MISÈRE Dienstijver Tdir.rt.ur ontving end.lifke.nJC -tt- 1$— Hij bukte zich, stak de hand uit maar den Misère bleef al dien Jjtd bij zijn meester Kb- j wfcsellde. II. (Slot). Neen, a-ptwooordde de ander koel eu kort. Ik heb een kwitantie voor mijnheer. Alstu blieft, twee en halve dollar aan kool voor de biggetjes. Wilt u de kwitantie voldoen ja of neen? Twee en halve dollar voor kooksta melde mijnheer Morehouse verbaasd. U be doelt toch niet. dat die twee diertjes. Acht, onderbrak de ander hem, vader, moeder en zes kinderen. Acht zeg ik u. Als eenig antwoord sloeg mijnheer Mo rehouse de deur dicht voor den neus van den verrasten beambte. Ondertusschen was mijnheer Morgan z'ra onderzoek begonnen om uit te maken of het Tarieventoureau Guineesche biggetjes als varkens kou beschouwen. Hij wendde zich eerst tot zijn chef, den algemeenen di recteur van de Postpakkettenmaatschappij- Wat js het tarief voor gewone varkens en voor kleine huisdieren, was diens eer ste vraag. 10 Shilling voor varkens, 1 shilling voor kleine huisdieren. Dan spreekt het van zelf dat Guineesche biggetjes als varkeens beschouwd moeten worden, vond de ander. Dat is ook mijn zienswijze, bekende mijnheer Morgan, met zelfvoldane» glim lach. Maarzijn Guineesche biggetje wel werkelijk varkens. Zijn het niet eerder ko nijnen? De ander dacht even met gefronste wenk brauwen na. Onder ons gezegd deed ik ze liever bij dc konijnen in. Goed beschouwd houden ze het midden tusschen varkens en biggen. Die vraag moet door een deskundige opge lost worden. Wacht eens, ik zal 'n beroep doen op de kennis van professeur Gordon, die zooals u weten zult, zijn leven gewijd heeft aan de studie van zwtjnenrassen. Wilt u mij het dossier toe vertrouwen. Na rijp beraad dicteerde de directeur een Oplangen vleionden brief aan het adres van •meden eminenten geleerde. Het ongeluk wilde echter dat de professor sinds eemige weken naar Zuid-Amerika ge reisd was om te zoeken naar de geraam ten van een uitgestorven zwijnenras. Zijn vrouw zend den brief wel na, maar de postdienst is erg gebrekkig in die streken. Daarenboven vertoefde de geleerde in het hooggebergte waar de brief hem eerst na verscheidene maanden bereikte. De directeur dacht niet meer aan de Gui neesche biggetjes. Mijnheer Morgan en zelfs Morehouse verkeerden in hetzelfde geval. Maar Flanningan kon de dieren niet verge ten. Do helft van zijn tijd besteedde hij aan de verzorging van de hem toevertrouwde knaagdieren zooals duidelijk bleek uit den brief welken mijnheer Morgan omlving nog vóór professor Gordon de vraag van dien directeur had kunnen beantwoorden. „Die biggen geschiedenis wordt hoe lan ger hoe ingewikkelder, schreef de gewe tensvolle beambte, nu heb ik al voor twee en veertig van die diertjes te zorgen, 't Be* te zal zijn met den verkoop er van te be ginnen anders wordt bet een ware meina gerie. Waarop mijnheer Morgen aanstonds het telegram zond: „Verkoop geen enkel biggetje Brief volgt" De brief legde breedvoerig uit, dat de maatschappij geen recht bad op de die ren, maar deze eenvoudig bewaarde totdat de tariefkwestie opgelost was. Het schrij ven werd besloten met de aansporing om goed te zorgen voor de kleine kostgangers. Flanninga liet zich moedeloos op een stoel neervallen, keek met treurige oogen naar de Guineesche biggetjes. De kist. was te klein geworden: de bewoners liepen ge vaar er in te stikken. En de directeur wilde nog wel dat ze goed verzorgd werd. i. Flaunigan kocht daarom een aantal planken maakte daarvan een groot hok dat de ht"1 van een der *wee str.tionslok a- len in beslag nam. Maar behalve de verzorging der knaag dieren had hij ook zijn gewone werkzaam heden; alleen kon hij al het werk niet meer af- Op een goeden morgen werd het hem te machtig- In zi'n wanhoop greep hij een vel papier, schreef daar met groote cijfers op lfi~ en' zond dat geheimzinnige getal in een envelop naar mijnheer Morgan Deze eischte naderen uitleg welke Fla.u- nigon gaf in f>et volgende lakonleke briefje: Kr zijn nu honderd zeven en zestig big- gp'tie In 's hemelsnaam laat mij er een ge.- dee.be van verknopen als u tjimmsf niet wilt dat ik krankzinnig won „Verkoop er geen één' wer voerig schrijven van professor >o c in deze, steunend op hechten we pelijkem grond, als zijn meening - nen gaf dat Guineesche biggetjes me dezelfde familie behooren als varkens. Die kwestie was dus opgelost. De direc teur telephoneerde het beslissende antwoord aan mijnheer Morgan, die er dus voor zor gen moesit, dat het tarief beperkt werd tot één shilling per stuk. Zoodra, mijnheer Morgan over een vrij oogenblikje beschikte, stelde hij 'n rapport op, voegde dat bij het dossier en zond al les naar de afdeeling waar de geschilpun ten opgelost werden. Daar werd het geval opnieuw in studie genomen waarvan het gevolg was, dat Flanningan zich na eeni- ge weken in een antwoord mocht verheu gen. De honderd zeven en zestig biggetjes moesten aan den wettigen eigenaar geleverd worden tegen de betaling van één shilling per stuk. De egerlijke ambtenaar had een ganschen dag n-oo-dig om de levende voorraad te tel len. De schuwe diertje leenden zich zoo slecht voor die volkstelling dat Flannin gan zich genoodzaakt zag hen één voor één over te brengen is een nieuw haastig getim merd hok. Toen eerst kon hij met kennis van zaken spreken en terug schrijven: „Er was een tijd waarop ik slechts hon derd zeven en zesitig biggetjes in bewaring had. Maar thans zijn er precies acht hon derd twaalf. Wat moet ik daar dus voor vragen. En moet ik de vijf enzeventig dollar aan kool ook opeischen?" Er gingen een aantal dagen met corres- pondeeren voorhij, voordat de bureau-ambte naren begrepen waarom Flauningan sprak van 812 dieren inplaats van 1G7. En die 75 dollar voor kool eischte tevens nadere ver klaring. Flanningan wist geen raad meer. Opnieuw had hij de afgeschoten ruimte moeten ver- grooten. Toen men hem eindelijk toestond 800 shil ling te vragen aan den geadresseerde, had hij geen tijd meer om zich met iets anders bpzig te houden dan met de Guineesche big getjes. Zijn woning was omringd met hok ken waarin de vraatzuchtige dieren krioel den. lederen dag moest hun gebied uitge breid worden, want iederen dag nam hun aantal toe. Flanningan schatte de menigte op vier a vijf duizend. Ondertusschen hadden de bureaucraten ginds den raad ingewonnen van een bekend rechtsgeleerde en besloten alléén te laten betalen voor het oorspronkelijke jaar. Het telegram luidde: „Vorige factuur Guineesche biggetjes ge annuleerd. Vraag slechts twee shilling. Be stel de heele partij". Flanningan werd bijna uitzinnig van blijd schap toen hij dat gelukkige, bericht ont ving. Haastig schreef hij een nieuwe fac tuur, holde naar de villa van Morehouse. Helaas de vogel was gevlogen. Op een plank aan het balcon stond: Te Huur. Op een draf keerde hij terug. Tijdens zijn afwezigheid waren er vier en zestig dieren bijgekomen. Radeloos liep hij weer naar huiten, was besloten niet eerder thuis te komen dan na heit adres van mijnheer Morehouse ontdekt te hebben. Hij vernam echter ai spoedig dat de man vertrokken was zonder eenig adres achter te laten. Toen hij 's avonds uitgeput terug kwam, brachten zijn helpers hem op de hoogte van den toestand door te berichten dat er dien dag twee honderd twintig nieuwe aardbewoners het levienslieht aanschouw den. Flanningan telegrafeerde: „Geadresseerde vertrokken. Wat te doen? Ben radeloos". Reeds twee dagen later kwam het ant woord en het nieuwe aantal zuigelingen ging het getal vijfhonderd niet te boven. De directie van de Postpakkettenmaatschappij besliste, dat de Guineesche biggetjes ver zonden moesten worden naar de centrale administratie te N. Flanningan kreeg weer hoop. Geholpen door zijn pas verkregen perso neel toog hij aan den arbeid. Hij verzamel de alle leege kisten en stopte ze vol met Gui neesche biggetjes. Iedere trein die stopte kroeg een aantal van die zware kisten mee. Flanningan en zijn heipers werkten dag en nacht met wanhoopsijver, vulden, spijkerden dicht, verzonden, zonder een oogenblik te verhezen. De afstand tusschen de beide sta tions was als een aaneenschakeling van allerhande kisten die krioelden van de vraatzuchtige knaagdieren. In drie dagen tijds werden er aldus ver schillende honderden kisten verzonden. En toch waren er in de hokken rondom Flan- ■nigans woning duizend Guineesche big getjes méér dan bij het begin der zending. „Zending stopzetten. Opslagplaatsen vol" werd er getelegrafeerd. Flanningan zette de zending alléén stop om in den haast terug te seinen: „Kan niet. stop zetten". En met nieuwen moed zette hij zijn reu zen taak voort. Eenige uren later kwam een inspecteur om den dierenstroom tot iederen prijs te doen ophouden. De hooge funetionnaris zag Flanningan met opgestroopte hemdsmou- wen cn met, een schop in de hand zich weren als 'n bezetene. Nadat deze een nieuwe groote kist volge- schept had, gunde hij zich den tijd tot den inspecteur te zeggen: Ophouden? Ik denk er niet aan! Eerst moet ilt minstens nog twee treinen vol la den. Ah, ze dachten daar ginds zeker dat ze alles konden met Flanningan. Enfin voor 'n volgenden keer weet ik nu dat alle bigge tjes, van welke nationaliteit dan ook, moe ten gerakend worden onder de kleine huis dieren. Opnieuw begon hij met den ijver der ra zernij in de levende massa te scheppen, mom pelde ondertusschen verwoed: Zoolang als ik m'n post hier nog vervul, zullen varkens voor kleine huisdieren gere kend worden.en ook koeien.en ook paar den- en ook leeuwen en zelfs nijlpaarden zullen voor kleine hiuihdieren doorgaan. desnoods walvisschen ook! staakte den arbeid even om 't zweet, dat van z'n voorhoofd gutste, af te vegen. Z'n helpers droegen twee enorme kisten weg en hij bemerkte dat de dierenmasisa aan 't verminderen was. Hij kreeg weer hoop en vertrouwen; z'n goed humeur nam weer de overhand en lachend merkte hij op: Goed beschouwd had de ramp nog heel wat erger kunnen zijn... Stel je voor dat 't in plaats van Guineesche biggetjes olifanten geweest waren. Prettig vooruitzicht. Gelezen In „de Tilburgsche Post" „Gevraagd: een aankomend slagersknecht of een leerling, wordt aan huis geslach t". Niet te veeleischend Gelezen in het „Rott. Nieuwsblad": „Beschadigd dagmeisje gevraagd 15 16 jaar bij mevrouw v. S Zeker vanwege het zachte winterweer. „De St. N i c o 1 a a sverloting vanwege het Roosendaalsche St. Nicolaascomité zal volgens een bericht in de Grondwet plaats hebben op Zaterdag 8 Februari a.s. Een Salomons' oordeel Voor den rechter verscheen een vrouw, die nauwelijks de rechtszaal betreden, haar aan gelegenheid begon te vertellen, en altoos weer opnieuw begon. De rechter gebood haar te zwijgen, maws de man bleek niet in staat deze vrouwelijke woorden-Niagora tot stilstand te brengen. „Afgewezen!" donderde de wanhopige rech ter ten slotte, „vóórdat de aanklaagster klaar Is, is de zaak al verjaard. Honger en allerlei ontberingen hadden van hem gemaakt een beeld van ellende. Al zijn ribben waren zichtbaar. Alleen reeds zijn ver vuilde vlasgele haren spraken van een jam merlijk bestaan. Zijn sukkelgangetje was als dat van een verlaten, ziekelijk wezen. Maar ondanks alles lag er diep leven en roerende goedheid in de oogen. Nadat het hem gelukt was te ontsnappen uit het asyl waar ook katten bewaard wer den, had hij een ganschen dag recht voor zich uit geloopen, zonder den weg te kenner zonder doel. Tegen den avond ging hij een voorstad binnen van de wereldstad. De hooge schoorsteenen der fabrieken joegen hun zwarten rook in den grijzen hemel. Een fijne, eentonige motregen had de straten vies en glibberig gemaakt. Hier en daar wierp een winkel bundels licht dwars over straat. Werklieden zeiden elkaar goeden avond met een handdruk. Iedereen haastte zich om zoo spoedig mogelijk te ontkomen aan den neerdrukkenden invloed van het kille November-weer. Bij den hoek van een straat liep een jongen tegen hem op, schopte onbarmhartig wild naar hem, Maar door een snellen sprong wast hij den g-evoe-ligen schok te ontkomen, week daarna uit in een smalle straat waar door met hevigheid een gure wind joeg. Troosteloos drukte hij zich tegen een muur. maakte zich zoo klein mogelijk en dacht ril lend na over de ontroeringen van dien lan gen dag. De honger knaagde in zijn ingewanden. Behoedzaam gleed hij een gang in, liep lang zaam met aarzelende stapjes verder tot aan een trap, snuffelde onderzoekend om zich heen en ging door 't duister beschermd naar boven. Achter de deuren waaronder een licht streep lag, klonken stommen. Alles getuigde van leven en op den overloop drong etens- iucht door. Opeens wordt een deur geopend en een werkman verlaat het verlichte vertrek. Kijk 'n hond! 't Dier was snel teruggeweken maar de lichte kleur van z'n haar had hem verraden. Wat doet ie hier? Van wien kan die zijn? Hier is niemand in huis die 'n hond heeft... Een vrouw verschijnt in een andere deur. Zeg juffrouw, die hond is toch niet van u? De vrouw antwoordt met iets bitters in haar stem: Och, lieve heer, wat zou ik er mee doen. Heb ik nog niet genoeg aan m'n kinderen? Dan heeft hij zeker geen meester... Wat ziet dat dier er uit. 's Kijken, heeft ie een halsband? hond die meende dat hij gestreeld zou wor den. Bangelijk stak het dier den natten poot op. Neen maar, 't is 'n gedresseerde hond! Hij geeft pootjes! En de man lachte eens hartelijk. Dat moet een lollig beestje zijn. Ik heb veel zin hem te houden. Alsof hij die woorden begrepen had, legde de hond tweemaal den natten poot in de eeltige mannenhand. Ik zal eens aan moeder de vrouw vra gen wat ze er van denk. Daar kwam ze al aan, riep naar haai man: Waar moeten we dat beest laten, we hebben al geen plaats genoeg voor ons en de kinderen. Och één meer of minder... vond de man, we zullen hem wel onder 't bed stoppen. Do hond keek hem aan, scheen te smeeken: ,Laat me hij u blijven... Waar moet ik anders heen met dat weer en een 1-eegen buik, terwijl de soep hier zoo lekker ruikt." De man en de vrouw waren goedige men- schen, konden geen ellende aanzien zonder getroffen te worden. Vind je 't goed? vroeg hij. En daar ze zwijgend bleef nadenken hakte hij den knoop door met een kort: Vooruit, naar binnen! De hond liet het zich geen tweemaal zeg gen. Hij sloop de warme kamer in waar op een fornuis eenige pannen stonden te dam pen, kroop in een hoek, om daar met tril lend schuddende bewegingen het nat uit z'n haren te jagen. Hij is erg leelijk, vond de vrouw; maar hij heeft mooie oogen, voegde ze er bij, om dat ze als iedere vrouw gevoelig was voor een zachten, diepen blik. Help me eens hem wat af te drogen.. Hij maakt hier alles vuil...! Vijf minuten later lag de vagebond in een oude deken te slapen, sloeg niet eens de oogleden op toen er eenige kinderen met luidruchtige levendigheid de deur in kwamen Maar als even later 'n gerinkel klonk van tafelgerei en de soep werd opgediend, rekte hij zich uit, ging overeind zitten en wipte met korte rukjes den beweeglijken neus in do noogte. Dat was zijn manier om eten te vragen. Gulzig slokte hij een bord soep op. Terwijl hij met klappend geluid at, kwam de oudste dochter thuis, 't Was een meisje van zestien jaar. Ofschoon wat bleek, zooals de meeste fabrieksmeisjes, had ze toch reeds veel van een vrouw, wat haar ouders met blijdschap bewonderden. In de bijna overdreven ge voeligheid van haar jonge jaren, ontving ze den armen hond met zoete woordjes en mede lijdende aanhalingen. Hoe heet hij? vroeg ze. Zij denkt overal aan! zei de vader die groot ging op de bij-de-handheid van zijn dochter. Kijk, daar hadden vader en moeder nog niet aan gedacht. Om beurten probeerden ze een aantal namen: Azor, Nero, Fidel... Het dier scheen aandachtig te luisteren, maar gaf geen bijzondere blijken van belang stelling voor een c.cr namen. Dan zullen wij hem wel doopen, besloot het meisje. Hoe vindt u: „Misère?Hij zag er immers zoo ellendig, armzalig uit? Die naam moet wel goed op hem passen. Ze nam het dier bij zich, hief don koop met beide handen op. Misère, zei ze toen met haar blik strak gevestigd op zijn goedige kijkers. Hot dier begon te kwispelstaarten en stak een poot op; het nam den nieuwen naam aan. En alsof het betuigen wilde dat hij zich nu bewust was van zijn plaats, welke hij in de familie innam, begon hij de kamer rond te loopea, besnuffelde ieder voorwerp, om Si die verkenningstocht tevens te doen uit- nieuw bij komen dat hij bezit nam van zijn "liet1 medelijden dat Misère had opgewekt bii zijn meester, veranderde langzamerhand n een innige vriendschap. De werkman werd zoo getroffen door de goedheid en schran derheid welke er glansde in de oogen van Misère, dat hij het dier als een heel bijzon deren levensgezel beschouwde. De natuur heeft den hond stom geschapen. Maar de oogen geven gevoelens weer welke ton" en lippen zouden misvormen of ge brekkig verklanken. Daarbij was M.sère erg leerzaam en schrander. Reeds spoedig lette stoomfluit der fabrieken om dan h'j op de WH lustig springend zijn meester vooruit te gaan naar de werkplaats. En terwijl de werkman zijn gereedschap pen weer ter hand nam, zette de hond zich moedig neer bij den gloelenden oven, volgde met belangstelling de verschillende phasen van de fabricatie van een electrische lamp. Zorgeloos, als zoovele werklieden, wilde de glasblazer geen bril dragen, verzekerde hard nekkig dat die hem hinderen zou bi] t wetk. De oogen stonden dus aanhoudend Woot aan den vernietigenden invloed van t Mie licht dat het hoogverhitte, vloeiende glas mb straalde. Tevergeefs waarschuwde hem de oogarts, ried zijn baas hem aan, smeekte zijn vrouw hem zijn oogen te sparen; de man bleef onverschillig voor 't gevaar Doch eens moest hij zijn werk voor een week on derbreken door een ontsteking der oogen. gen en de wederzijdsche vriendschap werd nog inniger. Toen de oogen aan de beterhand waren en de patiënt huishoudelijke inkoopen ging doen nu en dan, om wat afleiding te hebben, begeleidde de hond hem overal. Die uitstap jes verschaften het dier menig buitenkansje. Hier werd hem een been of een eindje worst toegeworpen, daar een st.uk brood of een koekje. Het duurde niet lang of Misère begon er good uit te zien. Verdwenen waren de uit stekende ribben en stukke pezen der pooten... En toch bleef hij bijna even onooglijk en leelijk als vroeger. Zijn schoonheid, zijn adel bieef besloten in zijn dierenziel cn sprak al leen uit zijn gevoelige oogen. Ondertusschen werd het gezicht van zijn meester steeds zwakker. Het heldere daglicht maakte plaats voor een beangstigende sche mering. Weldra kon de man de krant niet meer lezen. Een van zijn kinderen las hem 's avonds na schooltijd de voornaamste ge beurtenissen en 't feuilleton voor. Ook dan weer zatMisere naast hem met den kop op zijn knieën, scheen belang te stellen in de voorlezing en naarmate het licht week uit de oogen van zijn meester, werden de zijne levendiger. Voortaan moest de vrouw geheel den dag buitenshuis werken om het uoodige brood te verdienen en de hond, die nu aanhoudend alleen was met zijn meester, hechtte zich aan hem meer dan ooit De man kleedde de kleinste der kinderen aan, bereidde de eenvoudige maaltijden, bijna alleen op het gevoel af. Van lieverlede ging het huishouden van ontbering naar ellende, ontving van het arm bestuur een geringen steun, want de orde en properheid in de woning deed vermoeden dat de nood zoo hoog niet was. De winkeliers, waar hij in 't krijt stond, vielen hem aanhou dend lastig, schenen den tijd vergeten, waar op hij steeds alles onmiddellijk betaald had. De huur moest vooruit betaald worden aan een gierigen, ongevoeligen huisbaas die hem de woning reeds meer dan tien jaar ver huurd had en omdat hij geen dokter betalen kon, moest hij zijn toevlucht nemen tot het ziekenhuis, waar hij vaak halve dagen wachten moest in trekkige gangen en kille zalen. Dan kwam bijna onverwachts de vreese- lijke genadeslag, de volslagen blindheid. Tevergeefs ging voor hem dien dag de lamp op, hij merkte het niet. Alsof Misere den rampspoed van zijn mees ter begreep, verliet het dier hem dien eer sten duisteren dag geen oogenblik. De bond likte hem de handen, klaagde nauw hoor baar. En de blinde boog zijn droef gelaat naar het goede dier- M'n arme Misere, zei hij plechtig ernstig nu ben ik heelemaal blinden zul jij me voortaan rond leiden. Den volgenden dag liet de arme man zich naar het ziekenhuis leiden en de dokter gaf hem een getuigschrift, waarin sprake was van „volkomen en definitieve blindheid'" Die drie woorden, tusschen een menigte technische termen, waren vreeselijk als de onherroepelijke veroordeeling van een recht bank. Het getuigschrift werd in een lijstje gezet, om den hals gehangen en, om te gemoet te komen aan het verlangen van den blinde die met voor een bedelaar door wensebte te gaan, kocht zijn vrouw hem een aantal kleine huishoudelijke artikelen zooals: veters, ga ren, naalden. Den volgenden dag zagen de reizigers, die zich naar de trein begaven, een man zitten aan den ingag van het station, met een bordje voor de borst, een doos met koop waar op de knieën en een tinnen beker in de hand. Naast hem zat stil en peinzend Misere, die nu en dan zijn kop legde op de knie van zijn meester. 's Morgens, als zijn vrouw naar de fabriek ging, brbaeht zij haar blinden man naar zijn standplaats, beviel hem aan in de bewaking van Misere, die steeds trouw op zijn post bleef, maar blij kefte, wanneer hij zijn mees teres 's avonds zag naderen- De vriendschap tusschen den blinde en zijn 1 al ontroerde menig gevoelige ziel. De man ontving een niet te versmaden aan tal geldstukken en Misere soms een klontje suiker of een korstje brood. Door het gezelschap van zijn hond was het droeve bes.aan van de blinde dragelijk ge maakt en zonder te klagen liet hij zich iede ren morgen naar den ingang van het station leiden. 't Was zomer. De verandering van weer bracht ook een verandering in het stille bestaan va nden bibinde. Zijn vrouw bracht hem naar een brug dicht bij het station, waar het verkeer bijzonder druk was. De tinnen beker vulde zich daar nog spoe diger dan bij de stationsdeur. Telkens als een voorbijganger een geldstukje offerde, sloeg Misere een dankbaren blik, op den barmhartigen gever en kwispelde éven met zijn staart. Maar de ontelbare auto's wierpen aanhoudend stofwolken op, zoodat de blinde en zijn hond 's avonds overdekt waren door 't fijne zand, dat tusschen de kleeren knarste, Ondanks al zijn goede eigenschappen was Misere niet volmaakt. Hij was nieuwsgierig en daarbij volstrekt ook niet blind voor zijn soortgenooten die voorhij kwamen en met wie hij de ge.bruikelijke beleefdheids-formu Op een stormachtigen Julidag, waagde Misere zich in 't midden der straat waar een kameraad hem had heen gelokt. Plots kwam. hij in aanraking met een der wielen van een. wagen die hem de lendenen verbrijzelde- Eerst bleef het dier dof kermend liggen, daarna sleepte het zich op de voorpóoten in de richting van zijn meester die hem r.ep. Misere, waar ben je? Hij komtdaar is hij al....! zei een medelijdende stem. De hond naderde, was niet ver meer van den blinde af. Kom Misere, kom eens hier! De hond hijgde, met de tong uit den bek. Eindelijk lag hij weer naast zijn meester, die zich bukte en met vreugde den kop van zijn trouwen vriend herkende- Het dier kon niet meer met den staart kwispelen; deze was verlamd evenals de ackterpooten. Alleen de gevoelige oogen leefden nog in dat arme, verlamde lichaam. Wat in den meester dood was, leefde nog in Misere. En de beide ongelukkigen konden niet meer clan op uiterst gebrekkige en on- olledige wijze met elkaar van gedachten wisselen. Misere, warom leg je je kopje niet meer op m'n knieën? vroeg de blinde teeder. Zóo, blijf je liggen, lui hondje! Terwijl hij over de stoffige haren streek, werd zijn hand nat van 't bloed. En je hebt je nat gemaaktW"aar ben e geweest? Hij veegde zijn hand op den broek af en streelde 't dier in den hals. De oogen van den hond bleven staren op het kalme gezicht van den blinde.-... Een dame kwam voorbij, bleef staan, zuchtte: Arme hond! Een mannenstem achter haar zei: Arme man! Twee geldstukken vielen in den beker. De blinde bedankte. De blik van Misere volgde eenige seconden de medelijdende voorbij gangers, kwam dan weer rusten op 't bleeke gezicht van zijn meester. Eenige menschen bleven staan. Nu en dan liet de hond den kop hangen alsof het daglicht te sterk was voor zijn stervende oogen of de kracht hem ontbrak, ma'sjr tel kens opnieuw zochten de goede kijkers, weer het bekende gelaat. Een heer sprak verontwaardigd: Wat moet dat met die hond! Dat is een afschuwelijk menschonteerend schouwspel, ja menschonteerend! Slechts met moeite slaagden de andere toeschouwers er in hem tot zwijgen te bren gen door hem te beduiden, dat de blindc niet wist in welken toestand zijn hond zich bevond. B-leek en druk gesticuleerend verwijderde zich de heer daarop om een politieagent te halen. De beker van den blinde werd steeds zwaarder en 't uitgebluschte gelaat van den armen man klaarde op in een vagen glim lach van voldoening. Doorloopen! gebood op eens een politie agent. Hij ging daarop naar den blinde toe dien hij reeds eenigen tijd kende. Misère had de Oogen gesloten, scheen te slapen. Do agent boog zich over het dier, raakte het aan. Misère kermde smartelijk... 't Is donker, beste vrind, en tijd om naar huis te gaan. M'n vrouw zal zoo wel komen... niet waar Misère? Ik dacht niet dat 't al zoo laat was. 't Is nog zoo warm. Met moeite opende Misère de oogen. Hot leven ontvlood hem. Een straaltje bloed liep van uit de wonde over de stoep. Ik zou maar niet op haar wachten! ried de agent aan. Waarom? Is haar iets overkomen? Neen, dat niet... maar ze heeft zich ver laat... en mij gevraagd u naar huis te bren gen. Zooi... zei de blinde, stond meteen ge willig op en riep: Vooruit Misère, naar huis! De hond vernam het nauwelijks, maar toch hief hij de zware oogleden op. De agent nam den blinde bij den arm. Nauwelijks hadden zij twee, drie schreden gezet, of een langgerekt gejank klonk achter hen, Misère kon niet zien dat zijn meester 'b.em in den steek liet, wilde hem achterna kruipen. De blinde bleef staan, begon iets vreese- lijks te vermoeden. Wat is er Misère, dat je zoo huilt? Komt hij niet? Is hij ziek? De agent antwoordde: 't Is niets. We zullon wel zorgen dat hij thuis komt. Opnieuw klonk er een klagelijk gejank, als door snikken onderbroken. Misère, m'n arme Misère. Is hem een ongeluk overkomen? Ik wil hem nog een3 aaien... riep de blinde. Tranen ontglipte aan zijn roode oogleden. De agent troonde den armen man onhandig mee, deed zijn best om broederlijk te doen met zachte woorden. En terwijl zij zich verwijderden klonk et plots een luide knal, gevolgd door een kort, hartverscheurend gehuil... Een man had Misère een kogel in den kop geschoten om een einde te maken aan zijn nutteloos tied cn de gevoelige, goedige oogen vooc immer te sluiten»..

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 11