, dat Liebermann na de verschillende transacties ongeveer twee millioen gulden bezat, n.l. een ton kasgeld, twee ton effecten, 537.000 uit de Asta, 155.000 van Schotel, 54.000 van Aernouts en Bllder- beek, 60.000 van Heemstede Obelt, zes ton van Kok en 236.000 uit de Maraboe.. Hiertegenover staat, dat de verdachte twee ton aan kasgeld heeft terug gegeven, een ton aan Paardekooper en 350.000 voor inkoop van pandbrieven. De president meent uit de transacties te kun nen opmaken, dat Liebermann de Veendammer tot zulk een hoogen prijs wilde verkoopen aan Paardekooper, dat hij het geleende geld van de Veendammer kon behouden. Door het contract Woltman leende de Veen dammer aan de Discon-tobank twee millioen. Het contract met Paardekooper was oorzaak dat de Diacontobank dit bedrag kon behouden en ten slotte werd Liebermann die bet geld in handen had gedechargeerd, zoodat hij zich als de eigenaar mocht beschouwen. Daarop wordt gehoord de getuige L. A. S. Paardekooper, die verklaart met Liemermann in connectie te zijn gekomen door Schim van der Loeff. De president: Hadt u reeds vroeger het plan om een hypotheekbank te koopen, teneinde gel den in het buitenland uit te zetten? De getuige: Ja. De president: Ging het Atlas plan misschien van u uit. De getuige: Ik heb nooit van het Atlasplan gehoord. De president: Maar uw gedachte kwam toch vrijwel overeen met het Atlasplan. De getuige: Dat is zeer goed mogelijk. Hoe het zij men kwam mij vragen of ik pandbrie ven wilde plaatsen voor een hypotheekbank, die zou worden opgericht in Letland. Omdat ik eerst in contact wilde komen met de bestuur- deren van deze nog op te richten bank, bracht men mij bij Liebermann, die mij een brandkast vol waarde papleren wilde toonen, om te laten zien hoe rijk hij wel was. De president: En bent u daarop ingegaan? De getuige: Neen, ik vond het belangrijker om de jaarcijfers te zien van de maatschappijen waarin Liebermann een leidende rol vervulde. Liebermann stemde hiermede in en zou mij telegrafeeren wanneer ik de pijfers zou kunnen inzien. De president: En is dit gebeurd? De getuige: Neen. Ik hoorde er niets meer van. Maar omdat ik mij wel voor de zaak inte resseerde, heb ik zelf pogingen gedaan om con necties aan te knóopen met Liebermann. De president: En toen u daarin was geslaagd, hebt u toen een overeenkomst met hem geslo ten? De getuige: Ja. De president: En stond de prijs reeds aan stonds vast? De getuige: Br werd in principe overeen gekomen om 5 millioen te betalen. De president: Ik begTljp niet waarom u vijf millioen wilde betalen voor een bank met een gat van vijf millioen! De getuige: U moet niet vergeten dat er des tijds in Duitschland vele landgoedbezitters wa ren, die graag van hun bezittingen af wilden om aan geld te komen. Die bezittingen kon ik dus tegen een lagen prijs koopen en inbrengen in de Veendammer. De president: Wij weten dat u veel relaties bezat en veel chique vrienden, maar het is nog de vraag of al die relaties geldgebrek leden. De getuige: Dat deden ze inderdaad ook niet allemaal. Maar zij waren toch in staat om in Duitschland alle deuren voor mij te openen. De president: Waarom koos u juist de Veen dammer uit, die er toch niet zoo goed voor stond? De getuige: Hypotheekbanken zijn niet ge makkelijk te krijgen. Bovendien was de Veen dammer Hypotheekbank een instelling die al twintig jaar bestond en wier pandbrieven aan de beurs genoteerd stonden. De president: Maar niet hoog! De getuige: Dat is wel waar. Maar het zou niet zoo heel veel moeite hebben gekost om den IN ENGELAND ZAL EEN WEDSTRIJD GEHOUDEN WORDEN met de oudste motorrijwielen, die daar te vinden zijn. De oudste is wel een Ariel, im 1897 gebouwd: om het contrast des te sterker te laten uitkomen was Miss 1930 mede van de partij, zooals we op de foto zien koers van de pandbrieven te doen stijgen. Toen ik echter merkte dat er wel zevenachtste deel van de activa zoek was, heb ik mijn voornemen dadelijk opgegeven om de bank te saneeren! De president: Ik begrijp toch maar niet goed, hoe 't mogelijk is, dat u, die zooveel machtige relaties hebt, zóó aan lager wal hebt kunnen raken. De getuige: Als ik maar een instrument, een bank had gehad, zou ik veel geld hebben kun nen verdienen. De president: Dus u hadt, om te kunnen ver dienen, absoluut een hypotheekbank noodig? De getuige: Neen, er bestonden ook wel an dere manieren. De president: Maar op een andere manier lukte het toch niet. De getuige: Dat ia ten deele te wijten aan de curatoren, die In hun rapport een unfaire voorstelling hebben gegeven van mijn persoon en zaken. Hierdoor ben ik gedupeerd. De president: Op 21 September 1927 kwam het definitieve contract tot stand, waarin een koopprijs werd genoemd van vijf millioen! (J verkeerde toen nog in surséance van betaling; niet waar? De getuige: Ja, maar die eindigde dén der tigsten September. De president: Toen u de schuld van de Dis- oontobank aan de Veendammer overnam, wist u toen, dat de Diseontobank het grootste deel van de liquide middelen van de Veendammer had opgenomen? De getuige: Dat wist ik niet. De president: U nam dus een schuld over, zonder te weten, waaruit die schuld eigenlijk wel bestond. Heeft Liebermann later, toen u bemerkte dat de Veendammer totaal leeg was, u wel eens aangeboden om de heele zaak te annuleeren? De getuige: Een direct aanbod heeft mij nooit bereikt. Maar het is mijn indruk, dat, wanneer Liebermann niet omgeven was geweest door een samenscholing van juristen, het nooit zoo ver zou zijn gekomen. De president: Heeft Liebermann u den koop erg aanlokkelijk gemaakt? De getuige: Neen, maar hij heeft wel de voor- deelen er van opgesomd. De president: Laten we maar zeggen dat hij graag wilde verkoopen en graag koopen. Op een vraag van den president zegt de ge tuige een vordering te bezitten op monseigneur Badi, professor aan de Universiteit te Rome. Deze had via den hoofdvertegenwoordiger der Nederiandsche Landbouwbank 10 millioen dol lar noodig en anderhalf millioen dollar had de getuige hem via zijn relaties te New-York ver schaft. Uit dien hoofde meende getuige toch aan spraak te kunnen maken op tweehonderd vijf tig duizend gulden provisie zijnde één procent van de tien millioen dollar. Deze vordering werd echter geweigerd te betalen. De getuige bezit echter geen geld om een proces tegen dezen monseigneur te beginnen. Uit het verder verhoor blijkt nog. dat de getuige het buffet van den koning van Siam, dat in deze zaak nog al eens ter sprake is ge komen, slechts in bruikleen had van een familie uit Hamburg. Een wandelstok van hertogelijke afkomst heeft dé getuige zelf nog nooit gezien. De president confronteert daarop de getuigen Paardekooper en Meinema. De getuige Meinema zegt, tijdens zijn ziekte gelezen te hebben, dat mr. Duys Liebermann volkomen schuldeloos heeft gepleit, terwijl mr. Duys tegen den getuige zelf heeft gezegd, dat hij er van overtuigd was, dat Liebermann een knappe schooier was. Mr. Duys: Ik protesteer tegen deze aperte leugen, meneer de president! Wanneer de reis van den getuige naar Brus sel ter sprake komt, verklaart de getuige, op den eersten avond in Brussel met Liebermann te zijn uit geweest, omdat het net zoo trof. Mr. Duys: De vorige maal hebt u gezegd, dat u met Liebermann uit ging om hem in de gaten te houden. De getuige:- Nu ja! Mr. Duys: Dan hebt n de vorige maal staan te liegen. De president (hamerend): Gebruik toch niet zulke groote woorden! De getuige (tot mr. Duys) U bent hier niet in een volksvergadering! Mr. Duys: En u hier niet in een kroeg! De president (tot den getuige Hoe was de verhouding tusschen u en Paardekooper. De getuige: Ik beschouwde hem als een mie- da digen optimist! De president: Maar desondanks was u toch de beste vrienden met Paardekooper! De getuige: Mijn opvatting van Paardekoo per was toen geen beletsel om vriendschappelijk met hem om te gaan. De getuige Paardekooper: Dan begrijp ik toch niet dat de getuige Meinema zich zoolang aan mij heeft vastgeklampt, wanneer hij niet geloofde, aan de mogelijkheden, die ik kon ver wezenlijken. De president: U hebt zooeven gezegd, dat u den indruk hadt, dat Liebermann meer voor de Veendammer zou hebben gedaan, wanneer hij niet voortdurend omgeven ware geweest van juristen, die het hem ontraadden. Hadden die juristen er echter belang bij dit te doen? De getuige: Maar natuurlijk. Ik kan het moeilijk anders zien, dan dat mr. van Gigch het aanstuurde op een strafproces, waaraan hij dan misschien ook nog een paar ton kon ver dienen. Hierna schorst de president de zitting tot Vrijdag 14 Februari a.s. Dien dag zal de re- en dupliek worden gehouden. De stukken zullen daarna worden gelezen en ten slotte zal dien dag de verdachte het laatste woord krijgen. FRANK HEINE KLAPT UIT DE SCHOOL Het zijn geen „onthullingen" welke hij doet Onze Brusselsche correspondent meldt ons; De vervalscher Frank Heine, gewezen ambte naar van het Belgisch ministerie van defensie, begint er genoeg van te krijgen nog langer alléén als vervalscher van de z. g. Utrechtsche documenten (die in werkelijkheid Brusselsche documenten waren) door te gaan en hij zond in verband hiermede aan een Brusselsch blad een brief waarin hij o.m. zegt: „Het rekwisitorium van het parket, op da. turn van 6 Maart 1929 en waaraan ik mijn in. viijheldsstelling verschildlgd ben, verklaart letterlijk dat ik, verre van „medeplichtige" van Hermans te zijn, integendeel de bedoeling had aan mijn oversten te gehoorzamen en hem en zijn werkelijke medeplichtigen te ontmas keren. Van Maart 1925 tot Juli 1927 trad ik op als privaat politiek inlichter van een van de hoogste ambtenaren van het Belgisch gerecht die mij, toen hij op pensioen gesteld was. be dankte in een brief, dien ik afgedrukt heb in „De nieuwe Dag" van 1 Januari 1928. Van April 1928 tot Maart 1929 was ik gere- geld In dienst van de militaire veiligheid met een bezoldiging van 500 frs. per maand tot in November, vervolgens van 800 frs., daar mijn oversten zeer tevreden waren over mijn vlijt en toewijding. Aan mijn oversten met inbegrip van den toenmaligen hoofdleider van de Belgische te- genbespieding - heb ik op 6 Maart 1929 mijn invrijheidstelling te danken gehad. Zij hebben inderdaad bij het gerechtelijk onderzoek beslist verklaard, dat ik voortdurend en in alles gehan deld heb naar hun bevelen. Moest gij trouwens eenigszins op de hoogte zijn van de zaak, dan zoudt gij weten, dat aan de vervaardiging van de valsche stukken ten minste vier personen, onder welke twee hoogere officieren medege werkt hebben. Mij als eenig vervalscher te be stempelen (want gij spreekt van „den" verval scher) is een inbreuk op de waarheid en de rechtvaardigheid." Tot zoover Frank Heine. Het zijn geen „onthullingen", welke hij doet, en al moet men alles wat van hem KonU steeds met het grootste voorbehoud aanvaar den, het Is niet minder waar, dat het voor de masssa steeds een onverklaarbaar iets is «p- weest waarom hij, waar hij toch de verval- sching had erkend, nooit door het Belgisch gerecht achtervolgd of gestraft is geweest Verspreider van het valsche bericht voor de rechtbank Vrij naar het Engelsch van R. HENRY. 20) Neem plaats, Otomie, en luister, zeide ik, terwijl ik Lily's ring van mijn vinger trok. Gij ziet dit gouden teeken en gij ziet aan de binnenzijde Iets geschreven. Zij hoog voorover, zonder een woord te zeg gen, en ik zag vrees in haar oogen. Ik zal u zeggen, wat daar geschreven ■taat, Otomie, ging ik voort En ik vertaalde in het Azteeksch de beide fegels: „Hart aan bart Schoon ver vaneen" Zij hief het hoofd op. Dan sprak zij: Wat beteekemen die woorden? Ik begrijp alleen ons figurenschrift, Teule. Het beteekent Otomie, dat ln het verre laad, vanwaar ik kom, een vrouw woont, die mij liefheeft, en die ik ook bemin. Is zij dan uw vrouw? Zij is niet mijn vrouw, Otomie, maar zij heeft beloofd, dat zij mijn vrouw zal zijn Zij heeft beloofd, dat zij uw vrouw zal zijn, antwoordde zij. Wel, dan staan wij gelijk, want dat heb ik ook, Teule. Maar er is dit verschil: haar bemint gij, en mij bemint gij niet Dat is het, wat gij mij duidelijk wildet maken, O, spaar mij verderre verklaring, ik begrijp alles. Ik ga nu heen, Teule, maar Domineert de wil van de overlevenden boven die van den overledene? DE KWESTIE DOOR DEN RECHTER UITGEMAAKT In de bekende kwestie betreffende den prin- cipieelen strijd om een lijk, heeft heden de pro- cureur-geoeraal bij de vierde kamer van het Amsterdamcshe Gerechtshof, mr. dr. Van Geuns conclusie genomen. ,In deze onderhavige kwestie komt het aldus de procureur-generaal aan op de'zui ver feitelijke yraag of de overledene zijn wil. op welke wijze hij begraven wenschte te wor den, heeft kenbaar gemaakt, waarbij artikel 982 W. B. wegvalt. In dit verband concludeer de spreker aan de hand van verschillende fei ten, dat z.l. wel degelijk de overledene zijn wil heeft geopenbaard om niet op Joodsche wijze er. op een Joodsche begraafplaats ter aarde te worden besteld. Uit alles blijkt toch, dat de overledene met zijn godsdienst gebroken had én zulks na zijn dood bestendigd wenschte te zien. Veel moeilijker is echter de allesbeheer- schende vraag: domineert de wil van de over levenden boven die van den overledene? Naar aanleiding hiervan merkte de procureur-gene raal op, dat hij bijzondere aandacht heeft ge schonken aan het crematie-vonnis van den pre sident dér Amsterdamsche rechtbank, mr. Co- ninck Westenberg, die de opvatting huldigde dat de wil van dé overlevenden domineert bo ven die van den overledene, omdat men aan de overlevenden moreele schade kan toebren gen en aan een doode niet. Ofschoon deze opvatting spr. zeer aanneme lijk lijkt, heit hij toch over naar het tegen overgestelde standpunt van het vonnis k quo, mede uit een gevoel van piëteit en ook om dat het meer in overeenstemming is met de publieke opinie en het menschelijk zelfbewust zijn. Na de subsidiair door mr. Schorlesheim ge vraagde opgraving van het lijk bestreden te hebben, conclud.jrde de procureur-generaal tot verwerping van de voorgestelde exceptie van Onbevoegdheid en overigens tot bekrachti ging van het vonnis n den vice-president Voor de Vierde Kamer van de Amsterdam sche Rechtbank stond gisteren de afdeelings- chef van een handelsfirma, A. W. B„ wonende te Hilversum terecht, verdacht van overtreding van art. 344 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij strafbaar wordt gesteld hij, die met het oogmerk om zicli of een ander wederrech telijk te bevoordeelen, door verspreiden van een logenachtig bericht, dat den prijs van koop waren, fondsen of geldwaardig papier doet stijgen of dalen. Ter terechtzitting bekende verd. het hem ten laste gelegde feit. Van zijn daad gaf hij dezelfde verklaring als bij het vooronderzoek. De koers van de obligaties Furness Stokvis steeg op 19 Juni van 35 tot 52%. Verd. had toen order gegeven ai zijn stukken te verkoo pen. Verd. verwachtte inderdaad een reorgani satie hij genoemde maatschappijhij had ln het bericht geschreven wat op de beurs werd ge fluisterd. Hij had door het lanceeren van het bericht 5 6 mille gewonnen en wist niet, dat het door hem gepleegde feit strafbaar was. Pres. Mr. Huizinga: U znlt toch wel eens gehoord hebben, dat valsche berichten veel in vloed op de koersen kunnen hebben Verd. geeft dit toe. Pres.: U bent door het gebeurde uw betrek king kwijt geraakt Verd.: Ik heb mijn ontslag gekregen en heb nog steeds geen andere betrekking gevonden. Ik ben langen tijd ziek geweest. Hierop werden verschillende getuigen, o.m, de drukker van het briefpapier, een lid der re dactie en van de directie van het Persbureau Vaz Dias en een effectenmakelaar, gehoord, Verd. hield vol, dat hij de vaste overtuiging had, dat het bericht tot waarheid zou worden. De oud-patroon van verd. eveneens als ge tuige k decharge gehoord, deelde op de vragen van den verdediger Mr. Goseling mede, dat verd. ijverig, energiek en betrouwbaar was. In weerwil van het gebeurde, geniet hij nog steeds ons volle vertrouwen, aldus getuige. Hij was een model huisvader, zeer bezorgd voor zijn gezin en zeer spaarzaam. Pres.: U acht het dus niet onwaarschijnlijk, dat verd. slechts zijn verlies wilde dekken Get.: Het is niets anders geweest. Hij wilde zonder verlies van de stukken af. Pres.: Waarom kocht hij dan 50 stuks van een speculatief fonds Dat past een huisvader niet. Get.: Die zijn hem aangepraat. Hierop werd de terechtzitting geschorscht, de voortzetting werd voorloopig bepaald op 14 Maart a.s. In de Grafelijke Zalen DE OFFICIEELE OPENING Gisterennamiddag is de Vredes- en Volken- bondstentoonstelling, welke in de grafelijke zalen te Den Haag wordt gehouden', officieel geopend. De plechtigheid geschiedde in; de Trèveszaal in het departement van Waterstaat, onder belangstelling van zeer vele gerioodig- den. Eenige honderden vulden om drie uur de zaal. De voorzitter van de Vereeniging voor Vol kenbond en Vrede, prof. mr. A. Anema, tevens eerste voorzitter van het tentoonstellings-, comité, voerde allereerst het woord. Deze tentoonstelling, aldus spr., heeft ten doel belangstelling te wekken voor den arbeid in dienst van den vrede in het algemeen en voor den Volkenbond in het bijzonder. Zou zij kunnen leiden tot een blijvende verzameling, die in Den Haag, stad van steeds grootere internationale beteekenis, wel ln het bijzonder thuis behoort, zij zou zeker ëh uit propagan distisch èn uit populair-wetenschappelijk oog punt groot nut kunnen stichten. Zij, die deze tentoonstelling nuttig en noodig achten, héb. ben thans hun werk volbracht. Wij doen thans een vriendelijk maar dringend beroep op allen, om op te wekken tot een druk bezoek. De minister-president, Jkr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck heeft vervolgens de tentoon stelling voor geopend verklaard, met de bede, dat God dit goede werk rijkelijk moge zegenen. Na afloop der plechtigheid werd champagne aangeboden, waarna de aanwezigen een rond gang maakten over de tentoonstelling. De tentoonstelling is dagelijks te bezichtigen van 's ochtends 10 tot 's middags 6 uur en des avonds van 8 tot 10 uur. Des Zondags alleen dee middags van tot 5 uur. van der rechtbank, die den eisch tot afgifte het lijk ontzegde. Het Hof zal 20 Maart a.s. uitspraak doen. voor ik ga, wil ik u zeggen, dat ik u thans meer aobt, dan ik u ooit tevoren geacht heb, omdat gij mij de waarheid hebt durven zeggen waar het zoo gemakkelijk was geweest, een leugen te zeggen. Vaarwel, Teule, wij zullen elkander niet meer ontmoeten voor dien plech tigien dag, waarop gij mijn echtgenoot wordt. Zij stond op, wierp haar sluier over gelaat em verliet het vertrek. Ik bleef achter aan minder aangename ge dachten ten prooi. Ik had een zeer bijzondere vrouw afgewezen, maar ik was daar niet ge heel tevreden overZou Lily, zoo vroeg ik mij af, óók op die wijze afstand hebben gedaan van haar rang, en zich tot in het stof ver nederd hebben? Eindelijk kwam de dag van den intocht van Cortes em zijn veroveraars in de hoofdstad. Ik zag niet de ontmoeting tusschen Montezuma en Cortes, hoewel ik den keizer in al zijn pradht, en omgeven van zijn edelen, zag uittrekken. Maar ik ben ik zeker van dat niemand in rijn rijk een zwaarder hart had op dien rampzaligen dag, dan hij. Tegen den avond zag ik hem terugkomen im zijn gouden draagstoel, en over steken naar het paleis, dart zijn vader Axa ge bouwd had, en dat op'de Westelijke poort van den tempel uitzag. Opeens hoorde ik bet ge trappel van paarden, en den pas van krijgs lieden. Van mijn kamer uit zag ik de Span jaarden de, hoofdstraat afkomen en mijm hart klopte hevig, bij hert zien van cfhristen-mannen. Voorop reed Cortes, een man van middelbare lenete em edele houding, in rijke wapenrusting. Dan kwamen anderen, enkelen te paard, maar de moesten te voet. Zij kekem vrijmoedig om zich heen, em schertsten met elkander. Het waren maar weinige mannen, gebruind door de zon, met lidteekems overdekt, enkelen van hen slecht gewapend, en bijna ia lompen ge huld. Ik kon niet anders dan bewondering hebben voor den ontembaren moed, die hen in staat gesteld had, om zich een weg te banen door duizenden vijanden heem, en ondanks allerlei ziekte eii strijd door te dringen tot de hoofdstad. Naast Cortes, met de hand aan zijn stijg beugel, liep een mooi Indiaamsch meisje, in witte kleeren, en met een krans van bloemen op het hoofd. Toen zij hert paleis voorbijkwam, wendde zij het gelaat om. Het was Marina, die nu de gTootheid, waarnaar zij verlangde, bereikt had, en niettegenstaande al de rampen, die zij over haar land gebracht had, er zeer gelukkig uitzag. Ik zocht onder de andere gezichten, mert vage hoop. Want hoewel de dood ons heel goed buigen bereik van elkander had kunnen bren gen, verwachtte ik toch half, dat De Garcia onder deze Spem'aairdem zou te vinden zijn. Een expeditie als deze. met strijd en plundering in het richt, was juislt iets voor hem, als hij er deel aan kon nemen. Maar ik zag hem niet. Dien avond ontmoette ik Guatemoc, en ik vroeg hem, hoe het roet den toestand- was. Den havik gaat het goed, in het nest van de duif. antwoordde hij met een bitteren glim lach, maar de duif gaat het heel slecht. Binnenkort znllen er aardige dingefl gebeuren in Tenochtitian. Hij had gelijk. Binnen een week was Monte zuma verraderlijk door de Rnamjaarden gevan gen genomen, en werd hij dag en nacht ln het naleis van Axa. dat hun tot kwartier diende, bewaakt. Dan kwam de eene gebeurtenis na de andere. Zekere hoofdlieden in het kustgebied die enkele Snaniaarden gedood hadden, werden naar T er o"h 11 tl au ontboden, en on heit plein voor het ral ris levend verbrand. Montezuma werd gedwongen, om de terechtstelling bij te wonen, met ketens aan zijn voeten. Daarna zwoer hij trouw aan den koning van Spanje liet Cacama, den vorst van Tezcuco, verraö r- iijk gevangen nemen, en leverde hem over aan de Spanjaarden, tegen wie hij oorlog had willen voeren. Voorts leverde hij aan de Span jaarden al heit opgestapelde goud uit. ter waarde van hondderdulzemden Engeische ponden. Dit alles verdroeg hert volk, want het was verbijsterd, en gehoorzaamde nog altijd aan de bevelen van zijn gevangen koning. Maar toen deze toeliet, dat de Spanjaarden den waren God vereerden In een gedeelte van den grooten tempel, steeg er een gemompel van ontevreden heid en verontwaardiging op uit de menigte, en het klonk als het bruisen van een verbolgen zee in de verte. Het zou niet lang meer duren, of de storm zou losbreken. Al dien tijd ging het leven vocxr mij zijn gewonen gang, behalve dat ik niert buiten hert paleis mocht gaan, want men was bang, dat ik mij in verbintenis zou stellen met de Span jaarden. Van Otomie zag ik weinig, en als ik haar ontmoette, spraken wij alleen over onver schillige zaken, of over den toestand van het rijk. Eindelijk kwam de dag van mijn „huwelijk". Op dien dag werd ik met nog grooter eer. en met nog omstandiger plechtigheid bejegend dan anders. Tegen den avond begon een schitterend feestmaal, waaraan alle prinsen en edelen des rijks aanzaten, en na afloop daarvan werd Ik naar een pTachtig vertrek geleid, dat ik nog nooit tevoren gezien had. Hier werd ik om hangen mert de schoonste gewaden, plaatste men een krans van bloemen op mijn hoofd en bevestigde men edelsteen en van ontzaglijke grootte aan mijn hals en armen. En dan. onder velerlei ceremoniën, die ik hier niet zal be schrijven, gaf de onpe-nriester prinses Otomie '^an mij ten huwelijk. Hij vermaande de bruid, laar edatgenoot met teederheid te omringen, gedurende den korten tijd, dat hot haar gegund zou zijn, aan zijn zijde te leven gedachtig aan de hooge eer, die haar te beurt viel, bij den tod te mogen vertoeven tijdens zijn verblijf op aaide. Maar opdat uw vreugde niet te groot rij, zóo eindigde hij zijn toespraak, zie nu naar dat, wat komen zal. De toortsen, die tegen het einde van de plech tigheid een voor een gedoofd waren, werden opnieuw ontstoken, en verlichtten een vreeae- Iijk tooeel. Uitgestrekt op den offersteen lag daar ln kleurig gewaad het lichaam van een man of het een levend mensch was, dan wel een wassen pop, weet ik niet. Maar zijn hoofd en armen en beenen werden vastgehou den door vijf priesters, en een zesde stond over hem heen, met een mes in beide handen. Het flikkerde omhoog - gn wéér werden de toortsen gedoofd. Dan kwam het doffe geluid van een stoot, en van kreunen, en alles was stil. Weer zong een koor van meisjes den bruids zang, waarmee de plechtigheid begonnen was. en die mij maar matig bekoorde, na wat ik gezien en gehoord had dan werden de toortsen weer een voor een ontstoken, totdat de zaal baadde ln een zee van licht. Het altaar het offer en de priesters waren verdwenen, en ik was mert Otomie en enkel anderen ln een hoek van het vertrek, alleen. Teule, zeida Otomie tot mij, op zachten toon, laat ik openhartig spreken. Gij bemint mij niet. Laten wij daarom, zoo gij wilt, zoo veel mogelijk gescheiden van elkander blijven, want wij werden gehuwd op bevel van anderen. Zooals gij wilt, Otomie. Ik dank u voor uw goedheid, Teule, zeide rij, met een treurigen glimlach, terwijl zij heen ging. En rij zag er zóó statig en lieftallig uit, dat weer een gevoel van liefde in mijn hart op kwam. XXXIII. Zoo bleven wij, als wij tot dusver geweest waren zooals ik mijnerzijds ook niet anders gewild had maar onze vriendschap en liefde namen toe met den dag, daar wij veel mat elkander spraken. Daarbij trachtte ik haar hart op den waren God te richten, maar dat was niet gemakkelijk, want evenals haar vader was zij gehecht aan de goden van haar volk, hoewel zij huiverde van de priesters, en van menschen-offers, behalve wanneer het betrof de vijanden van haar land. Den dag, volgend op de huwelijksplechtigheid werden 600 edelen, die op het feest van den god Huitzel een dans uitvoerden op den voorhof van den tempel op laaghartige Wijze door de Spanjaarden vermoord, Cortes zelf was afwezig, want hij had den a'.rijd aangebonden tegen Narvaez, die door zijn vijand Velasquez, den gouverneur van Cuba, was uitgezonden, om hem te onderwerpen. Guatemoc had zich op mijn raad verre gehouden van hert feest, en bleef behouden. Lang zag hij naar de vermoorde edelen, en naar degenen, die hen vermoord hadden. Dan zeide hij: Er blijft ons maar één ding over. en dat is wraak. Montezuma is een vrouw geworden. Ik geef niets meer om hem, en als het noodig was, zou ik hem met eigen hand dooden. Er zijn nog twee mannen In het land, Cuitlahua, mijn oom, en ik. Ik ga de krijgslieden verza melen. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6