DE REIS VEREENIG ING VAN JAN MUIL Blauwe narcissen Het aquarium VAN ALLES WAT VRIJDAG 28 MAART 1930 mrnmrm, Als 9t Wintert B. L. N. S. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN Mary en Toni en kleine Nelly hadden hun heele leven ln Ierland gewoond, waar ze geen gTooten tuin hadden om in te werken en te spe len. Maar toen hun vader gestorven-was, waren ze met hun moeder naar Engeland verhuisd, naar een klein proper dorp, waar ze wel een aard»g huis hadden, maar heelemaal geen tuin. Ze hadden daar eerst niet zoo heel veel van gemerkt, want ze waren in den winter gekomen, maar nu was het Maart en er waren al mooie dagen en anders hadden ze het om dezen tijd altijd heel druk gehad in den tuin. En toen ontdekten ze ineens de overblijfselen van 'n afgebrand huis en daarachter een groo- ten tuin. was niet te bewegen geweest om hun 'n zeis te leenen. Dat vond hij een te gevaarlijk ding. „In de wei van baas Green wordt 't gras nooit zoo lang", zei Mary. „Dat komt natuurlijk omdat de schapen daar altijd grazen", zei Tom. „O, ik weet wat!" riep kleine Nelly toen. „Ik ken den hond van de schapen en hij doet wat ik zeg en ik zal hem vragen om met de schapen hier te komen!" Maar daar moesten Tom en Nelly niets van hebben. „Dan nog liever met 'n mes!" zei Mary. „De schapen zouden natuurlijk den heelen tuin ver nielen". Zoo namen de kinderen bezit van den tain „Dat huis is verleden jaar al afgebrand", wist Tom. „Baas Green heeft 't me verteld. En de menschen, die erin gewoond hebben zijn naar Canada verhuisd en nou blijft de boel maar zoo liggen." „Dan hoort die tuin van niemand", zei Mary. „O, als hij van niemand hoort, dan nemen wij hem", zei kleine Nelly dadelijk. Mary en Tom keken elkaar eens aan. „Nou ja, waarom niet?" vond Tom. „Maar weet je héél zeker, dat we niet stelen als we hem nemen?" vroeg Mary, die heel se- cuur was. „Tuurlijk niet! Er staat Immers nergens 'n bordje met verboden toegang?" „Dan nemen we hem!" riep Mary. „O, we zul len hem prachtig maken!" En kleine Neily holde naar huls om haar schopje te halen. „Want er moet noodig gespit worden!" riep ze. Zoo namen de drie kinderen bezit van den tuin. Niemandstuin noemde moeder hem, toen de kinderen er haar van verteld hadden. En terwijl moeder thuis plaatjes zat te teekenen voor allerlei tijdschriften om er wat bij te ver dienen, werkten de kinderen naar hartelust in den tuin. Mary wist het meest van bloemen en planten, Tom interesseerde zich meer voor allerlei dieren en Nelly was pas vijf jaar, dus nog wel wat jong voor allerlei werk. Tom onderzocht de brokken muur, die nog waren blijven staan. „Misschien zitten er wel vreemde soorten ke vers in", zei hij. „Zeg Torn, als je nou eens 'n heel nieuw soort kever vond, zooals nog nooit iemand had gezien, zou je dien dan niet voor veel geld kunnen ver- koopen?" „Misschien wel", zei Tom. „O, dat zou heerlijk wezen voor moeder", zei Mary. Toen de kinderen ongeveer een week vlijtig in den tuin hadden gewerkt begon die er al heel aardig uit te zien. Alleen het gras was erg lang en dat zag er slordig uit. „Als baas Green me maar 'n zeis wilde lee nen',, ze Tom, „dan zou je eens zien hoe, netjes of het werd. Met een mes kan je 't toch niet' mooi krijgen". Maar baas Green, die dicht bij de kinderen woonde en hun graag allerlei pleziertjes deed, Toen ontdekte ze de narcissen, die uitkwa men achter 'n stukje muur. Zijn vast en zeker narcissen," riep ze, er. de anderen wisten, dat zij er verstand van had. „Als ze nou bloeien, dan nemen we er 'n heelen bos van mee voor moeder!" „Ik wou dat ze blauw werden", zei Nelly. „Moeder houdt zoo van blatiwe bloemen!" „Narcissen zijn immers nooit blauw!" zei Ma ry. „Altijd geel of wit." „Maar je kan bloemen toch een andere kleur geven?" zei Tom. „Weet je nog wel, Mary, wat moeder ons voorlas van dien man in Holland die zwarte tulpen had gekweekt en die daar toen zoo veel geld voor kreeg?" Mary's oogen schitterden. „O Tom, zeg, als wij nou eens blauwe nar cissen konden kweeken dan verdienden we veel geld voor moeder! Misschien nog meer dan met vreemde kevers, niet?" „Mag ik alstublieft iets hebben om dingen blauw mee te maken?" „Nou, ik geloof niet, dat hier vreemde kevers zitten", zei Tom. „Maar je kan die narcissen nou niet meer kleuren. Dan moet je natuurlijk beginnen met de bollen". „O, maar je kan bollen koopen in 't dorp, voor 'n stuiver", zei Mary. „Ik heb anderhalven stuiver." ,Jk ook", zei Tom. „Laten we er dan twee koopen!" Meteen liepen ze naar den winkel om twee narcissenbollen te koopen. Ze hielden toen leder nog 'n halven stuiver over. „Daar moeten we bij den drogist Iets voor koopen", zei Tom. „Iets om de bloemen blauw te maken, maar lk weet niet wat ik vragen moet." „Geef mij 't geld maar", zei Mary „lk weet best wat ik vragen zal. In den winkel legde ze haar stuiver op de toonbank. „Mag ik, alstublieft, Iets hebben om dingen blauw mee te maken?" De drogist glimlachte en haalde een pakje blauwe verf. „Bedoelt u zoo Iets, jongejuffrouw?" vroeg hij. „Ik weet niet precies wat lk hebben moet", zei Mary eerlijk. „Maar als u zeker weet, dat de dingen hier blauw van worden, dan zal 't wel goed wezen". „Je kan er alles blauw mee verven wat je maar wil", zei de man. „Waarom zei je niet, dat 't was om bollen te verven?" vroeg Tom toen ze weer buiten waren. „Dan had die meneer ons misschien wel kun nen zeggen, hoe we het doen moesten." „Kan je nét denken!" zei Mary. „Begrijp je dan niet, dat 't een groot geheim is, net als van die zwarte tulpen? Als ik dien meneer ons ge heim verteld had, dan ging luj natuurlijk zijn narcissen ook, dadelijk blauw verven en dan was 't niets bizonders meer". „Maar hoe weet je nou hoe je doen moet?" „O, dat 's makkelijk genoeg. We strooien de verf rondom de bloembollen en dan zuigen ze al die verf op en dan zal je zien, dat de bloe men blauw worden!" Dicht bij Niemandstuin kwamen ze baas Green tegen. „Jullie zullen dien tuin nou ook niet lang meer hebben, kinderen", zei hij. „Waarom niet, baas?" „Wel Sir Hugh, die in het Roode Huis woont is weer thuis gekomen. En dit huis was ook van hem en nou iaat-ie 't weer opbouwen en dan hoort de tuin er natuurlijk bij". „Maar dit is Niemandstuin", zei Mary. „En nou wordt 't weer Iemandstuin" zei baas Green en hij lachte en liep door. De kinderen keken elkaar verschrikt aan, maar toen zei Tom: „Och, hy heeft ons enkel voor den gek ge houden natuurlijk!" En toen gingen ze geroost hun bollen plan ten met het blauwe poeder er omheen. Een poosje later, toen Mary op een ochtend alleen naar den tuin kwam, zag ze daar werk lui bezig. „Wat doet u hier?" vroeg ze verschrikt, want opeens dacht ze weer aan wat baas Green nad verteld. „Wel, we ruimen hier den boel op en dan bouwen we het huis weer opnieuw", zei een van de mannen. „Maar de tuin dan!" snikte Mary. „U zult den heeien tuin bederven en dan kun nen de narcissen nooit opkomen! Wie heeft u hier naar toe gestuurd! Sir Hugh?" „Ja jongejuffrouw. Maar huil nou niet. D'r zijn immers narsissen genoeg op^de wereld!" „Zulke niet!" snikte Mary. „Ze zyn heel kost baar en Tom en ik hebben er drie stuivers voor uitgegeven". Ze rende den weg op. Er was nou geen tijd om eerst met Tom te overleggen. Ze moest zoo gauw mogelijk naar het Roode Huis, want Sir Hugh die daar woonde was de eenige, die haar blauwe narcissen kon redden. In de oprijlaan van het groote huis rende ze, in haar haast, tegen een meisje aan, dat net zoo groot was als zij. „O, neem me niet kwalijk", zei ze. „Ik heb je toch geen pijn gedaan? Ik moet naar Sir Hugh, zie je!" „Dat is mijn vader", zei het meisje. „Kom maar mee, dan zal ik je den wêg wijzen. Waarom moet je naar vader?" „Om Niemandstuin", zei Mary. „Ik heb er narcissenbollen ln geplant, zie Je en nou komen de mannen alles bederven en nou wou ik vra gen of "ze niet kunnen wachten met bouwen tot de narcissen zijn uitgekomen. „Niemandstuin?" herhaalde het meisje ver baasd, en Mary legde haar uit hoe ze eraan ge komen waren. „Maar kan Je dan niet ergens anders nar cissen planten?" Mary dacht even na. Toen zei ze: „Als lk je nou 'n héél groot geheim vertel, zal Je 't dan nooit van je leven aan Iemand oververtellen?" .Nooit!" verklaarde het meisje ernstig. En Mary fluisterde haar ln 't oor: „Het zijn heel bizondere narcissen, want ze worden blauw." „Blauw?" „Ja. Maar breng me nou gauw bij Je vader, eer de mannen die bollen gaan uitgraven. Want zie je, Tom en Nelly en ik willen veel geld verdienen voor moeder met die blauwe narcis sen, en daarom is 't zoo'n erg geheim." Ze kwamen Sir Hugh tegen in de gang en toen Mary zijn vriendelijk gezicht zag, wist ze dadelijk, dat haar bollen veilig waren. En voor de tweede maal binnen vijf minuten vertelde ze nu haar geheim. Sir Hugh glimlachte 'n paar keer terwijl hij naar 't verhaal luisterde en toen zei hij: „Laten we dadelijk maar eens samen gaan kijken, dan kan je me wijzen waar de bollen zitten. En jij gaat zeker ook mee naar dien mooien tuin kijken, Jessica?" Zijn dochtertje Jessica was dadelijk klaar om mee te gaan en terwijl hi) tusschen de belde kinderen ln liep, vertelde Mary hem nog veel, veel meer, van moeder, die nu arm was, nu va der was gestorven en van haar broertje en zusje. De narcissen bleven gespaard en ze kwamen behoorlijk uit maar, ondanks alle blauwe verf, waren ze net zoo geel als de andere nar cissen in Niemandstuin. Maar toch hebban die bloemen den kinderen en hun moeder geluk gebracht. „Geen nood," meende Kees. Ze waren intus- schen op weg gegaan naar de Hundelsche beek, zooals Henk voorgesteld had. Een eindje van de beek af was een sloot, waar veel scherenplanten in stonden (fig. 1). Ook waterpest was er in menigte te vinden (flg. 2). Toen ze de planten een weinig hadden weggeduwd, werd de zandige bodem zichtbaar. Daar kropen allerlei kokerjuf fers rond (fig. 3). Een eindje verder was al kik kerdril te vinden (fig. 4). „Dat is van den bruinen kikvorsch," zei Henk dadelijk. „Hoe weet je dat nu," vroeg Ada. „O, neem me niet kwalijk," zei ze Om te beginnen kwamen de heer en mevrouw van het Roode Huis bij de moeder van ons drietal op bezoek om te vragen of de kinderen voortaan mochten komen spelen met Jessica, die altijd zoo alleen was. Dan wist Sir Hugh iemand die voor de mooie plaatjes welke de moeder van Tom en Mary en Nelly teekende, véél meer betaalde dan ze er nu voor kreeg. En toen het nieuwe huis klaar was, moesten ze er in gaan wonen. Dat wilde Sir Hugh. „Uit dankbaarheid voor de aardige speelka meraadjes die my'n dochtertje heeft gekregen", zei hij. „Dat zou me nog duizend maal meer waard wezen." En zoo werd Niemandstuin echt de tuin van Tom, Mary en kleine Nelly. TANTE LINA „Omdat de eieren van den groenen kikvorsch veel later gelegd worden, evenals de eieren van padden. Die laatste worden trouwens ln lange snoeren afgezet" (fig. 5). Natuurlijk waren de noodige jampotten meegebracht om de eieren en planten zoo lang onderdak te verleenen. De noodige slakken werden ook meegenomen, om het aquarium schoon te houden. „En nu slootje springen," riep Kees. Blijkbaar had hij er zich al den tijd op verheugd. Nu, daar hadden allen wei ooren naar. De sloot waar alles in gevonden was, was maar iets meer dan een meter breed en dus gemakkelijk genoeg over te komen, ook voor de meisjes. Maar Kees was daar niet mee tevreden. Hij wilde de beek over. Henk en Reindert waarschuwden hem het niet te doen, maar het lenteweer had Kees te pakken en met een overmoedigen zwaai wilde hij de beek over. Maar hij had zijn kracht overschat, of zijn sprong te kort genomen. Met een plons ging hij vlak bij den kant het water in. Gelukkig kroop hij dadelijk zelf op den kant, maar toch was het even een schrik. Maar Henk begreep onmiddellijk, wat er gedaan moest worden. „We gaan dadelijk naar huis. Kees gaat met Gerrit en Jan mee om zijn natte boeltje uit te trekken en wij gaan naar huls. Ik zal wel even naar Kees' huis gaan om droge kieeren en om hen gerust te stellen." Iedereen was het er over eens, dat dit de beste oplossing was. Met Kees tusschen hen in, die rilde van het koude bad. holden Gerrit en Jan naar huis. Gerrit bovendien met de jampotjes De overigen gingen in een tamelijk saaie stem ming naar huis. Wel jongen, wat zie je er keurigjes uit, Zeg, wacht je op sneeuw met je sleetje? Je zit er goed in hoor, zoo voel je geen kou, Je lijkt wel een sneeuwpopje, weet je! Je gaat zeker iederen dag met je slee Van de hoogste bergen af glijden. En mocht ik wel meedoen, als ik je eens vroeg. Of 'k een baantje met je mede mocht rijden? En bang voor de kou, neen, ik zie aan Je neus, Dat de kou Jou geen ziertje kan schelen. I Wel, als ik zoo'n pak had, dan kwam ik gerust Straks een uurtje bij jou buiten spelen I RO. PR. kikWci-tiirto •pjl 's Avonds kwam Henk nog even kijken, hoe het met Kees was. Die zat rustig in een boek te II. Inkt, die door de werking der lucht zicht baar wordt. Hiervoor kan men gebruiken: a. Een oplossing van lood in „sterkwater"; b. Een oplossing van tin in „koningswater" (dat is een mengsel van salpeterzuur en zout zuur). Hieronder bovendien nog een paar recepten van gekleurden tooverinkt, die eerst zichtbaar wordt door 't bestrijken met een andere vloei stof. Bijvoorbeeld: Paarse tooverinkt. Hiervoor neem je citroensap, goed bewaard in een glazen flesch. Wil je nu den onzichtba- ren inkt voor den dag brengen, dan bestrijk je het geschrevene met 'n vloeistof, die uit vlooitjes of madeliefjes bereid is, waartoe men deze bloemen onder water drukt en daarop uit- drukt. Ook dezen inkt moet je in een glazen flesch bewaren. Wil je andere kleuren krijgen na het bestrij ken met dit bloemenwater, dan gebruik Je het volgende: Voor Gele tooverinkt neemt je de bladeren van goudsbloemen, laat ze 7 8 dagen ln goeden wijnazijn liggen, pers ze dan goed uit en bewaar het nat in een goed gesloten flesch. Voor Roode tooverinkt neemt je zwavelzuur en spiritus-nitridulsus (by 'n drogist te krijgen) en verdun dit met 3 a 10 maal zooveel water. Voor Gele tooverinkt is het recept: Los goe den drogen wijnsteen op in het noodige regen water. Hieronder ten slotte nog 'n recept voor inkt, die na 11 uur verdwijnt. Je kookt galnoten in koud water en doet er lezen en verklaarde niets te mankeeren. Henk dan vitri°o1' Arabische gom en salmiak bi). Wat De club was bij Jan en Gerrit in den tuin bij eengekomen. Henk kwam met de practische vraag naar voren: „Hoe gaat het met het aqua rium?" Voor een club die er een aquarium op na houdt, een doodgewone vraag. Gerrit keek Jan aan en Jan Gerrit en de laatste krabde zich achter het oor en bromde- „Je moet maar eens kijken." In een van de groote kassen stond het aqua rium opgesteld. Het glas was keurig schoon, daar had Jan voor gezorgd. Maarleven was er met den besten wil van de wereld niet in te bekennen. „Maar," begon Ada. „Maar," antwoordde Ger rit, „het aquarium was van den heeien B.L.N.S. Maar Jan en Gerrit hebben geen tyd om alleen het aquarium te vullen." „Dat vind ik ook," viel Reindert in. „En daar om stel ik voor, dat we zoo dadelijk eens gaan zien, wat de slooten opleveren." „Uitstekend," riep Kees. „Dan gaan we zeker ook slootje springen." „Pas maar op," antwoordde Henk. „Als het je net gaat als mij eenigen tijd gele den, dan zou je nog wel eens nat thuis kunnen komen." vond echter, dat hij er erg bleek uitzag, „De volgende week beter," zei hij tegen Henk bij het afscheid. Jan en Gerrit hadden de nieuwe aanwinst keurig in het aquarium ondergebracht. Zoo had de wandeling toch iets goeds opgeleverd. A. L. je met dezen inkt schrijft, verdwijnt in 24 uur. MET TWEE SNEDEN IN ZES STUKKEN TOOVERINKT Inkt te maken is heelemaal geen kunststuk, maar omdat je met bizonder toebereiden inkt eenige aardige goocheltoeren kan verrichten, geef ik je hieronder een paar recepten. Je hebt verschillende soorten van dergelijken inkt. L Inkt, waardoor het schrift eerst zichtbaar wordt boven het vuur. Hiertoe behooren: a. Azijn b. Citroensap c. Uiensap d. Met water verdund „sterkwater" e. Met water verdimd eiwit f. In water opgelost keukenzout g. Aluinoplossing h. Oplossing van vitriool. Bovenstaande figuur, die met een stukje hout bedekt is, moet je door twee sneden ln zes ge lijke stukken snijden, maar zóó, dat er zich op ieder stukje een houtje bevindt. Je kunt een dergelijke figuur heel gemakkelijk van brood snijden en op de plaats, waar 'n kruisje staat, er een lucifer in steken. Met de eerste snede gaat het stuk ab van het overige af. Men krijgt dan drie stukken: n.l. ab, ce en df. Nu leg je het afgesneden stuk ab in de lengte langs ce of df en snijdt dan tus schen aed en bef door. Zoo verkrijg je zes stuk ken, en in ieder stuk bevindt zich een lucifer, 't Is doodeenvoudig, maar gewoonlijk denkt meti er niet aan om het eerst afgesneden stuk van zyn plaats te nemen. Dien middag vond Bruin de Beer een parasol en een groote pijp. Die zijn zeker van een ontdekkings reiziger, die door een leeuw is opgegeten, mompelde Bruin de Beer. 88. Krok Odil zat vol met grappen. Zoo kon hij zoo leuk zijn staart om een boomstam heenslaan en dan moesten de andere dieren probeeren hem los te trekken. Vol goeden moed werd de tocht voortgezet Uit gelaten sprongen alle dieren rond. Als dat maar goed afloopt, zuchtte Jan Muil. 86. Mientje en het Nikkertje hadden de grootste moeite om de dieren bij te houden. Ze moesten loopen dat het een lust was. „Loopen is gezond," zei het Nik kertje. 86. 85.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 11