1:
l
IQ
DE REIS VER LENIGING VAN JAN MUIL
De drie Zondagskinderen
Het verhaal van
Henk
Diek Leeuwaard
XJBS3 V7ÖQ IBOSEESn
zjeemm sa caoanacs mei
VAN ALLES WAT
VRUD^.G 21 MAtJRZ ivcO
B. L. N. S.
T.««
MET PLAATJES VAN
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Een vader had drie zoons, die allemaal op
Zondag geboren waren, en dat deed hem veel
pleizier, want hij dacht, dat 't hun nu zeker
wel mee zou loopen In de wereld, al was hij zelf
een arme drommel, zoodat hl) ze niets had kun
nen laten leeren.
draagt sporen als een ridder; hl) waarschuwt
jelui In den loop van den nacht driemaal op een
bepaalden tijd, en als hij voor 't laatst roept,
den oudste een haan, den tweede een zeis, den jongste een poes.
Op een dag liet hij ze alle drie bij zich komen,
en gal den oudste een haan, den tweede een zeis
en den jongste een zwarte poes. „Ik ben al oud.'
«el hl), „en Ik zal niet zoo heel lang meer leven.
En nu zou Ik Jelui vóór mijn dood nog zoo goed
mogelijk willen verzorgen. Geld heb Ik niet, en
wat Ik jelui hier nu geef, schijnt zoo op 't eerste
gezicht ook niet veel waard te zijn, maar tiet
komt er maar op aan, of jullie er een verstandig
gebruik van maakt: zoekt maar een land op
waar dergelijke dingen nog onbekend zijn, en
jelui fortuin is gemaakt."
Toen nu de vader gestorven was, trok de oud
ste zoon er met zijn haan op uit, maar overal
waar hij kwam, kenden ze al hanen: in de ste
den zag hij ze al van verre op de torens zitten
«n met den wind meedraaien, en in de dorpen
boorde hu er meer dan één kraaien, en niemand
verbaasde zich in 't minst over zijn haan, zoodat
|jet er nog niet hard naar uitzag, dat hij er zijn
fortuin mee zou maken.
eindelijk en ten leste bracht hij het toch
zóó ver, dat hl) op een eiland kwam, waar de
Tn»n«ch<*n niets van een haan afwisten en zelfs
bun tijd niet konden indeelen. Ze wisten wel.
wanneer het morgen en avond was, maar wan-
dan gaat de zon gauw op. Roept hij echter op
klaarlichten dag, dan kun je er op rekenen, dat
er verandering van weer komt!"
De menschen daar vonden dat prachtig mooi;
ze bleven met hun allen een heelen nacht op
en hoorden met groote vreugde, hoe de haan
om twee, om vier en om zes uur luid en duide
lijk den tijd afriep. Ze vroegen den man, of hef
dier niet te koop was, en hoeveel hl) er voor
hebben moest. „Ongeveer zooveel goud als een
ezel torsen kan," antwoordde hij. „Dat Is een
spotprijs voor zoo'n kostbaar dier!" riepen Te
allemaal, en betaalden hem graag, wat hij vroeg
Toen hij zoo rijk naar huis kwam. waren zijn
broeders heel verbaasd, en de tweede zei: „Nee
maar, lk ga ook eens probeeren, of lk mijn zeis
zoo voordeelig van de hand kan doen!" Het zag
er echter niet naar uit. want overal op den weg
ontmoette hl) boeren, die net zoo goed een zeis
over den schouder droegen als hij. Maar ten
slotte gelukte het hem toch ook, een eiland te
vinden, waar de menschen niets van een zeis
afwisten. Wanneer daar het koren rijp was
reden ze kanonnen naar de akkers en schoten
het neer! Maar dat was een lastige geschiedenis:
de eene schoot te hoog, de ander raakte ln
„KUk eens wat een prachtig trotsch dier.'
neer ze 's nachts eens niet slapen konden, of de
wacht moesten houden, konden ze geen van
allen uit den tijd wijs worden.
„KIJk eens," zei de oudste zoon tegen deze
m»n«Bh»n, „wat een prachtig, trotsch dier! Hij
heeft «en robljnroode kroon op zijn Kop en
wondering naar hem stonden te kijken. Ze waren
graag bereid, hem voor het wonderlijke werktuig
te geven, wat* hij maar verlangde, en hij kreeg
een paard, dat beladen was met zooveel goud
als het maar dragen kon.
Nu wilde de jongste broer zijn kat natuurlijk
óók graag aan den man brengen. Het ging hem
precies als de anderen. Zoolang hij op het vas
teland bleef, kon hij niets er aan verdienen: er
waren overal katten en wel zóóveel, dat de pas
geboren jongen meestal in het water verdronken
werden. Eindelijk liet hU zich overvaren naai
een eiland, en daar trof hij het gelukkigerwijze
zóó, dat er daar nog nooit een kat gezien was
en de muizen er zoo de overhand gènomen had
den, dat ze op de tafels en banken dansten, of
de heer des huizes thuis was of niet. De men
schen Jammerden geweldig over deze plaag en
de koning zelf wist zich ln zijn paleis niet te
bergen: in alle hoeken piepten en floten de mui-
zen en knaagden alles stuk, wat ze met hun
scherpe tandjes maar te pakken konden krijgen
Daar Het de Jongste zoon nu zijn kat op Jachi
gaan, en al gauw had ze een paar zalen van
het palels grondig gereinigd, en de menschen
verzochten den koning dringend, het wonderdier
voor het rijk te koopen. De koning betaalde
graag den gevraagden prijs: een muilezel, bela
den met zooveel geld als hU maar dragen kon,
en de Jongste broer kwam met de allergrootste
schatten thuis, want een muilezel Is nog veel
sterker dan een paard of een gewone ezel.
De kat voelde zich in het koninklijk paleis vol
muizen echt ln haar element, en beet er zóóveel
dood, dat ze niet meer te tellen waren. Eindelijk
werd ze heelemaal warm van het werk en kreeg
dorst; ze bleef staan, draalde haar kop schuin
omhoog en schreeuwde: „Miauw, miauw!"
Toen de koning en z'jn gevolg dat zonderlinge
geschreeuw hoorden, schrokken ze erg en liepen
ln hun angst met z'n allen het paleis uit. Daar
buiten hield de koning toen raadsvergadering
wat er wel 't beste gedaan kon worden; ten
slotte werd er besloten, een heraut naar de kat
te zenden en haar te verzoeken, goedwillig het
paleis te ontruimen; zoo niet, dan zou zij mei
geweld verwijderd worden. Want de raadsheeren
zeiden: „Liever nog willen we ons door de mui.'
zen laten plagen, een last, waaraan we ten
minste gewend zijn, dan ons leven door zoo'n
ondier in gevaar laten brengen!" Een edelknaap
moest naar boven gaan en poes vragen, of ze
het kasteel goedwillig verlaten wilde. Maar de
kat, wier dorst steeds nog maar grooter was ge
worden, antwoordde niet anders dan: „Miauwi
Miauw!" De edelknaap verstond: „Niet nou! Niet
nou!" en bracht den koning dit antwoord over.
„Dan zal het ondier moeten wijken voor ge
weld," besloten de raadsheeren. Kanonnen wer
den aangesleept en het palels ln brand gescho
ten. Toen het vuur de zaal bereikte, waar de
plaats van den halm de aar en schoot ze weg;
een heeleboel ging daarbij verloren en bovendien
was het een gruwelijk spektakel! Toen ging Je
man met de zeis op een van de akkers staan, en
maalde het koren zoo stil en zoo vlug neer, dat
de menschen met wljd-open monden van ver-
Ze bleef staan, draaide haar kop schuin om....
poes zat. sprong zij het raam uit en kwam, als
altijd, op haar pootjes terecht. Maar de bele
geraars hielden niet op, eer het heele palels met
den grond gelijk was gemaakt. Nu, de muizen
was de koning in alle geval kwijt!
PIERROT.
Het gewone clubje was bijeen om het verhaal
van Henk aan te hooren. ,,'t Zou wel de laatste
keer zijn, dat ze ln huls bij elkaar kwamen,"
meende Relndert. Hij wilde nu weer elke week
geregeld gaan wandelen.
,Jk zal," begon Henk, „spreken over den dia
mant" „Hè?" vroeg Toos. „Waar heb je die
wijsheid ineens vandaan?" „Ja, zusje," was het
antwoord, „dat dacht je niet. Er Is een brief
van oom over diamanten, vanmorgen juist ge
komen. Maar lk vond het aardiger hem te be
waren tot vandaag als verrassing. Luister uu
maar, wat oom schrijft:
Beste B. L. N. S.'r? en 'sters.
Dit maal wü lk Jullie wat vertellen over
een der belangrijkste ultvoerproducten van
Zuld-Afrika, namelijk de diamant. Zooals Jul
lie weet, is het een van de voornaamste oor-
M <>**-▼ m Hj} -tuk* or N FLU-ZIM. HIAAT Kh «Vfiojes aut
AUTIJO IN OA COP
„Pietje? Pietje?"
„Wat bUeft u. Moe? Wat blieft u, Moe?"
„Plet wat wil je worden?"
Jk word metselaar.
1c Metsel alle steenen
Netjes op elkaar.
En lk bouw kasteelen,
•n Toren met een kruis,
En 't mooist van alles:
Voor Moe 'n prachtig huls."
„Keesje? Keesje?"
„Wat blieft u, Moe? Wat bHeft u, Moe?"
„Kees, wat wil Je worden?"
„Ik word muzikant.
Met de Duftsehe moffen
Trek lk door bet land.
1c Draag 'n moot groen jasje,
'k Blaas van rettettet,
En ik vang de eenten
Zoo maar in m'n pet."
„Heintje? Heintje?"
„Wat blieft u, Moe? Wat blieft u. Mee?"
„Hein. wat wil Je worden?"
„Meester ln de school.
'k Zeg dan: „Beste klnders,
Maak nou maar wat jooll
toeren ls niet noodlg,
Doe je boek maar toe!
Pak Je pet en klompen,
Ga maar naar Je moe!" J. W. Br.
l
s
i
i
zaken geweest van den Boerenoorlog, dat er
in Transvaal diamanten gevonden worden.
Ik heb zelf een en ander van de diamant
velden gezien en van verschillende Ingenieurs
over de diamanten gegevens gekregen.
Zooals Henk wel zal weten, ls de diamant
niet anders dan zuivere koolstof. BI] heel
hooge temperatuur verbrandt diamant dan
ook evengoed als een stuk steenkool. Maar de
steenkool bevat stoffen, die bij lage tempe
ratuur al brandbaar zijn. We zouden geen
kachel met diamant kunnen stoken, zelfs al
waren we meer dan milUonair en behoefden
we het om de kosten niet te latent
Het kunstmatig maken van diamanten ls net
eerst gelukt aan den Franschen gele :rde
Molssan. Maar hij had hiervoor Ijzer noodlg
van 2000 tot 3000 gr. Celsius!
Ongeveer een vierde gedeelte van de diaman
ten is ongekleurd, de andere zijn rose, geel,
groen en zwart en een enkele maal blauw.
Vroeger werdan alleen de grootere steenen
gezocht, maar nu wordt ook het zand gezeefd,
om de kleintjes er nog uit te vlsschen.
Zwarte diamanten worden gebruikt om har
de gesteenten te doorboren. Er wordt dan een
gat gemaakt, waarin men een dynamietpa-
troon brengt om het gesteente te doen sprin
gen. Ik stuur hierbij een klein doosje als
monster zonder waarde met een paar zwarte
diamanten.
.Is dat doosje al aangekomen?" vroeg Ada
„Ja." was het antwoord. .Haar laten we eerst
den brief verder lezen."
De oorspronkelijke vorm der diamanten is
een regelmatig achtvlak (fig. 1). Die oorspron
kelijke vorm wordt door het slijpen heelemaal
gewijzigd. Het slijpen, werd mij verteld, is ui
het uIicvIm «ht» I* a««A
1456 uitgevonden door Lodewljk van Berghem
te Brugge. Het wordt gedaan met fijne deel
tjes diamant Het gewicht wordt door het slij
pen soms heel wat minder, maar de waarde
veel grooter. Zoo ging het gewicht van den
„Regent", dien Je hierbU op een teekenlng
vindt, ln geslepen en ongeslepen toestand (fig.
2 en 3) terug van 410 op 136 karaat (een ka
raat ls 0.205 Gram). Die „Regent" ig een In
dische diamant Ook ln BrazUlë worden veel
diamanten gevonden.
Het slijpen van diamanten gebeurt bijna
uitsluitend ln Amsterdam.
Ziezoo nu weten Jullie weer evenveel als lk
van de diamanten. Ik hoop, dat jullie met
plezier en in goede gezondheid dezen briei
leest. Als aitljd met hartelijke groeten,
OOM ANTON.
Het lezen van dep brief bad heel wat tUd
gekost en het was dan ook niet voor vijf uur.
dat het gezelschap uiteen ging met de belofte,
als het mooi weer was, den volgenden Woens
dag te gaan wandelen. Natuurlijk werden de
„zwarte" diamanten, na van alle kanten bekeken
te zijn, ln het .museum" opgeborgen.
A. L.
BLAUW BLAUW LATEN
Jullie kennen natuurlijk allemaal de uitdruk
king: Iets maar blauw, blauw laten, m. a. w
er maar niets meer over zeggen het maar
laten, zooals het ls.
Maar jullie weten waarschijnlijk niet, waar
deze zegswijze vandaan ls gekomen. Dit wou ik
Je dus vandaag even vertellen.
Zeker winkelier een uitstekend menschen-
kenner had een uithangbord boven de deur
van z!jn winkel gehangen, waarop bezems ge
schilderd waren met lange en korte stelen, en
waaronder hij had laten schilderen:
„Groote stelen en kleine stelen
Maar groote 6telen het meest."
Hij kreeg echter binnen een paar dagen van
de stedelijke overheid bericht, dat zoo'n op
schrift niet paste en hij dus óf het bord moest
wegnemen, óf het onderschrift veranderen.
Een paar dagen later las men nu op het uit
hangbord:
„Naar 't zeggen der heeren op 1 stadhuis,
Is dat van de groote stelen abuis."
Het gevolg was natuurlijk, dat van overheids
wege het geheele bord met blauwe verf werd
bestreken, zoodat van gedicht en teekeabw
niets meer te zien bleef.
De winkelier echter nog niet tevreden
Het met flinke letters over het blauw
schilderen:
„Om met de heeren van 't stadhuis nM Ie
kijven.
Zullen we het maar blauw, blauw laten blijven."
Naast dit verhaal ls echter betreffende (taan
uitdrukking nog een tweede vertelsel
Het was namelijk de gewoonte, dat voerlieden
en schippers je ziet dat trouwens tegenweer»
dig nog wel eens een enkele maal op hun
wagen of schuiten een of ander versje lieten
schUderen. Zoo had een zeker boertje het val»
gende gedichtje, dat van Vader Vondel heet Ie
zijn, op zijn wagen laten aanbrengen:
„De groote dieven rijden te paard».
De kleine hangen tussehen hemel en aasde.
En als de groote genoeg hebben gestolen.
Wordt hun nog stad en land aanbevolen."
Toen de stedelijke magistraat den boer «W
straffe van 'n zware geldboete verbood hiermede
weer op de markt te komen. Uet de man hrt
wegmaken met blauwe verf. met welke rijn wa
gen heelemaal geschilderd was. HIJ liet er eehter
in Ucht-blauwe tint opzetten:
„Omdat lk de waarheid niet mag schrijven.
Zal ik dit blauw maar blauw laten blijven."
i) Volgens een ander verhaal was hrt
kruidenier, maar een tabakshandelaar, die «9
het einde der vorige eeuw ln de Peperstraat te
Groningen woonde, en op zijn uithangbord oen
stelletje gouwenaars (pijpen) met korte SB
lange stelen had laten schilderen.
OPLOSSINGEN RAADSELEN SER» VS
1. Luiwagen
3. met r
8. een sigaar
4. bark erk ar
L
R 1 O
L 1 v r
L 1 v o r n o t>
Karei
A n e
o
t) Llvorao in Italië.
6. Die stilstaan
7. De koe. omdat se mot
opgetild wordt
8. Do slak
8. Drie muzikanten
10. Omdat hl) van achteren
geen oogen heeft
8L
Het dansen werkte aanstekelijk. Ko Nijn en het
Nikkertje begonnen ook te dansen maar Krok Odil
wilde er niets van weten.
Jan Miül was er echter erg ontevreden over dat
Krok Odil niet meer wilde dansen. Woedend stoof
bi) op hem af om hem een uitbrander te geven.
83. Maar o, wee,voor hi) Bruin de Beer bereikt had, liep
hij met zijn hoofd tegen een grooten steen op. Au,
wat deed dat zeer.
84. Bruin de Beer moest er erg om lachen, maar bet
mooiste was nog, dat hij boven <9 Jan Muil s*n
hoofd ging zitten.