- - -
FEUILLETON
ACHTER DE SCHERMEN
DINSDAG 15 APRIL 1930
X ïooo.
DE DOODELIJKE MISHANDELING
TE GOIRLE
Mandoer aangevallen
DE VULKAAN SLAMAT
BLIKSEM INGESLAGEN
Vermogensbelasting 1928-1929
MET ZIJN MOTOR GESLIPT
Rijksinkomstenbelasting 1928-1929
VAN DEN TACHTIG-JARIGEN
OORLOG
1921-1922
1.638.456
4.292
653)
130.093
1922-1923
1.690.155
4.138
154)
110.987
1923-1924
1.631.980
3.848
290)
94.852
1924-1925
1.624.580
3.761
87)
90.519
1925-1926
1.657.883
3.864
103)
96.571
1926-1927
1.694.049
3.903
39)
98.937
1927-1928
1.719.376
3.932
29)
100.056
1928-1929
1.746.075
4.029
97)
83.579
I. Aantal aangeslagenen.
II. Bedrag van het inkomen
in mlllioenen
guldens.
III. Bedrag der
belasting
in
hoofdsom
De vermeerdering of vermindering van het
totaal der inkomsten ten aanzien van het voor
afgaande jaar is telkens tusschen haakjes ver
meld.
Uit het eerste staatje blijkt, dat, als gevolg
van de malaise, het totale inkomen van alle
belastingplichtigen van 1921-1922 tot 1924-1925
is gedaald met 531 millloen en van laatstge
noemd jaar tot 1928-1929, als gevolg van de
verbetering in den algemeenen economisehen
toestand, is gestegen met 268 millioen gulden,
zoodat laatstgenoemd jaar nog 263 millloen la
ger is dan het hoogste jaar, n.l. 1921-1922. De
totaal cijfers der belasting doen overeenkom
stige dalingen en stijgingen zien. Het cijfer
oyer 1928-1929 is evenwel ongeveer 16.5 mil
lioen lager dan dat over 1927-1928 als gevolg
van de op 1 Mei 1928 in werking getreden ta
riefsverlaging.
In tegenstelling met het bedrag der inko
mens en der belasting, blijkt, dat het aantal
aangeslagenen over 1922-1923 hooger is dan
over 1921-1922, waarna een daling is ingetreden
tot 1924-1925. Daarna stijgen de aantallen
weer tot 1928-1929, waardoor het aantal over
dit jaar dat over 1922-1923 met 55920 over
treft.
Bij de vergelijking van het totaal der inko
mens van jaar op jaar dient er rekening mee
te worden gehouden, dat na de invoering van
de wet op de dividend- en tantième-belasting
op 1 Mei 1928 een aantal eigen zaken, ven-
nootschapppen onder firma e.d. zijn omgezet
in naamlooze vennootschappen, als gevolg
waarvan sindsdien slechts dat gedeelte van de
gemaakte winst in de belasting valt, dat aan
de naamlooze vennootschap onttrokken wordt.
Voor enkele van bovengenoemde jaren en
wel het jaar, waarin het bedrag der belaste
inkomens bet hoogst was (1921-1922), het jaar
waarin dit bedrag als gevolg der malaise het
laagst was (1924 1925) en de laatste twee jaren,
volgen hieronder de totaal-cijfers betreffende
het aantal aangeslagenen, verdeeld naar de
hoegrootheid van het belastbaar inkomen, in
pet. van het totaal.
'21-22
'24-25
oo
cq
r-
'28-29
800— 1.400
31.62
37.83
41.43
42.19
n
1.4002.000
31.43
28.56
28.87
28.22
2.000— 3.000
20.90
18.62
16.07
15.80
3.000— 5.000
9.47
9.33
8.29
8.31
5.000— 10.000
4.40
3.99
3.64
3.70
10.000— 20.000
1.39
1.13
1.11
1.15
20.000— 30.000
0,34
0.25
0.27
0.29
30.000—100.000
0.37
0.25
0.27
0.29
100.000 en daarboven 0.08
0.04
,005
0.05
100.— 100.— 100— 100.—
Uit dit staatje blijkt onder meer, dat over
alle jaren Rleclits een klein deel van alle be
lastingplichtigen in de hoogere inkomens val
len. Zoo maakt over 1928-1929 het aantal aan
geslagenen m"t inkomens van 5.000 en meer
slechts 5.48 pet, (1921-1922 6.58 pet.) uit van
het totaal aantal aangeslagenen. De inkomens
voor deze aangeslagenen bedragen 31.11 pet.
(1921-1922 35.30 pet.) van hot totaal, terwijl
aan belasting werd bijgedragen 68.43 pet.
(1921-1922 72.86 pet.) van het totaal.
it
A jtï
HET WATERVLIEGTUIG W 55 is tijdens een proefvlucht boven het Marsdiep afgegleden en
gestort. Een direct toegeschoten sleepboot wist het toestel, dat eenige K. M. uit den wal lag,
water te sleepen en den piloot te redden.
in het water
naar ondiep
De 94.52 pet. (1921-1922 93.42 pet.) der
aangeslagenen met inkomens beneden 5.000
hadden 68.89 pet. (1921-22 64.70 pot.) van het
totaal-inkomen en droegen 31.57 pet. (1921-22
27.14 pet.) tot het totaal der belasting bij. De
0.05 pet. (1921-22 0.08 pet.) aangeslagenen
voor inkomens van 100.000 en hooger hadden
4.63 pet. (1921-2.. 6.93) pet. van het gezamen
lijk Inkomen en betaalden 23.05 pet. (1921-22
29.99 pet.) van de totaal-opbrengst der belas
ting. De voor deze belasting geldende pro
gressie blijkt uit deze cijfers duidelijk.
Van 1921-22 af is 't gemiddeld inkomen per
aangeslagene hieronder vermeld:
1921-1922 2.619 1925-1926 2.331
1922-1923 2.448 1926-1927 2.304
1923-1924 2.358 1927-1928 2.287
1824-1925 2.315 1928-1929 2.307
Uit deze cijfers blijkt, dat het gemiddeld in
komen van 1921-1922 af met uitzondering van
een kleine onderbreking van 1924-1925 op
1925-1926 en van 1927-1928 op 1928-1929 voort
durend is gedaald, als gevolg waarvan het
cijfer over 192S-1929 nog 312 blijft beneden
dat van 1921-1922.
Verdachte tot 6 jaar gevangenisstraf
veroordeeld
De Bredaache rechtbank heeft gisteren uit
spraak gedaan in de zaak tegen den 26-jarigen
Jr. M. R. losarbeider te Tilburg, thans gedeti
neerd. die in den namiddag Van 3 Maart j.l.,
in de boeschen van het landgoed Maryilde
onder Goirle den 26-jarigen J. A. van Oorschot
te Tilburg, dermate mishandelde, dat hij in
den avond van den volgenden dag aan de ge
volgen is overleden.
De Rechtbank veroordeelde R. tot 6 Jaar
gevangenisstraf overeenkomstig deo eiscb vaD
het O. M.
BRAND IN DE NABIJHEID VAN EEN
BENZINETANK
Kwaadwilligheid in het spel?
Zondagavond omstreeks 10 uur brak brand
uit in êen loods te Spekholzerhelde (gemeente
Kerkrade) in de Kleine Craverstraat in de on
middellijke nabijheid van een aldaar staande
benzinetank.
Reeds meerdere malen in de laatste weken is
te Spekholzerhelde gedurende de late avond
uren brand uitgebroken. Het vuur kon wordSn
gebluscht.
Nauwelijks was de brand gebluscht of op on
geveer 100 meter afstand brak in dezelfde
straat een zware brand uit in de groote land
bouwschuur van Crombaeh. Ook deze brand
werd gebluscht. Alle koelen konden worden ge
red. Een paard bekwam zware brandwonden
en moest worden afgemaakt.
De inhoud van de schuur, bestaande uit ma
chinerieën, landbouw-werktuigen, hooi, graan,
enz. ging verloren.
Aangenomen mag worden, dat beide brah-
den door brandstichters zijn aangestoken.
DE DADERS GEARRESTEERD
Omdat er aanmerking op het werk
gemaakt werd
MEDAN, 12 April. (ANETA). Twee koelies,
werkzaam op de vezelonderneming Laras, ge
legen in de afdeeling Simoeloengoen en Karolan-
den, Gouvernement Oostkust van Sumatra en
toebehoorende aan do N. V. Handelsvereeni-
ging „Amsterdam", vielen een mandoer aan,
wien zij wonden toebrachten. De daders wer
den gearresteerd. De aanleiding was een aan
merking van den mandoer op het werk van de
koelies.
WEER EEN VERHOOGDE ACTIVITEIT
BANDOENG, 12 April. (ANETA). De vulkaan
Slamat vertoont sedert 2 April een verhoogde
activiteit. Op 7 April werd een sterke ont
wikkeling van dampen waargenomen, terwijl
op 8 April een eruptie werd geconstateerd. Den
geheélen dag worden aschwolken tot een hoogte
van 500 meter uitgestooten om de halve of
heele minuut. De Vulcanologische dienst is
waakzaam.
Koe bij het melken gedood
In de buurtschap Lemselo onder de gemeen
te O! denzaal is in de boerderij van den land
bouwer K. de bliksem ingeslagen.
Hoewel er geen brand ontstond, werd van
het woonhuis het dak afgerukt, halken en
spanten vernield en ruiten verbrijzeld. In den
stal werd een koe, die juist door K. werd go-
molken, gedood. De man geraakte bewusteloos
doch bleek later geen letsel te hebben beko
men. Ook de overige bewoners van het huis
bleven ongedeerd. De schade wordt door ver
zekering gedekt.
OP VRIJE VOETEN GESTELD.
Verdacht van meineed
De gebroeders D., die als verdacht van mein
eed ter terechtzitting der Arr.-Recht.bank te
Maastricht van Maandag 1.1. werden aangehou
den, zijn op vrije voeten gesteld.
Verdacht van brandstichting
Op vordering van den officier van Justitie
stelde de Arr.-Rechtbank, te Maastricht,
A. H. v. B., verdacht van brandstichting, op 23
Maart 1.1. te Heerlen, in de woning van Ds.
G. Mol, tijdens de protest-vergadering tegen de
Geloofsvervolging in Rusland, Zaterdagnamid
dag op vrije voeten.
KIND VERBRAND.
Te Bergen op Zoom is het 2-jarlg dochtertje
van den heer J. d. B. in een tobbe heet water
gevallen en in het Gasthuis aan de gevolgen
overleden.
OP ZOEK NAAR EEN VERZONKEN
CONTINENT
Een Amerikaansche expeditie
Vele geleerden, die de talrijke eilandengroe
pen van Oceanië hebben bezocht, zijn van oor
deel. dat deze eilanden de overblijfselen moeten
vormen van een continent, dat in prehistori
sche tijden in den Stillen Oceaan verzonken
is. Dit vasteland zou indertijd hebben omvat
de tFidsji-eilanden, de Samoagroep, de Nieuwe
Hebriden, de Salomonseilanden, de Vriend
schapseilanden enz.
Een Amerikaansche expeditie stelt zich thans
voor, een onderzoek naar dit verzonken land
ln te stellen. Ze staat onder leiding van Ël-
dridge R. Johnson, profes&or aan de universi
teit van Pennsylvanië.
Op de Carolinen, de Marshall- en de Penen-
eilanden liggen ruïnen verspreid, die door hun
cyclopischen bouw het vermoeden wettigen, dat
ze afkomstig zijn van een volk, dat op een koo-
gen trap van beschaving stond. Speciaal de
eilanden Ponrape, Lele en Koesaie vormen cen
tra van deze overblijfselen. Men vindt er zware
muren en kanalen van reusachtige afmetingen,
die volgens hun constructie het resultaat moe
ten zijn geweest van nauwkeurige berekenin
gen van ervaren Ingenieurs. Enorme steenmas
sa's duiden verder op imposante stadsmuren.
Op het eilandje Oeleai ontdekte Prof. Millan
Brown in 1919 alphabetische inscripties, die
hem deden denken aan in Lampong op Suma
tra en in Makassar voorkomende antieke op
schriften.
Vele eilanden van Oceanië hebben geplaveide
wegen, die in de zee eindigen. Ruïnen van oude
steden bevinden zich ook op den bodem van
den oceaan en in de omgeving der eilanden.
Merkwaardig is het eiland Malden, dat in
1828 door Malden, commandant van het Engel-
BChe oorlogsschip „Blonde", werd ontdekt. Deze
zeevaarder maakte er in zijn rapport melding
van, dat hij op het eiland ongeveer veertig
uitstekend bewaard gebleven bouwwerken aan
trof en op een naburig eilandje een afgeknotte
pyramide, die hem herinnerde aan de pyrami-
de vau de zon en de maan op de kust van
Peru.
Volgens Prof. Brown kan het bestaan der
grootsche ruïnen van Ponape niet anders ver
klaard worden dan door het feit, dat zich hier
eens een groot continent heeft bevonden, be
volkt door millioenen inwoners. Dit continent
zou zich tot'ongeveer 1400 mijlen ten Zuid-
Westen van Japan hebben uitgestrekt.
De expeditie van Prof. Johnson wil nu gege
vens over dit verzonken vasteland gaan verza
melen.
K. S. A. EXAMENS.
Voor het te Leiden afgenomen examen ter
verkrijging van het K. S. A.-dlploma Staatsin
richting slaagden de hèeren: L. Tulfer. Den
Haag; Huisman, Rotterdam; A. J. B. Ploegma
kers, Oss en A. H. M. v. Elk, Ammerzoden, eon
voor Staathuishoudkunde de heeren: L. Tulfer,
Den Haag; W. Assmann, Roosendaal en N. van
der Velde, Haarlem.
MET EEN DRIJFRIEM IN AANRAKING
GEKOMEN.
In de cartonfabriek Reiderland te Winschoten
geraakte de arbeider B. tusschen de drijfriemen
van een machine, waarbij hij aan een der
armen ernstig werd verwond.
B. is naar het ziekenhuis overgebracht.
HET TOTAAL DER VERMOGENS MET
811 MILL. GESTEGEN
Vermeerdering van het aantal
aangeslagenen
Van 1927/1928 op 1928/1929 Is heit totaal de<r
vermogens gestegen met 811 millioen gulden.
In de Maart-aflevering van het Maandschrift
van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn
gepubliceerd de uitkomsten dar Vermogenebe
lasting, waarvoor steeds groote belangstelling
bestaat. Het belastingjaar 1928/1929 is hierbij
tn vergelijking gebracht met de cijfers over de
voorafgaande jaren.
Opgemerkt zij, dat bij onderstaande cijfers
geen rekening is gehouden met de in den loop
der jaren gewijzigde waarde van het geld en
met de toeneming der bevolking.
aantal aan- bedrag der bedrag der
geslagenen vermogens in belasting
Jaar millioenen in hoofd-
guldens som in dui
zendtallen
guldens
1920/1921
159449
13589 (+1121)
13007
1921/1922
166362
13284 305)
12665
1922/1923
16149S
12324 960)
11690
1923/1924
162188
12183 141)
11534
1924/1925
164698
12214 31)
11563
1923/1926
170271
12948 734)
12282
1926/1927
174298
13565 617)
12874
1927/1928
177457
14073603)
13371
1928/1929
184853
14884 811)
14150
De vermeerdering of
vermindering van het
totaal der in de vermogensbelasting vallende
vermogens ten aanzien van het voorafgaande
jaar is telkens tuesohen haakjes vermeid.
Uit kolom 3 van dit staatje blijkt,
dat de stijging, weike over 1924/25 te gevolgd
op de steeds dalende cijfers sinds 1920/21, zich
wederom verder heeft voortgezet, waardoor het
cijfer over 1928/1929 een vermeerdering t.a.v,
ia 1920/1921 aanwijst van 1295 millioen gul
den. Ook de cijfers van kolom 4 vortoonen het
zelfde beeld. Betreffende het aantal aangesla
genen zij vermeld, dat het cijfer over 1921/1922
veel hooger is dan dat over 1920/1921, dat
daarna het cijfer over 1922/1923 een daling doet
zien, om vervolgens van jaar tot jaar te stij
gen tot een cijfer over 1928/1929, dat 25.404
hooger is dan dat over 1920/1921.
Vergelijkt men het aantal aangeslagenen in
de verschillende vermogensgjroepen, dan blijkt,
dat dit van 1920/1921 tot 1923/1924 (het jaar
met het laagste bedrag der vermogens ate ge
volg der malaise) alleen voor de groep aange
slagenen met vermogens beneden 50.000 is
gestegen en voor de andere groepen te zijn ge
daald. Van 1923/1924 op 1927/1928 en van
1927/1928 op 1928/1929 zijn voor elk der ver-
mogensgroepen de cijfers steeds gestegen, zoo
als de navolgende cijfers aantoonen.
Hoogrootheld v. de aantal aangeslagenen
vermogens in 192-0/21 1923/24 1927/28 1928/29
duizendtallen
16—30
64406
70930
76473
79186
30— 50
38035
38087
41734
43458
50— 100
30795
29814
32536
33941
100— 200
14723
13725
15324
16171
200— 300
45SS
3953
4539
4880
300— 5O0
3396
2876
3394
3612
500— 1000
2267
1857
3208
2326
1000 en hooger
1239
946
1199
1279
Totaal 139-149 1621S8 177457 184853
Uit deze cijfers blijkt, dat slechts een klein
deel van alle belastingplichtigen in de hoo
gere vermogensgroepen vallen. Het aandeel
dezer groepen in het totaal der vermogens en
der belasting te evenwel van veel meer belang.
Zoo bezaten de 42.84 pet. der aangeslagenen
voor vermogens beneden 30.000 tezamen 11.33
pet. van het totaal vermogen en droegen slechts
7.03 pet. bij tot de totaal opbrengst der belas
ting in hoofdsom. Daarentegen hadden de 0.69
pet. der aangeslagenen voor vermogens van
ƒ1.000.000 en hooger 19.21 pet. van het geza
menlijke vermogen en droegen 20.14 pot. tot
de totaalopbrengst der belasting bij.
Het gemiddeld vermogen per aangeslagene is
van 1920/1921 hieronder vermeld.
1920/21 ƒ85.000 1924/2-5 74.000
3921/23 80.000 1925/26 76.000
1922/23 76.000 1926/27 78.000
1923/24 75.000 1928/29 81.000
Ulit deze cijfers blijkt, dat het gemiddeld In
komen na een daling tot 1924/1925 over de
volgende jaren weer regelmatig is gestegen.
Tooh blijft het cijfer over 1928/1929 nog 4000
beneden dat van 1920/1921.
EN AAN DE GEVOLGEN OVERLEDEN
Op den Rijksstraatweg te Heiloo kwam de
25-jarige motorrijder J., werkzaam bij de Zui
derzeewerken op Wleringen, toen hij op weg
was naar zijn ouders te Amsterdam, doordat
hij slipte, te vallen. In bewusteloozen toestand
werd hij naar het Stadsziekenhuis te Alkmaar
vervoerd, waar hij aan de gevolgen is over
leden.
Naar het Eugelsch van Fergus Hume
Vertaling van Jac. J. Schoon
29)
Gryce, die Kameron zeer hoog achtte, ge
voelde oprecht medelijden met hem, hij had
hem al verwacht en ontving hem vriendelijk,
doch ernstig.
Heeft u de scherven van het gebroken,
fleschje, waaruit Mildred Farley het vergif zou
gedronken hebben hier? vroeg Kameron; zon
der omwegen.
Ja, wilt u ze zien'
Ik zou u willen bewijzen, dat het hetzelfde
med-icijntleschje is, hetwelk ik aan mijn tegen
woordige vrouw kort na onze verloving heb
ter hand gesteld. Aan deu bovenrand, dit her
inner ik mij, was een inkarvig. ongeveer ~oo
groot als e: n speldenknop, wanneer u dat
etuk nog heeft, kan ik het u aantoonen.
Dat zou reer zeker een belangrijke ont
dekking zijn, merkte de agent op, terwijl hij de
stukken voor den dag haalde. Is dit het teeken?
Ja, bevestigde de andere.
Een zeer ernstige zaak, oen zeer ernstige
zaak, mompelde Gryce.
Kameron werd ongerust; wat wilde de politie
agent daarmee zeggen?
Het bevestigde immers alleen, dat zijn vrouw
de waarheid had gesproken, en was als een
ontbrekende schalm in de keten van bewijzen
van waarde. Of werd zijn vrouw niet geloefd,
hnd hU wellicht nieuwe argwaan tegen haar
wakker geschud, inplaats van dezen ta stuiten?
Ik verkeer In een hoogstpijnlijken toe-
DALING VAN HET GEMIDDELDE
INKOMEN
Slechts een klein deel van alle belasting
plichtigen valt in de hoogere inkomens
Van 1927—1928 op 1928—1929 stijgt het to
taal der inkomens met 97 millioen. Uit de
gegevens van de statistiek der Rijksinkomsten
en vermogensbelasting worden vrij algemeen
conclusies getrokken in zake den economi
sehen toestand des lands, zoodat deze Jaar
lijks beschikbaar komende cijfers steeds groo-
ter belangstelling genieten.
De Maart-aflevering van bet Maandschrift
van het Centraal Bureau voor de Statistiek
geeft van eerstgenoemde statistiek wederom
de voornaamste cijfers en wel thans over het
belastingjaar 19281929, die in vergelijking
worden gebracht met de cijfers over enkele
voorafgaande Jaren.
Voor alle natuurlijke binnen het Rijk wo
nende belastingplichtigen tezamen volgen hier
allereerst enkele cijfers betreffende een aantal
achtereenvolgende jaren.
Opgemerkt zij, dat bij het onderstaande geen
rekening Is gehouden met de in den loop der
jaren gewijzigde waarde van het geld en de
toeneming der bevolking.
Jaren. I. II. III.
stand, zelde hij. Gij koestert verdenking
tegen mijn vrouw, die doodziek te bed ligt; Ik
daarentegen verlaat mij onvoorwaardelijk op
haar woord. Ik zou haar blijven gelooven, al
stonden er ook tien getuigen tegen haar op,
om te verklaren, dat zij gezien hadden, hoe zij
aan Mildred Farley het vergif toereikte.
Gryce voelde geen lust om een onderhoud
te rekken, dat tot niets zou leiden.
Zou u mij ook kunnen zeggen, vroeg hij,
wanneer uw echitgenoote ln zooverre her
steld zal zijn, dat er verdere bespreking kan
plaats hebben?
Dat kan weken, ja, maanden duren klonk
het ernstige antwoord. Om inlichtingen te
ontvangen omtrent haar gezondheidstoestand
en de geschiktheid om een verhoor te onder
gaan, gelieve gij u te wenden tot dokteT Weston,
Ik heb hem ten dion einde geconsulteerd en
zal geen invloed op zijn oordeel uitoefenen. Als
ik er iets in te zeggen had en dat zult gij
zeer goed begrijpen zou ik trouwens de
zaak niet meer ter sprake brengen en haar
stilletjes laten rusten.
Wees er van overtuigd, dat, wanneer mijn
plicht het eenigszins toelaat, ik uwe zieke
echtgenOOte zeker niet verder lastig zal vallen,
sprak Gryce deelnemend.
Acht gij het dan vorr een &dó ongunstig
teeken. dat 't hetzelfde fleschje was, hetwelk
zich in het be-zlt van juffrouw Gretorex be
vond?
Ik betreur het alleen, antwoordde de
andere, dat mevrouw, uw echtgenoot®, ons
nog niet heeft kunnen verklaren, hoe het kwam,
de arme naaister zoo goed den weg wist in ds
laden, dat zij zich bij den eersten greep van
den doodelijken drank heeft meester kunnen
maken.
Dus dat was de verdachte omstandigheid?
Dit te weten gaf den dokter reeds verlichting;
hij wierp den'spreker een dankbaren blik toe.
Misschien is evenwel mijn vrouw buiten
staat het op te helderen, zij zeide immers, dat
het zoo ongeloofelijk klonk.
De politieagent maakte een buiging, noch-
thans zonder een woord te spreken.
Hebt gij met Molesworth gesproken en
hern medegedeeld, dat mijn vrouw zijn gezegden
tegengesproken en bekend heeft, dat het meisje
reeds dood was vóór hij het huis betrad? vroeg
Kameron.
Hieromtrent heb ik u niets te zeggen,
dokter; wij moeten eerst afwachten, of uw
vrouw nog niet ln staat 4s over eenige duistere
punten opheldering te geven; alvorens zij haar
getuigenis heeft afgelegd, kunnen wij haar
echtgenoot niet in vertrouwen nemen.
Het zij zoo, riep Kameron hartstochtelijk,
maar ik wil u mijn vertrouwen schenken,
mijnheer Gryce. Ik bemin mijn vrouw hoe
zeer en hoe innig, dat weet ik eerst, sedert ik
de schaduwen des doods over haar zag zweven,
ik moet haar trachten te red-den: onbeschrijfe
lijke, wellicht onuitwisbare schande bedreigt
haar töokomst, wanneer ik niet in staat hen
het onomstootelijk bewijs te leveren, dat haar
verslag van het ongelukkige uiteinde van Mil
dred Farley de zuivere waarheid bevat. Wat
eischt gij? Welk bewijs barer onschuld zou u
voldoende zijn? U heeft het weliswaar niet
gezegd, maar ik wee' bet toch al te goed. da!,
u denkt: zij heeft het fleschje zelf uit het
byouterickisfje genomen.
Het sterkste bewijs voor de onschuld
uwer eebtgenoote bestaat daarin, dat wij tot
heden toe geen beweegreden kennen, welke haar
er toe gedreven kan hebben om het meisje
te benadeelen, antwoordde Gryce. Wanneer
wij overtuigd zijn van het werkelijk ontbreken
van zoodanige beweegreden, dan moeten wij
haar verhaal gelooven, hoe ongerijmd en on
waarschijnlijk het ook moge klinken. Het komt
«r dus op aan, hert geheeJe geheim in zijn samen
hang te ontcijferen, opdat wij te weten komen
of Mildred Farley grondige redenen had zich-
zelven het leven te benemen, en hoe de handel
wijze van Julius Molesworth in verband kan
gebracht worden met zijn overig karakter en
gezond oordeel.
Als u dat gelukt, dan zijn wij al eén heel
eind op streek.
Ik zal hot beproeven, riep Kameron met
bleeke lippen. Tot welke ontdekking mij dat
ook moge voeren, kan mij dit geen grooter
leed veroorzaken dan uw akelige argwaan.
Wanneer u echter hij uw onderzoek men-
schen mocht aantreffen, die hetzelfde doel
beo-ogen
Dan moet ik aan hen den voorrang laten.
Om met de politie te wedijveren ontbreekt hét
mij aan geoefendheid en aan de noodige behen
digheid. Mij drijft de liefde aan het werk,
gij luistert naar den plicht van uw beroep.
Bij deze woorden verwijderde Kameron zich
haastig, na beleefd gegroet te hebben.
XXII.
In het boudoir van Genoveva zittende, dacht
Kameron na, of hij, zich niet de een af andere
omstandigheid kon herinneren, welke hem
van nut zou kunnen zijn bij de oplossing van
dit vraags.uk. Zijn gedachten keerden terug
tot aan dat uur, waarop hij door de opening
ln de gordijnen het wanhopige meisje geknield
zag voor den schoorsteenmantel in het hotel.
Wat deed zij daar? Zij verbrandde ean blaadje
papier, een enkel blaadje. Maar op de tafel lag
oen hoop dichtbeschreven bladen, een heele
bundel papieren, met oen blauw lintje bijeen
gehouden. Hij had destijds daarop niet bijzonder
acht geslagen, doclh het geheele tooneel was
onuitwisbaar in zijn geheugen geprent. Wan
neer hij zijn oogen sloot kon hij nog duidelijk
elk meubelstuk ln de kamer voor zijn geest
halen, op de tafel den inktkoker, de pen welke
dicht hij den rand lag en het pakje. Wat zou
dat anders bevat-ten dan brieven, brieven, waar
van Mildred Farley zelfs op dit uur zich niet
kon scheiden, welke opheldering over haar
leven, haar liefde konden behelzen en nu voor
hem. van onberekenbare waarde zouden zijn.
DE EERSTE JAREN
In een onzer Noordelijke provinciën
In de maandelijksche bijeenkomst van de Mij.
dor Ned. Letterkunde te Leiden heeft prof. dr.
I. H. Gosses, hoogleeraar te Groningen, Vrijdag
avond gesproken over: de eerste jaren van den
tachtigjarigen oorlog in een onzer noordelijke
provinciën.
Spreker stelde zich voor een indruk te geven
van den toestand ln de provincie Friesland in
den eersten tijd van den tachtigjarigen oorlog.
Meestentijds verkeerde ze in volkomen rust. De
inval van Graaf Lodewijk in Groningerland in
1568 verwekte een onzekere stemming, maar na
den slag bij Jemgum boog men zich weer zon
der verzet onder de regeering. Krijgsgebeurte-
nlssen hadden slechts plaats gedurende drie
en een halve maand in 1572, maar de stadhou
der Caspar de Robles kon met een kleine troe-
penmaoht het verzet weer bedwingen; de op
stand der steden, die in Holland onbedwing
baar bleek, was in Friesland van den beginne
af te hopeloos, want hier had men slechts kleine
stadjes, voor een deel onversterkt en waarvan
de strategisch belangrijkste door een blokhuis
in bedwang werden gehouden. Het meest had
den geleden de kloosters, zooals vroeger vóór
de hervorming in tijden van onrust ook steeds.
Wil men hier den tachtigjarigen oorlog be
paald zoo ongeveer op tijd laten beginnen, dan
zou men dien, zooals Abel Eppens doet, in
1566 laten aanvangen. Tot aan dat jaar hadden
de talrijke hervormden, als ze geen opzien wek
ten, van vervolging betrekkelijk weinig laat
gehad en hadden ze kunnen hopen, dat zich
alles voor hen op den duur ten goede zou wen
den; na de gebeurtenissen van 1666 echter,
die nog blijk gaven van een zekere naïviteit en
van onwetendheid omtrent de gezindheid van
de centrale regeering in het verre Brussel, wist
men, dat men op het punt van den godsdienst
geen verzoeningsgezindheid van de regeering
kon verwachten.
Doch een periode van bloedige straffen volg
de niet: de vonnissen van den Raad van Beroer
ten troffen bijna uitsluitend personen, die reeds
uitgeweken en niet meer te vatten waren; de
kosten van justitie liepen niet sterk op en daal
den zelfs sterk na 1572; het aantal terechtstel
lingen in Friesland bleef betrekkelijk gering;
de achtergebleven ketters maakten zich onzicht
baar en werden gedekt door degenen, die on
verschillig voor het Katholicisme, geworden en
afkeerig van vervolging waren.
Zorg échter verschaften der regeering de
Geuzen, die meer en meer de zee afsloten en
wier strooptochten in het land voornamelijk
op de kerkschatten gemunt waren. Zoo goed
als nooit gelukte het den substituut van don
procureur-generaal van het Hof eenigen van
dezen in handen te krijgen. Ongerustheid, door
deze moeilijk grijpbare vijanden gaande gehou
den, vrees, dat de opstand, zooals in 1572 van
uit Holüfnd naar hier zou overslaan, noopten
Stadhouder en Hof evenwel soldaten in dienst
te houden en voortdurend had de stadhouder
te worstelen met de Staten om geld voor deze
los te krijgen. Een gevoel van malaise was
stellig aanwezig, maar voor oproer of zelfs
ernstige verstoring der orde behoefde men niet
te vreezen. Het leven ging zijn gewonen gang,
zooals uit het dagboek van een Frieschen boer
uit die dagen blijkt, en zoowel het borstbeeld
van Caspar de Robles op den zeedijk bij Har-
lingen als de naar hem genoemde waterweg van
Friesland naar Groningen bewijzen, dat de
stadhouder nog wel gelegenheid en luBt had
tót iets meer dan tot handhaving van het
gezag. Gevallen te hij ten slotte, doordat zijn
eigen soldaten wegens onvoldoende betaling, in
1578 begonnen, te muiten en hem gevangeü
namen.
Vraagt men, waardoor een herstel van de
koninklijke regeering onmogelijk was, ook na
1580, toen er weer een Koninklijk Stadhouder
in Groningen zetelde, dan kan gewezen worden
op den weerzin, dien men koesterde tegen de
kunstmatig tot 1576 In stand gehouden Katho
lieke Kerk, op een zekeren nationalen afkeer,
dien men gevoelde tegenover een heerschappij,
van niét met de bevolking vergroeiende vreem
delingen, maar vooral mag daarbij niet verge
ten worden wat spr. nader uiteenzette dat
reeds dadelijk, nadat de Friezen zich in 1524
bij tractaat onder de Habsburgsclie heeren had
den geplaatst, misverstanden en geschillen wa
ren ontstaan over de rechten, die van weers
zijden waren toegestaan. Men had de overtui
ging, dat de regeering, die men bij contract
had aanvaard steeds, en in de laatste jaren in
toenemende mate, contractbreuk had gepleegd.
GESTOLEN ETSEN TERUG.
De Montag" meldt, dat de recherche bij een
kunsthandelaar in het westen van Berlijn een
groot aantal waardevolle etsen en gravures
heeft ontdekt, dit twee Jaar geleden werden
gestolen uit de Nationale Bibliotheek te Ma
drid De recherche nam 250 gravures en etsen
in beslag, die de kunsthandelaar verleden jaar
kocht van een man, die zich uitgaf als de bibli
othecaris Antonio Lopez uit Madrid.
Van de etsen zijn er 57 van Rembrandt, van
de gravures 5 van Dürer en 5 van Lucas van
Lelden, De Berlijnsche recherche heeft de poll
ute te Madrid van de vondst in kennis gesteld
en stelt een onderzoek naar den dief in.
gestoken en medegenomen hebben. Maar, waar
naar toe? Waar anders, dan naar het huis van
Gretorex. Volgons zijn berekening van tijd
en afstand had zij zich zonder oponthoud daar
heen begeven. Daar moet zich dus het pakje
nog bövindon» bij ni <U&n b&t scborpo oog vn.ii
Gryce het niet reeds ontdekt, of dat Molesr
worth, gedurende zijn akellgen rit met het lijk
het bij zich gestoken had. Ginds in hst huls,
in de kamer van Genoveva dus maar op
welke plaats?
Bij deze vraag keek Kameron onwillekeurig
om zich heen en zijn blik viel op een oude, met
bont sits overtrokken sofa, in een hoek van
het vertrek, waarin hij zat. Het was het eenige
meubelstuk, dat Genoveva uit het ouderlijk
huis medegenomen had, ofschoon het er leelijk
uitzag en ongemakkelijk was, en zij ook, voor
zoover hij wist, er nooit gebruik van maakte,
had zij het toch laten overbrengen en ln het
sierlijk gemeubelde boudoir, bij welker stof-
fecring het in 't geheel niet paste, laten plaat
sen. Daarvoor moost een bijzondere reden voor
bestaan. Zou het mogelijk zijn, dat.... Hij
sprong op, snelde naar de sofa, en voelde met
zijn hand rondom onder de zitting. Nu roerde
hij een glad rond voorwerp aan. Hij trok het
er uit het was een rol papier. O, wonder,
hij herkende de dicht in elkander beschreven
bladen en het blauwe lint, dat er om heen
gewikkeld was.
Hoe zelden het nog moge gebeuren, dat wij,
tegen alle waarschijnlijkheid ln, alleen door na
te denken, op een juist spoor geleld worden
hier deed zich zulk een geval voor. Honderd
tegen een zou men hebben kunnen wedden, dart
de rol vernietigd, of op een plaats bewaard was
geworden, welke niet voor hem toegankelijk
was. Het tegendeel van dat alles was hier ge
beurd en Kameron erkende dankbaar, dat een
gunstig noodlot hem de belangrijke vondat had
laten doen. (Wondt vervolgd).
EEN ZONDERLINGE VONDST
Hetgeen de dokter zich voorgenomen had,
was niet gemakkelijk uit te voeren. Om zich in
zijn besluit te sterken, behoefde hij slechts het
bleeke gelaat zijner vrouw te aanschouwen, die
stijf en onbeweeglijk ln de witte kussens lag.
Wanneer hij dien strakken blik niet meer zou
ontmoeten, wanneer zij hem weder zou toe
lachen gelijk vroeger, welk een gelulc zou dat
zijn. Alles wilde hij ln het werk stellen, om
haar, zoodra zij weer eenigzin9 haar bewustzijn
zon terugkrijgen, te kunnen toeroepen: Ver
heug je lieveling, alle donkere wolken zijn ver
jaagd. Geen sterveling wantrouwt je meer. Ont
waak, om vrede, vreugde en liefde te genieten.
Maar tusechen deze hoop en de vervuiling
er van lag, helaaa, nog een wijde kloof.
Waar was dat pakje gebleven? Zij had het
niet verbrand, slechts r-en verkoold papier was
in den baard gevonden, het moert het opstel
geweest zijn van het brief ja, dat zij voor Moles
worth had achtergelaten. Wat had zij met het
bundeltje gedaan? In het bandtascbjo was het
niet geweest. Gryce had er niet over gesproken
en ook bij het verhoor was er geen woord van
geTept. Waar kon het toch gebleven zijn?
Kameron trachtte zich in den toestand te ver
plaatsen Van het ongelukkige méisjc. Wat kon
zij in haar positie met die papleren aangevan
gen hebben, welke hij hield voor de minne,
brieven van Molesworth, met wien zij elke
betrekking wilde afbreken. Bezwaarlijk zou zij
die aan zijn adres ln het hotel achtergelaten
hebben op gevaar af, ze in handen van nieuws
gierigen ta doen vallen. Zij moest ze bij rich