Als nimmer uitdrogende bron van onvergankelijk leven. WIJ GELOOVEN IN DE EENE KERK, EEN IN LEER 1 ST. AUGUSTINUS' STANDBEELD If T 1 «Jfefipt -ra ZATE RE AG 10 jtEI 19S0 WIJ STAREN LANG EN INNIG Het symbool van de H. Eucharistie ,Dat sublieme gebaar van Hippo's heiligen bisschop, bij dit marte- larengraf, waar eens de roem rijke basiliekhet Hoogheilige aanschouwde Gisteren werd door de Nederlandsche sectie van het Eucharistisch Congres een vergadering gehouden, waarin Pater A. Bosman, professor aan het Scholasticaat der Witte Paters te Carthago, een „rapport" uitbracht. We geven hiervan de volgende samenvatting. In deze dagen van het Eucharistisch Congres op dezen oud-Christelijken Afrilcaanschen bodem dringt zich natuurlijker wijze bij ons de vraag op: Welke was de plaats van „de Eucharistie in de primitieve Kerk van Afrika" Het ligt niet in mijn bedoeling u te bewijzen, hoe ons Eucharistiseh-geloof in alle punten vol komen overeenstemt met dat van de eerste Afrikaansche Christenen: wij gelooven immers in de eene Kerk, één in leer. De groote Kerkleeraar en diepe denker van Hippo, Sint Augustinus, geeft mij in één zijner geschriften het thema voor mijn uiteenzetting: „Terecht", zoo zegt hij, „wordt de Eucharistie bij de christenen van Afrika „het Leven" ge noemd. Want, krachtens een oude en aposto lische overlevering, houden zij het voor een grondwaarheid in de Kerk van Christus, dat niemand het Rijk Gods, en wat meer is. zijn zaligheid en het eeuwig leven kan verwerven, tenzij hij deelneemt aan de tafel des Heeren". Vinden we niet in deze woorden, zooals Sint Augustinus het zelf ook opmerkt, een trouwen weerklank van Jesus' belofte: „Ik ben het levend brood dat uit den hemel is neder gedaald. En het brood nu dat Ik geven zal is Mijn vleesch, voor het leven der wereld"? Onwillekeurig dringt zich hier ook de ver schrikkelijke bedreiging aan ons op. die toch ook voortkwam uit Jesus' liefdevol hart: „Voor waar, voorwaar, Ik zeg u, indien gij het vleesch van den Menschenzoon niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt gij geen leven in uzelven". Onze afgedwaalde broeders hebben de Eucha ristie verminkt en voorgesteld als een koud souvenir, of een levenloos symbool van den goddelijken Meester, die van ons was heenge gaan. Herinneren we ons een oogenblik hun troostelooze leer en beluisteren we dan de bisschoppen en kerkelijke schrijvers der Afri kaansche Christenen; zij bezaten het geheim om in eenige woorden van vurig geloof en brandende liefde het aloude, maar toen nog nieuwe mysterie te belichten. „De kelk, het altaar, het kerkgebouw zijn heilig en onschendbaar", zoo schrijft de H. Optatus, bisschop van Mileve. En waarom? Om dat, zoo antwoordt hij, de kelk werkelijk het bloed van Christus bevat, omdat op het altaar de ledematen van Christus rusten, omdat het kerkgebouw als woonplaats dient voor het lichaam en bloed van Christus. St. Augustinus dringt nog dieper door in het geheim, als hij er op wijst, dat wij in de H. Eucharistie Hem ontvangen en aanbidden, die, geboren uit de Maagd Maria, eens op aarde wel doende rondging, en ons tenslotte zijn eigen lichaam te nuttigen heeft gegeven, tot onze zaligheid. Deze getuigen zijn duidelijk in de belijdenis van onze leer omtrent de waarachtige tegen woordigheid van Christus, maar ze zijn nog niet de eersten. Meer dan twee eeuwen voor hen had Tertuliaan, priester van Carthago, het getuigenis gegeven van het Eupharistisch ge loof van zijn tijd. Hij is de eerste christen- schrijver van Afrika, die ons bekend is. In een geschrift over de Verrijzenis des vleescbes zet hij ons, in zijn oorspronkelijke, forsche taal uiteen, waarop we met zulk een ongeschokt vertrouwen moeten hopen op de verrijzenis van onze lichamen. De reden die hij geeft, verdient onze aandacht. Hier op aarde neemt ook ons lichaam deel aan den eeredienst dien wij God brengen; is het dan niet vanzelf sprekend, dat het ook deelt in de belooning? Zoo wordt in het doopsel b.v. ons lichaam afgewasschen, opdat de ziel gezuiverd worde; maar zoo ook nuttigt ons lichaam in het H. Altaar-sacrament het Lichaam en Bloed van Christus om op die wijze de ziel met God te voeden. Deze woorden laten aan duidelijkheid omtrent het geloof in het H. Sacrament niets te wenschen over. Onder de groote bisschoppen van Carthago neemt St. Cyprianns, in het midden der derde eeuw, de eereplaats in. Vurig minnaar van Christus, ijverig en onvermoeid zielenherder geeft het Romeinsch Brevier van hem dit spre kend getuigenis, dat het nutteloos is zijn roem te verkondigen, daar zijn werken stralender zijn dan de zon. Met trots wijst hij zijn christenen in één zijner geschriften, op het edele en fiere gedrag van zoovele geloofs belijders, die vervolging, lijden en ontbering verduren, omdat zij zich niet wilden bezoedelen aan de heidensche offermaaltijden; hun lichamen, die zij niet hemelsche spijzen hebben gevoed, n.l. met het Lichaam en Bloed van Christus, hebben zij weten te eerbiedigen en niet met afgodenspijzen besmeurd. Dit zijn eenige getuigenissen uit de lange reeks; zij bewijzen voldoende hetgeen ik voorop stelde: voor de eerste christenen der Afrikaan sche Kerk was de H. Eucharistie het Sacra ment des levens, omdat zij geloofden, dat Jesus in dat H. Sacrament wezenlijk en waarachtig tegenwoordig was. Het is merkwaardig, met welk een innige overtuiging en spontaneïteit Afrika's eerste Christenen de H. Eucharistie hebben be schouwd als den grondslag en het uitgangspunt van heel hun Christelijke levensopvatting. Jesus in de H. Communie was voor hen de levende bron van die overvloedige genaden die wij noodig hebben op onzen levensweg. Die kerngedachte omtrent de weldoende werkdadigheid der Eucharistie, werd vastge legd door de Christelijke Afrikaansche kunste. raars in het onverwoestbaar marmer van een hunner schitterende mozaieken. De ruïnen van de oude basilieken over het land rondom verspreid zijn als zoovele glorierijke wonden van de eerste Afrikaansche Kerk. De vaderlijke Voorzienigheid Gods, die on der stof en puin die steenen geloofsgetuigen voor ons bewaard had, geleidde in 1895 de oud heidkundigen naar Bir-Ftouha, aan den tegen- woordigen weg van Carthago naar La Marsa. Na twee jaar moeitevol werk hadden zij de voldoening da overblijfselen te vinden van een ruime basiliek met baptisterium, waarvan de vloer gevormd werd door een kunstig mozaiek, samengesteld uit 50 medaillons met verschil lende emblemen. U begrijpt de verrassing van de vinders, toen zij in den grond van dit ontkerstende land, in een kunstig spel van lijnen en gloed van kleuren, vonden uitgebeeld in diepzinnige symbolen de oude leer van Christus' Eucharis tische liefdegave. Eén voorstelling tTok vooral de aandacht, daar zij tot acht maal, met eenige kleine ver anderingen, herhaald wordt. Rijk symbool, dat de Eucharistische leer concentreert en uit straalt als de diamant het licht en daarom door het Congre3-bestuur gekozen werd om den voet van den Congres-remonstrans te ver sieren. Het middenvlak van het medaillon vertoont op een verhevenheid een kelk, waarvan de cuppa inwendig duidelijk rood gekleurd is. Uit den heuvel, waarop de kelk geplaatst is, ontspringen 4 bronnen, die onwillekeurig her. inneren aan de 4 rivieren, die vruchtbaarheid gaven aan het aardsche paradijs. Nabij de bronnen, voor den kelk neergeknield, zien we aan de eene zijde een hert, aan de andere een hinde. De liturgisten stemmen overeen, dat we hier een symbool hebben van de H. Eucharistie, als nimmer uitdrogende bron van onvergan kelijk leven. De rood-gekleurde cuppa wijst dui delijk op het II. Bloed, dat het Goddelijk Lam voor ons heeft vergoten en dat Hij ons in het Sacrament zijner liefde, onder de gedaante van wijn, te drinken geeft. Dit symbool spreekt nog sterker, als men bedenkt, dat voor het opdragen der H. Mis roode wijn gebruikt werd. Geheel het tafereel, met de bronnen die aan den voet van den kelk ontspringen en het hei t en de hinde, symbool der geloovigen, leert ons wat de geloovigen van Carthago bij Jesus kwamen zoeken. Als de Christen soims ontmoedigd of uitge put, de kracht mist, zijn tocht te vervolgen, dan vindt hij daar opbeuring en troost. Bi.: Jesus in Zijn Eucharistie, frissche levensbron, kan de ziel uitrusten en vindt bescherming tegen den feilen gloed der hartstochten. Hier DE KARDINAAL-LEGAAT MET MGR. LEMAITRE aartsbisschop v. Carthago, onmiddellijk na aankomst te Carthago. DE PÜINEN VAN DE BASILICA MAJORÜMmet de begraafplaats van de H.H. Perpetua en Fellcltas. Links naast het graf het nieuwe standbeeld van den H. Augustinus, dat hedeu werd onthuld. kan de geloovige zijn dorst lesschen naar lief de, reine en heiligende liefde, die brengt tct innige en eeuwige vereeniging. Dit zijn de gevoelens die wij uitgedrukt vin den op dat kostbare monument der Christe lijke oudheid, en iederen keer opnieuw, wan neer de Christenen ter viering der H. Gehei men in hun basiliek samenstroomden, werden die gevoelens bevestigd en versterkt. Die vruchten van de Eucharistie vinden we ook herhaaldelijk vermeld in de geschreven getuigenissen der Afrikaansche Kerkvaders. Maar laat ons niet meenen, dat een Cyprianus of Augustinus, omdat zij innig doordrongen waren van de goddelijke liefde, zich tevreden stelden met een loutere gevoelsdewotie. Bete*- dan wie ook hebben zij begrepen, dat waar achtige liefde, de goddelijke meer nog dan die der menschen, daden vraagt. Beluisteren we Sint Cyprianus als hij de Eucharistische werk dadigheid beschrijft: ,,De kelk des Heeren stemt tot matigheid die Hem drinken; onthecht de ziel van de bedriegelijke vermaken der wereld en geeft ons smaak in de goddelijke geneugten. Het goddelijk Bloed en de kelk des heils bannen uit ons hart de herinnering aan den ouden zondigen, mensch, en maken dat wij onze vroegere wereldsche levenswijze af leggen en geven (dan ook) aan onze beangste en droeve ziel die eerst door den last der zonde gekweld werd, de vreugde van de goddelijke goedertierenheid te mogen smaken." De H. Fulgentius, bisschop van Ruspae, uit het tijdperk der Vandalen, belicht dit punt niet minder duidelijk: „Wanneer wij deelnemen aan het Lichaam en Bloed des Heeren, waa neer wij Zijn brood eten en Zijn kelk drinken, leeren wij te sterven aan de wereld, ons leven met Jesus Christus in God te verbergen en ons vleesch met al zijn ondeugden en begeer lijkheden te kruisigen." De H. Eucharistie is eveneens hét Sacrament dat aan de Christenen die bovennatuurlijke sterkte zal geven, om de wreede beproevingen der dikwijls bloedige kerkvervolgingen moedig te doorstaan, m.a.w. het Sacrament, dat den Christen vormt tot martelaar. De H. Eucharistie immers, zoo zegt St. Cy prianus, wordt geconsacreerd, om ben die baar ontvangen te beschermen. Ter H. Tafel naderen is zich wapenen voor den strijd. Den Kelk des Heeren drinken is de beste voorbereiding om dien anderen Kelk, dien van bet martelaar schap te drinken. Op een andere plaats drukt hij zich nog ster ker uit; daarom juftt, zoo zegt hij, moeten wij dagelijks den kelk van Christus' Bloed drin ken, opdat ook wij zelf ons bloed voor Christus zouden kunnen vergieten. Vereeniging met Christus; matigheid, dood aan de wereld, sterkte om de lasten des levens, ja zélfs vervolgingen en dood voor Christus' naam te verduren: ziedaar de kostbare vruch ten, welke de eerste Christenen van Afrika aan den nieuwen, eeuwig bloeienden boom des le vens kwamen plukken. Dan staat spreker stil bij de vermaningen der oude Afrikaansche kerkvaders tot onder linge liefde en vervolgt dan: Het is niet zonder reden, dat we bij die deugd van naastenliefde, zooals de Afrikaansche leeraars die voorhielden aan hun Christenen, wat langer hebben stil gestaan. Immers too- nen onze Internationale Eucharistische Con gressen ons niet, dat Cyprianns en Augustinus en Fulgentius de onmetelijke diepte .gepeild hebben der waarlijk Goddelijke liefde, die zich door het H. Sacrament des altaars over de ge heels wereld verspreidt? Door citaten uit de geschriften der oude Vaders doet spr. duidelijk zien, dat de Afri kanen, op echt menscheiijke wijze, maar tevens onder den invloed van den H. Geest, ten volle de beteekenis van geheel het Eucharistisch ge heim hebben aangevoeld, hetzij wij dit Sacrament beschouwen als het onbloedig en eeuwigdurend offer der nieuwe wet, voor bet heil der wereld opgedragen hetzij wij het beschouwen als het dagelijksch brood onzer ziel, waarin Christus zich zelf geeft aan de aangenomen broeders, die Hij door Zijn Bloed heeft vrijgekocht. Het is dan ook niet te verwonderen, dat, zoo als Tertulliaan ons verzekert, de Christenen, bij het naderen der vervolging, zich vooral er bezorgd over maakten, waar nu de H. Ge heimen te vieren. De oplossing van de moeilijkheid, waar zich ten tijde van vervolging te vereenigen voor het H. Misoffer en de andere Liturgische plechtig heden, was in Afrika niet zoo eenvoudig als op de meeste andere plaatsen. In Rome brachten de Catacomben, onderaardsche begraafplaatsen, een welkome oplossing, en doorgaans waren de Christenen daar veilig. In. de geschiedenis der Afrikaansche Kerk wordt niet van Catacomben gesproken, en langen tijd meende men, dat ze in Afrika niet bestaan hadden. De ontdekkingen van Mgr. Leynaud, den tegenwoordigen aartsbisschop van Algiers, zijn onder dit oogpunt zeer ïwiangwekkend, daar hij te Hadrumetum (het tegenwoordige Sousse) een serie Catacomben heeft ontdekt, die in alle opzichten een sprekend» gelijkenis vertoonen met die van Rome. Maaur over het algemeen leende de AfrikaansdW bodem zich niet voor dat doel. Men nam dan ook gewoonlijk zijn toevlucht tot de zoogenaamde areae. De Romeinsche wet n.l. erkende aan allen het recht zich aaneen te sluiten tot het vormen van begrafenisvereeni- gingen; ook de Christenen waren niet van dat recht uitgesloten. Zij kochten dan voor reke ning van bovengenoemde vereenigingen uitge strekte stukken land, waar de martelaars en andere Christ-:ion begraven werden. Wettelijk had op dat te dn niemand recht van toegang dan alleen leden der vereeniging. Van dat recht maakten de Christenen gebruik. Op het midden hunner kerkhoven richtten zij boven het graf van een martelaar een soort kapelletje op, versoliiliend in grootte, soms slechts bestaande uit een koepeltje, gestut door 4 pilaren. Daar plaatste men een altaar en vond de bis schop gelegenheid het H. Misoffer op te dragen. Om beveiligd te zijn tegen de onbescheidenheid van het heidensche plebs, werd dat deel van het kerkhof omgeven door hooge muren, dat was de area, waar de Christenen ter viering van de II. Geheimen bijeenkwamen. Helaas, de Kerkgeschiedenis van alle plaat sen en tijden bewijst ons, dat tegenover de Christenen schending van het recht, zelfs het heiligste, geoorloofd is. Zoo gebeurde het ook te Carthago dat het gepeupel met toelating van de Romeinsche overheid de Katholieke be graafplaatsen binnendrong en de opgerichte altaren en heiligdommen omverhaalde en ver woestte. Dan zwierven de Christenen rond zon der vaste verzamelplaats, en vereenigden zich nu hier dan daar in eenige particuliere wonin gen, voor het aanbreken van den dag, om de H. Geheimen te vieren. Ze werden bespied, over rompeld en betaalden met hun leven de ge dachtenisviering van Jesus' dood. Zoo heeft ook de Kerk van Carthago haar martelaren van de Eucharistie. Die Eucharis tische liefde was niet alleen offervaardig, doch ook vindingrijk. Zij wist de bewakers om den tuin te leiden en door te dringen in de meest afgesloten gevangenissen, niet alleen om de geloofsbelijders te sterken met het Godde lijk voedsel, maar zelfs om door de hernieuwing van Jesus' offer, hun het nu zoo noodzakelijke voorbeeld voor oogen te stellen. Er is ons be waard gebleven een brief van den H. Cypria nus, waarin hij een regeling voorschrijft aan de priesters en diakens voor de uitoefening van dit heerlijke werk van barmhartigheid. Zoo beleefde de Afrikaansche Kerk het ge heim der II. Eucharistie in al haar diepte en breedte en daaraan dankte zij het ongetwijfeld, dat zij zich, niettegenstaande zoovele en zoo hevige stormen, zoolang heeft staande ge houden. Na een uitvoerige, prachtig gedocumenteerde beschouwing, komt spr. tenslotte tot deze con clusie: De H. Eucharistie, voedsel der ziel tijdens ons leven, i3 ook onderpand van eeuwige glorie en verrijzenis. Dat is hfet geloof geweest der H. Roomsche Kerk,' overal, in alle wereldeelen, door alle eeuwen heen. Dat is ook nog ons geloof. Als Jesus onder ons verscheen en ons de vraag stelde, die Hij eens richtte tot Zijn Apostelen: „Wilt ook gij soms heengaan?" wij zouden allen uit het diepst van ons geloovig hart de kreet slaken van Petrus: „Heer, tot wien zouden wij gaan; woorden van eeuwig leven hebt gij". Moge dan, zoo eindigde spreker, ook de viering van Jesus' altaargeheimenissen, alle dagen ons levens, mogen ook de plechtig heden van dit 30ste Internationaal Eucharis tisch Congres van Carthago in het bijzonder, er toe bijdragen, om van de H. Eucharistie te maken het Leven, het Leven voor onszelf, het Leven voor allen die ons dierbaar zijn, het Leven vaar de arme Afrikanen, voor heel het Christenvolk, ja, het Leven voor de geheele menschheld, Leven van elndelooze vreugde, van eeuwig geluk. OP DE PUINEN VAN DE BA SILICA MAJORUM Onze speciale correspondent te Carthago seint ons d.d. 9 dezer: 't Is tien uur in den ochtend. De ruïne, waar eens de Basilica Majorum stond, ligt blank van zonnelicht. Van nabij en van verre drommen herwaarts groepen congressisten, in stil gepeins, of inge togen gedachten en indrukken wisselend over het roerend gebeuren van gisteren en de te wachten Eucharistische feesten van heden. Duizenden pelgrims, hun aantal zal over en kele minuten aangroeien tot meer dan twintig duizend, zijn reeds rond de heilige plek verza meld, verspreid over de groene hellingen, die deze roemrijke puinen zoo wonderschoon om lijsten. Die ruïne, nog slechts korten tijd door den „ontdekker van Carthago", Père Delattre, bloot gelegd, is in deze plechtige ure het middenpunt aller gedachten Wij staren vol eerbied naar dit golvend ter rein, met hier en daar een afgeknotte zuil op rijzend tusschen olijfboomen, die kleine plekjes schaduw werpen op de zon-geblakerde puinen. Een kleine kapel, bestaande uit een koepeltje, door vier pilaren gesteund, wijst ons de plek, waar de heilige martelaressen, Perpetua en Fe- licitas, begraven werden. Op die plaats toch vond men de brokstukken terug van het graf schrift, meldend, dat haar door de martelie voor Christus roemrijke lichamen daar, eeuwen lang, den blijden dag verbeidden der glorieuze opstanding. Vóór de kapel trekt het majestueuze stand beeld van St. Augustinus aller aandacht. Die houding, dat sublime gebaar van Hippo's heiligen bisschop, hier bij dit martelaren-graf, waar eens de roemrijke basiliek met haar fiere gewelven het Hoogheilige overschaduwde! Daar heeft hij gestaan, eeuwen terug, voor een godvruchtig gehoor, met forsche stem en misscliien dat zelfde verheven gebaar, in zijn schitterende taal den lof zingend der beide mar telaressen. En wij staren lang en innig op dat beeld, die opgeheven hand, als wachtten wij, of die stee nen mond zich openen zou en spreken en ge tuigen, zooals weleer, van de groote dingen Gods. Rond de kapel, met vanen kleurrijk opge smukt, waarin een eenvoudig altaar is opge richt, hebben zich intusschen de kardinalen ge schaard, en 'n honderdtal aartsbisschoppen en bisschoppen en achter hen en rondom, de pries ters, die ten getale van bijna vier duizend wa ren opgekomen, om de pontificale H. is bij te wonen. De zon overgoot met haar blanke stralen dit open heiligdom, en zette het altaar, waar de liturgische kaarsen branden, in Uclit en luister, 't Was tegen half elf, toen mgr. Piovella, aartsbisschop van Cagliari op Sardinië, met de verheven handelingen der H. Mis een aanvang maakte. De hier alom bekende schola der Witte Paters voerde, op de haar eigen meesterlijke wijze, de liturgische gezangen uit. Vol innigheid en godsvrucht volgden de dui zenden geloovigen de plechtigheid. Nu en dan werd de liturgische zang door de menigte over genomen en steeg uit de wijdingsvolle omgeving een loflied op, dat getuigde van diep belijden, van blijheid en ontroering. Na het evangelie richtten zich aller blikken naar den kardinaal-legaat, wiens hooge gestalte, in 't zonbeschenen purper wijd en zijd zicht baar was. De Pauselijke afgezant hield een korte, maar indrukwekkende homilie, waarin hij, nog vol ontroering over de plechtigheden van den afge- loopen kinderdag, de herinnering opriep van de op deze plek, na wreede martelingen in het nabije amphitheater, begraven heiligen en de geloovigen aanspoorde, om hun deugden van geloof, hoop en liefde na te volgen, teneinde eenmaal te deelen in hun triomf Langzaam, plechtig voltrok zich verder de hoogheilige offerdaad, te midden der biddende duizenden, die hier wederom beleefd hebben een onvergetelijke ure van dit Eucharistisch con gres Straks, als de zon reeds zal zijn ondergegaan, en de sterrenhemel met zijn geheimnlsvolle flonkering de pracht van het Afrikaansche landschap zal overwelven, zullen we andermaal onze schreden richten naar het amphitheater, om er de bezieling te ondergaan van een so- lemneele geloofs manifestatie en mede te be leven het heilig uur der mannen, die als een machtig leger van duizenden in slag orde .ge schaard, dit martelaren-veld, Carthago en het land rondom en de heuvelen ver daar buiten, en het sterrengewelf boven hun hoofd zullen doen daveren van hun jubelend, triomfeerend Credo in unum Deum! geloovigen is, opvoeding der schare tot Eucha ristisch leven en veelvuldige Communie. Na afloop van zijn toespraak wisselden de aanwezige priesters van gedachten over enkele der aangeroerde punten. Om kwart over drie namen de sectievergade ringen een aanvang. Op verschillende plaatsen in Carthago en Tunis en tusschenliggende streken kwamen elf verschillende volken in de hun toegewezen ver gaderlokalen of kerken bijeen. De toespraken daar werden gehouden in de taal van ieder volk. DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING Onze speciale correspondent te Carthago seint ons nog d.d. gisteren: Na afloop van de elf nationale en Oostersbhe sectie-vergaderingen werd de tweede algemeene bijeenkomst gehouden op de zelfde plaats en den zelfden lichten hemel als gisteren Mgr. Heylen deed daar eerst voorlezing van de telegrammen, die het Engelsche en Spaan- sche episcopaat, mgr. Dreyer, afgevaardigde van Indo-China en mgr. Maglione, de nuntius te Parijs, hadden verzonden aan den H. Vader, hier door Zijn legaat vertegenwoordigd, om Hem hun eerbied te betuigen. De voorlezing verwekte een daverend applaus van de vijf en twintig duizend aanwezigen, die met bijzonder enthousiasme hulde brachten aan den H. Vader. Dan verschijnt de hooge, glimlachende ge stalte van mgr. Lemaitre, den primaat van Afrika, op de estrade. Een levendige ovatie valt hem ten deel. De boodschap, die hij aan de vergadering brengt, is echter geen blijde. Mgr. Pons namelijk, de redenaar, die dezen avond zou optreden, en die zoo gevierd is in Tunis, is plotseling ongesteld geworden. Abbê Rochet, die hem onverwacht, vervan gen moet, was echter, niettegenstaande de over rompeling, een redenaar, die zijn moeilijke taak schitterend vervulde. Overtuigend schilderde de geleerde spreker zijn gehoor, hoe de Afrikaansche vaders, niet tevreden met de „Civitas Dei" te onderwijzen, haar ook tot werkelijkheid hadden gebracht door de H. Eucharistie. Ook in onze dagen, bewees spreker, is die vredesstaat tusschen de onderling verdeelde menschen en volkeren, niet anders te bereiken dan door den eeredienst van het Hoogheilig Sacrament der Goddelijke Liefde. RECEPTIE BIJ DEN RESIDENT DE KARDINAAL-LEGAAT aan boord van het Pauselijk schip, bij aankomst te Carthago DE PRIESTERVERGADERING Onze speciale correspondent te Carthago seint ons d.d. gisteren over de gebeurtenissen van den dag nog de volgende bijzonderheden. Om twee uur in den namiddag nam de eerste bijeenkomst van de sectie der priesters een aanvang. De plaats van samenkomst was de primatiale kathedraal van Carthago. Honderden priesters hadden zich daar ver zameld. Uit vijftien verschillende landen en verre missies waren ze herwaarts gekomen, zoo dat deze bijeenkomst een bewijs te meer werd voor de universaliteit van de Katholieke Kerk. Want welke talen de aanwezigen ook hun moedertaal noemden, hier heerschte geen Baby lonische spraakverwarring, doch een veelbetee- kenende eenheid van taal. Het liturgische Latijn was de taal, waarin alle gedachten wisseling plaats vond en daardoor werd de eenheid der geloovigen, van welke natie zij ook zijn, ten volste gedemonstreerd. Spreker was pater di Lorenzo, van de Paters an het II. Sacrament, secretaris van het con- sres en prelaat van den H. Stoel. Het onderwerp van zijn toespraak was: „Het Eucharistisch apostolaat van den priester". In zijn rede wees hij de geestelijkheid er op, hoe de bron van alle apostolaat lag in een in wendig leven van wereldverzaking en vereeni ging met Christus, een leven, dat gevoed wordt door H. Mis en aanbidding. De beste wijze, om dit mede te deelen aan de Den kardinaal-legaat aangeboden Onze speciale correspondent te Carthago seint ons d.d. heden: De receptie, die gisterenavond door den heer Manceron, den resident-generaal van Frankrijk, aan den kardinaal-legaat werd aangeboden, be sloot op waardige wijze den eersten dag na den" openingsdag van het Congres. Na de hulde der volken aan de H. Eucharistie, was het Congres een bevestiging van den innigen band tusschen het wereldlijke en geestelijke gezag alhier. Rond kardinaal Léplcler, Manceron en prins Faieb, zoon van den Bey van Tunis, waren veertien naties vertegenwoordigd door kardi nalen, bissohoppen. unlversiteits-professoren, afgevaardigden, generaals, prinsen en andere hoogwaardigheidsbekleeders. Nederland was op waardige wijze vertegen woordigd door de persoon van mgr. Eras, afge vaardigde van het Nederlandsch episcopaat te Rome. Bij den toast bracht Manceron hulde aan Z. H. den Paus, wenschte de verheven zending van den kardinaal-legaat alle succes toe en legde den nadruk op de sympathieke ver houding tusschen Kerk en staat, die gezamen lijk het algemeen welzijn dienen. Bij zijn toast op den Bey maakte hij melding van de schitterende ontvangst, die door de Turinsche bevolking aan den pauselijken legaat en aan de deelnemers van het Congres was bereid en die. ieders bewondering wegdroeg. De kardinaal-legaat dankte den resident en den Bey voor dezehartelijke ontvangst en bracht tevens dank aan den president der Fransche republiek, Doumergue, voor het harte lijk telegram, dat hij van hem had mogen ont vangen. Mgr. Lemaitre, alsdan het woord voerend, noemde het Congres terecht een waren volken bond, een ware vereeniging van zonen en vol ken, één in hun hulde aan God en hun liefde onder elkander. Geheel den avond waren de salons van het residentie-paleis gevuld met talrijke genoodig- den. HOOG IN DEN MAST waait de Pauselijke vlag aan boord van de „Citta dl Napjll"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10