111
Onafhankelijk zijn!
CAan wie de schuld?
Lente
Baby-pakje
Wat zullen we koken?
Ziekenverpleging in huis
Van vroeger tijd
De gestreepte tasch
m HM
iliif lifc
VRIJDAG 18 APRJL 1930
In verkeerde richting
n
|:it if j? 10]
isu-iik ml
i I j! I V0i i
hi Hl
IMlijlM
ÜUM,:
i ilïIFiïï i'
i' w
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Onlangs sprak ik een vrouw, als gestudeerd
heeft, die een der eersten was in de vervulling
van een vrouwelijk beroep en zich daardoor
algeheele onafhankelijkheid verwierf. Zij was
van middelbaren leeftijd en kon mst levens
ervaring spreken. Zij verheugde er zich in.
dat zij haar eigen weg door het leven had
kunnen gaan, voldoening vond in haar werk
en absoluut vrij was geweest in de keuze:
vrouwelijk beroep of zien tot een huwelijk te
geraken. Haar keuze was het vrouwelijke beroep
geweest, waaraan zij zich geheel kon geven
en waaraan zij kon overdragen de eigenschap
pen, welke de gehuwde vrouw, als echtge-
ncote en eventueel als moeder, op natuurlijke
wijze tot ontwikkeling ziet te brengen.
De keuze van al of niet getrouwd raken
werd aldus bedoeld: er zijn tal van meisjes
en jonge vrouwen, voor wie het door haar
omgeving en door een zekere mate van welge
steldheid niet moeilijk valt, de kans te krijgen
haar ja-woord te geven. Velen doen dan voor
zich een gelukkige keus en niemand zal durven
beweren, dat zij niet haar levensgeluk en
levenstaak vinden. Zelfs als zij misschien
gaarne de keus in andere richting zouden
hebben zien beslist. Tegenover dezulken staan
anderen, die liever in andere richting haar
levenstaak zoeken en vinden. Niet, dat zij de
vrouwelijke roeping in huwelijk en moederschap
niet hoog genoeg aanslaan, maar zij willen dat
liever op andere wijze, door haar maatschap
pelijk werk, tot uiting brengen. Zij krijgen een
toch ook inocle levenstaak en zijn voor altijd
onafhankelijk.
Het valt niet te ontkennen, dat de vrouwen
beweging, ten goede, de mogelijkheid tot ge-
heele onafhankelijkheid voor tal van vrouwen
heeft geschapen. Een jonge vrouw behoeft niet
meer te vreezen, dat zij haar leven in
onafhankelijkheid of zonder nuttig werk zal
moeten doorbrengen, wanneer zy in onge-
huwden staat blijft, wat daarvan dan ook de
reden mag zijn. De wereld staat veelal voor
haar open en de jongere generatie heeft dit
voordeel, dat de wegen daartoe voor haar zijn
geëffend, al blijft hard werken cm er te komen
een zaak van het allereerste belang. Onze
jonge meisjes stellen niet altijd op prijs, dat
het voor haar in zekeren zin gemakkelijk is
gemaakt om er te komen of om iets te worden.
Zij hebben den tijd van haar, die vóór haar
moeilijke perioden meemaakten en moeilijkhe
den nit den weg ruimden, niet gekend. Dat
gaat gewoonlijk zoo en niemand behoeft daar
over een verwijt te worden gemaakt.
Met die andere tijden en omstandigheden
krijgen ook de woorden vaak een min of meer
gewijzigde beteekenis. Waar vroeger gestreden
en gewerkt werd om inderdaad „onafhankelijk"
te zijn, daar wordt door tal van jonge meisjes
het woord „onafhankelijk" geheel anders op
gevat. Zij zjen daarin niet een hoogen levens
ernst, waarin de opgewektheid niet behoeft te
ontbreken, maar nemen het zóó op, dat zij
eerst dan 'goed en recht onafhankelijk zijn,
wanneer zij den durf hebben, iets te deen dat
niet te pas komt. Het is een gevolg van de
wijze, waarop zy het leven opvatten, en ook een
gevolg van het feit, dat de ware, oude onaf
hankelijkheid ta den geest van gezonde vrou
wenbeweging onder andere verhoudingen worde
bekeken.
Het verkeerde van dergelijk onafhankelijk
heidsstreven behoeft nauwelijks nader te wor
den aangeduid. Ook is het constateeren van
het feit niets dat op nieuwheid bogen kan.
Het is geen speciale ontdekking, want ieder,
die zien wil en zien kan, ziet het dagsiijks om
zich heen. feit is ook, dat het modems leven
dit begrip van vrij en cnainankelijk zijn in
de hand v. erat. Het middel om dezen verkeerden
gedachtengang tegen te gaan is het van ouds
beproefde: zooveel mogeiyk te trachten om in
de opvoeding het leven buiten gezin en familie
niet te laten overaeereeuen. Hoe meer van
buiten verkeerde opvattingen en stelsels zich
komen opdringen, hoe groocer de verantwoor
delijkheid wordt in de gezinsi- en familie
opvoeding. Waar van den tenen kant ai braak
dreigt en niets wordt nagelaten, dat langzaam
maar zeker tot ondermynmg voeit, daar is het
duidelijk, dat van den anderen kant moet
worden verstevigd. Het onaihankelijkheidsge-
voel van onzen tijd by tal van jonge meisjes
is in hooge mate niet anders dan afhankelyk
zyn van den modernen tijdgeest. Men meen',
vrij te zijn, maar is inderdaad aan en door het
nieuwe in algeheele afhankelijkheid gebonden.
De ware onalhankelijkheid, als zy het deel
van een jong meisje of jonge vrouw kan wor
den in maatschappelijke bercepsbeteekenis, is
gezond op eigen beenen staan, als nuttig lid
der samenleving, maar op de eerste plaats als
vrouw, die in haar werk vindt en in haar werk
geeft, zy het op andere wyze, wat haai- zusters
in andere roeping als levensvervulling hebben
gevonden. CORRY UYTENDOORN
Kees is jarig. Maar Kees is niet thuis. Kees
moet vooruit in 't leven en de scholen op het
dorpje, waar vader en moeder wonen, geven
hem daarvoor te weinig kans. Vader is zwak,
zal het niet lang meer maken, dus Kees moet
zoo jong mogelijk op eigen beenen staan.
Kees is jarig, bij Oom en Tante in huis.
Vriendjes komen hem gelukwenschen. Ze hou
den van Kees, hy is lief en zacht en toch vroo-
lijk.
Oom moet voor zyn beroep uit en Tante gaat
ook uit. 't Is Zondag, de dienstbode heeft haar
vryen dag.
„Ziezoo, dat is een oplossing, dat er vriendjes
by Kees komen," denkt Tante. „Je mag den
geheelen middag buiten spelen, en ik heb een
doos met taartjes op de tafel in de kamer ge
zet; daar mag je op trakteeren."
En Tante vertrekt.
Maar vergeet ze nu heelemaal, dat zoo'n stel
letje jongens nog toezicht noodig heeft? Dat
een jongen van twaalf jaar nog een echt kind
is en niet de verantwoordelykheid kan hebben
te dragen voor 't doen en laten van zyn vriend
jes, waarvan de jongste pas zes is?
Och, Tante heeft zelf geen kinderen en haar
eigen Jeugd ligt al vry ver achter haar.
Als Tante' verstandig was, had ze tegen de
vriendjes gezegd:
„Hoor eens, jongens, 't spijt me, dat je van
middag niet hier kunt blijven spelen, maar ik
moet uit. Komen jullie een anderen middag
eens terug?"
Neen, ais Tante een echte, warmvoelende
Tante was geweest, dan ging ze niet uit op
den verjaardag van het kind, dat aan haar
zorgen was toevertrouwd.
Maar ze is nu eenmaal uitgegaan en wat is
het gevolg?
Een middag is lang en een stadstuin is klein,
en jongens hebben behoefte aan ontlading van
hun krachten. En als ze daar geen andere op
lossing voor weten, dan gebruiken ze die krach
ten voor kattekwaad.
Kattekwaad gebeurde er dien middag in
allerlei vormen: belletje trekken in de buurt,
tikkie en krijgertje spelen door het „nette"
tuintje, klimmen op de schuur met behulp van
een trap en dan gaan zitten lawaai maken bo
ven op het dak en zooal meer.
Eigenlyik had de heele buurt last van dat
stelletje kwajongens op dien Zondagmiddag.
Zou de baldadigheid van de jeugd niet in zeer
veel gevallen haar oorzaak vinden in het onver
stand en de nalatigheid van de volwassenen?
Past hier niet de vraag: Aan wie de schuld?
J. A.
Benoodigd voor het bovenstuk: el katoen
van 70 c.M. breed, 8 knoopen, el gekleurd
katoen voor biezen.
onderkant der mouwtjes knipt ge twee manchet
jes van 20 c.M. lengte en 7 c.M. breedte. De
mouwtjes rimpelt ge aan den onderkant in
In een vorig artikeltje is u op het luierbroekje
een bovenstuk beloofd, waardoor het voor uw
kleinen zoon een compleet pakje wordt, zooals u
op de teekening kunt zien. Ge maakt van het
bovenstuk en het mouwtje even het patroontje,
waarna ge het op de stof legt, en het geheel
met één c.M. naad uitknipt. Midden achter
maakt ge aan beide zyden een 3 c.M. breeder,
zoom, waarna ge ook aan den onderkant een
3 c.M. breeden zoom voor de knoopsgaten maakt.
Nu kunt ge de schoudertjes met een platten naad
verbinden, zoo ook de mouwnaadjes. Langs het
halsje stikt ge een schuine bies, van dezelfde
kleur als aan het broekje. Deze bies wordt 4
oM. breed geknipt, op den verkeerden kant aan-
en op den goeden kant overgestikt. Voor den
waarna ge het manchetje op den verkeerden
kant aan- en op den goeden kant overstikt. Nu
kunt ge het mouwtje inzetten; daarvoor neemt
ge den naad 2 c.M. meer naar voren dan het
midden van het armsgaatje. Nu kunt ge de
knoopsgaten inmaken op de daarvoor aangege
ven plaatsen. Het ïyfje kan dan op het broekje
geknoopt worden, zoodat het, by eventueele
noodzakelijkheid, gemakkelijk van elkaar geno
men kan worden, en men niet steeds het ge-
heele pakje behoeft te wasschen. Het spreekt
vanzelf, dat ge inplaats van katoen ook andere,
goed waschbare stoffen kunt kiezen, zooals
zephir, reformstof, enz.
DINY.
De lente, die de blaadjes aan de boomen too-
vert en de bloemekens in het gras, lokt ook de
babies uit hun wiegje, om ze van het warme
voorjaarszonnetje te doen genieten. De jonge
moeders, die eiken dag hun kindje in het park
rondryden en laten bewonderen, deelen vanzelf
in die hulde. Zij willen er graag jeugdig en ele
gant uitzien. De huidige mode biedt hun hier
voor voldoende keuze.
Daar hebben we vooreerst het wandeltoiletje,
eenvoudig van stof en lijn, zooals fig. 5524 aan
geeft. Het japonnetje sluit met eenige knoopen
en heeft een leeren ceintuurtje om de taille. De
bevallige lijn der découpes geeft aan dit cos-
tuum het fyne cachet.
Dan het ensemble, zooals 5525 laat zien, be
staande uit 'n eenvoudige japon van tweedstof
met driekwart mantel. Deze heeft geen sluiting,
doch slechts een loshangende shawl. De mou
wen zyn, evenals het rokje, klokvormig.
Het kleine vyf-jarige meisje draagt een mo
dieus pelerine-manteltje van beige crêpe do
laine met kraagje en versiering aan zoom en
mouwen van bruine zijde: Een eenvoudig en
snoezig jasje voor zoo'n kleine prul.
POLA.
Nog 'n praatje over eieren
De jongste dochter van mevrouw zaliger was
wat zwakjes en moest veel eieren hebben en
omdat die der niet altijd goed ingingen want
ze was wel 'n beetje verwend, hoor! zocht
mevrouw aldoor naar recepten van eiergerech-
ten. En zoodoende kan ik op allerlei manieren
eieren klaar maken. Nou, eerlyk gezegd vond
ik mevrouw zaliger wellis wat overdreven met
telkens weer andere eierkostjes. voor de jonge
juffrouw en nou moet ik zeggen, nou onze
Sientje dikwels zoo sukkelt, ben ik al net eender.
Je bent als moeder zy'nde veel te bly als de kin
deren lekker eten, en as ze wat mankeeren, dan
is geen moeite te veel, waar of niet? Och en de
gezonde lui houden ook wellis van 'n verande
ringetje, en zoo lang as de eieren goedkoop zyn
moeten we daar toch van profiteeren.
Harde eieren bijvoorbeeld kan je op allerlei
manieren opdienen, dan met 't eene sausje en
dan weer met 't andere. Zoo maak ik 'n gewone
dikke saus van een lepel bloem en twee lepels
boter met peper en zout. Dat roer ik op 'n klein
vuurtje tot de boter gesmolten is en doe der
dan melk by of bouillon en laat ze koken tot
een dikke saus. Daar roer ik dan 'n beetje kerrie
door, of wat fijn gehakte peterselie en jonge
uitjes. De hardgekookte eieren 10 minuten
koken is wel goed pel ik en ik sny ze door
midden en ik leg ze met den open kant naar
boven in de saus. Rondom den schotel schik ik
dan wat kleine sneetjes gebakken of geroosterd
brood.
Harde eieren met tomaten, daar kan je altyd
'n prachtschotel van maken, omdat de kleuren
zoo mooi by mekaar komen. Ik maak meestal
'n slaatje van tomatenschyven met 'n beetje
fyn gesnipperde ui, peper, zout, olie en azyn.
De kopjes van de tomaten hou ik apart en van
me hard gekookte eieren sny ik aan weerskan
ten 't kopje af, zoodat ze staan kunnen en zoo
dat ik der 'n tomatenkapje bovenop kan zetten
Dat noemen we paddenstoelen. Ik leg dan dc
tomatensla op den schotel met 'n randje van
kropsla der omheen en dan schik ik de padden
stoelen tusschen de tomaten. De witte kopje:-
van de eieren maak ik fyn en strooi ze over de
tomaten en dan hier en daar nog 'n blaadje
peterselie en de schotel ziet er prachtig uit.
Gebroken eieren geef Ik, voor de verandering,
wellis in plaats van gewoon gekookte. Dan doe
ik wat zout en 'n paar lepels azijn in 'n pan
met kokend water; ik breek de eieren vlak boven
't water, neem de pan van 't vuur, dek ze toe
en laat ze nog 3 minuten staan. Dan haal ik ze
der uit met 'n schuimspaan. Zulke gebroken
eieren geef ik wellis bij spinazie en soms maak
ik der ook 'n uiensaus bij.
Harde eieren met uien is ook 'n lekker scho
teltje. Daar kook ik 6 eieren 10 minuten voor,
dompel ze even in koud water, pel ze en sny ze
in schijven in 'n platte pan. Dan sny lk 2 groote
uien ook in schyven, in de breedte, zoodat ik
reepjes kryg. Die kook ik eerst af, laat ze uit
druipen en kook ze dan gaar in melk met 'n
beetje zout. Als ze gaar zyn, doe lk ze by de
eieren. Van de melk waar de uien in gekookt
zijn, maak ik 'n dikke saus met boter en bloem,
'n beetje cayennepeper en 'n beetje zout. Die
roer ik door de schijfjes ei en uien, tot alles
goed warm is en dien ze dan op met gebakken
stukjes brood rondom den schotel.
Gebakken eieren in frituurvet zyn heel iets
anders dan gewone spiegeleieren. Je laat ze in
het kokend heete frituurvet vallen en als een
grooten bal haal je ze der weer uit als 't wit
even gebruind is.
Indische eieren maak ik weilis als ik 'n restje
gekookte ryst heb. Uit de 6 hardgekookte eieren,
gepeld en doorgesneden, haal ik voorzichtig 't
geel. Ik maak dat heel fyn, doe der I of 2
rauwe dooiers by, zout, 'n theelepeltje kerrie, 'n
lepel dikke saus en 'n paar lepels gekookte ryst.
Dat roer ik goed door mekaar en ik vul der de
eieren weer mee, zoo dat 't vulsel der bol boven
op staat. Dan strijk ik der 'n beetje boter over
en ik zet ze tien minuten in den oven. Ze zijn
fyn bij aardappelpuree.
Omelette met spinazie heeft 'n mooi groen
kleurtje. Ze Is heel gemakkelyk te maken, net
als 'n gewone omelette. Alleen komt er wat
spinazie doorheen. Op de 5 eieren reken ik altyd
'n flinken lepel vol spinazie.
Koude gevulde omelette. Hiervoor kunnen
restjes van vleesch of ham gebruikt worden, of
allebei door elkaar, goed fijn gemalen en dan
wat boter, zout, peper en mosterd erby. De ome
lette laat lk daarvoor eerst koud worden, dan
strijk ik de vulling der over heen en dan rol
ik ze op.
Chocolade met eieren is 'n fyn toetje, gemak
kelyk klaar te maken. Er zyn evenveel reepen
chocolade voor noodig als eieren. De chocolade
wordt even opgesmolten, de eieren goed geklutst
met suiker en er doorheen geroerd.
Wil je der 'n heel fyn schoteltje van maken
dan leg je boven op die chocoladecrême 'n laagje
slagroom. Dat is net iets om zoo nu en dan eens
klaar te maken voor 'n zieke.
'n Geklutst ei is iets waar 'n zieke al gauw
tegenzin in krijgt, maar dan doe ik der 't sap
van 'n halven citroen door heen en dan gaat
't er weer makkelyk in.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL.
P.S.
Een van de lezeressen vraagt me, hoe of je
het gemakkelijkst de graten uit versche bokking
ken halen.
Nou, ik doen altijd zoo: ik kerf met me duim
eerst aan weerskanten van de graat, zoodat die
goed los komt te zitten en dan haal ik ze deralt,
van den kop naar den staart toe.
A. K. P.
Het is voor de huisvrouw een groote zorg,
wanneer zy een meer of minder ernstige zieke
in het gezin te verplegen krijgt. In sommige
gevallen is verpleegstershulp noodig, doch als
't eenigszlns mogeiyk is, zal de huisvrouw toch
liefst zelf den zieke willen verzorgen en op
passen, vooral wanneer het geldt een echtge
noot, een kind, 'n familielid.
Heeft zy in hare meisjesjaren reeds iets aan
verplegen gedaan, b.v. door een cursus in ver
bandleer of eerste hulp bij ongelukken te vol
gen, dan staat zy er niet zoo geheel vreemd
tegenover, als 't er op aan komt, by kleine of
grootere ongevallen de handen uit de mouwen
te steken.
Doch 't is weer heel iets anders, wanneer zij
een ziektegeval te verplegen krygt. Weliswaar
heeft bijna iedere vrouw een zeker aangeboren
verpleegsterstalent, doch 't is maar een weet,
om dat talent In de juiste toepassing te bren
gen.
Allereerst moet zy zich geheel voegen naar
de uitspraken van den medicus, wat betreft de
behandeling en de voeding van den zieke en
dan pas mag zy zelve handelend optreden en
ten uitvoer brengen, wat hij bevolen heeft.
Is er dus een zieke in huis, lijdende aan een
onbesmetteiyke ziekte, dan zorgt de huismoeder
er voor, dat zy zelve zich zooveel mogeiyk
met den patiënt kan bezig houden en dat
er vooral rust in huis heerscht. 's Morgens di
rect na het aankleeden doet zij een groot mouw-
schort voor en zal zij den zieke tempera tuur
opnemen, vervolgens wasschen en zoo noodig
van schoon goed voorzien, voorzichtig het haar
kammen, helpen tanden borstelen en daarna
het toegestane ontbyt brengen.
Dit helpt zy gebruiken als 't moet en anders
gaat zy zelve in dien tijd ontbyten, het huis
werk voor dien dag vaststellen en de bestellin
gen opgeven, van wat er zijn moet. We nemen
aan, dat de huisvrouw hulp heeft van een
dienstbode, 'n grootere dóchter of werkster.
Anders moet zy 't weer op een andere wyze
doen.
Na het ontbijt wordt de patiënt goed in bed
gelegd; het dek wordt afgenomen en de kus
sens even verwijderd. Het onderlaken wordt goed
glad getrokken, een schoon steeklaken erop ge
legd en de kussens lekker opgeschud. Heeft de
patiënt een windkussen en bestaat er kans op
doorliggen, dan worden de stuit en het onderste
gedeelte van den rug ingewreven met kamfer -
spiritus en vervolgens met de vlakke hand flink
gepoederd met talkpoeder. Het windkussen wordt
zoo noodig opgeblazen, niet te hard, niet te slap
en met een schoonen doek er over heen onder
den patiënt geschoven. Daarna het bovenlaken
en de dekens er op en tenslotte een heldere
sprei. In een verwarmd vertrek vooral geen
zwaar dek. Dat vermoeit den zieke. Is de patiënt
aldus verzorgd, dan in de ziekenkamer flink de
ramen opengezet en met een zeilstoffer of stof
zuiger even de vloer stofvrij gemaakt. Is het
een houten vloer of een bedekt met linoleum,
dan is 't nog beter den vloer even nat op te
nemen, nadat de waschtafel is schoongemaakt
en opgeruimd en voorzien van een schoonen
handdoek voor den dokter, als hy straks komt
Nu nog even stof afgenomen en eventueele
bloemen, die 's nachts uit de ziekenkamer moe
ten verwyderd zyn, van frisch water voorzien,
by den zieke neergezet. De temperatuuriyst nog
even invullen en dan kan de verpleegster een
poosje weg om een en ander in de keuken voor
den patiënt te beredderen. Vooropgesteld dat
er natuuriyk geen sprake is van een voortdu
rend toezicht bij den patiënt en ook dat de
ziekte onbesmettelijk is. Een besmettelijke
ziekte vraagt, dat de verplegende huismoeder
geïsoleerd zal blijven van de overige huisge-
nooten, opdat zy de besmetting niet overdraagt
op de andere leden van het gezin.
Hierin kan men niet te voorzichtig zijn en
vooral moet men zich houden aan de voor
schriften van den arts te dien opzichte.
In de keuken zorgt de huisvrouw vervolgens
voor het voorgeschreven voedsel dat de ziéke
gebruiken mag. De grondstoffen daarvoor moe
ten van de allerbeste kwaliteit zyn; want voor
een zieke is het beste ternauwernood goed ge
noeg.
Men moet nooit vergeten, dat wie met de zorg
voor den zieke belast is, voor dit onderdeel
fungeert als hulp voer den arts. Hy moet kun
nen vertrouwen op hare bekwaamheid en er
staat op kunnen maken, dat zijn voorschriften
stipt uitgevoerd worden.
Doorgaans schrijft de dokter een diaetetische
voeding voor, die voor ieder ziektegeval weer
verschillend is. De tyd is voorbij, dat de zieken-
voeding hoofdzakeiyk gebaseerd was op het
„ziekensoepje" en „het malsche kippetje", hoe
wel toch nog by zeer velen vast zit ingeworteld
de idee van genezing door een krachtig soepje,
of een flink sterken bouillon. Het is ge
heel Individueel of de patiënt vloeibaar
voedsel moet hebben of slechts gevoed mag
worden met vaste spyzen.
We kunnen hier dus slechts enkele algemeene
wenken geven, die de'huisvrouw zich ten nutte
kan maken by het verzorgen van hare zieken,
die doorgaans tengevolge der ziekte weinig of
geen eetlust hebben. Het is geen gemakkelijk
werk, dien eetlust op te wekken, en de zieke
moet toch zooveel mogeiyk op krachten gehou
den worden. Ik zou hier eenige vaste regels aan
toe willen voegen, 'n soort „veertien geboden".
lo. Spreek den zieke niet over eten, als hy
geen eetlust toont en kwel hem niet met telkens
te vragen: „Waarin heb je nu eens trek? Wat
zal lk nu eens voor je klaarmaken?" Het ant
woord zal toch telkens verveeld luiden: „In
niets, nergens in, toe "laat me met rust" e. d.
2o. Breng met een vroolijk gezicht aan den
zieke iets waarover ge nauwgezet hebt nage
dacht en doe alsof gy er van overtuigd zijt, dat
hy juist daarnaar verlangd heeft.
3o. Breng geen groote hoeveelheden, maar
kleine porties, die de zieke met gemak op kan.
Dat houdt den moed er in.
4o. Dien spijzen en dranken op in kleine, nette
schaaltjes, fyne kopjes, die gemakkelijk drinken
en kleine tumblers met 'n dunnen rand. Zorg,
dat het glas- en aardewerk ongeschonden en
gaaf is. Niets irriteert een zieke zoo erg, als
juist die kleinigheden.
Neem een blad met een redelyk servet er op
om alles op te zetten, gameer de spijzen zoo
mogelylc met een frisch takje groen of plaats
een klein vaasje bloemetjes op het dienblad.
5o. Zorg dat de spyzen en dranken op de
juiste temperatuur zyn. Wat warm of koud
behoort te zyn, mag niet lauwwarm voorgediend
worden.
6o. Laat den zieke zoo min mogelijk bemerken
van het bereiden van zyn voedsel. Klop geen
eieren in z'n nabijheid. Houd bak- en braadlucht
verre van hem. De lucht en het gehoor alleen
kan al voldoende zyn om het weinigje eetlust
te bederven.
7o. Wacht niet tot de zieke om eten vraagt,
doch breng alles precies op tyd, zooals de dok
ter 't heeft voorgeschreven.
8o. Breng zooveel mogeiyk afwisseling in de
geoorloofde spijzen, 'n Lievelingsgerecht, den
zieke steeds weer voorgezet, kan door z'n een
tonigheid een tegenzin in dat voedsel verwek
ken, zóó sterk, dat de maag er zich ten slotte
tegen verzetten gaat.
9o. Geef alleen die genotmiddelen, welke de
dokter heeft toegestaan, maar dan nog slechts
heel sober toegediend.
lOo. Neem de grootst mogelijke zindelykheid
in acht, zoowel bij het bereiden als by het op
dienen.
llo. Verwyder de resten van den maaltyd ten
spoedigste uit de kamer en lucht het ziekenver
trek telkens na het eten.
12o. Laat gedurende den maaltyd niets in
het gezicht van den patiënt staan, wat hem
aan z'n ziekte herinnert.
13o. Maak het voedsel zóó gereed, dat de
zieke het alleen maar naar den mond behoeft
te brengen. Vleesch zeer fyn gesneden, aard
appelen in stukjes gebroken, boterham niet dik
en in halve reepjes verdeeld, 'n vrucht van
schil en pitten ontdaan, geen pudding drijvende
in dunne saus, doch liever een weinig vla.
14o. Na den maaltijd zorgen, dat de patiënt
gebit en mond reinigt en zoo noodig de tsng
reinigen met een tongborsteltje en wat boor
water (1 a 2 pet.).
De huisvrouw zorge er voor, dat zij bezoekers
zooveel mogelijk weert en dat zij zelve op tijd
haar rust neemt, om de zware taak der ver
pleging te kunnen volhouden en ook, dat zy
zoo mogelijk lederen dag, al Is *t slechts een
kwartier, in de buitenlucht komt. Na 6 uur
's avonds gaat zy haar zieke voor den nacht
gereed maken. De temperatuur wordt weer op
genomen en genoteerd. De sprei van het bed
genomen, het dek goed gelegd, de kussens op
geschud, dat de patiënt behaaglijk komt te lig
gen. Desnoods de behandeling met kamferspiri-
tus en talkpoeder van 's morgens herhalen.
Klaagt de patiënt over pyn in de hielen, door
het liggen veroorzaakt, dan de hielen ook ste
vig met kamferspiritus inwrijven en de voeten
iets steunen door 'n kussentje onder de knieën
te schuiven.
Moet er bij den zieke gewaakt worden, dan
plaatse men het licht zoo, dat depatiënt geen
hinder er van heeft en geheel in de schaduw
komt te liggen. Is waken niet noodig, dan is
het 't beste in de ziekenkamer zoo min mogeiyk
of in het geheel geen licht te laten; de pa
tiënt zal er rustiger door zyn, wat aan het her
stel ten goede zal komen.
Na 9 uur 's avonds moet er rust ln huis zyn,
opdat de zieke, als hij slapen wil en kan, niet
meer gestoord of opgeschrikt wordt.
FRIEDA GABRIELS,
Éi J ii i
Drie eeuwen terug waren de Berlynsche (en
andere) vrouwen blykbaar weinig anders dan
tegenwoordig. Dit kan men opmaken uit een
boek in dien tyd door een Brandenburger (Hans
v. d. Bome) geschreven over den kommervollen
geest, welken hij rondom zich waarnam. Hy
schreef
„Onze vrouwen en dochters kunnen niet ge
noeg worden gewezen op haar verregaande ydel-
heid. Met de natuuriyke gestalte en kleur, welke
zy van God hebben ontvangen, zyn zy niet
meer tevreden, zy wasschen zich ten minste om
blanker en mooier te ïyken met mengsels van
welriekende waters; zy strooien poudre de Cypre
in haar haren en dragen hooge stormhoeden
op het hoofd, alsof zy alles, wat zy ontmoeten,
willen naar beneden sleuren."
De hooge potdeksels en torens zyn nu op het
vrouwenhoofd geen mode, maar wat niet is, kan
in de mode altijd nog komen. Natuuriyke klem-
wordt door allerlei poedertjes vervangen, omdat
men met de klem, zooals die is, niet tevreden
kan of wil zijn. Niets nieuws onder de zon.
8YLVIA,
We hebben misschien nog wel een beugel,
waar we een nieuwen zak aan willen zetten, of
we koopen een beugel voor den te maken zak.
De tasch die hier is afgebeeld wordt gemaakt
van levendig geklemd karpetband.
De biezen karpetbanden, in verschillende kleu
ren, worden te zamen genaaid; het lykt, als 't
af is, op het mooiste handweefmateriaal.
Het karpetband kost maar enkele centen per
el en kan gekocht worden in groote verschei
denheid van kleurcombinatie.
De tasch kan dus in rustige of vrooiyke kleu
ren gewerkt worden, geheel naar eigen ver
kiezing.
Om de tasch op de afbeelding te maken, heb
ben we noodig iyt el karpetband van 3>J c.M.
breedte, een stukje linnen van 48 x 25 en een
stuk ribzij van 53 x 27, dit laatste voor de
voering; y, el smal goudgalon, om de voering
af te werken en 1% el gekleurd veterband of
wollen galon, om aan de zykanten over te
naaien.
Voor onze tasch namen we een beugel van
ongeveer 55 c.M.
Knip nu een stuk canvas-linnen 48 x 25,
Knip het karpetband in 7 stukken, ieder van
48 c.M., naai deze stukken met de zykanten
aan elkaar; langs de beide uiterste kanten
wordt het geklemde veterband aangezet.
Leg nu het stuk aan elkaar genaaid karpet
band over het canvas, zóó dat de bovenkant en
de onderkant van de strooken een eindje over
boven- en onderkant uitsteken, en stik net
vast.
Sla nu het veterband aan de kanten om en
stik het vast.
Leg nu de ribzij, de voering, neer.
Stik aan de zijkanten vast, maar laat asm
den boven- en den onderkant 2 'A c.M. over
steken voor de zoomen; naai daar nog niet
vast.
Vouw nu het geheel dubbel en naai het ge
kleurde veterband aan lederen kant vast, byna
tot aan den bovenkant. Leg den beugel op den
zak en snij aan ieder eind zooveel weg, als
noodig is om de zykanten goed te doen passen;
altyd nog voldoende overlatend voor het aan
naaien.
Naai nu het veterband vast, tot waar de
tasch uitgeknipt is, naai daarna den zak, door
de gaatjes, aan den beugel vast. Sla de voering
aan den bovenkant naar binnen en maak die
vast.
Van boven langs den beugel werken we de
tasch af met het goudgalon.
Het handvat kunnen we maken van twee
einden karpetband op elkaar genaaid. We kun
nen dit hengsel ongeveer 30 c.M. lang maken.
De volgende kleuren zyn aardig;
In 't midden een strook met vuurrood en.
smalle groene strepen, aan iederen kant een
strook van een breede streep marine-blauw,
smalle streepjes groen en rood, dan weer aan
beide kanten een bruine ondergrond met gele
strepen. De buitenste strooken als de middel
ste.
Veterband vuurrood.
Ook is deze zak aardig in overheerschend
oranje.
We kunnen de tasch naar eigen verkiezing
elk gewenscht model geven.
ANEMCOIf.