OE „EUROPA"
m
ETHI0PIE EN ROME
V
n
De perfectionneering der Amerika-stoomers
De helpende hand
Een Oostersch hu;s in de Vaticaansche stad
Fatsoen en properheid
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1930
DERDE BLAD.
PAGINA t
EEN MAATSCHAPPIJ DIE IN HET GELD ZWEMT
mmmmÊÊÊÊ
MM
CHINA'S GROOTSTE TOONEEL
SPELER
doelmatige
advertentiën
EEN STUKJE KERKGESCHIEDENIS
UIT DEN TIJD DER PHARAO'S
EEN TAAL, DIE ONS THANS
VREEMD TOEKLINKT
La Gazette de France
a;T—rzrrz.
Van onzen correspondent.)
BERLIJN, 17 Febr. 1930
De ..Europa" is nu kant en klaar en de Nord-
öeutsehe Lloyd heelt gisteren een aantal gas
ten naar Hamburg uitgenoodigd om zich daar
ter plaatse van die zeilvaardigheid te overtui
gen. Want het schip ligt momenteel nog in de
Elbemondlng. Over een paar dagen wordt
het naar Bremerhaven gesleept, waar de aller
laatste hand aan keuken, kelder en stookruim
gelegd wordt dun gaat het de wijde zee
over naar de mondingen van de Hudson.
De „Europa" is een zusterschip van de „Bre
men die al zoo veel over zich heeft laten pra
ten. Beide reuzenstoomers werden destijds te
gelijk op stapel gezet en op één en denzèlfden
dag aan de haren toevertrouwd. De „Europa"
had echter het ongeluk spoedig in brand
te vliegen en het herstel van de daardoor ont
stane schade duurde bijna een vol jaar. Maar
het leed is nu geleden en het zeekasteel ziet
er nog mooier uit dan men te voren ver
wachtte.
Bij een bezoek werden we plichtmatig eerst
door de machinekamers heen gevoerd, alwaar
aan de verbazing over het menschelijk kunnen
geen einde komt. Kilometer aan kilometer
schrijdt men voort en het is alles een verbijs
terende verwarring van huizen, kranen, knop
pen, draden, meters, instrumenten, die men te
zien krijgt. En men weet het, die heele be
nauwende collectie van onbegrijpelijkheden is
daar niet aangebracht om bezoekers te over
donderen, maar eik onderdeel, tot den laatsten
spijker toe, heeft een functie in bet geheel te
bckleeden en al die functies worden weer gere
geld door het brein van den oppermachinist.
Men denkt onder het voortmarcheeren onwille
keurig aan de bruine broeders van nationalis
tische couleur en men zou geneigd zijn dezen
heeren te zeggen; Lever dat nu ook eens en wij
zullen gelooven, dat gij nog iets meer kunt dan
seroetohs rooken".
Vac de beklemming der eindelooze gangen
en zalen met instrmnentalien ging liet naar
boven om de passagiersinrichting in oogen-
sekouw te nemen. De groote Lloyd-stoomers
kennen een eerste, een tweede, een toeristen
en een derde klasse: De stoflage van de laatst
genoemde ziet er knapper uit dan die van de
eerste klasse op menige verouderde oceaankast.
De eerste klasse is natuurlijk zeer impoueerend
en schijnt op de „Europa", waar naar iets
tneer eenvoudigheid gestreefd werd, kunstvoller
dan op de „Bremen".
Nu zijn laatste aanwinst ln de vaart komt,
kan de Lloyd een geregelde verbinding met
Amerika onderhouden met zijn drie snelsche-
pen „Bremen", „Europa" en „Columbus", welke
respectievelijk 51.655, 46.000 en 32.354 bruto
reg. tonnen meten. Van dit drietal is de „Co
lumbus" de oudste en gelijk gezegd, de „Euro
pa" de jongste. Dit verschil is niet zonder be
teekenis, wanneer men b.v. weet, dat bij het
afwerken van de „Europa", niet minder dan
tweehonderd wijzigingen van beteekenis in de
aanvankelijke plannen aangebracht werden, alle
welke wijzigingen geïnspireerd werden door
nieuwe vindingen op technisch of ander ge
bied, door opgedane ervaring of anderszins.
Hieruit kan men zien, hoe rusteloos er aan
de altijd maar grooter perfectionneering van de
Amerlkastoomers gewerkt wordt en hoe sne!
daardoor een schip ook veroudert. Hierin heeft
de groote kans van den Lloyd op 't meest kri
tieke oogenblik van zijn geschiedenis gelegen
en bet moet erkend worden, dat de heeren
van Bremen deze kans met een bewonèerens-
- aardige ontwikkeling van talent uitgebuit
hebben.
Men weet, dat de entente bijna de heele Duit-
sciie handelsvloot in lxeslag nam. Voor Duitsch-
Iand heeft zich deze greep tot een vermomde
zege ontwikkeld. De vijand zit nu men onren
dabele, oude, aftandse!» kasten in zijn maag
en Daitschland zelf kan een geheele splikspliu-
ternieuwe vloot scheppen.
Het kon dat deen en het heeft het gedaan
ook. Want om maar bij den Lloyd te blijven,
zien we, dat deze in 1913 over 710.23S ton be
schikte. In 1920 was er van al die heerlijkheid
niet veel mèer dan één flinke sleepboot en ©en
massa oude rommel overgebleven. Maar een
jaar later haalde de vloot toch a1 weer de
7S.649 ton inhoud. En momenteel 789.000 reg.
ton en zelfs 930.000 wanneer van de vazaimaat-
sehappijen meetelt. En men bedenke, dat van
die heele viocrt geen enkele eenheid tien jaar
onderdoms haalt en dat elk afzonderlijk een
snufje beteekent in zake de toepassing van de
allernieuwste en beste vindingen der techniek,
der meubileering. enz.
De Lloyd is een mij. die ook gerust kan zeg
gen, dat de heele wereld baar veld van actie
vormt. Zij loopt niet minder dan 500 verschil
lende havens geregeld aan, hetgeen natuurlijk
op een groot vrachtverkeer neerkomt. Maar ze
heeft altijd ook veel waarde toegekend aan het
transport van reizigers en hiervan heeft ze
er in de 72 jaar van haar bestaan 11.7 millioen
vervoerd.
In het bijzonder heeft hij zijn kracht gezocht
ln bet passagiersverkeer naar de Staten en deze
omstandigheid is wel een goede illustratie van
de hardnekkigheid der oude Hansaten aan den
V,'..terkant. Want Krenten is zoo slecht als
maar eenigszins denkbaar voor de vaart op
Amerika gelegen. Het heeft eerstens geen ach
terland, zooals Hamburg tenminste, en het ge
geven feit is, dat een passagier met eer beetje
haast of vrees voor zeeziekte zich liever in
Liverpool, Southhampton, Rotterdam of Ant
werpen inscheept dan in het geografisch zoo
slecht gelegen Bremen.
De nazaten van de Stadmuzikanten hebben
dit groote bezwaar echter zegenrijk overwon
nen en op het oogenblik ls de Lloyd ondanks
zijn groote handicap toch nog nummer vier in
de rij der mijen, die een rol van beteekenis in
het trans-oceanische verkeer spelen.
Zoo transporteerden in 1928 de
Cunard Line
White Star Line
Canadian Pacific
Lloyd
Comp. Générale Transatl.
United States Lines
Hapag
231.000 passagiers
172.000
122.000
92.000
87.000
80.000
75.000
EEN DEEL TAN I1ET SLOEPEXDEH van
de „Europa"
Over het passagiersvervoer van de Holland
Amerikalijn werden luttel dagen geleden nog
eenige beschouwingen in de „Maasbode" ten
beste gegeven. Roterdam, dat met zijn immens
achterland en goede verbindingen naar alle
punten van het continent, zoo uitmuntend voor
het passagiersvervoer gelegen is, speelt iu dit
bedrijf geen erge indrukwekkende rol. Oorzaak
claarvau is, naar het inzicht van alle lieden,
die zich bescheiden ieeken noemen, bet gebrek
aan reclame. He Rotterdameehe reederij durft
geen geld in de reclame te steken, een omstan
digheid, die in Amerika nog veel meer in het
oog springt dan aan deze zijde van den groeten
vijver. Ook zoude men haar wat meer initia
tief willen toewenschen. Ieder, die den oceaan
een paar maal overgestoken is, weet dat het
schip van de toekomst het één-klasse schip is.
Natuurlijk zulleu cr altijd millionnairs den
oceaan oversteken en ten behoeve daarvan zul
len er nok altijd reeclerijen zijn, die in de ex
clusiviteit een toon van sterkte vinden. Maar
de verdiensten, welke de derde klasse vroeger
afwierp, moet nu uit het massatoeristenver-
keer van den kleinen man uit Amerika komen
en daarvoor is het één-klasse-schip het aange
wezen ding. Niet een onde versleten bark, die
voor niets beters te gebruiken is, behoort ln
een één-klasse-schip omgeprutst te worden,
maar, ara concreet te blijven, had de „Staten
dam" een daad van oorspronkelijkheid kunnen
stellen, die door de Amerikaansche toeristen
zeer zeker gewaardeerd zou zijn, wanneer zij
zich van meet a fa an in den uitsluitenden
dienst, van. de goedkoope toeristen gesteld had.
Maar om op de „Europa" terug te komen,
werd dit schip ongeveer tegelijkertijd met het
jaarverslag van den Lloyd aan de openbaar
heid uitgeleverd. Dit jaarverslag ziet er even
piekfijn uit als het schip in kwestie. Het divi
dend blijft onveranderd en dat blijkbaar niet
uit prestige-gronden, zooals wel eens gemee
smuild wordt, maar eenvoudig omdat het geld
voor de betaling van de coupons aanwezig is.
Allhans de winst is zes millioen hooger dan in
het vorige jaar, en 12 millioen hooger dan in
het voor-vorige.
De „Europa" zelfs is al nagenoeg geheel af
betaald en dat nog vóór het schip goed en wel
in de vaart is gebracht. De reserven voor nieuw-
bouwen zijn ingekrompen en zulks wel vooral,
omdat de Lloyd nu blijkbaar een kleine rust
pauze nemen nil. Althans staan er op het
oogenblik slechts één passagierstoomer van
9000 ton en één vrachtschip van 2860 ton op
stapel. In den loop van het Jaar zal overigens
nog de gouden regen van Amerika inzetten als
schadevergoeding voor ln beslag -enomen sche
pen en dan zwemt de mij. om zoo te zeggen in
haar geid.
MEI LANG FANG
Naar Amerika
M9&Z 2HEÜWE MAJESTCEUSJi &Ü&IE yaa den Norfkleutschen Lloyd de ..Europa'*
HIJ SPEELT TOONEEL VOOR DE KUNST,
EN DIE KUNST HEEFT HEM TOT EEN
RIJK MAN GEMAAKT
Het is den Amerikaanschen Impresario's ge
lukt, den beroemden Chineeschen tooneelspeler
Mel Lang-fang voor 2000 dollar per avond naar
de Vereenigde Staten te halen. Intusschen
slechts voor korten tijd, daar Mei Lang-fang
alleen maar een tournée in het land van den
dollar zal maken. Het wordt door deze Ameri
kaansche reis echter niet onmogelijk, dat dit
Chineesche theater-fenomeen zich ook ln
Europa zal laten zien en dat zou yolgens ken
ners van het Chineesche tooneel de moeite
waard zijn.
Evenals van de Japansche film-Industrie, die
na de Amerikaansche de tweede plaats in de
wereldproductie inneemt, weten we hier van
het eeuwenoude, populaire Chineesche theater
al heel weinig.
En daarom kunnen we ons moeilijk voorstel
len, dat Mei Lang-fang in het voormalige
Hemelsche Rijk een faam geniet, waarop .en
onzent geen enkele tooneelspeler kan bogen.
Lang-fang heeft zijn eigen theater en wel
te Peking, waar hij tevens een tooneelschool
leidt. In de oude Keizerstad staat Mei Lang-
fang hooger in aanzien, dan welke maarschalk
ook, maar buiten Peking en ongeveer in heel
China wordt hij als het ware aanbeden.
Nu Peking zijn glorie verloren heeft en de
Chineesche regeering naar Nanking is ver
plaatst, met al de gevolgen van dien, is Mei
Lang-fang er eindelijk toe overgegaan, ook
in andere groote Chineesche steden op te
treden. Aldus bevond hij zich onlangs te
Shanghai, waar een Engelsch journalist een
voorstelling van hem en zijn troep bijwoonde.
Extra-edities der groote bladen kondigden
aan, welke stukken er zouden gegeven wor
den; sneeuw in de zesde maan", „De droom
van de roode kamer", „De smart van You-e"
etc. De plaatsen waren intusschen grootendeels
reeds maanden geleden uitverkocht.
Mei vervult alleen vrouwenrollen, die in het
Chineesche theater altijd door jonge mannen
worden gespeeld, al beginnen zich sind3 de
revolutie steeds meer vrouwen op de planken
te vertoonen.
Zijn travestie is meesterlijk en zijn stemtecli-
niek geraffineerd en verbazingwekkend.
Toen Mei verscheen, brak er een orkaan van
applaus los. De Chineezen gaven met allerlei
keelklanken hun bewondering te kennen. Het
-leek, -cf de lieelo zaal krankzinnig was ge
worden
Mei stond onbeweeglijk. Er was niets bij
zonders aan hem te zien. Maar zijn Chineesche
begeleider vertelde den journalist, dat de toe
schouwers zoo buiten zich zelf waren over het
kijken van Mei. Deze waardeering hebben de
Chineezen met de Japanners gemeen. Ook dkar
kan de massa over een pose, een geste oï een
fraai cestuum in vervoering raken
De interpretatie van vrouwenrollen wordt ln
China als de hoogste uiting der tooneelspeel-
kunst beschouwd. Sinds de alleroudste tijden
tot op het recente heden kende China geen
vrouwelijke autisten. En de mannen, die de
vrouwenrollen vervulden, werden reeds als kind
geoefend in het imlteeren van de vrouwen
stemmen en het weergeven der gestes van het
zwakke geslacht.
Ook Mei, zoon en afstammeling van een ge
slacht van tooneelspelers, bekwaamde zich
reeds vroeg in zijn kunst. Zijn bijzondere aan
leg maakte hem tot den grootsten Chineeschen
tooneelspeler van het heden. Hij is een buiten
gewoon ontwikkeld man. Ofschoon nog be
trekkelijk jong hij is 36 jaar geldt hij
voor een autoriteit ln de Chineesche geschiede
nis en mythologie. Muziek en dans, de oude
literatuur, theatermechaniek en electriciteit
behooren tot het terrein zijner grondige kennis.
Zijn sympathieën ten aanzien van het Wester-
sehe tooneel gaan uit naar Shakespeare, Irving
en Charley Chaplin.
Hij speelt tooneel om de kunst en die kunst
heeft, hem, wat in China wèl, maar in het be
schaafde Westen niet mogelijk is, tot een rijk
man gemaakt. Zijn kunst is gebaseerd op de
oude Chineesche traditie en op een symbo
lisme, dat alleen voor Chineezen begrijpelijk
ls. Dank zij deze oude traditie is het hem ver
oorloofd, midden in de dramatische handeling
een kop thee te savouren, precies zooais bij
ons een redenaar dat tusschen zijn betoog dooi*
doet.
Het Chineesche theater heeft trouwens
meerdere eigenaardigheden. De toeschouwers
verblijven er halve dagen. Maar niet iedereen
kan dit doen en daarom neemt een bediende
zoolang de plaats van zijn meester in, tot deze
arriveert, om van het spannendste deel der
tragedie te genieten of, gelijk het in Mel's
theater gebeurt, om Mei zelf ten tooneele te
zien verschijnen. In de Chineesche schouwbur
gen mag men voorts zijn kinderen medenetnen,
eten, op den grond spugen en hardop spreken,
als de voorstelling aan den gang is
Mei Lang-Lang, de afgod van de theaterlief
hebbers, gaat nu naar Amerika en het is de
vraag, of hij daar een rustiger publiek zal aan
treffen. Want wat zullen de nuchtere Yankees
zeggen van de in zwarte tricots gestoken
spoken, die eigenlijk onzichtbaar moeten zijn
maar tijdenB het geweldigste drama over het
tooneel snellen en hij den ëénen acteur de klee-
ren verwisselen of een anderen van nieuwe
schoenen voorziet Hoe zullen ze reageereu
op het bizarre muziek produceerende orkest,
dat op de Bühne en tusschen de décors de han
deling vaak op oorverdoovende wijze begeleidt?
Zullen ze met evenveel fantasie renieten als
ce Chineezen, wa.-meer tan boreje aangeeft,
dat zich hier een prachtig kasteel bevindt,
daar een berg en dat de acteur nu te paard
süjgt
Het staat waarlijk te bezien. Maar de snobs
zullen zich ongetwijfeld direct gewonnen ge
ven. En Mei Lang-fang beleeft in het land der
sterren en strepen misschien triomfen, die hij
zich zelfs in China niet heeft gedroomd......
Hij zal er dan echter rekening mede moeten
houden, dat het publiek in Amerika fluit, als
het erg enthousiast is 1
Wanneer de fabricatie, of de
voorraad uwer ert ik el en, den
omzet, den verkoop over
treffen, Jaefl aan een aerie
dan ren i de kans U te
helpen, den aftrek uwer
producten ta vergroeien
(Van onzen bijzonderen correspondent.)
Volgens eensluidende overlevering van Oos-
tersohe en Westerscke schrijvers, werd het
Christendom in Ethopië gepredikt door den
heiligen Frumentius, die bij de Abessyniërs nog
heden vereerd wordt onder den glorievollen
bijnaam van „Abba Salama", d.w.z. „Vrede
vader". Dat hij de eerste was, die het licht van
het evangelie onder dit volk deed opgaan,
wordt ook tot uiting gebracht, door een an
deren bijnaam, welke aan dezen heilige in de
Ethiopische liturgie gegeven wordt, n.l. „Kas-
satié Berham" „hij, die het licht openbaar
de". Een merkwaardige parallel bij deze be
naming levert de titel „Loesaworitsj" „de
Verlichter", waaronder do Armeniërs hun groe
ten Apostel Sint Gregorius vereeren.
De werkzaamheid van Sint Frumentius valt
in de IVe eeuw. Hij werd tot bisschop van de
Ethiopiërs gewijd door den grooten heiligen
Athanasius van Alexandrië. Sindsdien bleef de
kerk van Ethopië van den patriarchalen zetel
van Alexandrië afhankelijk tot op dezen dag.
Nog in het afgeloopen jaar 1929 wijdde Anba
Yuhannes, de tegenwoordige Koptisohe patri
arch van Alexandrië een aartsbisschop en vier
bisschoppen voor de Ethiopische kerk, waar de
hiërarchie met den dood van Abuna Mattervos
was uitgestorven.
Na den dood van den heiligen Frumentius
schijnt een periode van inzinking te zijn ge
volgd. Het oude heidendom nam weder de over
hand. Uit de Ve eeuw hebben wij opschriften
van een ethiopisohen koning Ezaua, waarin
deze zich een zoon van den heidenschen krijgs
god Makrem noemt. Dook dan komt plotseling
weer een wending. Latere opschriften van den
zelfden koning, tooneu aan, dat hij zich vóói
het einde van zijne regeering tot het christen
dom heeft bekeerd. Men brengt dit herleven
vairi het christendom in Ethopië in verband
met de misle-activitelt van de beroemde „Ne
gen Heiligen", die in de Ve eeuw naar dit land
zijn gekomen, en daar ook de grondslagen van
het inheemsohe monnikendom hebben gelegd.
In de laatste jaren ls er over deze „Negen Hei
ligen" veel geschreven. Eenige vooraanstaande
kenners van de oud-Ethiopische geschiedenis
hebben het vermoeden uitgesproken, dat zij
geen Katholieken, maar uit Syrië verdreven
monophysloten geweest zouden zijn. Mijn in-
land-sche meester Abba TaklaMaryam, en ook
p. Mauvo da Leonessa, de jongste geschied
schrijver van de betrekkingen tusschen Ethio
pië en Rome, willen daar niets van kooren
Zij houden staande, dat we hier wel degelijk
met rechtzinnig katholieke missionarissen te
doen hebben.
Wat daarvan zij, in ieder geval zal men
moeten toegeven, dat de Ethiopische kerk toch
spoedig de baan der Katholieke traditiën ver
laten heeft. Dit geschiedde haast onmerkbaar,
doordat het afgelegen Ethiopië zoo weinig ge
legenheid had om zich op de hoogte te hou
den van wat er ln de andere christelijke lan
den omging. En hare bisschoppen ontving deze
kerk steeds uit Alexandrië, waar sinds de (la
gen van Dloscurus zij het ook niet zonder
ouderbreking de monophysietische ketterij
de overhand behield. In de latere middeleeuwen
slaagden de Alexandrijnsc'he monophysieten er
zelfs in, aan de Ethiopiërs een zoogenaamde
wetsbepaling van het concilie van Nicea op te
dringen, waarin uitdrukkelijk werd vastge
steld; le. dat het hoofd der Ethiopische Kerk
niet uit de Ethiopische geestelijkheid zelf
mocht worden gekozen; 2e. dat bij de keuze
ook geen rekening zou worden gehouden met
de voorkeur der Ethiopiërs voor een bepaalden
candldaat; 3-e. Dat deze prelaat steeds genomen
zon worden uit de geestelijkheid van Egypte;
4e. dat benoeming en wijding zouden geschie
den door den patriarch van Alexandrië; 5e. dat
de aldus benoemde Ethiopische metropoliet
geen blsehoppen, of althans geen andere me
tropolieten zou mogen wijden.
De onechtheid, niet alleen van deze wets
bepaling, maar van de geheele verzameling, de
z.g. Fetha Nagast, waarvan zij een onderdeel
uitmaakt, is klaarblijkelijk. Deze verzameling
werd pas opgesteld in de XlIIe eeuw. En toen
net concilie van Nicea gehouden werd (325) be
stond er nog geen Ethiopische Kerk, dus kon
den daar voor die kerk ook geene bepalingen
worden uitgevaardigd. Intusschen reikte de
xennis der Ethiopische geleerden niet zoo ver
dat zij deze klaarblijkelijke vervalscbing ach
terhalen konden. Pas in 1927, bij gelegenheid
van de polemieken welke aan de laatste benoe
ming van een nieuw Ethiopisch berkhoofd
voorafgingen, werd door sommige iniandsche
geleerden met name door Afework en door
Engeda Dasita de stelling geopperd, dat de
zoogenaamde „kanon van Nicea", welke aan de
Ethiopiërs verbiedt een metropoliet uit hun
eigen midden te kiezen, wel eens een Xlle
eeuwBche falsificatie kon zijn van den Kopti-
schen kanonist Ibn al Assal. Gelijk men ziet,
begint de historische kritiek toch eindelijk ook
door te dringen in het moderne Ethiopië. Cu-
riositeltshalve zij echter vermeld, dat zoowel
Afework als Engeda Da sta. vasthouden aan de
authenticiteit van de „Fe-tlia Nagast" als ge
heel. Zij verwerpen alléén de bindende kraoht
van de paragraaf in quaeetie, welke een inter
polatie zou zijn van den XIIIe eeuwschen ver
zamelaar. Volledigheidshalve ware het te wen-
scbvn gewee-t, dat P Mauro -"a Leonessa, waar
hij deze -bepaling van de „I'otha Nagast" be-
De graftombe van den hoogepriester
Uit Cairo wordt gemeld:
Het onderzoek van de graftombe van den
Egyptischen hoogepriester Ra Ouer, welke
tombe eenige weken geleden in de nabijheid
van de Sfinx werd gevonden en die de grootste
is, die men tot nog toe in Egypte heeft opge
graven, heeft verrassende resultaten opgele
verd. Men heeft namelijk in de graftombe, die
4700 jaar oud is, eenige prachtige en in uit
muntenden staat v^rkfeerende voorwerpen ge
vonden, zooals tot nog toe hij geen enkele op
graving het geval was.
In een der gewelven zijn 19 piëdestals ge
vonden, bestemd voor beelden, die zelf ontbra
ken. De piëdestals zijn echter prachtig van
vorm en bewerking. Het eenige beeld, dat ge
vonden werd, is een statue van Ra Ouer, den
hoogepriester, zelf. Voorts is een aantal vazen
gevonden, waarschijnlijk bestemd voor het
plaatsen van bloemen. Een der mooiste voor
werpen. die gevonden werden, is een gouden
vaas van verrassende schoonheid, waarin gon
den bloemen werden aangetroffen.
spreekt, ook aan dit jongste stadium van het
vraagstuk onder de Abessyniërs zijne aandacht
had geschonken.
Sprekend over de middeleeuwsche betrekkin
gen tusschen Ethiopië en Rome, verwerpt hij
terecht de relaties, welke in 1177, onder net
pontificaat van Paus Alexander III, zouden zijn
aangeknoopt. Want dit bericht steunt slechts
op een vergissing van den geleerden kardinaal
Barenius. De „Priester Joannes", die in brief
wisseling getreden zou zijn met genoemden
Paus, kan niet vereenzelvigd worden met den
negus van Abessynië, en zou slechts een Azia
tisch vorst geweest kunnen zijn. Bovendien is
het Pauselijk schrijven, waarover Baronius
spreekt, naar het schijnt niet eeus authentiek.
Voor -de XIVe eeuw neemt P. Mauro- de pre
diking van Franciscaansche en Dominïcaan-
sche missionariseen in Ethiopië aan. In het
bijzonder houdt hij vast aan de overlevering,
volgens welke ln de XlVe eeuw acht Domini
canen in dat land gekomen zouden zijn, en
daar kloosters van hun orde zouden hebben
gesticht. Pater Mauro meent onafhankelijk
van Luis de Urreta, dien hij natuurlijk niet
wenseht te verdedigen de traditie aangaan
de het bestaan van Dominicanenkloosters in
middeleeuwsch Ethiopië te moeten vasthouden.
Tot de iniandsche Dominicanen rekent hij met
name den beleenden inheemsohen heilige Fil-
pos Philippus) van Dabra—Libanos. Naar
het ons lijkt, zijn echter de bronnen, welke
Serafino Razzi en Ludovicus a Paramo gebruikt
hebben, nog niet voldoende bestudeerd om een
beslissend oordeel uit te spreken over de his
torische waarde van deze overlevering, en doet
men derhalve het verstandigst zijn oordeel op
te schorten tot nadere Informatie. Ook tegen
over de door p. Mauro verdedigde opvatting,
dat koning Zara Jakob persoonlijk gezanten zou
hebben gestuurd naar het concilie van Florence
(1441) schijnt ons reserve geboden. En mocht
deze koning zelf zich daar al hebben doen
vertegenwoordigen, dan is het toch niet waar
schijnlijk dat hij de besluiten, te Florence ge
nomen, aanvaard heeft. Althans, wat van elders
aangaande dezen vorst en zijne werkzaamheid
op theologisch en kerkelijk gebied bekend is,
laat zich o.i. al heel slecht rijmen met een
acceptatie van de Florentijnsche decreten.
Historisch staat echter wel vast, dat er wer
kelijk Ethiopiërs aanwezig zijn geweest op het
ooncilie van Florence, en dat deze delegatie
den 9en October 1441 ook een bezoek aan Rome
heeft gebracht. Het feit werd op de bronzen
kerkdeuren van de Sint Pieter vereeuwigd.
Dit is het eerste historisch volkomen zekere
bericht, dat we over een bezoek van Ethiopiërs
aan de Eeuwige Stad bezitten.
Primitieve gewoonten en
hooge standen
De vork is nog niet zoo heel lang geleden
uitgevonden, tenminste niet zoo lang als dat
eenvoudige werktuig zou doen vermoeden.
Waarschijnlijk was de Engelsche koning
Edward I de eerste die zich van een vork
bediende.
Clementia van Hongarije bezat er eveneens
een en liet haar als een kunstvoorwerp bewon
deren door de dames van haar gevolg.
De gunsteling van Eduard II Pieter Galve
ston, bezat er drie en Karei V wel een half
dozijn. Tijdens zijn regeering begon dat kleine
instrument bij den adellijken stand in te wer
ken, wat niet zeggen wil dat men er zich,
tijdens den geheelen maaltijd van bediende.
De vorken werden toentertijd alleen gebruikt
om geconfijte vruchten tot zich te nemen of er
brood aan te steken om dit te roosteren.
In de middeleeuwen at iedereen, zelfs vorsten
en hovelingen, met de vingers.
Gewoonlijk gebruikte men ook geeu borden.
Deze werden vervangen door groote, dikke sne
den brood die voor de gasten gelegd werden
en waarop deze het vleesch en de andere gerech
ten legden.
Die sneden werden alleen aan de heeren
gegeven, maar zij hadden ieder voor een dame
naast zich te zorgen, moesten met haar de
spijzen deelen, welke zij op hun brood legden.
Na den maaltijd gaf men die met allerlei
sausen doorweekte sneden aan de armen, die
„er van smulden".
Kwam er salade op tafel dan verzocht men
een dame, welke eenige onderscheiding ver
diende, zoo goed te willen zijn die te bereiden
en met de handen om te werken, wat ze in allen
eenvoud deed.
Zoo werden alle spijzen met de hand genomen
en naar den mond gebracht.
Eerst tegen het einde der 16e eeuw begonnen
rle hoogste standen met die primitieve gewoon
ten te toeken.
Maar de invoering van vorken verwekte niet
alleen de hoogste verwondering, maar zelfs hei
lige verontwaardiging. Het onschuldige voor
werp werd een „schuldige verfijning" genoemd
en „overdreven weekelijkheid".
Een bekend pamflettist uit dto dagen vit zich
daaromtrent op de volgende manier:
„Dc salade werd opgediend in groote schalen
welke in verscheidene schappen verdeeld waren.
De gasten aten daaruit met vorken, want het
is ln dat land verboden (het denkbeeldige
eiland waar zijn geschiedenis zich afspeelt) het
voedsel met zijn handen aan te raken. De inen-
sehen daar voelen liever de tanden van een
vork, dan hun eigen vingers aan de lippen".
Die taal klinkt ons thans vreemd in de ooren
en 't is duidelijk dat onze voorvaderen niet
hetzelfde hegrip van fatsoen en properheid had
den.
De invoering van dat voor dien tijd zoo
vreemde instrument ging dan ook met groote
moeilijkheden gepaard. Zelfs in de 17e eeuw
was het nog niet overal verspreid.
Menig man van aanzien en hoogen bloede
gebruikte liever zijn handen aan tafel clan een
vork.
Andere tijden, andere zeden!
Tegenwoordig kan men zich geen maaltijd
indenken zonder vorken.
En als iemand thans zou spreken van „schul
dige verfijning'* op dat punt, dan zou hij meer
gelijk hebben, want vaak gaat de moderne
mensck groot op oen zoogenaamde hooge be
schaving, die zicli slechts tot zulke uitwendige
dingen bepaalt en niet altijd döor rte ïëdelijlf-
heid te verdedigen is. A,
BIJ EEN DERDE EEUW-HERDENKING
Een koninklijke medewerking
In Frankrijk is men voornemens het derde
eeuwfeest te herdenken van wat men daal'
noemt de eerste krant, „La Gazette de France*'
door Théophraste Renaudot te Parijs in het
licht gegeven. Renaudot was een Fransch ge
neesheer, die „journalist" werd om het publiek
in te lichten omtrent zijn sociale denkbeelden
en om het wegwijs te maken in wat hem dag
aan dag bezig hield.
Théophraste Renaudot werd in 1586 in het
stadje Loudun, in Zuid-Frankrijk geboren. Na
het gewone onderricht studeerde hij te Montpel-
lier in de medicijnen en na een kort verblijf
in liet buitenland vestigdo hij zich in zijn ge
boortestad als geneesheer. Hij verwierf spoedig
meer dan gewone vermaardheid, daar hij zich
niet alleen deed kennen als goed geneesheer,
maar ook als eep menschemvriend voor armen,
en gngeiujkkigen. Voor- zijn „sociale werk, al
DE SPORT DIE VEREDELT....
We lezen in de „P N. C.";
Het gebeurde Zondag even voor den wedstrijd
DONDOCito (Arnhemsche Voetbalbond
klasse) dat twee bestuu.-sleden van den bond
een kijkje namen in de kleedkamer waar do
spelers van Cito bezig waren zich ln voetbal"
tenue te steken, doch ter zelfde tijd een flesch
met sterken drank lieten rondgaan.
De Cito-leden hadden nog een appeltje tn
schillen met DONDO en nu zouden ze eerst wel
tvat „moed" 'gaan drinken.
Onmiddellijk werd den co mipeti tie -leider 8®"
waarschuwd, die natuur]ijk direct den wedstrtW
uit®teède„
THÉOPHRASTE RENAUDOT
werd het in dien tijd nog niet met dien naam
aangeduid, vond Renaudot een gunstig arbeids
veld. Frankrijk had door gnderlingen twist
veel geleden en de regeering onder Lodewijk
XIII wees (1e hulp van mannen als Renaudot
niet af. Te Parijs bleef het werk van den Zuid
Franschen geneesheer, ook buiten zijn eigenlijk
beroep, niet onbekend en in 1624 werd hij naar
Parijs geroepen, waar hij benoemd werd tot
Algemeen Commissaris der Armen. Renaudot
ontving als zoodanig uitgebreide volmachten en
ontwikkelde groote werkkracht. Hij richtte
allereerst een „Bureau d'Adresses" op, wat wij
ln onzen tijd „Arbeidsbeurs" zouden noemen,
waar ieder, die werk zocht, inlichtingen kon
bekomen. Zoo Iets als de tegenwoordige „Petites
Affiches" te Parijs. Hij centraliseerde op dia
wijze alle aanvragen en aanbiedingen, (van
werkgevers en werkzoekenden dus), onder offi-
cieele controle, gelijk ook hedendaagsche
Arbeidsbeurzen onderling verband hebben, zfl
het onder anderen vorm, Renaudot stichtte
voorts een soort van Polikliniek voor arma
zieken voor onvermogenden zouden we zeg
gen waar kosteloos geneeskundige hulp en
geneesmiddelen werden verstrekt, ia
De sociale geneesheer uit Loudun was doof
deze twee bureaux, met voor dien tjjd uitge
breide vertakkingen, in Parijs spoedig een
populair man.
Zijn zucht naar raadgeven, naar wilLen hel
pen en voorlichten, zijn streven om heel zijn
werkkracht, welke veelzijdig was, iu dienst
te stellen van het algemeen belang, funrla-
menteele roeping der journalistiek brach
ten hem er toe een krant in het leven ta roe
pen, maar een krant dan in, ook voor dien tijd,
modernen geest, en niet enkel een blad voor
louter nieuwsberichten.
Na veel voorbereiding verschoen eindelijk
het eerste nummer van Renaudot's krant op
3D Mei 1631, met als titel „Gazette". Het was
een weekblad, dat lederen Zaterdag verscheen.
Uiterlijk is er geen verschil te bespeuren met
soortgelijke uitgaven omstreeks dien tijd in
Engeland, Italië en Duitschland. De inhoud
echter, en daarin ligt de groote beteekenis van
deze krant en Renaudot's werken, was geheel
anders. Renaudot deed (le nieuwe berichten niet
zonder meer onder elkaar afdrukken, maar
voorzag ze van verklarend commentaar, op
merkingen en toelichtingen, waardoor de in
houd kleur kreeg, de invloed In bepaalde rich
ting werd geleid, en de lezer vóór of tegen da
zaak stelling nam. Er werd „Journalistiek"
bedreven.
Renaudot had zelfs den koning als medewer
ker! Het persgeheim werd blijkbaar in die
eerste ontwikkeling der jonge journalistiek niet
zoo diep gevoeld als tegenwoordig. De dokter-
redacteur tenminste heeft de medewerking des
konings onder eigenaardige omstandigheden
hekend gemaakt. De vijanden van Renaudot be
schuldigden de „Gazette" ervau, dat het orgaan
in een in 1633 verschenen artikel over een
complot tusschen verwanten der koningin en
bet buitenland, scherpe toespelingen had ge
maakt op de medeplichtigheid der vorstin. Hij
bewees toen, dat het artikel van den koning
afkomstig was! Eerst veel later, in 1894, zijn
in de Nationale Bibliotheek te Parijs manus
cripten gevonden, welke, als couranten-„copy"
door de „Gazette" waren afgedrukt. Die arti
kelen waren door den koning zelf geschreven-
Zij behelsden meest militaire mededeelingen,
brieven over diplomatieke aangelegenheden,
enz., welke in de „Gazette" werden opgenomen,
maar door Renaudot van commentaren waren
voorzien ln andere richting.
Renaudot we,kte nlei om eigen materieel
gewin. Volgens getuigenis van zijn vijanden
is hij arm gestorven.
Ook ais geneesheer had liij vijanden. Als ge
leerde was hij er op uit om met de verouderde
methoden der medische wetenschap van dien
tijd te breken, en zich aan te passen aan nieu
were opvattingen en vindingen. Hij vond tegen
over zich geleerde typen van de Parijsch© Uni
versiteit door Molière geteekend en gehekeld.
Vijandschap en verguizing was ook Renaudot»
deel.
Renaudot stierf 25 October 1653. Zijn
„Gazette" is later omgedoopt in de „Gazette do
France"»