FEUILLETON
DE BLOODAARD
HET GEHEIM VAN
TEMPLE-TOWER.
WOENSDAG 30 APRIL 1930
ODE AAN MARIETJE
In 't rooksalon van 't hotel zaten zij tegen
over elkaar.
Wat? riep de burgemeester, vindt t
het niet 'n prachtig resultaat dat Engeland
zevenhonderdduizend man onder de wapens
kan brengen? Zeven honderd duizend! Is
dat niet bewonJerenswaadig?
Een glimlach onder den korten snor was
't eenige antwoord van majoor Dangerfield
Er lag verslagenheid in z'n oogen en op z'n
trekken. Door 't open raam keek hij naar
de zee en naar 't strand, waar ondanks het
late uur cn't duister nog een groote menigte
zich ophield in den schijn van eenige elec-
trische lampen. Er werd gelachen gepraat,
alsof er geen sprake was van den vreese-
lijken ooriog die Europa in beweging bracht.
I*it de verte kwamen de opwekkende tonen
van de Marseillaise aangezweefd.
Zeker, zei de majoor, zevenhonderd
duizend is een mooi getal. Maar 't land
heeft minstens vier millioen mannen die de
wapens kunnen dragen» Dus nog geen vijfde
deel heeft gehoor gegeven aan den oproep.
Waar blijven de anderen?
De burgemeester zette groote oogen op.
Zijn vriend wees naar buiten
Zie nu die honderden jonge kerels daar
eens, terwijl toch 't Vaderland hen zoo noo-
dig heeft. Allen weten ze, zijn er van over
tuigd, dat 't welzijn van 't land afhangt van
den uitslag van dezen oorlog, en toch schuift
het vier vijfde deel zijn plicht op de schou
ders van een ander. Dat is de onbegrijpelijke
kant van onzen flekmatieken aard. Laatst
is de vijand de .rnst komen beschieten, maar
denkt nu niet dat alle jonge mannen geest
driftig opstaan om te helpen het gevaar te
koeren. Stel u nu eens voor dat wij tweeën
naar buiten gaan en de zes eerste mannen
die we togen komen vragen of ze zich willen
laten inschrijven: wat denkt u dam dat ze
zullen antwoorden?
Hoogstwaarschijnlijk zullen ze ons ver
zoeken ons alleen met onze eigen zaken te
bemoeien.
-- Dat lost de moeilijkheid natuurlijk niet
op. Kom mijnheer Nelson ga met me mee, ik
wil de kans beproeven. Als burgemeester
der stad zal uw verzoek niet zomder bijzon
dere beteekenis zijn. Ik als officier der aan-
wervingsdienst, doe er niets anders mee dan
m'n plicht, gaat u dus mee?
De burgemeester loosde een zware zucht.
Hij voorzag hoe bezwaarlijk de voorgestelde
taak was. Toch wilde hij zijn goeden wil
toonen, stond daarom op cn ging met den
majoor naar buiten.
De muziek speelde nu het Belgische volks
lied.
Onder de menigte bevond zich een rijzige
jongeman met een meisje aan z n arm.
Kom laten we nog een wandeling langs
't strand maken Mabel, zei hij. De stad
mocht er wel eens voor zorgen ons wat be
tere muziek te laten hooren.
was. Ik begijp niet wat voor moois de
menschen vinden in dat gedrens.
De soldaten
Daar heb ik maling aan. En ik be
grijp niet, wat je
Het laatste deel van den zin ging verlo-
loren in het rumoer der menigte.
Hij baande zich 'n weg door de men-
schenmassa, zij volgde hem. Opeens trok
iemand hem bij de mouw en hij zag een
man voor zich staan die hem met droeven
blik aankeek.
Ik heb uw opmerking gehoord... Ik
geloof niet dat u een hoog idee hebt van
den soldaat.
Een hoog idee of een laag... wat gaat
u dat aan?
Dat gaat mij evenzeer aan als iedereen.
Degenen die zich voor 't vaderland opoffe
ren, verdienen hoogachting en dankbaar
heid. Te oordeelen naar uw eig en woorden
hebt u er nooit aan gedacht u als vrijwil
liger te laten inschrijven.
Ik? Neem me niet kwalijk, maar u
vergist zich.
Excuseer mij dan; ziet u, deze heer en
ik wilden vanavond onderzoeken waarom
onze jongelui niet beter gehoor geven aan
den oproep van 't vaderland.
Nog eens, u vergist zich wat mij betreft.
Vergeef me dat dan... Mag ik u eens
vragen in welk regiment u ingedeeld bent?
Ik heb me laten inschrijven als offi
cier van het landleger.
teekent wat als ze daar ginds vechten,
het meisje geestdriftig uit. Ik wist wel dat jij
je niet aan 't gevaar zou onttrekken. Maar
je hebt me er niets van gezegd, deugniet.
Over zulke dingen praat je niet, zei
Swale met een air. Kom Mabel.
Hij doet of hij heel wat is. die melk
baard! spotte een werkman, terwijl hij de
pijp uit zijn mond nam om op den grond
te spuwen. Officier bij 't landleger! Dat be-
teekent wat als ze daar gins vechten.
En u zelf, wat doet u? vroeg majoor
Dangerfield even glimlachend over de op
merking. U hebt zeker gewichtige redenen
om thuis te blijven. Maar ik zou di& wel
graag kennen.
De arbeider klemde; de.zïgetaointaoinnj
De arbeider kleurde; de vrouw die hem
vergezelde vatte hem bij den arm.
Zoowaar ik James Freeman lieet, begon
hij, als u in mijn plaats was en vier maan
den lamg werkloos bleef, zoodat je kinderen
van honger huilen, dan zou u zeker ook niet
als soldaat vertrekken op 't oogenblik dat
't werk weer loskomt.
Kent u de condities? Uw vrouw en kin
deren zouden een toeslag krijgen.
En wanneer ik niet terugkom? Kan m'n
vrouw dan rekenen op een voldoende pen
sioen?
Het land heeft nog nooit.
Ja dat ken ik. Ik heb al zooveel oud
strijders zien omkomen van ellende. Natuur
lijk als ik nog ongetrouwd was.
Ja Jim, vond zij, ik heb wel uit zijn
stem opgemaakt dat hij zich verkniest om
dat hij de zee nog niet over kan steken.
Beiden liepen door. Opeens bleef de vrouw
staan zei met stokkende stem:
Jim ik wil dat je je laat inschrijven.
En zoo zal niemand ooit kunnen zeggen dat
m'n man een lafaard was.
Hij keek haar ernstig medelijdend aan.
Maar wat moet er dan van jou en de
kinderen worden?
Och we zullen ons er wel doorslaan
en met den regeeringstoeslag
Berty, m'n liefste, ik hoop dat je niet
zoo spoedig opgeroepen zult worden, zei miss
Mabel tot Bertram Swale toen ze even la
ter op een bank waren gaan zitten.
Wat bedoel je? vroeg de jongeman als
of hij haar vraag niet begrepen had.
Wel ik zou wel willen dat je niet aan
stonds de officierenuniform aankreeg om 't
land te gaan dienen, hoewel ik daar erg
trotsch op zou zijn.
Er scheen voldoende licht tot Bertram
door te dringen.
Ben je nu stapelIk officier? Zeker
om op 't front te comrnandeeren. Dank je
wel, de burgerkleeding is me goed genoeg.
Maar als je nu opgeroepen wordt?
Ik, worden opgeroepen? Geloof je dan
wat ik dien ouden gek zei?
Zij keek hem verbaasd, verontwaardigd
aan, hernam op ongewoon koelen toon:
Je zei dat je als officier.
Goed, dat zei ik wat zou dat?
Moest ik misschien ten aanhoore van dat
plebs bekennen dat ik liever thuis blijf?
Maar ik vatte je bewering ernstig
opging al groot op je moed en zelf
verloochening.
Ik merkte gewoon op dat men over
zulke dingen niet praat.
Juist je vond beter dat daar niet
over gesproken werd. Je rekent er op dat
anderen, misschien vaders van verschei
dene kinderen, in jouw plaats gaan.
Laten we mekaar goed verstaan: in
dien ik wist dat ik noodzakelijk was.
Als ik een man was Berty Swale, zouden
ze mij geen tweemaal op m'n plicht behoe
ven te wijzen. De gedachte dat je evenals
zooveel andere moedigen de wapens op zou
nemen, maakte je groot, heel groot in m'n
oogen. De scheiding zou me veel gekost heb
ben, maar ik had dan tenminste kunnen
denken dat daar ginds iemand streed die
mij toebehoorde, mij eenigszins vertegen
woordigde. Ik heb me echter vergist... en
me verbonden aan egoist. -
Mabel, pas op; d'r zijn van die dingen
welke een man niet vergeven kan.
Een man? Jij een man? Zeg liever een
bloodaard, een zwakkeling,een wezen zon
der bloed, zonder hart, dat tot niets anders
;n staat is dan een stoel recht te zetten of
een winkeljuffrouw lastig te vallen.
EEN MOMENT UIT HET PLECHTIGE FEEST der inwijding van het nieuwe theater
voor het Oberammergauer Passiespel, welke plechtigheid door kardinaal Faulhaber
verricht werd.
De jonge dame antwoordde lacnena:
je bent wel veeleischend.Enfin dat
kan men zijn als men een kenner is. Ik ben
maar een nul op muzikaal gebied en vind
daarom geen reden om dat orkest te minach
tenLaten we nog een minuutje wachten,
dadelijk spelen ze Tipperary.
Maar Mabel!
O ik houd daar zoo van, ik vind dien
marsch zoo mooi.
Meewarig glimlachte hij en trok de schou
ders op.
'tWas een groote, breed geschouderde
gestalte met aangenaam, frisch gelaat. Zijn
Meeding was nieuw modisch, onberispelijk,
maar hij was dan ook inspecteur-controleur
bij de firma Suedley en Brown, de voor
naamste modezaak van Dealstone.
Zij was een mooi meisje, nog al ingenomen
met zich zelf en zeer trots op de keuze
van mijnheer Bertram Swale, ofschoon
deze toch zóóveel bekoorlijke meisjes op
z'n levensweg tegenkwam.
Zoodrp het orkest den door haar verlang
den marsch inzette begon ze hem mee te
neuriën tot ergenis van haar aanstaande.
Kom nu! zei hij haar zoodra het stuk uit
ceu anuere weraman Kwam tusschenbei-
den.
Freeman heeft gelijk Laten de vrijge
zellen eerst maar 't voorbeeld geven.
Er vormde zich een kring van werklie
den en daaromheen stonden eenige nieuws
gierige heeren en zelfs dames.
Wat, riep de majoor verontwaardigd
uit, is er dan geen één onder u die edel
moedig genoeg is om te vertrekken Gij
wilt toch geen lafaards zijn?
II praat wel veel, merkte een jonge
elegante heer op, paar waarom vertrekt
u zelf dan niet?
De aangesprokene werd hoogrood.
Ik vertrekken? Mijn vader en grootva
der zijn gesneuveld op het veld van eer;
mijn beide zoons doen hun plicht en ik, die
niets anders verlang dan me bij m'n kame
raden te voegen, zou hier niet staan om u
uit te noodigen als ik al had kunnen ver
trekken.
Ontmoedigd keerde hij zich om en verwij
derde zich met zijn vriend den burgemeester.
De man die zich zoo even James Free
man genoemd had zei peinzend tot z'n vrouw.
De vent lijkt me toch wel oprecht.
Miss Salters, je zou spijt kunnen krij
gen over die woorden.
O neen. Geheel m'n leven zal ik er blij
om zijn dat ik je bijtijds heb leeren ken
nen.
Meteen schoof ze de verlovingsring van
haar vinger, wierp hem in de richting van
Bertram. Het gouden teeken van onbreek-
baren trouw rolde onder de bank.
Met een minachtend gebaar draaide zij
zich om en ging heen.alleen.
Met de handen op den rug en een streng
ernstig gezicht liep Bertram Swale met af
gemeten pasjes tusschen de mannequins,
welke de laatste modescheppingen droegen
van de firma Suedley en Brown. Zijn ha
ren plakten glimmend op het hoofd, zijn
kleeding zou den bekwaamsten tailleur eer
aangedaan hebben, de ramen weerspie
gelden in het vernis der schoenen. Hier en
daar verzette hij een stoel, veranderde de
vouw van geëtaleerde stof. De zaken gin
gen niet bijzonder dezen morgen.
Twee winkeljuffrouwen dichtbij praat
ten fluisterend met elkaar. Swale liet z'n
Een Bull-Dog Drummond-verhaal.
door
SAPPER.
Geautoriseerde vertaling.
25.)
Goed. Zooals ik reeds zei, begon dat teeken
rond 1900 tamelijk populair te worden onder
het Farijsche volk. We begrepen, dat het 'n
uitbreiding of beter gezegd 'n veropenbaring van
denzelfden man beteekende, zijn methoden
waren geheel gelijkvormig aan die van den
vroegeren onbekende. Z'n handelwijze was nu
alleen driester geworden. Tot dan toe waren al
zijn bevelen schriftelijk tot ons gekomen nu
begon hij ze ook mondeling uit te deelen. U
begrijpt dat de politie dit buitenkansje met
beide handen aangreep. In iedere menschen-
gemeenschap zijn er omkoopbare typen, en de
onderwereld van Parijs vormt hierop geen uit
zondering. Zoodra deze nieuwe werkmethode
hekend werd, trof men allerwegen maatregelen
Zorgvuldig werden de meest geraffineerds plan
nen uitgedacht om den doodsvijand in de val
te lokken. Met d9 grootste omzichtigheid en
door de mee3t vertrouwde kanalen werd het
aan enkele groepjes meegedeeld, dat, indien een
van hen een boodschap mocht ontvangen vau
Le Bossu met het bevel hem ergens in persoon
te ontmoeten, de politie onmiddellijk gewaar
schuwd diende te worden. Een formidabel hooge
belooning werd in het uitzicht gesteld voor dc
informatie, die tot zijn gevangenneming zou
leiden.
Om kort te gaan. Op een goeden dag kregen
we dus een telefoontje. Met merkbaar verdraai
de stem vertelde ons iemand, dat Le Bossu hem
had bevolen om naar een klein hotel te komen
niet ver van het Gare de l'Est. Het onderhoud
zou om tien uur plaats hebben. De verklikker
was een der beruchtste typen de Rat. De
politie omsingelde het huis iedere toegang
tot het hotel werd bewaakt, toen de Rat aan
kwam. Le Bossu had hem doen weten, dat hp
in de hall wei verder zou worden ingelicht over
de kamer waarheen hij zich moest begeven, en
wij gaven hem een „stille" mee, om het nummer
van den Rat over te nemen. We hadden afge
sproken, dat we hem wat tijd zouden laten,
zoodat hij gelegenheid zou krijgen om uit te
visschen wat Le Bossu met hem voor had. Eerst
tien minuten, nadat de Rat naar boven was
gegaan, stormden wij de kamer binnen.
Nu moet U goed weten, heeren, dat ik van
het oogenblik, dat de Rat de kamer was binnen
gegaan, buiten op de gang was gebleven. Ik
durf te zweren, dat niemand langs de gangdeur
de kamer heeft verlaten. En toch, toen wij
binnenkwamen, lag de man morsdood in de
kamer. Hij was met een mes dwars door zijn
borst aan den grond vastgestoken.
Alsjeblief! zei Sproetkop. En van ontstel
tenis beet hij een cigaret, die hij onaangesto
ken tusschen zijn lippen hield geklemd, in
tweeën. Maar hoe heeft de kerel kans gezien
om te ontsnappen?
Matthews haalde de schouders op.
Het venster was open, en zoo is hij hem
waarschijnlijk gesmeerd. Maar dit is slechts
een uit honderd.
Wacht 'ns even, zei Hugh. Had niemand
in het hotel den man de kamer zien binnen
gaan.
De kamer was telefonisch besteld, zei
Matthews. En ofschoon het hotel niet groot is,
heerscht er voortdurend bedrijvigheid. Er wa-
len dien avond heel wat menschen in en uit
geloopen. Het was dus absoluut onmogelijk om
to zeggen, wie het geweest kon zijn.
Maar een bochel loopt nogal in de gaten,
zou ik zeggen, merkte ik op.
Zeker, maar had hij werkelijk wel een
bochel? Ik geef toe, dat hij dit famiiirwapen
had gekozen, maar dat sluit niet uit, dat hij
zelf een normaal mensch was. Of wat zeer wel
mogelijk is, de bochel was afneembaar een
vaak voorkomende vermomming.
Ja dat is zoo, gaf Hugh toe.
U kunt veilig van mij aannemen, heeren,
ging Matthews verder, dat wij iedere mogelijke
en zelfs onmogelijke theorie lieten Meespre
ken, maar ten slotte bleef toch het nuchtere,
naakte feit, dat de Rat onder de oogen der
politie was vermoord en de moordenaar de
plaat had gepoetst. Maar laat ik verder gaan.
Dit is ten slotte allemaal reeds gesel iedenis
en heeft weinig of niets uit te staan met het
zaakje, dat wij thans hebben op te knappen.
Alleen geeft het u een goed idee van het soort
man, waarmede wij op het oogenblik te maken
hebben.
Verbazend goed! vreeselijk goed! mom.
I-elde Sproetkop. Het lijkt me een verbazend
geschikt kereltje toe, die Bochel.
Ik kom nu meer tot het gedeelte, dat ons
rechtstreeks betreft, ging Matthews verder.
Om alle geheimzinnigheden uit den weg te
gaan zal ik Je precies vertellen hoe de zaken
zich hebben voorgedaan en niet zooals wij ze
geconstrueerd hebben uit het verhoor van den
Nachtegaal. Hij was onze zegsman, toen het
jammer genoeg reeds te laat was. U begrijpt
wel, dat het na de geschiedenis met den Rat
en nog verschillende andere van hetzelfde ge
halte, onmogelijk was geworden om onze eerste
werkwijze door te zetten, waar we aanvanke
lijk zooveel van verwacht hadden. Niemand
durfde de risico meer wagen, ofschoon we de
belooning, vertwee-, drievoudigden. Maar uit de
mannen, die heel nauw met hem in aanraking
waren gekomen lekten toch enkele feiten uit
en twee daarvan werden vlug bevestigd
Ten eerste: hij had een bult, ofschoon we
nog niet wisten of het ding valscli was of
niet. Ten tweede: hij was altijd gemaskerd. Er
was geen levende ziel in de ouderwereld van
Farijs, die er zich op beroemen kon zijn gezicht
te hebben gezien. Ik zeg met opzet, geen leven
de ziel, want niemand weet te vertellen, wat de
vele slachtoffers te zien kregen, voordat ze
de eeuwigheid ingingen.
In September 1902 kreeg de nachtegaal een
boodschap, die hem alle kleur uit zijn gezicht
weghaalde van schrik, want die boodschap
kwam van Le Bossu masqué. Ik heb Jullie al
gezegd, dat de nachtegaal met zijn bende echt
den beest had uitgehangen met z'n gestolen
auto's. Ze hadden zich op hun zeer speciale
wijze uitstekend vermaakt. Dat zegt genoeg.
Indien alles wat men op het bureau van hen
vertelde waar Is, zou Je gezegd hebben, dat ze
driegenden blik op hen vallen; diepe rim
pels kwamen op zijn voorhoofd.
Hebt u niets anders te doen dan te
kwebbelen, miss Salters? vroeg hij bits.
Maak uw etalae liever in orde.
M'n etalage is klaar, mijnbeer Swale,
klonk het met rustige waardigheid
Zoek dan de een of andere bezigheid.
U bént hier niet om uw avonturen te vertel
len.
Hij keerde zich om. liep verder.
Wat is dat nu vanmorgen? vroeg de
andere jongedame.
Mabel Salters schudde 't hoofd.
r Is 't mis?
Ja, antwoordde Mabel door een teeken.
Nu, hernam haar vriendin, ik weet niet
of ik u beklagen moet of niet,, we kermen
mijnheer Swale nu zoowat... Enfin, 't is ai-
tijd jammer...
O ik zelf heb met hem gebroken.
Wat?
Miss Salters gaf den noodigen uitleg.
't Is een bange haas.en wat 'erger
is: een leugenaar. Ik wil met zoo iemand
niet trouwen, al was hij ook de eenige man
ter wereld.
Haar opwinding verborg een heimelijk
verdriet. Zij had veel gehouden van Bertram
Swale en voor een winkeljuffrouw is de
kans op een goeden man slechts gering. De
toekomst verscheen aan haar oogen als een
eindelooze reeks jaren, grootendeels door
gebracht achter de toonba.nk. En als eenmaal
haar jeugd en schoonheid voorhij zouden
zijn, zou zij in de wereld alle aanzien ver
loren hebben. Hoe vaak had zij miss Rat-
clif bevrijd, omdat haar verloofde, even
eens winkelbediende bij Suedley en Brawn,
vertrokken 'was met de eerste vrijwilligers en
eens terug zou komen als een held of, als
hij niet terug mocht komen, dan toch de her
innering achterlaten in het hart van z'n
meisje van '11 man die gedaan had waf
men van hem verwachtte
Even later keerde mijnbeer Swale weer te
rug naar de handschoenenafdeeling.
Nog steeds niet uitgepraat miss Sal-
tes. Als dat zo'o doorgaat, zal ik nog maat
regelen moeten nemen.
't Meisje had geen gelegenheid daarop
te antwoorden want een persoon kwam
zeggen:
Mijnheer of u bij m'nheer Suedley
wilt komen?
Bij 't openen der deur keerde mijnheer
Suedley zich op z'n bureaustoel om
Gaat u zitten mijnheer Swale. Ik lieh
een min of meer onaangenamen plicht te
vervullen, waaraan ik mij echter niet ont
eerder zelf bang van hun auto waren. In
ieder geval was het nog niet in hen opgeko.
Uien, dat het als instrument voor misdadige
doeleinden buitengewone vergezichten opende.
En zij, die gewoon waren, met een slakkengan-
getje de voetpaden onveilig te m^ken, zij ont
vingen me daar ineens dat onverwachte bevel.
De auto moest naar het stadje Magny worden
gebracht met niemand anders dan de nachte
gaal erin. Magny ligt halverwege Parijs-Rouen.
Daar zou de nachtegaal wel verdere aanwijzin
gen ontvangen.
Matthews glimlachte.
Ik kan me de gevoelens van Le Rossignol
levendig voorstellen, ging hij verder, terwijl
bij daar op een prachtigen Septembermorgen
de Porte Maillot uitreed. De eeuwige angst
van een chauffeur uit die pionniersdagen, dat
de auto misschien onder zijn voeten in tweeën
zou breken of uit elkaar zou springen, was
ineens vergeten. Wellicht heeft hij heel de
voot zitten bidden, dat het maar gebeuren
mocht. Maar dan zijn z'n gebeden toch niet
verhoord en tegen elf uur stopte hij voor het
hotel du Ghand-Cerf te Magny en trachtte hij
zich met een paar borrels wat moed in te
spreken.
Het werd tijd voor de lunch. Ineens kreeg
hij een onzinnige bevlieging om te hopen, dat
er een vergissing in het spel was en Le Bossu
Masqué hem z'u leven ongestoord zou laten
vervolgen. IJdele hoop, mijne heeren. Toen hij
klaar was met eten, en besluiteloos z'n koffie
opslurpte, kwam de boodschap. De kelner over
handigde hem een brief, dien hij met beven
de handen opende. Hij las als volgt:
„Vanavond om acht uur zul je te voet den
weg nemen naar Gisors. Vier kilometer van
de stad af, ligt links van den weg een boschje.
Midden in dat boschje is een schuilplaats voor
houthakkers. Ga daar naar toe."
Hij vertelde ons bij zijn verhaal, dat hij dien
middag tot driemaal toe naar de plaatselijke
politie was geweest en telkens op het laatste
oogenblik den moed had gemist om door te
tasten. Arme duivel, je kunt het hem niet
kwalijk nemen. Niemand beter dan de nachts,
gaal wist te vertellen welke straf er in Parijs
stond op verklikkersdienst. En als het in Pa
rijs gebeurde, soms op klaarlichten dag, en als
trekken mag.
Swale ging op den rand van 'n stoel zitten.
't Bloed scheen uit z'n hoofd gevloeid,
ofschoon hij nog niet in 't minste ver
moedde van welken lastigen plicht zijn pa
troon sprak. Hij was er van overtuigd dat
er in heel Dealstone gpen winkelbediende
was die zooveel ondervinding had als hij
en zoo goed dc klanten behandelde. Mis
schien wilde mijnheer Suedley zijn raad
inwinnen met het oog op een begrijpelijke
beperking van het personeel, want de oor
log had aan de zaak geen goed gedaan.
In dat geval zou hij Vooral een der dames-
bedienden zeker niet als onontbeerlijk po
gen te handhaven. Dat was dan ook haar
verdiende loon.
Mijnheer Suedley kuchte.
U bent hier al tamelijk lang in dienst
mijnheer Swale, begon hij dan met 'n aar
zelende stem.
Zes jaar mijnheer. Van af de oprich
ting
Juist, zes jaar. En u hebt ons heel goed
gediend, mijnheer Swale. Wij hebben u
niets te verwijten nietwaar Brown?
Niets, neen, niets, beaamde de jonge
compagnon.
Zoodat, op 't oogenblik, waarop wij ons
genoodzaakt zien ons personeel te vermin-
fleren
Ons personeel te verminderenbeves
tigde mijnheer Brown met een knikkende
hoofdbeweging.
U er zich rekenschap van zult geven,
dat de beslissing welke wij nemen haar
bestaansreden alleen heefl in wat ik zou
kunnen noemen, 'n geval van force majeure.
Juist en niets anders, voegde de com
pagnon er aan toe.
Met angstig kloppend hart wachtte Swale
af wat er zou volgen.
En u begrijpt dus, vervolgde mijnheer
Suedley, dat, als wij u ontslag geven
bijvoorbeeld over een maand.die maat
regel volstrekt niet wil zeggen dat wij iets
tegen 11 hebben
Ontslagstamelde Swale, terwijl hij
zijn ooren bijna niet gelooven kon.
't Valt ons zwaar, dat spreekt van zelf
in de gegeven omstandigheden is dat al
tijd een pijnlijk iets. Een bediende die steeds
zijn best gedaan heeft.Enfin u kent nu
onze zienswijze. Verder, mijnheer Swale, zul
len wij er niets op tegen hebben als u da
delijk heen gaat 0111 iets anders te zoeken,
wat u zeker niet moeilijk zal vallen. Wij
zijn bereid u een uitstekend getuigschrift
te leverenen... en., dat is alles, niet
waar Brown?
het ware onder officieel toezicht der politie,
wat zouden een paar dorpsagenten dan ver
mogen in een stikdonker bosch? Dus wandelde
hij tegen acht uur den weg naar Gisors op. Hij
floot erg vlug en hard, waarschijnlijk om z'n
angst te verbergen, totdat hij ten slotte aan
z n linkerkant het bewuste boschje gewaar
werd. Allerlei angstige geluiden hadden hem
reeds gedurende dezen tocht verontrust. Als
alle stadsmenschen voelde hij zich niets op
zijn gemak in dit nachtelijk uur. Elk takje,
dat brak onder het gewicht van een neerdalen
den vogel, elk blad dat ritselend op den wind
verder danste, deed hem schrik aan. Hij voel
de het zweet op z'n voorhoofd komen, a'.s een
nachtuil de stilte stuk krijschte. De man, die
herhaaldelijk den dood voor oogen had in de
donkere sloppen, de sinistere kroegen van
nachtelijk Parijs, rilde als een espenblad, in.
dien op een eenzamen weg hem een eenvoudi
ge landman passeerde. Het behoeft dus heele-
n'.aal niet to verwonderen, dat hij op dezen
avond geen droog draadje meer aan z'n lijf
t ad, toen hij in het struikgewas stapte en tus
schen het opgaand hout naar de aangewezen
schuilplaats zocht.
Ten slotte vond hij ze. Het was er stikdon
ker. Hij probeerde de deur, maar die was ge.
sloten. (Als ik mezelf even in de rede mag val
len, ik geloof dat onze vriend tijdens het ver
hoor alles uit dit verhaal heeft getrokken wat
er maar uit te halen viel, om ons medelijden
op te wekken. Maar dat allemaal toegegeven,
moest het toch 'n verduveld kwaad half uurtje
voor hem geweest zijn). Toen hij lang genoeg
gewacht had, ging hij zitten en haaide een
pakje Caporal uit z'n zak. Een sigaret zou hem
misschien op z'n gemak brengen, meende hij.
En juist op het zelfde oogenblik, dat hij in z'n
zakken naar lucifers zocht, werd er in het don-
Kcr een haiul uitgestoken die de sigaret uit z'n
mond nam.
Hij zat stijf van schrik tegen d-n muur van
het schuurtje geleund, niet bij machte een
woord te uiten. Hij was gewend geraakt aan
hevige twisten in z'n veelbewogen Parijsche
leven, maar deze zwijgzame stand in een ver
laten woud, waar hij meende geheel alleen te
zijn, sloeg hem met lamheid. Z'n tong kleefde
aan z'n drogen mond hij kon zelfs geen
Alles ja, bekrachtigde de compagnon.
Mijnhqw* Swale stond op. Ilij was reedr
liep geraakt in de waardigheid van zon per
soon. Bij de deur bleef hij staan en kt-eV
om. Mijnheer Suedley had slechts oog voor
z'n boeken, mijnheer Brown had 't drulr
met schrijven Tevergeefs hoopte de ontsla
gen bediende dat de een of de andere het
hoofd op zou richten.
Hij kuchte weer, waagde toen:
j Veroorloof mij op te merken, miine-
heeren, dat ik op 't oogenblik strong, heel
streng behandeld word. U weet ho-> moeilijk
het thans is een betrekking te vinden.
Héwat? vroeg Suedley. cn hij ge-
waardigde zich van z'n boeken op te kijken.
De wenkbrauwen van den compagnon
werden vragend opgetrokken.
Ik was zon vrij op te merken dat het op
't oogenblik uiterstmoeilijk is...
Och ik dacht dat we het eens waren
en dat die zaak afgehandeld was. Eerlijk
gezegd heeft het ons eigenlek eenigszins be
vreemd dat wij gedwongen werden u
ontslag te geven. Er zün thans zooveel jon
gemannen die hun diens-ten aan de regee
ring aanbieden... dat we niet anders moch
ten veronderstellen dan u ter wille te zijn
door u te ontheffen van alle vendichting je
gens onze zaak. Nietwaar Brown?
Inderdaad ja, zoo dachten wij er over
En wij vermoedden dat alleen uw toe
wijding voor onze zaak u weerhield. Indien
u nu nóg vertrekt zullen we het ernstig in
overweging nemen, u uw post hier na den
oorlog weer terug te geven. Ja dat mag ik u
wel beloven.
Zeker.dat kunt u gerust beloven! on
derstreepte mijnheer Brown weer.
De ontslagene verliet het kantoor in een
stemming zooals hij nog nooit gekend had.
Ze lieten hem vrij aanstonds of eerst na een
maand te vertrekken maar dit laatste stond
hem te veel tegen. Dan liever onmiddellijk
vertrokken, dat verineed tenminste minder
aangename ontmoetingen met zijn chefs.
Wat is er met Berty, vroeg miss Rat-
cliffe, nadat ze mijnheer Swale met de pa-
rapluie in de gehandsrfioende hand had
zien vertrekken. Hij ziet er zoo slecht ge
mutst uft.
Miss Suiters wist van niets. Wel had zij
bemerkt dat er iets ernstig gaande was,
maar nu stelde ze geen belang meer in den
handel en wandel van mijnheer Swale.
(Wordt vervolgd.)
VAN KIESPIJN EN KUNSTTANDEN
Wie dan alleen tandheelkundige hulp in
roept, als hij kiespijn krijgt, loopt gevaar,
zijn tanden vroegtijdig te verliezen.
Wie zjjn tanden regelmatig laat onder
zoeken en zoo noodig vullen, behoudt deze
en blijft verschoond van kiespijn.
De natuurlijke tanden zijn voor het kau
wen veel meer waard dan kunsttanden.
GEZONDHEIDSRAAD
Ik dicht, mijn schat, dit vers niet op je
blonde haar,
Dat krullend kittelt in je uitgeschoren nek,
En ik bezing je lieve, slanke voetjes niet,
Op weg naar huis, vlug trippelend langs
het kerkehek.
Ik schilder niet, mijn hartedief, je kleinen
rooden mond
En evenmin die blanke, parelwitte tandjes,
Zelfs niet de allerliefste, roze nageltjes
Zacht glanzend aan je teere, melkwitte
handjes.
Ik schrijf dit lied, mijn lief, niet op je
mooie oogen.
Die stralen als twee sterren bij zwoelen
zomernacht,
Maar aangezien dit vers per regel goed
betaald wordt,
En dus mijn slappe beurs wat nieuwe
„specie" wacht.
PLOYTOS.
schreeuw geven. Ergens in zijn onmiddellijke
nabijheid was de meest gevreesde persoon van
Parijs: de gemaskerde bochel.
Het zweet liep in straaltjes van zijn gezicht,
zijn tanden klapperden. Als die andere nu
maar z'n mond open deed, eindelijk eens spre.
ken wilde. Als er ten minste maar iets gebeur
de, dat die drukkende stilte wilde breken!
Maar er was niets niets dan het zwakke
steunen der hoornen op een bijna onmerkbaren
wind, niets dan de schoone lach der uilen;
niets dan het sarcastisch ritselen van een spot
ziek blad. Ten laatste dwong hij zich om eens
rond te kijken: daar, vlak achter hem, stond
een menschelijke gestalte. Hij kon er geen
detail aan ontdekken, maar de omtrek teeken-
cte zich duidelijk genoeg tegen de donkerte
van het bosch af.
Ik ben gekomen, zei hij met een bevende
stem.
Vermoed je ook. Rossignol, waarom ik
deze plaats voor ons onderhoud heb uitge
kozen?
Als je Marilland moest gelooven, was de
stem van Le Bossu het verschrikkelijkste wat
hij ooit gehoord had. Ze rees nooit en volgens
zijn eigen beschrijving klonk ze alsof er drup
pels ijskoud water in z'n hersens vielen
Opdat we alleen zouden zijn, m'sieur,
sfamelde hij, en niemand ons in de gaten zou
krijgen.
En daarom was jij maar van plan om een
sigaret aan te steken midden in een donker
fcosch, ging de stem door. Ik heb al lang ge
weten, dat je een groote gek was: nu kom ik
echter tot de ontdekking dat je een driedubbel
overgehaalde stommerik bent. Nog tien keer
erger dan ik vermoedde.
Pardon, m'sieur, klappertandde de Ros.
signol. Ik ben het buitenleven niet gewend, ik
dacht niet.
Juist. Jij dacht niet, jij wist niet, jij had er
geen erg in. Voortaan zul je je moeten gewen
nen om wel te denken, wel te weten. Luister
nu heel scherp naar wat ik je zeg. Vannacht
ga je slapen in het hotel du Grand-Cerf Mor
gen keer je terug naar Parijs. Den volgenden
morgen rijden jij en de slang den wagen naar
Chateaudun. Ken je den weg?
(Wordt vervolgd).