EEN VERGISSING DE SPION PAGINA 2 TWEEÖË slad, WOENSDAG 26 FEBRUARI 1930 Men moet veronderstellen, dat vader An toine, hoe armoedig en schamel hij er ook uitzag, tot een minder behoeftige familie behoorde, dan men hem zelf aangezien zou hebben en dat hij op zijn ouden dag nog rijke bloedverwanten bezat, want zoo lang ik mij kan herinneren, heeft de goede man altijd htt vooruitzicht op een erfenis gehad en wag hij steeds op het punt in bezit van een schat te komen. Het was zijn gewoonte om bij voorkeur den heer Vauthier, den bekwaamsten en welwillendsten man uit de stad, zijn buiten kansjes mede te deelen of zijn teleurstellin gen te vertellen en diens raad in te winnen. En als bewijs, dat deze erfenisbeloften niet, zooals men zou kunnen meenen, tot de sprookjes in de maan behoorden, kan die nen. dat de heer Vauthier niet aarzelde om op zekeren dag een reis naar Saint-Mi chel of Montmédy te ondemèmen. dat her inner ik mij niet juist meer, eenig en al leen om de erfenisrechten van Antoine te verdedigen. Telkens wanneer Antoine afscheid van onzen dienstvaardigen buurman nam hij was, geloof ik, uit den Elzas afkomstig, en bezat een zeer ingewikkelden en lastigen naam, zoodat men hem nooit anders dan bij zijn voornaam aansprak uitte hij denzelfden wensch en slaakte hij dezelfde verzuchtingen. O hemel! ik hoop, dat deze erfenis spoedig geregeld wordt en ik mijn deel vóór mijn drie-en-zevepstigste jaar krijg! Want gij moet weten, mijnheer Vauthier, dat mijn vader op den leeftijd van drie-en- zeventig jaar en vier maanden gestorven is, mijn grootvader evenzoo Ja, Antoine, ik weet er alles van. Mijn overgrootvader eveneens, mijn beide ooms en mijn broeder van hetzelfde laken een pak, allen hebben de wapenen met drie-en-zeventig jaar en vier maanden neergelegd; dat is regel in onze familie. Dus u begrijpt? Volkomen, Antoinel Bestaat er een reden, waarom ik een uitzondering zou maken? Neen, niet waar, mijnheer Vauthier? En wie zal dan van mijn duiten profiteeren? Het lot was echter niet van plan vader Antoine. zulk een leelijke poets te spelen; toen de goede man zijn zevenstigste jaap bereikte, ontving hij eindelijk dank zij voor een goed deel aan de bemoeiingen van den heer Vauthier het bericht, dat hem een legaat van een achterneef was ten deel gevallen en hij nu in het bezit was van vijftig duizend franken een geheel for tuin! Hij begon met een woning te koopen, waarin hij altijd zin had gehad, een klein huisje, achter het weiland gelegen, daar, waar zich op 't oogenblik de normaalschool voor meisjes bevindt. Vervolgens, bereke nend, dat hij nog drie jaar en vier maanden te leven had, verdeelde hij de som die hem overbleef, in drie parten en bewaarde het grootste voor het laatste jaar, of liever voor de laatste zestien maanden, die hij nog op aarde zou vertoeven. Hij wilde dien tijd aangenaam doorbrengen en zijn bestaan op een waardige wijze eindigen. Ik heb nog vergeten u te vertellen, hoe vader Antoine tot dusver geleefd had en welk beroep hij uitoefende. Dit komt, wijl ik, hoe ik .mijn geheugen ook raadpleeg, mij niet kan herinneren hem een geregelde bezigheid te hebben zien uitoefenen, ik heb nooit opgemerkt, dat hij een vast erkend beroep had. Af en toe hield hij zich met tuinieren bezig en spitte de perken om en wiedde de paden bij een particulier; of wel, men zag hem bij het naderen van den winter voor een schuurdeur takken doorzagen endaar- van talhoutjes hakken. Maar dit gebeurde slechts op enkele tijden, het was geen ge regeld werk. De voornaamste bezigheid van vader Antoine bestond in het visschen met den hengel of zelfs met de hand 'in het ka naal of de rivier en om rond te dolen en te stroopen in de omliggende bosschen. Boter dan iemand anders wist hij strikken te zetfen, lijmhoutjes te plaatsen, in de nabij heid van een vruchtenpers vogelnetten te vervaardigen; meer dan iemand anders lachte hij om al de verordeningen en ver bodsbepalingen van den prefect, dreef den spert met al de wachters van bosschen, vel den en rivieroevers. Met welk een mooie vischvangst kwam hij thuis, wanneer hij zich wat moeite wil de geven! Hij kende al de goede plaatsen op zijn duimpje. Een lange practijk, reeds in zijn prille kinderjaren begonnen, had hem niet alleen de geliefkoosde lokazen voor elke soort van visch, »n in elk seizoen, de temperatuur en zelfs het oogenblik van den dag leeren kennen, maar ook de ma nier, waarop hij, voor elk van die soorten, den hengel moest houden. Zij had hem eveneens geleerd om zich van den gaffel hij het vangen van grondelingen te bedie nen, om onder de wortels van wilgen te kruipen, in het riet en in het gras te woe len, om een barbeel te grijpen, een karper of baars te overrompelen Antoine bezat een menigte vogels, als: lijsters, eksters, bloedvinken, meerkollen, kraaien, weLke hij in vrijheid opkweekte en leerde fluiten of praten en die van zijn ar moedig kamertje, waar het daglicht boven dien slechts zwak binnendrong, het zonder lingste, vuilste, slechtst riekende verblijf maakten hetwelk men zicb. kan voorstellen. Als kind was ik zelfs bang om langs deze soort» van spelonk vol beesten te loopen, die zich onder alle meubels ver scholen én in alle hoeken zaten, langs dit tooveraarshol, waar men voortdurend het sombere geritsel en gefladder van vleugels hoorde. Iloe het ook zij, wat zijn kostwinning ook was, vader Antoine vond altijd eenige stuivers onder in zijn zak om 's avonds en 's morgens en ook dikwijls overdag een of twee glaasjes brandewijn te koopen. Bij bij zondere gelegenheden, had hij zelfs een ken baar zwak voor den landwjjn, de Bour gondische druif der kust. Men kan zich wel voorstellen, dat toen hij eenmaal in het bezit van zijn legaat was, hij zich wel wachtte dezen bijzonderen smaak te verliezen dion hij in zulk een hoo- ge mate bezat en sinds onheugelijke tijden voor deze beroemde produeten der streek liet Wijken, integendeel, hij begon dezen smaak aan te kweeken, dien te ontwikkelen, daaraan zooveel mogelijk te voldoen Het werden drie jaren van brassen en smullen en als bewijs, dat men toen den brandewijn en den landwijn nog niet te Faremont of ergens anders vervalschte, zooals men dat tegenwoordig doet, kan dienen, dat vader Antoine niet alleen zijn drie-en-zeventig jaren en rier maanden be reikte, maar overleefde zonder dat zijn ge zondheid er op achetruit gegaan was. O! maar alle drommels! het was geen gek heid meer! Hij was het spoor geheel bijster, begreep er niets van. Maar ik moest niet meer op deze we reld zijn! Het is een vergissing, bepaald een vergissing. Mijn vader is gestorven, toen hij dric-en-zeventig jaren en vier maanden oud was, mijn grootvader, mijn overgrootvader, al de bloedverwanten van de mannelijke li nie., Ja, Antoine, ja..., En ik, ik ben nu reeds vier-en-zeventig jaarO! maar dat is onmogelijk! Ik ben vergeten! Evenwel, wijl vader Antoine toch moest eten en hij zich de laatste drie jaren had aangewend om van den besten wijn te drin gen en. geen smaak meer in een minder soort vond, had hij eerst 'n hypotheek op zijn huisje moeten nemen en dat later benevens het tuintje bij het weiland moeten verkoo- pen en hij was weer van alle geldmiddelen ontbloot, platzak, evenals vroeger. Zich niet sterk genoeg tot werken gevoe lend, noch lust daartoe hebbend alsof hij daartoe ooit lust had gevoeld meer dan ooit aan ledigheid en luiheid gewend, zon der het veelvuldig drinken mee te rekenen, werd hij een bedelaar; men zag hem in de hoofdstraten van Faremont of op het per ron van het station zwerven en hoorde hem nederige en smeekende klaagliederen tegen eiken voorbijganger aanheffen. Heb medelijden met een armen grijsaard die ongelukkig is geworden, goede dame! Op mijn leeftijd nog genoodzaakt te zijn de hand uit te steken!Wie mij dat had voor speld! De goede God zou werkelijk beter gedaan hebben met mij tot zich te roepen, zooals ik gerekend had.... ja, dat had ik! Meermalen, als hij zonder nachtverblijf was, kreeg hij het te kwaad met de politie en werd voor de rechtbank gebracht onder de dubbele of drievoudige beschuldiging van landlooperij, bedelarij en dronkenschap cp den openbaren weg en telkens was het antwoord hetzelfde': 'tls mijn schuld niet, mijnheer de presi dent! Ik kan niets aan deze buitensporig heid doenIk zal u dat eens uitleggen! Mijn vader is gestorven, toen hij drie-en-ze- ventig jaar en vier maanden oud was: mijn grootvader. Ja, dat weten we wel! Ik moest op dit oogenblik dood zijn, mijnheer de president, dat is de zaak! Wij hebben nooit den leeftijd van drie-en-zeven tig jaren en vier maanden overschreden, dat is nog nooit voorgekomen, nooit! Mijn vader heeft mij dat dikwijls gezegd en hij heeft dat zelf bewezen en mijn broeder Dou- dou eveneens. Maar er is hier geen sprake van je broer noch van je vader! Dat weet ik wel, mijnheer de president, dat weet ik wel! Het betreft mijzelf: maar ik wil u maar zeggen, dat ik vergeten ben! Ja vergeten! Ik moest niet meer op de we reld zijn! Ach 't is wel ongelukkig, 't is een misrekening! Wanneer vader Antoine nog maar, zoo- als vroeger, uitzicht op een erfenis had, gehad! Maar neen, dat was uit! Met zijn vijftig duizend franken had hij alles gehad wat hij aan buitenkansjes kon venvachten, de gouden droomen waren vervlogen. De oude man belde nu nog slechts bij onzen buurman en bij onze deur aan om een aalmoes te vragen. Eindelijk, toen hij zijn tachtigste jaar naderde en nog altijd met zijn bedelzak -"v.; ;,V EEN GEWICHTIG OOGENBLIK VOOR DEN SKILOOPERmoment van den sprong. Wat de eigenlijke otrzaak was der oneenig- heid tusschen de ongetrouwde juffrouw Rivolin en mevrouw Sauvageot wist nie mand met zekerheid te zeggen. Maar de oude veete had haar historische indeelingen. Daar was vooreerst het tijdperk' van het klimop, dat vanuit den eenen tuin naar den anderen voortwoekerde. Toen had de omge hakte kastanjeboom de gemeenschappelijk» tuinmuur beschadigd, de kat van de eene dame de papegaai der andere den kop af- gevreten enz. enz. Beide dames hadden een onnoemelijk aantal grieven, die ze vertelden aan allen die het maar horen wilden. En de afkeer tusschen Irma Rivolin en mevrouw Sauvageot scheen iederen dag te winnen aan diepte en omvang. Juffrouw Irma Rivolin was een magere, spichtige verschijning, die van haar vroe gere behoorlijkheden alleen wat krullend blond haar gered had uit de algemeene af takeling. Zelf had ze dertig jaar jonger wil len zijn. Zij leefde alleen met haar dienst bode Celina in een ruime woning met groote. vochtige vertrekken en een uitgestrekten tuin, van waar men het land kon overzien tot aan zee. In het huis daarnaast, op dezelfde wijze in gericht met een even grooten tuin en een zelfde terras, woonde mevrouw Sauvageot, een weduwe zonder kinderen. Ze was niet onknap, "had bruine oogen, een vol gezicht en een romeinschcn neus. Haar huishouden werd verricht door een bejaarde vrouw. Jacobé geheeten. Maar omdat het gezicht van mevrouw Sauvageot steeds zwakker werd. had ze een weesmeisje in huls genomen, dat haar moest voorlezen en gezelschap houden. Juffrouw Jeanne was te zacht en te vrede lievend om deel te nemen aan twist, maar Célina en Jacobé toonden zich zeer ver knocht aan hun respectievelijke meesteres, onderhielden daarom ijverig het vuur van haat en wrok. De oorlog, die verzoening bracht tusschen de vijandige partijen in het land, had niet de minste uitwerking van veredelenden in vloed op de afkeerige gevoelens welke ge voed werden aan weerszijden van den be schadigden muur. Overigens waren de beide dames niet ver stoken van menschlievendheid. Daarvoor ge tuigde het volgende. Er werd een Iloode Kruis-afdeeling ge vormd in het dorp en de presidente deed een beroep op de hulpvaardigheid der bevolking Op een namiddag in Augustus bezocht ze juffrouw Rivoiin. Na de gebruikelijke inleidingswoorden kwam de vraag: Juffrouw ik kom eens vragen of u zoo goed zou willen zijn uw hulp aan te bieden aan ons hospitaal. Het ontbreekt ons niet aan aanbiedingen, maar wij moeten er van overtuigd zijn dat onze hulpkrachten rechtschapen, waardige, edele menschen zijn. achtens- zooals u. door de straten zwierf, weet ik niet welk een liefdadig mensch medelijden met hem kreeg en hem een plaats in het oude-man- nenhuis bezorgde. Hij leefde daar nog volle vier jaren, en nog altijd was de vergissing, waarvan hij het slachtoffer was, een raadsel voor hem nog altijd was hij daar verbijsterd ontroost baar over. Op het punt van den laatsten adem uit te blazen, bromde hij nog: Dit had voor elf jaren moeten gebeu ren! Elf jaren te-laat... De Voorzienigheid heeft zich vergistl Heeft mij vergeten! In plaats van fatsoenlijk in mijn eigen huis te sterven, op mijn eigen lakens, moet ik het nu met een hospitaal-stroozak voor lief nemen. O! O! Wat een vergissing! Wat een vergissing! Een vage glimlach van voldoening trok om de mondhoeken van juffrouw Irma. De presidente vervolgde: Zoo hebben we o.a. mevrouw de Beucourt voor de linnenkamer, mevrouw Guyon voor de keuken, anderen voor de verpleging der gewonden. Juffrouw Rivolin luisterde met gretige ooren. En mevrouw Sauvageot, vroeg zij met iets plotselings bits in haar stem, hebt u haar ook? Ik.wijziet u, stamelde de uit het veld geslagen bezoekster, mijn bedoeling was 't.naar haar toe te gaan.straks. Wij wilden u eerst een keuze laten maken. U zult werkzaam kunnen zijn in de afdee- ling die u het meeste aanstaat...^. Juffrouw Irma was gerustgesteld. Ik wil het Roode Kruis graag mijn hulp aanbieden, op voorwaarde van daar nooit mevrouw Sauvageot aan te treffen. Daar sta ik voor in, beloofde de pre sidente. Wilt u mischien twee keer per week, Dinsdags en Vrijdags den nachtdienst bij de gewonden op uw nemen? U bent dan alleen met de patiënten. Afgesproken mevrouw. 'tZal me een genoegen zijn iets te doen voor uw heerlijk liefdewerk. Twee minuten later zat de presidente te genover mevrouw Sauvageot. Ik kom u vragen mevrouw of u hulp zou willen verleenen aan het Roode Kruis. U weet dat we reeds een aantal gewonden ondergebracht hebben...! Mevrouw ik zal u alles ronduit zeg gen. U zult wellicht weten in welke ver standhouding ik leef met de juffrouw hiernaast. Haar vleezige duim wees over haar breeden, ronden schouder. Als ik haar daar moet ontmoeten, antwoord ik u ge woonweg: neen, ik kan niet. Nu mevrouw, ik ben zoo juist bij haar geweest en Er trok iets om de mondhoeken van me vrouw Sauvageot. Bent u eerst naar haar geweest? Zij geniet dus in uw oogen de voorkeur. De bezoekster had'een genialen inval. Och kijk eens mevrouw, ik dacht dat ze de oudste was. Ja dat is ze ook, bevestigde de ander met vuurMaar vertel u verder mevrouw, uw liefdewerk interesseert me- Waar juffrouw Rivolin Dinsdags en Vrijdags den nachtdienst verzekert, zou u 's Woensdags en 's Zaterdags kunnen komen. Als u dat naar den zin is. Op die manier bent u er zeker van elkaar daar nooit te ontmoeten. Goed, heel goed! was het beslissende antwoord van mevrouw Sauvageot. De eerstvolgende weken was er weinig bij zonders te vermelden. Maar daar trok het Belgische leger terug en ook in het dorp ij de zee kwam een aantal gewonden aan. Een der zwaar gewonden was José, een "linke, blonde Antwerpsche jongen, met goe- 'ige blauwe oogen, fijnen neus en een mond 'ie typisch Fransch sprak. Hij was grena- 'ier en had zich heldhaftig gedragen, werd 'aarom voorgesteld voor de Leopoïdmedaille. Ben granaatscherf had zijn rechterschouder ■gedeeltelijk verpletterd en een ander stuk •:an dat moordend metaal had zijn linker been gebroken. De majoor beval hem aan in den bij onderen zorg van juffrouw Rivolin, die 'ien eersten avond nachtdienst had. Heel den nacht bracht de gewonde door net zuchten en zacht gekerm. Moederlijk 3eder gaf de verpleegster hem te drinken, "hikte nu en dan zijn kussens en dekens, rachtte. hem moed in te spreken. Toen ze morgens heen ging was hij eindelijk inge- 'apen en juffrouw Irma voelde zich ge- kkig. Den volgenden avond wachte mevrouw Sauvageot aan zijn lijdensbed. José wilde drinken, maar het kruidenaftreksel van het hospitaal beviel hem niet Mevrouw Sau vageot beloofde hem daarom limonade te zullen schenken. Toen juffrouw Irma terugkwam zag ze do limonade op het nachttafeltje van den gewonde. Wie heeft u dat gegeven, m'n jongen? De verpleegster van Woensdagavond, een dikke, bruine dame: Ze is niet goed wijs. Limonade voor een gewonde! Ik zal u champagne brengen hoor jongen! Vanaf dien dag was José het voorwerp van een edelmoedigen wedijver, waarover hij zich niet te beklagen had. Aan mevrouw Sauvageot had hij te dan ken: een pijp, tabak, een doos bonbons, aan juffrouw Irma: koekjes, vruchten en 't noo- dige om te haken. Beiden zorgden voor ont spanningslectuur. En bij zijn eerste opstaan vond hij op zijn bed liggen, aan 't voeten einde: twee pyama's, de een van wit fla nel, de ander van blauw serge. Die liefdadigheidsnaijver voegde weer een hoofdstuk toe aan de geschiedenis van 't burengetwist. De grieven hoopten zich steeds hooger op. Ieder woord van den on- schuidigen gewonde dreigde den brand te steken in die licht ontvlambare stof. In 't voorjaar sprong er in 't schuurtje van mevrouw Souvageot een buis van de waterleiding. Het water stroomde heel den nacht langs den tuinmuur, maakte den grond zoo drassig dat eenige steenen van den ouden muur losgewerkt werden en er een bres ontstond. 'tWas juist ook de muur van juffrouw Irma's tuin. Een nieuw proces werd aanhangig ge maakt. Maar 't was oorlogstijd en 't een en ander duurde zóó lang, dat de zaak niets verder kwam. De beide vijandinnen moesten dus lij delijk de bres in den muur blijven aanzien. Mevrouw Sauvageot kwam echter nooit om zien naar de schade en juffrouw Irma ver waarloosde geheel haar asperges. Ondertusschen genas José langzamerhand. Op een morgen bleef de militaire arts bij zijn bed staan. Wel vent, ik geloof dat je aardig aan 't opknappen bent; eens kijken de wonden. Die van het been was bijna geheel dichten aan de schouders leed hij niets meer. Over een paar dagen kan hij de zaal verlaten, besliste de majoor. Een maand verlof om aan te sterken, is dat naar je zin, beste vrind? 't Antwoord werd begeleid door een ge dwongen glimlach. Dank u wel majoor. Maar.ik kan niet met verlof gaan. Kun je niet, waarom niet? Heb je dan niemamd in Frankrijk waar je naar toe kunt gaan? Niemand majoor. Heel m'n familie is in Antwerpen gebleven. Nu, maak Je maar niets ongerust. Me vrouw de presidente zal wel iemand vinden die je bij zich wil nemen. Dat gesprek werd een Dinsdag gevoerd. En José vertelde het dien avond aan juffrouw Irma. Wilt u bij mij komen? vroeg de ver pleegster spontan. Ik zou het zoo aardig vinden een Belg te huisvesten! Ik heb zoo veel op met uw koning en koningin ziet u! Afgesproken dus hé? Morgenochtend zal ik mevrouw de presidente er over spreken. Ik heb een groot huis, met een mooien ommuur den tuin... ik zeg ommuurd, maar op het. terras is de muur helaas gedeeltelijk weg gespoeld. maar enfin! Ik reken dus op u, nietwaar? De verbaasde en verrukte patiënt liet zich die gunst welgevallen. Den volgenden dag kwam mevrouw Sauvageot haar dienst waarnemen. Wel m'n beste José, hoe gaat 't er mee? Ik heb den majoor gesproken. U kunt wel dra de zaal vaarwel zeggen. En omdat u niet weet waar u heen zult gaa.n, bied ik u een kamer aan bij mij. Ik heb een heer lijken tuin, behalve dan.enfin, da's min der. U wilt dus wel? U moet beslist komen hoor! José aarzelde. Hij herinnerde zich maar al te goed dat hij den vorigen avond voor een soortgelijke aanbieding ja gezegd had, Dat woord kon hij bezwaarlijk twee keer zeggen. Maar kon hij van den anderen kant met zoo'n stootond „neen" antwoorden. En de dame had zoo'n gebiedend iets over zich met die scherpe donkere oogen en gebogen herschersneus. Wat het besluit van den Belg nog moeilijk maakte, was het feit dat hij niet geheel onbekend was met de oneenigheid tusschen zijn beide verpleegsters. Hoe moest hij zich dus zonder kleerscheuren redden uit dien neteligen toestand? Laf zei hij „ja", ook aan mevrouw Sau vageot Hij had trouwens tijd genoeg om rijpelijk na te denken, want hij moest nog een dag of tien in 't hospitaal blijven. Den dag dat José vertrekken mocht, was mevrouw Sauvageot toevallig voor zakéi\T afwezig, zoodat de Belg niet meer behoefde te zoeken naar een oplossing en eenvoudig zijn intrek nam bij juffrouw Irma. 'tWas volop lente. Door het wijd geopen de venster zag José den tuin voor zich lig gen als een reusachtigen ruiker, een ware lusthof na de akelige slagvelden. Een ver rukkelijke geur van gouden regen en anje lieren steeg op naar den jongen vreemde ling die met heimwee terugdacht aan de Vlaamsche tuinen. Rechts van den scheidingsmuur hetzelfde tafareel van bloeiende hoornen, kleurige perken, sappig groen. Maar daar bewoog iets onder de appel- boomen. De blij verraste Belg zag een een voudig gekleed meisje dat den tuin door wandelde. 'tWas juffrouw Jeanne, de gezel schapsjuffrouw van mevrouw Sauvageot. Wat een lief kind, vond José, wat een mooi en tegelijk eenvoudig meisje! Bij het middagmaal was de gast ver strooid, wat juffrouw Irma niet ontging. Je eet niet besto jongen. Neem nog een stukje pudding. Celina heeft die expres voor u gemaakt. Neen hoor, ik ben niet tevreden over u, is dat nu eten? Vanavond zult u alleen moeten soupee- ren, want ik moet naar 't hospitaal, maar zorg er voor dat u dan wat meer eetlust hebt. José pelde uiterst langzaam een sinaas appel af, scheen de zachtverwijtende stem der oude jongejuffrouw niet te hooren. Dat kwam omdat hij stil aan 't overleggen was hoe hij aan 't wakend oog van zijn goede gastvrouw kon ontsnappen, om al léén te gaan wandelen op het terras bij de verboden bres. (Wordt vervolgd) ANDRE BAOE, EER PARIJZENAAR VAN 31 JAAR, vond het noodlg dé aandacht op zich te vestigen; hij gebruikte daartoe het geschikte middel, den kruiwagen, en liet zich daarin met zijn bruid naar het stadhuis rijden meest

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6