VAN ALLES WAT
Een held
De legende van een grot
De eerste wandeling van Kees
DE REIS VEREENIG ING VAN JAN MUIL Mrr PLAATJES ™q>ick Leeuwaard
y*p\ h 3
VRIJDAG 16 MEI 1930
DE B.L.N.S.
Ti 5'
CcwOhn ko4.koe.ks Uoevn
1
A O 0 J A
I\J\
w
aan den rand van een hoogvlakte het landhuis
van den ouden, welgestelden Hamaguchi. Het
plateau, dat nagenoeg geheel gebruikt werd
voor de verbouwing van rijst, werd aan drie
zijden door hooge, beboschte bergen ingesloten.
Aan de vierde zijde daalde het af naar het
dichte drommen verlieten de dorpelingen het
feestterrein en snelden naar de brandende rijst
velden. De vlugsten, die 't eerst aankwamen,
wilden terstond met het blusschingswerk be
ginnen. Doch Hamaguchi weerhield hen en
sprak gebiedend
(flg. 4) staat hier veel en zelfs in verschillende
kleuren."
EEN GEHEIMZINNIGE REEP PAPIER
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEJ^jVIING VERBODEN
Tot de eilandenbogen, die zich als een guir
lande rondom de Oostkust van Azië slingeren,
behoort ook het keizerrijk Japan. Het land is
zeer bergachtig; de natuur biedt er allerlei af
wisselend schoon te aanschouwen. Maar de
schoonste streken der aarde zijn niet altijd de
veiligste en de best bewoonbare. Zoo is ook
Japan berucht om de geweldige onderaardsche
natuurkrachten, die dikwijls den bodem doen
beven en schudden en dan meermalen de
grootste verwoestingen aanrichten. Welke ge
varen zulke aardbevingen opleveren, leert ons
het volgende verhaal.
Aan de Oostzijde van 't eiland Nippon lag
Ik weet niet, of jullie je aardrijkskunde van
Indië goed kennen! Misschien niet en daar
om zal ik je een beetje ter hulp komen. De
Zuidkust van Java is over het algemeen hoog
en steil en tegen deze rotsenkust slaat het
water van den Indischen Oceaan reeds eeuwen
en eeuwen. Soms bij storm beuken huizen
hoogs golven tegen de harde steenmassa en
stuiven woest uiteen, terwijl het witte schuim
meters ver in het rond spat. Al moet echter
de oceaan wijken voor het harde graniet;
toch vreet het zilte water alle weeke deelen
der steenmassa weg en doet grotten en holen
ontataan, die soms zeer grillige vormen aan
nemen. Nu ligt tusschen de Dirk de Vries-
baai en de Mauritsbaai (twee baaien aan
Java's Zuidkust) een betrekkelijk klein schier
eiland, Penandjoeng genaamd, en hier vooral
heeft de oceaan in de steenen kust prach
tige grotten gemaakt, de een al grooter dan
de ander. De grootste daarvan nu is de z.g.
Olifantsgrot, zoo genoemd, omdat er door het
water een beeld is uitgehouwen, dat wel
eenigszins op een olifant gelijkt. Kop met
ooren en slagtanden, een paar dikke voor-
pooten en als je dan beschikt over de fantasie
van den Javaan, dan kan je er wel zoo'n
olifantenlichaam uithalen.
De eenvoudige Javaan, die niet zoo gauw
begrijpt, hoe het mogelijk is, dat daar zoo'n
rotsmonster kon ontstaan, denkt natuurlijk
aan iets bovennatuurlijks en brengt het ver
schijnsel in verband met goden en godinnen,
die hier hun macht hebben getoond en hij
zoekt naar de oplossing van het raadsel. Zoo
heeft hij ook een prachtige geschiedenis ver
zonnen over de groote olifantsgrot, die ik
jullie hier even wil vertellen.
om te probeeren, of ze wat visch machtig kon
den worden. Steeds vreesden ze, dat het mon
ster uit de zee zou opduiken om hen te ver
slinden. Wat deden de arme kerels nu?
Ze begonnen te bidden tot den god der zee
en vroegen, of die hen verlossen wilde van dit
gruwelijke monster, opdat ze weer veilig de
zee konden bevaren en als vroeger, overvloed
van visschen zouden vangen.
En zie, de machtige god verhoorde hun
gebed. Hij stuurde een grooten olifant met
slurf en slagtanden en liet dien door de zee
v/aden op zoek naar het zeemonster. De dag
kwam weldra, dat de olifant en het menschen-
verslindend ondier elkaar ontmoetten. Ëen
hevig gevecht ontstond, dat uren en uren
duurde. Kilometers ver werd de zee roodge
kleurd door het bloed, dat bij dezen strijd
vloeide en eindelijk tegen zonsondergang
eindigde de kamp. Het zeemonster plofte ziel
loos neer in de diepte der zee en de oceaan
was weer veilig voor de vistchers. Rustig kon
den ze weer uitvaren met hun ranke bootjes
en nooit meer viel er een slachtoffer als
wraak van het zeemonster. Dat was een op
luchting voor die arme zeelui. Uit den grond
van hun hart dankten ze den zeegod voor
zijn hulp en deze verscheen op een keer op de
golven der zee en riep den hem omringenden
visschers toe: „Ik heb jullie bede verhoord;
de olifant heeft zijn plicht gedaan en kan nu
de zee weer verlaten, maar opdat andere zee
monsters afgeschrikt zouden worden nog een-,
zoo ruw en meedoogenloos op te treden tegen
arme visschers, zal ik hem neerzetten in een
grot aan de kust."
Daarop leidde de zeegod het groote dier op
1 het land en plaatste het in de Olifantsgrot,
Grootvader! Wat doet gij'-'
strand van den Grooten Oceaan, die daar een
vlakke golf vormde. Daar beneden aan de kust
stonden een aantal huisjes, d'le met een klein
kerkje een nederig dorpje vormden.
Op een zomeravond stond Hamaguchi op
het balkon van zijn woning en keek naar be
neden, naar het gehucht, waar men druk
bezig was toebereidselen te maken voor een
volksfeest, dat den volgend'en dag zou gehou
den worden. Al de dorpelingen waren in de
weer en eenzaam lag' de hoogvlakte, waar de
geboste rijst te drogen stond.
I Plotseling rilde het balkon door een aard
beving; de schok was wel niet hevig, maar
hield geruimen tijd aan. Hamaguchi herkende
daarin terstond zijn verraderlijk karakter. Toen
de beving ophield, viel het oog van den ouden
man op de baai en daar vertoonde zich een
vreemd schouwspel. Het strand' verbreeddo
zich meer en meer; het scheen alsof de zee
wegliep van het land. Blijkbaar had heel het
dorp het wonderlijk verschijnsel opgemerkt,
want al het volk stond' stil van verbazing.
Niemand begreep er fets van; alleen Hamagu
chi wist, welke verwoesting de zee weldra zou
aanrichten. Snel nam hij een kloek besluit. Hij
riep zijn kleinzoon, een jongen van tien jaar,
het eenige familielid, dat met hem thuis was.
„Tada! vlug, steek een toorts aan!"
Het kind gehoorzaamde en de oude man
snelde met de brandende fakkel het hoogge
legen rijstveld op. Daar stak hij het vuur in
de rijstbossen, die weldra het plateau in een
rossen gloed hulden.
„Grootvader, wat doet u?" riep Tada schrei
end. Maar Hamaguchi gaf geen antwoord; hij
dacht alleen aan vierhonderd menschenlevens,
die in gevaar waren. Daar beneden had men
den brand spoedig opgemerkt. Verbazing maak
te nu plaats voor groote ontsteltenis en in
„Laat branden, jongens, laat branden. Heel
het dorp moet hier komen."
En allen kwamen, het laatst de ouden van
dagen en de moeders met hunne kinderen op
op den arm.
„Grootvader is krankzinnig geworden," snik
te de kleine Tada. „Ik heb hem de rijstbossen
met opzet in brand zien steken."
„Het kind heeft gelijk," antwoordde Hama
guchi. „En ook dat is mijn eigen werk," sprak
hij, naar zijn landhuis wijzend, waar nu vlam
men reeds boven het dak uitsloegen. „Is er
niemand meer in 't dorp?"
„Allen zijn hier," was het antwoord, „maar
zeg ons tcch, wat voerde u tot deze verschrik
kelijke daad?"
„Kijk!" zei de oude man, en zijn vermagerde
hand wees naar het strand. Daar kwam ze
aanzetten de zee; een hooge, dreigende golf
naderde met groote snelheid. Met een gewel
digen schok sloeg zij tegen het strand. Maar
haar vaart was niet gestuit. Bruisend rolde
zij met vervaarlijke kracht het dorp binnen.
Alles veegde zij weg. Krakend stortten de hui
zen ineen. Tot vijfmaal toe trok de golf zich
terug en sloeg daarna opnieuw tegen het
strand. Doch telkens verloor zij aan kracht,
tot zij ten laatste den rand der baai niet meer
overschreed.
Welk droevig schouwspel liet zij achter. Alle
woningen lagen verpletterd ineen. Alleen het
kerkje verhief nog zijn spits boven net tooneel
van ellende. Geheel de schare stond stom van
schrik en ontzetting.
„Begrijpt gij nu, waarom ik de rijst in
brand stak?" vroeg de oude Hamaguchi met
trillende stem. Hij was nu even arm al^ de be-
hoeftigste onder de dorpelingen, maar door zijn
kloeke daad had hij vierhonderd menschen
levens gered.
Gelukkig had de dokter er geen bezwaar te
gen, dat Kees een niet te lange wandeling mee
zou maken. Bovendien wilden Henk en Rein-
dert graag bloemen gaan zoeken voor het eind
examen. De heele club ging dus mee de wei
landen in, v/aar langs de slootkanten zeker
heel wat te zien zou zijn.
Henk had voor het examen o.a. de familie
waartoe de koekoeksbloem behoort gekozen. Hij
verzamelde dan ook ijverig en had al gauw een
aantal planten bij elkaar. Zijn flora had hij
meegenomen en zittend op het hek ging hij
determineeren.
De gewone koekoeksbloem kende hij al
(fig. 1) maar daar vond hij ook aan den sloot
kant zoowaar bloemen van de dagkoekoeks
bloem (fig. 2). En bij het determineeren van
de plant viel het hem op, dat er bloemen waren
met stampers alleen en bloemen met meeldra
den alleen. Reindert die zijn plantkundeboek bij
zich had, wist het hem uit te leggen. Trouwens
alle leden Van de club kwamen erbij staan;
want als Reindert iets te vertellen had, was
het zeker de moeite waard om te luisteren.
„Kijk eens", zei hij: „zooals je weet moet er
om zaad te verkrijgen, stuifmeel op den stempel
komen. Het zaad dat de krachtigste planten
geeft, is ontstaan door stuifmeel, dat van een
andere plant afkomstig is. We noemen dat
kruisbestuiving. Wanneer nu, zooals hier. in een
bloem alleen meeldraden of alleen een stam
per voorkomen, is zelfbestuiving natuurlijk uit
gesloten. Bij de dagkoekoeksbloem is alleen
kruisbestuiving mogelijk.
En nu moeten we nog wat meer koekoeks
bloemen verzamelen, want er is nog wat bizen-
ders te zien Ik ga ook nog wat eereprijs en
smeerwortel plukken. De eereprijs (fig. 3) kun
je alleen goed bewaren door ze dadelijk te dro
gen, anders valt de bloem uit. Smeerwortel
en deze verscheen op een keer op de golven der zee
Vóór duizenden jaren leefde aan de kust
van Java een groot zeemonster, dat zóó vraat
zuchtig was, dat het niet alleen alle groote
visschen, die in de nabijheid van de kust
zwommen, opat, doch ook de visschers ver
slond, die het ongeluk hadden in zijn buurt
te komen met hun kleine visschersbootjes. Vol
vrees gingen dan ook deze arme visschers uit
waar het nu nog staat en eeuwig zal blijven
staan als afschrik voor gevaarlijke zeemon
sters, die de arme visschers zouden willen hin
deren.
Ziedaar de geschiedenis der grot, zooals de
bevolking die aan ieder vertelt, die daar in
die streek komt.
M.
EEN AARDIGHEIDJE
StawijiW uj-»
C.e.h Ah<L*r
Da§ k o tko e Ic j Jo I otm
Bloe.n» v>\.e.*
r,
Kees was nog wat blijven zitten en daar de
anderen hun bloemen bij hem brachten, had
hij allen tijd om ze te bekijken. Zoo kwam
het, dat hem een dagkoekoeksbloem opviel, die
er ongewoon uitzag. Het leek wel of er meel
draden en een stamper inzaten. Hij hield de
bloem apart en even later, toen de anderen te
rug kwamen, liet hij hun het eigenaardig ver
schijnsel zien.
De goochelaar neemt een strook papier van
80 c.M. lengte en 1 of 2 c.M. breedte en laat
deze door de aanwezigen zorgvuldig en zoo se
cuur als ze dit wenschen onderzoeken. Daarna
neemt hij de strook aan beide kanten vast en
trekt haar middendoor, waarop een menigte
bloemen uit de verscheurde strook te voorschijn
komt,
De toeschouwers verlangen natuurlijk aan
stonds de beide stukken der verscheurde papier-
reep te onderzoeken, wat hun zonder eenig
bezwaar kan worden toegestaan.
Hoe speel je dit klaar?
Men neemt vijf en twintig a dertig stuks
papieren rozen of bloemen, die in ieder maga
zijn van tooverartikelen zijn te krijgen. Men
vouwt ze tot een bundeltje samen en slaat om
het midden een eenvoudigen zwarten draad
zonder dezen te koopen. Dit pakje bloemen
verbergt men bijvoorbeeld onder den rand van
zijn vest en steekt de beide uiteinden van den
draad in de broekzakken.
Draagt men een zwarte broek, dan is de
draad zelfs van dichtbij niet te zien. Nadat
men nu een gewone strook papier, waaraan
niets bijzonders te zien is. door een der aan
wezige toeschouwers zorgvuldig heeft laten on
derzoeken, neemt men in iedere hand een der
uiteinden van deze papieren reep en houdt haar
tamelijk dicht voor het lichaam, op de hoogte
der broekzakken. Tegelijkertijd grijpt men
natuurlijk op onmerkbare wijze met iedere hand
een der uiteinden van den draad vast en houdt
dezen tegelijk met de papieren strook in de
hand. Trekt men deze strook nu met een klein
rukje vaneen, dan worden de bloemen tegelij
kertijd uit haar schuilhoek weggeslingerd en
komen .op den vloer terecht, waar zij een niet
onaanzienlijk stapeltje vormen, want nu zij
niet meer door den draad tot een pakje samen
gehouden worden, spreiden haar blaadjes zich
onder het vallen uit. Een en ander moet be
grijpelijkerwijze tamelijk vlug in zijn werk gaan,
zoodat het oog onmogelijk de plaats van her
komst der bloemen ontdekken kan en alge
meen gedacht wordt, dat zij uit de gescheurde
strook papier te voorschijn zijn gekomen.
Om de zekerheid te hebben, dat de reep
papier altijd in het midden doorscheurt, kan
men op de vereischte plaats een kleine insnij
ding maken of die plek eenigszins bevochtigen.
Ditmaal was het Henk, die de verklaring wist.
„Die koekoeksbloem is aangetast door een
schimmel, een soort brandschimmel. Die brand
leeft niet in de korrels zooals bij het graan
maar in de bloem. En de brandsporen die later
weer nieuwe bloemen zullen aantasten, worden
gevormd op de plaats, waar bij andere bloemen
de meeldraden zitten."
OPLOSSING: DRIE REBUSSEN
1. Eksteroog
2. Kippenhck
3. Gezicht op Driebergen
Hieronder zie" je een plaatje geieekend, n.l.
een mager heerschap. Maar zijn. «aanschijn"
heb ik weggelaten.
,.Ja", riep Ada: „En dan noteeren we alles
wat we zien en vinden en dan hooren jullie het
later wel. Afgesproken?"
„Best", antwoordde Reindert. „En over drie
weken gaan we misschien weer mee."
Kees was weer heelemaal uitgerust en dol
blij, dat zijn eerste wandeltocht na zijn ziekte
zoo gezellig en leerzaam was geweest.
A. L.
Wat heb je nu te doen?
Je knipt dit plaatje uit in het ruwe na
tuurlijk, er mag gerust een wit kantje van
de krant omheen blijven zitten en plakt dit
dan op een stukje wit karton. Daarna boor
je bij a en b een klein gaatje en steekt daar
doorheen de uiteinden van een klein fijn ket
tinkje van koper of van ijzer en wel zoo, dat
het kettinkje tusschen A en B ongeveer 6 c.M.
lang is. Over de doorgestoken uiteinden plak
je aan de achterzijde van het plaatje een
klein stukje gegomd papier, waardoor het ket
tinkje netjes wordt vastgehouden.
Wat nu?
Je neemt nu het opgeplakte plaatje, schudt
eventjes zachtjes heen en weer en het ket
tinkje maakt allerlei leuke en typische snui
ten aan je sinjeur.
Telkens als je maar weer even schudt, ver
schijnt er weer een ander op het tooneel en
je staat soms verteld over de buitengewoon
aardige gezichten, die je met je kettinkje
kunt fabriceeren.
Probeeren jullie het allemaal eens!
„Maar me dunkt dat we weer naar huis moe
ten, anders wordt het te laat voor Kees" op
perde Tilly. „Gaan we de volgende week
weer?" vroeg deze. Even betrok Henks gezicht.
„Volgende week hebben we schriftelijk eind
examen, dan is het met het vrije leventje uit.
Maar jullie gaan dan natuurlijk toch, als het
mooi weer is".
3loem va.n
C i
ïIl
113 Beer de Bruin echter ontmoette op een gegeven
oogenblik den consul. „Zeg eens eventjes," zei de
consul, „ik heb jullie niet het recht gegeven hier de
orde te verstoren."
114. Beer de Bruin was over het optreden van den con
sul erg ontevreden en richtte zich dus met een ver
zoekschrift tot den minister.
115. Jan Muil echter zocht het hooger op en bracht per
soonlijk een bezoek aan de koningin van Biggen-
land, die hem allerhartelijkst ontving.
116. Toen de minister het verzoekschrift ontvangen had,
begaf hij zich eveneens naar de koningin, waar hij
Jan Muil ontving. De koningin willigde het verzoek
schrift in.