HET KATHOLIEKE POLEN „Een ideaal huwelijksnestje" BECKERS EINDE ■MlÉiiHKW:...: Gr Üi£d en £ociaa-' WOENSDAG 12 FEBRUARI 1930 DERDE BLAD. PAGINA a - l |;fp HET JOODSCH ELEMENT ONDER DE P BEVOLKING WAAR BEIDEN HUN HART KUNNEN OPHALEN IliiiiPÉË!: UIT KETHEL tt— MIT ROTTERDAM VAN DE LEESTAFEL HET GEKONKEI, OM EEN MINISTER-ZETEL Van onzen correspondent) B e r 1 ij n, 31 Januari 1930. Dr. Hendrik Becker werd In 1878 in Amster dam, als zoon van den toenmaligen Duitscben consul aldaar, geboren. Hij studeerde aan diverse hoogescholen theologie en Oostersche talen en toen het Haraburgscbe koloniale insti tuut ln een universiteit omgezet werd, beriep men hem aldaar om onderricht te geven in de geschiedenis en de cultuur van het Oosten. Van hier verhuisde hij naar Bonn om daar ter stede de leiding op zich te nemen van het Oostersche seminarie, dat aan de universiteit verhonden is. Het was vooral de koran, die steeds in het brandpunt van zijn belangstelling stond. Vaktijdschriften ontvingen menige studie van zijn hand over het mohammedanisme en hij werd ook de oprichter en trouwe mede werker van „Der Islam". In 1916 deed hij zijn Intrede als ambtenaar in het Pruisische ministerie voor eerediensten, terwijl hij tegelijkertijd buitengewoon hoog leeraar aan de universiteit van de hoofdstad werd. Toen de revolutie een bezegelde zaak was, werd hij van^ braaf monarchist even braaf republikein, eene gedaanteverwisseling die men hem in conservatieve kringen nimmer ver geven heeft. Tenminste niet het tempo, waarin de kleurverandering plaats vond. Maar hij plukte er toch vruchten van, want al zeer spoedig maakte hij promotie en werd hij staatssecretaris onder Haenisch. Nog wat later nam Stegerwald hem als minister voor cultuuraangelegenheden in zijn kabinet op. Dat was in 1921. In 1925 nam Mars hem in diezelfde kwaliteit weer op en toen deze staatsman een paar dagen later reeds weer ten val gebracht was, trad hij in de regeering Braun, waarvan hij tot gisteren deel uitmaakte. Becker wordt als een zeer fijne, elegante geest beschreven. Hij had b.v. een goed begrip voor de confessioneele school en werkte deze nimmer tegen. Ook had hij een groot aandeel in de totstandkoming van het Pruisische con cordaat. Hi1 was lid van geen enkele partij maar de democraten rekenden hem als een der hunnen, omdat zij beweerden, dat hij hen in levensopvatting het meest nabij kwam. Becker kan eenigszins met Gessier vergele ken worden. Laatstgenoemde had tot taak het leger, dat uit den aard der zaak zeer stevig aan het monarchisme vast zat, voor den nieu wen staat van zaken te winnen. Becker moest hetzelfde met de scholen doen, in het bijzonder het de universiteitsprofessoren en de studenten. Beide mannen hebben bij de uitvoering hunner uitermate delicate zaak meer in het klontje suiker dan in de zweep geloofd. Beiden werden van links dagelijks aangevuurd den heelen hun toevertrouwden boel kapot te slaan, terwijl echts hen voor eiken getroffen maatregel op alle denkbare wijzen verguisde. Maar beiden gingen standvastig hun eigen weg, een weg, die geplaveid was met gematigdheid, begrip voor de gevoelens van anderen, tact, tact en nog eens tact. Het was beiden mannen bescho ren voortdurend maatregelen te moeten tref fen, die hevig misbaar verwekten en dikwijls zelfs orkanen ontketenden. Maar beiden waren ook zoo glad als een aal en gleden door moei lijkheden heen, waar dozijnen anderen in ver ward geraakt zouden zijn. En de twee zouden te hunner tijd ook tot de ervaring komen, dat ondank 's werelds loon is. Toen de mannen van links tot het inzicht begonnen te geraken, dat de rijksweer vrijwel voor de republiek gered was, men van haar althans niets meer te vreezen had, werd Gessier de woestijn ingestuurd zonder een woord van dank mee te krijgen voor de schitterende ma nier, waarop hij zich van zijn taak gekweten had. Wij willen niet zeggen, dat Becker zijn taak bereids tot een gelukkig einde gebracht heeft, maar men is nu toch wel zóó ver, dat men de hoogescholen met hun heelen staf van professoren aandurft en daarom moet Becker weg. Nu dient men nog te weten, dat Pruisen door de Weimarsche coalitie geregeerd wordt, maar dat velen er op uit zijn deze combinatie dooi de groote coalitie te vervangen. De volkspartij zou dus in het kasteel worden opgenomen en men bood haar de handelsportefeuillte aan. mits gaders een zetel zonder departement. Daar dit laatste in dezen tijd van bezuinigingen wat duur uitkwam, werd er voorgesteld, dat deze minister ook geen salaris zou krijgen, weshalve hij de minister zonder portefeuille en zonder portemonnaie genoemd werd. Verantwoordelijke vertegenwoordigers van de volkspartij namen dit voorstel aan, waarop Braun het hun offi cieel nog eens herhaalde. Maar men moet bij de volkspartij altijd op verrassingen rekenen en zoo geschiedde het dan ook, dat deze partij bij een stemming haar eigen afgezanten desa voueerde, waarop Braun de onderhandelingen over de vorming van de groote coalitie direct afbrak. Door deze besprekingen heen speelden nog andere verlangens. De socialisten vormen in den landdag bij ver en breed de sterkste partij. Ze hebben er 137 aanhangers tegenover de demokraten, die er maar 21 tellen. Toch zijn deze laatste, evenals het centrum, sterker in der regeering vertegenwoordigd dan zij zelf. Hun streven was er dus op gericht een of ander minister beentje te lichten en op de daardoor opvallende plaats onmiddellijk beslag te be leggen. Nu verdedigde elke fractie haar ministerze tels met dezelfde doodsverachting, waarmede eene leeuwin het haar welpen doet. Becker Lad echter geen fractie achter zich en daarom concentreerden de aanvallen zich meer en meer op hem. De socialisten herinnerden zich, dat Becker twee besluiten uitgevaardigd had, be trekking hebbende op het voeren van koloniale propaganda op de scholen en ook, dat hij er niets voor voelde kinderen met de karwats naar grondwetsfeesten te dwingen, waarvoor zij niets voelen. Op grond hiervan verklaarden zij Be cker als een niet langer te dragen minister en sloegen zij Genoese König als opvolger voor. Het centrum hield zich hierbij afzijdig, of schoon König van huis Katholiek is. maar later socialist werd. Hij staat echter als een knap en gematigd man te boek en daarmede stelde het zich tevreden. Maar niet zoo het „Berliner Tageblatt" en, op aansporing daarvan de demo kraten. Genoemd Israëlitisch blad, wierp zich in eens al3 voorvechter op van de evangeli sche Duitschers. Het omstreden ministerie heeft al een Katholiek staatssecretaris, aldus het blad, en het is onmogelijk de protestanten nu nog eens met een Katholieken minister van onderwijs en eeredienst op te schepen. Hierop verklaarde het centrum, dat het in zorg voor de protestante Duitschers niet bij de mannen van Palestina ten achter wilde staan, reden, waarom het de candidatuur König, van den renegaat, die het oorspronkelijk geneigd geweest was stilzwijgend te aanvaarden, nu uit drukkelijk en ten bate van de protestanten ver- .wierp. -r* - BIJ EEN POGING OM OP EEN HOOGTE VAN 3000 VOET loopings te maken is een Amerikaansch vlieger afgegleden en vóór de oogen van talrijke toeschouwers verpletterd; op de foto zien wij het vernielde vliegtuig. door DR. FELIX RUTTEN 't f» Merkwaardig hoe er in dit uitermate Katho lieke land, waar de kerken zijn als brandpunten van het volksleven of het een ander Italië was, de joden een zoo overwegend bestanddeel vor men van de massa der groote steden vooral, maar ook zelfs op de landwegen en in de afge legen dorpen geen onbekende figuren zijn: zij behooren veeleer tot de onveranderlijke stof- fago van het Poolsche landschap, en tot dit geheel van vormen en kleuren dat voor ons „een beeld van Polen" is. Ontegenzeggelijk dragen er de joden bij tot de .locale kleur" van het land, en in niet ge ringe mate: eon sociaal-economische factor van belang! Dlt joodse he element nu, zoo karakteristiek in zijn uiterlijk, voor zoover het de mannen betreft, is misschien wel juist datgene wat de vreemdeling het beste kent van dit Roomsche land. Daarmee is men buiten de grenzen van het land zelf bet eerst vertrouwd geraakt, al thans in aanraking gekomen. Want wij treffen de Poolsché joden aan, zoowel langs de rumoe rige kaden van Rotterdam, als bij den diamant handel te Amsterdam of Antwerpen. Poolsche aristo's, die heusch geen zeldzaamheden zijn, komt men toch minder algemeen tegen dan Poolsche joden. Geen roman over Polen, waarin niet een jood een rol speelt. Evenmin kan men er in een trein coupé zitten, zonder er joden aan te tref fen. Zou dit dan ook verwonderlijk zijn, waar zij zulk een groot percentage der bevolking uitmaken? Zij vormen een darde der bevolking van de tnillioenenstad Warschau, waar zij op al de banken der publieke parken, overal, de tragische waardigheid hunner zwarte tabbaar den en de schilderachtigheid hunner rembran- tieke karalcterkoppen uitstallen. Zoo vormen zij o.a. ook een zesde van de bevolking der groo te fabrieksstad Lodz met haar ongeveer 600.000 inwoners; en veertien procent van de totaal- bevolking van het heele land. Geen wonder dus dat men ze tegenkomt op alle wegen, als rei zend koopvolk vooral. Toen de steden in haar decadentie verorde ningen uitvaardigden tegen de joden weken deze in aanzienlijk aantal uit naar het platte land. Daar traden zij nu als speellieden op in de kaste-elen der magistraten; men vond ze er als kooplui en kettinghandelaars. Ze vestigden zich als kroeghouders langs de wegen bij de ver keerspunten, waar de postpaarden verwisseld en de koetsen gestald werden. Overal zijn ze nog altijd, waar negotie gedreven wordt en er een stuiver te verdienen valt, op jaarmarkten en bedevaartplaatsen. Op een morgen in den herfst zag 'k een heelen stoet van bedelarme verhuizers, karretje na karretje, 1 gs de groo te Weichselbrug het woelige W" \u binnen trekken: het waren joodsehe 1 innen die met hun ellendige plunjes en p:u, =n, vrouwen en vieze kinderen, terugkeerden van hun zo- mercampagne in .het Poolsche binnenland en bij het naderen van het koud seizoen hun win terkwartier in de stad opzochten. Altijd herkent men ze aan hun oude dracht, waaraan ze koppig hun lange zwarte kuiten dekkers, de zwarte pet met het smalle klepje, den langen baard, die hen iets geeft van aarts vaders, en de papillotten boven da ooren. Te Lublin dragen ze nog knoestige stokken als uit den druivenwingerd gesneden, en te Krakau kan men er nog zien met den „teffilin", de pun tige muts omgeven met pelswerk. Maar niet alle joden van Polen bleven deze uiterlijke overlevering trouw; niet allen bleven zij Israëlieten van den ouden stempel. Naast het joodsehe koopvolk dat in de oude stads wijken der groote centra nog al3 in ghetto's samenhokt, zijn er ook de intellectuele joden, die zich in niets van de overige Polen wenschen te onderscheiden: dan verraadt hen nog alleen maar hun naam als zoodanig. Zij vormen tegen over de grove materialisten, die alleen maar voor hun negotie leven, een kaste van fijne cul- tuurmenschen, geleerden en hooger ontwikkel den, die leven met een meer ideëel levensdoel voor oogen. Onder de materialisten zijn er ech ter, die betreuren, dat zij nu niet meer behoo ren tot Duitsehland en tot Oostenrijk, daar zij de vorming van een Poolschen staat beschou wen blijven als een belemmering voor de vrij heid van bewegingen op de wereld, beschouwd als handelsterrein. Russophielen worden er on der hen niet gevonden. Maar er zijn Zionisten onder hen zoowel als nihillisten en communis- Aan deze amusante ontwikkeling is nu Ineens een einde gekomen. Tijdens de geschetste on derhandelingen vertoefde Becker in Weenen en van daaruit moest hij bemerken, hoe men over zijn portefeuille beschikte als bestond hij slechts uit lucht. De man heeft zich hierdoor waarschijnlijk erg gekrenkt gevoeld en toen hij dus in Berlijn teruggekeerd was, diende hij dadelijk zijn ontslag als minister ln. Braun nam dit ontslag met een paar beleefdheids strijkages aan en benoemde direct den 37-jari- gen Genosse Adolf Grimme tot Beckers opvol ger. Zoodat het Pruisische ministerie voor on derwijs en eeredienst van heden af in socialisti sche handan berust. Hoe het den professoren hierbij te moede zal zijn, is nog niet bekend. ten. Er zijn asceten, Hassidin, en orthodoxen ender hen, zoo goed als onverschilligen Men vindt er alle kleuren en soorten aldus. Doch de reden waarom er ook in het huidige Polen een „joodsehe kwestie" bestaat is wel het feit, dat hij zeer velen onder hen, tengevolge van een eeuwenlangen wrok, argwaan en ook hoog moed, de overtuiging werd gevestigd dat zij, Israëlieten, nog altijd, zelfs in dit gastvrije land, als nomaden rondgaan onder de vreem delingen. Dit gevoel van anders te zijn dan de anderen, was niet altijd denkbeeldig. Redenen tot onte vredenheid waren er, al leeft de christelijke bevolking dan ook in vrede en pais naast de joodsehe bevolking voort, doch zander huwe- lijksvermenging. Wat velen zelfs onder de volg- zaamsten der joden verbitterde, was de Zon dagsrust, waartoe zij verplicht werden. Dit was wel allerminst in hun kaart gespeeld, daar zij vooral den kleinhandel in handen hebben. Maar was het niet verregaand, dat zij de Room sche bevolking van 't land de concurrentie aan deden op den dag, dat die zich van den arbeid onthoudt en waar de joodsehe meerderheid al gevoeld werd als 'n tyrannie! Dit is dan wel de sociaal-economische zijde van het vraagstuk, dat den Poolschen staat bozig houdt; maar het is niet eens de donker ste zijde daarvan. Dat de joden van Polen vooral den kleinhandel beheerschen, hebben de Polen zich zelf te wijten, daar deze, oorspron kelijk o£ ridders of boeren, het handeldrijven beneden zich achtten. En daarmede was voor den stroom der bedrijvige joden Polen van zelf de bedding aangewezen, en bestrijken zij er nog altijd de handelsmarkt. Het jodenvraagstuk in Polen Is er echter een van méér dan sociale, en wel van nationale strekking. De meeste der Poolsche joden noe men zich niet Pool, maar jood. Zelfs als zij binnen do Poolsche landgrenzen geboren zijn, willen zij nog buiten de Poolsche bevolking biijven als iets afzonderlijks, wat in een modernen staat niet denkbaar en niet bestaan baar is. Bij de laatste volkstelling in Polen hebben dan ook drie kwart van de gezamen lijke Israëlieten aldaar het judaïsme opgegeven als een eigen nationaliteit. Daarmede werd aldus door hen uitgesproken, dat zij niet als Polen wenschten beschouwd te worden, maar er wilden voortbestaan als vreem delingen: als een afgescheiden volksstam bin nen den staat. "Waar het nu dienstplicht e.d. betreft, kan de staat als zoodanig wel korte metten maken en de onwilliger dwingen tot het opvolgen der algemeens wetten; maar iets anders is 't, of een dergelijke geestesrichting van een groot percentage der bevolking geen gevaren in zich sluit, waar het de veiligheid van den staat betreft? Zijn dergelijke afgescheidenen te vertrouwen of niet, en zullen de kampementen van Israël niet als de toestand zóó ls gemakkelijk in de ure des gevaars gewonnen worden door het geld van den vijand, die een verradersprijs aanbiedt? De laatste oorlog heeft hieromtrent het Pool sche staatsbestuur heel wat geleerd. Wanneer het waar is wat het spreekwoord zegt, dat ieder land de joden heeft die het verdient, dan had Polen vooral toch wel eenige dankbaar heid, mogen verwachten van de afstammelingen dergenen die het eens met zoo véél grootmoe digheid binnen zijn landgrenzen heeft opge nomen. Zóó gastvrij als Polen, is wel nooit een slaat in Europa voor de joden geweest. Polen is van ouds even gastvrij geweest als verdraagzaam. Hoe godsdienstig ook, en innig aan de Roomsche kerk verknocht, hebben de Polen nooit het voorbeeld gevolgd van hun buren, de Teutoonsche ridders, die het Oosten trachtten te beheeren met het zwaard in de vuist, zooals de Russen hun orthodoxie predikten met den knoet. Geen volk van de vele volkeren die zich bij het Poolsche rijk aan sloten, werd door religieuse vervolgingen ver ontrust. Ten tijde der godsdienstoorlogen, die heel Europa in vuur en vlam zetten, bleef in Polen alles rustig, en in naam der tolerantie, die in Polen voor een opperste deugd gold, ver dedigde de Pool Wenceslas Leszcynski den af valligen Jan Huss voor eijn anaklagers en rech ters. Zoo vonden de joden al in de Xlïde eeuw de poorten van dit land voor hen geopend, toen zij in alle overige landen vervolgd werden. In do XVde eeuw werd Polen het toevluchtsoord der Hussieten; ln de XVIde vindt men er al de sekte van dien tijd, Calvinisten, Luthe ranen en zelfs muzelmannen. De moskeën ston den er naast de synagogen. Eerst lat9r zou blijken dat er in deze' verdraagzaamheid een gevaar lag voor de homogeniteit van het natio nale geweten. De „dissidenten" werden in Polen dan ook van lieverlee „anti-patriotten", die bij do eind-catastrofe van het land een onzalige rol zouden spelen. De toleratie zelf had tengevolge, dat de nationale eenheid verbroken werd, de noodzakelijke staatsreform op den achtergrond geraakte, het cultuurpell daalde en er een partij opkwam, die er niet voor terugdeinsde om de de hand te reiken aan de vijandige buurstaten. Hetgeen een Franschman zeggen deed, dat het Polen duur te staan kwam, geen Bartholomeus- nacht gewild te hebben. Het waren de Jezuïeten vooral, die Polen voor afscheuring van Rome behoedden en er de Katholieke leer opnieuw bevestigden. Maar de joden hielden er stand en Polen bleef tegen over hen grootmoedig. Toch hadden zij er een groote sociale anomalie teweeg gebracht, daar de economische bedrijvigheid zoo goed als uit sluitend in hun handen was, hadden zij door dit feit alleen reeds de vorming van een bur gerij onmogelijk gemaakt. Deze toestand ver beterde niet na de verdeeliugen van het rijk. Vroeger had men er ongeveer 900.000 joden geteld; vóór den oorlog van 1914 waren er vijf millioen. Duitscli-Polen kende geen joodsehe kwestie, daar het Israëlitisch element er van jaar tot jaar verminderde. Maar vooral In Oostenrijksch- Gallici6 trad het Zionisme sterk op den voor grond en bestreed er het streven der regeering om de joden in de nationaliteit van het land op te nemen. In het oude Poolsche rijk hadden de Russen hun In 1S62 de burgerlijke gelijkstelling toegestaan, hetgeen een groote volksverhuizing van Russische joden, naar het land van War schau ten gevolge had, mede onder den druk der antisemitische politiek van Rusland. Na de Meiwetten van 1S82 werd Polen het eenige toe vluchtsoord der joden van het Oo3ten. Hier bevonden zich sedert 75 pet. van de Russische joden, op een oppervlakte die de 4.3 pet, van het Russisch landgebied, niet te boven ging. Terwijl Rusland onder Alexander III zich aldus van het joodsehe bestanddeel zuiverde ten laste van olen, bracht deze Israëlfetische landverhuizing hier een berg van moeilijkhe den samen, van sociaal-economischen aard. Er was zich hier langzaam een Poolsche bur gerij gaan vormen, die nu hij de invasie van het jcodsch element ernstig bedreigd werd. Maar ook waren de toegestroomde Russische joden min of meer bewuste propagandisten, zoowel van het Zionisme als van de Russificatie. Met geweld overgeplant als zij waren op vreemden bodem, konden revolutionnaire denkbeelden hun niet vreemd zijn. Zij brachten niets dan onrust en ontevredenheid mee en vormden een trubbelig element in het Poolsch gebied, waar zij een boerenbevolking aantroffen, die van zaken-doen geen verstand bad. En aanstonds gingen zij hun rol spelen in de algemeene economie van het land, waar betere toestanden in het leven geroepen werden door de opko mende industrie en de agrarische verbeterings- maatregelen. De Poolsche elementen in het land verzetten zich tegen dezen aanwas van het jodendom: maar dit verzet, dat overigens vruchteloos bleef, kreeg nergens het karakter van geloofs vervolging, zooals de pogroms van 1905 in Rusland dat wèl hadden. Zelfs trad de Room sche geestelijkheid beschermend op voor de joden in Polen. De Duitsche en Russische pers deed dit wel anders voorkomen, maar ten on rechte. De bekendste Poolsche schrijvers dier dage prontesteerde daar dan ook tegen met grooten nadruk. Grooter werden de moeilijkheden, toen het joodsch bestanddeel der bevolking als zooda nig op het politiek tooneel trad en zich ver bond met de Russische extremisten en hun revolutionnair» theorieën. Met de verkiezing van den Israëliet Versari te Warschau in 1912 stonden de joden er in oppositie met de Pool sche partijen die een nationaal programma hul digden. Deze politieke strijd werd juist ook op economisch terrein overgebracht met coöperatie en boycot, toen de groote oorlog uitbrak. I)e wereldoorlog ging voorbij en een nieuw Folen verrees: maar de oude moeilijkheden zijn er nog niet opgelost: een niet-geassimileer- de massa staat er nog altijd te midden van het Poolsche volk, belemmerend en hinderlijk. Maar lederen vreemde treft het, hoe oogen- schijnlijk vreedzaam de beide qjtementen er naast elkander leven, het yeddische, bedrijvig maar tragisch, en het Poolsche, rustig en rid derlijk. HET MUSEUM, DAT KONINKLIJK- PALEIS HEET Na ecu korte huwelijksreis, waarop ze van de schoonheden van het eigen land genoten hebben, hebben Umberto en Marie-José, het jonge kroonprinselijke paar, hun palels te Turijn betrokken. Ze zijn in Turijn, waar de kroonprins, gelijk bekend, het 92ste regiment infanterie com mandeert, op enthousiaste wijze ontvangen. Reeds bij hun aankomst aan het station wer den ze met een stormachtig gejubel verwel komd en toen ze bij hun paleis aankwamen, bleek de ingang daarvan als het ware met bloemen versperd. Het waren er duizenden en duizenden, uit alle deelen van het land naar de hoofdstad van Fiemonte gezonden. Een vijver van het koninklijk paleis te Turijn. De voormalige koninklijke residentie te Turijn is een groot en prachtig paleis en voor twee jonge menschen is het ais een paleis uit een sprookje. Het zal niet vaak voorkomen, dat een jeugdig vorstelijk paar in zulk een paleis, eeu eigen paleis, zijn nestje kan bouwen. Umberto heeft zich absoluut niet druk be hoeven te maken over de meubileering en Marie-José vond er alles en meer dan dat, wat een jonge echtgenoote noodig heeft of noodig vindt. De nieuwe Italiaansche kroonprinses, die erg kunstlievend is, zal er haar hart kunnen op halen en er is geen enkele reden voor haar om te betreuren, dat haar en haar man niet het Palazzo Pitti te Florence als woning werd aangewezen, waarvan eerst sprake is geweest. Het Turijnsche paleis behoeft niet voor het Fiorentijnsche onder te doen. En bovendien, Turijn is een groote, moderne, misschien wel de modernste en meest mondaine stad van Italië, een wereldstad, vergeleken bij de ietwat provinciale bloemenstad. „Een ideaal huwelijksnestje voor zulk een Ideaal paar", hebben de Italiaansche kranten geschreven. Umberto zal er zeker graag zijn intrek ne. men, want hij woont er reeds sinds vier jaar, is er dus vertrouwd. Het paleis is intusschen al driehonderd jaar oud en door Umberto's voorvader Emmanuele Filiberto werd met den bouw begonnen, terwijl het onder Carlo Emmanuele II gereed kwam. Carlo Alberto en Vittorio Emmanuele II heb ben het verfraaid en vooral het inwendige doen opsieren. De beroemde wapenkamers, die er zich in bevinden, danken hun bestaan aan den genoemden Carlo Alberto. Het is één dei' mooiste wapenverzamelingen ter wereld en men vindt er de zeldzaamste exemplaren uit schier alle eeuwen. De wapenrustingen der oude graven van Savoye zijn van onschatbare waarde en van groote waarde is voovts het door Benvenuto Cellini geciseleerde schild. Een andere bezienswaardigheid van het pa lels is de bibliotheek, die tevens een collectie teekeningen bevat. Umberto, die een verwoed lezer is, zal er dankbaar gebruik van maken en Marie-José vindt ongetwijfeld haar plezier in het nasnuffelen der oude prenten en schet sen. De zalen hebben natuurlijk alle een naam. Daar is de zaal der Zwitsers, de zaal der Ku rassiers, etc. Speciaal de troonzaal is een ver melding waard. Hier werd het plan tot de verovering van den Kerkelijken Staat officieel goedgekeurd. Vermeldenswaard is dan het Chineesche kabinet met zijn talrijke spiegels. Verder is het bijna onmogelijk, de verschillende zalen te gaan beschrijven. In vele treft men fraaie staaltjes van schilderkunst en beeldhouw kunst aan en valt de fraaie meubileering op. We zullen ons bepalen tot de tweede verdie. ping, waar Umberto en Marie-José hun intrek zullen nemen. Hier vormen de gobelins een bezienswaar digheid op zich zelf. Ze dateeren uit de zeven tiende eeuw en stellen tafereelen uit de mytho logie en de antieke geschiedenis voor. Portret ten, bustes, marmeren en bronzen vullen elke zaal. Van al deze kunstvoorwerpen kent Umberto de waarde en de geschiedenis. Hij ls een goed kunstkenner en interesseert zich vooral voor porselein en miniaturen. In dit opzicht heeft hij iets van zijn vader, die een hartstochtelijk muntenverzamelaar is. Het zich op de tweede verdieping bevindende miniaturenkabinet telt vele precieuze en zeld zame kunststukjes. Umberto heeft het geheel gereorganiseerd, met de liefde en de toewijding van een enthousiast verzamelaar. Voor Marie-José, die gaarne schildert en veel van schilderijen houdt ligt er in het paleis een. enorm terrein voor onderzoekingen braak, terwijl het groote aantal fraaie majolica's eveneens haar belangstelling zullen trekken. Heel deze tweede verdieping is een museum in het museum, dat koninklijk paleis heet en daarbij omvat ze nog verschillende mooie zalen, zooals de balzaal, een immense ruimte. Aangezien heiden dol op dansen zijn Urn. berto, zoo zegt men, danst met voorliefde den foxtrott zullen ze hier hun hart kunnen ophalen. Het eigenlijke nestje bestaat uit twee rijk gemeubileerde kamers, één voor Umberto en één voor Marie-José. In Umberto's kamer zucht oen tafel onder den last boeken en tijdschrif ten, terwijl in die van Marie-José een schil dersezel en een piano staat. Uit belde kamers heeft men een schitterend vergezicht over Turijn en omgeving. Tot slot moet nog de prachtige tuin ge noemd worden, met zijn vijvers, standbeelden en beeldengroepen. Kortom, Umberto en Marie-José wonen in een nestje, waarop menigeen jaloersch zal zijn. Rome, C. P. M. H. De intelligente chasseur. Een gast verlaat 's morgens om half acht in grooten haast het hotel om den eersten trein te halen. Dan bemerkt hij dat hij Iets heeft vergeten, en hij roept tot den chasseur: ,-Loop gauw naar kamer 453, en kijk, of ik m'n parapluie heb vergeten. Hij staat links Van de waschtafel. Maar vlug hoor!" Een minuut later ls de boy alweer beneden en zegt: „Ja, mijnheer, de parapluie staat er- links van de waschtafel". laainsche lachedingen. Jules Spuitmans, die kennis had met de rijke weduwe Van der Kroonen, had zoo zijn best gedaan om een liefdesbriefken te schrijven, ciat van de poes niet was, toen er bij het laat ste woord een klad op viel, zoo groot als een zakhorloge. Eerst sakkelde Jules wel een beetje, maar hij had het gauw geberlikt. „Aanbedene" schreef hij onderaan, „hier heb ik tien kussen op gedrukt". En de ion geloofde dat. Een rekruut kwam door een straat te Gent en zag daar in een kooi een papegaai. Daar hij nog nooit zulk een beest gezien had, bleef bij hem verwonderd bekijken. Eensklaps riep de papegaai: „Goeden dag!" Verschrikt nam de rekruut zijn politiemuts af en zeide: „Verschooning, mijnheer, ik meende dat gij een vogel waart". Kobe Janssens wou al lang eens naar Cstende gaan, en hij neemt op een Zondag een pleiziertrein. In een tusschenstatie roept een wachter hem toe: „Hola, daar, hang niet, met Uw bovenlijf uit het portier!" „Goed te praten, vriend", antwoordt Kobe, „ik heb in alle bakken gezocht vóór het ver trek, en alleen in dezen vond ik nog plaats voor mijne twee beenen". ERKEERSSTREMMING. Door het opladen van een heimachine en het afbreken van de heistelling werd gistermiddag het verkeer langs den Schiedamscheweg gerul- ni.en tijd stopgezet. Do gemeente-veldwachter trad regelend op. In het. drukke middaguur bracht dit obstakel, dat veel belangstelling trok, groote stagnatie teweeg. NIEUWE AUTOBUSDIENST. Door den autobus-ondernemer, den heer H. van Dam, alhier, die sedert een S-tal jaren een autobusdienst KethelSchiedam exploiteert, zal morgein een nieuwe lijn worden geopend n.l. SchiedamOverschio en omgekeerd. In Schie dam zal de bus evenals de Ketlielsche autobus van de Koemarkt afrijden, terwijl in Overso.hle de Burg. Bosstraat als standplaats is aange wezen. De nieuwe dlensit, welke zeker in een lang gevoelde behoefte voorziet, ook voor de Kothelaars die nu vanaf het „Huis Te Rivier" in heide richtingen kunnen reizen, zal door een nieuwe bus worden onderhouden, welke geheel ln onze gemeente werd gebouwd etu afgewerkt. Naar we vernamen zal bij een goed rendeeren van de nieuwe lijn de dienst nog aanmerkelijk worden uitgebreid, FEESTAVOND R. K. VROUWENBOND Opvoering van Mr. Parable Wij leze® in „De Msb." Gisterenavond gaf de R. II. Vrouwenbond zijn jaarlijkschen feestavond aan de leden. De Schouwburgzaal der St. Josephgezellen- vereeniglng was zeer goed bezet met een op gewekt publiek, dat de keuze van het bestuur: een opvoering van het blijspel van Jeröme K. Jerö: „mr. Parable" door de R. II. Scb.iedam- sche Tooneelclub zeer bleek te waardeeren. Ds eere-voorzitster mevr. Annie Meijer, sprak, bij ontstentenis van de voorzitster, een openingswoord, waarin zij in het bijzonder den oud-geestelijk adviseur pater v. d. Bosch O.F.M. alsmede rector Kerkvliet welkom heette. Spreekster zeide, dat de vrouwenbond dit jaar op den Rech ter-Maasoever niet zulke bij zondere resultaten heeft bereikt, op den Lin- ker-Maasoever daarentegen werd een groot aantal nieuwe leden gewonnen. De Schiedammers kwamen dan aan de beurt. Hoewel de keuze van het stuk ons niet bij uitstek gelukkig toeschijnt, is Jerome toch In ieder geval een geestig man, die de afge zaagde kluchtspel trucjes niet noodig heeft en hoewel hij vrij oppervlakkig blijft, toch «eni germate weet te boeien en te arauseeren. Om dit blijspel geheel tot zijn waarde te la. ten komen zijn welhaast geroutineerde be roepsspelers noodig, die fijn weten te nuan ceeren. De Schiedammers schoten dus wel eenigs zins in hun taak tekort, doch zij speelden zon der pretentie en dat ls voor dilettanten al bij zonder veel waard. Dit gezelschap, bezit een goeden regisseur en enkele inderdaad veel belovende krachten, die zich kalm en los op de planken weten te be wegen en het publiek terstond voor zich in nemen. Zoowel Wim Rademaker als Hans Nolet, Henri Kraayvanger en Marianne v. d. Eelaart (jammer dat haar stem niet op peil was) le verden prettig, vlot spel, dat in een modern blijspel zoo onontbeerlijk is. Ook mevr. Rademaker-Nolet had aardige trekjes. Het vroolijke stuk hield de zaal den heelen avond aangenaam bezig, er werd veel en gul gelachen. In de pauzes werden frenetieke aanvallen gedaan op de beurzen met aardige prijzen als lokaas en voor een zeer goed doel, het Rust- fonds. Het was een geslaagde vroolijke avond. „De reis naar de pla neet Ken" door Cli. Haugen Het Nederlandsch Boekhuis, Tilburg. De planeet Ken behoort tot een ander zonne stelsel dan de aarde. Op die planeet is men ons, armzalige aardbewoners, vele duizenden jaren vooruit Alleen het buskruit schijnen ze er niet te hebben uitgevonden of ze hebben er de formuul van vergeten. Want toen een dwa lend hemellichaam tegen de lichtbron van de Ken botste, zoadat deze in plaats van één twee zonnen kreeg, de temperatuur dus gewel dig steeg en daarmee de voorwaarde was ge schapen tot de herleving ven geweldige voor wereldlijke gedierten, was er geen enkel doel matig middel om die lcbityosourussen of vam- pirexen, vreeselijk bloeddorstige gedrochten, doelmatig te verdelgen. Dies trok eeu koningszoon naar het dichts- bijzijnde zonnestelsel, het onze, met een ver nuftig geconstrueerd vliegtuig, waarmee een snelheid kon worden bereikt tien maal grooter dan die van het licht, om machinegeweren, kanonnen, en da bijbehoorende ingrediënten te gaan halen, en die naar Ken een afstand van 37 billloen Kilometer - over te brengen. Een rijke Emgelsche sinjeur en een corres pondent van de Daily Mail, maken den terug tocht naai' de Ken mee en een hunner keert weer terug, gelukkig, want anders hadden we van de avontuurlijke reis en van de vernieti ging der vampirexen niet veel gehoord. Aan fantasie ontbreekt het den schrijver niet en bij is eeu vlot verteller, zoodat het fanta*" tische hoek zich prettig laat lezen. Katholieke bibliotheken rubriek iL

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10