1 FEUILLETON HET LEVEND HARMONIUM I I WÊÊÊÊÊÈÊÊl DE PARIA. WOENSDAG 12 FEBRUARI 1930 DERDE BLAD. Naar het Fransch 13; In een hoek bemerkte hij twee flinke gas ten met gebruind gelaat en kloek voor komen, die gemoedelijk hun pijp rookten, ondanks het verbod allerwege aangeplakt. Pierre trad op hen toe en zei: Goeden dag, kameraden! De mannen keken hem eens aan. en een hunner mopperde in liet Duitsch, dat hij geen Fransch verstond. Dormeil herhaalde zijn groet in hun taal, en weldra zaten zij in een druk gesprek bijeen. Wij zuilen mooi weer hebben voor den overtocht, beweerde Pierre, de barometer stijgt. Dat zou een buitenkansje wezen, ant woordde een der mannen. Je hebt het hard te verantwoorden, als alles daar bin nen begint ie dansen. Ik heb den overtocht nog al eens gemaakt, maar je bent niet voor je pleizier uit op het ruime sop. Nou, zes dagen zijn wel door te komen, meende de ander. 't Is toch altijd beter dan van honger te crepeeren, zooals op het vaste land. Hier is het eten wel niet best, maar je krijgt alle dagen je genoegen. Slecht eten? zei Pierre. Als je het met de knechts aan boord wat kunt vinden, is er nog wel wat van te halen- Maar daar is geld voor noodig, hernam de eerste, en dat hebben wij geen van beiden. Te Havre is geld genoeg te verdienen, hield Pierre vol. Zoo? Dan moet je ons eens wijzen waar zoo. Vanmorgen nog sprak ik iemand, die mij driehonderd frank voor een sjouwtje bood. Driehonderd frank? En heb je dat niet terstond aangepakt? 't Is mijn vak niet, zei Pierre. Ik ben machinist, en ze hadden een grond werker noodig. Grondwerker, dat is zoo'n moeilijk vak niet. Dat is zoo; maar er moest een mijngat gemaakt worden, en daar heb ik geen ver stand van. Nou, wij des te meer, Frank en ik zijn mijnwerkers ook geweest. Ja maar, die man zei, het moest een gat in oen harden muur wezen. Begrijp je dan niet, lummel, dat je net zoo goed een gat kunt hakken in een muur als in een kolenader? Kun je dien vent niet terugvinden? Frantz en ik zullen hem een mijngat maken, al was het in den toren van den Keulschen dom, zoo hij dat ver langt! Pierre scheen na te denken en zei dan langzaam: Een kwartier geleden was hij nog op de kade en wandelde daar rond. Ik ga hem Idpzoeken. blijven jullie hier? Vast en zeker! Je hebt toch gezegd drie honderd frank? Geen stuiver minder. —Haast je, ouwe, en bezorg ons dat kar weitje. We deelen met z'n drieën. Neen, neen, als ik hem vind, is de boterham voor jullie tweeën. Ik ben blij, dat ik een paar kameraads helpen kan. en straks op zee krijg ik wel eens wat van jullie. Wacht hier maar, dan ga ik eens kijken. Pierre verliet de stoomboot en kocht in verschillende winkels, wat hij vöor zijn pa troon noodig had. Dan keerde hij naar de wachtende landverhuizers terug. Nou heb je hem gevonden? Ja maar wat hij mij vertelde, staat me maar half aan. Ik weet niet, of de bedoelin gen van dien man wel heelemaal in orde zijn. Wat kan ons dat bommen, als hij drie honderd frank betaalt? F.r moet een gat in een muur gemaakt worden. Dat lappen wij 'm, en morgen zitten we op zee; dan is het: ongezien, dus onbe kend. Maar dan breek je toch in, hernam Pierre, en nog wel in een anders huis. Wat zou dat? Ik snap heel goed, dat een heer, die zooveel geld betaalt om een gat in een muur te maken, geen gewone bedoe ling moet hebben, anders nam hij eenvoudig een werkman uit Havre. Er is nog wat, ging Pierre voort; het mijngat moet tien meter boven den bega- nen grond komen. Loop naar je grootje, stakkerd! Ik zei immers, al wat het in den domtoren van heulen! Neen, in de steile kust langs den weg naar Tancarville. Ook goed, dan maar aan die kust. Wanneer moet het gebeuren? Vannacht. Hebt je een ladder? Die is niet te gebruiken: nieim u i mag je zien. Dan slaan wij haken om er bij op te klauteren. Zoo worden wij het eens. Ik ga onzen man nog eens opzoeken om goed te weten, wat hij wil. Jullie komt dan straks om ne gen uur vóór het station. 't Zal gebeuren. Vlug begaf Pierre zich naar Orcher en besteedde den namiddag om zijn mijnpa- troon te fabriceeren. Tegen vijf uur bevond hij zich op den weg naar Tancarville, gekleed als een vagebqnd met gescheurd buis en vreemd opgelapte pantalon. Aan den voet van het terras des Cambrettes bespeurde hij een landlooper, die langs den kant van den weg uit een oud pijpje rookte. Opgepast, dacht de journalist, dat moet de schildwacht van Borès wezen. Wij moeten het er op wagen. Met sehuifelenden pas trad hij op den man toe. Gaat het wat? Wel ja, waarom niet? Het zonnetje is wel warm, maar het gras frisch en koel; ik heb een smakelijk pijpje, wat kun je meer verlangen? Ik kom tot morgenochtend voor je in de plaats. De ander keek hem eens van ter zijde aan. Wat bedoel je nou eigenlijk? Hou je nou maar niet van den domme Borès, dat mooie heer van het kasteel, stuurt me. Ik moet vannacht wacht hou den bij het terras, en hij heeft me een geeltje voor je gegeven, omdat hij tevreden over je dienst is. Dubbel loon? Donders, dat is nog eens aardig van hem, zei de landlooper, zich on willekeurig verradend; dan op eens wan trouwend: „Laat je geeltje eens zien. Asjeblieft. De man stak het goudstuk in zijn zak, maar vertrouwde blijkbaar het zaakje nog niet Alles goed en wel, maar, zie, je Je komt me tóch niet onderkruipen? Heb je ze wel allemaal? antwoordde Pierre schouderophalend. De baas geeft je vanavond vrij af; dat is de wekelijkscbe rustdag, zie je. Begrijp je dat niet ineens stommerd? Maar ik reken er op, morgen vróeg kom je mij weer aflossen. Ik heb wel wat anders te doen dan voor hagedis te spelen. Ieder zijn meug, ouwe jongen. De landlooper was nu gerustgesteld en werd spraakzaam. Kijk, ouwe, dat vrijaf komt me goed van pas. Ik begon me hier te vervelen. Al in geen acht dagen ben ik in het café der Bootwerkers te Havre geweest, en daar drink je een calvados.nou, zooals je nooit geproefd hebt, vast niet! Nou, dan kun je vanavond je hart eens ophalen. Zal niet mankeereen. Nou Ik zoo goed bij kas ben, wil ik vanavond eens smullen. Want eten, drinken en slapen is mijn lust en mijn leven. En wie wat an ders van me zou vorderen, zou me boos maken, al kan ik overigens geen vlooi kwaad doen. Ik kan niet werken, zeg ik EEN DEELNEMER AAN DE WEDSTRIJDENvoor oude motorrijwielen, die onlangs in Engeland gehouden werden, moest den geheelen weg lang gesleept wonden. je, dat ligt nu eenmaal met in mijn natuur. Maak dan maar, dat je weg komt, ka meraad. Ik zal goed wacht houden, maar vergeet niet morgen met den dageraad te rug te komen en... recht op je beenen hoor je? Zeg, zouden we het niet op een ac- coordje kunnen gooien ora mekaar nu en dan eens af te wisselen? Ik geloof, antwoordde Pierre knip- oogend, dat we elkaar over nog heel wat andere dingen kunnen verstaan: je lijkt me een geschikte, beste kerel. Misschien wel. Ik voor mij geloof vast. dat ik mijn roeping gemist heb! En vroolijk stapte hij op Havre aan. Dien avond vond Pierre de emigranten op de afgesproken plaats. Hij had ijzeren krammen, een breekbeitel en een hamer in een linnen zak bij zich. Bij een betrokken lucht kwam men ter bestemder plaatse. Toch was het niet zoo volslagen duister, of de muur was goed op te nemen. Met zachten stem wees Pierre zijn gezellen het klimop. Je moet naar boven klauteren tot een nis, door een dichtgemetseld venster in den muur gevormd, en midden in dat vak onder de bladeren een patroon plaatsen. Goed, dat we nog al geoefende gym nasten zijn. Frantz, jij neemt de patroon, ik het gereedschap. Vooral zoo min mogelijk gedruisch maken, zei Pierre nog. Ik verstop mij in de struiken, als er iemand voorbijkomt, of ik hoor gerucht, zal ik even fluiten. Je houdt dan onmiddellijk op en begint niet weer. voordat ik opnieuw gefloten heb. Begrepen! De werklieden staken krammen in die spleten der groote steenblokken, (he den terrasmuur vormden, en wisten niettegen staande den bijna loodrechten stand er bij op te klimmen. Pierre stond een weinig naar achter om zoowel den weg als het terras te kunnen bewaken. De emigranten bereikten spoedig de rollaag van de dicht gemetselde opening en zetten zich daar op neer. De karwei viel erg mee, en juist wilde een hunner beginnen, toen Pierre zachtjes floot. Op het terras vertoonde zich een licht. Dormeil kroop in het hoogo gras dezer door CHARLES GARVICE. (Vertaling van L, V.) 14) Wat wil je drinken? viel Heriot hem Id de rede. De toon, waarop hij dat zei, was Kalm genoeg, maar in zijn oogen schitterde een m heilspellende glans. Ik moet zeggen, dat je uitstekend redeneert; geen wonder, dat je zoo uitblinkt In het parlement. Wat zal het zijn whlskey-soda, sherry, champagne m 1 Ik drink nooit iets behalve aan tafel, zet Stannard Marshbank op zalvend-ernstlgen toon. Je zult begrijpen, mijn beste Heriot; hoe moeilijk en delicaat mijn positie is. Hier sta ik als de erfgenaam van Averleigh althans wanneer jij niet trouwt en daar sta jij je gekwezel en gehuiehel moe, viel Heriot hem op verachtelljken toon in de rede. Ga terug naar mijn vader, die je gezonden heeft, en zeg hem, dat hij voor mijn part ai zijn geld mag vermaken aan welken huich»- laar hij maar wil; en dat, als jij cie huiche laar zijt, hij je ook tot erfgenaam mag beu te- wen van den titel en de heele rest. Ik zal nooit trouwen. Zeg hem dat maar, en zeg hem ook. dat ik liever ben zooals ik ben een schande en oneer voor mijn familie dan zulk een zulk een huichelachtige, smerige slang als de gene, dien hij tot zijn opvolger heeft ultge kozen. Hij gaf een heftlgen ruk aan het schelkoord en bijna op hetzelfde oogenblik trad Stubb'es binnen. Laat dien heer uit, zei Heriot Fayne. Mijn beste Heriot, protesteerde Stannard MarsbaDk op quasi vertwijfelden toon, denk toch eens even na. Ik ben hier gekomen, om een verzoening Heriot Fayne ging op den rand van het bed zitten en geeuwde. Is mijn bad klaar? vroeg hij Stubbles, als of er geen derde bestond. Goed. dan kom ik. Met een zucht en een meewarig hoofdschud den, maar met een glans van voldoening in zijn oogen ging Stannard Marshbank naar de deur. Het spijt me erg, Heriot, zei hij, heel erg. Het ga Je goed. HOOFDSTUK XI. Stannard Marshbank verliet de woning van zijn neef met een glimlach van voldoening en een hart vol haat. Heriot Fayne's onverschil ligheid, zijn beleedigingen en hatelijkheden hadden hem als zweepslagen gestriemd. Toch glimlachte hij, want hij had zijn doel bereikt; hij had zijn neef woedend gemaakt en hem op allerlei wijzen getart en geprikkeld zoodat hij, Stannard. nu met een gerust hart naar Averleigh kon teruggaan en vrij spel had, en nu den edelmoedigen onzelfzuchtigen meneer kon uithangen, een opvallend contrast met den minderwaardigen losbol, wiens plaats hij ging innemen. Hij begaf zich naar de vergadering, en ter wijl Heriot als scheidsrechter optrad in een bokswedstrijd, sprak hij dien avend in het par lement en zijn speech was nog nooit zoo schit terend geweest en den volgenden dag ging hij naar Averleigh. Toen de trein de vruchtbare streek naderde, die behoorde bij het landgoed, bleef hij vol vol doening en begeerte naar buiten zitten kijken Dat alles zou zijn eigendom worden, als als Heriot ongehuwd en kinderloos bleef. Maar er was nog meer, dat hij verlangde te bezitten, en hij ging achteruitleunen en sloot de oogen en dacht aan Eva Winsdale. Zij zou zijn vrouw worden. Dat had hij zich reeds den eersten avond, dat hij haar ontmoet, te. voorgenomen. Maar hoe kon hij haar tot de zijne maken? De meeste mannen zouden slechts één middel hebben weten te bedenken; te trachten, haar genegenheid en liefde te win. nen; maar Stannard Marshbank dacht er an- ders over. Hij wilde het niet aan laten komen op het toeval. Wanneer hij zijn zinnen op iets gezet had, ontzag hij zich niet, alle middelen te baat te nemen, om zijn doel te bereiken. Hij moest baar In een valstrik zien te lokken, waaruit zij onmogelijk ontkomen kon. I-Iij vermoedde zelf niet, hoe spoedig het middel, om zich van haar te verzekeren, hein aan ds hand zou gedaan worden. Het rijtuig van Averleigh Court stond aan het station en een tweetal livreiknechten wachtten hem op het perron op. om hem van zijn bagage te ontlasten. Ondergeschikten we ten doorgaans wonderlijk goed. uit welken hoek de wind waait, en ze waren op Averleigh Court al heel spoedig tot de ontdekking gek* men, dat mr. Marshbank op liet kasteel een voorname en invloedrijke persoonlijkheid was Daarom groetten zij hem eerbiedig en brachten hem naar het rijtuig, als was hij hun meester, de oude graaf zelf. Stannard drukte den conducteur een fooi in de hand, maakte nog even een praatje over het weer tegen den onderdanlgen stationschef, die van beleefdheid nauwelijks zijn dienstpet op het hoofd kon houden, en liet zich toen naar het kasteel rijden. De graaf en lady Janet wachtten hem in de bibliotheek, die hij binnentrad met een zoo teleurgestelde, ernstige uitdrukking op zijn ee- zicht, dat de graaf zijn lippen op elkaar klem de en lady Janet met een diepen zucht haar hoofd op haar borst liet zinken. Zij had nog altijd eenige hoop gehad, dat hij misschien In staat zou zijn geweest, Heriot tot andere ge dachten te brengen. De tranen stonden haar in de oogen. Een prettige reis gehad, hoop ik? zei de graaf, die zelfs op een oogenblik als dat zijn kalmte en gewone hoffelijkheid wist te bewa ren. Blij je weer hier te zien. En heb je mijn mijn zoon gesproken? Stannard Marshbank boog zijn hoofd; Ja, sir, ik heb Heriot gesproken, ant woordde hij, maar maar het spijt me, dat ik u geen beter nieuws kan brengen. De graaf klemde zijn lippen nog vaster op elkaar en gaf Stannard zwijgend een wenk, dat hij zou voortgaan. Ik heb Heriot een bezoek gebracht, en en mijn uiterste best gedaan, om hem tot an dere gedachten te brengen. Ik heb openhartig met hem gesproken te openhartig mis- schlen. Ik vrees zelfs, dat ik hem eenigszlns beleedigd heb Maar men moet toch zijn plicht doen, en ik achtte het mijn plicht te trachten, hem weer de plaats te doen innemen, die die u mij heeft aangeboden. Ik kon dat aanbod plaats en zag, dat een hoofd zich over de balustrade boog. Ben je daar, Foïtuné? Ja patroon! bromde Pierre opstaande. Geen nieuws? Niets te melden? Niets! Goeden nacht! Goeden nacht, patroon. Het licht ging dwars over het plat en verdween. Pierre wachtte eenige minuten en hoorde in de diepe stilte een deur daar boven in het kasteel sluiten. Hij floot op nieuw, en de werklieden hervatten om zichtig hun arbeid. Een half uur later daalden ze weer om laag: de patroon was geplaatst en onder het gebladerte verscholen, de twee afhan gende draden, die de ontploffing moesten teweegbrengen, waren in de spleten ver stopt. Klaar! zei een hunner. Heb je het geld? Ziedaar! antwoordde Pierre en reikte hem drie biljetten van honderd frank toe. Dank je. Nu gaan we samen een slokje drinken, hè? Vanavond niet, zei Pierre. Ik moet nog een anderen kant uit. Tot morgen, dan zien wij elkander toch op de boot. De mannen verwijderden zich in de rich ting Harfleur; Dormeil draalde nog wat om ze vooruit te laten gaan en keerde dan naar Orcher terug. Donderdagavond kwam het bevel voor de manoeuvres te Havre aan. Torpedo's en kanonneerbooten werden ter verdediging gereed gemaakt. Den volgenden morgen kwam de vijand, voorgesteld door het es kader van Cherbourg, in het gezicht, en de aanval op den Seinemond nam weldra een aanvang. Dormeil bevestigde de ge- leiddraden van zijn partoon aan een elec- trisch toestelletje en kroop daarmee in het kreupelhout een weinig ter zijde. Vooraf had hij zich vergewist, dat de draden, ge lijk van kleur met het gesteente, van den weg af niet te zien waren- Het weer was uitstekend, alles beloofde een mooien dag. De diepe stem van de kanonnen der kustbatterijen beantwoord den weldra de torenstukken van het smal deel. De torpedo's, wier taak het was, den Seinemond te forceeren, openden het vuur op de kanonneerbooten tegenover Hon- fleur geankerd, dus niet ver van het kasteel des Cambrettes. Het werd een oorverdoovend lawaai! Toen het op zijn hoogst was, draaide Pierre den knop van zijn toestel om, ten einde de capsule der patroon te doen ont branden. Een doffe losbarsting, door hem alleen bemerkt, ging in al het gebulder der salvo's verloren, terwijl een licht wolkje stof zich vanuit den terrasmuur tusschen de klimopbladeren verstrooide. Haastig rolde hij de neergevallen draden tot een kluwen en stopte het zorgvuldig onder de struiken. Dan stak hij als nieuwsgierig toeschouwer den weg over tot het kanaal. Hij wendde zich om en keek naar het ter ras. Het was op dit oogenblik verlaten; nie mand op het kasteel had dus de mijnont- ploffing kunnen bespeuren. Wel bemerkte hij een donker gat in het oude, toegemetsel- der jury de i on waren ge- i e terug en I a de venster. De weg ter ontvluchting was vrij. Pierre verwijlde nog een uurtje bij het kanaal, zijn aandacht verdedend tusschen de vlootbewegingen en het terras. Zoo zag hij Borès met diéns vróuw verschijnen. Zij leunden op de balustrade ;i namen het ge vecht met kijkers op. Ten slotte werd 0p de lw vlag geheschen: de maner ;t eindigd. Pierre keerde naar vernam daar, dat de aanvul ui geslagen en dus de toegang tot de Seine niek geforceerd was. Tegen elf uur zag hij de Brétagne afvaren en nam dan zelf den trein naar Parijs. In den wagon schreef hij het eerste der beloofde artikelen in ITmpartial Universe!, waarin hij de voortreffelijkheid der Fi ansche bewa pening en de groote bekwaamheid van liet ministerie aantoonde. In cie hoofdstad aan gekomen wierp hij in de bus van den kabi netschef: „Bravo, beste vriend! Ik heb het verloren. Morgenochtend kunt u mijn eerste artikel lezen". XVI. In ernstig nadenken wandelde Dormeil de vrijwel on t meubelde slaapkamer van zijn appartement in de rue de Berlin op en neer. Hoe moet ik nu in het kasteel ko men? Hoe ik mij ook vermom, nooit zal men mij ontvangen. En zelfs al gelukt® hetzoo ik gesnapt word, weet men wcJ een middel om mij te doen verdwijnen. Evenwel, nu de weg ter ontvluchting open staat, moet ik er toch iets op weten te vin den. Zou ik al zoo verouderen, dat niets mij meer te binnen wil vallen? Och wat, vóór er een uur verstreken is, moet ik een middel hebben om een dag of acht officieel in het kasteel door te brengen. Hij stak zijn pijp op, ging zitten en keek" onwillekeurig eens in Excelsior. Hé! dacht hij, men hpefl mij wille* plunderen! Onder de gemengde berichten werd ver* meld, dat brutale inbrekers het appartement van den heer Pierre Dormeil in de rue Ra cine binnengedrongen waren; na de huis houdster een prop in den mond gestoken te hebben gingen zij tot een huiszoeking over- Gelukkig was de dienstbode ongedeerd ge bleven, en hadden de kerels wel veel wan orde gesticht en alles overhoop geworpen, zonder echter voorwerpen van waarde mee te nemen. Een streng onderzoek door de politie ingesteld had nog niet tot eenig resultaat geleid. (Wordt vervolgd). rWMWrn DE STAD GANDERSHE1M IN DEN IIAR'A vierde 't eeuwfeest van de bekende dichteres Roswitha van Gandersheim. Lansknechten trokken ter opening van het feest door do straten van de stad. niet zonder meer aanvaarden. De oude graaf boog het hoofd. En en wat was zijn antwoord? zei hij op zachten toon. Stannard Marshbank schudde het hoofd. Hij wilde nauwelijks naar me luisteren, zei hij. Hij lag nog te bed. toen ik bij hem kwam, hoewel de morgen al om was. Lady Janet zuchtte en wrong haar handen ineen. Ik vrees, dat hij niet in een al te beste stemming was, om me te ontvangen, en ik kon er hem dan ook slechts met veel moeite toe br engen, me rustig te laten uitspreken. Hij,. het spijt me voor u, sir, dat ik u zoo moet te leurstellen. Ik zal zijn woorden maar niet her halen; het zou u al te zeer grieven. Ik zal kort zijn: hij weigert Londen te verlaten en het ieven vaarwel te zeggen, dat hij nu leidt; ea hij blijft doof voor alle vermaningen en smeek, beden; hoewel ik alle pogingen heb aangewend en mijn uiterste best heb gedaan, om hem c van te doordringen, dat hij door u en lady Janet weer met open armen ontvangen zal worden, als hij naar Averleigh terugkeert. De graaf hief het grijze hoofd op. Dank je, zei hij op zachten toon. Dat Is voldoende. Het is je eigen wil geweest. Ik voor mij had er niet het geringste vertrouwen op. Hij weigert dus, om terug te komen en een eerzaam en behoorlijk leven te leiden, zooais het een edelman betaamt. Welnu, goed. Mag ik je dau vragen, of de bezwaren, die er je van afhielden, op mijn voorstel in te gaan, uit deu weg geruimd zijn? Stannard Marshbank bleef strak voor zich uitstaren. Ik heb gedaan, wat ik volgens mijn gewe ten meende te moeten doen, sir, zei hij np aarzelenden toon. Ik zou liever gezien hebben, dat Heriot naar rede had willen luisteren; maar nu dat niet zoo heeft mogen zijn, zal Ik me wel moeten neerleggen bij uw wenschen, sir Goed, zei de graaf. Hij schelde en een lakei trad binnen. Zend een boodschap n^ar mr. Eastlake mr. Eastlake was de rechtskundige zaakwaar nemer van de familie ep woonde in het naast- bijgelegen stadje en laat vragen, of hij zoo goed wil zijlij morgen hier te komen. Ik |>en d.en heelen dag thuis. Lady Janet stond op en verliet de kamer, terwijl haar de tranen over de wangen rolden, en Stannard Marshbank, die de deur voor haar opende, zei op mistroostigen toon: Het spijt me zoo vreeselijk, maar maar ik heb g». daan, wat ik kon. Den volgènden morgen verscheen mr. East- lake, en de graaf maakte zijn testament. Alles, waarover hij beschikken kon, vermaakte hij aan Stannard Marshbank, die, tegen den ge beeldhouwden schoorsteenmantel geleund, met een ernstig, bijna beschaamd gezicht naar den grond stond te staren en zich afvroeg, hoelang het nog zou duren, eer de oude graaf, die met gebogen hoofd in zijn leunstoel zat, zou sterven en hij, Stannard, in het bezit zou komen van het geweldige kapitaal, dat zich in den loop der jaren gevormd had, doordat de graaf slechts een zeer klein gedeelte van zijn jaar- lijksch inkomen verbruikte. Mr. Eastlake bleef lunchen. Lady Janet's bleek gezicht vertoonde duidelijk de sporen van een slapeloozen nacht en zij nam zoo goed als geen deel aan het gesprek; en de drie heo- ren bespraken da verschillende aangelegenhe den van het landgoed. De graaf vroeg bij iedere kwestie Stannard Marshbank's oordeel; of dit of dat pachtcontract moest geprolongeerd wor den; of het wenschelijk zou zijn, pachter Sty les nieuwe graanschuren te geven; of de loo- nen verhoogd moesten worden, enz.; en Stan nard Marshbank gaf telkens zoo bescheiden en met in-acht-neming *van de wenschen van den graaf zijn meening te kennen, dat zelfs de ouo.e advocaat, die veel menschenkennis bezat en van den aanvang of een heimelijke antipathie tegen hem had gekoesterd, tenslotte zichzelf moest toegeven, dat de jongeman zich zeer behoorlijk gedroeg. Na de lunch echter, toen Stannard in zijn eentje een wandeling ging doen, liet hij het masker voor eenigen tijd vallen, en mr. Eastïa ke zou ongetwijfeld onmiddellijk van gedachte veranderd zijn, als hij zijn gezicht had kunnen zien en de eigenaardige schittering van zijn oogen. De eenigen, die mij nog in den weg staan, zijn de oude graaf en dat verloopen sujet In Londen, mompelde hij bij zlchzelfs terwijl hh door het schoone bosch wandelde en tusschen de hoornen door telkens met begeerige blikken keek naar het park en de velden en de groote, welvarende boerderijen. Hij wandelde in de richting van White Cot; en telkens combineerde hij in gedachten Eva Winsdale met zijn toekomstigen rijkdom ju positie; hij dacht aan het oogenblik, waarop hij graaf van Averleigh zou worden en eige naar van het kasteel en alles, wat daarbij be hoorde; en hij was zoo in gedachten verdiept, dat hij schrok, toen een man van achter de boomen vandaan kwam en midden op den weg even staan bleef. De man was gekleed als een boschwachter. Hij tikte aan zijn pet en wilde doorloopeu. toen Stannard hem staande hield. jij bent zeker een van de boschwachters, niet? zei hij op vriendelijken toon. De man bleef eerbiedig staan. Stannard Marshbank bleef hem strak aankijken, zooai* hij dat iedereen deed ,dien hij voor het eerst ontmoette; wanneer hij eenmaal een gezicht goed gezien had, vergat hij het nooit meer. Het gezicht van den man was niet knap en er lag een sombere, bijna knorrige uitdrukking op te lezen. Ja, meneer, zei hij op den toon van iemand die niet gewoon is veel te spreken. Dat dacht ik al; hoe heet je? Ralph Forster, luidde het antwoord. Even kwam er een eigenaardige uitdrukking op Stannard Marshbank's gezicht echter slechts voor een ondeelbaar oogenblik. Juist, zei hij. Hoe staat het met het ge vogelte? Uitstekend, meneer, zei Forster, zonder zijn ondervrager aan te kijken, maar naar den loop van zijn geweer ziende, En de stroopers? Zijn er die veel? vroeg Stannard op een toon zooals menschen V3fl zijn slag aanslaan, wanneer ze tegen een on dergeschikte spreken. Niet veel tegenwoordig, zei Forster kortaf. Stannard glimlachte goedkeurend. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12