Op de puinen van de oorlogs-industrie Japansche kunst te Rome JOHN WHEATLEY LUCHTVAART. ZATERDAG 17 MEI 1930 ALS DE LAATSTE MAN GESNEUVELD ZAL ZIJN... DE TENTOONSTELLING TE STOCKHOLM APOSTOLISCH VICARIAAT VAN CURACAO EEN OPERA-FILM-ONDERNEMING EEN TENTOONSTELLING VAN OORLOGSROMANS TAI-TEN EN IN-TEN Terugkeer naar de primitieven Van onsen H.-correspondent) Rome, 12 Mei 1930. Men doet hier alles wat mogelijk is, om van de Eeuwige Stad een kunst-centrum te maken, dat een vergelijking met andere metropolen kan doorstaan. Rome is door haar monumenten en musea uiteraard reeds een centrum van kunst en kunstenaars, maar dit centrum is meer op het verleden gegrondvest en draagt daardoor een heel ander karakter dan b.v. Pa rijs. vanwaar regelmatig de nieuwe stroomin gen zich over de wereld verspreiden. Rome is geen stad met perspectieven. Er wordt weinig nieuws gewrocht en wat er aan nieuws ont slaat, dankt zijn oorsprong aan vreemde bron nen en het blijkt doorgaans inferieur. Rome inspireert tallooze kunstenaars, doch het bepaalt zich tot inspireeren. Haar gewel dige tradities dwingen de stad als het ware tot deze passieve houding, die iets heeft van de schuchterheid van den leerling, wiens durf en bravour snel verdwijnen onder het streng en critisch oog van den grooten meester. Rome is niet de stad, waar nieuwe kunst richtingen ontstaan en vergaan en aldus is het scheppend vermogen van deze kunststad, deze wonderlijk mooie stad, betrekkelijk gering. Er is geen choc des opinions, geen tegen el kaar botsen van artistieke principen, geen vruchtbaar samenvloeien van levenskrachtige bronnen. De Eeuwige Stad is als het ware het gewel dige Pantheon van geweldige kunstenaars, waarin een gepast stilzwijgen gebiedend is. Toch zullen deze geweldige kunstenaars dit stilzwijgen, die werkelooze bewondering en pas sieve adoratie en helaas actieve imitatie niet hebben gewild. Integendeel. Het jonge Italië, dat zich een nieuwe wereld veroveren wil, gelooft, zich aan den machtigen greep van het verleden te kunnen ontworstelen, maar het beseft, dat het daartoe de hulp van anderen noodig heeft, dat het zich zal moeten baseeren op een zeker universalisme, zooals dit heerschte in de dagen der grooten, toen Italië het centrum was van kunstenaars uit alle deelen van de beschaafde wereld en kun stenaars naar Rome kwamen om te leeren, maar Rome ook iets leerde van hün kunnen, van hün artistieke beginselen. Deze wisselwerking zoekt men weder in Rome te bereiken. En een voorname factor er toe ziet men in het organiseeren van tentoonstel lingen van buitenlandsche kunst, zoowel van anfieke als moderne. Er komt aan de tentoonstellingen geen einde. Na het succes van de Hollandsche kunst in de Galleria Borghese en door de nog steeds sterke oriëntatie op het verleden zijn intnsschen de exposities van kunst uit vroegere tijdperken het meest in trek en juist dezer dagen is er een tentoonstelling van oude, Spaansche kunst geopend. We gaan deze, evenals, enkele andere voor moderne Italiaansehe kunst, stilzwijgend voorbij, om het speciaal te hebben over de ex positie van moderne Japansche kunst, modern dan te verstaan in den zin van hedendaagsch. De Japansche tentoonstelling, die op het eind van de vorige maand te Rome werd geopend, mag een gebeurtenis voor Europa worden ge noemd en ze is zelfs een bijzondere gebeurte nis voor Japan, aangezien het de eerste maal is, dat twee eikandr weinig vriendelijk gezinde scholen gezamenlijk exposeeren. De vaderlands liefde heeft hier over artistieke antipathieën gezegevierd en de academische school, de Tai- ten, doen samenwerken met de anti-academi sche en meer populaire school, de In-ten. Tai- ten en In-ten vormen de voornaamste scholen der huidige Japansche schilderkunst en de kop stukken er van hebben hun beste en nieuwste werken voor de expositie afgestaan, werken, die nog niet door het Japansche publiek wer den aanschouwd. Ze zijn door speciaal daartoe uitgezonden artisten in een passende omgeving opgehangen. Het protsige interieur van het Palazzo dell' Esposizione aan de Via Nazionale werd in kleine zalen verdeeld en in alle dezer zalen bouwden de Japanners een vaderlandsch interi eur op, met als pièce de resistance de „toko- noma", het voornaamste deel van het Japansche huis. Wanden van papier, tochtschermen van zijde, vloeren van stroomatten. Speciale hout soorten werden medegebracht, kortom, er werd een stukje Japan midden in Rome neergezet. De „bloemenkunstenaar" van den mikado, de in zijn land beroemde Komoero, spreidde er zijn bekwaamheid ten toon en hij leverde prach tige staaltjes van deze typisch-Japansche kunst. De geraffineerde smaak, waarmede een deco ratie van wa tkersenbloemen is opgezet, doet den bezoeker even stil van bewondering staan. Het is verbluffend, wat deze kunstenaar met zijn materiaal weet te bereiken. Maar zijn re sultaten zijn ook de vruchten van uren-lang beschouwen, van een geduld, cfat den Wester ling tijdverspilling lijkt. Het bloemenschikken is in Japan een kunst op zichzelf Ruim twee honderd werken van beroemde meesters en naam-makende jongeren geven een overzicht van en een inzicht in de Japansche kunst en ze toonen duidelijk, dat deze ge lijk bekend vooral suggereeren wil, een in druk wil geven van een gebeuren of een af spiegeling der werkelijkheid. Dit neemt overigens niet weg, dat, naar één der beroemdste exposeerende artisten, Taikan Yokoyama, in een beschouwing opmerkte, de Japansche kunst 't meer rechtstreeksclie realis me kent, dank zij de Westersche invloeden, die een begin hadden in houtsneden en de prenten der Hollanders en het sterkst werden, toen Ja pansche schilders naar het Westen togen en speciaal te Parijs en München nieuwe ideeën opdeden. Intusschen valt er in Japan een reactie te bespeuren, een terugkeer naar de beproefde kunst der ouden. Terwijl in het Westen Cimabue en Giotto werden bestudeerd, ontdekte Japan hun tijdge- nooten Takoema Tschoga en Cho Densoe. Tachtig kunstenaars vertellen ons in het Palazzo dell' Esposizione, elk op eigen wijze, iets van dezen terugkeer naar het oude, van de ontworsteling aan de decadentie. De onver anderlijke „lcakemono", waaraan ze zich uiter aard in hoofdzaak hebben gegeven, illustreert daarbij een verscheidenheid van inzichten, die slechts te verklaren valt door het feit, dat hier kunstenaars uit de laatste decenniën van de vorige en uit de eerste van deze eeuw zijn sa mengebracht, met het doel, de Japansche kunst in al haar uitingen te doen kennen. Deze „kake mono", de rol zijd* of papier, waarop een be paalde voorstelling wordt geschilderd, en die practisch een decoratieve wandversiering is, schijnt weinig verscheidenheid toe te laten, doch in werkelijkheid biedt ze onbegrensde mo gelijkheden, zij het dan soms met aantasting van haar karakter. Eigenaardig genoeg levert deze expositie on danks de veelsoortigheid van techniek en kunst richting een zeldzaam rustig aspect. De Japan sche kunst blijkt geen beeldstormende jongeren to kennen 3dienen hier evenwel in aanmerking te Kiyokata Eaiuraki Jonge Vrouw" nemen, dat deze tentoonstelling vooral bedoeld is, om te bewijzen, dat onder de Japansche kunstenaars de oude beginselen sterk leven en bevruchtend werken. Enkele stukken getuigen van extremistische neigingen en van een sterk Westersche oriëntatie, zooals b.v. de „Maaister" van Sakal, wiens coloriet sterk aan onzen Van Gogli doet denken, maar ondanks een bijzonder stoutmoedige compositie (van Japansch stand punt gezien) toch typisch Japansch blijft, wat op zich zelf al een verdienste is. In het Rome van renaissance en barok lijkt deze expositie monotoon. Dien indruk maakt ze wel sterk op de aan weelderigheid sterk ver slaafde Italianen. Het valt daarom te begrij pen, dat de critiek het publiek op het hart heeft gedrukt, de Japansche kunst met een open, welwillend oog en een ontvankelijk ge moed tegemoet te treden, opdat het in staat zal zijn, haar wezen te begrijpen. En om het publiek eenige houvast te geven, verwees de bekende criticus, C. E. Oppo, naar een Fra Angelico en een Piero della Francesca en prees hij de geraffineerdheid, de wonderbaarlijke techniek en de zeldzame elegance van deze schier onwezenlijke kunst en het bewonderens waardige evenwicht tusschen fantasie en wer kelijkheid, dat deze Oostersche artisten weten te scheppen. Het is te liopen, dat ook de massa deze ten toonstelling zal v. aardeeren, al was het maar alleen om de tien millioen, die de Japansche maecenas, Baron Okoera, er aan heef* gespen deerd. DE INSTITUTEN DER SALESIANEN TE ROME. Het vijftigjarig bestaan Men meldt ons uit Rome, d.d. 13 dezer Bij gelegenheid van de plechtige viering van het vijftig-jarig bestaan van de instituten der Salesianen te Rome, die verleden Zondag be gon en een geheele week duurt, werd op het groote binnenplein van het hospitium van het H. Hart het hoofdinstituut van de Salesianen te Rome, een monument van den zaligen Don Bosco onthuld. De oud-leerlingen van het instituut droegen gezamenlijk bij, om dit monument, dat door den beeldhouwer Cellini werd ontworpen, te kunnen oprichten. Aan de groote Pauselijke audiëntie, op het Damasusplein, namen ongeveer 12.000 personen deel, voor het meerendeel oudleerlingen en leer lingen van de verschillende instituten der Sa lesianen. Toen Zijn Heiligheid op het plein verscheen, werd Hij met de Hymne van den zaligen Don Bosco begroet daarna hield de algemeene pre fect van de Congregatie der Salesianen, Don Ricaldone, een feestrede, waarin de werken opgesomd werden, die door de instituten der Salesianen in de laatste vijftig jaren te Rome tot stana werden gebracht. Zijne Heiligheid antwoordde hierop met een uitvoerige toespraak. Hij sprak daarbij voorna melijk over Zijn persoonlijke herinneringen aan den zaligen Don Bosco en gaf tevens blijk van Zijn groote sympathie voor het werk der Salesianen. Gisteren door den koning geopend De Stockholmsche tentoonstelling van kun sten, handwerk en het ideale huls werd van middag om half 3 geopend. De stad Stockholm is in vlagge-ntool en overal heerschit een feeste lijke stemming. Door de straten beweegt zlcli een talrijke menigte. Over het program der openingsplechtigheid seinde men gisteren de volgende bijzonder heden. Om kwart over twee nemen de genoodigden, onder wie zich de leden van de regeering en den rijksdag, het diplomatieke corps en tal van bekende personen uit het openbare leven be vinden, plaats op de voor hen bestemde tri bune. De koning, de koninklijke familie en de leden der hofhouding komen met een bizondere sta tieboot, welke anders alleen tot het afhalen van vorstelijke personen en staatshoofden dient, hij het terrein van de tentoonstelling aan. Terstond na de aankomst verzoekt de kroon prins, die ëerevoorzitter van het tentoonste'I- lingscomlté is, den koning de tentoonstelling te openen. De koning beantwoordt dit verzoek met een korte toespraak, waarin hij de ten toonstelling voor geopend verklaart. Daarop worden fanfares geblazen en door een muziekcorps de koningshymne gespeeld, waarna de tentoonstellingsvlag aan den groo ten stalen mast wordt geheschen en door de kanonnen saluutschoten worden gelost. Ver volgens zingt een mannenkoor een bizon der voor dit doel gecomponeerde cantate. De groote lichtende fontein begint te wer ken, terwijl dagvuurwork wordt afgestoken. In de lucht cirkelen eskaders vliegtuigen en het voor deze tentoonstelling gebouwde kleine luchtschip, terwijl motorbooten, Jachten en kano's op het water evoltteeren. Londen, 1 April 2029. Heden is door den minister v.-.n Vredelie vendheid in New Crystal Palace, te Sy denham met groote plechtigheid de National Centenary Exhibition of Warnovels geopend. De tentoonstelling, waarvan wij een uitvoe rige beschrijving zullen geven, omvat 659.284 Engelsche oorlogsromans, geschreven en uitge geven in den loop der laatste honderd jaren, en alle de waarheid onthullend omtrent den oorlog 191419-19. Ofschoon ook vóór 1929 enkele pogingen aangewend zijn tot het schrijven van oorlogs boeken, dateert deze industrie, waaraan de twee eenige nog bestaande Europeesche landen, Engeland en Duitschland hun bloei danken, toch eerst uit genoemd jaar. Zij werd naar Lon den overgebracht door een Duitscher, E. M. Re marque, van wien de beroemde hoogleeraar in de Botanie, K. u. K. Geheimrat von Schieber- lauter in 1970 aantoonde, dat hij eigenlijk Cra mer heette en een jood was. De minister van vredelievendheid, de derde Hertog van Ponsonby, wiens overgrootvader on dersecretaris van buitenlandsche zaken was in het eerste, en zelfs in het daaraan voorafgaande kabinet-MacDonald, hield een rede, waaraan wij het volgende ontleenen „Mylords, ladies and gentlemen. Toen in het jaar 1929 A. P. Herbert's „Secret Battle" en Mottrams „Spanish Farm Trilogy" het licht zagen, zullen weinig onzer voorouders vermoed hebben, dat de grondslagen gelegd werden tot een industrie, waaraan ons Brit sche vaderland te danken heeft, dat het thans zijn rang als eerste mogendheid van het niet- continentale deel van Europa zoo glansrijk op houdt. De Hooge Commissaris van het continentale deel van Europa Hort hort De minister vervolgde Engeland bloedde uit duizend wonden. Het aantal werkloozen nam met den dag toe. Lord Rothermere stichtte „Evening Worlds" in alle provinciesteden. Onze eenige industrie, die steeds gebloeid had, de vloot, werd afgeschaft. Het volk was radeloos, de regeering redeloos en het land scheen reddeloos. Maar toen ver rees, op de puinen van de oorlogsindustrie, de oorlogsroman-industrie. Zij ving heel bescheiden aan. Het eerste jaar verschenen er in 't Engelsch niet meer dan drie dozijn oorlogsromans. Dus slechts drie per maand, en velen zagen deze industrie voor een dood-geboren kind aan. Mylords, ladies and gentlemen. Het heeft anders mogen zijn. Toen in 1936, onder voorzitterschap van den grooten conser vatieven leider, mr. J. H. Thomas, de wereld historisch geworden vlootconferentie bijeen kwam, was de oorlogsromanproductie reeds ge stegen tot een jaarlijksch gemiddelde van 3000. De groote stoot was gegeven door mr. Edgar Wallace. Deze had tot kort na 1930 een zekere reputatie genoten als schrijver van wat men noemde „detectiveromans", maar toen, in 1934, besloten was de politie af te schaffen, kwamen er natuurlijk geen misdaden meer voor en mr. Edgar Wallace, de Milton der twintigste eeuw, besloot in andere richting een uitweg voor zijn energie te zoeken. Hij zette zich aan het schrijven van zijn ervaringen in den oor- EEN PARIJSCHE „ZOO" log van 19141919, dien hij, te oordeelen naar zijn werken, afwisselend als kolonel, lichtma troos, roode-kruiszuster en schout-bij-nacht schijnt te hebben medegemaakt. Hij kwam dage lijks uit met een ochtend- en een avondroman, benevens s Zondags met een Zondagsroman, die, behalve een ware, zelf-beleefde oorlogsge beurtenis, tal van kruiswoordraadsels en grap pige plaatjes bevatte. Hij ook vormde de Associated Warnovel Ma nufacturers' Union, welker aandeelen een week na de uitgifte reeds drie honderd procent boven de nominale waarde gekocht werden. Mylords, ladies and gentlemen. De oorlogsroman-industrie is thans de groot ste, de eenige groote industrie in Engeland. En zij is een industrie van waarheid en humani teit. In de 659.284 romans, die hier tentoongesteld zijn (het oude Crystal-palace is ingericht voor oorlogsboeken, die gedurende de twee tentoon- stellingsweken uitkomen) worden, volgens de statistieken van de Board of Tra-de, 1.831.412 soldaten, 322.008 onderofficieren en korporaals, 89.571 subalterne officieren, 18.301 hoofdoffi cieren, 606 generaals en 73 veldmaarschalken doodgeschoten wegens desertie of lafheid. Ver der worden 281.005 onderofficieren en 98.032 officieren en hoofdofficieren wegens hun hard vochtig optreden door de soldaten vermoord. Twaalfduizend devisies zijn gedecimeerd ge worden wegens muiterij. Vijf en tachtig dui zend bataillons zijn tot den laatsten man toe gesneuveld. Zeven en veertig duizend leden van krijgsraden zijn tusschen 1930 en 1960 ter dood veroordeeld geworden, omdat uit de oor logsromans bleek, dat zij van 1914 tot 1919 honderdacht-duizend zachtzinnige idealisten en minnaren van het menschdom onschuldig heb ben laten fusilleeren. (Hear hear Mylords, ladies and gentlemen. De Britsche legers telden niet meer dan 5.821.325 man, met inbegrip van alle veldmaar schalken. Ver over de helft daarvan hebben de schrijvers van oorlogsromans reeds doen fusilleeren, sneuvelen, vermoorden of op an dere wijze jammerlijk doen omkomen (applaus). Wanneer de industrie zich in dezelfde mate progressief ontwikkelen blijft, dan zal over hoogstens vijftien jaren de 5.821.325ste soldaat van de Britsche legers uit den wereldoorlog ge sneuveld, gefusilleerd of vermoord ziju (dave rende toejuichingen). Mylords, ladies and gentlemen. De regeering van Zijn Majesteit acht het noodig maatregelen hiertegen te nemen. Als de laatste man gesneuveld of op andere wijze ge dood zal zijn, dan is het uit met de oorlogsro man-industrie, welke de kurk is, waarop ons land drijft. Een nieuwe oorlog zou onvermijde lijk worden. Z. M.s regeering wil zulk een ramp voorko men. Het zal u interesseeren te vernemen, dat zij stappen gedaan heeft bij do andere regeerin gen teneinde een Conferentie te heieggen, welke ten doel heeft de fabricage van oorlogs romans te beperken en het aantal gefusilleer- den per roman hij internationale overeenkomst vast te stellen. Mylords, ladies and gentlemen, ik verklaar de tentoonstelling geopend. LONDEN. B. DIEREN IN FILMS. EEN MERKWAARDIGE FIGUUR ONDER DE LABOUR LEIDERS Van onsen correspondent). Londen, 14 Mei 1930. Mr. John. Wheatley, de gisteren overleden labour-afgevaardigde en oud-minister, is niet een van de groote figuren in het staatkundige leven van Engeland geweest, maar met wat meer geluk of, om billijker te zijn: met wat minder „pech" had hij 't kunnen worden. Hij was ongetwijfeld een man van groote be kwaamheden en zelfs talenten. Van het feit, dat hij het gebracht heeft tot kabinets-minister behoeft men geen buitensporigen ophef mee te maken. In onzen tijd voert het Trade Unionis me en wat daarmede samenhangt gemakkelij ker tot de regeeringsbank dan een geboorte in een voorouderlijk kasteel, en er zal mis schien een tijd komen, waarin met bewonde ring gewag gemaakt wordt van den graven zoon die het via het secretariaat van een vak- vereeniging tot minister der kroon weet te brengen. Het feit dat Wheatley in het tweede kabinet Mac Donald géén portefeuille kreeg, is mis schien kenmerkender voor zijn persoonlijkheid dan dat hij in het eerste kabinet als minister van gezondheid een van de weinige krachtige figuren in de regeering was, en tevens een man wien de kunst van het regeereü aange boren scheen te zijn. Behalve de heeren Hen derson (binnenlandsche zaken) en Clynes (lord Privy Seal), die reeds vroeger zitting gehad hadden in het oorlogskabinet van Lloyd Geor ge, was er niet één labour-minister, die onmid dellijk zoozeer op dreef was. In het lagerhuis heeft gisteren mr. Neville Chamberlain, die hem als minister van ge zondheid zoowel voorafgegaan was als opgevolgd had, eenige zeer waardeerende woorden aan zijn nagedachtenis gewijd. Mr. Chamberlain is een stug man uit één stuk, die steeds meent wat hij zegt. „Ik ben nooit in gebreke gebleven zijn groote oprechtheid te bewonderen en de merk waardige gaven die hem zoo snel deden op klimmen tot een hooge positie," zeide de con servatieve ex-minister. Die oprechtheid werd ook geprezen door mr. Arthur Greenwood, den tegenwoordigen minis ter van gezondheid, die eveneens tot zijn poli tieke tegenstanders behoort, want mr. Wheat ley was een van de leiders van de „onafhanke lijke" fractie der partij. Hij had steeds deel uitgemaakt van den lin kervleugel der labour-partij, doch algemeen dacht men dat hij, naarmate die vleugel meer en meer zich ontwikkelde in socialistische rich ting, zijn politieke lotgevallen zou binden aan het gematigde en „regierungsfahige" deel der labour-partij. Zes jaren geleden sprak men van hera al» van den man die meei; kans had dan een zij ner partijgenooten mr. Mac Donald eenmaal als leider der partij, en dus eventueel als eer sten minister op te volgen. Maar.... in 1929 werd hij geheel buiten het tweede kabinet- Ma c Donald gelaten. Waarom? De kabinetsformeerder kan verschillende re denen gehad hebben om mr. Wheatley „geen portefeuille aan te bieden. Op de eerste plaats een van algemeen-politieleen aard. De gewezen minister- van gezondheid had zich sinds 1924 meer en meer bij uo Manton-groep aangeslo ten. Ten einde het vertrouwen te winnen van een parlement, waarin de labourpartij slechts een minderheid uitmaakte en een minderheid vertegenwoordigde, was het noodig dat het ka binet in zijn samenstelling gematigd was. De grootste concessie, die de heer Mac Donald aan het radicalisme deed, was dat hij den ouden mr. Lansbury een ondergeschikten kabinets- post toevertrouwde. Er kan ook een andere reden geweest zijn. Mr. Wheatley had als politicus een oproerig temperament. Hij zou misschien een goed en betrouwbaar .leider geweest Zijn, maar hij was een lastig en rebelsch volgeling. Hetzelfde geldt misschien voor mr. Snowden, maar deze vergoedt hetgeen hij aan moreele gediscipli neerdheid te kort schiet door een zeldzaam gedisciplineerd verstand. Bovendien is zijn posi tie in de partij zoo machtig dat hij zooal niet formeel dan toch feitelijk als leider op voet van gelijkheid staat met mr. Mac Donald. Mr. Wheatley was niet rebelsch op één punt. Hij was het zoowel als radicaal-georiënteerd labourman als in zijn hoedanigheid van Katho liek. Manneer het standpunt door de meerder heid zijner partij ingenomen, niet strookt met zijn katholiek geweten of met de moraal der Kerk, dan was hij onverzettelijk, en modernis me op zedelijk gebied vond in hem evenzeer een tegenstander als conversatisme op sociaal gebied. Zoo heeft hij als minister van gezond heid geweigerd uitvoering te geven aan een door het partijcongres aangenomen resolutie ten gunste van staatscontrole op de geboorten. Er was ook nog een derde reden. Bij de ver kiezingen in November had zijn conversatieve tegencandidaat, mr. John. Redd Miller, beweerd dat mr. Wheatley, die drukkerspatroon en uit gever van beroep was, een leening had aange nomen van een in den drankhandel betrokken persoon ten behoeve van een uitgeversmaat schappij, waarin mr. Wheatley aandeelhouder was. Mr. Wheatley was n.l. een ijveraar voor drooglegging! Mr. Miller had in een brief bo vendien mr. Wheatley's karakter als politicus in een ongunstig daglicht gesteld. Na afloop der verkiezingen en den val van het labour-kabinet diende mr. Wheatley een eisch tot schadeloosstelling van 3000 in, zoo wol tegen mr. Miller als tegen den eigenaar van het blad, waarin de brief verschenen was. Hij verloor dat proces. Wie als eischer in een lasterproces het geding verliest, loopt steeds ernstig gevaar, dat het publiek de feitelijke waarheid van hetgeen tegen hem ingebracht was, veronderstelt. Mr. Wheatley's prestige leed onder den uitslag van het proces. Van de zijde zijner collega's schijnt hij in die dagen niet de sympathie ondervonden te hebben, waarop hij meende aanspraak te kunnen ma ken. Deze ongelukkige incidenten, en vooral ook de houding zijner gewezen mede-minis ters, droegen er veel toe hij hem naar den lin kervleugel te drijven, waarin hij eigenlijk niet thuishoorde. Zijn groote politieke vooruitzichten waren hierdoor weggevaagd. Zijn schuwheid evenwel maakte hem zijn loopbaan niet gemakkelijker, vooral daar heel zijn voorkomen van dien karaktertrek getuigde. Dit werd nog verergerd doordat hij in hooge mate bijziende was, en zij die hem persoonlijk niet goed kenden, brachten zijn vreemde ma nieren vaak in verband met een vreemde ge moedsgesteldheid. Zij hielden hem voor een samenzweerder, een smeder van bolsjewistische plannen. Hij was niets minder dan dat. Hij was in werkelijkheid een goed mensch en een goed Christen, en tevens een man, wiert het ten slotte niet meegeloopen is. KROONPRINS PETER VAN JOEGOSLAVIË mag tijdens het fotograf eer-en, even zijn kleinen broer prins Andfeas vasthouden Waar blijft de onderwijsgelijkstelling? Aan een schrijven uit Curasao ontvangen, ontleent het Koloniaal Missietijdschrift o.a. het volgende aangaande den Status van het Apost. Vicariaat over het jaar 1929: Curasao is zoo druk besproken in de laatste jaren in de pers en in de Kamers, dat 't zijn nut kan hebben den Nederlandschen Katholieken te laten zien, dat deze kolonie niet alleen voel de Nederlandsche natie, maar ook voor do Kerk een kostbaar bezit is. Niet met groote spron gen en masisa-be/keeringen maar gestadig is de missie vooruitgegaan. In de laatste jaren is de aanwas van Katholieken aanmerkelijk groo- ter dan een 15 jaar geleden, daar zich uit de omliggende republieken en eilanden eenige dui zenden op Curasao en Aruba zijn komen vesti gen. Uit de Zuid-Amerikaans-che republieken en de in meerderheid Katholieke Fransclie en ook eenige Engelsche eilanden der Antillen is de toevoer het grootst, wat het Katholieke ele ment betreft. Andere eilanden leveren weer een grootendeels Protestantschen toevoer. Daar de groote meerderheid zich vestigt in de buurt der Petroleum RJjen, zoowel hier op Curasao als op Aruba, tracht de missie in hun geestelijke behoeften te voorzien door het op richten van parochies en het openen van kapel len. Zoo is op de terreinen van de Curasaosche Petroleum Industrie Mij op Curasao in 1926 een kapel geopend ten behoeve van de Katholieke employé's der Mij, en van de inheemsohe en buitenlandsche Katholieken, die in die huurt wonen, en al dan niet bij de Mij werken. In 1929 is niet zoo ver daar van daan, en op terrein der missie een tweede kapel opgericht en een nieuwe parochie gesticht, die in vollen gang is. In hetzelfde jaar is op het eiland Aruba een kapel gebouwd op terrein der missie, dicht bij de Pan American Mij. Ook deze kapel is ten behoeve der Katholieke, Amerikaanscbe en andere employé's en van de omwonende In heemsohe en buitenlandsche Katholieke bevol king. In een distrikt tusschen de stad en de Cura saosche P. Mij op Curasao, waar zich eveneens de bevolking verviervoudigd heeft in de laatste jaren, heeft de missie een terrein in eigendom, gschenk van een hekend Israëliet te Willem stad, waar een kapel zal gebouwd worden, zoo dra de middelen het gedoogen. De M. U. L. O, voor jongens telt 652 leerlingen, en is daardoor de grootste school der Congregatie van Tilburg, in Holland en in de missies. Niettemin telt da jongens-armenschool, die er aan gTenst, meer dan 500 leerlingen. De M. U. L. O. voor meisjes in het St. Mar- tinus-Gesticht te Willemstad telt 503 leerlin gen, en de armenschool voor meisjes daarmee annex 240. Om te voorzien in het gebrek aan ruimte en om andere redenen wordt er dit jaar een tweede M. U* L. O. voor jongens en een dito voor meisj©3 opgericht te Pietermaai, waar ook reeds armenscholen voor jongens en meis jes bestaan. Een nieuwe school voor jongens en meisjes in de nieuwe parochie op Groot-Kwartier, een der buitendistricten, in de omgeving van de Cu rasaosche Pertoleum Mij, in Januari van dit jaar begonnen, telt reeds over de drie honderd leer lingen, waarvan echter de meesten van vier an dere scholen zijn overgegaan. Als dat zoo door moet gaan weten we geen raad. We weten nu al dikwijls geen raad, hoe aan het personeel en de middelen te komen. Want de hooggeroemde gelijkstelling is er nog niet, op geen stukken na. En dat na al die Sirukte. Ai onze scholen samen in de heele missie tellen meer dan 8000 leerlingen, terwijl de Openbare Gouvernementssoholen in de heele kolonie ternauwernood 1000 leerlingen tellen. Niettemin kost het Openbaar Onderwijs, wat salarissen betreft 'n'kleine twee ton (ƒ172.348), terwijl de Bijzondere scholen iets meer dan. vier ton (ƒ405,807) kosten.*) Welk een bespa ring het Bijzonder Onderwijs beteekent voor dé koloniale kas, kan men op z'n vingers natellen. Om in het gebrek aan leerkrachten te voor zien zijn er in den laatsten tijd enkele leer krachten, waaronder ook met eeTsten rang uit Suriname hij het B. O. werkzaam gesteld. Ook uit Holland zijn reeds enkele leerkrachten, die geen rellgieusen zijn hij het B. O. in dienst ge nomen. De bewering van Dominé Lingbeek, dat er geen inlandsche leerkrachten hij het B. O. zouden werkzaam zijn, en daarom het B. O. onnoodig kostbaar zou zijn, gaat heelemaal niet op. Er zijn sinds onheugelijke tijden inlandsche leerkrachten hij het B. O. werkzaam geweest, en op 't oogenblik zijn er van de 204 Inlandsche en Hollandsche leerkrachten 71 leeken, op 2 na allen Inlanders, dus 35 pet. Volgens de opgave van de Inspectie van het Onderwij3.) ENGELAND—AUSTRALI ë-VLUCHT. Hoewel de regen met tropische hevigheid viel heeft miss Johnson gisterenmorgen Rangoon veilaten om den tocht naar het op 355 mtjleI1 afstand gelegen Bangkok voort te zetten. Ondanks de ondervonden vertraging hoopt zU nog een nieuw record op haar naam te brengeI1 voor de vlucht EngelandAustralië. Het was gisteren 12 dagen geleden, dat zij uit Engeland vertrok. MISS JOHNSON. Naar Reuter uit Bangkok seint, is de En gelsche vliegster Amy Johnson gisteren. vah Rangoon in Bangkok gearriveerd. Grootsche plannen Onze correspondent te Parijs meldt ons: De meeste vreemdelingen, die Parijs bezoe ken, zijn er altijd over verwonderd geweest, dat Parijs geen direntuin bezit. Er is wel een „Jardin d'Acclimatation", maar als diergaarde mag die geen naam hebben. Het is meer een cntspanningsgelegenheid, die haar succes dankt aan de mooie ligging, midden in het bosch van Boulogne, doch de dieren, die er ge toond wordep, hebben veel weg van de collec tie van een rondreizenden kermistroep. Nog treuriger is het gesteld met de dieren- afdeeling van den „Jardin des Plantes", waar de teleurstelling volkomen is voor iemand, die wel eens een dierentuin gezien heeft. Die afwezigheid van een diergaarde is des te meer vreemd, daar Frankrijk uit zijn eigen koloniën een f^iuna zou kunnen importeeren, die buitengewoon interessant zou moeten wor den genoemd. Men heeft echter in de koloniën goen belangstelling weten te wekken voor be langrijke zendingen. Over dien toestand is reeds lang geklaagd en eindelijk worden ernstige pogingen gedaan, om Parijs van een moderne diergaarde te voorzien. De aangegrepen gelegenheid is de Internationale Koloniale tentoonstelling. Men heeft dan ook besloten, het zuidelijk deel van het Bois de Vincennes, waar de tentoonstel ling het volgend jaar wordt gehouden, voor een exotisch dierenpark te bestemmen. Het geheele gedeelte tusschen het Lac Daumesnil en de Avenue de Gravelle wordt daarvoor ge reserveerd en onnoodig te zeggen, dat deze Diergaarde tot de permamente creaties van de tentoonstelling zal behooren evenals het kolo niaal instituut en koloniaal musuem, dat van de tentoonstellingspaleizen zullen overblijven. Het plan is zeer grootsch opgevat. Men zal de methode volgen van Hagenbeek te Ham burg en -de dieren niet opkooien, doch in parken doen leven, die tevens een beeld geven van hun natuurlijke omgeving. De uitgestrekte ruimte waarover men beschikt, staat toe, dat men zeer uitgebreide parken kan reserveeren, en in het bijzonder het park der olifanten be looft zoo uitgestrekt te worden, dat men den toeschouwer de illusie kan geven, het dier in vrijheid te zien. De vele millioenen, die noodig zijn voor de bevolking van den dierentuin worden gedeel telijk nit subsidie, gedeeltelijk uit een garan tie van de tentoonstellingsmaatschappij ge waarborgd aan de groote exploitatiemaat- schappil, die is opgericht geworden. DE INTERNATIONALE JACHT- TENTOONSTELLING Een bijzondere afdeeling van de internatio nale bont-tentoonstelling, welke dezen zomer te Leipzig wordt gehouden, zal de internatio nale jacht-tentoonstelling vormen. Talrijke waardevolle tropeeën zullen hier voor de eerste maai worden geëxposeerd. Tot de Duitsche tentoonsteliers behooren de vors tenhuizen van Wettin en Wittelsbach, alsook de jachtbedrijven van de gewezen grootherto gen van Meeklenburg-Schwerin, Saksen, An- halt en van Hessen, van den prins von S-ehwarz. burg en van den erfprins van Reuss. Zij maakten dat er harmonie kwam Hoewel men eenigen tijd geledten vrijwel algemeen de dierencollecties, die bij den inven taris der meeste filmstudio's behoorden beeft opgeruimd, omdat de dierengeluiden zoo slecht geregistreerd konden worden, is er nn weer een streven, om de diverse vieT- en tweevoeters in eere te herstellen. In de laatste maand heeft men ten minste in de Metro Goldwyn Mayer- studio's voor verschillende films gerequireerd: 36 gedresseerde honden, een gedresseerde kat, twintig papegaaien, zes bakraven, een schaap, een varken, diverse beren, schoothondjes, slede honden en een orang-oetan. De gedresseerde honden waren noodig voor eenige honden-eenaoters, die door Zion Mayers en Jules White gemaakt worden, filmjes, waar in de menschelijke stem niet ontbreekt. Voor The Unholy Three, de eerste talkie van l.on Chaney was een heele vogelwinkel noodig, waarin „optraden: papegaaien, lijsters, kana ries en verder honden, katten, kuikens, Guinee- sche biggetjes en marmotten etc. Een paar beren werden besteld voor Novarro's laatste film The Singer of Seville cn in de gevange nisfilm The big house had men een dozijn kakkerlakken noodig voor een kakkerlakkeri- race, die de gevangenen organiseeren. Het is wel grappig, dat de pagegaaien in Lon Chaney's film hun stem ook moeten laten hooren en dat zij daarvoor speciaal getraind worden. Enkele dezer dieren bleken geen ge schikte microfoonstem te hebben en alleen de papegaaien met een baritongeluid konden ver lenging van hun contract krijgen. In Nor-ma Shearer's nieuwe talkie Let us ha Gay moeten kanaries zingen. Maar de lieve dieren maakten zoo'n cacophon-ie van geluiden, dat het niet om aan te hooren was. Regisseur Leonard wist er raad op. Hij liet een violist komen en droeg dezen de verheffende taak op, om eenige uren lang niets anders te doen dan een bepaalden toon aan te strijken. Dé gele vogeltjes deden, wat verwacht werd. Zij zoch ten denzelfden toon en maakten, dat er har monie in hun gekweel kwam. De I.G. Farben wilde haar bezit aan aandee len der Terra Film van de hand doen; gelukte dit niet, tlan wilde men de Mij. likwideeren. Op het laatste moment, toen het gevaar van het voor goed v'i wijnen van Dui-tschlands tweede filmonderneming bet grootst leek, zijn er ge gadigden gekomen die, door de mede-werking van den Staat ook, die gelegenheid kregen de Terra over te nemen en haar een nieuwe be stemming te geven. M-ax Reinhardt, die reeds maanden lang, sinds de geluidsfilm haar technische kwalitei ten en haar.prtistieke mogelijkheden bewezen had, rond liep met de gedachte operafilms te vervaardigen, heeft met anderen de meerder heid der Terra aandeelen overgenomen. De staat Pruisen stelt het geheel© apparaat der opera ter beschikking terwijl het Tonbil-d-syn- dicaat het technische gedeelte van dit omvang rijke plan zal verzorgen. De intendant van de Pruisische schouwbur gen, Tietjen, wordt mede commissaris der Terra.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10