w. Het wereldcentrum van de film ZATERDAG 26 APRIL 1930 VLIEGVEILIGHEID IN DUITSCHLAND. Critiek op de Lufthansa. EEN OP DE SPITS GEDREVEN REGELMATIGHEIDS RECORD. Eindelijk kwam het succes THANS IS HOBOKEN ONTDEKT EEN VAN DE MODERNSTE EN SCHOONSTE STEDEN UIT HET AMERIKAANSCHE WESTEN Gelauwerde dichters Holland in den vreemde Bloemen en politiek W Van onzen correspondent). Berlijn, 18 April 1930. Ben paar dagen geleden verongelukte er een vliegtuig van de Lufthansa in Engeland en veroorzaakte daarbij den dood van beide inzit tende leden der bemanning. Dit ongeval werd door den heer Richard als uitgangspunt geno men voor een zeer scherpen aanval op het bij de Lufthansa heerschende systeem en zulks mid dels een artikel in het „Berliner Tageblatt". Mag men den heer Esswein gelooven, dan is het ideaal van de Lufthansa niet een honderd- procentige veiligheid maar een honderd-procen- tige regelmatigheid te bereiken en zou men er in deze organisatie niet voor terugschrikken de veiligheid af en toe aan oe regelmatigheid te offeren. Er bestaat bij de Lufthansa n.l. een reglement op den inwendigen dienst, hetwelk voorschrijft, dat de eindbeslissing over 't al of niet afvliegen van een machine bij den bestuurder berust. Is de weersgesteldheid zoodanig ongunstig, dat er twijfel bestaat over de redelijkheid de wijde lucht te kiezen, dan heeft de vllegveldchef niet het laatste woord, maar moet hij zich naar het eindoordeel van den piloot schikken. Deze be paling is zeer redelijk en er is niets anders op te zeggen dan dat ze om haar wijsheid den hoogsten lof verdient. Echter zit ze den strevers naar het regel matigheidsrecord in den weg en deze hebben er dus wat op gevonden. Zij oefenen een krach- tigen druk op de bestuurders uit en deze zien zich daa rdoor soms genoopt tegen eigen oordeel in toch maar te starten. Eerst< ns moet de vliegenier, die weigert de lucht ir te gaan, zijn besluit in een uitvoerig memoro ndum aan de Lufthansa-directie moti- veeren. Deze bepaling werlct reeds als een rem, want men begrijpt zelf wel, dat menig jong vlieger liever een goede portie risico neemt dan zijn avonduren met een vervelenden pennehou- der te slijten. Afgezien daarvan wordt een wei gering in zijn geheim gevoerden conduitestaat aangeteekend en, altijd volgens den heer Richard Esswein zouden de piloten van de Lufthansa niet het gevoel hebben, dat de be oefening van de uiterste voorzichtigheid stimu- leerend op hun bevordering werkt. Op jongere piloten wordt natuurlijk nog een extra-druk uitgeoefend door het van bangheid te betichten, hetgeen door die knapen uit den aard der zaak een spoorslag is om alles maar te wagen. Als concreet voorbeeld haalt de beschuldiger in het „Berliner Tageblatt" een gesprek aan, dat de heer von Gablenz op 27 Juni 1929, op den vooravond van de opening van den nacht dienst Berlijn-Scoekholm, met een paar oude, ervaren bestuurders gehad zou hebben. In dit gesprek zou de heer von Gablenz, die zooveel als stationschef van het Tempelveld is, zijn wensch te kennen gegeven hebben deze lijn alleen maar door jonge vliegeniers te laten bevliegen. Want deze zijn eer geneigd een groot risico op zich te nemen, hetgeen de kansen op regelmatigheid bevordert. Dat er af en toe eens een ongeluk zou gebeuren, moest men maar op den koop mee aanvaarden. In alle gevallen zou men zich over het verlies van een broekje beter heen kunnen zetten dan over dat van een vete raan. Ware de lijn naar Stockholm een passa- giersdienst, dan zou von Gablenz deze verbin ding ook liever aan oude bestuurders toever trouwd hebben, maar nu het slechts om post en goederen ging, behoorde er ter eere van de regelmatigheid maar wat aan de veiligheid der bemanning ten offer worden gebracht. Een ander voorbeeld haalde de heer Esswein uit Lübeck. Een vlieger wilde daar niet star ten. Alle op hem uitgeoefende druk bleef ver- geefsch tot de chef hem smeekte tenminste maar tot het volgende vliegveld te probeeren, daar Lübeck dan tenminste de soesah met een niet afgevlogen machine zou ontgaan. Soms worden al te voorzichtige vliegeniers ook wel van een eerste klasse lijn weggehaald' en door beginnelingen vervangen, die natuurlijk meer geneigd zijn iets te riskeeren. Hieraan zou ook de in dienststelling van Wessel te wijten zijn, die in bovengemeld ongeluk in Engeland den dood vond. Deze jonge knaap, die nog heele- maal geen kaas van de nachtvliegerij gegeten had, werd althans op de zeer moeilijke nacht verbinding Londen-Parijs ondergebracht, maar vond reeds bij zijn eerste vlucht een vroegtijdig einde. Nog een ander voorbeeld speelde zich even eens in Berlijn af. Een machine verlaat bij uiterst slecht weer Lübeck, maar komt wonder boven wonder ongedeerd in Berlijn aan. Daar staat een ander toestel gereed om terug te vliegen. De chef spreekt met den aangekomene en deze verklaart hem, dat zijn heelhuidschen aankomst een waar mirakel is. De chef begeeft zich naar een tweeden vliegenier en vertelt dezen van den juist aangekomene vernomen te hebben, dat de vlucht best ondernomen worden kan. Gelukkig treffen beide piloten zich nog even in de kleedkamer. De eerste is natuurlijk woedend, als hij daar verneemt hoe leugenachtig de chef zijn woorden aan den anderen vliegenier overgebracht heeft. Hij heeft bovendien ook den moed de directie op te bellen en deze een soort ultimatum voor te slaan: öf de vlucht naar Lübeck moest afgelast worden öf, wanneer zij toch doorgaat, moet de chef mee in het toestel worden gestopt. Het spreekt vanzelf, dat er dien dag niet meer naar Lübeck gevlogen werd. De dienst bij de Lufthansa is op straf-milltai- re wrjze georganiseerd en de piloten, welke in deze hiërarchie zoowat op de onderste trap staan, weten niet goed hoe ze zich weren moe ten. Maar verleden jaar werd toch met alge- meene stemmen een motie van wantrouwen aan het adres van den heer von Gablenz opge maakt en doorgestuurd aan de hoofddirectie, welke dat document zonder meer naast zich ter tafel gelegd heeft. Zoodra het opzienbarende artikel in het „Berl. Tageblatt" verscheen, is het bestuur van de Lufthansa bijeen gekomen en werd er links en rechts met de redactie en met de piloten getele foneerd, gesproken en gecorrespondeerd. Hierbij is men in kleine zïjsloten terecht gekomen en twist men er nu over wat een bepaald heer bij een bepaalde gelegenheid precies gezegd of be doeld heeft. Wanneer door deze polemiek het gevechtsterrein opgeklaard zal wezen, hetgeen wel niet heel lang duren zal, blijft de beschul diging van den heer Richard Esswein nog ter nader onderzoek over: de beschuldiging, dat de Lufthansa zóó naar de eer van regelmatig heid in haar dienst streeft, dat de veiligheid er onder lijdt. DE FEERIEKE AVONDVERLICHTING VAN BOEDAFEST weerspiegeld in den donkeren Donau; op den voorgrond de Elisabethsbrug Toch carrière gemaakt Hoboken is bij New York, wat vroeger Buik sloot bij Amsterdam was. Euiksloot heeft even wel al lang carrière gemaakt, vooral sinds het tot part van de hoofdstad werd gepromoveerd. Daarvoor had Hoboken, dat tot aan den dag van gisteren een komisch, jammerlijk, onmo gelijk nest bleef, geen kans, want ligt het aan den overkant van dsn Hudson, vlak tegenover New York, het ligt daarmee meteen in eeh anderen staat, te weten New Yersey. In de onmiddellijke nabijheid, en overal rondom verrezen wolkenkrabbende, Amerl- kaansch rijke en machtige steden: Hoboken bleef vergeten, dorpsch, idyllisch. In zijn ha ven meerdere Oceaandampers en zeepaleizen, de straatjes van Hoboken werden er niet bree der, beter geplaveid en moderner om. Het had en het kreeg geen notie van Amerikaan sell tempo. Plotseling is dat vandaag aan den dag an ders geworden. Werd er tot dusver in New York een mop getapt, die een beetje locale kleur vroeg, zooals ten onzent de Kamper uien, dan was Hoboken er goed voor. Thans is het aan Hoboken, om New York uit te lachen. Want Hoboken maakt carrière. Momenteel pelgrimeert avond aan avord de New Yorksche upper-ten in avondtoilet per veerpont en per underground onder den Hudson door naar dat eigenste Hoboken, om er de gemoedelijke, min of meer Duitsch lijkende cafétjes te vullen, zich te amuseeren met een dramatische voor stelling in een klein theater van 't stadje en om boven Hoboken een weldadigen gouden regen uit te stoten. Dat alles heeft het aan vier bohémiens te danken. Een jaar geleden maakten in een club, ge naamd „Om 3 uur middagmaal" met elkaar kennis: Cliristover Morley. een schrijver, Cloen Tbrockmortox en Harry M. Gribble, beiden schilders, en Conrad Milliken, in zijn vrijen tijd advocaat. Zij vonden elkaar bij een zwa- ren boom over den gestadigen achteruitgang en het als maar zinkende pijl van het Amerl- kaansclie drama, en zij constateerden dat bij de honderd theaters van Broadway alleen het geld regeert. Wat ten onzent gebeuren zou, als het over tijdschriften ging, dat schijnt in Amerika te geschieden, als het theaters betreft. De vier besloten zelf een nieuw theater op te richten. Na lang en vergeefseh zoeken naar een ge schikte localiteit, vonden zij in Hoboken zoo iets, dat in 1S80 uit een bouwvallige tapperij omgebouwd was tot een theater, waarin Zaterdags- en Zondagsavonds voor de brave burgerluitjes van Hoboken, allererbarmelijk- ste draken werden opgevoerd. Het spreekt van zelf, dat toen puntje bij paaltje kwam, de vier theater directeuren 't ook niet zonder geld konden stellen. Zij von den echter Otto H. Kalm en Thomas M. La- ment, den compagnon van Morgan, goed voor 5000 dollaT, zoodat het tableau de la trouppe gevormd werd en de poorten op een schoonen Septemberavond geopond werden voor „Alt Heidelberg". Al was de New Yorksche critiek mild en wel willend en zelfs aanmoedigend, toch interes seerdie zach niemand anders er voor dan de Hobokianen, die voor 75 cents k 1 dollar zich permitteeren konden in hun hemdsmouwen Karl Heinz en Katcben hun gang te zien gaan. De hemdsmouwen passen hier bij de Hobo kianen. De vier bohémiens zaten spoedig met de handen in het haar en met 35.000 dollar schuld. Maar toen gebeurde het. Zij ontdekten een stuk, het stuk, een oud Amerikaansch melo drama, getiteld: After dark or Neither Maid, Wife nor Widow, waarover indertijd volle zalen al trahen geplengd hebben. Vandaag schreit heel New York, maar tra nen van 't lachen. Het stuk werd in den geest der 70er jaren, in costuums en tusschen cou lissen van dien tijd voor het voetlicht gebracht, gespekt met de meest sentimenteele, roman tische balladen en voorzien van 'n dialoog tus schen den held en de heldin, dat de toeschou wers pijn in de zij van de pret krijgen. Daags na de première ging 't door heel New York: dat stuk moet je gezien hebben. Per post ontvangt de theaterdirectie per dag ongeveer 2500 bestellingen om plaatsbil jetten, daar voor telefonische bestellingen geen denken aan is. Een telefoniste heeft op geteld, dat binnen één uw 1800 menschen vergeefs poogden de kassa te bereiken langs den draad. Het theater is voor 6 maanden al uitverkocht. De ondernemers hoeven de eerste twee jaar niet naar 'n nieuw stuk uit te zien. Het aanbad van een agentuur om den alleen verkoop der plaatsen te verkrijgen, werd afge wezen omdat de geboden som van 50.000 dollar te gering was. En tegelijk met het stuk is Hoboken ont dekt. Het theater bevat maar 750 plaatsen; maar toch trekken iederenavond opnieuw minstens 10.000 New Yorkers naar den overkant van de rivier. De restaurateurs en de obers kun nen het werk niet af: zij zijn er nog beduusd van, maar niet zoo beduusd, of zij wisten on middellijk een zoete wraak te nemen op de veronachtzaming, de spotlustige bejegening van New York van weleer. In de restaurants stijgen de prijzen maar hooger en hooger; de hotels van Hoboken vragen voor een kamer evenveel als Savoy-Plaza; en de burgemeester Gustav Bach heeft onmiddellijk een kamer van koophandel opgericht.... HOLLYWOOD VROEGER EN NU Het is nauwelijks vijf en twintig jaren gele den. dat Hollywood, het beroemde wereldcen trum van de film tot stad werd verheven, en ofschoon het veel ouder is, draagt het zijn naam ook al niet langer dan een veertigtal jaren. Horace H. Wilcox, dien men voor den stichter van Hollywood houdt, vond dezen haam, die hem voor het „Dal der Cahuengas", zooals het gebied rondom Hollywood heet, zeer geschikt voorkwam. Het dal der Cahuenga's kan zich wel op een zeker historisch verleden beroemen, maar daar door zijn de verschillende filmcompanies toch zeker niet aangelokt. Daarop oefenden wel de gelijk alleen de tegenwoordige eigenschappen en hoedanigheden van het dal invloed uit; zijn paradijselijke ligging, de wonderlijke zon, die hier 354 dagen van het jaar" schijnt, het onver gelijkelijke klimaat en de nabijheid van de lauwe zee. De missie-geschiedenis van Californië ver haalt. dat door broeder Irnipero Serra het eerst 't Cahuengadal voor het Christendom ge wonnen werd. Na zijn dood werd zijn eenvou dige woning tot een kapel omgebouwd. Historisch wordt het vooral door Indianen bewoonde gebied om Hollywood voor de eerste maal vermeld in 1709, toen Gaspar de Portala met zijn expeditie door het dal trok. Toen Mexico zich van Spanje onafhankelijk ver klaard had, marcheerden de gouverneurs van Californië viermaal door het land, om telkens een opstand te onderdrukken. Den 13 Januari 1847 onderteekenden generaal Andres Pico en generaal John Fremont den vrede van Cahnen- ga, waarbij Californië aan de Amerikanen werd toegewezen. Twee jaren later werd het dal bestormd door het onafzienbare leger van goud zoekers. Omstreeks 1870 werd door John Goldworthy den gouverneur, het dal in vele. gelijke parten verdeeld, die spoedig genoeg afnemers vonden. Als koopers meldden zich o.a. vooral aan twee Deensche zeelieden, met name Ben Duin en Joe Hansen, een Duitscher Heinrich Claussen,Den nis Sullivan, een Ier en Amestoy, 'n Spanjaard. Deze namen ziju met de stichting van de stad Hollywood ten nauwste verbonden. Bovendien speelde daarbij Caecilia Plummer, een Spaan- sche en weduwe van een Engelscben zeekapi tein, die met haar beide kinderen in het Ca- huenga-dal een toevluchtsoord zocht, een be langrijke rol. Voor wij evenwel de periode hereiken van den grooten opbloei, valt het tijdvak van 1863 tot 1S74 te vermeiden, waarin het land ernstig ge plaagd werd dour de euveldaden van den roe ver Tiburtio Vasquez, en zijn trawanten, voor wie geen menschenleven veilig was. Na den dood van dezen bandiet begon pas goed de snel le ontwikkeling van het gehied. Claussen pro beerde zijn land met citroenen te beplanten, en de Plummers trachtten het productief te maken met sinaasappelen en meloenen, terwijl een uit Zuid-Amerika overgewaaid kolonist het met da dels beproefde. Den grooten stoot tot het fundament van Hollywood gaf evenwel Horace H. Wilcox. Deze vooruitstrevende pionier groeide op een farm in Michigan op en studeerde later in Adrian met de karige middelen, die hem een eenvoudig schoenpoetserswerk opbracht. Te Bryan in Ohio kreeg hij een baantje aan Openbare Wer ken, hij trouwde en vestigde zich daarna te Topeka in Kansas. Zijn vrouw stierf te vroeg en Wilcox vertrok naar Los Angelos, waar hij na een paar jaar ten tweeden male trouwde. Na den dood van 'n kind trokken hij en zijn vrouw zich terug in 't Cahuengadal om er een abricosenplantage te beginnen, die zijHol lywood noemden. Een mede-grondvester van Hollywood was ook Cornelius Cole, die zich in het Zuiden ne derzette en die in 1923 nog als honderdjarige trotsch en fier te midden zijner vrienden zijn eeuwfeest herdacht. De plaats Colegrove, die hij stichtte, werd met een postkantoortje ver rijkt en kreeg daarom een groot belang voor geheel den omtrek. Verder groeide de beteekenis van Hollywood toen E. C. Hurd een rijke mijnontginner uit Colorado geld in 't land stak. Een primitieve spoorweg-exploitatie was reeds 'n mislukte spe culatie gebleken. Het was 'n zware slag voor het gewest toen plotseling in 1892 Wilcox en kort daarop ook Hurd overleed. De vrouw van den eerste zette evenwel den voortrekkersarbeid wilskrachtig voort. Na deze moeilijke ontginningsjaren konden de 500 inwoners van het stadje een rooskleurige toekomst tegemoet zien. Reeds in 1899 werd de spoorweg er geëlectrificeerd; er kwam 'n com fortabel hotel en een geriefelijk, ruim postkan toor. Het toeristenverkeer werd vooral naar Hol lywood gelokt, toen de Fransche schilder Paul de Longpé, een beroemd schilder van bloesems, lentetuinen en boomgaarden uit de negentiger jaren, van Los Angelos naar Hollywood ver huisde. Omdat hij ook in werkelijkheid een paradijs van een tuin bezat, werden de schoon heid en de goede hoedanigheden van het Ca huengadal spoedig populair. In 1903 werd de „Bank van Hollywood" ge sticht en dit ^egt meer dan genoeg voor de ontwikkeling van het stadje. Bovendien zocht het een extra cachet te krijgen door de oprich ting van een universiteit. Ofschoon in 1904 te Los Angelos al een film gedraaid werd en in 1908 het eerste filmspel: ,.In de macht van den Sultan", kwam de film toch pas in 1911 naar Hollywood. Het eerste filmatelier werd door de gebroe ders David en William Horsley opgericht. De Horsleys, die momenteel 'n enorm groot film atelier bezitten, kregen natuurlijk spoedig na volgers. Hollywood was ontdekt en werd niet meer prijs gegeven. Binnen twee maal tien jaren kreeg het een inwonersaantal van 130.000. Kleine huisjes zijn uitgegroeid tot wolkenkrabbers van kantoren en ateliers; slecht onderhouden wegen tot bree ds boulevards en avenues. En zoo werd Hollywood een van de modern ste en schoonste steden uit het Amerikaansche Westen. DR. ECKENER TE LONDEN. Dr. Eckener was gisteren de gast van den Engelschen luchtschepen-constructeur Com mander Bearing. Heden zou hij een tocht maken met het Rritsche luchtschip „R. 100". Het Britsche ministerie voor luchtvaart heeft echter mede gedeeld, dat de weersomstandigheden voor een vlucht ongunstig zijn, zoodat de tocht waar schijnlijk niet door gaat. Daarentegen zal dr. Eckener op uitnoodiging van het luchtvaartministerie met Commander Bearing de luchtschepen „R. 100" en „R. 101" bezichtigen. DE PRINS VAN WALES- Op zijn terugreis uit Afrika zal de prins van Wales Vrijdagmorgen vroeg te Marseille aankomen met het s.s. „Rawalpindi". Bij gun stig weer zal hij onmiddellijk per vliegtuig naar London doorreizen. Luitenant Don zal hiertoe met zijn machine gereed staan. Te Le Bourget zal een korte landing worden ge maakt voor het innemen van brandstof en voor het gebruiken van een maaltijd. Twee an dere vliegtuigen zullen den prins escorteeren. Aangezien wij alle stukken, die in het bui tenland volle zalen trekken, ook te bewonde ren krijgen, wij krijgen immers stukken, die niet eens volle zalen trekken, zullen wij „After Dark" bij tijd van leven, ook wel binnen de grenzen zien komen, of de voor steden ten onzent moesten er zoo heftig tegen ageeren wel wetend, dat wanneer zij voorspoe dig carrière maken, de annexatie dadr is met de belastingverhooging. DE „R. 100" Zaterdag a.s. zullen waarschijnlijk de twee grootste luchtschepen ter wereld, de Engelsche „R. 100" en de Duitsche „Graf Zeppelin" fe Cardington naast elkander gemeerd liggen. Bij gunstige weersomstandigheden zou de „R. 100" een vlucht van 10 k 12 uur maken. Wanneer de ,R. 100" eenmaal uit de loods gebracht zal zijn, is het onwaarschijnlijk, dat hij daarin weer zal terugkeeren voor den te rugkeer van de reis over den Oceaan naar Canada welke de volgende maand zal plaats vinden. Er zijn onlangs nieuwe machines van een moderner type in de „R. 100" gebouwd. Deze machines, zoowel als het omhulsel en de draacllooze Installatie zullen tijdens dan tocht onder speciale observatie gesteld worden. Het zal de zesde vlucht zijn van de „R. 100" terwijl waarschijnlijk voor den tocht naar Canada nog eenige tochten zullen worden ge maakt. De vlucht van heden zou, wat richting be treft, afhankelijk zijn van den wind. KATHOLIEKE KERKMUZIEK Men zendt ons de volgende mededeeling: Onder voorzitterschap van den opper-presi- dent dr. Fuchs uit Koblenz kwam op 11 April ie Keulen het bestuur bijeen van het „Inter nationaal Genootschap ter Vernieuwing der Katholieke Kerkmuziek." De kerkmuzikale feestultvoeringen zullen dit jaar in Frankfort aan den Main plaats heb ben van 23 tot 26 October. Daar werkenlede de kerkkoren van Frankfort en omgeving, de Cacilien-Verein, verder de domkoren van Aken, Frankfort, Keulen, Limburg en München. Over de deelname van buitenlandsche koren zijn nog onderhandelingen gaande. Een oude gewoonte IN ONS LAGE LAND NIET BEKEND Met Robert Bridges is de veertiende der officieele Engelsche poetae laureatae heenge gaan. Op acht en zestig jarigen leeftijd werd hem nog de verantwoordelijkheid op de schou ders gelegd, om hij vorstelijke geboorte- of sterfdagen en hij groote staatsgebeurlijkheden naar de lier te grijpen. Zooals reeds gemeld werd, schijnt hij hierbij het voorbeeld gevolgd te hebben van een fij ner voorgangers, Wordsworth, die, voor hij de eervolle benoeming accepteerde, de voorwaarde stelde, dat hij wel verplicht was de emolumen ten, aan dit ambt verbonden, te aanvaarden, maar niet per se gelegenheidsrijmen te zoeken. Het geviel evenwel, dat Wordsworth's opvol ger, Tennyson, die van 1850 tot 1892 gekroond dichter was, in het vereischte genre gelukki ger was, zoodat het eenigszins te begrijpen valt, dat men zware eischen meende te mogen stellen aan den landsverzefimaker, in de heete jaren, die op Bridges' benoeming volgden. De gewoonte om groote dichters plechtig te lauweren, was al in Griekenland in zwang, waar de kroning bij gelegenheid van de na tionale of locale litteraire wedstrijden plaals vond. Van de Grieken ging de volksdeugd, om eigen dichters te eeren, op de Romeinen over. Zoo lauwerde keizer Domitianus met eigen hand dichters en redenaars, die zich deze plech tigheid bij de door hem ingevoerde Capitoiijn- sche spelen hadden waardig getoond. In de 12e eeuw vingen ook de Duitsche kei zers aan, liun lofzangers te eeren, maar de laurier beloonde daarbij slechts prestaties in het Latijn geleverd. Keizer Hendrik V kroonde dientengevolge zijn historiograaf David Soo- tus, en Frederuk I den monnik Giintlier, die een heldendicht over 's keizers daden gedicht had. Toch is dit gebruik in Duitschland geen vaste traditie geworden. Het was keizer Fre- derik III, die deze gewoonte weer herstelde in navolging van Italië, waar de herleving ervan een hoogtepunt vond in de plechtige kroning T?an Petrarca op het Capitool, den eersten Paaschdag van het jaar 1331. Keizer Frederik III kroonde Aeneas Sylvius Piccolomini, den lateren Paus Pius II, en met eigen hand Koenraad Celtis, die algemeen voor den eersten Duitschen poeta laureata gehouden wordt, maar daarenboven vielen zoovele man nen van minder beteekenis deze eer te beurt, dat de lauwerkrans veel van zijn waard© aan luister en onsterfelijkheid moest inboeten. Frederik's zoon, Maximiliaan I, die Ulrich van Hüten de eer gaf, was spaarzamer met zijn kransen, maar hij verleende toch den kei zerlijken paltsgraven het privilege, om iedev, dien zij het waardig keurden, in zijn naam met den lauwerkrans te verrijken. Een gevolg daar van was, dat de kroning tot dichter ten slotte een niets meer zeggend eerbewijs werd. De beroemde gelauwerde dichters in Duitsch land waren naast von Hüten, George Sabinus, Johannes Stigelius, Nicodemus Frischlin en Martinus Opitz, de eerste, die aan zijn Duit- s.che dicliten den lauwerkrans te danken had. In Engeland was Ben Jonson de door Karei I in 1617 voor 't eerst aangestelde hofdichter. Lang te voi-en had Richard Leeuwenhart reeds in Gulielmus Peregrinus zijn versifica- tor regis, zijn koninklijken zanger gehad en Hendrik III in Master Henry. In de 15e eeuw noemde zich John Kay reeds „the humble poet laureate" van Ecluard den vierden. De Kroon gaf toen reeds verschillende toe lagen aan deze hofzangers; zoo kreeg Chaucer een jaarlijksch honorarium in geld en wijn van Eduard III en Spencer hetzelfde van ko ningin Elisabeth. Jonson's opvolger werd in 1638 Sir William Davenant, maar nog was het dichterschap Dij de gratie van den vorst geen officieel ingestel de ©n bekrachtigde post. Als zoodanig kreeg in 1670, twee jaren na Davenant's dood, John Dryden zijn gezegelde aanstelling, met de toezegging van een jaar geld, groot 300 pond en een vaatje Canarische wijn. Dryden was de eerste en waarschijnlijk daarmee wel de voorbeeldigste der Britscne hofdichters. Zijn loopbaan had hij reeds voor bereid met een lofdicht ter verheerlijking van Cromwell in 1658. Bij den terugkeer van de Stuarts begroette hij Karei II, ih welluidende versregelen, onder den titel: Astraea redux. Den inspireerenden wijn schijnen deze dich ters nog lang noodig te hebben gehad. Slechts bij den tienden in deze rij van veertien illuste- ren, H. J. Pye, werd de drank pas vervangen door 27 pond baar geld, en deze bepaling werd hernieuwd bij Tennysen, die in tegenstelling met Robert Bridges, een van de meest popu laire en gelezen poets laureates van Engeland is geweest. In 1850, door koningin Victoria als opvol ger benoemd van Wordsworth, dichtte hij in 1852 een ode op den dood van den hertog van Wellington; tien jaar later dichtte hij een in memoriam op prins Albert; hij bezong in een cantate de opening van een internationale ten toonstelling; hij dichtte bij gelegenheid van het huwelijk van den prins van Wales, hij ge legenheid van het huwelijk van prinses Bea trice, etc. Zooals uit dit zeer beknopte verhaal blijkt, heeft de gewoonte, om nationale dichters te eeren, op haar weg van Grieken- naar Brit tenland. öns lage land niet aangedaan Een herinnering aan het tweede vaderland MENSCHEN „DIE WAT VAN DE WERELD GEZIEN HADDEN" Het doet wel eenigszins vreemd aan, wan neer men in Zwitserland tegen de Italiaansche grenzen, opeens huizen ziet met opschriften „Ons Genoegen" en „Weltevreden", twee ty pisch Nederlandsche namen voor een boeren woning of buitenverblijf. Bij nader onderzoek blijken daar ook werkelijk Nederlanders of tenminste Nederlandsch sprekende bewoners te leven. Wanneer men het Lago Maggiore nabij Lo- carna verlaat, kan men het dal volgen van de Maggia. En daar, 450 meter hoog, ingesloten tusschen de steil oprijzende hergwanden ligt het Tessineesche dubbeldorp CavergnoBig- nasco. Het is een typisch Italiaansch dorpje met nauwe straatjes, die zich kronkelen tus schen de hoog opgebouwde huizen en tenslotte voeren naar de bergpaadjes, die leiden naar de hooger liggende bergweiden. Het is alles nog primitief en van weelde kan niet worden gesproken. De opbrengst van den landbouw is schraal en in die omgeving ziet» we plotseling Nederlandsche namen en hoorei» goed Nederlandsch spreken. Wat toch is het geval? Evenals bij ons emigratie naar Amerika voor velen, die het niet al te breed hadden, een tocht scheen naa? het beloofde land, zoo trokken de bewoners van deze dorpjes naar het „steinreiche" Hol land om dikwijls als schoorsteenveger, met selaar of terrazzo-werker een ruimer bestaan te vinden dan in hun geboorteplaats en om tenslotte, als het geluk hun meeliep, met hun spaarduiten terug te keeren naar hun geboorte grond, waar zij vanzelf golden voor menschen, die wat van de wereld hadden gezien en die in den regel in materieelen welstand boven hun achtergebleven dorpsgenooten stonden. Zij bouwden of kochten een eigen woning en gaven deze als herinnering aan hun tweede vaderland een Hollandschen naam en door de overige Inwoners worden zij nog steeds be schouwd als de „Hollanders" en zij zijn het Hollandsch dan ook even goed machtig als het Italiaansch. Tellen en rekenen in het Neder landsch is hun tot een tweede natuur gewor den en men moet vooral niet denken, dat zij onze moedertaal radbraken zooals Duitschers, die lang in Holland hebben gewoond of op een wijze, zooa.Is men het dikwijls hooren kan in de Indische buurten van Den Haag. Neen, hot Hollandsch, dat zij spreken is soms zeer bloem rijk en krachtig. Ook schrijven zij onze taal in den regel met weinig of geen fouten. Wat aanleiding werd tot een oorlog Reeds zeer vroeg heeft de bloem in de geschiedenis een politieke rol gespeeld. De roode en witte roos waren respectievelijk de kentee- kenen van het Huis van Lancashire en dat van York, die in de 16de eeuw streden om den Engelschen troon en de aanhangers van beide huizen droegen het embleem op hun hemd. Het ontstaan schildert Shakespeare in het eerste deel van Koning Hendrik VI, waar Richard Plantagenet, Hertog van York zijn aanspraken doet gelden op den Engelschen troon. Zijn aanhangers aarze^n echter nog hem te volgen en daaróm spreekt hij hen toe en zegt: „Wie meent, dat ik de waarheid spreek, plukke met mij een witte roos van dezen struik." Zijn tegenstander, de Graaf van Somerset, beantwoordde deze uitnoodiging met het pluk ken van een roode roos en spoorde ieder, „die geen lafaard en vleier was aan, de partij der waarheid te omhelzen en zijn voorbeeld te volgen." Deze gebeurtenis was de aanleiding tot den 30-jarigen Rozen-oorlog, die aan honderddui zenden het leven kostte. De Fransche koningen hadden acht eeuwen lang, vanaf Lodewijk VII, de lelie in hun wa pen en voerden de witte lelievlag, een witte banier met gouden lelies bezaaid. Wit is in Frankrijk de kleur van de oude monarchie der Bourbons en de tijdelijke rood-wit-blauwe vlag gedurende de Fransche revolutie moest bij het herstel van de Bourbons in 1815 weer wijken voor de witte kleur. Na den val van Napoleon I heeft in Frankrijk in het bijzonder de roode anjelier beteekenis gekregen als embleem en herkenningsteeken van de aanhangers van Napoleon, terwijl do koningsgezinden zich tooiden met de witte an jelier. Eerst later, vooral na den val van het tweede keizerrijk, werd het viooltje het ken- merk der Bonapartisten. Keizer Wilhelm I had als lievelingsbloem de blauwe korenbloem. In den zomer van het jaar 1808 keerde zijn meoder, Koningin Louise en haar zonen van Memel naar Koningsbergen terug. Er had een klein ongeval plaats, door dat op een stillen weg een rad van het rijtuig brak. De reizigers moesten eenigen tijd wach ten, alvorens zij verder konden komen en in dien tusschentijd vlocht Koningin Louise een krans van korenbloemen, die de kinderen had den geplukt, en plaatste dien den toen 11-jari- gen Prins Wilhelm op het hoofd, een feit, dat hij nooit heeft vergeten. W.S. TENGEVOLGE VAN EEN FOUT IN HET LICHTSIGNALENSTELSEL is in den Parijschen ondergrond een ongeluk gebeurd', waarbij een aantal menschen gewond werden; de menlgt# op straat wacht op nieuws over de botsing

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10