I
FEUILLETON
27W
HET LEVEND HARMONIUM
DE PARIA.
WOENSDAG 5 MAART 1930
TK I f
A
16).
Mooi! F.n ben je zeker, dat de ruimte
voor di; rt venster een vierkant vertrek
was?
Ja. mijnheer Caroussi, een vierkante
kamer in den steen uitgehouwen.
Was er niets in dat vertrek aanwezig?
Erg lang heb ik niet rond gekeken.
Wel zag ik hij het gat zooiets als een rad,
misschien wel een windas voor een put.
Ook nog een hoop touwen in een hoek.
Toen ben ik terug gegaan.
Ik dank je wel. Kranig heb je dat
werkje opgeknapt en ik kan je nu wel be
loven, dat je spoedig je dorp en je ouders
terug zult zien.
O, mijnheer Caroussi, zei het kind met
tranen in do cogen Ik zcu zoo graag weer
bij hen willen zijn. Ik vind liet hier wel
prettig met u en mevrouw Mona, maar va
der en moeder moesten er ook bij wezen
om ons mooie leventje te deelen. Dan zou
ik heelemaal gelukkig wezen.
Stil nu, kleine, dat zal spoedig ge
beuren. als je maar eenvoudig en precies
alles doet, wat ik je zal zeggen. Vooreerst,
hoe heet je eigenlijk?
Marguerite Lubost.
En waar wonen je ouders?
Te Pont-du-Chateau bij Clermont-Fer
rand naast het postkantoor. Iedereen in de
streek kent hen.
Heel goed. Ik zal ze laten weten, dat
je nog leeft en weldra bij hen zult terugko
men, als tenminste mijn plannen geluk
ken.
Van blijdschap en verwondering tevens
wist het meisje niet, wat te antwoorden.
Beiden voegden zich nu bij de andere groep.
De Italiaan verklaarde ietwat statig, dat
hij nu de foto's ging retoucheeren enwensch-
te allen goeden nacht. Hij sloot zich in zijn
torentje op en schreef aan de Morcherais:
„Hooggeachte vriend, slechts enkele woor
den. Gelieve te doen, wat ik u vraag, al
begrijpt u er voorloopig niets van.
Ie. Schrijf aan Lubost, Pont-du-Chateau,
Puy-de-Döme: Uw dochter is gevonden en
wordt u binnen een maand teruggebracht.
Geen onderteekening.
2e. Huur in mijn naam een flinken auto
bij Faldone, betaal vooruit en chauffeer
zelf. Vertrek Donderdagavond tegen vijf
uur uit Parijs en begeef u regelrecht naar
Tancarville. Vervolgens neemt u den weg
TancarvilleHarfleur, waar, op eenigen
afstand van het kasteel des Cambrettes.
een man u zal staande houden, die u als
herkenningsteeken twee gouden louis' zal
toonen. Volg in alles zijn aanwijzingen.
Hij maakte nu eenige proeven in orde
en begaf zich naar zijn kamer. In een der
gangen ontmoette hij Borès en verzekerde
hem, dat den volgenden morgen de proeven
in diens bezit zouden zijn.
Zoodra de gewaande tenor verdwenen
was, sloop Borès stil naar het torentje om
tiaar dokters bevel eens te onderzoeken, of
de gevangene zich daar niet met iets ver
dachts onledig hield. Hij vond er echter
niets ongewoons: het fotografietestel stond
op de tafel, en de proeven lagen in een wa
terbad.
Met hem kan ik gerust zijn, dacht
Borès, deed zijn avondronde en ging ge
rust naar bed.
Op zijn kamer gekomen, nam Pierre uit
zijn valies een klos koperdraad met gutta
percha omwoeld; dit bevestigde hij aan een
klein nikkelen toestel, plaatste alles onder
zijn hoofdkussen en ging rustig slapen.
XVIII.
De volgende dag was een Zondag. Iemand
die Caroussi bespeurd had, zoo vroeg in
den morgen in een afgelegen hoek van het
terras, zou voorzeker verrast geweest zijn
en had allicht kunnen denken, dat de uit
stekende journalist-tenor stapelgek gewor
den was. Hij begon, door met zijn zakdoek
te wuiven, de aandacht te trekken van een
man, in lompen gekleed aan den weg naar
Tancarville gezeten. Toen deze nieuwsgie
rig opgestaan was, had Caroussi hem een
goudstuk toegeworpen en wel zoo handig,
dat het niet ver van den man op een open
plek terecht kwam.
De arme stakkerd haastte zich den louis
op te rapen en in den zak te steken. Een
tweede dergelijk geldstuk viel weldra naast
hem, gevolgd door een derde; met zichtbare
blijdschap zocht de man ze op. Hij keek
omhoog, nam zijn smerige pet af en reikte
die Pierre lachend toe. Door teekens be
duidde deze hem dichterbij te komen aan
den voet der steilte, waaraan de man dan
ook spoedig gevolg gaf. Dan haalde Pierre
van onder zijn jas het toestelletje te voor
schijn, dat hij den vorigen avond klaar ge
maakt had, en bevestigde er een biljet van
honderd frank aan. Voorzichtig liet hij het
bij den steilen wand nederdalen door den
klos te laten afloopen. Het bereikte den
man daar beneden, die eerst het biljet in
den zak stak en dan nieuwsgierig het din
getje aan den draad bekeek. Misschien be
greep hij Pierre's teekens, wellicht kende
of raadde hij het gebruik ervan, in elk ge
val hij bracht het aan zijn mond en zei:
Halloho! Ik dank u! Als er nog meer
zijn, behoeft u niet bang te wezen ze mij
te sturenEn nu, wat is er van uw
dienst?
Zoo kwam Pierre door deze vliegende
telefoon in gemeenschap met den spion
door Borès aan den voet der steilte ge
plaatst, en wiens tegenwoordigheid op den
weg hij reeds dagen lang bespied had.
Luister eens, vriend, sprak hij, wilt
u vijf duizend frank verdienen?
Dat zou ik denken, excellentie. Voor
zoo'n sommetje zou ik bijna besluiten te
gaan werken.als het niet te vermoeiend
is. Wat moet er gedaan worden?
Vooreerst de oogen sluiten voor alles,
wat er van het kasteel mocht komen.
Dat is nu juist niet moeilijk.
En niets over te brengen aan den man,
die u hier geplaatst heeft.
O, u weet.
Zooals u ziet. Mijnheer Borès heeft u
aangenomen om op het terras toe te zien.
Juist! Tegen honderd sous per dag;
maar tegenover vijfduizend pop aarzel ik
niet: ik verkoop mijn dienst aan de tegen-
spioneering. Als er een sjouwtje te verrichten
valt, ben ik uw man.en ik zal er als de
kippetjes bij wezen, daar kunt u op aan.
Heel goed. Ik zal vijf honderd frank
naar beneden laten als voorschot op de vijf
duizend, die u aanstaanden Donderdag
s avonds om tien uur zult ontvangen.
't Is toch geen mop, zeg?
De louis' en het biljet zijn toch zeker
bewijzen genoeg, dat ik in ernst spreek, en
dan nog zoo dadelijk die vijf honderd.
Ja, ik denk ook wel, dat u de geeltjes
niet langs den weg zult strooien om te
zien, of zij opkomen.
Hoe heet u, vriendlief?
Fortuné.
Mooi zoo, dan bent u vast een brave
kerel. Dat heeft men u al meer moeten
zeggen.
Kom nou, 't is immers eenvoudig be
lachelijk en grievend op den koop toe, dat
een ongeluksvogel, die nooit een stuiver op
zak heeft, „Fortuné" heet.
Dat zullen we veranderen.
Meent u het werkelijk? Dan ben ik de
uwe, patroon, met lichaam en ziel!
Onthoud dan goed, wat ik u ga zeg
gen.
Wees gerust, het zal gegraveerd zijn.,
midden in mijn harden kop.
Best, maar eerst nog iets anders. Kunt
u lezen?
Ja, zóó knap ben ik nog wel.
Mooi! Met de beloofde vijf honderd
frank voorschot zal ik ook een brief neer
laten voor Parijs. Ik moet er op kunnen
vertrouwen, dat die bij tijds op zijn bestem
ming komt; ook voor u hangt daar veel
van af, want anders zou het wel eens kun
nen gebeuren, dat u Donderdagavond op
uw geld zoudt moeten wachten.
Dat om de weerlicht niet! Ik sta er
voor in, dat hij op tijd bezorgd wordt. Het
adres is toch zeker goed?
Ja, dat is volkomen in orde. U be-
MI
DE LEDEN VAN HET CORPS VOOR OFFICIEREN, dat aan Eton College verbonden is, gaan iederen
ochtend oefenen, vóór de gewon© lessen aanvangen
grijpt dus, dat het voor u van groot belang
is. Luister nu.
Pierre legde Fortuné uit, wat deze te
doen had. 't Was heel wat, en zonderling
scheen het zeker, doch de man toonde geen
verwondering, alleen aan de groote som
denkend, die hem beloofd was. Met behulp
van den draad liet Pierre brief en voor
schot naar beneden en verborg zijn toestel
zorgvuldig in het klimop, daarna ging hij
naar binnen om de eerste fotografische
proeven te doen bewonderen.
De namiddag beloofde eentonig te worden.
Caroussi zat met Mona in een boschje en
scheen zich sterk door haar aangetrokken
te gevoelen, naar de taktiek, welke hij aan
genomen had. Margot speelde onbezorgd in
hun nabijheid, Yvonne was eens korpen kij
ken en had zich weer verwijderd, terwijl
Borès op eeniigeen afstand zat, oogenschijn-
lijk in zijn krant verdiept.
Pierre schikte nog dichter bij Mona, als-
op hun groeiende vertrouwelijkheid hem
machtigde met de lieve deelgenoote van
zijn zomerverblijf wat te flirten. Glim
lachend en onder den schijn zoete woordjes
te spreken fluisterde hij:
Schrik niet van mijn gemeenzaam
heid met u. Ik ben u op de meest eerbie
dige wijze toegewijd, doch mijn houding
en gebaren moeten wel zóó wezen. Ik vrees
altijd loerende blikken achter de bladeren
of kranten, en die dwingen mij wel deze
komedie te spelen. Ik heb ernstige dingen
met u te bespreken. Luister met vroolijk
gelaat naar mij en lach nu en dan luide,
alsof ik u nietigheden vertelde. Verbeeld
u, dat u een lustige scène voor de galerij
speelt, doch luister aandachtig naar mij.
Ik zal geen enkel uwer woorden ver
liezen.
Daarbij lachte zij zoo luid, dat Borès on
willekeurig opkeek.
Prachtig! vervolgde Pierre ook
lachend! Die uitstekende gevangenbewaar
der is er van overtuigd, dat ik flauwe
grappen verkoop, en in den grond verheugt
hij zich, dat ik u een beetje weet te ont
dooien. Morgenochtend zal Margot ver
dwijnen. Maak u daarom niet ongerust; ik
waak en zal haar op een veilige plaats
brengen, ondanks den schijnt van een on
geluk.
Welk een goedheid! zei Mona schater
lachend.
Deze verdwijning moet u in zenuw
achtige opwinding brengen, waarin u zorg
vuldig de innigste smart veinst. Houd lui
de vol, dat de kleine uw eenigste troost
was, toon u wanhopend en versterk dit
idee nog door groote verslagenheid.
Ja, ik begrijp u volkomen! antwoord
de Mona met een nieuwen schaterlach.
Dit verlies moet u schijnbaar ziek ma
ken. Verlaat uw kamer niet meer, eet wei
nig, alsof de eetlust u ontbrak. Als u
's nachts meent bespied te worden, veins
dan een onrustigen slaap. Neem zelfs mijn
vertroostingen niet aan en zeg, dat alles u
walgtDonderdagavond dineert u met
ons, doch gaat bij tijds naar uw kamer en
houdt u gereed om te vertrekken.
De vrijheid?...
Stil.
De jonkman had Mona's hand gegrepen,
en zij trok die niet terug.
Houd u gereed om te vertrekken met
de kamerjapon, die u op het oogenblik
draagt, over den arm. Vergeet dat niet!
Ik zal u komen halen en u volgt me zonder
iets te vragen, doch nauwkeurig doende,
wat ik u zal zeggen of wijzen.
Maar welk een goedheid toch!
Volstrekt niet, mejuffrouw. Geloof mij,
ik voel me gelukkig mij geheel te uwer be
schikking te stellen.
En toch ben ik slechts een vreemde
linge voor u, zuchtte Mona.
Een oogenblik bleef Pierre het antwoord
schuldig en sprak dan op doffen toon:
Ja, slechts een vreemdelinge.
En de druk van zijn hand werd iets losser.
Mona bemerkte dit, en onwillekeurig
sloot haar hand zich meer samen, als
duchtte zij, dat met de zachte warmte van
zijn vingers ook al haar blijmoedigheid
weer zou verdwijnen; doch beschaamd
over dit gebaar bloosde zij en sloot de oogen.
Met zachter stem hernam Pierre:
In u bewonder ik de vertolkster van
zooveel meesterwerken. Reeds alleen om
dezen titel moet ik u uit dezen val bevrij
den ten einde u geheel aan de kunst terug
te geven. Ziedaar het doel, het eenige doel,
dat ik mij gesteld heb.
De jongelieden zwegen, aldus deze oogen-
blikken verlengend, tot Mona Pierre be
scheiden over zijn jeugd begon te onder
vragen. Zoo keuvelden zij met de bekoorlijke
ongedwongenheid van twee vrienden, door
innige, wederzijdsche genegenheid tot elkan
der gebracht.
Hij van zijn kant liet zich overhalen heel
zijn dagelijksch leven bloot te leggen, en
Motna voelde onder de bewondering, die hij
voor haar talent toonde, nog een ander,
meen feeder gevoel, dat hij zijn best deed is
verbergen, en die gewaarwording ontroer
de haar zeer, wamt zij zag het nu allerdui
delijkst: zij verkeerde in oen duister gevaar,
dat haar beangstigde, doch waarvan zij den
aard niet kon gissen; en de journalist, die
zich zonder eenige aarzeling wilde opoffe
ren om haar daaruit te verlossen hij be
minde haar oprecht en waardig. Haar hart
begon luider te kloppen, haar hand, die
Pierre nog steeds vasthield, werd kleiner in
die van haar gezel: zij doorleefde oogem-
blikken van kalmte, rust en volkomen ge
luk.
Toen de zon op de riviermond onder
ging, stonden beiden als bij afspraak op om
zich tot den tijd voor het diner naar hun
kamers te begeven, en Pierre bood Mona
daarbij den arm. Hij voelde, hoe haar hand
nu beefde, en elkander verlatend wisselden
zij een blik, waaruit meer sprak, dan me
deplichtigheid in een poging ter ontsnap
ping.
Den volgenden morgen ging la Chinge
op het gewone uur Margot wekken, doch
zij vond de kamer ledig en het bed onaan
geroerd. Ontsteld kwam ze weer op de gang
en riep luidkeels om mevrouw Borès. Ca
roussi, die juist uit zijn kamer kwam, met
zichtbaar welbehagen eeen geurige sigaret
rookend, vroeg haar, waarom zij zoo'n le
ven maakte. Op dat oogenblik verscheen
Yvonne, en la Chinge vertelde, wat zij ont
dekt had. Alle drie traden de kamer van het
meisje binnen. Alles was daar volkomen
in orde, maar de kleederen waren verdwe
nen. Er viel niet te twijfelen: Margot was
weg. Yvonne slaakte een luiden kreet van
woede en onmacht.
Mijn hemel, mevrouw majoor-zieken
oppaster, wat scheelt u? vroeg Caroussi
goedmoedig.
Hoe kunt u dat nog vragen! O, daar
zit Pierre Dormeil weer achter! Je zoudt
haast gelooven, dat hij zich onzichtbaar kan
maken, of door de muren heen dringen!
Pierre Corbeille, zegt u? Wat is dat
voor een sinjeur?
Een kerel die gezworen beeft dokter
Dupallon altijd en overal tegen te werken.
Hij heeft Margotje opgelicht zooals hij Mo
na Valdré zal oplichten, zooals hij het zelfs
u zal willen doen!
Tut, tut! hernam Caroussi. Die miju-
heert zal volstrekt niets oplichten. Voor
eerst mij niet, want ik voel mij hier zeer
wel, en ik wil niet vertrekken, vóór ik den
dokter gezien heb; juffrouw Mona zal hij
evenmin weghalen. Bij gevolg.hij behoeft
zich slechts te presenteeren: mijn beide
vuisten en mijn revolver zijn te zijner be
schikking.
Alsof hij u om raad zal komen vra
gen! Hij gaat stil en heimelijk te werk.
Mijn God, wat moeten wij beginnen! De
door CHARLES GARVICE.
(Vertaling van L, V.)
32).
Stannard tuimelde bijna op den grond toen
herstelde hij zich weer en vloekte, terwijl hij
zijn pijnlijken schouder begon te wrijven, Heriot
uit voor alles, wat hij maar bedenken kon. Toen
echter werd hij er zich eerst goed van bewust,
dat hij de overwinning behaald had, en met
een grijnslach keerde hij zich om, om naar
White Cot terug te gaan.
Juist toen hij zich omdraaide, hoorde hij
vlak achter zich een geritsel. Hij bleef staan
en keek versdhrikt in de richting, vanwaar het
geluld kwam. Hij slaakte een doordringenden
kreet, toen hij het hoofd van een man boven
den rand van de grintgroeve zag verschijnen.
Het volgende oogenblik stond Ralph Forster
vóór hem.
HOOFDSTUK XXV.
Toen Stannard Marshbank in het maanlicht
het gezicht van Ralph Forster zag, was het
hem, alsof hij van schrik verstijfde. Niet alleen
woede en haat lagen erop te lezen, maar ook
een vurig verlangen, om zich te wreken op den
schurk, die de vrouw, die hij Stannard
misleid had en zijn Ralph's leven ver
woest had.
Stannard trachtte zich zoo goed mogelijk te
herstellen en trad half lachend op Forster toe.
Zoo, Forster, ben jij het. Een vervelende
geschiedenis, wat Als ik soms iets voor j9
doen kan
Ralph zag hem recht in het gezicht zijn
oogen schenen vuur te schieten.
Ja, zei hij, je kunt wat voor me doen, en
dat zul je doen ook. Je hebt nu 'n man tegen
over je en geen onschuldig, onervaren meisje.
Je hebt haar misleid. Je hebt Lord Fayne mis-i
leid, maar mij kun je niet misleiden mij zul
je niet ontkomen.
Ikik begrijp Je niet, Forster, zei
Stannard.
Je zult me gauw genoeg leeren begrijpen,
zei Forster op grimmigen toon. Je zult wel
begrijpen, wat ik bedoel, als ik je zeg, dat ik
me daar beneden heb schuil gehouden en ieder
woord heb gehoord, dat tusschen jou en Lord
Fayne is gewisseld.
Heb je ons afgeluisterd Je weet dus.
Stannard trad een schrede achteruit.
Ja, nu weet ik, dat jij die schurk bent,
en niet Lord Fayne dat Jij het geweest bent,
die Grace heeft misleid, en niet hij dat jij
het bent, die een fatsoenlijk man de schande
laat dragen van jouw schurkachtigheid. Mr.
Marshbank, je bent een doortrapte schurk
een laffe, sluwe schurk je hebt het klaar
gespeeld, Lord Fayne en Miss Winsdale te
imponeeren, maar je rol is nu uitgespeeld. Ik
zal ervoor zorgen, dat hij en zij en iedereen
ervan op de hoogte gebracht wordt, wat voor
een schurk je bent.
Stannard Marshbank was doodsbleek ge
worden.
En watwat ben je dan van plan te
doen vroeg hij.
Je mee terug te nemen naar White Cot,
zei Ralph.
En dan vroeg Stannard. Luister eens
hier, wees nu verstandig, Forster laten we
nu eens rustig de zaak bekijken. Wat gebeurd
is, is gebeurd daar is niets meer aan te ver
anderen. En het was niet heelemaal mijn schuld.
Als zij gewild had, had ze bij me kunnen
komen
Ralph Forster balde zijn vuisten.
Dat is een leugen, zei hij. Ik waarschuw
je, wees voorzichtig
Luister, Forster, ik zal je een voorstel
doen. Ik zal een flink Jaargeld voor haar of
voor jou, als je dat liever wilt laten vast
zetten, waardoor je in staat zult zijn, voortaan
een onafhankelijk leven te leiden. Je kunt dan
met haar trouwen, en hetzij in Londen, hetzij
ergens buiten, waar niemand Je kent en Je
door niemand met vragen zult lastiggevallen
worden, een klein, gezellig huisje koopen, waar
je spoedig al je leed en verdriet solt vergeten.
Waar zou je trouwens nog verdriet over moeten
hebben
Forster knarsetandde. Hij kookte van woede.
Dus je biedt mij geld aan, zei hij op
barschen toon is dat je bedoeling Welnu, dan
wil ik Je wel zeggen, dat, al bood je me ccn
goudmijn aan, ik het nog niet zou doen. En nu
ga je met me mee naar White Cot, waar ik je
in het bijzijn van iedereen aan de kaak zal
stellen. Miss Winsdale zal weten, met wien zij
verloofd is. En verder zal ik je dwingen, om
met Grace te trouwen.
Stannard Marshbank deinsde verschrikt ach
teruit. Al het bloed trok weg uit zijn gezicht.
Toen begon hij te spotlachen.
Maar, mijn beste kerel, zei hij op spotten-
den toon, ik geloof, dat je gek bent geworden.
Hoe kom je erbij
De toon, waarop hij sprak, bracht Ralph
bulten zichzelf van woede. Hij bleef hem een
oogenblik strak aankijken, toen vloog hij op
Stannard af en wilde hem bij de keel grijpen.
Stannard sprong opzij.
Raak me niet aan, riep hij verschrikt uit.
Houd Je kalm. Hij keek om zich heen als een
in het nauw gedreven wild dier. Misschien
heb je gelijk. Ikik zal doen, wat je van
me vraagt. Komkom morgen maar eens
bij me praten het is nu al te laat geworden.
Neen, zei Ralph, je gaat vanavond nog
met me mee naar White Cot, al was het nog
tien maal later. Goedschiks of kwaadschiks.
Goed, ik zal meegaan, zei Stannard, hoe
wel ik niet begrijp, waar het goed voor is. Je
hebt er zelf niet het minste voordeel bij. Je
deedt verstandiger, mijn voorstel aan te nemen.
Enfin, je moet het zelf weten.
Kom mee, zei Ralph op gebiedenden toon.
Zij liepen langs den rand van de grintgroeve,
Stannard Marshbank op enkele passen afstands
achter Ralph Forster. Er lag een onheilspel
lende uitdrukking op Stannard's verwrongen
gezicht. Telkens keek hij om zich heen als een
wild dier, dat in het nauw gedreven is en
overlegt, hoe het kan ontsnappen. Plotseling
brak de maan door de wolken en spiegelde zich
in een waterpoel beneden in de grintgroeve.
Stannard Marshbank zag het en onmiddellijk
rijpte in zijn brein een moordplan. Schuw en
zenuwachtig keek hij om zich heen en luisterde
aandachtig.
Nergens was eenig geluid te hooren behalve
de voetstappen der beide mannen en Ralph's
zware ademhaling. Zij waren alleen op de ver
laten hel niemand zou tusschen beiden kunnen
komen. Stannard's plan stond vasthij moest
en zou zich van zijn vijand ontdoen.
Met een gesmoorden kreet besprong hij onver
hoeds als een hongerige wolf den niets vermoe
denden boschwachter.
De aanval was zoo fel, Forster was er zoo
weinig op bedacht, dat hij wankelde en bijna
op den grond geworpen werd. Het geweer viel
hem uit de hand, en hij sloeg zijn armen om
Stannard's middel maar hij zat op een knie,
terwijl Stannard met beide voeten stevig op
den grond stond. Niettegenstaande zijn groote
kracht, verkeerde Forster in een hachelijke
positie. Stannard spande al zijn krachten in en
drukte Forster achterover, zoodat diens hoofd
en schouders over den rand van den afgrond
uitstaken. Met opeengeklemde tanden keken zij
elkaar recht in de oogen.
Ralph durfde niet al zijn kracht aan te
wenden, om zich van zijn vijand te ontdoen,
daar hij begreep, dat zijn voeten zouden kunnen
uitglijden en hij dan reddeloos verloren zou
zijn en daarom hield hij zich stevig vastge
klemd aan zijn aanvaller, vast besloten, als
hij naar beneden zou storten, Stannard Marsh
bank met zich mee te trekken in de diepte.
Stannard begreep zijn bedoeling, bukte zich
en zette met een bliksemsnelle beweging zijn
tanden in Forster's arm. De pijn was zoo hevig,
dat Forster's handen zich ontspanden. Het
duurde slechts een oogenblik, maar Stannard
benutte de gelegenheid, rukte zich los, gaf
Forster een vuistslag midden in het gezicht
en stiet hem over den rand.
Forster viel zonder een kreet te slaken. Stan
nard Marshbank boog zich over den rand van
den afgrond heen, doodsbleek en starende oogen,
en hoorde een doffen slag, toen het zware
lichaam den bodem bereikte.
Onbeweeglijk bleef Ralph Forster liggen.
Stannard Marshbank staarde In de diepte. Wat
zou hij doen Was de man dood Zoo niet,
wat zou er dan gebeuren Ralph Forster zou
bijkomen en hém tenslotte toch verraden. Alles
zou verloren zijn het geld van den graaf......
EvaHij zou aangeklaagd worden wegens
poging tot moord.
In ieder geval moest liij naar beneden gaan
en zien, of zijn slachtoffer nog leefde of niet.
Hij stond op en zag het geweer liggen, dat
Ralph Forster uit zijn handen had laten vallen.
Werktuiglijk nam hij het op, daalde voorzichtig
langs het steile pad af in de grintgroeve en
knielde naast den ongelukkigen boschwachter
neer. Het bloed stroomde uit een diepe wonde
in het achterhoofd De man leefde nog hij
opende de oogen, sloeg ze op naar Stannard en
trachtte te spreken.
Ik zal nog lang genoeg leven, om je de
gevangenis in te helpen, hond die je bent, zei
hij op zwakken toon.
Die bedreiging bracht Stannard tot waanzin.
Hij sprong overeind, greep het geweer, legde
aan op Forster's hoofd en vuurde.
Een doffe kreet weerklonk en alles was voor
bij. Stannard Marshbank keek om zich heen en
zag toen op naar den met wolken bedekten
hemel. Het was hem, alsof duizenden oogen
hem omringden en hem vanuit alle hoeken en
spleten dreigend aanstaarden.
Hij boog zich over zijn slachtoffer heen en
legde zijn bevende hand op Ralph's hart. Het
had opgehouden te kloppen en Stannard deinsde
achteruit vol angst en afgrijzen.
Mijn God, fluisterde hij op heeschen toon.
Hij is dood.
Zelfs de grootste schurk zou onder dergelijke
omstandigheden onder den indruk zijn geraakt.
Stannard Marshbank beefde en sidderde over
al zijn ledematen. Het was hem onmogelijk, zijn
oogen af te wenden van het bleeke, met bloed
bevlekte gezicht, dat er in het licht van de
maan nog veel spookachtiger uitzag, maar met
wijd opengespalkte oogen bleef hij ernaar staan
staren. Hoelang hij zoo gestaan had, wist hij
niet, maar eindelijk begon de angst voor ont
dekking hem te kwellen. Hij keerde zich om en
verwijderde zich langzaam, nog telkens angstig
omkijkend naar het lijk. Pas toen hij weer den
rand van den grintkuil bereikt had, en den
vermoorden man niet meer zien kon, verhaastte
hij zijn schreden.
Hij liep zoo snel mogelijk de hei over en
hereikte de laan, die naar het kasteel leidde.
Langzamerhand begonnen zijn hersens weer te
dokter zal razend zijn en mijn man is juist
afwezig.
Ik ben er nog, mevrouw! zei Caroussi
met de houding van ccn redder.
Ik dank u, mijnheer, maar wat kunt
u in deze omstandigheden doen? Waar Ver
borgt die Dormeil zich?
Kom, kom. waarde mevrouw, ik ge
loof, dat de schrik u een weinig van streek
maajkt. Hoe drommel kan die Corbeille of
Corneille hier in het kasteel rondzwerven,
zonder dat ooit een van ons allen hem zou
gezien hebben? En als hij Margot mee ge
nomen had, was hij immers toch niet meer
hier in huis? De zaak zal, denk ik, heel wat
eenvoudiger blijken.
U kent de streken van dien Dormeil
niet.
Dat is zoo, doch in dit, geval kan hij
naar mijn inzien onmogelijk betrokken
zijn. Mag ik u een goeden raad geven, waar
mee mijnheer Borés het zeker eens zal zijn,
daarvan bon ik overtuigd. Wij spreken wel
groote woorden, maar wij hebben nog heel
niet gezocht. Dat moeten we eerst doen.
En mocht het lieve kind niet gevonden
worden, dan schrijft u over enkele dagen
aan den dokter, dat Margot bij ongeluk in
een der grachten gevallen en verdronken
is, ondanks alles, wat u gedaan hebt om
haar te redden. U kunt er zoo terloops bij
voegen, dat ik zeer verlangend ben den
dokter te zien, daar ik mij door zijn gulle
gastvrijheid geheel uitgerust gevoel. Dus,
we gaan eerst het kasteel van boven tot
beneden doorsnuffelen, en de duivel zou
er mee moeten spelen, als wij heel geen
spoor van de kleine vluchtelinge vonden.
En, voegde hij er luid lachend bij, als die
mijnbeer Corbeille, die u zoovel vrees aan
jaagt, daarbij in het spel mocht wezen,
breng ik hem aan zijn ooren bij u!
Toen men Mona de verdwijning van Mar
got mededeelde, veinsde zij een volmaakt
gespeelde wanhoopscrisis, die Pierre's be
wondering wekte. Zij moest door la Chinge
naar haar kamer gebracht worden, waar
deze nog heel wat met haari te stellen had.
Bij het voorloopig onderzoek scheen Ca
roussi gelijk te zuilen krijgen. Margot's hoed
werd drijvend in een der grachten gevon
den. In den loop van den dag kwam Borès
thuis en begon terstond zijn nasporingen,
waarbij hij Caroussi's hulp niet versmaad
de. Ook besloot hij de waakzaamheid te
verdubbelen, en Yvonne moest Mona zorg
vuldig in het oog houden. Caroussi stelde
voor de zangeres eiken nacht in haar ka
mer op te sluiten; hij zelf zou 's avonds
om tien uur de ronde doen, terwijl Borès dat
tegen één uur in den morgen moest her
halen, alle deuren moesten 'savonds zorg
vuldig gesloten worden en de sleutels ver
borgen op een plaats, die zij alleen kenden,
Borès nam al deze beschikkingen aan,
doch achtte het nutteloos Mona op te slui
ten, zoolang zij in den toestand van af
matting enverslagenheid bleef verlkeeren die
op deze verdwijning gevolgcï was. Eers£
den volgenden avond berichtte hij den dok
ter het overlijden van Margot en. verzocht
hem eens over te komen. Daarbij koesterde
hij de stille hoop vóór dien tijd iets te vin
den om zich van zijn oogenschijnlijk ge
brek aan waakzaamheid vrij te pleiten.
Donderdagmorgen had zich geen enkel
nieuw feit voorgedaan. Fortuné, door Borès
ondervraagd, had niets ongewoons aan den
kant van het terras fc melden. De echtge
noot van la Chinge, die met zijn honden
het bosch doorsnuffelde, vond evenmin iets
verdachts; het zand der lanen toonde alleen
de voetstappen van de bewoners des huizes.
De grachten werden afgedregd doch heit lijk
van de drenkelinge kwam niet te voor
schijn. Er heerschte een onprettige stem
ming in het kasteel.
De bewaking van Mona kostte niet veel
moeite, want do artiste was zoo diep door
den dood van haar lieveling getroffen, dat
zij haar kamer niet meer verliet en bed
legerig werd. Dien dag kwam Caroussd wel
tweemaal naar haar vernemen. Bij een
kort gesprek met de zieke kuste hij haar
zeer hoffelijk de hand en fluisterde daarbij:
Houd u dezen avond gereed op het afge
sproken uur.
(Wordt vervolgd).
werken en werd het hem mogelijk, den toestand,
waarin hij zich bevond, te overzien.
Hij was met den graaf en lady Janet van
White Cot weggegaan. Zij hadden zich naar
hun kamers begeven vol verdriet en schaamte
over de vermeende schuld van Heriot Fayne.
Ook Stannard was naar zijn kamer gegaan,
maar verlangend als hij was, om te weten, waar
Heriot en Grace en Ralph heen waren gegaan
er wat zij van plan waren te doen, had hij den
slaap niet kunnen vatten. Het was dringend
noodzakelijk, vond hij, dat hij zonder een oogen
blik tijd te verliezen, hun plannen en bedoe
lingen te weten kwam.
Zonder echter een bepaald plan gevormd te
hebben, besloot hij Heriot of Grace te gaan
opzoeken en het met hen op een accoordje te
gooien. Hij had zijn kamer verlaten en was
heimelijk de trap afgeslopen het personeel
was reeds naar bed gegaan het groote gebouw
lag in diepe duisternis gehuld. Hij was door
een der vensters der bibliotheek naar buiten
gekropen en vervolgens over het parkhek ge
klommen, om den portier niet in zijn nachtrust
te storen. Voor zoover hij wist, had niemand
hem 't kasteel zien verlaten; de graaf de Lady
Janet hadden hem zijn slaapkamer zien binnen
gaan en moesten hem ook de deur hebben
hooren sluiten. Hij had den butler en een der
knechten welterusten gewenscht niemand wist
dus beter, of hij had zich naar bed hegeven en
lag in diepe rust. Als hij nu ook maar weer
ongemerkt op zijn kamer kon kon en, dan zou
hij althans zijn alibi kunnen bewijzen, als het
zijn moest.
Met de grootst mogelijke voorzichtigheid liep
hij voort in de schaduw van de heg, klom over
het hekwerk en liep naar de deur van de biblio
theek, zich voortdurend schuil houdend achter
de hoornen en struiken. Hij trad de bibliotheek
binnen, sloot gcruischloos de deur achter zich
dicht en bleef toen in ademlooze spanning
staan luisteren.
In het kasteel was alles nog even stil en
rustig als toeu hij het verliet. Hij trok zijn
schoeneu uit, nam ze in zijn aand, begaf zich
naar zijn kamer, draaide den sleutel om in het
slot, en liet zich met een diepen zucht van
verlichting neervallen in een fauteuil.
(Wordt vervolgd.)) j