HET KATHOLIEKE POLEN
„Een ideaal huwelijksnestje"
BECKERS EINDE
■MlÉiiHKW:...:
Gr Üi£d en £ociaa-'
WOENSDAG 12 FEBRUARI 1930
DERDE BLAD.
PAGINA
a - l |;fp
HET JOODSCH ELEMENT ONDER DE P
BEVOLKING
WAAR BEIDEN HUN HART KUNNEN OPHALEN
IliiiiPÉË!:
UIT KETHEL
tt—
MIT ROTTERDAM
VAN DE LEESTAFEL
HET GEKONKEI, OM EEN
MINISTER-ZETEL
Van onzen correspondent)
B e r 1 ij n, 31 Januari 1930.
Dr. Hendrik Becker werd In 1878 in Amster
dam, als zoon van den toenmaligen Duitscben
consul aldaar, geboren. Hij studeerde aan
diverse hoogescholen theologie en Oostersche
talen en toen het Haraburgscbe koloniale insti
tuut ln een universiteit omgezet werd, beriep
men hem aldaar om onderricht te geven in de
geschiedenis en de cultuur van het Oosten. Van
hier verhuisde hij naar Bonn om daar ter
stede de leiding op zich te nemen van het
Oostersche seminarie, dat aan de universiteit
verhonden is. Het was vooral de koran, die
steeds in het brandpunt van zijn belangstelling
stond. Vaktijdschriften ontvingen menige
studie van zijn hand over het mohammedanisme
en hij werd ook de oprichter en trouwe mede
werker van „Der Islam".
In 1916 deed hij zijn Intrede als ambtenaar
in het Pruisische ministerie voor eerediensten,
terwijl hij tegelijkertijd buitengewoon hoog
leeraar aan de universiteit van de hoofdstad
werd. Toen de revolutie een bezegelde zaak
was, werd hij van^ braaf monarchist even braaf
republikein, eene gedaanteverwisseling die
men hem in conservatieve kringen nimmer ver
geven heeft. Tenminste niet het tempo, waarin
de kleurverandering plaats vond.
Maar hij plukte er toch vruchten van, want
al zeer spoedig maakte hij promotie en werd
hij staatssecretaris onder Haenisch. Nog wat
later nam Stegerwald hem als minister voor
cultuuraangelegenheden in zijn kabinet op. Dat
was in 1921. In 1925 nam Mars hem in diezelfde
kwaliteit weer op en toen deze staatsman een
paar dagen later reeds weer ten val gebracht
was, trad hij in de regeering Braun, waarvan
hij tot gisteren deel uitmaakte.
Becker wordt als een zeer fijne, elegante
geest beschreven. Hij had b.v. een goed begrip
voor de confessioneele school en werkte deze
nimmer tegen. Ook had hij een groot aandeel
in de totstandkoming van het Pruisische con
cordaat. Hi1 was lid van geen enkele partij
maar de democraten rekenden hem als een der
hunnen, omdat zij beweerden, dat hij hen in
levensopvatting het meest nabij kwam.
Becker kan eenigszins met Gessier vergele
ken worden. Laatstgenoemde had tot taak het
leger, dat uit den aard der zaak zeer stevig
aan het monarchisme vast zat, voor den nieu
wen staat van zaken te winnen. Becker moest
hetzelfde met de scholen doen, in het bijzonder
het de universiteitsprofessoren en de studenten.
Beide mannen hebben bij de uitvoering hunner
uitermate delicate zaak meer in het klontje
suiker dan in de zweep geloofd. Beiden werden
van links dagelijks aangevuurd den heelen hun
toevertrouwden boel kapot te slaan, terwijl
echts hen voor eiken getroffen maatregel op
alle denkbare wijzen verguisde. Maar beiden
gingen standvastig hun eigen weg, een weg,
die geplaveid was met gematigdheid, begrip
voor de gevoelens van anderen, tact, tact en
nog eens tact. Het was beiden mannen bescho
ren voortdurend maatregelen te moeten tref
fen, die hevig misbaar verwekten en dikwijls
zelfs orkanen ontketenden. Maar beiden waren
ook zoo glad als een aal en gleden door moei
lijkheden heen, waar dozijnen anderen in ver
ward geraakt zouden zijn.
En de twee zouden te hunner tijd ook tot
de ervaring komen, dat ondank 's werelds loon
is. Toen de mannen van links tot het inzicht
begonnen te geraken, dat de rijksweer vrijwel
voor de republiek gered was, men van haar
althans niets meer te vreezen had, werd Gessier
de woestijn ingestuurd zonder een woord van
dank mee te krijgen voor de schitterende ma
nier, waarop hij zich van zijn taak gekweten
had. Wij willen niet zeggen, dat Becker zijn
taak bereids tot een gelukkig einde gebracht
heeft, maar men is nu toch wel zóó ver, dat
men de hoogescholen met hun heelen staf van
professoren aandurft en daarom moet Becker
weg.
Nu dient men nog te weten, dat Pruisen door
de Weimarsche coalitie geregeerd wordt, maar
dat velen er op uit zijn deze combinatie dooi
de groote coalitie te vervangen. De volkspartij
zou dus in het kasteel worden opgenomen en
men bood haar de handelsportefeuillte aan. mits
gaders een zetel zonder departement. Daar dit
laatste in dezen tijd van bezuinigingen wat
duur uitkwam, werd er voorgesteld, dat deze
minister ook geen salaris zou krijgen, weshalve
hij de minister zonder portefeuille en zonder
portemonnaie genoemd werd. Verantwoordelijke
vertegenwoordigers van de volkspartij namen
dit voorstel aan, waarop Braun het hun offi
cieel nog eens herhaalde. Maar men moet bij
de volkspartij altijd op verrassingen rekenen
en zoo geschiedde het dan ook, dat deze partij
bij een stemming haar eigen afgezanten desa
voueerde, waarop Braun de onderhandelingen
over de vorming van de groote coalitie direct
afbrak.
Door deze besprekingen heen speelden nog
andere verlangens. De socialisten vormen in
den landdag bij ver en breed de sterkste partij.
Ze hebben er 137 aanhangers tegenover de
demokraten, die er maar 21 tellen. Toch zijn
deze laatste, evenals het centrum, sterker in
der regeering vertegenwoordigd dan zij zelf.
Hun streven was er dus op gericht een of ander
minister beentje te lichten en op de daardoor
opvallende plaats onmiddellijk beslag te be
leggen.
Nu verdedigde elke fractie haar ministerze
tels met dezelfde doodsverachting, waarmede
eene leeuwin het haar welpen doet. Becker
Lad echter geen fractie achter zich en daarom
concentreerden de aanvallen zich meer en meer
op hem. De socialisten herinnerden zich, dat
Becker twee besluiten uitgevaardigd had, be
trekking hebbende op het voeren van koloniale
propaganda op de scholen en ook, dat hij er
niets voor voelde kinderen met de karwats naar
grondwetsfeesten te dwingen, waarvoor zij niets
voelen. Op grond hiervan verklaarden zij Be
cker als een niet langer te dragen minister en
sloegen zij Genoese König als opvolger voor.
Het centrum hield zich hierbij afzijdig, of
schoon König van huis Katholiek is. maar later
socialist werd. Hij staat echter als een knap
en gematigd man te boek en daarmede stelde
het zich tevreden. Maar niet zoo het „Berliner
Tageblatt" en, op aansporing daarvan de demo
kraten. Genoemd Israëlitisch blad, wierp zich
in eens al3 voorvechter op van de evangeli
sche Duitschers. Het omstreden ministerie
heeft al een Katholiek staatssecretaris, aldus
het blad, en het is onmogelijk de protestanten
nu nog eens met een Katholieken minister van
onderwijs en eeredienst op te schepen.
Hierop verklaarde het centrum, dat het in
zorg voor de protestante Duitschers niet bij de
mannen van Palestina ten achter wilde staan,
reden, waarom het de candidatuur König, van
den renegaat, die het oorspronkelijk geneigd
geweest was stilzwijgend te aanvaarden, nu uit
drukkelijk en ten bate van de protestanten ver-
.wierp.
-r*
-
BIJ EEN POGING OM OP EEN HOOGTE VAN 3000 VOET loopings te maken is een Amerikaansch vlieger
afgegleden en vóór de oogen van talrijke toeschouwers verpletterd; op de foto zien wij het vernielde vliegtuig.
door
DR. FELIX RUTTEN
't f»
Merkwaardig hoe er in dit uitermate Katho
lieke land, waar de kerken zijn als brandpunten
van het volksleven of het een ander Italië was,
de joden een zoo overwegend bestanddeel vor
men van de massa der groote steden vooral,
maar ook zelfs op de landwegen en in de afge
legen dorpen geen onbekende figuren zijn: zij
behooren veeleer tot de onveranderlijke stof-
fago van het Poolsche landschap, en tot dit
geheel van vormen en kleuren dat voor ons
„een beeld van Polen" is.
Ontegenzeggelijk dragen er de joden bij tot
de .locale kleur" van het land, en in niet ge
ringe mate: eon sociaal-economische factor van
belang!
Dlt joodse he element nu, zoo karakteristiek
in zijn uiterlijk, voor zoover het de mannen
betreft, is misschien wel juist datgene wat de
vreemdeling het beste kent van dit Roomsche
land. Daarmee is men buiten de grenzen van
het land zelf bet eerst vertrouwd geraakt, al
thans in aanraking gekomen. Want wij treffen
de Poolsché joden aan, zoowel langs de rumoe
rige kaden van Rotterdam, als bij den diamant
handel te Amsterdam of Antwerpen. Poolsche
aristo's, die heusch geen zeldzaamheden zijn,
komt men toch minder algemeen tegen dan
Poolsche joden.
Geen roman over Polen, waarin niet een
jood een rol speelt. Evenmin kan men er in een
trein coupé zitten, zonder er joden aan te tref
fen. Zou dit dan ook verwonderlijk zijn, waar
zij zulk een groot percentage der bevolking
uitmaken? Zij vormen een darde der bevolking
van de tnillioenenstad Warschau, waar zij op
al de banken der publieke parken, overal, de
tragische waardigheid hunner zwarte tabbaar
den en de schilderachtigheid hunner rembran-
tieke karalcterkoppen uitstallen. Zoo vormen
zij o.a. ook een zesde van de bevolking der groo
te fabrieksstad Lodz met haar ongeveer 600.000
inwoners; en veertien procent van de totaal-
bevolking van het heele land. Geen wonder dus
dat men ze tegenkomt op alle wegen, als rei
zend koopvolk vooral.
Toen de steden in haar decadentie verorde
ningen uitvaardigden tegen de joden weken
deze in aanzienlijk aantal uit naar het platte
land. Daar traden zij nu als speellieden op in de
kaste-elen der magistraten; men vond ze er als
kooplui en kettinghandelaars. Ze vestigden zich
als kroeghouders langs de wegen bij de ver
keerspunten, waar de postpaarden verwisseld
en de koetsen gestald werden. Overal zijn ze
nog altijd, waar negotie gedreven wordt en er
een stuiver te verdienen valt, op jaarmarkten
en bedevaartplaatsen. Op een morgen in den
herfst zag 'k een heelen stoet van bedelarme
verhuizers, karretje na karretje, 1 gs de groo
te Weichselbrug het woelige W" \u binnen
trekken: het waren joodsehe 1 innen die
met hun ellendige plunjes en p:u, =n, vrouwen
en vieze kinderen, terugkeerden van hun zo-
mercampagne in .het Poolsche binnenland en
bij het naderen van het koud seizoen hun win
terkwartier in de stad opzochten.
Altijd herkent men ze aan hun oude dracht,
waaraan ze koppig hun lange zwarte kuiten
dekkers, de zwarte pet met het smalle klepje,
den langen baard, die hen iets geeft van aarts
vaders, en de papillotten boven da ooren. Te
Lublin dragen ze nog knoestige stokken als uit
den druivenwingerd gesneden, en te Krakau
kan men er nog zien met den „teffilin", de pun
tige muts omgeven met pelswerk.
Maar niet alle joden van Polen bleven deze
uiterlijke overlevering trouw; niet allen bleven
zij Israëlieten van den ouden stempel. Naast
het joodsehe koopvolk dat in de oude stads
wijken der groote centra nog al3 in ghetto's
samenhokt, zijn er ook de intellectuele joden,
die zich in niets van de overige Polen wenschen
te onderscheiden: dan verraadt hen nog alleen
maar hun naam als zoodanig. Zij vormen tegen
over de grove materialisten, die alleen maar
voor hun negotie leven, een kaste van fijne cul-
tuurmenschen, geleerden en hooger ontwikkel
den, die leven met een meer ideëel levensdoel
voor oogen. Onder de materialisten zijn er ech
ter, die betreuren, dat zij nu niet meer behoo
ren tot Duitsehland en tot Oostenrijk, daar zij
de vorming van een Poolschen staat beschou
wen blijven als een belemmering voor de vrij
heid van bewegingen op de wereld, beschouwd
als handelsterrein. Russophielen worden er on
der hen niet gevonden. Maar er zijn Zionisten
onder hen zoowel als nihillisten en communis-
Aan deze amusante ontwikkeling is nu Ineens
een einde gekomen. Tijdens de geschetste on
derhandelingen vertoefde Becker in Weenen
en van daaruit moest hij bemerken, hoe men
over zijn portefeuille beschikte als bestond hij
slechts uit lucht. De man heeft zich hierdoor
waarschijnlijk erg gekrenkt gevoeld en toen hij
dus in Berlijn teruggekeerd was, diende hij
dadelijk zijn ontslag als minister ln. Braun
nam dit ontslag met een paar beleefdheids
strijkages aan en benoemde direct den 37-jari-
gen Genosse Adolf Grimme tot Beckers opvol
ger. Zoodat het Pruisische ministerie voor on
derwijs en eeredienst van heden af in socialisti
sche handan berust. Hoe het den professoren
hierbij te moede zal zijn, is nog niet bekend.
ten. Er zijn asceten, Hassidin, en orthodoxen
ender hen, zoo goed als onverschilligen Men
vindt er alle kleuren en soorten aldus. Doch
de reden waarom er ook in het huidige Polen
een „joodsehe kwestie" bestaat is wel het feit,
dat hij zeer velen onder hen, tengevolge van
een eeuwenlangen wrok, argwaan en ook hoog
moed, de overtuiging werd gevestigd dat zij,
Israëlieten, nog altijd, zelfs in dit gastvrije
land, als nomaden rondgaan onder de vreem
delingen.
Dit gevoel van anders te zijn dan de anderen,
was niet altijd denkbeeldig. Redenen tot onte
vredenheid waren er, al leeft de christelijke
bevolking dan ook in vrede en pais naast de
joodsehe bevolking voort, doch zander huwe-
lijksvermenging. Wat velen zelfs onder de volg-
zaamsten der joden verbitterde, was de Zon
dagsrust, waartoe zij verplicht werden. Dit
was wel allerminst in hun kaart gespeeld, daar
zij vooral den kleinhandel in handen hebben.
Maar was het niet verregaand, dat zij de Room
sche bevolking van 't land de concurrentie aan
deden op den dag, dat die zich van den arbeid
onthoudt en waar de joodsehe meerderheid al
gevoeld werd als 'n tyrannie!
Dit is dan wel de sociaal-economische zijde
van het vraagstuk, dat den Poolschen staat
bozig houdt; maar het is niet eens de donker
ste zijde daarvan. Dat de joden van Polen
vooral den kleinhandel beheerschen, hebben de
Polen zich zelf te wijten, daar deze, oorspron
kelijk o£ ridders of boeren, het handeldrijven
beneden zich achtten. En daarmede was voor
den stroom der bedrijvige joden Polen van zelf
de bedding aangewezen, en bestrijken zij er
nog altijd de handelsmarkt.
Het jodenvraagstuk in Polen Is er echter
een van méér dan sociale, en wel van nationale
strekking. De meeste der Poolsche joden noe
men zich niet Pool, maar jood. Zelfs als zij
binnen do Poolsche landgrenzen geboren zijn,
willen zij nog buiten de Poolsche bevolking
biijven als iets afzonderlijks, wat in een
modernen staat niet denkbaar en niet bestaan
baar is. Bij de laatste volkstelling in Polen
hebben dan ook drie kwart van de gezamen
lijke Israëlieten aldaar het judaïsme opgegeven
als een eigen nationaliteit.
Daarmede werd aldus door hen uitgesproken,
dat zij niet als Polen wenschten beschouwd te
worden, maar er wilden voortbestaan als vreem
delingen: als een afgescheiden volksstam bin
nen den staat.
"Waar het nu dienstplicht e.d. betreft, kan
de staat als zoodanig wel korte metten maken
en de onwilliger dwingen tot het opvolgen der
algemeens wetten; maar iets anders is 't, of
een dergelijke geestesrichting van een groot
percentage der bevolking geen gevaren in zich
sluit, waar het de veiligheid van den staat
betreft?
Zijn dergelijke afgescheidenen te vertrouwen
of niet, en zullen de kampementen van Israël
niet als de toestand zóó ls gemakkelijk
in de ure des gevaars gewonnen worden door
het geld van den vijand, die een verradersprijs
aanbiedt?
De laatste oorlog heeft hieromtrent het Pool
sche staatsbestuur heel wat geleerd. Wanneer
het waar is wat het spreekwoord zegt, dat
ieder land de joden heeft die het verdient, dan
had Polen vooral toch wel eenige dankbaar
heid, mogen verwachten van de afstammelingen
dergenen die het eens met zoo véél grootmoe
digheid binnen zijn landgrenzen heeft opge
nomen. Zóó gastvrij als Polen, is wel nooit een
slaat in Europa voor de joden geweest.
Polen is van ouds even gastvrij geweest als
verdraagzaam. Hoe godsdienstig ook, en innig
aan de Roomsche kerk verknocht, hebben de
Polen nooit het voorbeeld gevolgd van hun
buren, de Teutoonsche ridders, die het
Oosten trachtten te beheeren met het zwaard
in de vuist, zooals de Russen hun orthodoxie
predikten met den knoet. Geen volk van de
vele volkeren die zich bij het Poolsche rijk aan
sloten, werd door religieuse vervolgingen ver
ontrust. Ten tijde der godsdienstoorlogen, die
heel Europa in vuur en vlam zetten, bleef in
Polen alles rustig, en in naam der tolerantie,
die in Polen voor een opperste deugd gold, ver
dedigde de Pool Wenceslas Leszcynski den af
valligen Jan Huss voor eijn anaklagers en rech
ters.
Zoo vonden de joden al in de Xlïde eeuw de
poorten van dit land voor hen geopend, toen
zij in alle overige landen vervolgd werden. In
do XVde eeuw werd Polen het toevluchtsoord
der Hussieten; ln de XVIde vindt men er
al de sekte van dien tijd, Calvinisten, Luthe
ranen en zelfs muzelmannen. De moskeën ston
den er naast de synagogen. Eerst lat9r zou
blijken dat er in deze' verdraagzaamheid een
gevaar lag voor de homogeniteit van het natio
nale geweten. De „dissidenten" werden in Polen
dan ook van lieverlee „anti-patriotten", die bij
do eind-catastrofe van het land een onzalige rol
zouden spelen. De toleratie zelf had tengevolge,
dat de nationale eenheid verbroken werd, de
noodzakelijke staatsreform op den achtergrond
geraakte, het cultuurpell daalde en er een partij
opkwam, die er niet voor terugdeinsde om de
de hand te reiken aan de vijandige buurstaten.
Hetgeen een Franschman zeggen deed, dat het
Polen duur te staan kwam, geen Bartholomeus-
nacht gewild te hebben.
Het waren de Jezuïeten vooral, die Polen voor
afscheuring van Rome behoedden en er de
Katholieke leer opnieuw bevestigden. Maar de
joden hielden er stand en Polen bleef tegen
over hen grootmoedig. Toch hadden zij er een
groote sociale anomalie teweeg gebracht, daar
de economische bedrijvigheid zoo goed als uit
sluitend in hun handen was, hadden zij door
dit feit alleen reeds de vorming van een bur
gerij onmogelijk gemaakt. Deze toestand ver
beterde niet na de verdeeliugen van het rijk.
Vroeger had men er ongeveer 900.000 joden
geteld; vóór den oorlog van 1914 waren er vijf
millioen.
Duitscli-Polen kende geen joodsehe kwestie,
daar het Israëlitisch element er van jaar tot
jaar verminderde. Maar vooral In Oostenrijksch-
Gallici6 trad het Zionisme sterk op den voor
grond en bestreed er het streven der regeering
om de joden in de nationaliteit van het land op
te nemen. In het oude Poolsche rijk hadden de
Russen hun In 1S62 de burgerlijke gelijkstelling
toegestaan, hetgeen een groote volksverhuizing
van Russische joden, naar het land van War
schau ten gevolge had, mede onder den druk
der antisemitische politiek van Rusland. Na de
Meiwetten van 1S82 werd Polen het eenige toe
vluchtsoord der joden van het Oo3ten. Hier
bevonden zich sedert 75 pet. van de Russische
joden, op een oppervlakte die de 4.3 pet, van
het Russisch landgebied, niet te boven ging.
Terwijl Rusland onder Alexander III zich
aldus van het joodsehe bestanddeel zuiverde
ten laste van olen, bracht deze Israëlfetische
landverhuizing hier een berg van moeilijkhe
den samen, van sociaal-economischen aard.
Er was zich hier langzaam een Poolsche bur
gerij gaan vormen, die nu hij de invasie van het
jcodsch element ernstig bedreigd werd. Maar
ook waren de toegestroomde Russische joden
min of meer bewuste propagandisten, zoowel
van het Zionisme als van de Russificatie. Met
geweld overgeplant als zij waren op vreemden
bodem, konden revolutionnaire denkbeelden
hun niet vreemd zijn. Zij brachten niets dan
onrust en ontevredenheid mee en vormden een
trubbelig element in het Poolsch gebied, waar
zij een boerenbevolking aantroffen, die van
zaken-doen geen verstand bad. En aanstonds
gingen zij hun rol spelen in de algemeene
economie van het land, waar betere toestanden
in het leven geroepen werden door de opko
mende industrie en de agrarische verbeterings-
maatregelen.
De Poolsche elementen in het land verzetten
zich tegen dezen aanwas van het jodendom:
maar dit verzet, dat overigens vruchteloos
bleef, kreeg nergens het karakter van geloofs
vervolging, zooals de pogroms van 1905 in
Rusland dat wèl hadden. Zelfs trad de Room
sche geestelijkheid beschermend op voor de
joden in Polen. De Duitsche en Russische pers
deed dit wel anders voorkomen, maar ten on
rechte. De bekendste Poolsche schrijvers dier
dage prontesteerde daar dan ook tegen met
grooten nadruk.
Grooter werden de moeilijkheden, toen het
joodsch bestanddeel der bevolking als zooda
nig op het politiek tooneel trad en zich ver
bond met de Russische extremisten en hun
revolutionnair» theorieën. Met de verkiezing
van den Israëliet Versari te Warschau in 1912
stonden de joden er in oppositie met de Pool
sche partijen die een nationaal programma hul
digden. Deze politieke strijd werd juist ook op
economisch terrein overgebracht met
coöperatie en boycot, toen de groote oorlog
uitbrak.
I)e wereldoorlog ging voorbij en een nieuw
Folen verrees: maar de oude moeilijkheden
zijn er nog niet opgelost: een niet-geassimileer-
de massa staat er nog altijd te midden van het
Poolsche volk, belemmerend en hinderlijk.
Maar lederen vreemde treft het, hoe oogen-
schijnlijk vreedzaam de beide qjtementen er
naast elkander leven, het yeddische, bedrijvig
maar tragisch, en het Poolsche, rustig en rid
derlijk.
HET MUSEUM, DAT KONINKLIJK-
PALEIS HEET
Na ecu korte huwelijksreis, waarop ze van
de schoonheden van het eigen land genoten
hebben, hebben Umberto en Marie-José, het
jonge kroonprinselijke paar, hun palels te
Turijn betrokken.
Ze zijn in Turijn, waar de kroonprins, gelijk
bekend, het 92ste regiment infanterie com
mandeert, op enthousiaste wijze ontvangen.
Reeds bij hun aankomst aan het station wer
den ze met een stormachtig gejubel verwel
komd en toen ze bij hun paleis aankwamen,
bleek de ingang daarvan als het ware met
bloemen versperd. Het waren er duizenden en
duizenden, uit alle deelen van het land naar de
hoofdstad van Fiemonte gezonden.
Een vijver van het koninklijk paleis
te Turijn.
De voormalige koninklijke residentie te
Turijn is een groot en prachtig paleis en voor
twee jonge menschen is het ais een paleis uit
een sprookje. Het zal niet vaak voorkomen,
dat een jeugdig vorstelijk paar in zulk een
paleis, eeu eigen paleis, zijn nestje kan bouwen.
Umberto heeft zich absoluut niet druk be
hoeven te maken over de meubileering en
Marie-José vond er alles en meer dan dat, wat
een jonge echtgenoote noodig heeft of noodig
vindt.
De nieuwe Italiaansche kroonprinses, die erg
kunstlievend is, zal er haar hart kunnen op
halen en er is geen enkele reden voor haar
om te betreuren, dat haar en haar man niet
het Palazzo Pitti te Florence als woning werd
aangewezen, waarvan eerst sprake is geweest.
Het Turijnsche paleis behoeft niet voor het
Fiorentijnsche onder te doen. En bovendien,
Turijn is een groote, moderne, misschien wel
de modernste en meest mondaine stad van
Italië, een wereldstad, vergeleken bij de ietwat
provinciale bloemenstad.
„Een ideaal huwelijksnestje voor zulk een
Ideaal paar", hebben de Italiaansche kranten
geschreven.
Umberto zal er zeker graag zijn intrek ne.
men, want hij woont er reeds sinds vier jaar,
is er dus vertrouwd.
Het paleis is intusschen al driehonderd jaar
oud en door Umberto's voorvader Emmanuele
Filiberto werd met den bouw begonnen, terwijl
het onder Carlo Emmanuele II gereed kwam.
Carlo Alberto en Vittorio Emmanuele II heb
ben het verfraaid en vooral het inwendige doen
opsieren. De beroemde wapenkamers, die er
zich in bevinden, danken hun bestaan aan den
genoemden Carlo Alberto. Het is één dei'
mooiste wapenverzamelingen ter wereld en
men vindt er de zeldzaamste exemplaren uit
schier alle eeuwen. De wapenrustingen der
oude graven van Savoye zijn van onschatbare
waarde en van groote waarde is voovts het
door Benvenuto Cellini geciseleerde schild.
Een andere bezienswaardigheid van het pa
lels is de bibliotheek, die tevens een collectie
teekeningen bevat. Umberto, die een verwoed
lezer is, zal er dankbaar gebruik van maken
en Marie-José vindt ongetwijfeld haar plezier
in het nasnuffelen der oude prenten en schet
sen.
De zalen hebben natuurlijk alle een naam.
Daar is de zaal der Zwitsers, de zaal der Ku
rassiers, etc. Speciaal de troonzaal is een ver
melding waard. Hier werd het plan tot de
verovering van den Kerkelijken Staat officieel
goedgekeurd.
Vermeldenswaard is dan het Chineesche
kabinet met zijn talrijke spiegels. Verder is
het bijna onmogelijk, de verschillende zalen te
gaan beschrijven. In vele treft men fraaie
staaltjes van schilderkunst en beeldhouw
kunst aan en valt de fraaie meubileering op.
We zullen ons bepalen tot de tweede verdie.
ping, waar Umberto en Marie-José hun intrek
zullen nemen.
Hier vormen de gobelins een bezienswaar
digheid op zich zelf. Ze dateeren uit de zeven
tiende eeuw en stellen tafereelen uit de mytho
logie en de antieke geschiedenis voor. Portret
ten, bustes, marmeren en bronzen vullen elke
zaal.
Van al deze kunstvoorwerpen kent Umberto
de waarde en de geschiedenis. Hij ls een goed
kunstkenner en interesseert zich vooral voor
porselein en miniaturen. In dit opzicht heeft
hij iets van zijn vader, die een hartstochtelijk
muntenverzamelaar is.
Het zich op de tweede verdieping bevindende
miniaturenkabinet telt vele precieuze en zeld
zame kunststukjes. Umberto heeft het geheel
gereorganiseerd, met de liefde en de toewijding
van een enthousiast verzamelaar.
Voor Marie-José, die gaarne schildert en veel
van schilderijen houdt ligt er in het paleis
een. enorm terrein voor onderzoekingen braak,
terwijl het groote aantal fraaie majolica's
eveneens haar belangstelling zullen trekken.
Heel deze tweede verdieping is een museum
in het museum, dat koninklijk paleis heet en
daarbij omvat ze nog verschillende mooie
zalen, zooals de balzaal, een immense ruimte.
Aangezien heiden dol op dansen zijn Urn.
berto, zoo zegt men, danst met voorliefde den
foxtrott zullen ze hier hun hart kunnen
ophalen.
Het eigenlijke nestje bestaat uit twee rijk
gemeubileerde kamers, één voor Umberto en
één voor Marie-José. In Umberto's kamer zucht
oen tafel onder den last boeken en tijdschrif
ten, terwijl in die van Marie-José een schil
dersezel en een piano staat. Uit belde kamers
heeft men een schitterend vergezicht over
Turijn en omgeving.
Tot slot moet nog de prachtige tuin ge
noemd worden, met zijn vijvers, standbeelden
en beeldengroepen.
Kortom, Umberto en Marie-José wonen in
een nestje, waarop menigeen jaloersch zal zijn.
Rome,
C. P. M. H.
De intelligente chasseur.
Een gast verlaat 's morgens om half acht
in grooten haast het hotel om den eersten
trein te halen. Dan bemerkt hij dat hij Iets
heeft vergeten, en hij roept tot den chasseur:
,-Loop gauw naar kamer 453, en kijk, of ik
m'n parapluie heb vergeten. Hij staat links
Van de waschtafel. Maar vlug hoor!"
Een minuut later ls de boy alweer beneden
en zegt: „Ja, mijnheer, de parapluie staat er-
links van de waschtafel".
laainsche lachedingen.
Jules Spuitmans, die kennis had met de rijke
weduwe Van der Kroonen, had zoo zijn best
gedaan om een liefdesbriefken te schrijven,
ciat van de poes niet was, toen er bij het laat
ste woord een klad op viel, zoo groot als een
zakhorloge.
Eerst sakkelde Jules wel een beetje, maar
hij had het gauw geberlikt.
„Aanbedene" schreef hij onderaan, „hier heb
ik tien kussen op gedrukt".
En de ion geloofde dat.
Een rekruut kwam door een straat te Gent
en zag daar in een kooi een papegaai. Daar
hij nog nooit zulk een beest gezien had, bleef
bij hem verwonderd bekijken.
Eensklaps riep de papegaai: „Goeden dag!"
Verschrikt nam de rekruut zijn politiemuts
af en zeide:
„Verschooning, mijnheer, ik meende dat gij
een vogel waart".
Kobe Janssens wou al lang eens naar
Cstende gaan, en hij neemt op een Zondag een
pleiziertrein. In een tusschenstatie roept een
wachter hem toe:
„Hola, daar, hang niet, met Uw bovenlijf uit
het portier!"
„Goed te praten, vriend", antwoordt Kobe,
„ik heb in alle bakken gezocht vóór het ver
trek, en alleen in dezen vond ik nog plaats
voor mijne twee beenen".
ERKEERSSTREMMING.
Door het opladen van een heimachine en het
afbreken van de heistelling werd gistermiddag
het verkeer langs den Schiedamscheweg gerul-
ni.en tijd stopgezet. Do gemeente-veldwachter
trad regelend op. In het. drukke middaguur
bracht dit obstakel, dat veel belangstelling trok,
groote stagnatie teweeg.
NIEUWE AUTOBUSDIENST.
Door den autobus-ondernemer, den heer H.
van Dam, alhier, die sedert een S-tal jaren een
autobusdienst KethelSchiedam exploiteert, zal
morgein een nieuwe lijn worden geopend n.l.
SchiedamOverschio en omgekeerd. In Schie
dam zal de bus evenals de Ketlielsche autobus
van de Koemarkt afrijden, terwijl in Overso.hle
de Burg. Bosstraat als standplaats is aange
wezen. De nieuwe dlensit, welke zeker in een
lang gevoelde behoefte voorziet, ook voor de
Kothelaars die nu vanaf het „Huis Te Rivier"
in heide richtingen kunnen reizen, zal door een
nieuwe bus worden onderhouden, welke geheel
ln onze gemeente werd gebouwd etu afgewerkt.
Naar we vernamen zal bij een goed rendeeren
van de nieuwe lijn de dienst nog aanmerkelijk
worden uitgebreid,
FEESTAVOND R. K. VROUWENBOND
Opvoering van Mr. Parable
Wij leze® in „De Msb."
Gisterenavond gaf de R. II. Vrouwenbond
zijn jaarlijkschen feestavond aan de leden.
De Schouwburgzaal der St. Josephgezellen-
vereeniglng was zeer goed bezet met een op
gewekt publiek, dat de keuze van het bestuur:
een opvoering van het blijspel van Jeröme K.
Jerö: „mr. Parable" door de R. II. Scb.iedam-
sche Tooneelclub zeer bleek te waardeeren.
Ds eere-voorzitster mevr. Annie Meijer,
sprak, bij ontstentenis van de voorzitster, een
openingswoord, waarin zij in het bijzonder
den oud-geestelijk adviseur pater v. d. Bosch
O.F.M. alsmede rector Kerkvliet welkom
heette.
Spreekster zeide, dat de vrouwenbond dit
jaar op den Rech ter-Maasoever niet zulke bij
zondere resultaten heeft bereikt, op den Lin-
ker-Maasoever daarentegen werd een groot
aantal nieuwe leden gewonnen.
De Schiedammers kwamen dan aan de
beurt. Hoewel de keuze van het stuk ons niet
bij uitstek gelukkig toeschijnt, is Jerome toch
In ieder geval een geestig man, die de afge
zaagde kluchtspel trucjes niet noodig heeft en
hoewel hij vrij oppervlakkig blijft, toch «eni
germate weet te boeien en te arauseeren.
Om dit blijspel geheel tot zijn waarde te la.
ten komen zijn welhaast geroutineerde be
roepsspelers noodig, die fijn weten te nuan
ceeren.
De Schiedammers schoten dus wel eenigs
zins in hun taak tekort, doch zij speelden zon
der pretentie en dat ls voor dilettanten al bij
zonder veel waard.
Dit gezelschap, bezit een goeden regisseur en
enkele inderdaad veel belovende krachten, die
zich kalm en los op de planken weten te be
wegen en het publiek terstond voor zich in
nemen.
Zoowel Wim Rademaker als Hans Nolet,
Henri Kraayvanger en Marianne v. d. Eelaart
(jammer dat haar stem niet op peil was) le
verden prettig, vlot spel, dat in een modern
blijspel zoo onontbeerlijk is.
Ook mevr. Rademaker-Nolet had aardige
trekjes.
Het vroolijke stuk hield de zaal den heelen
avond aangenaam bezig, er werd veel en gul
gelachen.
In de pauzes werden frenetieke aanvallen
gedaan op de beurzen met aardige prijzen als
lokaas en voor een zeer goed doel, het Rust-
fonds.
Het was een geslaagde vroolijke avond.
„De reis naar de pla
neet Ken" door Cli. Haugen
Het Nederlandsch Boekhuis,
Tilburg.
De planeet Ken behoort tot een ander zonne
stelsel dan de aarde. Op die planeet is men
ons, armzalige aardbewoners, vele duizenden
jaren vooruit Alleen het buskruit schijnen
ze er niet te hebben uitgevonden of ze hebben
er de formuul van vergeten. Want toen een dwa
lend hemellichaam tegen de lichtbron van
de Ken botste, zoadat deze in plaats van één
twee zonnen kreeg, de temperatuur dus gewel
dig steeg en daarmee de voorwaarde was ge
schapen tot de herleving ven geweldige voor
wereldlijke gedierten, was er geen enkel doel
matig middel om die lcbityosourussen of vam-
pirexen, vreeselijk bloeddorstige gedrochten,
doelmatig te verdelgen.
Dies trok eeu koningszoon naar het dichts-
bijzijnde zonnestelsel, het onze, met een ver
nuftig geconstrueerd vliegtuig, waarmee een
snelheid kon worden bereikt tien maal grooter
dan die van het licht, om machinegeweren,
kanonnen, en da bijbehoorende ingrediënten te
gaan halen, en die naar Ken een afstand
van 37 billloen Kilometer - over te brengen.
Een rijke Emgelsche sinjeur en een corres
pondent van de Daily Mail, maken den terug
tocht naai' de Ken mee en een hunner keert
weer terug, gelukkig, want anders hadden we
van de avontuurlijke reis en van de vernieti
ging der vampirexen niet veel gehoord.
Aan fantasie ontbreekt het den schrijver niet
en bij is eeu vlot verteller, zoodat het fanta*"
tische hoek zich prettig laat lezen.
Katholieke bibliotheken rubriek iL