1
FEUILLETON
HET LEVEND HARMONIUM
I I
WÊÊÊÊÊÈÊÊl
DE PARIA.
WOENSDAG 12 FEBRUARI 1930
DERDE BLAD.
Naar het Fransch
13;
In een hoek bemerkte hij twee flinke gas
ten met gebruind gelaat en kloek voor
komen, die gemoedelijk hun pijp rookten,
ondanks het verbod allerwege aangeplakt.
Pierre trad op hen toe en zei:
Goeden dag, kameraden!
De mannen keken hem eens aan. en een
hunner mopperde in liet Duitsch, dat hij
geen Fransch verstond. Dormeil herhaalde
zijn groet in hun taal, en weldra zaten zij
in een druk gesprek bijeen.
Wij zuilen mooi weer hebben voor den
overtocht, beweerde Pierre, de barometer
stijgt.
Dat zou een buitenkansje wezen, ant
woordde een der mannen. Je hebt het
hard te verantwoorden, als alles daar bin
nen begint ie dansen. Ik heb den overtocht
nog al eens gemaakt, maar je bent niet voor
je pleizier uit op het ruime sop.
Nou, zes dagen zijn wel door te komen,
meende de ander. 't Is toch altijd beter
dan van honger te crepeeren, zooals op het
vaste land. Hier is het eten wel niet best,
maar je krijgt alle dagen je genoegen.
Slecht eten? zei Pierre. Als je het
met de knechts aan boord wat kunt vinden,
is er nog wel wat van te halen-
Maar daar is geld voor noodig, hernam
de eerste, en dat hebben wij geen van
beiden.
Te Havre is geld genoeg te verdienen,
hield Pierre vol.
Zoo? Dan moet je ons eens wijzen waar
zoo.
Vanmorgen nog sprak ik iemand, die
mij driehonderd frank voor een sjouwtje
bood.
Driehonderd frank? En heb je dat niet
terstond aangepakt?
't Is mijn vak niet, zei Pierre. Ik
ben machinist, en ze hadden een grond
werker noodig.
Grondwerker, dat is zoo'n moeilijk vak
niet.
Dat is zoo; maar er moest een mijngat
gemaakt worden, en daar heb ik geen ver
stand van.
Nou, wij des te meer, Frank en ik zijn
mijnwerkers ook geweest.
Ja maar, die man zei, het moest een
gat in oen harden muur wezen.
Begrijp je dan niet, lummel, dat je net
zoo goed een gat kunt hakken in een muur
als in een kolenader? Kun je dien vent niet
terugvinden? Frantz en ik zullen hem een
mijngat maken, al was het in den toren
van den Keulschen dom, zoo hij dat ver
langt!
Pierre scheen na te denken en zei dan
langzaam:
Een kwartier geleden was hij nog op de
kade en wandelde daar rond. Ik ga hem
Idpzoeken. blijven jullie hier?
Vast en zeker! Je hebt toch gezegd drie
honderd frank?
Geen stuiver minder.
—Haast je, ouwe, en bezorg ons dat kar
weitje. We deelen met z'n drieën.
Neen, neen, als ik hem vind, is de
boterham voor jullie tweeën. Ik ben blij,
dat ik een paar kameraads helpen kan. en
straks op zee krijg ik wel eens wat van
jullie. Wacht hier maar, dan ga ik eens
kijken.
Pierre verliet de stoomboot en kocht in
verschillende winkels, wat hij vöor zijn pa
troon noodig had. Dan keerde hij naar de
wachtende landverhuizers terug.
Nou heb je hem gevonden?
Ja maar wat hij mij vertelde, staat me
maar half aan. Ik weet niet, of de bedoelin
gen van dien man wel heelemaal in orde
zijn.
Wat kan ons dat bommen, als hij drie
honderd frank betaalt?
F.r moet een gat in een muur gemaakt
worden.
Dat lappen wij 'm, en morgen zitten
we op zee; dan is het: ongezien, dus onbe
kend.
Maar dan breek je toch in, hernam
Pierre, en nog wel in een anders huis.
Wat zou dat? Ik snap heel goed, dat een
heer, die zooveel geld betaalt om een gat
in een muur te maken, geen gewone bedoe
ling moet hebben, anders nam hij eenvoudig
een werkman uit Havre.
Er is nog wat, ging Pierre voort; het
mijngat moet tien meter boven den bega-
nen grond komen.
Loop naar je grootje, stakkerd! Ik zei
immers, al wat het in den domtoren van
heulen!
Neen, in de steile kust langs den weg
naar Tancarville.
Ook goed, dan maar aan die kust.
Wanneer moet het gebeuren?
Vannacht.
Hebt je een ladder?
Die is niet te gebruiken: nieim u i mag
je zien.
Dan slaan wij haken om er bij op te
klauteren.
Zoo worden wij het eens. Ik ga onzen
man nog eens opzoeken om goed te weten,
wat hij wil. Jullie komt dan straks om ne
gen uur vóór het station.
't Zal gebeuren.
Vlug begaf Pierre zich naar Orcher en
besteedde den namiddag om zijn mijnpa-
troon te fabriceeren.
Tegen vijf uur bevond hij zich op den
weg naar Tancarville, gekleed als een
vagebqnd met gescheurd buis en vreemd
opgelapte pantalon. Aan den voet van het
terras des Cambrettes bespeurde hij een
landlooper, die langs den kant van den
weg uit een oud pijpje rookte.
Opgepast, dacht de journalist, dat
moet de schildwacht van Borès wezen. Wij
moeten het er op wagen.
Met sehuifelenden pas trad hij op den
man toe.
Gaat het wat?
Wel ja, waarom niet? Het zonnetje is
wel warm, maar het gras frisch en koel; ik
heb een smakelijk pijpje, wat kun je meer
verlangen?
Ik kom tot morgenochtend voor je in
de plaats.
De ander keek hem eens van ter zijde aan.
Wat bedoel je nou eigenlijk?
Hou je nou maar niet van den domme
Borès, dat mooie heer van het kasteel,
stuurt me. Ik moet vannacht wacht hou
den bij het terras, en hij heeft me een
geeltje voor je gegeven, omdat hij tevreden
over je dienst is.
Dubbel loon? Donders, dat is nog eens
aardig van hem, zei de landlooper, zich on
willekeurig verradend; dan op eens wan
trouwend: „Laat je geeltje eens zien.
Asjeblieft.
De man stak het goudstuk in zijn zak,
maar vertrouwde blijkbaar het zaakje nog
niet
Alles goed en wel, maar, zie, je Je
komt me tóch niet onderkruipen?
Heb je ze wel allemaal? antwoordde
Pierre schouderophalend. De baas geeft je
vanavond vrij af; dat is de wekelijkscbe
rustdag, zie je. Begrijp je dat niet ineens
stommerd? Maar ik reken er op, morgen
vróeg kom je mij weer aflossen. Ik heb wel
wat anders te doen dan voor hagedis te
spelen.
Ieder zijn meug, ouwe jongen.
De landlooper was nu gerustgesteld en
werd spraakzaam.
Kijk, ouwe, dat vrijaf komt me goed
van pas. Ik begon me hier te vervelen. Al
in geen acht dagen ben ik in het café der
Bootwerkers te Havre geweest, en daar
drink je een calvados.nou, zooals je
nooit geproefd hebt, vast niet!
Nou, dan kun je vanavond je hart
eens ophalen.
Zal niet mankeereen. Nou Ik zoo
goed bij kas ben, wil ik vanavond eens
smullen. Want eten, drinken en slapen is
mijn lust en mijn leven. En wie wat an
ders van me zou vorderen, zou me boos
maken, al kan ik overigens geen vlooi
kwaad doen. Ik kan niet werken, zeg ik
EEN DEELNEMER AAN DE WEDSTRIJDENvoor oude motorrijwielen, die onlangs in
Engeland gehouden werden, moest den geheelen weg lang gesleept wonden.
je, dat ligt nu eenmaal met in mijn natuur.
Maak dan maar, dat je weg komt, ka
meraad. Ik zal goed wacht houden, maar
vergeet niet morgen met den dageraad te
rug te komen en... recht op je beenen
hoor je?
Zeg, zouden we het niet op een ac-
coordje kunnen gooien ora mekaar nu en
dan eens af te wisselen?
Ik geloof, antwoordde Pierre knip-
oogend, dat we elkaar over nog heel wat
andere dingen kunnen verstaan: je lijkt
me een geschikte, beste kerel.
Misschien wel. Ik voor mij geloof vast.
dat ik mijn roeping gemist heb!
En vroolijk stapte hij op Havre aan.
Dien avond vond Pierre de emigranten
op de afgesproken plaats. Hij had ijzeren
krammen, een breekbeitel en een hamer in
een linnen zak bij zich.
Bij een betrokken lucht kwam men ter
bestemder plaatse. Toch was het niet zoo
volslagen duister, of de muur was goed op
te nemen. Met zachten stem wees Pierre
zijn gezellen het klimop.
Je moet naar boven klauteren tot een
nis, door een dichtgemetseld venster in
den muur gevormd, en midden in dat vak
onder de bladeren een patroon plaatsen.
Goed, dat we nog al geoefende gym
nasten zijn. Frantz, jij neemt de patroon, ik
het gereedschap.
Vooral zoo min mogelijk gedruisch
maken, zei Pierre nog. Ik verstop mij in de
struiken, als er iemand voorbijkomt, of ik
hoor gerucht, zal ik even fluiten. Je houdt
dan onmiddellijk op en begint niet weer.
voordat ik opnieuw gefloten heb.
Begrepen!
De werklieden staken krammen in die
spleten der groote steenblokken, (he den
terrasmuur vormden, en wisten niettegen
staande den bijna loodrechten stand er bij
op te klimmen. Pierre stond een weinig
naar achter om zoowel den weg als het
terras te kunnen bewaken. De emigranten
bereikten spoedig de rollaag van de dicht
gemetselde opening en zetten zich daar op
neer. De karwei viel erg mee, en juist wilde
een hunner beginnen, toen Pierre zachtjes
floot.
Op het terras vertoonde zich een licht.
Dormeil kroop in het hoogo gras dezer
door CHARLES GARVICE.
(Vertaling van L, V.)
14)
Wat wil je drinken? viel Heriot hem Id
de rede. De toon, waarop hij dat zei, was Kalm
genoeg, maar in zijn oogen schitterde een m
heilspellende glans. Ik moet zeggen, dat je
uitstekend redeneert; geen wonder, dat je zoo
uitblinkt In het parlement. Wat zal het zijn
whlskey-soda, sherry, champagne m 1
Ik drink nooit iets behalve aan tafel, zet
Stannard Marshbank op zalvend-ernstlgen
toon. Je zult begrijpen, mijn beste Heriot; hoe
moeilijk en delicaat mijn positie is. Hier sta ik
als de erfgenaam van Averleigh althans
wanneer jij niet trouwt en daar sta jij
je gekwezel en gehuiehel moe, viel
Heriot hem op verachtelljken toon in de rede.
Ga terug naar mijn vader, die je gezonden
heeft, en zeg hem, dat hij voor mijn part ai
zijn geld mag vermaken aan welken huich»-
laar hij maar wil; en dat, als jij cie huiche
laar zijt, hij je ook tot erfgenaam mag beu te-
wen van den titel en de heele rest. Ik zal nooit
trouwen. Zeg hem dat maar, en zeg hem ook.
dat ik liever ben zooals ik ben een schande
en oneer voor mijn familie dan zulk een
zulk een huichelachtige, smerige slang als de
gene, dien hij tot zijn opvolger heeft ultge
kozen.
Hij gaf een heftlgen ruk aan het schelkoord
en bijna op hetzelfde oogenblik trad Stubb'es
binnen.
Laat dien heer uit, zei Heriot Fayne.
Mijn beste Heriot, protesteerde Stannard
MarsbaDk op quasi vertwijfelden toon,
denk toch eens even na. Ik ben hier gekomen,
om een verzoening
Heriot Fayne ging op den rand van het
bed zitten en geeuwde.
Is mijn bad klaar? vroeg hij Stubbles, als
of er geen derde bestond. Goed. dan kom ik.
Met een zucht en een meewarig hoofdschud
den, maar met een glans van voldoening in
zijn oogen ging Stannard Marshbank naar de
deur.
Het spijt me erg, Heriot, zei hij, heel erg.
Het ga Je goed.
HOOFDSTUK XI.
Stannard Marshbank verliet de woning van
zijn neef met een glimlach van voldoening en
een hart vol haat. Heriot Fayne's onverschil
ligheid, zijn beleedigingen en hatelijkheden
hadden hem als zweepslagen gestriemd.
Toch glimlachte hij, want hij had zijn doel
bereikt; hij had zijn neef woedend gemaakt en
hem op allerlei wijzen getart en geprikkeld
zoodat hij, Stannard. nu met een gerust hart
naar Averleigh kon teruggaan en vrij spel
had, en nu den edelmoedigen onzelfzuchtigen
meneer kon uithangen, een opvallend contrast
met den minderwaardigen losbol, wiens plaats
hij ging innemen.
Hij begaf zich naar de vergadering, en ter
wijl Heriot als scheidsrechter optrad in een
bokswedstrijd, sprak hij dien avend in het par
lement en zijn speech was nog nooit zoo schit
terend geweest en den volgenden dag ging hij
naar Averleigh.
Toen de trein de vruchtbare streek naderde,
die behoorde bij het landgoed, bleef hij vol vol
doening en begeerte naar buiten zitten kijken
Dat alles zou zijn eigendom worden, als
als Heriot ongehuwd en kinderloos bleef. Maar
er was nog meer, dat hij verlangde te bezitten,
en hij ging achteruitleunen en sloot de oogen
en dacht aan Eva Winsdale.
Zij zou zijn vrouw worden. Dat had hij zich
reeds den eersten avond, dat hij haar ontmoet,
te. voorgenomen. Maar hoe kon hij haar tot
de zijne maken? De meeste mannen zouden
slechts één middel hebben weten te bedenken;
te trachten, haar genegenheid en liefde te win.
nen; maar Stannard Marshbank dacht er an-
ders over. Hij wilde het niet aan laten komen
op het toeval. Wanneer hij zijn zinnen op iets
gezet had, ontzag hij zich niet, alle middelen
te baat te nemen, om zijn doel te bereiken.
Hij moest baar In een valstrik zien te lokken,
waaruit zij onmogelijk ontkomen kon.
I-Iij vermoedde zelf niet, hoe spoedig het
middel, om zich van haar te verzekeren, hein
aan ds hand zou gedaan worden.
Het rijtuig van Averleigh Court stond aan
het station en een tweetal livreiknechten
wachtten hem op het perron op. om hem van
zijn bagage te ontlasten. Ondergeschikten we
ten doorgaans wonderlijk goed. uit welken
hoek de wind waait, en ze waren op Averleigh
Court al heel spoedig tot de ontdekking gek*
men, dat mr. Marshbank op liet kasteel een
voorname en invloedrijke persoonlijkheid was
Daarom groetten zij hem eerbiedig en brachten
hem naar het rijtuig, als was hij hun meester,
de oude graaf zelf.
Stannard drukte den conducteur een fooi in
de hand, maakte nog even een praatje over
het weer tegen den onderdanlgen stationschef,
die van beleefdheid nauwelijks zijn dienstpet
op het hoofd kon houden, en liet zich toen naar
het kasteel rijden.
De graaf en lady Janet wachtten hem in de
bibliotheek, die hij binnentrad met een zoo
teleurgestelde, ernstige uitdrukking op zijn ee-
zicht, dat de graaf zijn lippen op elkaar klem
de en lady Janet met een diepen zucht haar
hoofd op haar borst liet zinken. Zij had nog
altijd eenige hoop gehad, dat hij misschien
In staat zou zijn geweest, Heriot tot andere ge
dachten te brengen. De tranen stonden haar
in de oogen.
Een prettige reis gehad, hoop ik? zei de
graaf, die zelfs op een oogenblik als dat zijn
kalmte en gewone hoffelijkheid wist te bewa
ren. Blij je weer hier te zien. En heb je mijn
mijn zoon gesproken?
Stannard Marshbank boog zijn hoofd;
Ja, sir, ik heb Heriot gesproken, ant
woordde hij, maar maar het spijt me, dat
ik u geen beter nieuws kan brengen.
De graaf klemde zijn lippen nog vaster op
elkaar en gaf Stannard zwijgend een wenk, dat
hij zou voortgaan.
Ik heb Heriot een bezoek gebracht, en
en mijn uiterste best gedaan, om hem tot an
dere gedachten te brengen. Ik heb openhartig
met hem gesproken te openhartig mis-
schlen. Ik vrees zelfs, dat ik hem eenigszlns
beleedigd heb Maar men moet toch zijn plicht
doen, en ik achtte het mijn plicht te trachten,
hem weer de plaats te doen innemen, die
die u mij heeft aangeboden. Ik kon dat aanbod
plaats en zag, dat een hoofd zich over de
balustrade boog.
Ben je daar, Foïtuné?
Ja patroon! bromde Pierre opstaande.
Geen nieuws? Niets te melden?
Niets!
Goeden nacht!
Goeden nacht, patroon.
Het licht ging dwars over het plat en
verdween. Pierre wachtte eenige minuten
en hoorde in de diepe stilte een deur daar
boven in het kasteel sluiten. Hij floot op
nieuw, en de werklieden hervatten om
zichtig hun arbeid.
Een half uur later daalden ze weer om
laag: de patroon was geplaatst en onder
het gebladerte verscholen, de twee afhan
gende draden, die de ontploffing moesten
teweegbrengen, waren in de spleten ver
stopt.
Klaar! zei een hunner. Heb je het geld?
Ziedaar! antwoordde Pierre en reikte
hem drie biljetten van honderd frank toe.
Dank je. Nu gaan we samen een slokje
drinken, hè?
Vanavond niet, zei Pierre. Ik moet
nog een anderen kant uit. Tot morgen, dan
zien wij elkander toch op de boot.
De mannen verwijderden zich in de rich
ting Harfleur; Dormeil draalde nog wat
om ze vooruit te laten gaan en keerde dan
naar Orcher terug.
Donderdagavond kwam het bevel voor
de manoeuvres te Havre aan. Torpedo's en
kanonneerbooten werden ter verdediging
gereed gemaakt. Den volgenden morgen
kwam de vijand, voorgesteld door het es
kader van Cherbourg, in het gezicht, en de
aanval op den Seinemond nam weldra
een aanvang. Dormeil bevestigde de ge-
leiddraden van zijn partoon aan een elec-
trisch toestelletje en kroop daarmee in het
kreupelhout een weinig ter zijde. Vooraf
had hij zich vergewist, dat de draden, ge
lijk van kleur met het gesteente, van den
weg af niet te zien waren-
Het weer was uitstekend, alles beloofde
een mooien dag. De diepe stem van de
kanonnen der kustbatterijen beantwoord
den weldra de torenstukken van het smal
deel. De torpedo's, wier taak het was, den
Seinemond te forceeren, openden het vuur
op de kanonneerbooten tegenover Hon-
fleur geankerd, dus niet ver van het kasteel
des Cambrettes.
Het werd een oorverdoovend lawaai!
Toen het op zijn hoogst was, draaide
Pierre den knop van zijn toestel om, ten
einde de capsule der patroon te doen ont
branden. Een doffe losbarsting, door hem
alleen bemerkt, ging in al het gebulder
der salvo's verloren, terwijl een licht
wolkje stof zich vanuit den terrasmuur
tusschen de klimopbladeren verstrooide.
Haastig rolde hij de neergevallen draden tot
een kluwen en stopte het zorgvuldig onder
de struiken. Dan stak hij als nieuwsgierig
toeschouwer den weg over tot het kanaal.
Hij wendde zich om en keek naar het ter
ras. Het was op dit oogenblik verlaten; nie
mand op het kasteel had dus de mijnont-
ploffing kunnen bespeuren. Wel bemerkte
hij een donker gat in het oude, toegemetsel-
der jury de
i on waren ge-
i e terug en
I a
de venster. De weg ter ontvluchting was
vrij.
Pierre verwijlde nog een uurtje bij het
kanaal, zijn aandacht verdedend tusschen
de vlootbewegingen en het terras. Zoo zag
hij Borès met diéns vróuw verschijnen. Zij
leunden op de balustrade ;i namen het ge
vecht met kijkers op.
Ten slotte werd 0p de lw
vlag geheschen: de maner ;t
eindigd. Pierre keerde naar
vernam daar, dat de aanvul ui geslagen en
dus de toegang tot de Seine niek geforceerd
was.
Tegen elf uur zag hij de Brétagne afvaren
en nam dan zelf den trein naar Parijs. In
den wagon schreef hij het eerste der beloofde
artikelen in ITmpartial Universe!, waarin
hij de voortreffelijkheid der Fi ansche bewa
pening en de groote bekwaamheid van liet
ministerie aantoonde. In cie hoofdstad aan
gekomen wierp hij in de bus van den kabi
netschef:
„Bravo, beste vriend! Ik heb het verloren.
Morgenochtend kunt u mijn eerste artikel
lezen".
XVI.
In ernstig nadenken wandelde Dormeil de
vrijwel on t meubelde slaapkamer van zijn
appartement in de rue de Berlin op en neer.
Hoe moet ik nu in het kasteel ko
men? Hoe ik mij ook vermom, nooit zal
men mij ontvangen. En zelfs al gelukt®
hetzoo ik gesnapt word, weet men wcJ
een middel om mij te doen verdwijnen.
Evenwel, nu de weg ter ontvluchting open
staat, moet ik er toch iets op weten te vin
den. Zou ik al zoo verouderen, dat niets mij
meer te binnen wil vallen? Och wat, vóór er
een uur verstreken is, moet ik een middel
hebben om een dag of acht officieel in het
kasteel door te brengen.
Hij stak zijn pijp op, ging zitten en keek"
onwillekeurig eens in Excelsior.
Hé! dacht hij, men hpefl mij wille*
plunderen!
Onder de gemengde berichten werd ver*
meld, dat brutale inbrekers het appartement
van den heer Pierre Dormeil in de rue Ra
cine binnengedrongen waren; na de huis
houdster een prop in den mond gestoken te
hebben gingen zij tot een huiszoeking over-
Gelukkig was de dienstbode ongedeerd ge
bleven, en hadden de kerels wel veel wan
orde gesticht en alles overhoop geworpen,
zonder echter voorwerpen van waarde mee te
nemen. Een streng onderzoek door de politie
ingesteld had nog niet tot eenig resultaat
geleid.
(Wordt vervolgd).
rWMWrn
DE STAD GANDERSHE1M IN DEN IIAR'A vierde 't eeuwfeest van de bekende dichteres
Roswitha van Gandersheim. Lansknechten trokken ter opening van het feest door do
straten van de stad.
niet zonder meer aanvaarden.
De oude graaf boog het hoofd.
En en wat was zijn antwoord? zei
hij op zachten toon.
Stannard Marshbank schudde het hoofd.
Hij wilde nauwelijks naar me luisteren,
zei hij. Hij lag nog te bed. toen ik bij hem
kwam, hoewel de morgen al om was.
Lady Janet zuchtte en wrong haar handen
ineen.
Ik vrees, dat hij niet in een al te beste
stemming was, om me te ontvangen, en ik kon
er hem dan ook slechts met veel moeite toe
br engen, me rustig te laten uitspreken. Hij,.
het spijt me voor u, sir, dat ik u zoo moet te
leurstellen. Ik zal zijn woorden maar niet her
halen; het zou u al te zeer grieven. Ik zal kort
zijn: hij weigert Londen te verlaten en het
ieven vaarwel te zeggen, dat hij nu leidt; ea
hij blijft doof voor alle vermaningen en smeek,
beden; hoewel ik alle pogingen heb aangewend
en mijn uiterste best heb gedaan, om hem c
van te doordringen, dat hij door u en lady
Janet weer met open armen ontvangen zal
worden, als hij naar Averleigh terugkeert.
De graaf hief het grijze hoofd op.
Dank je, zei hij op zachten toon. Dat Is
voldoende. Het is je eigen wil geweest. Ik voor
mij had er niet het geringste vertrouwen op.
Hij weigert dus, om terug te komen en een
eerzaam en behoorlijk leven te leiden, zooais
het een edelman betaamt. Welnu, goed. Mag ik
je dau vragen, of de bezwaren, die er je van
afhielden, op mijn voorstel in te gaan, uit deu
weg geruimd zijn?
Stannard Marshbank bleef strak voor zich
uitstaren.
Ik heb gedaan, wat ik volgens mijn gewe
ten meende te moeten doen, sir, zei hij np
aarzelenden toon. Ik zou liever gezien hebben,
dat Heriot naar rede had willen luisteren;
maar nu dat niet zoo heeft mogen zijn, zal Ik
me wel moeten neerleggen bij uw wenschen, sir
Goed, zei de graaf. Hij schelde en een
lakei trad binnen.
Zend een boodschap n^ar mr. Eastlake
mr. Eastlake was de rechtskundige zaakwaar
nemer van de familie ep woonde in het naast-
bijgelegen stadje en laat vragen, of hij zoo
goed wil zijlij morgen hier te komen. Ik |>en
d.en heelen dag thuis.
Lady Janet stond op en verliet de kamer,
terwijl haar de tranen over de wangen rolden,
en Stannard Marshbank, die de deur voor haar
opende, zei op mistroostigen toon: Het spijt
me zoo vreeselijk, maar maar ik heb g».
daan, wat ik kon.
Den volgènden morgen verscheen mr. East-
lake, en de graaf maakte zijn testament. Alles,
waarover hij beschikken kon, vermaakte hij
aan Stannard Marshbank, die, tegen den ge
beeldhouwden schoorsteenmantel geleund, met
een ernstig, bijna beschaamd gezicht naar den
grond stond te staren en zich afvroeg, hoelang
het nog zou duren, eer de oude graaf, die met
gebogen hoofd in zijn leunstoel zat, zou sterven
en hij, Stannard, in het bezit zou komen van
het geweldige kapitaal, dat zich in den loop
der jaren gevormd had, doordat de graaf
slechts een zeer klein gedeelte van zijn jaar-
lijksch inkomen verbruikte.
Mr. Eastlake bleef lunchen. Lady Janet's
bleek gezicht vertoonde duidelijk de sporen
van een slapeloozen nacht en zij nam zoo goed
als geen deel aan het gesprek; en de drie heo-
ren bespraken da verschillende aangelegenhe
den van het landgoed. De graaf vroeg bij iedere
kwestie Stannard Marshbank's oordeel; of dit
of dat pachtcontract moest geprolongeerd wor
den; of het wenschelijk zou zijn, pachter Sty
les nieuwe graanschuren te geven; of de loo-
nen verhoogd moesten worden, enz.; en Stan
nard Marshbank gaf telkens zoo bescheiden en
met in-acht-neming *van de wenschen van den
graaf zijn meening te kennen, dat zelfs de ouo.e
advocaat, die veel menschenkennis bezat en
van den aanvang of een heimelijke antipathie
tegen hem had gekoesterd, tenslotte zichzelf
moest toegeven, dat de jongeman zich zeer
behoorlijk gedroeg.
Na de lunch echter, toen Stannard in zijn
eentje een wandeling ging doen, liet hij het
masker voor eenigen tijd vallen, en mr. Eastïa
ke zou ongetwijfeld onmiddellijk van gedachte
veranderd zijn, als hij zijn gezicht had kunnen
zien en de eigenaardige schittering van zijn
oogen.
De eenigen, die mij nog in den weg staan,
zijn de oude graaf en dat verloopen sujet In
Londen, mompelde hij bij zlchzelfs terwijl hh
door het schoone bosch wandelde en tusschen
de hoornen door telkens met begeerige blikken
keek naar het park en de velden en de groote,
welvarende boerderijen.
Hij wandelde in de richting van White Cot;
en telkens combineerde hij in gedachten Eva
Winsdale met zijn toekomstigen rijkdom ju
positie; hij dacht aan het oogenblik, waarop
hij graaf van Averleigh zou worden en eige
naar van het kasteel en alles, wat daarbij be
hoorde; en hij was zoo in gedachten verdiept,
dat hij schrok, toen een man van achter de
boomen vandaan kwam en midden op den weg
even staan bleef.
De man was gekleed als een boschwachter.
Hij tikte aan zijn pet en wilde doorloopeu.
toen Stannard hem staande hield.
jij bent zeker een van de boschwachters,
niet? zei hij op vriendelijken toon.
De man bleef eerbiedig staan. Stannard
Marshbank bleef hem strak aankijken, zooai*
hij dat iedereen deed ,dien hij voor het eerst
ontmoette; wanneer hij eenmaal een gezicht
goed gezien had, vergat hij het nooit meer.
Het gezicht van den man was niet knap en er
lag een sombere, bijna knorrige uitdrukking op
te lezen.
Ja, meneer, zei hij op den toon van
iemand die niet gewoon is veel te spreken.
Dat dacht ik al; hoe heet je?
Ralph Forster, luidde het antwoord.
Even kwam er een eigenaardige uitdrukking
op Stannard Marshbank's gezicht echter
slechts voor een ondeelbaar oogenblik.
Juist, zei hij. Hoe staat het met het ge
vogelte?
Uitstekend, meneer, zei Forster, zonder
zijn ondervrager aan te kijken, maar naar den
loop van zijn geweer ziende,
En de stroopers? Zijn er die veel? vroeg
Stannard op een toon zooals menschen V3fl
zijn slag aanslaan, wanneer ze tegen een on
dergeschikte spreken.
Niet veel tegenwoordig, zei Forster
kortaf.
Stannard glimlachte goedkeurend.
(Wordt vervolgd)