w.
Het wereldcentrum van de film
ZATERDAG 26 APRIL 1930
VLIEGVEILIGHEID IN
DUITSCHLAND.
Critiek op de Lufthansa.
EEN OP DE SPITS GEDREVEN
REGELMATIGHEIDS
RECORD.
Eindelijk kwam het succes
THANS IS HOBOKEN ONTDEKT
EEN VAN DE MODERNSTE EN SCHOONSTE STEDEN
UIT HET AMERIKAANSCHE WESTEN
Gelauwerde dichters
Holland in den vreemde
Bloemen en politiek
W
Van onzen correspondent).
Berlijn, 18 April 1930.
Ben paar dagen geleden verongelukte er een
vliegtuig van de Lufthansa in Engeland en
veroorzaakte daarbij den dood van beide inzit
tende leden der bemanning. Dit ongeval werd
door den heer Richard als uitgangspunt geno
men voor een zeer scherpen aanval op het bij de
Lufthansa heerschende systeem en zulks mid
dels een artikel in het „Berliner Tageblatt".
Mag men den heer Esswein gelooven, dan is
het ideaal van de Lufthansa niet een honderd-
procentige veiligheid maar een honderd-procen-
tige regelmatigheid te bereiken en zou men er
in deze organisatie niet voor terugschrikken
de veiligheid af en toe aan oe regelmatigheid
te offeren.
Er bestaat bij de Lufthansa n.l. een reglement
op den inwendigen dienst, hetwelk voorschrijft,
dat de eindbeslissing over 't al of niet afvliegen
van een machine bij den bestuurder berust. Is
de weersgesteldheid zoodanig ongunstig, dat er
twijfel bestaat over de redelijkheid de wijde
lucht te kiezen, dan heeft de vllegveldchef niet
het laatste woord, maar moet hij zich naar het
eindoordeel van den piloot schikken. Deze be
paling is zeer redelijk en er is niets anders op
te zeggen dan dat ze om haar wijsheid den
hoogsten lof verdient.
Echter zit ze den strevers naar het regel
matigheidsrecord in den weg en deze hebben
er dus wat op gevonden. Zij oefenen een krach-
tigen druk op de bestuurders uit en deze zien
zich daa rdoor soms genoopt tegen eigen oordeel
in toch maar te starten.
Eerst< ns moet de vliegenier, die weigert de
lucht ir te gaan, zijn besluit in een uitvoerig
memoro ndum aan de Lufthansa-directie moti-
veeren. Deze bepaling werlct reeds als een rem,
want men begrijpt zelf wel, dat menig jong
vlieger liever een goede portie risico neemt dan
zijn avonduren met een vervelenden pennehou-
der te slijten. Afgezien daarvan wordt een wei
gering in zijn geheim gevoerden conduitestaat
aangeteekend en, altijd volgens den heer
Richard Esswein zouden de piloten van de
Lufthansa niet het gevoel hebben, dat de be
oefening van de uiterste voorzichtigheid stimu-
leerend op hun bevordering werkt. Op jongere
piloten wordt natuurlijk nog een extra-druk
uitgeoefend door het van bangheid te betichten,
hetgeen door die knapen uit den aard der zaak
een spoorslag is om alles maar te wagen.
Als concreet voorbeeld haalt de beschuldiger
in het „Berliner Tageblatt" een gesprek aan,
dat de heer von Gablenz op 27 Juni 1929, op
den vooravond van de opening van den nacht
dienst Berlijn-Scoekholm, met een paar oude,
ervaren bestuurders gehad zou hebben. In dit
gesprek zou de heer von Gablenz, die zooveel
als stationschef van het Tempelveld is, zijn
wensch te kennen gegeven hebben deze lijn
alleen maar door jonge vliegeniers te laten
bevliegen. Want deze zijn eer geneigd een groot
risico op zich te nemen, hetgeen de kansen op
regelmatigheid bevordert. Dat er af en toe eens
een ongeluk zou gebeuren, moest men maar op
den koop mee aanvaarden. In alle gevallen zou
men zich over het verlies van een broekje beter
heen kunnen zetten dan over dat van een vete
raan. Ware de lijn naar Stockholm een passa-
giersdienst, dan zou von Gablenz deze verbin
ding ook liever aan oude bestuurders toever
trouwd hebben, maar nu het slechts om post
en goederen ging, behoorde er ter eere van de
regelmatigheid maar wat aan de veiligheid der
bemanning ten offer worden gebracht.
Een ander voorbeeld haalde de heer Esswein
uit Lübeck. Een vlieger wilde daar niet star
ten. Alle op hem uitgeoefende druk bleef ver-
geefsch tot de chef hem smeekte tenminste
maar tot het volgende vliegveld te probeeren,
daar Lübeck dan tenminste de soesah met een
niet afgevlogen machine zou ontgaan.
Soms worden al te voorzichtige vliegeniers
ook wel van een eerste klasse lijn weggehaald'
en door beginnelingen vervangen, die natuurlijk
meer geneigd zijn iets te riskeeren. Hieraan zou
ook de in dienststelling van Wessel te wijten
zijn, die in bovengemeld ongeluk in Engeland
den dood vond. Deze jonge knaap, die nog heele-
maal geen kaas van de nachtvliegerij gegeten
had, werd althans op de zeer moeilijke nacht
verbinding Londen-Parijs ondergebracht, maar
vond reeds bij zijn eerste vlucht een vroegtijdig
einde.
Nog een ander voorbeeld speelde zich even
eens in Berlijn af. Een machine verlaat bij
uiterst slecht weer Lübeck, maar komt wonder
boven wonder ongedeerd in Berlijn aan. Daar
staat een ander toestel gereed om terug te
vliegen. De chef spreekt met den aangekomene
en deze verklaart hem, dat zijn heelhuidschen
aankomst een waar mirakel is. De chef begeeft
zich naar een tweeden vliegenier en vertelt
dezen van den juist aangekomene vernomen te
hebben, dat de vlucht best ondernomen worden
kan. Gelukkig treffen beide piloten zich nog
even in de kleedkamer. De eerste is natuurlijk
woedend, als hij daar verneemt hoe leugenachtig
de chef zijn woorden aan den anderen vliegenier
overgebracht heeft. Hij heeft bovendien ook den
moed de directie op te bellen en deze een soort
ultimatum voor te slaan: öf de vlucht naar
Lübeck moest afgelast worden öf, wanneer zij
toch doorgaat, moet de chef mee in het toestel
worden gestopt. Het spreekt vanzelf, dat er dien
dag niet meer naar Lübeck gevlogen werd.
De dienst bij de Lufthansa is op straf-milltai-
re wrjze georganiseerd en de piloten, welke in
deze hiërarchie zoowat op de onderste trap
staan, weten niet goed hoe ze zich weren moe
ten. Maar verleden jaar werd toch met alge-
meene stemmen een motie van wantrouwen
aan het adres van den heer von Gablenz opge
maakt en doorgestuurd aan de hoofddirectie,
welke dat document zonder meer naast zich
ter tafel gelegd heeft.
Zoodra het opzienbarende artikel in het „Berl.
Tageblatt" verscheen, is het bestuur van de
Lufthansa bijeen gekomen en werd er links en
rechts met de redactie en met de piloten getele
foneerd, gesproken en gecorrespondeerd. Hierbij
is men in kleine zïjsloten terecht gekomen en
twist men er nu over wat een bepaald heer bij
een bepaalde gelegenheid precies gezegd of be
doeld heeft. Wanneer door deze polemiek het
gevechtsterrein opgeklaard zal wezen, hetgeen
wel niet heel lang duren zal, blijft de beschul
diging van den heer Richard Esswein nog ter
nader onderzoek over: de beschuldiging, dat
de Lufthansa zóó naar de eer van regelmatig
heid in haar dienst streeft, dat de veiligheid er
onder lijdt.
DE FEERIEKE AVONDVERLICHTING VAN BOEDAFEST weerspiegeld in den donkeren Donau; op
den voorgrond de Elisabethsbrug
Toch carrière gemaakt
Hoboken is bij New York, wat vroeger Buik
sloot bij Amsterdam was. Euiksloot heeft even
wel al lang carrière gemaakt, vooral sinds het
tot part van de hoofdstad werd gepromoveerd.
Daarvoor had Hoboken, dat tot aan den dag
van gisteren een komisch, jammerlijk, onmo
gelijk nest bleef, geen kans, want ligt het aan
den overkant van dsn Hudson, vlak tegenover
New York, het ligt daarmee meteen in eeh
anderen staat, te weten New Yersey.
In de onmiddellijke nabijheid, en overal
rondom verrezen wolkenkrabbende, Amerl-
kaansch rijke en machtige steden: Hoboken
bleef vergeten, dorpsch, idyllisch. In zijn ha
ven meerdere Oceaandampers en zeepaleizen,
de straatjes van Hoboken werden er niet bree
der, beter geplaveid en moderner om. Het had
en het kreeg geen notie van Amerikaan sell
tempo.
Plotseling is dat vandaag aan den dag an
ders geworden. Werd er tot dusver in New
York een mop getapt, die een beetje locale
kleur vroeg, zooals ten onzent de Kamper
uien, dan was Hoboken er goed voor. Thans is
het aan Hoboken, om New York uit te lachen.
Want Hoboken maakt carrière. Momenteel
pelgrimeert avond aan avord de New Yorksche
upper-ten in avondtoilet per veerpont en per
underground onder den Hudson door naar dat
eigenste Hoboken, om er de gemoedelijke, min
of meer Duitsch lijkende cafétjes te vullen,
zich te amuseeren met een dramatische voor
stelling in een klein theater van 't stadje en
om boven Hoboken een weldadigen gouden
regen uit te stoten.
Dat alles heeft het aan vier bohémiens te
danken.
Een jaar geleden maakten in een club, ge
naamd „Om 3 uur middagmaal" met elkaar
kennis: Cliristover Morley. een schrijver, Cloen
Tbrockmortox en Harry M. Gribble, beiden
schilders, en Conrad Milliken, in zijn vrijen
tijd advocaat. Zij vonden elkaar bij een zwa-
ren boom over den gestadigen achteruitgang
en het als maar zinkende pijl van het Amerl-
kaansclie drama, en zij constateerden dat bij
de honderd theaters van Broadway alleen het
geld regeert.
Wat ten onzent gebeuren zou, als het over
tijdschriften ging, dat schijnt in Amerika te
geschieden, als het theaters betreft. De vier
besloten zelf een nieuw theater op te richten.
Na lang en vergeefseh zoeken naar een ge
schikte localiteit, vonden zij in Hoboken zoo
iets, dat in 1S80 uit een bouwvallige tapperij
omgebouwd was tot een theater, waarin
Zaterdags- en Zondagsavonds voor de brave
burgerluitjes van Hoboken, allererbarmelijk-
ste draken werden opgevoerd.
Het spreekt van zelf, dat toen puntje bij
paaltje kwam, de vier theater directeuren 't
ook niet zonder geld konden stellen. Zij von
den echter Otto H. Kalm en Thomas M. La-
ment, den compagnon van Morgan, goed voor
5000 dollaT, zoodat het tableau de la trouppe
gevormd werd en de poorten op een schoonen
Septemberavond geopond werden voor „Alt
Heidelberg".
Al was de New Yorksche critiek mild en wel
willend en zelfs aanmoedigend, toch interes
seerdie zach niemand anders er voor dan de
Hobokianen, die voor 75 cents k 1 dollar zich
permitteeren konden in hun hemdsmouwen
Karl Heinz en Katcben hun gang te zien gaan.
De hemdsmouwen passen hier bij de Hobo
kianen.
De vier bohémiens zaten spoedig met de
handen in het haar en met 35.000 dollar
schuld.
Maar toen gebeurde het. Zij ontdekten een
stuk, het stuk, een oud Amerikaansch melo
drama, getiteld: After dark or Neither Maid,
Wife nor Widow, waarover indertijd volle
zalen al trahen geplengd hebben.
Vandaag schreit heel New York, maar tra
nen van 't lachen. Het stuk werd in den geest
der 70er jaren, in costuums en tusschen cou
lissen van dien tijd voor het voetlicht gebracht,
gespekt met de meest sentimenteele, roman
tische balladen en voorzien van 'n dialoog tus
schen den held en de heldin, dat de toeschou
wers pijn in de zij van de pret krijgen.
Daags na de première ging 't door heel New
York: dat stuk moet je gezien hebben.
Per post ontvangt de theaterdirectie per
dag ongeveer 2500 bestellingen om plaatsbil
jetten, daar voor telefonische bestellingen
geen denken aan is. Een telefoniste heeft op
geteld, dat binnen één uw 1800 menschen
vergeefs poogden de kassa te bereiken langs
den draad. Het theater is voor 6 maanden al
uitverkocht. De ondernemers hoeven de eerste
twee jaar niet naar 'n nieuw stuk uit te zien.
Het aanbad van een agentuur om den alleen
verkoop der plaatsen te verkrijgen, werd afge
wezen omdat de geboden som van 50.000 dollar
te gering was.
En tegelijk met het stuk is Hoboken ont
dekt.
Het theater bevat maar 750 plaatsen; maar
toch trekken iederenavond opnieuw minstens
10.000 New Yorkers naar den overkant van
de rivier. De restaurateurs en de obers kun
nen het werk niet af: zij zijn er nog beduusd
van, maar niet zoo beduusd, of zij wisten on
middellijk een zoete wraak te nemen op de
veronachtzaming, de spotlustige bejegening
van New York van weleer. In de restaurants
stijgen de prijzen maar hooger en hooger; de
hotels van Hoboken vragen voor een kamer
evenveel als Savoy-Plaza; en de burgemeester
Gustav Bach heeft onmiddellijk een kamer
van koophandel opgericht....
HOLLYWOOD VROEGER EN NU
Het is nauwelijks vijf en twintig jaren gele
den. dat Hollywood, het beroemde wereldcen
trum van de film tot stad werd verheven, en
ofschoon het veel ouder is, draagt het zijn
naam ook al niet langer dan een veertigtal
jaren.
Horace H. Wilcox, dien men voor den stichter
van Hollywood houdt, vond dezen haam, die
hem voor het „Dal der Cahuengas", zooals het
gebied rondom Hollywood heet, zeer geschikt
voorkwam.
Het dal der Cahuenga's kan zich wel op een
zeker historisch verleden beroemen, maar daar
door zijn de verschillende filmcompanies toch
zeker niet aangelokt. Daarop oefenden wel de
gelijk alleen de tegenwoordige eigenschappen
en hoedanigheden van het dal invloed uit; zijn
paradijselijke ligging, de wonderlijke zon, die
hier 354 dagen van het jaar" schijnt, het onver
gelijkelijke klimaat en de nabijheid van de
lauwe zee.
De missie-geschiedenis van Californië ver
haalt. dat door broeder Irnipero Serra het
eerst 't Cahuengadal voor het Christendom ge
wonnen werd. Na zijn dood werd zijn eenvou
dige woning tot een kapel omgebouwd.
Historisch wordt het vooral door Indianen
bewoonde gebied om Hollywood voor de eerste
maal vermeld in 1709, toen Gaspar de Portala
met zijn expeditie door het dal trok. Toen
Mexico zich van Spanje onafhankelijk ver
klaard had, marcheerden de gouverneurs van
Californië viermaal door het land, om telkens
een opstand te onderdrukken. Den 13 Januari
1847 onderteekenden generaal Andres Pico en
generaal John Fremont den vrede van Cahnen-
ga, waarbij Californië aan de Amerikanen werd
toegewezen. Twee jaren later werd het dal
bestormd door het onafzienbare leger van goud
zoekers.
Omstreeks 1870 werd door John Goldworthy
den gouverneur, het dal in vele. gelijke parten
verdeeld, die spoedig genoeg afnemers vonden.
Als koopers meldden zich o.a. vooral aan twee
Deensche zeelieden, met name Ben Duin en Joe
Hansen, een Duitscher Heinrich Claussen,Den
nis Sullivan, een Ier en Amestoy, 'n Spanjaard.
Deze namen ziju met de stichting van de stad
Hollywood ten nauwste verbonden. Bovendien
speelde daarbij Caecilia Plummer, een Spaan-
sche en weduwe van een Engelscben zeekapi
tein, die met haar beide kinderen in het Ca-
huenga-dal een toevluchtsoord zocht, een be
langrijke rol.
Voor wij evenwel de periode hereiken van den
grooten opbloei, valt het tijdvak van 1863 tot
1S74 te vermeiden, waarin het land ernstig ge
plaagd werd dour de euveldaden van den roe
ver Tiburtio Vasquez, en zijn trawanten, voor
wie geen menschenleven veilig was. Na den
dood van dezen bandiet begon pas goed de snel
le ontwikkeling van het gehied. Claussen pro
beerde zijn land met citroenen te beplanten, en
de Plummers trachtten het productief te maken
met sinaasappelen en meloenen, terwijl een uit
Zuid-Amerika overgewaaid kolonist het met da
dels beproefde.
Den grooten stoot tot het fundament van
Hollywood gaf evenwel Horace H. Wilcox. Deze
vooruitstrevende pionier groeide op een farm
in Michigan op en studeerde later in Adrian
met de karige middelen, die hem een eenvoudig
schoenpoetserswerk opbracht. Te Bryan in
Ohio kreeg hij een baantje aan Openbare Wer
ken, hij trouwde en vestigde zich daarna te
Topeka in Kansas. Zijn vrouw stierf te vroeg
en Wilcox vertrok naar Los Angelos, waar hij
na een paar jaar ten tweeden male trouwde.
Na den dood van 'n kind trokken hij en zijn
vrouw zich terug in 't Cahuengadal om er een
abricosenplantage te beginnen, die zijHol
lywood noemden.
Een mede-grondvester van Hollywood was
ook Cornelius Cole, die zich in het Zuiden ne
derzette en die in 1923 nog als honderdjarige
trotsch en fier te midden zijner vrienden zijn
eeuwfeest herdacht. De plaats Colegrove, die
hij stichtte, werd met een postkantoortje ver
rijkt en kreeg daarom een groot belang voor
geheel den omtrek.
Verder groeide de beteekenis van Hollywood
toen E. C. Hurd een rijke mijnontginner uit
Colorado geld in 't land stak. Een primitieve
spoorweg-exploitatie was reeds 'n mislukte spe
culatie gebleken.
Het was 'n zware slag voor het gewest toen
plotseling in 1892 Wilcox en kort daarop ook
Hurd overleed. De vrouw van den eerste zette
evenwel den voortrekkersarbeid wilskrachtig
voort.
Na deze moeilijke ontginningsjaren konden
de 500 inwoners van het stadje een rooskleurige
toekomst tegemoet zien. Reeds in 1899 werd de
spoorweg er geëlectrificeerd; er kwam 'n com
fortabel hotel en een geriefelijk, ruim postkan
toor.
Het toeristenverkeer werd vooral naar Hol
lywood gelokt, toen de Fransche schilder Paul
de Longpé, een beroemd schilder van bloesems,
lentetuinen en boomgaarden uit de negentiger
jaren, van Los Angelos naar Hollywood ver
huisde. Omdat hij ook in werkelijkheid een
paradijs van een tuin bezat, werden de schoon
heid en de goede hoedanigheden van het Ca
huengadal spoedig populair.
In 1903 werd de „Bank van Hollywood" ge
sticht en dit ^egt meer dan genoeg voor de
ontwikkeling van het stadje. Bovendien zocht
het een extra cachet te krijgen door de oprich
ting van een universiteit.
Ofschoon in 1904 te Los Angelos al een film
gedraaid werd en in 1908 het eerste filmspel:
,.In de macht van den Sultan", kwam de film
toch pas in 1911 naar Hollywood.
Het eerste filmatelier werd door de gebroe
ders David en William Horsley opgericht. De
Horsleys, die momenteel 'n enorm groot film
atelier bezitten, kregen natuurlijk spoedig na
volgers. Hollywood was ontdekt en werd niet
meer prijs gegeven.
Binnen twee maal tien jaren kreeg het een
inwonersaantal van 130.000. Kleine huisjes zijn
uitgegroeid tot wolkenkrabbers van kantoren
en ateliers; slecht onderhouden wegen tot bree
ds boulevards en avenues.
En zoo werd Hollywood een van de modern
ste en schoonste steden uit het Amerikaansche
Westen.
DR. ECKENER TE LONDEN.
Dr. Eckener was gisteren de gast van den
Engelschen luchtschepen-constructeur Com
mander Bearing.
Heden zou hij een tocht maken met het
Rritsche luchtschip „R. 100". Het Britsche
ministerie voor luchtvaart heeft echter mede
gedeeld, dat de weersomstandigheden voor
een vlucht ongunstig zijn, zoodat de tocht waar
schijnlijk niet door gaat.
Daarentegen zal dr. Eckener op uitnoodiging
van het luchtvaartministerie met Commander
Bearing de luchtschepen „R. 100" en „R. 101"
bezichtigen.
DE PRINS VAN WALES-
Op zijn terugreis uit Afrika zal de prins
van Wales Vrijdagmorgen vroeg te Marseille
aankomen met het s.s. „Rawalpindi". Bij gun
stig weer zal hij onmiddellijk per vliegtuig
naar London doorreizen. Luitenant Don zal
hiertoe met zijn machine gereed staan. Te
Le Bourget zal een korte landing worden ge
maakt voor het innemen van brandstof en
voor het gebruiken van een maaltijd. Twee an
dere vliegtuigen zullen den prins escorteeren.
Aangezien wij alle stukken, die in het bui
tenland volle zalen trekken, ook te bewonde
ren krijgen, wij krijgen immers stukken,
die niet eens volle zalen trekken, zullen
wij „After Dark" bij tijd van leven, ook wel
binnen de grenzen zien komen, of de voor
steden ten onzent moesten er zoo heftig tegen
ageeren wel wetend, dat wanneer zij voorspoe
dig carrière maken, de annexatie dadr is met
de belastingverhooging.
DE „R. 100"
Zaterdag a.s. zullen waarschijnlijk de twee
grootste luchtschepen ter wereld, de Engelsche
„R. 100" en de Duitsche „Graf Zeppelin" fe
Cardington naast elkander gemeerd liggen.
Bij gunstige weersomstandigheden zou de
„R. 100" een vlucht van 10 k 12 uur maken.
Wanneer de ,R. 100" eenmaal uit de loods
gebracht zal zijn, is het onwaarschijnlijk, dat
hij daarin weer zal terugkeeren voor den te
rugkeer van de reis over den Oceaan naar
Canada welke de volgende maand zal plaats
vinden.
Er zijn onlangs nieuwe machines van een
moderner type in de „R. 100" gebouwd. Deze
machines, zoowel als het omhulsel en de
draacllooze Installatie zullen tijdens dan tocht
onder speciale observatie gesteld worden.
Het zal de zesde vlucht zijn van de „R. 100"
terwijl waarschijnlijk voor den tocht naar
Canada nog eenige tochten zullen worden ge
maakt.
De vlucht van heden zou, wat richting be
treft, afhankelijk zijn van den wind.
KATHOLIEKE KERKMUZIEK
Men zendt ons de volgende mededeeling:
Onder voorzitterschap van den opper-presi-
dent dr. Fuchs uit Koblenz kwam op 11 April
ie Keulen het bestuur bijeen van het „Inter
nationaal Genootschap ter Vernieuwing der
Katholieke Kerkmuziek."
De kerkmuzikale feestultvoeringen zullen
dit jaar in Frankfort aan den Main plaats heb
ben van 23 tot 26 October. Daar werkenlede
de kerkkoren van Frankfort en omgeving, de
Cacilien-Verein, verder de domkoren van Aken,
Frankfort, Keulen, Limburg en München.
Over de deelname van buitenlandsche koren
zijn nog onderhandelingen gaande.
Een oude gewoonte
IN ONS LAGE LAND NIET BEKEND
Met Robert Bridges is de veertiende der
officieele Engelsche poetae laureatae heenge
gaan. Op acht en zestig jarigen leeftijd werd
hem nog de verantwoordelijkheid op de schou
ders gelegd, om hij vorstelijke geboorte- of
sterfdagen en hij groote staatsgebeurlijkheden
naar de lier te grijpen.
Zooals reeds gemeld werd, schijnt hij hierbij
het voorbeeld gevolgd te hebben van een fij
ner voorgangers, Wordsworth, die, voor hij de
eervolle benoeming accepteerde, de voorwaarde
stelde, dat hij wel verplicht was de emolumen
ten, aan dit ambt verbonden, te aanvaarden,
maar niet per se gelegenheidsrijmen te zoeken.
Het geviel evenwel, dat Wordsworth's opvol
ger, Tennyson, die van 1850 tot 1892 gekroond
dichter was, in het vereischte genre gelukki
ger was, zoodat het eenigszins te begrijpen
valt, dat men zware eischen meende te mogen
stellen aan den landsverzefimaker, in de heete
jaren, die op Bridges' benoeming volgden.
De gewoonte om groote dichters plechtig te
lauweren, was al in Griekenland in zwang,
waar de kroning bij gelegenheid van de na
tionale of locale litteraire wedstrijden plaals
vond.
Van de Grieken ging de volksdeugd, om
eigen dichters te eeren, op de Romeinen over.
Zoo lauwerde keizer Domitianus met eigen
hand dichters en redenaars, die zich deze plech
tigheid bij de door hem ingevoerde Capitoiijn-
sche spelen hadden waardig getoond.
In de 12e eeuw vingen ook de Duitsche kei
zers aan, liun lofzangers te eeren, maar de
laurier beloonde daarbij slechts prestaties in
het Latijn geleverd. Keizer Hendrik V kroonde
dientengevolge zijn historiograaf David Soo-
tus, en Frederuk I den monnik Giintlier, die
een heldendicht over 's keizers daden gedicht
had. Toch is dit gebruik in Duitschland geen
vaste traditie geworden. Het was keizer Fre-
derik III, die deze gewoonte weer herstelde in
navolging van Italië, waar de herleving ervan
een hoogtepunt vond in de plechtige kroning
T?an Petrarca op het Capitool, den eersten
Paaschdag van het jaar 1331.
Keizer Frederik III kroonde Aeneas Sylvius
Piccolomini, den lateren Paus Pius II, en met
eigen hand Koenraad Celtis, die algemeen voor
den eersten Duitschen poeta laureata gehouden
wordt, maar daarenboven vielen zoovele man
nen van minder beteekenis deze eer te beurt,
dat de lauwerkrans veel van zijn waard© aan
luister en onsterfelijkheid moest inboeten.
Frederik's zoon, Maximiliaan I, die Ulrich
van Hüten de eer gaf, was spaarzamer met
zijn kransen, maar hij verleende toch den kei
zerlijken paltsgraven het privilege, om iedev,
dien zij het waardig keurden, in zijn naam met
den lauwerkrans te verrijken. Een gevolg daar
van was, dat de kroning tot dichter ten slotte
een niets meer zeggend eerbewijs werd.
De beroemde gelauwerde dichters in Duitsch
land waren naast von Hüten, George Sabinus,
Johannes Stigelius, Nicodemus Frischlin en
Martinus Opitz, de eerste, die aan zijn Duit-
s.che dicliten den lauwerkrans te danken had.
In Engeland was Ben Jonson de door Karei
I in 1617 voor 't eerst aangestelde hofdichter.
Lang te voi-en had Richard Leeuwenhart
reeds in Gulielmus Peregrinus zijn versifica-
tor regis, zijn koninklijken zanger gehad en
Hendrik III in Master Henry.
In de 15e eeuw noemde zich John Kay reeds
„the humble poet laureate" van Ecluard den
vierden.
De Kroon gaf toen reeds verschillende toe
lagen aan deze hofzangers; zoo kreeg Chaucer
een jaarlijksch honorarium in geld en wijn
van Eduard III en Spencer hetzelfde van ko
ningin Elisabeth.
Jonson's opvolger werd in 1638 Sir William
Davenant, maar nog was het dichterschap Dij
de gratie van den vorst geen officieel ingestel
de ©n bekrachtigde post.
Als zoodanig kreeg in 1670, twee jaren na
Davenant's dood, John Dryden zijn gezegelde
aanstelling, met de toezegging van een jaar
geld, groot 300 pond en een vaatje Canarische
wijn. Dryden was de eerste en waarschijnlijk
daarmee wel de voorbeeldigste der Britscne
hofdichters. Zijn loopbaan had hij reeds voor
bereid met een lofdicht ter verheerlijking van
Cromwell in 1658. Bij den terugkeer van de
Stuarts begroette hij Karei II, ih welluidende
versregelen, onder den titel: Astraea redux.
Den inspireerenden wijn schijnen deze dich
ters nog lang noodig te hebben gehad. Slechts
bij den tienden in deze rij van veertien illuste-
ren, H. J. Pye, werd de drank pas vervangen
door 27 pond baar geld, en deze bepaling werd
hernieuwd bij Tennysen, die in tegenstelling
met Robert Bridges, een van de meest popu
laire en gelezen poets laureates van Engeland
is geweest.
In 1850, door koningin Victoria als opvol
ger benoemd van Wordsworth, dichtte hij in
1852 een ode op den dood van den hertog van
Wellington; tien jaar later dichtte hij een in
memoriam op prins Albert; hij bezong in een
cantate de opening van een internationale ten
toonstelling; hij dichtte bij gelegenheid van
het huwelijk van den prins van Wales, hij ge
legenheid van het huwelijk van prinses Bea
trice, etc.
Zooals uit dit zeer beknopte verhaal blijkt,
heeft de gewoonte, om nationale dichters te
eeren, op haar weg van Grieken- naar Brit
tenland. öns lage land niet aangedaan
Een herinnering aan het tweede
vaderland
MENSCHEN „DIE WAT VAN DE WERELD
GEZIEN HADDEN"
Het doet wel eenigszins vreemd aan, wan
neer men in Zwitserland tegen de Italiaansche
grenzen, opeens huizen ziet met opschriften
„Ons Genoegen" en „Weltevreden", twee ty
pisch Nederlandsche namen voor een boeren
woning of buitenverblijf. Bij nader onderzoek
blijken daar ook werkelijk Nederlanders of
tenminste Nederlandsch sprekende bewoners
te leven.
Wanneer men het Lago Maggiore nabij Lo-
carna verlaat, kan men het dal volgen van de
Maggia. En daar, 450 meter hoog, ingesloten
tusschen de steil oprijzende hergwanden ligt
het Tessineesche dubbeldorp CavergnoBig-
nasco. Het is een typisch Italiaansch dorpje
met nauwe straatjes, die zich kronkelen tus
schen de hoog opgebouwde huizen en tenslotte
voeren naar de bergpaadjes, die leiden naar de
hooger liggende bergweiden.
Het is alles nog primitief en van weelde kan
niet worden gesproken. De opbrengst van den
landbouw is schraal en in die omgeving ziet»
we plotseling Nederlandsche namen en hoorei»
goed Nederlandsch spreken.
Wat toch is het geval? Evenals bij ons
emigratie naar Amerika voor velen, die het
niet al te breed hadden, een tocht scheen naa?
het beloofde land, zoo trokken de bewoners
van deze dorpjes naar het „steinreiche" Hol
land om dikwijls als schoorsteenveger, met
selaar of terrazzo-werker een ruimer bestaan
te vinden dan in hun geboorteplaats en om
tenslotte, als het geluk hun meeliep, met hun
spaarduiten terug te keeren naar hun geboorte
grond, waar zij vanzelf golden voor menschen,
die wat van de wereld hadden gezien en die
in den regel in materieelen welstand boven
hun achtergebleven dorpsgenooten stonden.
Zij bouwden of kochten een eigen woning
en gaven deze als herinnering aan hun tweede
vaderland een Hollandschen naam en door de
overige Inwoners worden zij nog steeds be
schouwd als de „Hollanders" en zij zijn het
Hollandsch dan ook even goed machtig als het
Italiaansch. Tellen en rekenen in het Neder
landsch is hun tot een tweede natuur gewor
den en men moet vooral niet denken, dat zij
onze moedertaal radbraken zooals Duitschers,
die lang in Holland hebben gewoond of op een
wijze, zooa.Is men het dikwijls hooren kan in
de Indische buurten van Den Haag. Neen, hot
Hollandsch, dat zij spreken is soms zeer bloem
rijk en krachtig. Ook schrijven zij onze taal
in den regel met weinig of geen fouten.
Wat aanleiding werd tot een oorlog
Reeds zeer vroeg heeft de bloem in de
geschiedenis een politieke rol gespeeld. De roode
en witte roos waren respectievelijk de kentee-
kenen van het Huis van Lancashire en dat
van York, die in de 16de eeuw streden om den
Engelschen troon en de aanhangers van beide
huizen droegen het embleem op hun hemd.
Het ontstaan schildert Shakespeare in het
eerste deel van Koning Hendrik VI, waar
Richard Plantagenet, Hertog van York zijn
aanspraken doet gelden op den Engelschen
troon. Zijn aanhangers aarze^n echter nog
hem te volgen en daaróm spreekt hij hen toe
en zegt: „Wie meent, dat ik de waarheid
spreek, plukke met mij een witte roos van
dezen struik."
Zijn tegenstander, de Graaf van Somerset,
beantwoordde deze uitnoodiging met het pluk
ken van een roode roos en spoorde ieder, „die
geen lafaard en vleier was aan, de partij der
waarheid te omhelzen en zijn voorbeeld te
volgen."
Deze gebeurtenis was de aanleiding tot den
30-jarigen Rozen-oorlog, die aan honderddui
zenden het leven kostte.
De Fransche koningen hadden acht eeuwen
lang, vanaf Lodewijk VII, de lelie in hun wa
pen en voerden de witte lelievlag, een witte
banier met gouden lelies bezaaid. Wit is in
Frankrijk de kleur van de oude monarchie der
Bourbons en de tijdelijke rood-wit-blauwe vlag
gedurende de Fransche revolutie moest bij het
herstel van de Bourbons in 1815 weer wijken
voor de witte kleur.
Na den val van Napoleon I heeft in Frankrijk
in het bijzonder de roode anjelier beteekenis
gekregen als embleem en herkenningsteeken
van de aanhangers van Napoleon, terwijl do
koningsgezinden zich tooiden met de witte an
jelier. Eerst later, vooral na den val van het
tweede keizerrijk, werd het viooltje het ken-
merk der Bonapartisten.
Keizer Wilhelm I had als lievelingsbloem
de blauwe korenbloem. In den zomer van het
jaar 1808 keerde zijn meoder, Koningin Louise
en haar zonen van Memel naar Koningsbergen
terug. Er had een klein ongeval plaats, door
dat op een stillen weg een rad van het rijtuig
brak. De reizigers moesten eenigen tijd wach
ten, alvorens zij verder konden komen en in
dien tusschentijd vlocht Koningin Louise een
krans van korenbloemen, die de kinderen had
den geplukt, en plaatste dien den toen 11-jari-
gen Prins Wilhelm op het hoofd, een feit, dat
hij nooit heeft vergeten.
W.S.
TENGEVOLGE VAN EEN FOUT IN HET LICHTSIGNALENSTELSEL is in den Parijschen
ondergrond een ongeluk gebeurd', waarbij een aantal menschen gewond werden; de menlgt#
op straat wacht op nieuws over de botsing