OE „EUROPA" m ETHI0PIE EN ROME V n De perfectionneering der Amerika-stoomers De helpende hand Een Oostersch hu;s in de Vaticaansche stad Fatsoen en properheid ZATERDAG 22 FEBRUARI 1930 DERDE BLAD. PAGINA t EEN MAATSCHAPPIJ DIE IN HET GELD ZWEMT mmmmÊÊÊÊ MM CHINA'S GROOTSTE TOONEEL SPELER doelmatige advertentiën EEN STUKJE KERKGESCHIEDENIS UIT DEN TIJD DER PHARAO'S EEN TAAL, DIE ONS THANS VREEMD TOEKLINKT La Gazette de France a;T—rzrrz. Van onzen correspondent.) BERLIJN, 17 Febr. 1930 De ..Europa" is nu kant en klaar en de Nord- öeutsehe Lloyd heelt gisteren een aantal gas ten naar Hamburg uitgenoodigd om zich daar ter plaatse van die zeilvaardigheid te overtui gen. Want het schip ligt momenteel nog in de Elbemondlng. Over een paar dagen wordt het naar Bremerhaven gesleept, waar de aller laatste hand aan keuken, kelder en stookruim gelegd wordt dun gaat het de wijde zee over naar de mondingen van de Hudson. De „Europa" is een zusterschip van de „Bre men die al zoo veel over zich heeft laten pra ten. Beide reuzenstoomers werden destijds te gelijk op stapel gezet en op één en denzèlfden dag aan de haren toevertrouwd. De „Europa" had echter het ongeluk spoedig in brand te vliegen en het herstel van de daardoor ont stane schade duurde bijna een vol jaar. Maar het leed is nu geleden en het zeekasteel ziet er nog mooier uit dan men te voren ver wachtte. Bij een bezoek werden we plichtmatig eerst door de machinekamers heen gevoerd, alwaar aan de verbazing over het menschelijk kunnen geen einde komt. Kilometer aan kilometer schrijdt men voort en het is alles een verbijs terende verwarring van huizen, kranen, knop pen, draden, meters, instrumenten, die men te zien krijgt. En men weet het, die heele be nauwende collectie van onbegrijpelijkheden is daar niet aangebracht om bezoekers te over donderen, maar eik onderdeel, tot den laatsten spijker toe, heeft een functie in bet geheel te bckleeden en al die functies worden weer gere geld door het brein van den oppermachinist. Men denkt onder het voortmarcheeren onwille keurig aan de bruine broeders van nationalis tische couleur en men zou geneigd zijn dezen heeren te zeggen; Lever dat nu ook eens en wij zullen gelooven, dat gij nog iets meer kunt dan seroetohs rooken". Vac de beklemming der eindelooze gangen en zalen met instrmnentalien ging liet naar boven om de passagiersinrichting in oogen- sekouw te nemen. De groote Lloyd-stoomers kennen een eerste, een tweede, een toeristen en een derde klasse: De stoflage van de laatst genoemde ziet er knapper uit dan die van de eerste klasse op menige verouderde oceaankast. De eerste klasse is natuurlijk zeer impoueerend en schijnt op de „Europa", waar naar iets tneer eenvoudigheid gestreefd werd, kunstvoller dan op de „Bremen". Nu zijn laatste aanwinst ln de vaart komt, kan de Lloyd een geregelde verbinding met Amerika onderhouden met zijn drie snelsche- pen „Bremen", „Europa" en „Columbus", welke respectievelijk 51.655, 46.000 en 32.354 bruto reg. tonnen meten. Van dit drietal is de „Co lumbus" de oudste en gelijk gezegd, de „Euro pa" de jongste. Dit verschil is niet zonder be teekenis, wanneer men b.v. weet, dat bij het afwerken van de „Europa", niet minder dan tweehonderd wijzigingen van beteekenis in de aanvankelijke plannen aangebracht werden, alle welke wijzigingen geïnspireerd werden door nieuwe vindingen op technisch of ander ge bied, door opgedane ervaring of anderszins. Hieruit kan men zien, hoe rusteloos er aan de altijd maar grooter perfectionneering van de Amerlkastoomers gewerkt wordt en hoe sne! daardoor een schip ook veroudert. Hierin heeft de groote kans van den Lloyd op 't meest kri tieke oogenblik van zijn geschiedenis gelegen en bet moet erkend worden, dat de heeren van Bremen deze kans met een bewonèerens- - aardige ontwikkeling van talent uitgebuit hebben. Men weet, dat de entente bijna de heele Duit- sciie handelsvloot in lxeslag nam. Voor Duitsch- Iand heeft zich deze greep tot een vermomde zege ontwikkeld. De vijand zit nu men onren dabele, oude, aftandse!» kasten in zijn maag en Daitschland zelf kan een geheele splikspliu- ternieuwe vloot scheppen. Het kon dat deen en het heeft het gedaan ook. Want om maar bij den Lloyd te blijven, zien we, dat deze in 1913 over 710.23S ton be schikte. In 1920 was er van al die heerlijkheid niet veel mèer dan één flinke sleepboot en ©en massa oude rommel overgebleven. Maar een jaar later haalde de vloot toch a1 weer de 7S.649 ton inhoud. En momenteel 789.000 reg. ton en zelfs 930.000 wanneer van de vazaimaat- sehappijen meetelt. En men bedenke, dat van die heele viocrt geen enkele eenheid tien jaar onderdoms haalt en dat elk afzonderlijk een snufje beteekent in zake de toepassing van de allernieuwste en beste vindingen der techniek, der meubileering. enz. De Lloyd is een mij. die ook gerust kan zeg gen, dat de heele wereld baar veld van actie vormt. Zij loopt niet minder dan 500 verschil lende havens geregeld aan, hetgeen natuurlijk op een groot vrachtverkeer neerkomt. Maar ze heeft altijd ook veel waarde toegekend aan het transport van reizigers en hiervan heeft ze er in de 72 jaar van haar bestaan 11.7 millioen vervoerd. In het bijzonder heeft hij zijn kracht gezocht ln bet passagiersverkeer naar de Staten en deze omstandigheid is wel een goede illustratie van de hardnekkigheid der oude Hansaten aan den V,'..terkant. Want Krenten is zoo slecht als maar eenigszins denkbaar voor de vaart op Amerika gelegen. Het heeft eerstens geen ach terland, zooals Hamburg tenminste, en het ge geven feit is, dat een passagier met eer beetje haast of vrees voor zeeziekte zich liever in Liverpool, Southhampton, Rotterdam of Ant werpen inscheept dan in het geografisch zoo slecht gelegen Bremen. De nazaten van de Stadmuzikanten hebben dit groote bezwaar echter zegenrijk overwon nen en op het oogenblik ls de Lloyd ondanks zijn groote handicap toch nog nummer vier in de rij der mijen, die een rol van beteekenis in het trans-oceanische verkeer spelen. Zoo transporteerden in 1928 de Cunard Line White Star Line Canadian Pacific Lloyd Comp. Générale Transatl. United States Lines Hapag 231.000 passagiers 172.000 122.000 92.000 87.000 80.000 75.000 EEN DEEL TAN I1ET SLOEPEXDEH van de „Europa" Over het passagiersvervoer van de Holland Amerikalijn werden luttel dagen geleden nog eenige beschouwingen in de „Maasbode" ten beste gegeven. Roterdam, dat met zijn immens achterland en goede verbindingen naar alle punten van het continent, zoo uitmuntend voor het passagiersvervoer gelegen is, speelt iu dit bedrijf geen erge indrukwekkende rol. Oorzaak claarvau is, naar het inzicht van alle lieden, die zich bescheiden ieeken noemen, bet gebrek aan reclame. He Rotterdameehe reederij durft geen geld in de reclame te steken, een omstan digheid, die in Amerika nog veel meer in het oog springt dan aan deze zijde van den groeten vijver. Ook zoude men haar wat meer initia tief willen toewenschen. Ieder, die den oceaan een paar maal overgestoken is, weet dat het schip van de toekomst het één-klasse schip is. Natuurlijk zulleu cr altijd millionnairs den oceaan oversteken en ten behoeve daarvan zul len er nok altijd reeclerijen zijn, die in de ex clusiviteit een toon van sterkte vinden. Maar de verdiensten, welke de derde klasse vroeger afwierp, moet nu uit het massatoeristenver- keer van den kleinen man uit Amerika komen en daarvoor is het één-klasse-schip het aange wezen ding. Niet een onde versleten bark, die voor niets beters te gebruiken is, behoort ln een één-klasse-schip omgeprutst te worden, maar, ara concreet te blijven, had de „Staten dam" een daad van oorspronkelijkheid kunnen stellen, die door de Amerikaansche toeristen zeer zeker gewaardeerd zou zijn, wanneer zij zich van meet a fa an in den uitsluitenden dienst, van. de goedkoope toeristen gesteld had. Maar om op de „Europa" terug te komen, werd dit schip ongeveer tegelijkertijd met het jaarverslag van den Lloyd aan de openbaar heid uitgeleverd. Dit jaarverslag ziet er even piekfijn uit als het schip in kwestie. Het divi dend blijft onveranderd en dat blijkbaar niet uit prestige-gronden, zooals wel eens gemee smuild wordt, maar eenvoudig omdat het geld voor de betaling van de coupons aanwezig is. Allhans de winst is zes millioen hooger dan in het vorige jaar, en 12 millioen hooger dan in het voor-vorige. De „Europa" zelfs is al nagenoeg geheel af betaald en dat nog vóór het schip goed en wel in de vaart is gebracht. De reserven voor nieuw- bouwen zijn ingekrompen en zulks wel vooral, omdat de Lloyd nu blijkbaar een kleine rust pauze nemen nil. Althans staan er op het oogenblik slechts één passagierstoomer van 9000 ton en één vrachtschip van 2860 ton op stapel. In den loop van het Jaar zal overigens nog de gouden regen van Amerika inzetten als schadevergoeding voor ln beslag -enomen sche pen en dan zwemt de mij. om zoo te zeggen in haar geid. MEI LANG FANG Naar Amerika M9&Z 2HEÜWE MAJESTCEUSJi &Ü&IE yaa den Norfkleutschen Lloyd de ..Europa'* HIJ SPEELT TOONEEL VOOR DE KUNST, EN DIE KUNST HEEFT HEM TOT EEN RIJK MAN GEMAAKT Het is den Amerikaanschen Impresario's ge lukt, den beroemden Chineeschen tooneelspeler Mel Lang-fang voor 2000 dollar per avond naar de Vereenigde Staten te halen. Intusschen slechts voor korten tijd, daar Mei Lang-fang alleen maar een tournée in het land van den dollar zal maken. Het wordt door deze Ameri kaansche reis echter niet onmogelijk, dat dit Chineesche theater-fenomeen zich ook ln Europa zal laten zien en dat zou yolgens ken ners van het Chineesche tooneel de moeite waard zijn. Evenals van de Japansche film-Industrie, die na de Amerikaansche de tweede plaats in de wereldproductie inneemt, weten we hier van het eeuwenoude, populaire Chineesche theater al heel weinig. En daarom kunnen we ons moeilijk voorstel len, dat Mei Lang-fang in het voormalige Hemelsche Rijk een faam geniet, waarop .en onzent geen enkele tooneelspeler kan bogen. Lang-fang heeft zijn eigen theater en wel te Peking, waar hij tevens een tooneelschool leidt. In de oude Keizerstad staat Mei Lang- fang hooger in aanzien, dan welke maarschalk ook, maar buiten Peking en ongeveer in heel China wordt hij als het ware aanbeden. Nu Peking zijn glorie verloren heeft en de Chineesche regeering naar Nanking is ver plaatst, met al de gevolgen van dien, is Mei Lang-fang er eindelijk toe overgegaan, ook in andere groote Chineesche steden op te treden. Aldus bevond hij zich onlangs te Shanghai, waar een Engelsch journalist een voorstelling van hem en zijn troep bijwoonde. Extra-edities der groote bladen kondigden aan, welke stukken er zouden gegeven wor den; sneeuw in de zesde maan", „De droom van de roode kamer", „De smart van You-e" etc. De plaatsen waren intusschen grootendeels reeds maanden geleden uitverkocht. Mei vervult alleen vrouwenrollen, die in het Chineesche theater altijd door jonge mannen worden gespeeld, al beginnen zich sind3 de revolutie steeds meer vrouwen op de planken te vertoonen. Zijn travestie is meesterlijk en zijn stemtecli- niek geraffineerd en verbazingwekkend. Toen Mei verscheen, brak er een orkaan van applaus los. De Chineezen gaven met allerlei keelklanken hun bewondering te kennen. Het -leek, -cf de lieelo zaal krankzinnig was ge worden Mei stond onbeweeglijk. Er was niets bij zonders aan hem te zien. Maar zijn Chineesche begeleider vertelde den journalist, dat de toe schouwers zoo buiten zich zelf waren over het kijken van Mei. Deze waardeering hebben de Chineezen met de Japanners gemeen. Ook dkar kan de massa over een pose, een geste oï een fraai cestuum in vervoering raken De interpretatie van vrouwenrollen wordt ln China als de hoogste uiting der tooneelspeel- kunst beschouwd. Sinds de alleroudste tijden tot op het recente heden kende China geen vrouwelijke autisten. En de mannen, die de vrouwenrollen vervulden, werden reeds als kind geoefend in het imlteeren van de vrouwen stemmen en het weergeven der gestes van het zwakke geslacht. Ook Mei, zoon en afstammeling van een ge slacht van tooneelspelers, bekwaamde zich reeds vroeg in zijn kunst. Zijn bijzondere aan leg maakte hem tot den grootsten Chineeschen tooneelspeler van het heden. Hij is een buiten gewoon ontwikkeld man. Ofschoon nog be trekkelijk jong hij is 36 jaar geldt hij voor een autoriteit ln de Chineesche geschiede nis en mythologie. Muziek en dans, de oude literatuur, theatermechaniek en electriciteit behooren tot het terrein zijner grondige kennis. Zijn sympathieën ten aanzien van het Wester- sehe tooneel gaan uit naar Shakespeare, Irving en Charley Chaplin. Hij speelt tooneel om de kunst en die kunst heeft, hem, wat in China wèl, maar in het be schaafde Westen niet mogelijk is, tot een rijk man gemaakt. Zijn kunst is gebaseerd op de oude Chineesche traditie en op een symbo lisme, dat alleen voor Chineezen begrijpelijk ls. Dank zij deze oude traditie is het hem ver oorloofd, midden in de dramatische handeling een kop thee te savouren, precies zooais bij ons een redenaar dat tusschen zijn betoog dooi* doet. Het Chineesche theater heeft trouwens meerdere eigenaardigheden. De toeschouwers verblijven er halve dagen. Maar niet iedereen kan dit doen en daarom neemt een bediende zoolang de plaats van zijn meester in, tot deze arriveert, om van het spannendste deel der tragedie te genieten of, gelijk het in Mel's theater gebeurt, om Mei zelf ten tooneele te zien verschijnen. In de Chineesche schouwbur gen mag men voorts zijn kinderen medenetnen, eten, op den grond spugen en hardop spreken, als de voorstelling aan den gang is Mei Lang-Lang, de afgod van de theaterlief hebbers, gaat nu naar Amerika en het is de vraag, of hij daar een rustiger publiek zal aan treffen. Want wat zullen de nuchtere Yankees zeggen van de in zwarte tricots gestoken spoken, die eigenlijk onzichtbaar moeten zijn maar tijdenB het geweldigste drama over het tooneel snellen en hij den ëénen acteur de klee- ren verwisselen of een anderen van nieuwe schoenen voorziet Hoe zullen ze reageereu op het bizarre muziek produceerende orkest, dat op de Bühne en tusschen de décors de han deling vaak op oorverdoovende wijze begeleidt? Zullen ze met evenveel fantasie renieten als ce Chineezen, wa.-meer tan boreje aangeeft, dat zich hier een prachtig kasteel bevindt, daar een berg en dat de acteur nu te paard süjgt Het staat waarlijk te bezien. Maar de snobs zullen zich ongetwijfeld direct gewonnen ge ven. En Mei Lang-fang beleeft in het land der sterren en strepen misschien triomfen, die hij zich zelfs in China niet heeft gedroomd...... Hij zal er dan echter rekening mede moeten houden, dat het publiek in Amerika fluit, als het erg enthousiast is 1 Wanneer de fabricatie, of de voorraad uwer ert ik el en, den omzet, den verkoop over treffen, Jaefl aan een aerie dan ren i de kans U te helpen, den aftrek uwer producten ta vergroeien (Van onzen bijzonderen correspondent.) Volgens eensluidende overlevering van Oos- tersohe en Westerscke schrijvers, werd het Christendom in Ethopië gepredikt door den heiligen Frumentius, die bij de Abessyniërs nog heden vereerd wordt onder den glorievollen bijnaam van „Abba Salama", d.w.z. „Vrede vader". Dat hij de eerste was, die het licht van het evangelie onder dit volk deed opgaan, wordt ook tot uiting gebracht, door een an deren bijnaam, welke aan dezen heilige in de Ethiopische liturgie gegeven wordt, n.l. „Kas- satié Berham" „hij, die het licht openbaar de". Een merkwaardige parallel bij deze be naming levert de titel „Loesaworitsj" „de Verlichter", waaronder do Armeniërs hun groe ten Apostel Sint Gregorius vereeren. De werkzaamheid van Sint Frumentius valt in de IVe eeuw. Hij werd tot bisschop van de Ethiopiërs gewijd door den grooten heiligen Athanasius van Alexandrië. Sindsdien bleef de kerk van Ethopië van den patriarchalen zetel van Alexandrië afhankelijk tot op dezen dag. Nog in het afgeloopen jaar 1929 wijdde Anba Yuhannes, de tegenwoordige Koptisohe patri arch van Alexandrië een aartsbisschop en vier bisschoppen voor de Ethiopische kerk, waar de hiërarchie met den dood van Abuna Mattervos was uitgestorven. Na den dood van den heiligen Frumentius schijnt een periode van inzinking te zijn ge volgd. Het oude heidendom nam weder de over hand. Uit de Ve eeuw hebben wij opschriften van een ethiopisohen koning Ezaua, waarin deze zich een zoon van den heidenschen krijgs god Makrem noemt. Dook dan komt plotseling weer een wending. Latere opschriften van den zelfden koning, tooneu aan, dat hij zich vóói het einde van zijne regeering tot het christen dom heeft bekeerd. Men brengt dit herleven vairi het christendom in Ethopië in verband met de misle-activitelt van de beroemde „Ne gen Heiligen", die in de Ve eeuw naar dit land zijn gekomen, en daar ook de grondslagen van het inheemsohe monnikendom hebben gelegd. In de laatste jaren ls er over deze „Negen Hei ligen" veel geschreven. Eenige vooraanstaande kenners van de oud-Ethiopische geschiedenis hebben het vermoeden uitgesproken, dat zij geen Katholieken, maar uit Syrië verdreven monophysloten geweest zouden zijn. Mijn in- land-sche meester Abba TaklaMaryam, en ook p. Mauvo da Leonessa, de jongste geschied schrijver van de betrekkingen tusschen Ethio pië en Rome, willen daar niets van kooren Zij houden staande, dat we hier wel degelijk met rechtzinnig katholieke missionarissen te doen hebben. Wat daarvan zij, in ieder geval zal men moeten toegeven, dat de Ethiopische kerk toch spoedig de baan der Katholieke traditiën ver laten heeft. Dit geschiedde haast onmerkbaar, doordat het afgelegen Ethiopië zoo weinig ge legenheid had om zich op de hoogte te hou den van wat er ln de andere christelijke lan den omging. En hare bisschoppen ontving deze kerk steeds uit Alexandrië, waar sinds de (la gen van Dloscurus zij het ook niet zonder ouderbreking de monophysietische ketterij de overhand behield. In de latere middeleeuwen slaagden de Alexandrijnsc'he monophysieten er zelfs in, aan de Ethiopiërs een zoogenaamde wetsbepaling van het concilie van Nicea op te dringen, waarin uitdrukkelijk werd vastge steld; le. dat het hoofd der Ethiopische Kerk niet uit de Ethiopische geestelijkheid zelf mocht worden gekozen; 2e. dat bij de keuze ook geen rekening zou worden gehouden met de voorkeur der Ethiopiërs voor een bepaalden candldaat; 3-e. Dat deze prelaat steeds genomen zon worden uit de geestelijkheid van Egypte; 4e. dat benoeming en wijding zouden geschie den door den patriarch van Alexandrië; 5e. dat de aldus benoemde Ethiopische metropoliet geen blsehoppen, of althans geen andere me tropolieten zou mogen wijden. De onechtheid, niet alleen van deze wets bepaling, maar van de geheele verzameling, de z.g. Fetha Nagast, waarvan zij een onderdeel uitmaakt, is klaarblijkelijk. Deze verzameling werd pas opgesteld in de XlIIe eeuw. En toen net concilie van Nicea gehouden werd (325) be stond er nog geen Ethiopische Kerk, dus kon den daar voor die kerk ook geene bepalingen worden uitgevaardigd. Intusschen reikte de xennis der Ethiopische geleerden niet zoo ver dat zij deze klaarblijkelijke vervalscbing ach terhalen konden. Pas in 1927, bij gelegenheid van de polemieken welke aan de laatste benoe ming van een nieuw Ethiopisch berkhoofd voorafgingen, werd door sommige iniandsche geleerden met name door Afework en door Engeda Dasita de stelling geopperd, dat de zoogenaamde „kanon van Nicea", welke aan de Ethiopiërs verbiedt een metropoliet uit hun eigen midden te kiezen, wel eens een Xlle eeuwBche falsificatie kon zijn van den Kopti- schen kanonist Ibn al Assal. Gelijk men ziet, begint de historische kritiek toch eindelijk ook door te dringen in het moderne Ethiopië. Cu- riositeltshalve zij echter vermeld, dat zoowel Afework als Engeda Da sta. vasthouden aan de authenticiteit van de „Fe-tlia Nagast" als ge heel. Zij verwerpen alléén de bindende kraoht van de paragraaf in quaeetie, welke een inter polatie zou zijn van den XIIIe eeuwschen ver zamelaar. Volledigheidshalve ware het te wen- scbvn gewee-t, dat P Mauro -"a Leonessa, waar hij deze -bepaling van de „I'otha Nagast" be- De graftombe van den hoogepriester Uit Cairo wordt gemeld: Het onderzoek van de graftombe van den Egyptischen hoogepriester Ra Ouer, welke tombe eenige weken geleden in de nabijheid van de Sfinx werd gevonden en die de grootste is, die men tot nog toe in Egypte heeft opge graven, heeft verrassende resultaten opgele verd. Men heeft namelijk in de graftombe, die 4700 jaar oud is, eenige prachtige en in uit muntenden staat v^rkfeerende voorwerpen ge vonden, zooals tot nog toe hij geen enkele op graving het geval was. In een der gewelven zijn 19 piëdestals ge vonden, bestemd voor beelden, die zelf ontbra ken. De piëdestals zijn echter prachtig van vorm en bewerking. Het eenige beeld, dat ge vonden werd, is een statue van Ra Ouer, den hoogepriester, zelf. Voorts is een aantal vazen gevonden, waarschijnlijk bestemd voor het plaatsen van bloemen. Een der mooiste voor werpen. die gevonden werden, is een gouden vaas van verrassende schoonheid, waarin gon den bloemen werden aangetroffen. spreekt, ook aan dit jongste stadium van het vraagstuk onder de Abessyniërs zijne aandacht had geschonken. Sprekend over de middeleeuwsche betrekkin gen tusschen Ethiopië en Rome, verwerpt hij terecht de relaties, welke in 1177, onder net pontificaat van Paus Alexander III, zouden zijn aangeknoopt. Want dit bericht steunt slechts op een vergissing van den geleerden kardinaal Barenius. De „Priester Joannes", die in brief wisseling getreden zou zijn met genoemden Paus, kan niet vereenzelvigd worden met den negus van Abessynië, en zou slechts een Azia tisch vorst geweest kunnen zijn. Bovendien is het Pauselijk schrijven, waarover Baronius spreekt, naar het schijnt niet eeus authentiek. Voor -de XIVe eeuw neemt P. Mauro- de pre diking van Franciscaansche en Dominïcaan- sche missionariseen in Ethiopië aan. In het bijzonder houdt hij vast aan de overlevering, volgens welke ln de XlVe eeuw acht Domini canen in dat land gekomen zouden zijn, en daar kloosters van hun orde zouden hebben gesticht. Pater Mauro meent onafhankelijk van Luis de Urreta, dien hij natuurlijk niet wenseht te verdedigen de traditie aangaan de het bestaan van Dominicanenkloosters in middeleeuwsch Ethiopië te moeten vasthouden. Tot de iniandsche Dominicanen rekent hij met name den beleenden inheemsohen heilige Fil- pos Philippus) van Dabra—Libanos. Naar het ons lijkt, zijn echter de bronnen, welke Serafino Razzi en Ludovicus a Paramo gebruikt hebben, nog niet voldoende bestudeerd om een beslissend oordeel uit te spreken over de his torische waarde van deze overlevering, en doet men derhalve het verstandigst zijn oordeel op te schorten tot nadere Informatie. Ook tegen over de door p. Mauro verdedigde opvatting, dat koning Zara Jakob persoonlijk gezanten zou hebben gestuurd naar het concilie van Florence (1441) schijnt ons reserve geboden. En mocht deze koning zelf zich daar al hebben doen vertegenwoordigen, dan is het toch niet waar schijnlijk dat hij de besluiten, te Florence ge nomen, aanvaard heeft. Althans, wat van elders aangaande dezen vorst en zijne werkzaamheid op theologisch en kerkelijk gebied bekend is, laat zich o.i. al heel slecht rijmen met een acceptatie van de Florentijnsche decreten. Historisch staat echter wel vast, dat er wer kelijk Ethiopiërs aanwezig zijn geweest op het ooncilie van Florence, en dat deze delegatie den 9en October 1441 ook een bezoek aan Rome heeft gebracht. Het feit werd op de bronzen kerkdeuren van de Sint Pieter vereeuwigd. Dit is het eerste historisch volkomen zekere bericht, dat we over een bezoek van Ethiopiërs aan de Eeuwige Stad bezitten. Primitieve gewoonten en hooge standen De vork is nog niet zoo heel lang geleden uitgevonden, tenminste niet zoo lang als dat eenvoudige werktuig zou doen vermoeden. Waarschijnlijk was de Engelsche koning Edward I de eerste die zich van een vork bediende. Clementia van Hongarije bezat er eveneens een en liet haar als een kunstvoorwerp bewon deren door de dames van haar gevolg. De gunsteling van Eduard II Pieter Galve ston, bezat er drie en Karei V wel een half dozijn. Tijdens zijn regeering begon dat kleine instrument bij den adellijken stand in te wer ken, wat niet zeggen wil dat men er zich, tijdens den geheelen maaltijd van bediende. De vorken werden toentertijd alleen gebruikt om geconfijte vruchten tot zich te nemen of er brood aan te steken om dit te roosteren. In de middeleeuwen at iedereen, zelfs vorsten en hovelingen, met de vingers. Gewoonlijk gebruikte men ook geeu borden. Deze werden vervangen door groote, dikke sne den brood die voor de gasten gelegd werden en waarop deze het vleesch en de andere gerech ten legden. Die sneden werden alleen aan de heeren gegeven, maar zij hadden ieder voor een dame naast zich te zorgen, moesten met haar de spijzen deelen, welke zij op hun brood legden. Na den maaltijd gaf men die met allerlei sausen doorweekte sneden aan de armen, die „er van smulden". Kwam er salade op tafel dan verzocht men een dame, welke eenige onderscheiding ver diende, zoo goed te willen zijn die te bereiden en met de handen om te werken, wat ze in allen eenvoud deed. Zoo werden alle spijzen met de hand genomen en naar den mond gebracht. Eerst tegen het einde der 16e eeuw begonnen rle hoogste standen met die primitieve gewoon ten te toeken. Maar de invoering van vorken verwekte niet alleen de hoogste verwondering, maar zelfs hei lige verontwaardiging. Het onschuldige voor werp werd een „schuldige verfijning" genoemd en „overdreven weekelijkheid". Een bekend pamflettist uit dto dagen vit zich daaromtrent op de volgende manier: „Dc salade werd opgediend in groote schalen welke in verscheidene schappen verdeeld waren. De gasten aten daaruit met vorken, want het is ln dat land verboden (het denkbeeldige eiland waar zijn geschiedenis zich afspeelt) het voedsel met zijn handen aan te raken. De inen- sehen daar voelen liever de tanden van een vork, dan hun eigen vingers aan de lippen". Die taal klinkt ons thans vreemd in de ooren en 't is duidelijk dat onze voorvaderen niet hetzelfde hegrip van fatsoen en properheid had den. De invoering van dat voor dien tijd zoo vreemde instrument ging dan ook met groote moeilijkheden gepaard. Zelfs in de 17e eeuw was het nog niet overal verspreid. Menig man van aanzien en hoogen bloede gebruikte liever zijn handen aan tafel clan een vork. Andere tijden, andere zeden! Tegenwoordig kan men zich geen maaltijd indenken zonder vorken. En als iemand thans zou spreken van „schul dige verfijning'* op dat punt, dan zou hij meer gelijk hebben, want vaak gaat de moderne mensck groot op oen zoogenaamde hooge be schaving, die zicli slechts tot zulke uitwendige dingen bepaalt en niet altijd döor rte ïëdelijlf- heid te verdedigen is. A, BIJ EEN DERDE EEUW-HERDENKING Een koninklijke medewerking In Frankrijk is men voornemens het derde eeuwfeest te herdenken van wat men daal' noemt de eerste krant, „La Gazette de France*' door Théophraste Renaudot te Parijs in het licht gegeven. Renaudot was een Fransch ge neesheer, die „journalist" werd om het publiek in te lichten omtrent zijn sociale denkbeelden en om het wegwijs te maken in wat hem dag aan dag bezig hield. Théophraste Renaudot werd in 1586 in het stadje Loudun, in Zuid-Frankrijk geboren. Na het gewone onderricht studeerde hij te Montpel- lier in de medicijnen en na een kort verblijf in liet buitenland vestigdo hij zich in zijn ge boortestad als geneesheer. Hij verwierf spoedig meer dan gewone vermaardheid, daar hij zich niet alleen deed kennen als goed geneesheer, maar ook als eep menschemvriend voor armen, en gngeiujkkigen. Voor- zijn „sociale werk, al DE SPORT DIE VEREDELT.... We lezen in de „P N. C."; Het gebeurde Zondag even voor den wedstrijd DONDOCito (Arnhemsche Voetbalbond klasse) dat twee bestuu.-sleden van den bond een kijkje namen in de kleedkamer waar do spelers van Cito bezig waren zich ln voetbal" tenue te steken, doch ter zelfde tijd een flesch met sterken drank lieten rondgaan. De Cito-leden hadden nog een appeltje tn schillen met DONDO en nu zouden ze eerst wel tvat „moed" 'gaan drinken. Onmiddellijk werd den co mipeti tie -leider 8®" waarschuwd, die natuur]ijk direct den wedstrtW uit®teède„ THÉOPHRASTE RENAUDOT werd het in dien tijd nog niet met dien naam aangeduid, vond Renaudot een gunstig arbeids veld. Frankrijk had door gnderlingen twist veel geleden en de regeering onder Lodewijk XIII wees (1e hulp van mannen als Renaudot niet af. Te Parijs bleef het werk van den Zuid Franschen geneesheer, ook buiten zijn eigenlijk beroep, niet onbekend en in 1624 werd hij naar Parijs geroepen, waar hij benoemd werd tot Algemeen Commissaris der Armen. Renaudot ontving als zoodanig uitgebreide volmachten en ontwikkelde groote werkkracht. Hij richtte allereerst een „Bureau d'Adresses" op, wat wij ln onzen tijd „Arbeidsbeurs" zouden noemen, waar ieder, die werk zocht, inlichtingen kon bekomen. Zoo Iets als de tegenwoordige „Petites Affiches" te Parijs. Hij centraliseerde op dia wijze alle aanvragen en aanbiedingen, (van werkgevers en werkzoekenden dus), onder offi- cieele controle, gelijk ook hedendaagsche Arbeidsbeurzen onderling verband hebben, zfl het onder anderen vorm, Renaudot stichtte voorts een soort van Polikliniek voor arma zieken voor onvermogenden zouden we zeg gen waar kosteloos geneeskundige hulp en geneesmiddelen werden verstrekt, ia De sociale geneesheer uit Loudun was doof deze twee bureaux, met voor dien tjjd uitge breide vertakkingen, in Parijs spoedig een populair man. Zijn zucht naar raadgeven, naar wilLen hel pen en voorlichten, zijn streven om heel zijn werkkracht, welke veelzijdig was, iu dienst te stellen van het algemeen belang, funrla- menteele roeping der journalistiek brach ten hem er toe een krant in het leven ta roe pen, maar een krant dan in, ook voor dien tijd, modernen geest, en niet enkel een blad voor louter nieuwsberichten. Na veel voorbereiding verschoen eindelijk het eerste nummer van Renaudot's krant op 3D Mei 1631, met als titel „Gazette". Het was een weekblad, dat lederen Zaterdag verscheen. Uiterlijk is er geen verschil te bespeuren met soortgelijke uitgaven omstreeks dien tijd in Engeland, Italië en Duitschland. De inhoud echter, en daarin ligt de groote beteekenis van deze krant en Renaudot's werken, was geheel anders. Renaudot deed (le nieuwe berichten niet zonder meer onder elkaar afdrukken, maar voorzag ze van verklarend commentaar, op merkingen en toelichtingen, waardoor de in houd kleur kreeg, de invloed In bepaalde rich ting werd geleid, en de lezer vóór of tegen da zaak stelling nam. Er werd „Journalistiek" bedreven. Renaudot had zelfs den koning als medewer ker! Het persgeheim werd blijkbaar in die eerste ontwikkeling der jonge journalistiek niet zoo diep gevoeld als tegenwoordig. De dokter- redacteur tenminste heeft de medewerking des konings onder eigenaardige omstandigheden hekend gemaakt. De vijanden van Renaudot be schuldigden de „Gazette" ervau, dat het orgaan in een in 1633 verschenen artikel over een complot tusschen verwanten der koningin en bet buitenland, scherpe toespelingen had ge maakt op de medeplichtigheid der vorstin. Hij bewees toen, dat het artikel van den koning afkomstig was! Eerst veel later, in 1894, zijn in de Nationale Bibliotheek te Parijs manus cripten gevonden, welke, als couranten-„copy" door de „Gazette" waren afgedrukt. Die arti kelen waren door den koning zelf geschreven- Zij behelsden meest militaire mededeelingen, brieven over diplomatieke aangelegenheden, enz., welke in de „Gazette" werden opgenomen, maar door Renaudot van commentaren waren voorzien ln andere richting. Renaudot we,kte nlei om eigen materieel gewin. Volgens getuigenis van zijn vijanden is hij arm gestorven. Ook ais geneesheer had liij vijanden. Als ge leerde was hij er op uit om met de verouderde methoden der medische wetenschap van dien tijd te breken, en zich aan te passen aan nieu were opvattingen en vindingen. Hij vond tegen over zich geleerde typen van de Parijsch© Uni versiteit door Molière geteekend en gehekeld. Vijandschap en verguizing was ook Renaudot» deel. Renaudot stierf 25 October 1653. Zijn „Gazette" is later omgedoopt in de „Gazette do France"»

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10