DE MOORD AAN HET BEZUIDENHOUT
TE 's-GRAVENHAGE
FEUILLETON
TWEE VROUWEN
Als die oude heks dood is, dan ben ik onder dak
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1930
PAGINA 2
„IK MOET ZIEN, DAT IK WAT GELD VAN DAT
OUDE WIJF ACHTEROVER TREK"
getuigenverhoor
R.K. Verkennersbeweging
Hevige gasontploffing
De Veendammer-affaire
HET CONGRES DER COMMUNISTEN.
1 v
Ï1 l' I
Tl K
Onder zeer groote belangstelling, zoowel in
de zaal zelve als op de publieke tribune, is gis
teren voor de Haagsehe rechtbank de zaak be
handeld tegen den 45-jarigen W. Kr. v. d. M„
thans gedetineerd, beschuldigd van moord op
de 73-jarige mevr, de wed. E. Odem, geb. Ohris-
tiaans en van poging tot doodslag op haar huis
houdster, de wed. M. J. Holstein, geb. Devender,
beide feiten op 5 Sept. 1929, gepleegd in dé
woning van mevr. Odem aan het Bezuidenhout
no. 395 te 's-Gravenhage.
Zooals gemeld, waren vanwege het O. M. 27
getuigen en 5 deskundigen gedagvaard, terwijl
daarnaast door de verdediging nog 7 getuigen
k décharge zijn opgeroepen.
Te ruim drie uur wordt verdachte, die een
zeer kalmen indruk maakt, binnengeleid. Eeni-
ge oogenblikken daarna komt de rechtbank de
zittingzaal binnen en wordt met de behande
ling der zaak een aanvang gemaakt.
Na hef. voorlezen door mr. Rijkens van de
dagvaarding en van de lijst van getuigen door
den griffier, wordt begonnen met het hooren
van den heer Paré, commissaris van politie in
Den Haag. Getuige is direct, nadat de moord
te zijner kennis was gebracht, naar de plaats
des misdrijfs gegaan. Zoowel op de stoep van
de woning als in den gang trof getuige bloed
sporen aan. Ook naast het lijk lag een plas
bloed; verder waren er in de kamer, waar het
lijk lag, geen bloedsporen, In die kamer heeft
getuige geen sporen van braak aangetroffen.
In de woning van het slachtoffer heeft getuige
den volgenden dag verschillende dingen in be
slag genomen, o.a. een brief.
Deze brief wordt aan verdachte vertoond en
hij erkent, dat hij dezen aan mevr. O. heeft ge
schreven.
Verdachte: Is er op den dag zelf geen onder
zoek bij en om het lijk ingesteld?
Getuige: Dat is opzettelijk niet gebeurd om
het deskundig onderzoek niet te bemoeilijken.
Verdachte: Kan er dan daarna nog niet
iemand in huis geweest zijn?
Getuige acht dit uitgesloten, zoowel voor als
achter het huis is direct een dubbele politie
post geplaatst.
De Hoofdinspecteur van politie Zimmermann
heeft commissaris paré vergezeld bij het eerste
onderzoek en bevestigt diens verklaringen daar
omtrent. Ook heeft getuige met een recher
cheur nog een grondig onderzoek ingesteld in
den tuin waar het scheermes is gevonden. Er
is daar verder echter niets ontdekt kunnen
worden.
Getuige heeft verdachte nadat deze aange
houden was willen hooren. Hij verklaarde ech
ter niet op getuige's vragen te willen antwoor
den. Getuige heeft op verdachte's linkerpols
roode vlekjes aangetroffen blijkbaar bloedvlek-
jes. Vorder had hij aan een vinger van die hand
een versch sohaafwondje. Dr. Rochat heeft een
en ander onderzocht.
De rechercheur Oostbaan is eveneens op den
dag van het misdrijf in de woning aan het Be
zuidenhout geweest. Getuige hoorde toen dat
er een wapen zou zijn weggegooid. In een nabij-
zijnden tuin heeft getuige vervolgens een open
scheermes gevonden dat op een grasrand lag,
ongeveer 5 AI, van den muur af. Getuige heeft
het mes in beslag genomen, dat ter zitting aan
wezig is. Ook het lijk is door dezen getuige in
beslag genomen en later onder zijn toezicht
naar het gemeentelijk ziekenhuis aan den Zuid-
wal overgebracht. Toen getuige in het perceel
kwam, was de Geneesk. Dienst reeds met de ge
wonde vrouw bezig. Zoowel deze vrouw als het
lijk hadden halswonden.
Mr. Bekker vraagt getuige of deze er zeer
zeker van is, dat er geen derden meer aan het
scheermes zijn geweest, nadat getuige het heeft
in beslag genomen.
Getuige verklaart, dat hij, daartoe door zijn
beroepservaringen gebracht, het mes bij het
lemmet heeft opgeraapt. Het is in een stuk pa
pier gepakt en op een tafeltje in de woning
van het slachtoffer gelegd, ter beschikking van
den deskundige. Het mee is reeds in den tuin
ingepakt, daarna in de woning even weer uitge
pakt om het te toonen aan de doktoren en ver
volgens weer ingepakt en op het tafeltje neer
gelegd.
De volgende getuige, de politle-fotograaf No
garede heeft verschillende fotografische opna
men gemaakt van den plaatselijken toestand,
van het mes, waarop hij een stukje vel heeft
aangetroffen en van het wondje op verdachte's
vinger. Do lijnen van het stukje vel en van
verdachte's vinger liepen precies gelijk en het
stukje paste precies in het wondje. De deskun
dige is ten slotte tot de conclusie gekomen dat
het stukje vel van verdachte's vinger afkomstig
is.
De deskundige vindt het niet vreemd dat op
het mes geen vingerafdrukken gevonden zijn,
daar het in verschillende handen is geweest,
voordat hij het kreeg.
Dr. Schirm, directeur der gemeentelijke apo
theek, heeft op het rechterzijpand van een
blauw colbertje van verdachte vlekjes aange
troffen, die den Indruk maakten bloedvlekjes
te zijn. Een deskundig onderzoek heeft uitge
wezen, dat het menschenbloed was. Ten aanzien
van de bloedvlekjes op het scheermes is dit
niet met zekerheid vastgesteld kunnen worden;
daarvoor was de hoeveelheid te gering.
Dr Rochat, die het lijk van het slachtoffer
heeft geschouwd, legt verklaringen af omtrent
de geconstateerde verwondingen. Het slacht
offer is overleden door verbloeding tengevolge
van de halswonde De wonden moeten met een
zeer scherp snijdend voorwerp zijn toegebracht.
Voorts bevestigt deze getuige de verklaringen
van Dr. Schirm.
Dr. Kuyer, die de huishoudster behandeld
heeft, verklaart, dat de haar toegebrachte won
den eveneens van levensgevaarlijken aard wa-
en. Behalve groot bloedverlies, heeft zij daar
naast later een ernstige zenuwaandoening ge
kregen. Alles zal tenslotte echter nog wei weer
terecht komen.
De doktoren Scholtens en Gerritsen, die een
psychiatrisch onderzoek ten aanzien van den
verdachte hebben ingesteld, zijn tot de conclu
sie gekomen, dat er geen enkele reden is om
aan te nemen, dat verdachte, hoewel hij ver
schillende vreemde karaktereigenschappen
heeft, niet toerekenbaar zou zijn.
De hoofdgetuige
Vervolgens wordt gehoord mej. Holstein, ge
boren Devender, de huishoudster van mevr.
Odem. Zij verklaart, dat verdachte in den mor
gen van den 5en September aan de woning van
mevr. O. is gekomen. Hij gaf voor, dat hij na
mens de firma Hus kwam en dat hij mevrouw
over een neef van haar moest spreken. Mevr.
O. heeft hem toen in de voorkamer gesproken;
het onderhoud duurde ongeveer een uur. Des
middags is verdachte teruggekomen. Getuige
heeft mevr. O. toen tegen hem hooren zeggen,
dat hij te vroeg kwam, daaraan toevoegende:
Ik heb het. nu nog niet, maar morgen wel. Ge
tuige is naar de keuken gegaan, maar direct
hoorde zij een gil en een val. Getuige is naar
de voorkamer geloopen. Toen zij de deur open
deed, deed verdachte hetzelfde van den binnen
kant. Tegelijkertijd voelde getuige, dat zij ge
sneden werd. Verdachte verwijderde zich naar
de voordeur. Getuige is hem achterna geloopen
en heeft aan de open deur om hulp geroepen.
Later is getuige in de keuken door dr. Kuyer
verbonden. Nog voordat zij naar het ziekenhuis
werd overgebracht, is verdachte, die inmiddels
was aangehouden, aan getuige vertoond. Zij
heeft hem toen onmiddellijk herkend.
De tramconducteur Meyer verklaart op den
middag van den 5en September een dame, die
ernstig bloedde, voor een raam van het perceel
Bezuidenhout 395 te hebben zien staan. Getuige
dacht direct aan misdrijf en gaf een nood
signaal, waarop de tram stopte. Getuige ging
naar binnen en trof de huishoudster in de ves
tibule aan, hevig bloedend. Zij wees steeds naar
de voorkamer. Getuige is dit vertrek voorzich
tig binnengetreden en trof toen mevr. O. daar
aan. Zij had zeer versclie, bloedende wonden,
welke hoogstens eenige minuten tevoren moe
ten zijn toegebracht. Getuige zegt daarvan ver
stand te hebben, omdat bij vroeger in een sla
gerij werkzaam is geweest.
Getuige is vervolgens gaan teiefoneeren in
café Overboech. Toen bij terugkwam, hadden
twee collega's van hem verdachte inmiddels
aangehouden in de Cornelis v. d. Lijnstraat. Hij
is direct nog aan de huishoudster getoond, die
hem onmiddellijk herkende.
De conducteur van der Velde heeft de huis
houdster, nadat de tram gestopt had, in de ge
opende voordeur zien staan, Intusschen was
Meyer reeds vooruitgegaan. Getuige hoorde
toen iemand roepen: daar gaat die man. Ge
tuige is toen met zijn collega Beuger in de
Corn. v. d. Lijnstraat een man achterna ge
gaan; een daar ter plaatse aanwezige bouw
vakarbeider riep hun nog toe: die man heeft
iets over den muur gegooid. De man, die later
verdachte bleek te zijn en die zeer gewoon
liep, is door de conducteurs aangehouden. Zij
vroegen hem om even met hen mede te gaan,
waaraan hij voldeed zonder naar de reden daar
van te vragen. De conducteurs hebben later nog
even in den tuin gezocht naar het weggewor
pen voorwerp, zonder echter iets te vinden. Er
was trouwens niet veel tijd daarvoor.
De verklaringen van dezen getuige worden in
hoofdzaak bevestigd door den trambestuurder
Beuger.
Tenslotte wordt voor de pauze nog gehoord
de bouwvakarbeider Piko. Deze heeft in den
middag van den 5den September iemand in de
Cornelis v. d. Lijnstraat iets over een tuinmuur
zien gooien.
Getuige herkent in den verdachte pertinent
den man, die het voorwerp heeft weggeworpen.
Na een schorsing komt thans voor de
groene tafel de boekdrukker, de heer Verlee.
Getuige heeft een man uit perceel 395 zien ko
men gekleed in een blauw pak. Deze man ver
toont veel overeenkomst met verdachte; met
zekerheid herkennen kan getuige hem echter
niet.
Getuige Plaat, chauffeur in den Haag, is op
dezelfde wijze als de vorige getuige attent ge
maakt op het gebeurde. Hij zag een man den
hoek van de Van der Lijnstraat omgaan en is
dezen achterna gegaan. Hij heeft dien man
daarna in die straat aangehouden.
De president: Weet u zeker, dat u den man
hebt aangehouden? De tramconducteurs hebben
verklaard, dat zij het gedaan, hebben.
Getuige houdt vol, dat hij den man heeft
aangehouden.
Mr. Bekker: Wat voor kleur had zijn pak
Getuige: Bruin of grijs, of zoo iets.
Getuige Saakes, die vlak bij het huis, waar
het misdrijf heeft plaats gehad, woont, heeft
een man In een donker pak uit het perceel zien
komen, Die man ging de van der Lijnstraat In
Hij heeft den man ook iets zien wegwerpen
Getuige van den Berg, kellner in het café
Overbosch, heeft „moord" hooren roepen. Daar
toe opmerkzaam geworden, is getuige gaan kij
ken en heeft toen verdachte met eenigszins
versnelden pas de van der Lijnstraat zien in
gaan.
Getuige Goemans, barbier daar ter stede, ver
klaart, dat verdachte hem een half jaar voor
het gebeurde gevraagd heeft of hij geen oud
scheermes voor hem had. Getuige heeft aan
dat' verzoek gevolg gegeven. Het gevonden mes
komt, zoowel wat kleur en merk ais wat ouder
dom betreft, geheel overeen met het mes, dat
getuige aan verdachte heeft verstrekt.
Getuige Abbenhuis deelt mede, dat verdachte
den dag voor het misdrijf tegen hem gezegd
heeft, dat hij op bezoek moest bij een oude
dame op het Bezuidenhout. Hij zeide daarbij:
Ik moet zien, dat ik wat geld van dat oude
wijf achterover trek.
Getuige juffr. Bl., bij wie verdachte in huis
geweest is verklaart, dat er meermalen over
gesproken is, dat mevr. O. in het Bezuidenhout
een tante van het echtpaar Bl. was en dat zij
zeer rijk was. Ook is wel aan verdachte ver
teld, dat de tante de familie Bl. wel eens gel
delijk geholpen had.
Als getuige de brief wordt getoond, welke bij
het lijk is gevonden, zegt zij daarvan niets af
te weten. Wel weet zij, dat er een tekort was
bij de firma Hus, voor wie haar man en zij
werkten, maar dit tekort was door een borg
tocht gedekt, en was daarmede geheel verre
kend. Nooit heeft de getuige een brief als de
inbes'aggenomsne in handen van haar man ge
zien. Vrijdag 30 Augustus is verdachte uit ge
tuige's huis vertrokken. Een paar dagen te
voren heeft verdachte nog eens uitdrukkelijk
gevraagd of die tante in het Bezuidenhout
werkelijk zoo rijk was. Getuige heeft dit toen
nog eens bevestigd.
Getuige Bl., thans kellner, bevestigt in hoofd
zaak, de verklaringen van zijn echtgenoote. Hij
ontkent echter ten stelligste, dat hij zich wel
eens tegenover den verdachte zou hebben uit
gelaten, dat hij uit den financieeien nood zou
zijn wanneer de tante maar eens kwam te over
lijden. Zoo intiem was getuige niet met ver
dachte.
Ook deze getuige heeft den bij het lijk ge
vonden brief nooit tevoren gezien. Het tekort
bij Hus was echter al geregeld.
De president: Is er tusschen u geen overleg
gepleegd over den moord?
Getuige ontkent dit.
Volgens verdachte zou het geld, dat getuige
van zijn tante kreeg, steeds door hen samen
verdronken zijn. Wanneer getuige geld ging
balen, ging verdachte wel eens mee en wachtte
dan in de buurt.
Getuige bestrijdt dit. Hij kreeg nooit recht
streeks geld van zijn tante, dit ging altijd door
bemiddeling van zijn moeder.
.Getuige is er door de misdaad veel minder
op geworden. Hij krijgt nu geen steun meer en
geërfd heeft hij niet. Trouwens daar mocht hij
niet op rekenen. Belang bij het gebeurde had
hij dan ook niet in het minste.
Mr. Bekker: Houdt u vol, dat u den ver
dachte na den 30en Augustus niet meer ge
sproken heeft.
Getuige: Ja, zeer zeker.
Getuige Pietersen, procuratiehouder bij de
firma Hus, kent evenmin den bij het lijk ge
vonden brief. Blom is als filiaalhouder ontsla
gen wegens een kastekort. Dit tekort is ver
haald op een borgtocht. Dit klopt dus niet met
een kantteekening op den brief, dat mevr. O.
het tekort zou aanteekenen.
Verdachte verklaart, dat hij den brief over
geschreven heeft van een concept in potlood
schrift van de hand van Blom.
Een inspecteur van de firma Hus legt een
ongeveer gelijkluidende verklaring af als de
procuratiehouder.
Twee volgende getuigen deelen mede, dat
zij verdachte op den morgen van den 5en
September ontmoet hebben op het Konings
plein. Hij is met de getuigen opgeloopen en
vertelde, dat hij naar het Bezuidenhout moest.
Het kwam er niet precies op aan, of hij er om
10 of 11 uur of om half twaalf kwam.
GETUIGEN a DECHARGE
Hierna wordt overgegaan tot het hooren van
de getuigen k decharge. Het eerst komt naar
voren een ingenieur, bij wien verdachte als
huisknecht in dienst is geweest. Getuige heeft
toen een briefje ontvangen, waarin hem aan
geraden werd den verdachte te ontslaan, an
ders zou er wraak op zijn vrouw en kinderen
genomen worden.
Getuige heeft verdachte maar ontslagen, om
dat hij vermoedde, dat verdachte het briefje
zelf geschreven had.
Naar aanleiding van vragen van mr. Bekker
legt getuige overigens zeer gunstige verklarin
gen af omtrent verdachte's werk, optreden enz.
Het lid der Tweede Kamer, dr. van der Heide
heeft zich indertijd ingelaten en zich met hem
bemoeid. Getuige heeft ten slotte den indruk
gekregen, dat er iéts aan den man ontbrak, nl.
bet onderscheid tusschen goed en kwaad.
Een andere getuige decharge deeit mede,
dat Blom. zich tegenover hem wel eens uitgela
ten heeft in dien zin, dat hij geld zou erven
van een rijke tante in het Bezuidenhout. Hij
zou wel eens gesproken hebben in den geest
van: Als die oude heks maar dood is, dan ben
ik onder dak.
Getuige B„ hierover ondervraagd, erkent, dat
hij wel eens los is in zijn woorden. Mogelijk
heeft hij zich dan misschien wel eens in dien
zin uitgelaten.
Wegens ziekte van eenige getuigen werd
daarna de verdere behandeling der zaak uit
gesteld tot Zaterdag 22 Februari om 10 uur
voormiddag.
HET GEWICHT EN DE BETEEKENIS
VAN GOEDE LEIDERS
In een leegstaande woning
NALATIGHEID DE OORZAAK
In een leegstaand huis aan de Ursulastraat
te Haarlem dat verbouwd wordt, heeft gister
avond te kwart over 6 een gasontploffing plaats
geliad.
Bij onderzoek is gebleken dat de toekomstige
bewoner in de achterkamer een z.g. pers-gas
lamp had opgehangen en toen thuis was gaan
eten, terwijl hij door nalatigheid de lamp had
laten branden. Toen hij terugkeerde hoorde hij
oudenveg een geweldige knal. Het bleek, dat
in zijn toekomstige woning een ontploffing
had plaats gehad.
Hij verklaarde aan de politie dat liij'dedioofd-
kraan der gasleiding open vond staan terwijl
een nader onderzoek uitwees, dat ook de an
dere gasafsluiters niet waren dichtgedraaid.
De verwoesting was vrij groot. De ramen met
sponningen en al werden weggeslagen en de
plafonds in voor- en echterkamer kwamen naar
beneden.
Van de aan de overzijde der straat liggende
huizen braken eveneens de ruiten.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.
POGING TOT INBRAAK
In een postkantoor
Gisteren bij den aanvang van den dienst aan
het biipost- en telegraafkantoor aan den Rljs-
vijkscheweg te 's Hage werd door de ambtena
ren bevonden, dat inbrekers door 'n uitsnijden
van een ruit zich toegang hebben verschaf l
tot de kantoorlokalen en getracht hebben, de
brandkast te openen, waarin zij niet zijn ge
slaagd. Op de bijkantoren is des nachts overi
gens geen geld aanwezig.
BEROOVING-
In 'n perceel in de Rotterdamschestraat "te
s Hage is dezer dagen 'n heer beroofd van 1200
Belgische francs. Zekere mej. C. Is gearresteerd
en in verzekerde bewaring gesteld. Het geld
is later in de woning teruggevonden. De aan
gehoudene zal waarschijnlijk ter beschikking
van de Justitie worden gesteld.
Federatieve samenwerking met de
Nederlandsche Padvinders-
vereeniging
Aan de mededeelingen.' dat het Doorluchtig
Episcopaat zijne goedkeuring heeft gehecht
aan d© stichting van een nationale R. K. Ver
kennersorganisatie en zijne toestemming heeft
verleend tot federatieve samenwerking met
de Neder 1. Padvindersvereeniging, kan de In
terdliocesane jeugdcommissie het.volgende toe
voegen:
1. Door het Doorluchtig Episcopaat is be
nosmd tot algemeen Verkennersgeestelijke de
WelEerw. heer G. L. W. A. de Geus kapelaan
van de parochie O. L. Vr. ten Hemelopneming
Utrecht, Biltstraat 121.
2. Op uitnoodiging der Interdiocesane jeugd
commissie zijn tot het bestuur der nationale
R. K. Verkennersorganisatie toegetreden en als
zoodanig geïnstalleerd
Dr. L. Berger, Bachmansitraat 47, Den Haag.
Mr. A. Fens, Keizersgracht 6, Eindhoven.
W. Froger, Ginnekenweg 39, Breda.
Mr. E. Lamers, Stationsweg 10, Den Bosch.
Drs. A. van der Poel, Prinses Julianastraat 54
Ginneken.
Het voorzitterschap van het bestuur wordt
tijdelijk waargenomen door den aigem. Ver
kennersgeestelijke, waar tevens het voorloo-
pig secretariaat gevestigd is: Biltstraat 121,
Utrecht.
S. De onderhandelingen met de N. P. V. zijn
In een vergevorderd stadium en zullen na on
derteekening van den grondslag voor samen
werking door het bestuur worden gepubliceerd.
4. Vanaf heden berust de leiding van onze
Nationale R. K. Verkennersorganisatie bij het
bovengenoemd bestuur en den Algemeenen
Verkennarsgeestelijke.
Reeds bestaande katholieke troepen worden
verzocht zich zoo spoedig mogelijk te melden
bij het secretariaat der nationale R. K. Ver
kennersorganisatie,
Voor het oprichten van nieuwe troepen tre
de men eerst in overleg met het bovengenoemd
bestuur.
Geen katholieke troepen mogen buiten het
nationaal verband warden opgericht. Om in dit
nationaal verhand te worden opgenomen, zal
men moeten beschikken over een leider, die
volmacht heeft ontvangen, om als zoodanig op
te treden.
Omtrent de eischien, die zullen worden ge
steld om ©en volmacht als leider te kunnen
verkrijgen, zullen door het bestuur nadere me
dedeelingen worden gedaan.
5. Tenslotte wijst de Interdiocesane jeugd
commissie in opdracht van het Doorluchtig
Episcopaat op de groote beteekenis van een
goede leidersvorming. Méér dan in welke an
dere jeugdvereeniging hangt in de Verkennere
beweging het welslagen af van het bezitten
van degelijke godsdienstige, moreel lioogstaan
de en technisch geschoolde leiders af.
Daarom zij de eerste zorg het kwee ken van
zulke leiders.
Vast moet staan bij allen, die tot de oprich
ting van katholieke Verkennerstroepen wil
len overgaan, dat alleen onder goede leiding
niet slechts het spel van verkennen, doch 'ook
de katholieke vorming van de jongens tot hun
recht kunnen komen, en dat dus alléén met
goede leiders do katholieke Verkennersbewe-
ging iets kan worden en kan gaan beteekenen
voor de ontwikkeling van onze rijpende man
nelijke jeugd in Nederland.
Zóó opgevat en geleid moge onder Gods ze
gen de nationale katholieke Verkennersbewe
ging zich voorspoedig ontwikkelen en uit
groeien tot een krachtig ond°rdeel van de ge
horte organisatie van katholiek Jong Neder
land.
Namens de Interdioc. Jeugdcommissie,
P. H. DE GROOT, Voorzitter.
G. J. SUETENS, Secretaris.
EEN OPLICHTER AAN HET WERK.
Het Algemeen Politieblad bevat de volgende
mededeeling:
Door enkele ingezetenen van Lonneker werd
geschreven op een advertentie, geplaatst door
zekeren E. Hundertmark, Berlin Weissensee,
Lehderstraaze 65. Daarna werd hun toegezon
den een circulaire, waarin bijverdiensten door
het verrichten van schrijfwerk aan huis in het
vooruitziiaht werden gesteld Voor onkosten
moest 1.50 worden toegezonden. Sedert het
geld was verzonden, werd niets meer gehoord.
Uit inlichtingen, gevraagd van de Duitsnho
politie, blijkt dat men hier met een oplichter
te doen heeft.
Door de Duitsche justitie wordt tegen Hun
dertmark een vervolging ingsteld ter zake van
een groot aantal gevallen van oplichting, in
Duitschland gepleegd.
MR. VAN GIGH'S SCHORSING
De behandeling van het hooger beroep
Naar wij vernemen zal he t Amsterdam ache
Gerechtshof in de laatste week van deze maand
vermoedelijk 26 Februari het hooger be
roep in behandeling nemen, dat door mr. L-
van Gigcb Jr. is aangeteekend tegen de uit
spraak van den Raad van Toezicht en discipline
voor de orde der advocaten, waarbij hij wegens
zijn bemoeiingen in de affaire der „Veendam-
mer Hypotheekbank" voor den tijd van tien
maanden is geschorst.
De behandeling van het hooger beroep ge
schiedt in Raadkamer en is niet openbaar, even
min ais dat zooals bekend het geval is
met de beslissing welke door het Hof genomen
zal worden.
STRNADING VAN HET S S. „BUSSUM"
Onjuiste navigatie
ZICH NIET BEHOORLIJK GEORIëNTEERD
Uitspraak van den raad voor de scheep
vaart inzake de stranding van het stoomschip
„Bussum" in de Noorsche fjorden bij Jone-
holmen.
De raad voor de scheepvaart vereenigt zich
ten volle met het oordeel van den hoofdinspec
teur voor de scheepvaart.
Betrokkene heeft blijk gegeven van onjuiste
navigatie door zich niet behoorlijk te orlën-
teeren.
De raad merkt nog op, dat, al is begrijpelijk
dat de kapitein zich des nachts te 1.30 uur ter
ruste heeft begeven, deze beter had gehandeld,
door met den loods of met den eersten stuur
man uitdrukkelijk af te spreken wie tijdens die
rust op de brug zou blijven, zoodat niet zon
zijn voorgekomen, dat in den donkeren en on-
stuimigen nacht de navigatie in voormeld vaar
water geheel werd overgelaten aan den betrek
kelijk nog jeugdigen tweeden stuurman.
De raad straft mitsdien den betrokkene, twee
den stuurman aan boord van het s.s. „Bussum"
door hem de bevoegdheid te ontnemen om als
stuurman te varen op een schip als bedoeld
bij artikel 2 der schepenwet voor den tijd van
een maand.
DE ONGEVALLEN VAN HET
S.S. „BLOMMERSDIJK"
Geen oorzaak om den gezagvoerder
eenig verwijt te maken
De raad voor de scheepvaart stelde dezer dagen
een onderzoek in naar de ongevallen overkomen
aan het stoomschip „Blommersdijk" van de
Holland Amerika Lijn langs de kusten van
Sumatra en Javft.
De gezagvoerder van de „Blommersdijk" werd
tevens gehoord terzake van daad of nalatig
heid.
De hoofdinspecteur van de scheepvaart
merkt op, wat betreft het stooten van het schip
dat tr geen oorzaak is om den gezagvoerder
eenig verwijt te maken. Elk schip kan veilig de
zelfde route nemen. De kapitein had er volko
men recht op toen hij dezen weg nam.
Wat betreft het ongeval op de reede van
Peltalongan, is verzuimd te looiien, tnaar het
grootste verzuim vindt spreker dat het aunt
loopen op de kust niet juist is geweest. Men
had uit zee recht op de reede moeten aangaan.
De Raad al nader beraadslagen en daarna
uitspraak doen.
WAGEN DOOR DEN TREIN GEGREPEN
Voerman en paard ongedeerd gebleven
Gistermorgen werd tengevolge van den dich
ten mist op den onbewaakten overweg nabij
het station Byster een paard en wagen bij
het oversteken van de rails door een nade
renden trein aangereden. De wagen werd ge
heel verbrijzeld, terwijl voerman en paard won
der borven wonder ongedeerd bleven.
ONDER EEN VRACHTAUTO
Een 3-jarig kind ernstig verwond
Gisterenmiddag geraakte het drie-jarig zoon
tje van den landbouwer Heetkamp te Enter
onder een vrachtauto van de firma S. uit
Rijsseu. Het kind werd ernstig verwond opge
nomen.
Naar wij vernemen zal het congres van de
communisten, dat op Zaterdag, Zondag en
Maandag a.s. te Amsterdam zal worden gehou
den, geheel besloten zijn.
Vrij naar het Engelsch
van
R. HENRY.
IVertaUng van L, V.)
25)
Ik hoor uw woorden, Teule, zeide hij.
Gij, een rondtrekkend vreemdeling, verklaart
u genadig bereid, om deze prinses tot vrouw
te nemen; en door haar hoog verheven te wor
den onder de grooten van dit land. Maar spreek
hoe kunnen wij u vertrouwen? Als gij ons be
driegt, sterft uw vrouw, maar dat kan u
misschien niet schelen.
Ik hen bereid, trouw te zweren, antwoordde
ik. Ik haat de Spanjaarden, en onder hen
bevindt zich mijn bitterste vijand, dien ik over
de zeer gevolgd hen, om hem te dooden, en die
nog vandaag getracht heeft, mij neer te vellen.
Meer kan ik niet zeggen. Ais gij aan mijn
woorden twijfelt zou het 't.. beste zijn, om aan
alles een eind te maken. Ik heb ai veel ge'eden
van uw volk, en het kan mij weinig sch -n,
of ik sterf of blijf leven.
Boud gesproken, Teule, antwoordde Cnit-
lahua. Nu, vrienden, vraag ik uw oordeel.
Zal deze man aan Otomie ten huwelijk worden
gegeven, en ais een der onzen worden aange
nomen, of zal hij terstond gedood worden? Gij
kent de zaak. Als hij te vertrouwen is, zooals
Gnatemoc en Otomie gelooven, dan zal hij voor
ons eem heel legeir waard zijn, want hij kent
de taal, de gewoonten, de wapens en 3e wijze
Tan oorlogvoeren van deze blanke duivels, die
de goden op ons hebben losgelaten. Maar als
hij niet te vertrouwen is, en het is moeilijk
voor ons, om vertrouwen te stellen in iemand
van zijn ras dan kan hij veel schade doen,
want ten slotte zal hij ontsnappen naar de
Teuies, en onze raadslagen en onze sterkte ver
raden, of wat daaraan ontbreekt. Let is aan n,
om te oordeelen.
Nu beraadslaagden de aanwezigen, en bet
bleek, dat zij niet eensgezind waren. Cuitlahua
werd ongeduldig, en verzocht hun, over de
zaak te stemmen, door de hand op te steken.
Eerst staken zij, die van meening waren, dat
het verstandig zou zijn, mij te sparen. Er waren
26 leden, Cuitlahua niet meegerekend, en der
tien van hen stemden voor mijn dood, en
dertien stemden ervoor, om mij te sparen.
Het schijnt, dat ik de beslissende stem
moet geven, zei Cuitlahua, toen de stemmen
geteld waren; en een rilling liep mij over de
leden, wamt ik had bemerkt, dat hij tegen mij
was. Toen nam Otomie nogmaals het woord.
Vergeef mij, heer. zeide zij, maai- vóór
gij spreekt, heb ik ir,ts te zeggen Gij hebt mijn
diensten noodig. is bet niet zoo? Want als het
volk der Oiomie naar iemand wil luisteren,
dan naar mij. Mijn moeder was bun vorstin, en
ik ben haar eenig kind. Daarom is mijn leven
van niet geringe waarde in dezen tijd van
mortte. want hoewel ik zelf niets ben. zon het
kunnen gebeuren, dat ik 30.0'U) krijgslieden
omter uw vanen bren". D-> priesters wisten
het. toen ik naast den T°ule wilde bliiven tot
het eind" toe. en ve-z'tten zich er de erom
teven. totdat, jk de wfank der eedpn over hen
afriep. Ik zeg u tha^s dit: dne-l dien man.
als gil wilt. maar weet, dat gil dan een ander
moet vinden dan mij. om de Otomie van den
weg van hun ontronw terug te brengen. Dat
is mijn onherroepelijk besluit.
Zij zweeg, en een gemompel van verbazing
ging door de zaal, want niemand had zulk
een liefde en moed bij deze vrouw verwacht.
Alleen Cuitlahua werd toornig.
Schaamtelooze vrouw! zeide hij. Durft
gij uw minnaar vóór uw land te laten gaan?
Schande over u! Nu, het zit in het bloed; zoo
vader, zoo dochter. Heeft ook Montezuma zijn
volk niet verlaten, om met de Teuies te heulen?
Nu gaat Otomie zijn voetstappen drukken. Hoe
komt het, dat gij en uw minnaar alléén van de
pyramide wist te ontkomen, terwijl alle anderen
gedood werden? Staat gij in verbinding met
de Teuies? Ik zeg u. nicht, als de zaken anders
stonden, en ik mijn zin had, dan zoudt gij
aan de zijde van dezen man sterven, en binnen
het uur.
Hij zweeg, buiten adem, en zag haar woedend
aan. Doch Otomie raakte niet van haar stuk.
Bleek en kalm stond zij voor hem, met ge
vouwen handen, en neergeslagen oogen.
Doe mij verwijten, omdat mijn liefde
sterk is, of doe ze mij niet, antwoordde zij,
maar ik heb mijn laatste woord gesproken.
Veroordeel dezen man ter dood, en gij moet
een ander zoeken, om de Otomie weer voor de
zaak van Anahnae tie winnen,
Cuitlahua dacht na, terwijl hij vóór zich zag,
en aan zijn baard trok. ep er heerschte diepe
Btilte, want niemand wist, tot welk besluit hij
zou komm. Eindelijk sprak hij:
Het zij zoo. Wij hebben Otomie noodig,
en h"t is nntiteloBs, tegen de liefde van een
vrouw te st-Uden. Teule, wij schenken u het
ltven, en mét het Teven aanzien en rllkdom. en
de edelste vrouw van het 1 nd, en een plaats
In onzen raad. Neem dit alles, en neem haar.
maar ik zeg u hel dmweest voorzichtig, hoe
gij die gaven gebruikt Ais gij ons bedrtegit
neen als gij slechts denkt aan verraad, dan
zweer 4k u, dat gij een dood zult sterven, zóó
langzaam en vreeseiijk, dat de beschrijving
alleen n zou doem bezwijken. Komt, laat hij den
'eed afleggen-
Een nevel kwam mij voor <le oogen. Weer was
ik gerd van oen oogenolikkeiijken dood! Otomie
zag mij aan met een ietwat droeven glimlach.
Thans trad de priester op ons toe, en alvorens
nu volgens de gebruiken van zijn volk ons tot
man en vrouw te verklaren, liet hij mij den
volgenuen eed afleggen:
Ik, Teule, zweer trouw te zullen blijven
aan het volk van Anahuac en zijn rechtmatige
meesters. Ik zweer, oorlog te voeren tegen zijn
vijanden, en te trachten, hen te vernietigen,
in het bijzonder de Teuies, totdat zij in zee
gedreven zijn. Ik zweer, dat ik tot echtgenoote
neem Otomie, prinses dar Otomie, dochter van
Montezuma, mijn heer en meester, voor den tijd
van haar leven. Ik zweer, dat ik niet zal trach
ten, van deze kusten te ontsnappen. Ik zweer,
dat ik verzaak aan mijn vader en moeder, en
dat ik trouw zal blijven aan dit land van mijn
nieuwe geboorte. En deze eed zal duren, totdat
de vulkaan Popo ophoudt, rook en vuur te
braken, totdat er geen koning meer ia In Te-
roch'titlan, tctdat gecm priester de altaren meer
bedient en het volk van Anahuac niet meer
bestaat.
Zweert gij si deze dingen J
Ik zweer deze dingen, antwoordde ik,
omdat ik moest, hoewel er veel in dien eed
was, dat mij maar weinig aanstond.
En toch, hoe vreemd zou alles tn zijn work
gaan! Geen 15 jaar later had de vulkaan Popo
opgehouden, rook en vuur te braken, d-> ko^-
ningen heersebten niet meer in Anahuac, do
priesters bedienden niet meer de altaren der
valsche goden, het volk van Anahuac was ver
nietigd en mijn eed was van nul en geener
waarde.
Toen ik gezworei^ had, kwam Guatemoc op
mij toe, en omhelsde mij.
Welkom, Teule, mijn broeder, zeide hij
Nu rijt gij een der onzen en zien wij naar
u voor hulp en raad. Kom, zet u naast mij
neder.
Ik zag twijfelend in de richting van Cuit
lahua, maar deze glimlachte genadig.
Uw verhoor is voorbij, Teule, zeide hij.
Wij hebben u tot ons genomen, en gij hebt
den plechtigen eed gezworen. Vergeet alles,
wat gezegd is in het uur, dat men u beproefde,
want alles is nu te uwer gunste geëindigd. Wees
er zeker van, dat, als gij ons geen reden geeft
om aan u te twijfelen, gi.1 ook geen reden zult
vinden, om aan ons te twijfelen. Als echtgenoot
van Otomie zijt gij thans een der grooten des
riiks, en beschikt gij bovendien over groote be
zittingen. Zet u neder naast uw broeder Guate
moc, en neem deel aan onze beraadslagingen.
Ik deed, zooals hij mij verzocht, en Otomie
verwijderde zicih. Toen sprak Cuitlahua op
nieuw, maar nu over de dringende zaken van
den s+oat. Hij sprak langzaam en met nadruk,
"n meer dun eens weigerde zitn stem van smart;.
Hii verhaalde van de ontzettende rampen, die
zijn land getroffen hadden, van den dood van
honderden ln-iigers. en van het. bloedbad, dat
onder de priesters en de bevolking was aange
richt. Wat moeai'm zij doen In dezen uitersten
nood'? Montezuma lag op sterven, als een ge
vangene in het kamp der Teul°s. en het vuur.
drt hij had aangeblazen, verteerde nu het land
Wat. rij ook trartif.''en, zi.1 slaagden er niet. in,
de ijzeren kracht van dio blanke duivels te
breken, gewnneud als de'e waren met vreemde
en vT°esrtlike wauous Dag aan dag werden
de Azteken vewlagen. Wie kon hun thans raad
vrre-hotfen, nu zelfs de goden zweven?
Dup sipudon de prinsen en annvnordwfs pep
voor een op, ep raven raad, ai near hun In
zicht. EindeWk hadden allen gesnroken, en
Cultiehua zeide, terwijl hij naar mij zag:
Wij hebben nu een nieuwen raadsheer in
ons midden, die bedreven is tn de oorlogvoering
en gewoonten der blanke mannen die een
uur tevoren zelf nog tot hen behoorde. Heeft
hij geen woord van troost voor ons?
Spreek, broeder, zei Guatemoc.
Toen sprak ik:
Edele Cuitlahua, en gij prinsen en edelen,
gij doet mij de eer aan, mijn raad te vragen.
Mijn raad is deze. Gij verkwist uw kractot,
door zonder ophouden uw legers storm te laten
loopen tegen steenen muren en de wapens der
Teuies. Zóó zult gij hun niet meester worden.
Da Spanjaarden zijn als andere meinschen. Zij
zijn geen goden, zooals gij u verbeeldt, en de
wezens, waarop zij rijden, rijn geen duivels,
maar lastdieren, zooals men die voor allerlei
doeleinden gebruikt in het land, waar ik ge
boren werd. De Spanjaarden zijn mienschen. En
hebben menschen geen honger en dorst? Kunnen
menschcn niet uitgeput raken door gebrek aan
slaap, en op vele wijzen gedood worden? Zijn
deze Teuies al niet doodmoe? Daarom zeg ik n:
houdt op met de Spanjaarden aan te vallen, em
sluit hen zóó geheel in, dat geen voedsel hem
bereiken ka.n. Als gij dat doet, zullen zij zich
binnen 10 dagsn overgeven, of al strijdend zich
een weg banen terug naar de kust. Maar dan
moeten zij eerst uit de stad trachten te komen.
Als wij echter de wegen doorsteken, zal hun
dat niet gemakkelijk vati-n. Dan moeten wij
op hen aanva'len en hen vernietigen.
Een gemompel van goedkeuring ging doos*
de zaal.
H'i schijnt, dat wij een wijs besluit ge
nomen hebben, toen wij besloten, om het leveO
van de-'m man te sp"ren, zei Cuitlahua,
want all's, wat h?1 zert. Is waar, en ik wild"»
fat wij deze m^bode vin dm beginne af P®-
voled h"dden. Vrienden, ik breng mijn «te»
uit, om te doen, zooals mftn broeder zeg*-
Wat dunkt u?
(Wordt vervolgd)
1