I FEUILLETON 27W HET LEVEND HARMONIUM DE PARIA. WOENSDAG 5 MAART 1930 TK I f A 16). Mooi! F.n ben je zeker, dat de ruimte voor di; rt venster een vierkant vertrek was? Ja. mijnheer Caroussi, een vierkante kamer in den steen uitgehouwen. Was er niets in dat vertrek aanwezig? Erg lang heb ik niet rond gekeken. Wel zag ik hij het gat zooiets als een rad, misschien wel een windas voor een put. Ook nog een hoop touwen in een hoek. Toen ben ik terug gegaan. Ik dank je wel. Kranig heb je dat werkje opgeknapt en ik kan je nu wel be loven, dat je spoedig je dorp en je ouders terug zult zien. O, mijnheer Caroussi, zei het kind met tranen in do cogen Ik zcu zoo graag weer bij hen willen zijn. Ik vind liet hier wel prettig met u en mevrouw Mona, maar va der en moeder moesten er ook bij wezen om ons mooie leventje te deelen. Dan zou ik heelemaal gelukkig wezen. Stil nu, kleine, dat zal spoedig ge beuren. als je maar eenvoudig en precies alles doet, wat ik je zal zeggen. Vooreerst, hoe heet je eigenlijk? Marguerite Lubost. En waar wonen je ouders? Te Pont-du-Chateau bij Clermont-Fer rand naast het postkantoor. Iedereen in de streek kent hen. Heel goed. Ik zal ze laten weten, dat je nog leeft en weldra bij hen zult terugko men, als tenminste mijn plannen geluk ken. Van blijdschap en verwondering tevens wist het meisje niet, wat te antwoorden. Beiden voegden zich nu bij de andere groep. De Italiaan verklaarde ietwat statig, dat hij nu de foto's ging retoucheeren enwensch- te allen goeden nacht. Hij sloot zich in zijn torentje op en schreef aan de Morcherais: „Hooggeachte vriend, slechts enkele woor den. Gelieve te doen, wat ik u vraag, al begrijpt u er voorloopig niets van. Ie. Schrijf aan Lubost, Pont-du-Chateau, Puy-de-Döme: Uw dochter is gevonden en wordt u binnen een maand teruggebracht. Geen onderteekening. 2e. Huur in mijn naam een flinken auto bij Faldone, betaal vooruit en chauffeer zelf. Vertrek Donderdagavond tegen vijf uur uit Parijs en begeef u regelrecht naar Tancarville. Vervolgens neemt u den weg TancarvilleHarfleur, waar, op eenigen afstand van het kasteel des Cambrettes. een man u zal staande houden, die u als herkenningsteeken twee gouden louis' zal toonen. Volg in alles zijn aanwijzingen. Hij maakte nu eenige proeven in orde en begaf zich naar zijn kamer. In een der gangen ontmoette hij Borès en verzekerde hem, dat den volgenden morgen de proeven in diens bezit zouden zijn. Zoodra de gewaande tenor verdwenen was, sloop Borès stil naar het torentje om tiaar dokters bevel eens te onderzoeken, of de gevangene zich daar niet met iets ver dachts onledig hield. Hij vond er echter niets ongewoons: het fotografietestel stond op de tafel, en de proeven lagen in een wa terbad. Met hem kan ik gerust zijn, dacht Borès, deed zijn avondronde en ging ge rust naar bed. Op zijn kamer gekomen, nam Pierre uit zijn valies een klos koperdraad met gutta percha omwoeld; dit bevestigde hij aan een klein nikkelen toestel, plaatste alles onder zijn hoofdkussen en ging rustig slapen. XVIII. De volgende dag was een Zondag. Iemand die Caroussi bespeurd had, zoo vroeg in den morgen in een afgelegen hoek van het terras, zou voorzeker verrast geweest zijn en had allicht kunnen denken, dat de uit stekende journalist-tenor stapelgek gewor den was. Hij begon, door met zijn zakdoek te wuiven, de aandacht te trekken van een man, in lompen gekleed aan den weg naar Tancarville gezeten. Toen deze nieuwsgie rig opgestaan was, had Caroussi hem een goudstuk toegeworpen en wel zoo handig, dat het niet ver van den man op een open plek terecht kwam. De arme stakkerd haastte zich den louis op te rapen en in den zak te steken. Een tweede dergelijk geldstuk viel weldra naast hem, gevolgd door een derde; met zichtbare blijdschap zocht de man ze op. Hij keek omhoog, nam zijn smerige pet af en reikte die Pierre lachend toe. Door teekens be duidde deze hem dichterbij te komen aan den voet der steilte, waaraan de man dan ook spoedig gevolg gaf. Dan haalde Pierre van onder zijn jas het toestelletje te voor schijn, dat hij den vorigen avond klaar ge maakt had, en bevestigde er een biljet van honderd frank aan. Voorzichtig liet hij het bij den steilen wand nederdalen door den klos te laten afloopen. Het bereikte den man daar beneden, die eerst het biljet in den zak stak en dan nieuwsgierig het din getje aan den draad bekeek. Misschien be greep hij Pierre's teekens, wellicht kende of raadde hij het gebruik ervan, in elk ge val hij bracht het aan zijn mond en zei: Halloho! Ik dank u! Als er nog meer zijn, behoeft u niet bang te wezen ze mij te sturenEn nu, wat is er van uw dienst? Zoo kwam Pierre door deze vliegende telefoon in gemeenschap met den spion door Borès aan den voet der steilte ge plaatst, en wiens tegenwoordigheid op den weg hij reeds dagen lang bespied had. Luister eens, vriend, sprak hij, wilt u vijf duizend frank verdienen? Dat zou ik denken, excellentie. Voor zoo'n sommetje zou ik bijna besluiten te gaan werken.als het niet te vermoeiend is. Wat moet er gedaan worden? Vooreerst de oogen sluiten voor alles, wat er van het kasteel mocht komen. Dat is nu juist niet moeilijk. En niets over te brengen aan den man, die u hier geplaatst heeft. O, u weet. Zooals u ziet. Mijnheer Borès heeft u aangenomen om op het terras toe te zien. Juist! Tegen honderd sous per dag; maar tegenover vijfduizend pop aarzel ik niet: ik verkoop mijn dienst aan de tegen- spioneering. Als er een sjouwtje te verrichten valt, ben ik uw man.en ik zal er als de kippetjes bij wezen, daar kunt u op aan. Heel goed. Ik zal vijf honderd frank naar beneden laten als voorschot op de vijf duizend, die u aanstaanden Donderdag s avonds om tien uur zult ontvangen. 't Is toch geen mop, zeg? De louis' en het biljet zijn toch zeker bewijzen genoeg, dat ik in ernst spreek, en dan nog zoo dadelijk die vijf honderd. Ja, ik denk ook wel, dat u de geeltjes niet langs den weg zult strooien om te zien, of zij opkomen. Hoe heet u, vriendlief? Fortuné. Mooi zoo, dan bent u vast een brave kerel. Dat heeft men u al meer moeten zeggen. Kom nou, 't is immers eenvoudig be lachelijk en grievend op den koop toe, dat een ongeluksvogel, die nooit een stuiver op zak heeft, „Fortuné" heet. Dat zullen we veranderen. Meent u het werkelijk? Dan ben ik de uwe, patroon, met lichaam en ziel! Onthoud dan goed, wat ik u ga zeg gen. Wees gerust, het zal gegraveerd zijn., midden in mijn harden kop. Best, maar eerst nog iets anders. Kunt u lezen? Ja, zóó knap ben ik nog wel. Mooi! Met de beloofde vijf honderd frank voorschot zal ik ook een brief neer laten voor Parijs. Ik moet er op kunnen vertrouwen, dat die bij tijds op zijn bestem ming komt; ook voor u hangt daar veel van af, want anders zou het wel eens kun nen gebeuren, dat u Donderdagavond op uw geld zoudt moeten wachten. Dat om de weerlicht niet! Ik sta er voor in, dat hij op tijd bezorgd wordt. Het adres is toch zeker goed? Ja, dat is volkomen in orde. U be- MI DE LEDEN VAN HET CORPS VOOR OFFICIEREN, dat aan Eton College verbonden is, gaan iederen ochtend oefenen, vóór de gewon© lessen aanvangen grijpt dus, dat het voor u van groot belang is. Luister nu. Pierre legde Fortuné uit, wat deze te doen had. 't Was heel wat, en zonderling scheen het zeker, doch de man toonde geen verwondering, alleen aan de groote som denkend, die hem beloofd was. Met behulp van den draad liet Pierre brief en voor schot naar beneden en verborg zijn toestel zorgvuldig in het klimop, daarna ging hij naar binnen om de eerste fotografische proeven te doen bewonderen. De namiddag beloofde eentonig te worden. Caroussi zat met Mona in een boschje en scheen zich sterk door haar aangetrokken te gevoelen, naar de taktiek, welke hij aan genomen had. Margot speelde onbezorgd in hun nabijheid, Yvonne was eens korpen kij ken en had zich weer verwijderd, terwijl Borès op eeniigeen afstand zat, oogenschijn- lijk in zijn krant verdiept. Pierre schikte nog dichter bij Mona, als- op hun groeiende vertrouwelijkheid hem machtigde met de lieve deelgenoote van zijn zomerverblijf wat te flirten. Glim lachend en onder den schijn zoete woordjes te spreken fluisterde hij: Schrik niet van mijn gemeenzaam heid met u. Ik ben u op de meest eerbie dige wijze toegewijd, doch mijn houding en gebaren moeten wel zóó wezen. Ik vrees altijd loerende blikken achter de bladeren of kranten, en die dwingen mij wel deze komedie te spelen. Ik heb ernstige dingen met u te bespreken. Luister met vroolijk gelaat naar mij en lach nu en dan luide, alsof ik u nietigheden vertelde. Verbeeld u, dat u een lustige scène voor de galerij speelt, doch luister aandachtig naar mij. Ik zal geen enkel uwer woorden ver liezen. Daarbij lachte zij zoo luid, dat Borès on willekeurig opkeek. Prachtig! vervolgde Pierre ook lachend! Die uitstekende gevangenbewaar der is er van overtuigd, dat ik flauwe grappen verkoop, en in den grond verheugt hij zich, dat ik u een beetje weet te ont dooien. Morgenochtend zal Margot ver dwijnen. Maak u daarom niet ongerust; ik waak en zal haar op een veilige plaats brengen, ondanks den schijnt van een on geluk. Welk een goedheid! zei Mona schater lachend. Deze verdwijning moet u in zenuw achtige opwinding brengen, waarin u zorg vuldig de innigste smart veinst. Houd lui de vol, dat de kleine uw eenigste troost was, toon u wanhopend en versterk dit idee nog door groote verslagenheid. Ja, ik begrijp u volkomen! antwoord de Mona met een nieuwen schaterlach. Dit verlies moet u schijnbaar ziek ma ken. Verlaat uw kamer niet meer, eet wei nig, alsof de eetlust u ontbrak. Als u 's nachts meent bespied te worden, veins dan een onrustigen slaap. Neem zelfs mijn vertroostingen niet aan en zeg, dat alles u walgtDonderdagavond dineert u met ons, doch gaat bij tijds naar uw kamer en houdt u gereed om te vertrekken. De vrijheid?... Stil. De jonkman had Mona's hand gegrepen, en zij trok die niet terug. Houd u gereed om te vertrekken met de kamerjapon, die u op het oogenblik draagt, over den arm. Vergeet dat niet! Ik zal u komen halen en u volgt me zonder iets te vragen, doch nauwkeurig doende, wat ik u zal zeggen of wijzen. Maar welk een goedheid toch! Volstrekt niet, mejuffrouw. Geloof mij, ik voel me gelukkig mij geheel te uwer be schikking te stellen. En toch ben ik slechts een vreemde linge voor u, zuchtte Mona. Een oogenblik bleef Pierre het antwoord schuldig en sprak dan op doffen toon: Ja, slechts een vreemdelinge. En de druk van zijn hand werd iets losser. Mona bemerkte dit, en onwillekeurig sloot haar hand zich meer samen, als duchtte zij, dat met de zachte warmte van zijn vingers ook al haar blijmoedigheid weer zou verdwijnen; doch beschaamd over dit gebaar bloosde zij en sloot de oogen. Met zachter stem hernam Pierre: In u bewonder ik de vertolkster van zooveel meesterwerken. Reeds alleen om dezen titel moet ik u uit dezen val bevrij den ten einde u geheel aan de kunst terug te geven. Ziedaar het doel, het eenige doel, dat ik mij gesteld heb. De jongelieden zwegen, aldus deze oogen- blikken verlengend, tot Mona Pierre be scheiden over zijn jeugd begon te onder vragen. Zoo keuvelden zij met de bekoorlijke ongedwongenheid van twee vrienden, door innige, wederzijdsche genegenheid tot elkan der gebracht. Hij van zijn kant liet zich overhalen heel zijn dagelijksch leven bloot te leggen, en Motna voelde onder de bewondering, die hij voor haar talent toonde, nog een ander, meen feeder gevoel, dat hij zijn best deed is verbergen, en die gewaarwording ontroer de haar zeer, wamt zij zag het nu allerdui delijkst: zij verkeerde in oen duister gevaar, dat haar beangstigde, doch waarvan zij den aard niet kon gissen; en de journalist, die zich zonder eenige aarzeling wilde opoffe ren om haar daaruit te verlossen hij be minde haar oprecht en waardig. Haar hart begon luider te kloppen, haar hand, die Pierre nog steeds vasthield, werd kleiner in die van haar gezel: zij doorleefde oogem- blikken van kalmte, rust en volkomen ge luk. Toen de zon op de riviermond onder ging, stonden beiden als bij afspraak op om zich tot den tijd voor het diner naar hun kamers te begeven, en Pierre bood Mona daarbij den arm. Hij voelde, hoe haar hand nu beefde, en elkander verlatend wisselden zij een blik, waaruit meer sprak, dan me deplichtigheid in een poging ter ontsnap ping. Den volgenden morgen ging la Chinge op het gewone uur Margot wekken, doch zij vond de kamer ledig en het bed onaan geroerd. Ontsteld kwam ze weer op de gang en riep luidkeels om mevrouw Borès. Ca roussi, die juist uit zijn kamer kwam, met zichtbaar welbehagen eeen geurige sigaret rookend, vroeg haar, waarom zij zoo'n le ven maakte. Op dat oogenblik verscheen Yvonne, en la Chinge vertelde, wat zij ont dekt had. Alle drie traden de kamer van het meisje binnen. Alles was daar volkomen in orde, maar de kleederen waren verdwe nen. Er viel niet te twijfelen: Margot was weg. Yvonne slaakte een luiden kreet van woede en onmacht. Mijn hemel, mevrouw majoor-zieken oppaster, wat scheelt u? vroeg Caroussi goedmoedig. Hoe kunt u dat nog vragen! O, daar zit Pierre Dormeil weer achter! Je zoudt haast gelooven, dat hij zich onzichtbaar kan maken, of door de muren heen dringen! Pierre Corbeille, zegt u? Wat is dat voor een sinjeur? Een kerel die gezworen beeft dokter Dupallon altijd en overal tegen te werken. Hij heeft Margotje opgelicht zooals hij Mo na Valdré zal oplichten, zooals hij het zelfs u zal willen doen! Tut, tut! hernam Caroussi. Die miju- heert zal volstrekt niets oplichten. Voor eerst mij niet, want ik voel mij hier zeer wel, en ik wil niet vertrekken, vóór ik den dokter gezien heb; juffrouw Mona zal hij evenmin weghalen. Bij gevolg.hij behoeft zich slechts te presenteeren: mijn beide vuisten en mijn revolver zijn te zijner be schikking. Alsof hij u om raad zal komen vra gen! Hij gaat stil en heimelijk te werk. Mijn God, wat moeten wij beginnen! De door CHARLES GARVICE. (Vertaling van L, V.) 32). Stannard tuimelde bijna op den grond toen herstelde hij zich weer en vloekte, terwijl hij zijn pijnlijken schouder begon te wrijven, Heriot uit voor alles, wat hij maar bedenken kon. Toen echter werd hij er zich eerst goed van bewust, dat hij de overwinning behaald had, en met een grijnslach keerde hij zich om, om naar White Cot terug te gaan. Juist toen hij zich omdraaide, hoorde hij vlak achter zich een geritsel. Hij bleef staan en keek versdhrikt in de richting, vanwaar het geluld kwam. Hij slaakte een doordringenden kreet, toen hij het hoofd van een man boven den rand van de grintgroeve zag verschijnen. Het volgende oogenblik stond Ralph Forster vóór hem. HOOFDSTUK XXV. Toen Stannard Marshbank in het maanlicht het gezicht van Ralph Forster zag, was het hem, alsof hij van schrik verstijfde. Niet alleen woede en haat lagen erop te lezen, maar ook een vurig verlangen, om zich te wreken op den schurk, die de vrouw, die hij Stannard misleid had en zijn Ralph's leven ver woest had. Stannard trachtte zich zoo goed mogelijk te herstellen en trad half lachend op Forster toe. Zoo, Forster, ben jij het. Een vervelende geschiedenis, wat Als ik soms iets voor j9 doen kan Ralph zag hem recht in het gezicht zijn oogen schenen vuur te schieten. Ja, zei hij, je kunt wat voor me doen, en dat zul je doen ook. Je hebt nu 'n man tegen over je en geen onschuldig, onervaren meisje. Je hebt haar misleid. Je hebt Lord Fayne mis-i leid, maar mij kun je niet misleiden mij zul je niet ontkomen. Ikik begrijp Je niet, Forster, zei Stannard. Je zult me gauw genoeg leeren begrijpen, zei Forster op grimmigen toon. Je zult wel begrijpen, wat ik bedoel, als ik je zeg, dat ik me daar beneden heb schuil gehouden en ieder woord heb gehoord, dat tusschen jou en Lord Fayne is gewisseld. Heb je ons afgeluisterd Je weet dus. Stannard trad een schrede achteruit. Ja, nu weet ik, dat jij die schurk bent, en niet Lord Fayne dat Jij het geweest bent, die Grace heeft misleid, en niet hij dat jij het bent, die een fatsoenlijk man de schande laat dragen van jouw schurkachtigheid. Mr. Marshbank, je bent een doortrapte schurk een laffe, sluwe schurk je hebt het klaar gespeeld, Lord Fayne en Miss Winsdale te imponeeren, maar je rol is nu uitgespeeld. Ik zal ervoor zorgen, dat hij en zij en iedereen ervan op de hoogte gebracht wordt, wat voor een schurk je bent. Stannard Marshbank was doodsbleek ge worden. En watwat ben je dan van plan te doen vroeg hij. Je mee terug te nemen naar White Cot, zei Ralph. En dan vroeg Stannard. Luister eens hier, wees nu verstandig, Forster laten we nu eens rustig de zaak bekijken. Wat gebeurd is, is gebeurd daar is niets meer aan te ver anderen. En het was niet heelemaal mijn schuld. Als zij gewild had, had ze bij me kunnen komen Ralph Forster balde zijn vuisten. Dat is een leugen, zei hij. Ik waarschuw je, wees voorzichtig Luister, Forster, ik zal je een voorstel doen. Ik zal een flink Jaargeld voor haar of voor jou, als je dat liever wilt laten vast zetten, waardoor je in staat zult zijn, voortaan een onafhankelijk leven te leiden. Je kunt dan met haar trouwen, en hetzij in Londen, hetzij ergens buiten, waar niemand Je kent en Je door niemand met vragen zult lastiggevallen worden, een klein, gezellig huisje koopen, waar je spoedig al je leed en verdriet solt vergeten. Waar zou je trouwens nog verdriet over moeten hebben Forster knarsetandde. Hij kookte van woede. Dus je biedt mij geld aan, zei hij op barschen toon is dat je bedoeling Welnu, dan wil ik Je wel zeggen, dat, al bood je me ccn goudmijn aan, ik het nog niet zou doen. En nu ga je met me mee naar White Cot, waar ik je in het bijzijn van iedereen aan de kaak zal stellen. Miss Winsdale zal weten, met wien zij verloofd is. En verder zal ik je dwingen, om met Grace te trouwen. Stannard Marshbank deinsde verschrikt ach teruit. Al het bloed trok weg uit zijn gezicht. Toen begon hij te spotlachen. Maar, mijn beste kerel, zei hij op spotten- den toon, ik geloof, dat je gek bent geworden. Hoe kom je erbij De toon, waarop hij sprak, bracht Ralph bulten zichzelf van woede. Hij bleef hem een oogenblik strak aankijken, toen vloog hij op Stannard af en wilde hem bij de keel grijpen. Stannard sprong opzij. Raak me niet aan, riep hij verschrikt uit. Houd Je kalm. Hij keek om zich heen als een in het nauw gedreven wild dier. Misschien heb je gelijk. Ikik zal doen, wat je van me vraagt. Komkom morgen maar eens bij me praten het is nu al te laat geworden. Neen, zei Ralph, je gaat vanavond nog met me mee naar White Cot, al was het nog tien maal later. Goedschiks of kwaadschiks. Goed, ik zal meegaan, zei Stannard, hoe wel ik niet begrijp, waar het goed voor is. Je hebt er zelf niet het minste voordeel bij. Je deedt verstandiger, mijn voorstel aan te nemen. Enfin, je moet het zelf weten. Kom mee, zei Ralph op gebiedenden toon. Zij liepen langs den rand van de grintgroeve, Stannard Marshbank op enkele passen afstands achter Ralph Forster. Er lag een onheilspel lende uitdrukking op Stannard's verwrongen gezicht. Telkens keek hij om zich heen als een wild dier, dat in het nauw gedreven is en overlegt, hoe het kan ontsnappen. Plotseling brak de maan door de wolken en spiegelde zich in een waterpoel beneden in de grintgroeve. Stannard Marshbank zag het en onmiddellijk rijpte in zijn brein een moordplan. Schuw en zenuwachtig keek hij om zich heen en luisterde aandachtig. Nergens was eenig geluid te hooren behalve de voetstappen der beide mannen en Ralph's zware ademhaling. Zij waren alleen op de ver laten hel niemand zou tusschen beiden kunnen komen. Stannard's plan stond vasthij moest en zou zich van zijn vijand ontdoen. Met een gesmoorden kreet besprong hij onver hoeds als een hongerige wolf den niets vermoe denden boschwachter. De aanval was zoo fel, Forster was er zoo weinig op bedacht, dat hij wankelde en bijna op den grond geworpen werd. Het geweer viel hem uit de hand, en hij sloeg zijn armen om Stannard's middel maar hij zat op een knie, terwijl Stannard met beide voeten stevig op den grond stond. Niettegenstaande zijn groote kracht, verkeerde Forster in een hachelijke positie. Stannard spande al zijn krachten in en drukte Forster achterover, zoodat diens hoofd en schouders over den rand van den afgrond uitstaken. Met opeengeklemde tanden keken zij elkaar recht in de oogen. Ralph durfde niet al zijn kracht aan te wenden, om zich van zijn vijand te ontdoen, daar hij begreep, dat zijn voeten zouden kunnen uitglijden en hij dan reddeloos verloren zou zijn en daarom hield hij zich stevig vastge klemd aan zijn aanvaller, vast besloten, als hij naar beneden zou storten, Stannard Marsh bank met zich mee te trekken in de diepte. Stannard begreep zijn bedoeling, bukte zich en zette met een bliksemsnelle beweging zijn tanden in Forster's arm. De pijn was zoo hevig, dat Forster's handen zich ontspanden. Het duurde slechts een oogenblik, maar Stannard benutte de gelegenheid, rukte zich los, gaf Forster een vuistslag midden in het gezicht en stiet hem over den rand. Forster viel zonder een kreet te slaken. Stan nard Marshbank boog zich over den rand van den afgrond heen, doodsbleek en starende oogen, en hoorde een doffen slag, toen het zware lichaam den bodem bereikte. Onbeweeglijk bleef Ralph Forster liggen. Stannard Marshbank staarde In de diepte. Wat zou hij doen Was de man dood Zoo niet, wat zou er dan gebeuren Ralph Forster zou bijkomen en hém tenslotte toch verraden. Alles zou verloren zijn het geld van den graaf...... EvaHij zou aangeklaagd worden wegens poging tot moord. In ieder geval moest liij naar beneden gaan en zien, of zijn slachtoffer nog leefde of niet. Hij stond op en zag het geweer liggen, dat Ralph Forster uit zijn handen had laten vallen. Werktuiglijk nam hij het op, daalde voorzichtig langs het steile pad af in de grintgroeve en knielde naast den ongelukkigen boschwachter neer. Het bloed stroomde uit een diepe wonde in het achterhoofd De man leefde nog hij opende de oogen, sloeg ze op naar Stannard en trachtte te spreken. Ik zal nog lang genoeg leven, om je de gevangenis in te helpen, hond die je bent, zei hij op zwakken toon. Die bedreiging bracht Stannard tot waanzin. Hij sprong overeind, greep het geweer, legde aan op Forster's hoofd en vuurde. Een doffe kreet weerklonk en alles was voor bij. Stannard Marshbank keek om zich heen en zag toen op naar den met wolken bedekten hemel. Het was hem, alsof duizenden oogen hem omringden en hem vanuit alle hoeken en spleten dreigend aanstaarden. Hij boog zich over zijn slachtoffer heen en legde zijn bevende hand op Ralph's hart. Het had opgehouden te kloppen en Stannard deinsde achteruit vol angst en afgrijzen. Mijn God, fluisterde hij op heeschen toon. Hij is dood. Zelfs de grootste schurk zou onder dergelijke omstandigheden onder den indruk zijn geraakt. Stannard Marshbank beefde en sidderde over al zijn ledematen. Het was hem onmogelijk, zijn oogen af te wenden van het bleeke, met bloed bevlekte gezicht, dat er in het licht van de maan nog veel spookachtiger uitzag, maar met wijd opengespalkte oogen bleef hij ernaar staan staren. Hoelang hij zoo gestaan had, wist hij niet, maar eindelijk begon de angst voor ont dekking hem te kwellen. Hij keerde zich om en verwijderde zich langzaam, nog telkens angstig omkijkend naar het lijk. Pas toen hij weer den rand van den grintkuil bereikt had, en den vermoorden man niet meer zien kon, verhaastte hij zijn schreden. Hij liep zoo snel mogelijk de hei over en hereikte de laan, die naar het kasteel leidde. Langzamerhand begonnen zijn hersens weer te dokter zal razend zijn en mijn man is juist afwezig. Ik ben er nog, mevrouw! zei Caroussi met de houding van ccn redder. Ik dank u, mijnheer, maar wat kunt u in deze omstandigheden doen? Waar Ver borgt die Dormeil zich? Kom, kom. waarde mevrouw, ik ge loof, dat de schrik u een weinig van streek maajkt. Hoe drommel kan die Corbeille of Corneille hier in het kasteel rondzwerven, zonder dat ooit een van ons allen hem zou gezien hebben? En als hij Margot mee ge nomen had, was hij immers toch niet meer hier in huis? De zaak zal, denk ik, heel wat eenvoudiger blijken. U kent de streken van dien Dormeil niet. Dat is zoo, doch in dit, geval kan hij naar mijn inzien onmogelijk betrokken zijn. Mag ik u een goeden raad geven, waar mee mijnheer Borés het zeker eens zal zijn, daarvan bon ik overtuigd. Wij spreken wel groote woorden, maar wij hebben nog heel niet gezocht. Dat moeten we eerst doen. En mocht het lieve kind niet gevonden worden, dan schrijft u over enkele dagen aan den dokter, dat Margot bij ongeluk in een der grachten gevallen en verdronken is, ondanks alles, wat u gedaan hebt om haar te redden. U kunt er zoo terloops bij voegen, dat ik zeer verlangend ben den dokter te zien, daar ik mij door zijn gulle gastvrijheid geheel uitgerust gevoel. Dus, we gaan eerst het kasteel van boven tot beneden doorsnuffelen, en de duivel zou er mee moeten spelen, als wij heel geen spoor van de kleine vluchtelinge vonden. En, voegde hij er luid lachend bij, als die mijnbeer Corbeille, die u zoovel vrees aan jaagt, daarbij in het spel mocht wezen, breng ik hem aan zijn ooren bij u! Toen men Mona de verdwijning van Mar got mededeelde, veinsde zij een volmaakt gespeelde wanhoopscrisis, die Pierre's be wondering wekte. Zij moest door la Chinge naar haar kamer gebracht worden, waar deze nog heel wat met haari te stellen had. Bij het voorloopig onderzoek scheen Ca roussi gelijk te zuilen krijgen. Margot's hoed werd drijvend in een der grachten gevon den. In den loop van den dag kwam Borès thuis en begon terstond zijn nasporingen, waarbij hij Caroussi's hulp niet versmaad de. Ook besloot hij de waakzaamheid te verdubbelen, en Yvonne moest Mona zorg vuldig in het oog houden. Caroussi stelde voor de zangeres eiken nacht in haar ka mer op te sluiten; hij zelf zou 's avonds om tien uur de ronde doen, terwijl Borès dat tegen één uur in den morgen moest her halen, alle deuren moesten 'savonds zorg vuldig gesloten worden en de sleutels ver borgen op een plaats, die zij alleen kenden, Borès nam al deze beschikkingen aan, doch achtte het nutteloos Mona op te slui ten, zoolang zij in den toestand van af matting enverslagenheid bleef verlkeeren die op deze verdwijning gevolgcï was. Eers£ den volgenden avond berichtte hij den dok ter het overlijden van Margot en. verzocht hem eens over te komen. Daarbij koesterde hij de stille hoop vóór dien tijd iets te vin den om zich van zijn oogenschijnlijk ge brek aan waakzaamheid vrij te pleiten. Donderdagmorgen had zich geen enkel nieuw feit voorgedaan. Fortuné, door Borès ondervraagd, had niets ongewoons aan den kant van het terras fc melden. De echtge noot van la Chinge, die met zijn honden het bosch doorsnuffelde, vond evenmin iets verdachts; het zand der lanen toonde alleen de voetstappen van de bewoners des huizes. De grachten werden afgedregd doch heit lijk van de drenkelinge kwam niet te voor schijn. Er heerschte een onprettige stem ming in het kasteel. De bewaking van Mona kostte niet veel moeite, want do artiste was zoo diep door den dood van haar lieveling getroffen, dat zij haar kamer niet meer verliet en bed legerig werd. Dien dag kwam Caroussd wel tweemaal naar haar vernemen. Bij een kort gesprek met de zieke kuste hij haar zeer hoffelijk de hand en fluisterde daarbij: Houd u dezen avond gereed op het afge sproken uur. (Wordt vervolgd). werken en werd het hem mogelijk, den toestand, waarin hij zich bevond, te overzien. Hij was met den graaf en lady Janet van White Cot weggegaan. Zij hadden zich naar hun kamers begeven vol verdriet en schaamte over de vermeende schuld van Heriot Fayne. Ook Stannard was naar zijn kamer gegaan, maar verlangend als hij was, om te weten, waar Heriot en Grace en Ralph heen waren gegaan er wat zij van plan waren te doen, had hij den slaap niet kunnen vatten. Het was dringend noodzakelijk, vond hij, dat hij zonder een oogen blik tijd te verliezen, hun plannen en bedoe lingen te weten kwam. Zonder echter een bepaald plan gevormd te hebben, besloot hij Heriot of Grace te gaan opzoeken en het met hen op een accoordje te gooien. Hij had zijn kamer verlaten en was heimelijk de trap afgeslopen het personeel was reeds naar bed gegaan het groote gebouw lag in diepe duisternis gehuld. Hij was door een der vensters der bibliotheek naar buiten gekropen en vervolgens over het parkhek ge klommen, om den portier niet in zijn nachtrust te storen. Voor zoover hij wist, had niemand hem 't kasteel zien verlaten; de graaf de Lady Janet hadden hem zijn slaapkamer zien binnen gaan en moesten hem ook de deur hebben hooren sluiten. Hij had den butler en een der knechten welterusten gewenscht niemand wist dus beter, of hij had zich naar bed hegeven en lag in diepe rust. Als hij nu ook maar weer ongemerkt op zijn kamer kon kon en, dan zou hij althans zijn alibi kunnen bewijzen, als het zijn moest. Met de grootst mogelijke voorzichtigheid liep hij voort in de schaduw van de heg, klom over het hekwerk en liep naar de deur van de biblio theek, zich voortdurend schuil houdend achter de hoornen en struiken. Hij trad de bibliotheek binnen, sloot gcruischloos de deur achter zich dicht en bleef toen in ademlooze spanning staan luisteren. In het kasteel was alles nog even stil en rustig als toeu hij het verliet. Hij trok zijn schoeneu uit, nam ze in zijn aand, begaf zich naar zijn kamer, draaide den sleutel om in het slot, en liet zich met een diepen zucht van verlichting neervallen in een fauteuil. (Wordt vervolgd.)) j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12