MISÈRE
Dienstijver
Tdir.rt.ur ontving end.lifke.nJC
-tt-
1$—
Hij bukte zich, stak de hand uit maar den
Misère bleef al dien Jjtd bij zijn meester Kb- j wfcsellde.
II. (Slot).
Neen, a-ptwooordde de ander koel eu kort.
Ik heb een kwitantie voor mijnheer. Alstu
blieft, twee en halve dollar aan kool voor
de biggetjes. Wilt u de kwitantie voldoen
ja of neen?
Twee en halve dollar voor kooksta
melde mijnheer Morehouse verbaasd. U be
doelt toch niet. dat die twee diertjes.
Acht, onderbrak de ander hem, vader,
moeder en zes kinderen. Acht zeg ik u.
Als eenig antwoord sloeg mijnheer Mo
rehouse de deur dicht voor den neus van
den verrasten beambte.
Ondertusschen was mijnheer Morgan z'ra
onderzoek begonnen om uit te maken of
het Tarieventoureau Guineesche biggetjes
als varkens kou beschouwen. Hij wendde
zich eerst tot zijn chef, den algemeenen di
recteur van de Postpakkettenmaatschappij-
Wat js het tarief voor gewone varkens
en voor kleine huisdieren, was diens eer
ste vraag.
10 Shilling voor varkens, 1 shilling
voor kleine huisdieren.
Dan spreekt het van zelf dat Guineesche
biggetjes als varkeens beschouwd moeten
worden, vond de ander.
Dat is ook mijn zienswijze, bekende
mijnheer Morgan, met zelfvoldane» glim
lach. Maarzijn Guineesche biggetje wel
werkelijk varkens. Zijn het niet eerder ko
nijnen?
De ander dacht even met gefronste wenk
brauwen na.
Onder ons gezegd deed ik ze liever bij
dc konijnen in. Goed beschouwd houden ze
het midden tusschen varkens en biggen.
Die vraag moet door een deskundige opge
lost worden. Wacht eens, ik zal 'n beroep
doen op de kennis van professeur Gordon,
die zooals u weten zult, zijn leven gewijd
heeft aan de studie van zwtjnenrassen.
Wilt u mij het dossier toe vertrouwen.
Na rijp beraad dicteerde de directeur een
Oplangen vleionden brief aan het adres van
•meden eminenten geleerde.
Het ongeluk wilde echter dat de professor
sinds eemige weken naar Zuid-Amerika ge
reisd was om te zoeken naar de geraam
ten van een uitgestorven zwijnenras. Zijn
vrouw zend den brief wel na, maar de
postdienst is erg gebrekkig in die streken.
Daarenboven vertoefde de geleerde in het
hooggebergte waar de brief hem eerst na
verscheidene maanden bereikte.
De directeur dacht niet meer aan de Gui
neesche biggetjes. Mijnheer Morgan en zelfs
Morehouse verkeerden in hetzelfde geval.
Maar Flanningan kon de dieren niet verge
ten.
Do helft van zijn tijd besteedde hij aan
de verzorging van de hem toevertrouwde
knaagdieren zooals duidelijk bleek uit den
brief welken mijnheer Morgan omlving
nog vóór professor Gordon de vraag van
dien directeur had kunnen beantwoorden.
„Die biggen geschiedenis wordt hoe lan
ger hoe ingewikkelder, schreef de gewe
tensvolle beambte, nu heb ik al voor twee
en veertig van die diertjes te zorgen, 't Be*
te zal zijn met den verkoop er van te be
ginnen anders wordt bet een ware meina
gerie. Waarop mijnheer Morgen aanstonds
het telegram zond:
„Verkoop geen enkel biggetje Brief volgt"
De brief legde breedvoerig uit, dat de
maatschappij geen recht bad op de die
ren, maar deze eenvoudig bewaarde totdat
de tariefkwestie opgelost was. Het schrij
ven werd besloten met de aansporing om
goed te zorgen voor de kleine kostgangers.
Flanninga liet zich moedeloos op een
stoel neervallen, keek met treurige oogen
naar de Guineesche biggetjes. De kist. was
te klein geworden: de bewoners liepen ge
vaar er in te stikken. En de directeur wilde
nog wel dat ze goed verzorgd werd. i.
Flaunigan kocht daarom een aantal
planken maakte daarvan een groot hok
dat de ht"1 van een der *wee str.tionslok a-
len in beslag nam.
Maar behalve de verzorging der knaag
dieren had hij ook zijn gewone werkzaam
heden; alleen kon hij al het werk niet
meer af-
Op een goeden morgen werd het hem te
machtig- In zi'n wanhoop greep hij een vel
papier, schreef daar met groote cijfers op
lfi~ en' zond dat geheimzinnige getal in een
envelop naar mijnheer Morgan
Deze eischte naderen uitleg welke Fla.u-
nigon gaf in f>et volgende lakonleke briefje:
Kr zijn nu honderd zeven en zestig big-
gp'tie In 's hemelsnaam laat mij er een ge.-
dee.be van verknopen als u tjimmsf niet
wilt dat ik krankzinnig won
„Verkoop er geen één' wer
voerig schrijven van professor >o c
in deze, steunend op hechten we
pelijkem grond, als zijn meening -
nen gaf dat Guineesche biggetjes me
dezelfde familie behooren als varkens.
Die kwestie was dus opgelost. De direc
teur telephoneerde het beslissende antwoord
aan mijnheer Morgan, die er dus voor zor
gen moesit, dat het tarief beperkt werd tot
één shilling per stuk.
Zoodra, mijnheer Morgan over een vrij
oogenblikje beschikte, stelde hij 'n rapport
op, voegde dat bij het dossier en zond al
les naar de afdeeling waar de geschilpun
ten opgelost werden. Daar werd het geval
opnieuw in studie genomen waarvan het
gevolg was, dat Flanningan zich na eeni-
ge weken in een antwoord mocht verheu
gen. De honderd zeven en zestig biggetjes
moesten aan den wettigen eigenaar geleverd
worden tegen de betaling van één shilling
per stuk.
De egerlijke ambtenaar had een ganschen
dag n-oo-dig om de levende voorraad te tel
len. De schuwe diertje leenden zich zoo
slecht voor die volkstelling dat Flannin
gan zich genoodzaakt zag hen één voor één
over te brengen is een nieuw haastig getim
merd hok. Toen eerst kon hij met kennis
van zaken spreken en terug schrijven:
„Er was een tijd waarop ik slechts hon
derd zeven en zesitig biggetjes in bewaring
had. Maar thans zijn er precies acht hon
derd twaalf. Wat moet ik daar dus voor
vragen. En moet ik de vijf enzeventig
dollar aan kool ook opeischen?"
Er gingen een aantal dagen met corres-
pondeeren voorhij, voordat de bureau-ambte
naren begrepen waarom Flauningan sprak
van 812 dieren inplaats van 1G7. En die 75
dollar voor kool eischte tevens nadere ver
klaring.
Flanningan wist geen raad meer. Opnieuw
had hij de afgeschoten ruimte moeten ver-
grooten.
Toen men hem eindelijk toestond 800 shil
ling te vragen aan den geadresseerde, had
hij geen tijd meer om zich met iets anders
bpzig te houden dan met de Guineesche big
getjes. Zijn woning was omringd met hok
ken waarin de vraatzuchtige dieren krioel
den. lederen dag moest hun gebied uitge
breid worden, want iederen dag nam hun
aantal toe. Flanningan schatte de menigte
op vier a vijf duizend.
Ondertusschen hadden de bureaucraten
ginds den raad ingewonnen van een bekend
rechtsgeleerde en besloten alléén te laten
betalen voor het oorspronkelijke jaar. Het
telegram luidde:
„Vorige factuur Guineesche biggetjes ge
annuleerd. Vraag slechts twee shilling. Be
stel de heele partij".
Flanningan werd bijna uitzinnig van blijd
schap toen hij dat gelukkige, bericht ont
ving. Haastig schreef hij een nieuwe fac
tuur, holde naar de villa van Morehouse.
Helaas de vogel was gevlogen. Op een plank
aan het balcon stond: Te Huur.
Op een draf keerde hij terug. Tijdens zijn
afwezigheid waren er vier en zestig dieren
bijgekomen. Radeloos liep hij weer naar
huiten, was besloten niet eerder thuis te
komen dan na heit adres van mijnheer
Morehouse ontdekt te hebben. Hij vernam
echter ai spoedig dat de man vertrokken
was zonder eenig adres achter te laten.
Toen hij 's avonds uitgeput terug kwam,
brachten zijn helpers hem op de hoogte
van den toestand door te berichten dat er
dien dag twee honderd twintig nieuwe
aardbewoners het levienslieht aanschouw
den.
Flanningan telegrafeerde:
„Geadresseerde vertrokken. Wat te doen?
Ben radeloos".
Reeds twee dagen later kwam het ant
woord en het nieuwe aantal zuigelingen
ging het getal vijfhonderd niet te boven. De
directie van de Postpakkettenmaatschappij
besliste, dat de Guineesche biggetjes ver
zonden moesten worden naar de centrale
administratie te N.
Flanningan kreeg weer hoop.
Geholpen door zijn pas verkregen perso
neel toog hij aan den arbeid. Hij verzamel
de alle leege kisten en stopte ze vol met Gui
neesche biggetjes. Iedere trein die stopte
kroeg een aantal van die zware kisten mee.
Flanningan en zijn heipers werkten dag en
nacht met wanhoopsijver, vulden, spijkerden
dicht, verzonden, zonder een oogenblik te
verhezen. De afstand tusschen de beide sta
tions was als een aaneenschakeling van
allerhande kisten die krioelden van de
vraatzuchtige knaagdieren.
In drie dagen tijds werden er aldus ver
schillende honderden kisten verzonden. En
toch waren er in de hokken rondom Flan-
■nigans woning duizend Guineesche big
getjes méér dan bij het begin der zending.
„Zending stopzetten. Opslagplaatsen vol"
werd er getelegrafeerd.
Flanningan zette de zending alléén stop
om in den haast terug te seinen: „Kan
niet. stop zetten".
En met nieuwen moed zette hij zijn reu
zen taak voort.
Eenige uren later kwam een inspecteur
om den dierenstroom tot iederen prijs te
doen ophouden. De hooge funetionnaris zag
Flanningan met opgestroopte hemdsmou-
wen cn met, een schop in de hand zich weren
als 'n bezetene.
Nadat deze een nieuwe groote kist volge-
schept had, gunde hij zich den tijd tot den
inspecteur te zeggen:
Ophouden? Ik denk er niet aan! Eerst
moet ilt minstens nog twee treinen vol la
den. Ah, ze dachten daar ginds zeker dat
ze alles konden met Flanningan. Enfin voor
'n volgenden keer weet ik nu dat alle bigge
tjes, van welke nationaliteit dan ook, moe
ten gerakend worden onder de kleine huis
dieren.
Opnieuw begon hij met den ijver der ra
zernij in de levende massa te scheppen, mom
pelde ondertusschen verwoed:
Zoolang als ik m'n post hier nog vervul,
zullen varkens voor kleine huisdieren gere
kend worden.en ook koeien.en ook paar
den- en ook leeuwen en zelfs nijlpaarden
zullen voor kleine hiuihdieren doorgaan.
desnoods walvisschen ook!
staakte den arbeid even om 't zweet,
dat van z'n voorhoofd gutste, af te vegen.
Z'n helpers droegen twee enorme kisten
weg en hij bemerkte dat de dierenmasisa
aan 't verminderen was. Hij kreeg weer
hoop en vertrouwen; z'n goed humeur
nam weer de overhand en lachend merkte
hij op:
Goed beschouwd had de ramp nog
heel wat erger kunnen zijn... Stel je voor
dat 't in plaats van Guineesche biggetjes
olifanten geweest waren.
Prettig vooruitzicht.
Gelezen In „de Tilburgsche Post"
„Gevraagd: een aankomend slagersknecht
of een leerling, wordt aan huis geslach t".
Niet te veeleischend
Gelezen in het „Rott. Nieuwsblad":
„Beschadigd dagmeisje gevraagd 15
16 jaar bij mevrouw v. S
Zeker vanwege het zachte
winterweer.
„De St. N i c o 1 a a sverloting vanwege het
Roosendaalsche St. Nicolaascomité zal volgens
een bericht in de Grondwet plaats hebben op
Zaterdag 8 Februari a.s.
Een Salomons' oordeel
Voor den rechter verscheen een vrouw, die
nauwelijks de rechtszaal betreden, haar aan
gelegenheid begon te vertellen, en altoos weer
opnieuw begon.
De rechter gebood haar te zwijgen, maws
de man bleek niet in staat deze vrouwelijke
woorden-Niagora tot stilstand te brengen.
„Afgewezen!" donderde de wanhopige rech
ter ten slotte, „vóórdat de aanklaagster klaar
Is, is de zaak al verjaard.
Honger en allerlei ontberingen hadden van
hem gemaakt een beeld van ellende. Al zijn
ribben waren zichtbaar. Alleen reeds zijn ver
vuilde vlasgele haren spraken van een jam
merlijk bestaan. Zijn sukkelgangetje was als
dat van een verlaten, ziekelijk wezen. Maar
ondanks alles lag er diep leven en roerende
goedheid in de oogen.
Nadat het hem gelukt was te ontsnappen
uit het asyl waar ook katten bewaard wer
den, had hij een ganschen dag recht voor
zich uit geloopen, zonder den weg te kenner
zonder doel. Tegen den avond ging hij een
voorstad binnen van de wereldstad.
De hooge schoorsteenen der fabrieken
joegen hun zwarten rook in den grijzen
hemel. Een fijne, eentonige motregen had de
straten vies en glibberig gemaakt. Hier en
daar wierp een winkel bundels licht dwars
over straat. Werklieden zeiden elkaar goeden
avond met een handdruk. Iedereen haastte
zich om zoo spoedig mogelijk te ontkomen
aan den neerdrukkenden invloed van het
kille November-weer.
Bij den hoek van een straat liep een jongen
tegen hem op, schopte onbarmhartig wild
naar hem, Maar door een snellen sprong
wast hij den g-evoe-ligen schok te ontkomen,
week daarna uit in een smalle straat waar
door met hevigheid een gure wind joeg.
Troosteloos drukte hij zich tegen een muur.
maakte zich zoo klein mogelijk en dacht ril
lend na over de ontroeringen van dien lan
gen dag.
De honger knaagde in zijn ingewanden.
Behoedzaam gleed hij een gang in, liep lang
zaam met aarzelende stapjes verder tot aan
een trap, snuffelde onderzoekend om zich
heen en ging door 't duister beschermd naar
boven.
Achter de deuren waaronder een licht
streep lag, klonken stommen. Alles getuigde
van leven en op den overloop drong etens-
iucht door.
Opeens wordt een deur geopend en een
werkman verlaat het verlichte vertrek.
Kijk 'n hond!
't Dier was snel teruggeweken maar de
lichte kleur van z'n haar had hem verraden.
Wat doet ie hier? Van wien kan die zijn?
Hier is niemand in huis die 'n hond heeft...
Een vrouw verschijnt in een andere deur.
Zeg juffrouw, die hond is toch niet
van u?
De vrouw antwoordt met iets bitters in
haar stem:
Och, lieve heer, wat zou ik er mee doen.
Heb ik nog niet genoeg aan m'n kinderen?
Dan heeft hij zeker geen meester... Wat
ziet dat dier er uit. 's Kijken, heeft ie een
halsband?
hond die meende dat hij gestreeld zou wor
den. Bangelijk stak het dier den natten
poot op.
Neen maar, 't is 'n gedresseerde hond!
Hij geeft pootjes!
En de man lachte eens hartelijk.
Dat moet een lollig beestje zijn. Ik heb
veel zin hem te houden.
Alsof hij die woorden begrepen had, legde
de hond tweemaal den natten poot in de
eeltige mannenhand.
Ik zal eens aan moeder de vrouw vra
gen wat ze er van denk.
Daar kwam ze al aan, riep naar haai
man:
Waar moeten we dat beest laten, we
hebben al geen plaats genoeg voor ons en de
kinderen.
Och één meer of minder... vond de man,
we zullen hem wel onder 't bed stoppen.
Do hond keek hem aan, scheen te smeeken:
,Laat me hij u blijven... Waar moet ik anders
heen met dat weer en een 1-eegen buik, terwijl
de soep hier zoo lekker ruikt."
De man en de vrouw waren goedige men-
schen, konden geen ellende aanzien zonder
getroffen te worden.
Vind je 't goed? vroeg hij.
En daar ze zwijgend bleef nadenken hakte
hij den knoop door met een kort:
Vooruit, naar binnen!
De hond liet het zich geen tweemaal zeg
gen. Hij sloop de warme kamer in waar op
een fornuis eenige pannen stonden te dam
pen, kroop in een hoek, om daar met tril
lend schuddende bewegingen het nat uit z'n
haren te jagen.
Hij is erg leelijk, vond de vrouw; maar
hij heeft mooie oogen, voegde ze er bij, om
dat ze als iedere vrouw gevoelig was voor
een zachten, diepen blik.
Help me eens hem wat af te drogen.. Hij
maakt hier alles vuil...!
Vijf minuten later lag de vagebond in een
oude deken te slapen, sloeg niet eens de
oogleden op toen er eenige kinderen met
luidruchtige levendigheid de deur in kwamen
Maar als even later 'n gerinkel klonk van
tafelgerei en de soep werd opgediend, rekte
hij zich uit, ging overeind zitten en wipte
met korte rukjes den beweeglijken neus in
do noogte. Dat was zijn manier om eten te
vragen.
Gulzig slokte hij een bord soep op. Terwijl
hij met klappend geluid at, kwam de oudste
dochter thuis, 't Was een meisje van zestien
jaar. Ofschoon wat bleek, zooals de meeste
fabrieksmeisjes, had ze toch reeds veel van
een vrouw, wat haar ouders met blijdschap
bewonderden. In de bijna overdreven ge
voeligheid van haar jonge jaren, ontving ze
den armen hond met zoete woordjes en mede
lijdende aanhalingen.
Hoe heet hij? vroeg ze.
Zij denkt overal aan! zei de vader die
groot ging op de bij-de-handheid van zijn
dochter.
Kijk, daar hadden vader en moeder nog
niet aan gedacht. Om beurten probeerden ze
een aantal namen: Azor, Nero, Fidel...
Het dier scheen aandachtig te luisteren,
maar gaf geen bijzondere blijken van belang
stelling voor een c.cr namen.
Dan zullen wij hem wel doopen, besloot
het meisje. Hoe vindt u: „Misère?Hij zag
er immers zoo ellendig, armzalig uit? Die
naam moet wel goed op hem passen.
Ze nam het dier bij zich, hief don koop
met beide handen op.
Misère, zei ze toen met haar blik strak
gevestigd op zijn goedige kijkers.
Hot dier begon te kwispelstaarten en stak
een poot op; het nam den nieuwen naam
aan. En alsof het betuigen wilde dat hij zich
nu bewust was van zijn plaats, welke hij in
de familie innam, begon hij de kamer rond
te loopea, besnuffelde ieder voorwerp, om
Si die verkenningstocht tevens te doen uit-
nieuw
bij
komen dat hij bezit nam van zijn
"liet1 medelijden dat Misère had opgewekt
bii zijn meester, veranderde langzamerhand
n een innige vriendschap. De werkman werd
zoo getroffen door de goedheid en schran
derheid welke er glansde in de oogen van
Misère, dat hij het dier als een heel bijzon
deren levensgezel beschouwde.
De natuur heeft den hond stom geschapen.
Maar de oogen geven gevoelens weer welke
ton" en lippen zouden misvormen of ge
brekkig verklanken. Daarbij was M.sère erg
leerzaam en schrander. Reeds spoedig lette
stoomfluit der fabrieken om dan
h'j op de WH
lustig springend zijn meester vooruit te gaan
naar de werkplaats.
En terwijl de werkman zijn gereedschap
pen weer ter hand nam, zette de hond zich
moedig neer bij den gloelenden oven, volgde
met belangstelling de verschillende phasen
van de fabricatie van een electrische lamp.
Zorgeloos, als zoovele werklieden, wilde de
glasblazer geen bril dragen, verzekerde hard
nekkig dat die hem hinderen zou bi] t wetk.
De oogen stonden dus aanhoudend Woot aan
den vernietigenden invloed van t Mie licht
dat het hoogverhitte, vloeiende glas mb
straalde. Tevergeefs waarschuwde hem de
oogarts, ried zijn baas hem aan, smeekte
zijn vrouw hem zijn oogen te sparen; de
man bleef onverschillig voor 't gevaar Doch
eens moest hij zijn werk voor een week on
derbreken door een ontsteking der oogen.
gen en de wederzijdsche vriendschap werd
nog inniger.
Toen de oogen aan de beterhand waren
en de patiënt huishoudelijke inkoopen ging
doen nu en dan, om wat afleiding te hebben,
begeleidde de hond hem overal. Die uitstap
jes verschaften het dier menig buitenkansje.
Hier werd hem een been of een eindje worst
toegeworpen, daar een st.uk brood of een
koekje.
Het duurde niet lang of Misère begon er
good uit te zien. Verdwenen waren de uit
stekende ribben en stukke pezen der pooten...
En toch bleef hij bijna even onooglijk en
leelijk als vroeger. Zijn schoonheid, zijn adel
bieef besloten in zijn dierenziel cn sprak al
leen uit zijn gevoelige oogen.
Ondertusschen werd het gezicht van zijn
meester steeds zwakker. Het heldere daglicht
maakte plaats voor een beangstigende sche
mering. Weldra kon de man de krant niet
meer lezen. Een van zijn kinderen las hem
's avonds na schooltijd de voornaamste ge
beurtenissen en 't feuilleton voor. Ook dan
weer zatMisere naast hem met den kop op
zijn knieën, scheen belang te stellen in de
voorlezing en naarmate het licht week uit
de oogen van zijn meester, werden de zijne
levendiger.
Voortaan moest de vrouw geheel den dag
buitenshuis werken om het uoodige brood te
verdienen en de hond, die nu aanhoudend
alleen was met zijn meester, hechtte zich aan
hem meer dan ooit
De man kleedde de kleinste der kinderen
aan, bereidde de eenvoudige maaltijden,
bijna alleen op het gevoel af.
Van lieverlede ging het huishouden van
ontbering naar ellende, ontving van het arm
bestuur een geringen steun, want de orde en
properheid in de woning deed vermoeden dat
de nood zoo hoog niet was. De winkeliers,
waar hij in 't krijt stond, vielen hem aanhou
dend lastig, schenen den tijd vergeten, waar
op hij steeds alles onmiddellijk betaald had.
De huur moest vooruit betaald worden aan
een gierigen, ongevoeligen huisbaas die hem
de woning reeds meer dan tien jaar ver
huurd had en omdat hij geen dokter betalen
kon, moest hij zijn toevlucht nemen tot het
ziekenhuis, waar hij vaak halve dagen
wachten moest in trekkige gangen en kille
zalen.
Dan kwam bijna onverwachts de vreese-
lijke genadeslag, de volslagen blindheid.
Tevergeefs ging voor hem dien dag de lamp
op, hij merkte het niet.
Alsof Misere den rampspoed van zijn mees
ter begreep, verliet het dier hem dien eer
sten duisteren dag geen oogenblik. De bond
likte hem de handen, klaagde nauw hoor
baar. En de blinde boog zijn droef gelaat
naar het goede dier-
M'n arme Misere, zei hij plechtig ernstig
nu ben ik heelemaal blinden zul jij me
voortaan rond leiden.
Den volgenden dag liet de arme man zich
naar het ziekenhuis leiden en de dokter gaf
hem een getuigschrift, waarin sprake was
van „volkomen en definitieve blindheid'"
Die drie woorden, tusschen een menigte
technische termen, waren vreeselijk als de
onherroepelijke veroordeeling van een recht
bank.
Het getuigschrift werd in een lijstje gezet,
om den hals gehangen en, om te gemoet te
komen aan het verlangen van den blinde die
met voor een bedelaar door wensebte te gaan,
kocht zijn vrouw hem een aantal kleine
huishoudelijke artikelen zooals: veters, ga
ren, naalden.
Den volgenden dag zagen de reizigers, die
zich naar de trein begaven, een man zitten
aan den ingag van het station, met een
bordje voor de borst, een doos met koop
waar op de knieën en een tinnen beker in
de hand. Naast hem zat stil en peinzend
Misere, die nu en dan zijn kop legde op de
knie van zijn meester.
's Morgens, als zijn vrouw naar de fabriek
ging, brbaeht zij haar blinden man naar zijn
standplaats, beviel hem aan in de bewaking
van Misere, die steeds trouw op zijn post
bleef, maar blij kefte, wanneer hij zijn mees
teres 's avonds zag naderen-
De vriendschap tusschen den blinde en
zijn 1 al ontroerde menig gevoelige ziel.
De man ontving een niet te versmaden aan
tal geldstukken en Misere soms een klontje
suiker of een korstje brood.
Door het gezelschap van zijn hond was het
droeve bes.aan van de blinde dragelijk ge
maakt en zonder te klagen liet hij zich iede
ren morgen naar den ingang van het station
leiden.
't Was zomer. De verandering van weer
bracht ook een verandering in het stille
bestaan va nden bibinde. Zijn vrouw bracht
hem naar een brug dicht bij het station,
waar het verkeer bijzonder druk was.
De tinnen beker vulde zich daar nog spoe
diger dan bij de stationsdeur. Telkens als
een voorbijganger een geldstukje offerde,
sloeg Misere een dankbaren blik, op den
barmhartigen gever en kwispelde éven met
zijn staart. Maar de ontelbare auto's wierpen
aanhoudend stofwolken op, zoodat de blinde
en zijn hond 's avonds overdekt waren door
't fijne zand, dat tusschen de kleeren knarste,
Ondanks al zijn goede eigenschappen was
Misere niet volmaakt. Hij was nieuwsgierig
en daarbij volstrekt ook niet blind voor zijn
soortgenooten die voorhij kwamen en met
wie hij de ge.bruikelijke beleefdheids-formu
Op een stormachtigen Julidag, waagde
Misere zich in 't midden der straat waar een
kameraad hem had heen gelokt. Plots kwam.
hij in aanraking met een der wielen van een.
wagen die hem de lendenen verbrijzelde-
Eerst bleef het dier dof kermend liggen,
daarna sleepte het zich op de voorpóoten in
de richting van zijn meester die hem r.ep.
Misere, waar ben je?
Hij komtdaar is hij al....! zei een
medelijdende stem.
De hond naderde, was niet ver meer van
den blinde af.
Kom Misere, kom eens hier!
De hond hijgde, met de tong uit den bek.
Eindelijk lag hij weer naast zijn meester, die
zich bukte en met vreugde den kop van zijn
trouwen vriend herkende-
Het dier kon niet meer met den staart
kwispelen; deze was verlamd evenals de
ackterpooten. Alleen de gevoelige oogen
leefden nog in dat arme, verlamde lichaam.
Wat in den meester dood was, leefde nog in
Misere. En de beide ongelukkigen konden
niet meer clan op uiterst gebrekkige en on-
olledige wijze met elkaar van gedachten
wisselen.
Misere, warom leg je je kopje niet meer
op m'n knieën? vroeg de blinde teeder.
Zóo, blijf je liggen, lui hondje!
Terwijl hij over de stoffige haren streek,
werd zijn hand nat van 't bloed.
En je hebt je nat gemaaktW"aar ben
e geweest?
Hij veegde zijn hand op den broek af en
streelde 't dier in den hals. De oogen van
den hond bleven staren op het kalme gezicht
van den blinde.-...
Een dame kwam voorbij, bleef staan,
zuchtte:
Arme hond!
Een mannenstem achter haar zei:
Arme man!
Twee geldstukken vielen in den beker. De
blinde bedankte. De blik van Misere volgde
eenige seconden de medelijdende voorbij
gangers, kwam dan weer rusten op 't bleeke
gezicht van zijn meester.
Eenige menschen bleven staan. Nu en
dan liet de hond den kop hangen alsof het
daglicht te sterk was voor zijn stervende
oogen of de kracht hem ontbrak, ma'sjr tel
kens opnieuw zochten de goede kijkers, weer
het bekende gelaat.
Een heer sprak verontwaardigd:
Wat moet dat met die hond! Dat is een
afschuwelijk menschonteerend schouwspel,
ja menschonteerend!
Slechts met moeite slaagden de andere
toeschouwers er in hem tot zwijgen te bren
gen door hem te beduiden, dat de blindc
niet wist in welken toestand zijn hond zich
bevond.
B-leek en druk gesticuleerend verwijderde
zich de heer daarop om een politieagent te
halen.
De beker van den blinde werd steeds
zwaarder en 't uitgebluschte gelaat van den
armen man klaarde op in een vagen glim
lach van voldoening.
Doorloopen! gebood op eens een politie
agent.
Hij ging daarop naar den blinde toe dien
hij reeds eenigen tijd kende.
Misère had de Oogen gesloten, scheen te
slapen. Do agent boog zich over het dier,
raakte het aan. Misère kermde smartelijk...
't Is donker, beste vrind, en tijd om
naar huis te gaan.
M'n vrouw zal zoo wel komen... niet
waar Misère? Ik dacht niet dat 't al zoo laat
was. 't Is nog zoo warm.
Met moeite opende Misère de oogen. Hot
leven ontvlood hem. Een straaltje bloed liep
van uit de wonde over de stoep.
Ik zou maar niet op haar wachten! ried
de agent aan.
Waarom? Is haar iets overkomen?
Neen, dat niet... maar ze heeft zich ver
laat... en mij gevraagd u naar huis te bren
gen.
Zooi... zei de blinde, stond meteen ge
willig op en riep:
Vooruit Misère, naar huis!
De hond vernam het nauwelijks, maar toch
hief hij de zware oogleden op.
De agent nam den blinde bij den arm.
Nauwelijks hadden zij twee, drie schreden
gezet, of een langgerekt gejank klonk achter
hen, Misère kon niet zien dat zijn meester
'b.em in den steek liet, wilde hem achterna
kruipen.
De blinde bleef staan, begon iets vreese-
lijks te vermoeden.
Wat is er Misère, dat je zoo huilt?
Komt hij niet? Is hij ziek?
De agent antwoordde:
't Is niets. We zullon wel zorgen dat hij
thuis komt.
Opnieuw klonk er een klagelijk gejank,
als door snikken onderbroken.
Misère, m'n arme Misère. Is hem een
ongeluk overkomen? Ik wil hem nog een3
aaien... riep de blinde.
Tranen ontglipte aan zijn roode oogleden.
De agent troonde den armen man onhandig
mee, deed zijn best om broederlijk te doen
met zachte woorden.
En terwijl zij zich verwijderden klonk et
plots een luide knal, gevolgd door een kort,
hartverscheurend gehuil...
Een man had Misère een kogel in den kop
geschoten om een einde te maken aan zijn
nutteloos tied cn de gevoelige, goedige oogen
vooc immer te sluiten»..