FEUILLETON DE BLOODAARD HET GEHEIM VAN TEMPLE-TOWER. WOENSDAG 30 APRIL 1930 ODE AAN MARIETJE In 't rooksalon van 't hotel zaten zij tegen over elkaar. Wat? riep de burgemeester, vindt t het niet 'n prachtig resultaat dat Engeland zevenhonderdduizend man onder de wapens kan brengen? Zeven honderd duizend! Is dat niet bewonJerenswaadig? Een glimlach onder den korten snor was 't eenige antwoord van majoor Dangerfield Er lag verslagenheid in z'n oogen en op z'n trekken. Door 't open raam keek hij naar de zee en naar 't strand, waar ondanks het late uur cn't duister nog een groote menigte zich ophield in den schijn van eenige elec- trische lampen. Er werd gelachen gepraat, alsof er geen sprake was van den vreese- lijken ooriog die Europa in beweging bracht. I*it de verte kwamen de opwekkende tonen van de Marseillaise aangezweefd. Zeker, zei de majoor, zevenhonderd duizend is een mooi getal. Maar 't land heeft minstens vier millioen mannen die de wapens kunnen dragen» Dus nog geen vijfde deel heeft gehoor gegeven aan den oproep. Waar blijven de anderen? De burgemeester zette groote oogen op. Zijn vriend wees naar buiten Zie nu die honderden jonge kerels daar eens, terwijl toch 't Vaderland hen zoo noo- dig heeft. Allen weten ze, zijn er van over tuigd, dat 't welzijn van 't land afhangt van den uitslag van dezen oorlog, en toch schuift het vier vijfde deel zijn plicht op de schou ders van een ander. Dat is de onbegrijpelijke kant van onzen flekmatieken aard. Laatst is de vijand de .rnst komen beschieten, maar denkt nu niet dat alle jonge mannen geest driftig opstaan om te helpen het gevaar te koeren. Stel u nu eens voor dat wij tweeën naar buiten gaan en de zes eerste mannen die we togen komen vragen of ze zich willen laten inschrijven: wat denkt u dam dat ze zullen antwoorden? Hoogstwaarschijnlijk zullen ze ons ver zoeken ons alleen met onze eigen zaken te bemoeien. -- Dat lost de moeilijkheid natuurlijk niet op. Kom mijnheer Nelson ga met me mee, ik wil de kans beproeven. Als burgemeester der stad zal uw verzoek niet zomder bijzon dere beteekenis zijn. Ik als officier der aan- wervingsdienst, doe er niets anders mee dan m'n plicht, gaat u dus mee? De burgemeester loosde een zware zucht. Hij voorzag hoe bezwaarlijk de voorgestelde taak was. Toch wilde hij zijn goeden wil toonen, stond daarom op cn ging met den majoor naar buiten. De muziek speelde nu het Belgische volks lied. Onder de menigte bevond zich een rijzige jongeman met een meisje aan z n arm. Kom laten we nog een wandeling langs 't strand maken Mabel, zei hij. De stad mocht er wel eens voor zorgen ons wat be tere muziek te laten hooren. was. Ik begijp niet wat voor moois de menschen vinden in dat gedrens. De soldaten Daar heb ik maling aan. En ik be grijp niet, wat je Het laatste deel van den zin ging verlo- loren in het rumoer der menigte. Hij baande zich 'n weg door de men- schenmassa, zij volgde hem. Opeens trok iemand hem bij de mouw en hij zag een man voor zich staan die hem met droeven blik aankeek. Ik heb uw opmerking gehoord... Ik geloof niet dat u een hoog idee hebt van den soldaat. Een hoog idee of een laag... wat gaat u dat aan? Dat gaat mij evenzeer aan als iedereen. Degenen die zich voor 't vaderland opoffe ren, verdienen hoogachting en dankbaar heid. Te oordeelen naar uw eig en woorden hebt u er nooit aan gedacht u als vrijwil liger te laten inschrijven. Ik? Neem me niet kwalijk, maar u vergist zich. Excuseer mij dan; ziet u, deze heer en ik wilden vanavond onderzoeken waarom onze jongelui niet beter gehoor geven aan den oproep van 't vaderland. Nog eens, u vergist zich wat mij betreft. Vergeef me dat dan... Mag ik u eens vragen in welk regiment u ingedeeld bent? Ik heb me laten inschrijven als offi cier van het landleger. teekent wat als ze daar ginds vechten, het meisje geestdriftig uit. Ik wist wel dat jij je niet aan 't gevaar zou onttrekken. Maar je hebt me er niets van gezegd, deugniet. Over zulke dingen praat je niet, zei Swale met een air. Kom Mabel. Hij doet of hij heel wat is. die melk baard! spotte een werkman, terwijl hij de pijp uit zijn mond nam om op den grond te spuwen. Officier bij 't landleger! Dat be- teekent wat als ze daar gins vechten. En u zelf, wat doet u? vroeg majoor Dangerfield even glimlachend over de op merking. U hebt zeker gewichtige redenen om thuis te blijven. Maar ik zou di& wel graag kennen. De arbeider klemde; de.zïgetaointaoinnj De arbeider kleurde; de vrouw die hem vergezelde vatte hem bij den arm. Zoowaar ik James Freeman lieet, begon hij, als u in mijn plaats was en vier maan den lamg werkloos bleef, zoodat je kinderen van honger huilen, dan zou u zeker ook niet als soldaat vertrekken op 't oogenblik dat 't werk weer loskomt. Kent u de condities? Uw vrouw en kin deren zouden een toeslag krijgen. En wanneer ik niet terugkom? Kan m'n vrouw dan rekenen op een voldoende pen sioen? Het land heeft nog nooit. Ja dat ken ik. Ik heb al zooveel oud strijders zien omkomen van ellende. Natuur lijk als ik nog ongetrouwd was. Ja Jim, vond zij, ik heb wel uit zijn stem opgemaakt dat hij zich verkniest om dat hij de zee nog niet over kan steken. Beiden liepen door. Opeens bleef de vrouw staan zei met stokkende stem: Jim ik wil dat je je laat inschrijven. En zoo zal niemand ooit kunnen zeggen dat m'n man een lafaard was. Hij keek haar ernstig medelijdend aan. Maar wat moet er dan van jou en de kinderen worden? Och we zullen ons er wel doorslaan en met den regeeringstoeslag Berty, m'n liefste, ik hoop dat je niet zoo spoedig opgeroepen zult worden, zei miss Mabel tot Bertram Swale toen ze even la ter op een bank waren gaan zitten. Wat bedoel je? vroeg de jongeman als of hij haar vraag niet begrepen had. Wel ik zou wel willen dat je niet aan stonds de officierenuniform aankreeg om 't land te gaan dienen, hoewel ik daar erg trotsch op zou zijn. Er scheen voldoende licht tot Bertram door te dringen. Ben je nu stapelIk officier? Zeker om op 't front te comrnandeeren. Dank je wel, de burgerkleeding is me goed genoeg. Maar als je nu opgeroepen wordt? Ik, worden opgeroepen? Geloof je dan wat ik dien ouden gek zei? Zij keek hem verbaasd, verontwaardigd aan, hernam op ongewoon koelen toon: Je zei dat je als officier. Goed, dat zei ik wat zou dat? Moest ik misschien ten aanhoore van dat plebs bekennen dat ik liever thuis blijf? Maar ik vatte je bewering ernstig opging al groot op je moed en zelf verloochening. Ik merkte gewoon op dat men over zulke dingen niet praat. Juist je vond beter dat daar niet over gesproken werd. Je rekent er op dat anderen, misschien vaders van verschei dene kinderen, in jouw plaats gaan. Laten we mekaar goed verstaan: in dien ik wist dat ik noodzakelijk was. Als ik een man was Berty Swale, zouden ze mij geen tweemaal op m'n plicht behoe ven te wijzen. De gedachte dat je evenals zooveel andere moedigen de wapens op zou nemen, maakte je groot, heel groot in m'n oogen. De scheiding zou me veel gekost heb ben, maar ik had dan tenminste kunnen denken dat daar ginds iemand streed die mij toebehoorde, mij eenigszins vertegen woordigde. Ik heb me echter vergist... en me verbonden aan egoist. - Mabel, pas op; d'r zijn van die dingen welke een man niet vergeven kan. Een man? Jij een man? Zeg liever een bloodaard, een zwakkeling,een wezen zon der bloed, zonder hart, dat tot niets anders ;n staat is dan een stoel recht te zetten of een winkeljuffrouw lastig te vallen. EEN MOMENT UIT HET PLECHTIGE FEEST der inwijding van het nieuwe theater voor het Oberammergauer Passiespel, welke plechtigheid door kardinaal Faulhaber verricht werd. De jonge dame antwoordde lacnena: je bent wel veeleischend.Enfin dat kan men zijn als men een kenner is. Ik ben maar een nul op muzikaal gebied en vind daarom geen reden om dat orkest te minach tenLaten we nog een minuutje wachten, dadelijk spelen ze Tipperary. Maar Mabel! O ik houd daar zoo van, ik vind dien marsch zoo mooi. Meewarig glimlachte hij en trok de schou ders op. 'tWas een groote, breed geschouderde gestalte met aangenaam, frisch gelaat. Zijn Meeding was nieuw modisch, onberispelijk, maar hij was dan ook inspecteur-controleur bij de firma Suedley en Brown, de voor naamste modezaak van Dealstone. Zij was een mooi meisje, nog al ingenomen met zich zelf en zeer trots op de keuze van mijnheer Bertram Swale, ofschoon deze toch zóóveel bekoorlijke meisjes op z'n levensweg tegenkwam. Zoodrp het orkest den door haar verlang den marsch inzette begon ze hem mee te neuriën tot ergenis van haar aanstaande. Kom nu! zei hij haar zoodra het stuk uit ceu anuere weraman Kwam tusschenbei- den. Freeman heeft gelijk Laten de vrijge zellen eerst maar 't voorbeeld geven. Er vormde zich een kring van werklie den en daaromheen stonden eenige nieuws gierige heeren en zelfs dames. Wat, riep de majoor verontwaardigd uit, is er dan geen één onder u die edel moedig genoeg is om te vertrekken Gij wilt toch geen lafaards zijn? II praat wel veel, merkte een jonge elegante heer op, paar waarom vertrekt u zelf dan niet? De aangesprokene werd hoogrood. Ik vertrekken? Mijn vader en grootva der zijn gesneuveld op het veld van eer; mijn beide zoons doen hun plicht en ik, die niets anders verlang dan me bij m'n kame raden te voegen, zou hier niet staan om u uit te noodigen als ik al had kunnen ver trekken. Ontmoedigd keerde hij zich om en verwij derde zich met zijn vriend den burgemeester. De man die zich zoo even James Free man genoemd had zei peinzend tot z'n vrouw. De vent lijkt me toch wel oprecht. Miss Salters, je zou spijt kunnen krij gen over die woorden. O neen. Geheel m'n leven zal ik er blij om zijn dat ik je bijtijds heb leeren ken nen. Meteen schoof ze de verlovingsring van haar vinger, wierp hem in de richting van Bertram. Het gouden teeken van onbreek- baren trouw rolde onder de bank. Met een minachtend gebaar draaide zij zich om en ging heen.alleen. Met de handen op den rug en een streng ernstig gezicht liep Bertram Swale met af gemeten pasjes tusschen de mannequins, welke de laatste modescheppingen droegen van de firma Suedley en Brown. Zijn ha ren plakten glimmend op het hoofd, zijn kleeding zou den bekwaamsten tailleur eer aangedaan hebben, de ramen weerspie gelden in het vernis der schoenen. Hier en daar verzette hij een stoel, veranderde de vouw van geëtaleerde stof. De zaken gin gen niet bijzonder dezen morgen. Twee winkeljuffrouwen dichtbij praat ten fluisterend met elkaar. Swale liet z'n Een Bull-Dog Drummond-verhaal. door SAPPER. Geautoriseerde vertaling. 25.) Goed. Zooals ik reeds zei, begon dat teeken rond 1900 tamelijk populair te worden onder het Farijsche volk. We begrepen, dat het 'n uitbreiding of beter gezegd 'n veropenbaring van denzelfden man beteekende, zijn methoden waren geheel gelijkvormig aan die van den vroegeren onbekende. Z'n handelwijze was nu alleen driester geworden. Tot dan toe waren al zijn bevelen schriftelijk tot ons gekomen nu begon hij ze ook mondeling uit te deelen. U begrijpt dat de politie dit buitenkansje met beide handen aangreep. In iedere menschen- gemeenschap zijn er omkoopbare typen, en de onderwereld van Parijs vormt hierop geen uit zondering. Zoodra deze nieuwe werkmethode hekend werd, trof men allerwegen maatregelen Zorgvuldig werden de meest geraffineerds plan nen uitgedacht om den doodsvijand in de val te lokken. Met d9 grootste omzichtigheid en door de mee3t vertrouwde kanalen werd het aan enkele groepjes meegedeeld, dat, indien een van hen een boodschap mocht ontvangen vau Le Bossu met het bevel hem ergens in persoon te ontmoeten, de politie onmiddellijk gewaar schuwd diende te worden. Een formidabel hooge belooning werd in het uitzicht gesteld voor dc informatie, die tot zijn gevangenneming zou leiden. Om kort te gaan. Op een goeden dag kregen we dus een telefoontje. Met merkbaar verdraai de stem vertelde ons iemand, dat Le Bossu hem had bevolen om naar een klein hotel te komen niet ver van het Gare de l'Est. Het onderhoud zou om tien uur plaats hebben. De verklikker was een der beruchtste typen de Rat. De politie omsingelde het huis iedere toegang tot het hotel werd bewaakt, toen de Rat aan kwam. Le Bossu had hem doen weten, dat hp in de hall wei verder zou worden ingelicht over de kamer waarheen hij zich moest begeven, en wij gaven hem een „stille" mee, om het nummer van den Rat over te nemen. We hadden afge sproken, dat we hem wat tijd zouden laten, zoodat hij gelegenheid zou krijgen om uit te visschen wat Le Bossu met hem voor had. Eerst tien minuten, nadat de Rat naar boven was gegaan, stormden wij de kamer binnen. Nu moet U goed weten, heeren, dat ik van het oogenblik, dat de Rat de kamer was binnen gegaan, buiten op de gang was gebleven. Ik durf te zweren, dat niemand langs de gangdeur de kamer heeft verlaten. En toch, toen wij binnenkwamen, lag de man morsdood in de kamer. Hij was met een mes dwars door zijn borst aan den grond vastgestoken. Alsjeblief! zei Sproetkop. En van ontstel tenis beet hij een cigaret, die hij onaangesto ken tusschen zijn lippen hield geklemd, in tweeën. Maar hoe heeft de kerel kans gezien om te ontsnappen? Matthews haalde de schouders op. Het venster was open, en zoo is hij hem waarschijnlijk gesmeerd. Maar dit is slechts een uit honderd. Wacht 'ns even, zei Hugh. Had niemand in het hotel den man de kamer zien binnen gaan. De kamer was telefonisch besteld, zei Matthews. En ofschoon het hotel niet groot is, heerscht er voortdurend bedrijvigheid. Er wa- len dien avond heel wat menschen in en uit geloopen. Het was dus absoluut onmogelijk om to zeggen, wie het geweest kon zijn. Maar een bochel loopt nogal in de gaten, zou ik zeggen, merkte ik op. Zeker, maar had hij werkelijk wel een bochel? Ik geef toe, dat hij dit famiiirwapen had gekozen, maar dat sluit niet uit, dat hij zelf een normaal mensch was. Of wat zeer wel mogelijk is, de bochel was afneembaar een vaak voorkomende vermomming. Ja dat is zoo, gaf Hugh toe. U kunt veilig van mij aannemen, heeren, ging Matthews verder, dat wij iedere mogelijke en zelfs onmogelijke theorie lieten Meespre ken, maar ten slotte bleef toch het nuchtere, naakte feit, dat de Rat onder de oogen der politie was vermoord en de moordenaar de plaat had gepoetst. Maar laat ik verder gaan. Dit is ten slotte allemaal reeds gesel iedenis en heeft weinig of niets uit te staan met het zaakje, dat wij thans hebben op te knappen. Alleen geeft het u een goed idee van het soort man, waarmede wij op het oogenblik te maken hebben. Verbazend goed! vreeselijk goed! mom. I-elde Sproetkop. Het lijkt me een verbazend geschikt kereltje toe, die Bochel. Ik kom nu meer tot het gedeelte, dat ons rechtstreeks betreft, ging Matthews verder. Om alle geheimzinnigheden uit den weg te gaan zal ik Je precies vertellen hoe de zaken zich hebben voorgedaan en niet zooals wij ze geconstrueerd hebben uit het verhoor van den Nachtegaal. Hij was onze zegsman, toen het jammer genoeg reeds te laat was. U begrijpt wel, dat het na de geschiedenis met den Rat en nog verschillende andere van hetzelfde ge halte, onmogelijk was geworden om onze eerste werkwijze door te zetten, waar we aanvanke lijk zooveel van verwacht hadden. Niemand durfde de risico meer wagen, ofschoon we de belooning, vertwee-, drievoudigden. Maar uit de mannen, die heel nauw met hem in aanraking waren gekomen lekten toch enkele feiten uit en twee daarvan werden vlug bevestigd Ten eerste: hij had een bult, ofschoon we nog niet wisten of het ding valscli was of niet. Ten tweede: hij was altijd gemaskerd. Er was geen levende ziel in de ouderwereld van Farijs, die er zich op beroemen kon zijn gezicht te hebben gezien. Ik zeg met opzet, geen leven de ziel, want niemand weet te vertellen, wat de vele slachtoffers te zien kregen, voordat ze de eeuwigheid ingingen. In September 1902 kreeg de nachtegaal een boodschap, die hem alle kleur uit zijn gezicht weghaalde van schrik, want die boodschap kwam van Le Bossu masqué. Ik heb Jullie al gezegd, dat de nachtegaal met zijn bende echt den beest had uitgehangen met z'n gestolen auto's. Ze hadden zich op hun zeer speciale wijze uitstekend vermaakt. Dat zegt genoeg. Indien alles wat men op het bureau van hen vertelde waar Is, zou Je gezegd hebben, dat ze driegenden blik op hen vallen; diepe rim pels kwamen op zijn voorhoofd. Hebt u niets anders te doen dan te kwebbelen, miss Salters? vroeg hij bits. Maak uw etalae liever in orde. M'n etalage is klaar, mijnbeer Swale, klonk het met rustige waardigheid Zoek dan de een of andere bezigheid. U bént hier niet om uw avonturen te vertel len. Hij keerde zich om. liep verder. Wat is dat nu vanmorgen? vroeg de andere jongedame. Mabel Salters schudde 't hoofd. r Is 't mis? Ja, antwoordde Mabel door een teeken. Nu, hernam haar vriendin, ik weet niet of ik u beklagen moet of niet,, we kermen mijnheer Swale nu zoowat... Enfin, 't is ai- tijd jammer... O ik zelf heb met hem gebroken. Wat? Miss Salters gaf den noodigen uitleg. 't Is een bange haas.en wat 'erger is: een leugenaar. Ik wil met zoo iemand niet trouwen, al was hij ook de eenige man ter wereld. Haar opwinding verborg een heimelijk verdriet. Zij had veel gehouden van Bertram Swale en voor een winkeljuffrouw is de kans op een goeden man slechts gering. De toekomst verscheen aan haar oogen als een eindelooze reeks jaren, grootendeels door gebracht achter de toonba.nk. En als eenmaal haar jeugd en schoonheid voorhij zouden zijn, zou zij in de wereld alle aanzien ver loren hebben. Hoe vaak had zij miss Rat- clif bevrijd, omdat haar verloofde, even eens winkelbediende bij Suedley en Brawn, vertrokken 'was met de eerste vrijwilligers en eens terug zou komen als een held of, als hij niet terug mocht komen, dan toch de her innering achterlaten in het hart van z'n meisje van '11 man die gedaan had waf men van hem verwachtte Even later keerde mijnbeer Swale weer te rug naar de handschoenenafdeeling. Nog steeds niet uitgepraat miss Sal- tes. Als dat zo'o doorgaat, zal ik nog maat regelen moeten nemen. 't Meisje had geen gelegenheid daarop te antwoorden want een persoon kwam zeggen: Mijnheer of u bij m'nheer Suedley wilt komen? Bij 't openen der deur keerde mijnheer Suedley zich op z'n bureaustoel om Gaat u zitten mijnheer Swale. Ik lieh een min of meer onaangenamen plicht te vervullen, waaraan ik mij echter niet ont eerder zelf bang van hun auto waren. In ieder geval was het nog niet in hen opgeko. Uien, dat het als instrument voor misdadige doeleinden buitengewone vergezichten opende. En zij, die gewoon waren, met een slakkengan- getje de voetpaden onveilig te m^ken, zij ont vingen me daar ineens dat onverwachte bevel. De auto moest naar het stadje Magny worden gebracht met niemand anders dan de nachte gaal erin. Magny ligt halverwege Parijs-Rouen. Daar zou de nachtegaal wel verdere aanwijzin gen ontvangen. Matthews glimlachte. Ik kan me de gevoelens van Le Rossignol levendig voorstellen, ging hij verder, terwijl bij daar op een prachtigen Septembermorgen de Porte Maillot uitreed. De eeuwige angst van een chauffeur uit die pionniersdagen, dat de auto misschien onder zijn voeten in tweeën zou breken of uit elkaar zou springen, was ineens vergeten. Wellicht heeft hij heel de voot zitten bidden, dat het maar gebeuren mocht. Maar dan zijn z'n gebeden toch niet verhoord en tegen elf uur stopte hij voor het hotel du Ghand-Cerf te Magny en trachtte hij zich met een paar borrels wat moed in te spreken. Het werd tijd voor de lunch. Ineens kreeg hij een onzinnige bevlieging om te hopen, dat er een vergissing in het spel was en Le Bossu Masqué hem z'u leven ongestoord zou laten vervolgen. IJdele hoop, mijne heeren. Toen hij klaar was met eten, en besluiteloos z'n koffie opslurpte, kwam de boodschap. De kelner over handigde hem een brief, dien hij met beven de handen opende. Hij las als volgt: „Vanavond om acht uur zul je te voet den weg nemen naar Gisors. Vier kilometer van de stad af, ligt links van den weg een boschje. Midden in dat boschje is een schuilplaats voor houthakkers. Ga daar naar toe." Hij vertelde ons bij zijn verhaal, dat hij dien middag tot driemaal toe naar de plaatselijke politie was geweest en telkens op het laatste oogenblik den moed had gemist om door te tasten. Arme duivel, je kunt het hem niet kwalijk nemen. Niemand beter dan de nachts, gaal wist te vertellen welke straf er in Parijs stond op verklikkersdienst. En als het in Pa rijs gebeurde, soms op klaarlichten dag, en als trekken mag. Swale ging op den rand van 'n stoel zitten. 't Bloed scheen uit z'n hoofd gevloeid, ofschoon hij nog niet in 't minste ver moedde van welken lastigen plicht zijn pa troon sprak. Hij was er van overtuigd dat er in heel Dealstone gpen winkelbediende was die zooveel ondervinding had als hij en zoo goed dc klanten behandelde. Mis schien wilde mijnheer Suedley zijn raad inwinnen met het oog op een begrijpelijke beperking van het personeel, want de oor log had aan de zaak geen goed gedaan. In dat geval zou hij Vooral een der dames- bedienden zeker niet als onontbeerlijk po gen te handhaven. Dat was dan ook haar verdiende loon. Mijnheer Suedley kuchte. U bent hier al tamelijk lang in dienst mijnheer Swale, begon hij dan met 'n aar zelende stem. Zes jaar mijnheer. Van af de oprich ting Juist, zes jaar. En u hebt ons heel goed gediend, mijnheer Swale. Wij hebben u niets te verwijten nietwaar Brown? Niets, neen, niets, beaamde de jonge compagnon. Zoodat, op 't oogenblik, waarop wij ons genoodzaakt zien ons personeel te vermin- fleren Ons personeel te verminderenbeves tigde mijnheer Brown met een knikkende hoofdbeweging. U er zich rekenschap van zult geven, dat de beslissing welke wij nemen haar bestaansreden alleen heefl in wat ik zou kunnen noemen, 'n geval van force majeure. Juist en niets anders, voegde de com pagnon er aan toe. Met angstig kloppend hart wachtte Swale af wat er zou volgen. En u begrijpt dus, vervolgde mijnheer Suedley, dat, als wij u ontslag geven bijvoorbeeld over een maand.die maat regel volstrekt niet wil zeggen dat wij iets tegen 11 hebben Ontslagstamelde Swale, terwijl hij zijn ooren bijna niet gelooven kon. 't Valt ons zwaar, dat spreekt van zelf in de gegeven omstandigheden is dat al tijd een pijnlijk iets. Een bediende die steeds zijn best gedaan heeft.Enfin u kent nu onze zienswijze. Verder, mijnheer Swale, zul len wij er niets op tegen hebben als u da delijk heen gaat 0111 iets anders te zoeken, wat u zeker niet moeilijk zal vallen. Wij zijn bereid u een uitstekend getuigschrift te leverenen... en., dat is alles, niet waar Brown? het ware onder officieel toezicht der politie, wat zouden een paar dorpsagenten dan ver mogen in een stikdonker bosch? Dus wandelde hij tegen acht uur den weg naar Gisors op. Hij floot erg vlug en hard, waarschijnlijk om z'n angst te verbergen, totdat hij ten slotte aan z n linkerkant het bewuste boschje gewaar werd. Allerlei angstige geluiden hadden hem reeds gedurende dezen tocht verontrust. Als alle stadsmenschen voelde hij zich niets op zijn gemak in dit nachtelijk uur. Elk takje, dat brak onder het gewicht van een neerdalen den vogel, elk blad dat ritselend op den wind verder danste, deed hem schrik aan. Hij voel de het zweet op z'n voorhoofd komen, a'.s een nachtuil de stilte stuk krijschte. De man, die herhaaldelijk den dood voor oogen had in de donkere sloppen, de sinistere kroegen van nachtelijk Parijs, rilde als een espenblad, in. dien op een eenzamen weg hem een eenvoudi ge landman passeerde. Het behoeft dus heele- n'.aal niet to verwonderen, dat hij op dezen avond geen droog draadje meer aan z'n lijf t ad, toen hij in het struikgewas stapte en tus schen het opgaand hout naar de aangewezen schuilplaats zocht. Ten slotte vond hij ze. Het was er stikdon ker. Hij probeerde de deur, maar die was ge. sloten. (Als ik mezelf even in de rede mag val len, ik geloof dat onze vriend tijdens het ver hoor alles uit dit verhaal heeft getrokken wat er maar uit te halen viel, om ons medelijden op te wekken. Maar dat allemaal toegegeven, moest het toch 'n verduveld kwaad half uurtje voor hem geweest zijn). Toen hij lang genoeg gewacht had, ging hij zitten en haaide een pakje Caporal uit z'n zak. Een sigaret zou hem misschien op z'n gemak brengen, meende hij. En juist op het zelfde oogenblik, dat hij in z'n zakken naar lucifers zocht, werd er in het don- Kcr een haiul uitgestoken die de sigaret uit z'n mond nam. Hij zat stijf van schrik tegen d-n muur van het schuurtje geleund, niet bij machte een woord te uiten. Hij was gewend geraakt aan hevige twisten in z'n veelbewogen Parijsche leven, maar deze zwijgzame stand in een ver laten woud, waar hij meende geheel alleen te zijn, sloeg hem met lamheid. Z'n tong kleefde aan z'n drogen mond hij kon zelfs geen Alles ja, bekrachtigde de compagnon. Mijnhqw* Swale stond op. Ilij was reedr liep geraakt in de waardigheid van zon per soon. Bij de deur bleef hij staan en kt-eV om. Mijnheer Suedley had slechts oog voor z'n boeken, mijnheer Brown had 't drulr met schrijven Tevergeefs hoopte de ontsla gen bediende dat de een of de andere het hoofd op zou richten. Hij kuchte weer, waagde toen: j Veroorloof mij op te merken, miine- heeren, dat ik op 't oogenblik strong, heel streng behandeld word. U weet ho-> moeilijk het thans is een betrekking te vinden. Héwat? vroeg Suedley. cn hij ge- waardigde zich van z'n boeken op te kijken. De wenkbrauwen van den compagnon werden vragend opgetrokken. Ik was zon vrij op te merken dat het op 't oogenblik uiterstmoeilijk is... Och ik dacht dat we het eens waren en dat die zaak afgehandeld was. Eerlijk gezegd heeft het ons eigenlek eenigszins be vreemd dat wij gedwongen werden u ontslag te geven. Er zün thans zooveel jon gemannen die hun diens-ten aan de regee ring aanbieden... dat we niet anders moch ten veronderstellen dan u ter wille te zijn door u te ontheffen van alle vendichting je gens onze zaak. Nietwaar Brown? Inderdaad ja, zoo dachten wij er over En wij vermoedden dat alleen uw toe wijding voor onze zaak u weerhield. Indien u nu nóg vertrekt zullen we het ernstig in overweging nemen, u uw post hier na den oorlog weer terug te geven. Ja dat mag ik u wel beloven. Zeker.dat kunt u gerust beloven! on derstreepte mijnheer Brown weer. De ontslagene verliet het kantoor in een stemming zooals hij nog nooit gekend had. Ze lieten hem vrij aanstonds of eerst na een maand te vertrekken maar dit laatste stond hem te veel tegen. Dan liever onmiddellijk vertrokken, dat verineed tenminste minder aangename ontmoetingen met zijn chefs. Wat is er met Berty, vroeg miss Rat- cliffe, nadat ze mijnheer Swale met de pa- rapluie in de gehandsrfioende hand had zien vertrekken. Hij ziet er zoo slecht ge mutst uft. Miss Suiters wist van niets. Wel had zij bemerkt dat er iets ernstig gaande was, maar nu stelde ze geen belang meer in den handel en wandel van mijnheer Swale. (Wordt vervolgd.) VAN KIESPIJN EN KUNSTTANDEN Wie dan alleen tandheelkundige hulp in roept, als hij kiespijn krijgt, loopt gevaar, zijn tanden vroegtijdig te verliezen. Wie zjjn tanden regelmatig laat onder zoeken en zoo noodig vullen, behoudt deze en blijft verschoond van kiespijn. De natuurlijke tanden zijn voor het kau wen veel meer waard dan kunsttanden. GEZONDHEIDSRAAD Ik dicht, mijn schat, dit vers niet op je blonde haar, Dat krullend kittelt in je uitgeschoren nek, En ik bezing je lieve, slanke voetjes niet, Op weg naar huis, vlug trippelend langs het kerkehek. Ik schilder niet, mijn hartedief, je kleinen rooden mond En evenmin die blanke, parelwitte tandjes, Zelfs niet de allerliefste, roze nageltjes Zacht glanzend aan je teere, melkwitte handjes. Ik schrijf dit lied, mijn lief, niet op je mooie oogen. Die stralen als twee sterren bij zwoelen zomernacht, Maar aangezien dit vers per regel goed betaald wordt, En dus mijn slappe beurs wat nieuwe „specie" wacht. PLOYTOS. schreeuw geven. Ergens in zijn onmiddellijke nabijheid was de meest gevreesde persoon van Parijs: de gemaskerde bochel. Het zweet liep in straaltjes van zijn gezicht, zijn tanden klapperden. Als die andere nu maar z'n mond open deed, eindelijk eens spre. ken wilde. Als er ten minste maar iets gebeur de, dat die drukkende stilte wilde breken! Maar er was niets niets dan het zwakke steunen der hoornen op een bijna onmerkbaren wind, niets dan de schoone lach der uilen; niets dan het sarcastisch ritselen van een spot ziek blad. Ten laatste dwong hij zich om eens rond te kijken: daar, vlak achter hem, stond een menschelijke gestalte. Hij kon er geen detail aan ontdekken, maar de omtrek teeken- cte zich duidelijk genoeg tegen de donkerte van het bosch af. Ik ben gekomen, zei hij met een bevende stem. Vermoed je ook. Rossignol, waarom ik deze plaats voor ons onderhoud heb uitge kozen? Als je Marilland moest gelooven, was de stem van Le Bossu het verschrikkelijkste wat hij ooit gehoord had. Ze rees nooit en volgens zijn eigen beschrijving klonk ze alsof er drup pels ijskoud water in z'n hersens vielen Opdat we alleen zouden zijn, m'sieur, sfamelde hij, en niemand ons in de gaten zou krijgen. En daarom was jij maar van plan om een sigaret aan te steken midden in een donker fcosch, ging de stem door. Ik heb al lang ge weten, dat je een groote gek was: nu kom ik echter tot de ontdekking dat je een driedubbel overgehaalde stommerik bent. Nog tien keer erger dan ik vermoedde. Pardon, m'sieur, klappertandde de Ros. signol. Ik ben het buitenleven niet gewend, ik dacht niet. Juist. Jij dacht niet, jij wist niet, jij had er geen erg in. Voortaan zul je je moeten gewen nen om wel te denken, wel te weten. Luister nu heel scherp naar wat ik je zeg. Vannacht ga je slapen in het hotel du Grand-Cerf Mor gen keer je terug naar Parijs. Den volgenden morgen rijden jij en de slang den wagen naar Chateaudun. Ken je den weg? (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12