Op de puinen van de oorlogs-industrie
Japansche kunst te Rome
JOHN WHEATLEY
LUCHTVAART.
ZATERDAG 17 MEI 1930
ALS DE LAATSTE MAN GESNEUVELD ZAL ZIJN...
DE TENTOONSTELLING TE
STOCKHOLM
APOSTOLISCH VICARIAAT VAN
CURACAO
EEN OPERA-FILM-ONDERNEMING
EEN TENTOONSTELLING VAN
OORLOGSROMANS
TAI-TEN EN IN-TEN
Terugkeer naar de primitieven
Van onsen H.-correspondent)
Rome, 12 Mei 1930.
Men doet hier alles wat mogelijk is, om van
de Eeuwige Stad een kunst-centrum te maken,
dat een vergelijking met andere metropolen
kan doorstaan. Rome is door haar monumenten
en musea uiteraard reeds een centrum van
kunst en kunstenaars, maar dit centrum is
meer op het verleden gegrondvest en draagt
daardoor een heel ander karakter dan b.v. Pa
rijs. vanwaar regelmatig de nieuwe stroomin
gen zich over de wereld verspreiden. Rome is
geen stad met perspectieven. Er wordt weinig
nieuws gewrocht en wat er aan nieuws ont
slaat, dankt zijn oorsprong aan vreemde bron
nen en het blijkt doorgaans inferieur.
Rome inspireert tallooze kunstenaars, doch
het bepaalt zich tot inspireeren. Haar gewel
dige tradities dwingen de stad als het ware tot
deze passieve houding, die iets heeft van de
schuchterheid van den leerling, wiens durf en
bravour snel verdwijnen onder het streng en
critisch oog van den grooten meester.
Rome is niet de stad, waar nieuwe kunst
richtingen ontstaan en vergaan en aldus is het
scheppend vermogen van deze kunststad, deze
wonderlijk mooie stad, betrekkelijk gering.
Er is geen choc des opinions, geen tegen el
kaar botsen van artistieke principen, geen
vruchtbaar samenvloeien van levenskrachtige
bronnen.
De Eeuwige Stad is als het ware het gewel
dige Pantheon van geweldige kunstenaars,
waarin een gepast stilzwijgen gebiedend is.
Toch zullen deze geweldige kunstenaars dit
stilzwijgen, die werkelooze bewondering en pas
sieve adoratie en helaas actieve imitatie niet
hebben gewild. Integendeel.
Het jonge Italië, dat zich een nieuwe wereld
veroveren wil, gelooft, zich aan den machtigen
greep van het verleden te kunnen ontworstelen,
maar het beseft, dat het daartoe de hulp van
anderen noodig heeft, dat het zich zal moeten
baseeren op een zeker universalisme, zooals
dit heerschte in de dagen der grooten, toen
Italië het centrum was van kunstenaars uit
alle deelen van de beschaafde wereld en kun
stenaars naar Rome kwamen om te leeren,
maar Rome ook iets leerde van hün kunnen,
van hün artistieke beginselen.
Deze wisselwerking zoekt men weder in Rome
te bereiken. En een voorname factor er toe
ziet men in het organiseeren van tentoonstel
lingen van buitenlandsche kunst, zoowel van
anfieke als moderne.
Er komt aan de tentoonstellingen geen einde.
Na het succes van de Hollandsche kunst in de
Galleria Borghese en door de nog steeds sterke
oriëntatie op het verleden zijn intnsschen de
exposities van kunst uit vroegere tijdperken
het meest in trek en juist dezer dagen is er
een tentoonstelling van oude, Spaansche kunst
geopend. We gaan deze, evenals, enkele andere
voor moderne Italiaansehe kunst, stilzwijgend
voorbij, om het speciaal te hebben over de ex
positie van moderne Japansche kunst, modern
dan te verstaan in den zin van hedendaagsch.
De Japansche tentoonstelling, die op het eind
van de vorige maand te Rome werd geopend,
mag een gebeurtenis voor Europa worden ge
noemd en ze is zelfs een bijzondere gebeurte
nis voor Japan, aangezien het de eerste maal
is, dat twee eikandr weinig vriendelijk gezinde
scholen gezamenlijk exposeeren. De vaderlands
liefde heeft hier over artistieke antipathieën
gezegevierd en de academische school, de Tai-
ten, doen samenwerken met de anti-academi
sche en meer populaire school, de In-ten. Tai-
ten en In-ten vormen de voornaamste scholen
der huidige Japansche schilderkunst en de kop
stukken er van hebben hun beste en nieuwste
werken voor de expositie afgestaan, werken,
die nog niet door het Japansche publiek wer
den aanschouwd.
Ze zijn door speciaal daartoe uitgezonden
artisten in een passende omgeving opgehangen.
Het protsige interieur van het Palazzo dell'
Esposizione aan de Via Nazionale werd in
kleine zalen verdeeld en in alle dezer zalen
bouwden de Japanners een vaderlandsch interi
eur op, met als pièce de resistance de „toko-
noma", het voornaamste deel van het Japansche
huis. Wanden van papier, tochtschermen van
zijde, vloeren van stroomatten. Speciale hout
soorten werden medegebracht, kortom, er werd
een stukje Japan midden in Rome neergezet.
De „bloemenkunstenaar" van den mikado, de
in zijn land beroemde Komoero, spreidde er
zijn bekwaamheid ten toon en hij leverde prach
tige staaltjes van deze typisch-Japansche kunst.
De geraffineerde smaak, waarmede een deco
ratie van wa tkersenbloemen is opgezet, doet
den bezoeker even stil van bewondering staan.
Het is verbluffend, wat deze kunstenaar met
zijn materiaal weet te bereiken. Maar zijn re
sultaten zijn ook de vruchten van uren-lang
beschouwen, van een geduld, cfat den Wester
ling tijdverspilling lijkt. Het bloemenschikken
is in Japan een kunst op zichzelf
Ruim twee honderd werken van beroemde
meesters en naam-makende jongeren geven een
overzicht van en een inzicht in de Japansche
kunst en ze toonen duidelijk, dat deze ge
lijk bekend vooral suggereeren wil, een in
druk wil geven van een gebeuren of een af
spiegeling der werkelijkheid.
Dit neemt overigens niet weg, dat, naar één
der beroemdste exposeerende artisten, Taikan
Yokoyama, in een beschouwing opmerkte, de
Japansche kunst 't meer rechtstreeksclie realis
me kent, dank zij de Westersche invloeden, die
een begin hadden in houtsneden en de prenten
der Hollanders en het sterkst werden, toen Ja
pansche schilders naar het Westen togen en
speciaal te Parijs en München nieuwe ideeën
opdeden.
Intusschen valt er in Japan een reactie te
bespeuren, een terugkeer naar de beproefde
kunst der ouden.
Terwijl in het Westen Cimabue en Giotto
werden bestudeerd, ontdekte Japan hun tijdge-
nooten Takoema Tschoga en Cho Densoe.
Tachtig kunstenaars vertellen ons in het
Palazzo dell' Esposizione, elk op eigen wijze,
iets van dezen terugkeer naar het oude, van
de ontworsteling aan de decadentie. De onver
anderlijke „lcakemono", waaraan ze zich uiter
aard in hoofdzaak hebben gegeven, illustreert
daarbij een verscheidenheid van inzichten, die
slechts te verklaren valt door het feit, dat hier
kunstenaars uit de laatste decenniën van de
vorige en uit de eerste van deze eeuw zijn sa
mengebracht, met het doel, de Japansche kunst
in al haar uitingen te doen kennen. Deze „kake
mono", de rol zijd* of papier, waarop een be
paalde voorstelling wordt geschilderd, en die
practisch een decoratieve wandversiering is,
schijnt weinig verscheidenheid toe te laten,
doch in werkelijkheid biedt ze onbegrensde mo
gelijkheden, zij het dan soms met aantasting
van haar karakter.
Eigenaardig genoeg levert deze expositie on
danks de veelsoortigheid van techniek en kunst
richting een zeldzaam rustig aspect. De Japan
sche kunst blijkt geen beeldstormende jongeren
to kennen
3dienen hier evenwel in aanmerking te
Kiyokata Eaiuraki Jonge Vrouw"
nemen, dat deze tentoonstelling vooral bedoeld
is, om te bewijzen, dat onder de Japansche
kunstenaars de oude beginselen sterk leven en
bevruchtend werken. Enkele stukken getuigen
van extremistische neigingen en van een sterk
Westersche oriëntatie, zooals b.v. de „Maaister"
van Sakal, wiens coloriet sterk aan onzen Van
Gogli doet denken, maar ondanks een bijzonder
stoutmoedige compositie (van Japansch stand
punt gezien) toch typisch Japansch blijft, wat
op zich zelf al een verdienste is.
In het Rome van renaissance en barok lijkt
deze expositie monotoon. Dien indruk maakt ze
wel sterk op de aan weelderigheid sterk ver
slaafde Italianen. Het valt daarom te begrij
pen, dat de critiek het publiek op het hart
heeft gedrukt, de Japansche kunst met een
open, welwillend oog en een ontvankelijk ge
moed tegemoet te treden, opdat het in staat
zal zijn, haar wezen te begrijpen. En om het
publiek eenige houvast te geven, verwees de
bekende criticus, C. E. Oppo, naar een Fra
Angelico en een Piero della Francesca en prees
hij de geraffineerdheid, de wonderbaarlijke
techniek en de zeldzame elegance van deze
schier onwezenlijke kunst en het bewonderens
waardige evenwicht tusschen fantasie en wer
kelijkheid, dat deze Oostersche artisten weten
te scheppen.
Het is te liopen, dat ook de massa deze ten
toonstelling zal v. aardeeren, al was het maar
alleen om de tien millioen, die de Japansche
maecenas, Baron Okoera, er aan heef* gespen
deerd.
DE INSTITUTEN DER SALESIANEN
TE ROME.
Het vijftigjarig bestaan
Men meldt ons uit Rome, d.d. 13 dezer
Bij gelegenheid van de plechtige viering van
het vijftig-jarig bestaan van de instituten der
Salesianen te Rome, die verleden Zondag be
gon en een geheele week duurt, werd op het
groote binnenplein van het hospitium van het
H. Hart het hoofdinstituut van de Salesianen
te Rome, een monument van den zaligen Don
Bosco onthuld.
De oud-leerlingen van het instituut droegen
gezamenlijk bij, om dit monument, dat door den
beeldhouwer Cellini werd ontworpen, te kunnen
oprichten.
Aan de groote Pauselijke audiëntie, op het
Damasusplein, namen ongeveer 12.000 personen
deel, voor het meerendeel oudleerlingen en leer
lingen van de verschillende instituten der Sa
lesianen.
Toen Zijn Heiligheid op het plein verscheen,
werd Hij met de Hymne van den zaligen Don
Bosco begroet daarna hield de algemeene pre
fect van de Congregatie der Salesianen, Don
Ricaldone, een feestrede, waarin de werken
opgesomd werden, die door de instituten der
Salesianen in de laatste vijftig jaren te Rome
tot stana werden gebracht.
Zijne Heiligheid antwoordde hierop met een
uitvoerige toespraak. Hij sprak daarbij voorna
melijk over Zijn persoonlijke herinneringen
aan den zaligen Don Bosco en gaf tevens blijk
van Zijn groote sympathie voor het werk der
Salesianen.
Gisteren door den koning geopend
De Stockholmsche tentoonstelling van kun
sten, handwerk en het ideale huls werd van
middag om half 3 geopend. De stad Stockholm
is in vlagge-ntool en overal heerschit een feeste
lijke stemming. Door de straten beweegt zlcli
een talrijke menigte.
Over het program der openingsplechtigheid
seinde men gisteren de volgende bijzonder
heden.
Om kwart over twee nemen de genoodigden,
onder wie zich de leden van de regeering en
den rijksdag, het diplomatieke corps en tal van
bekende personen uit het openbare leven be
vinden, plaats op de voor hen bestemde tri
bune.
De koning, de koninklijke familie en de leden
der hofhouding komen met een bizondere sta
tieboot, welke anders alleen tot het afhalen
van vorstelijke personen en staatshoofden
dient, hij het terrein van de tentoonstelling aan.
Terstond na de aankomst verzoekt de kroon
prins, die ëerevoorzitter van het tentoonste'I-
lingscomlté is, den koning de tentoonstelling
te openen. De koning beantwoordt dit verzoek
met een korte toespraak, waarin hij de ten
toonstelling voor geopend verklaart.
Daarop worden fanfares geblazen en door
een muziekcorps de koningshymne gespeeld,
waarna de tentoonstellingsvlag aan den groo
ten stalen mast wordt geheschen en door de
kanonnen saluutschoten worden gelost. Ver
volgens zingt een mannenkoor een bizon der
voor dit doel gecomponeerde cantate.
De groote lichtende fontein begint te wer
ken, terwijl dagvuurwork wordt afgestoken.
In de lucht cirkelen eskaders vliegtuigen en
het voor deze tentoonstelling gebouwde kleine
luchtschip, terwijl motorbooten, Jachten en
kano's op het water evoltteeren.
Londen, 1 April 2029.
Heden is door den minister v.-.n Vredelie
vendheid in New Crystal Palace, te Sy denham
met groote plechtigheid de National Centenary
Exhibition of Warnovels geopend.
De tentoonstelling, waarvan wij een uitvoe
rige beschrijving zullen geven, omvat 659.284
Engelsche oorlogsromans, geschreven en uitge
geven in den loop der laatste honderd jaren,
en alle de waarheid onthullend omtrent den
oorlog 191419-19.
Ofschoon ook vóór 1929 enkele pogingen
aangewend zijn tot het schrijven van oorlogs
boeken, dateert deze industrie, waaraan de
twee eenige nog bestaande Europeesche landen,
Engeland en Duitschland hun bloei danken,
toch eerst uit genoemd jaar. Zij werd naar Lon
den overgebracht door een Duitscher, E. M. Re
marque, van wien de beroemde hoogleeraar in
de Botanie, K. u. K. Geheimrat von Schieber-
lauter in 1970 aantoonde, dat hij eigenlijk Cra
mer heette en een jood was.
De minister van vredelievendheid, de derde
Hertog van Ponsonby, wiens overgrootvader on
dersecretaris van buitenlandsche zaken was in
het eerste, en zelfs in het daaraan voorafgaande
kabinet-MacDonald, hield een rede, waaraan wij
het volgende ontleenen
„Mylords, ladies and gentlemen.
Toen in het jaar 1929 A. P. Herbert's „Secret
Battle" en Mottrams „Spanish Farm Trilogy"
het licht zagen, zullen weinig onzer voorouders
vermoed hebben, dat de grondslagen gelegd
werden tot een industrie, waaraan ons Brit
sche vaderland te danken heeft, dat het thans
zijn rang als eerste mogendheid van het niet-
continentale deel van Europa zoo glansrijk op
houdt.
De Hooge Commissaris van het continentale
deel van Europa Hort hort
De minister vervolgde
Engeland bloedde uit duizend wonden. Het
aantal werkloozen nam met den dag toe. Lord
Rothermere stichtte „Evening Worlds" in alle
provinciesteden. Onze eenige industrie, die
steeds gebloeid had, de vloot, werd afgeschaft.
Het volk was radeloos, de regeering redeloos
en het land scheen reddeloos. Maar toen ver
rees, op de puinen van de oorlogsindustrie, de
oorlogsroman-industrie.
Zij ving heel bescheiden aan. Het eerste jaar
verschenen er in 't Engelsch niet meer dan
drie dozijn oorlogsromans. Dus slechts drie per
maand, en velen zagen deze industrie voor een
dood-geboren kind aan.
Mylords, ladies and gentlemen.
Het heeft anders mogen zijn. Toen in 1936,
onder voorzitterschap van den grooten conser
vatieven leider, mr. J. H. Thomas, de wereld
historisch geworden vlootconferentie bijeen
kwam, was de oorlogsromanproductie reeds ge
stegen tot een jaarlijksch gemiddelde van 3000.
De groote stoot was gegeven door mr. Edgar
Wallace. Deze had tot kort na 1930 een zekere
reputatie genoten als schrijver van wat men
noemde „detectiveromans", maar toen, in 1934,
besloten was de politie af te schaffen, kwamen
er natuurlijk geen misdaden meer voor en
mr. Edgar Wallace, de Milton der twintigste
eeuw, besloot in andere richting een uitweg
voor zijn energie te zoeken. Hij zette zich aan
het schrijven van zijn ervaringen in den oor-
EEN PARIJSCHE „ZOO"
log van 19141919, dien hij, te oordeelen naar
zijn werken, afwisselend als kolonel, lichtma
troos, roode-kruiszuster en schout-bij-nacht
schijnt te hebben medegemaakt. Hij kwam dage
lijks uit met een ochtend- en een avondroman,
benevens s Zondags met een Zondagsroman,
die, behalve een ware, zelf-beleefde oorlogsge
beurtenis, tal van kruiswoordraadsels en grap
pige plaatjes bevatte.
Hij ook vormde de Associated Warnovel Ma
nufacturers' Union, welker aandeelen een week
na de uitgifte reeds drie honderd procent boven
de nominale waarde gekocht werden.
Mylords, ladies and gentlemen.
De oorlogsroman-industrie is thans de groot
ste, de eenige groote industrie in Engeland. En
zij is een industrie van waarheid en humani
teit.
In de 659.284 romans, die hier tentoongesteld
zijn (het oude Crystal-palace is ingericht voor
oorlogsboeken, die gedurende de twee tentoon-
stellingsweken uitkomen) worden, volgens de
statistieken van de Board of Tra-de, 1.831.412
soldaten, 322.008 onderofficieren en korporaals,
89.571 subalterne officieren, 18.301 hoofdoffi
cieren, 606 generaals en 73 veldmaarschalken
doodgeschoten wegens desertie of lafheid. Ver
der worden 281.005 onderofficieren en 98.032
officieren en hoofdofficieren wegens hun hard
vochtig optreden door de soldaten vermoord.
Twaalfduizend devisies zijn gedecimeerd ge
worden wegens muiterij. Vijf en tachtig dui
zend bataillons zijn tot den laatsten man toe
gesneuveld. Zeven en veertig duizend leden
van krijgsraden zijn tusschen 1930 en 1960 ter
dood veroordeeld geworden, omdat uit de oor
logsromans bleek, dat zij van 1914 tot 1919
honderdacht-duizend zachtzinnige idealisten en
minnaren van het menschdom onschuldig heb
ben laten fusilleeren. (Hear hear
Mylords, ladies and gentlemen.
De Britsche legers telden niet meer dan
5.821.325 man, met inbegrip van alle veldmaar
schalken. Ver over de helft daarvan hebben
de schrijvers van oorlogsromans reeds doen
fusilleeren, sneuvelen, vermoorden of op an
dere wijze jammerlijk doen omkomen (applaus).
Wanneer de industrie zich in dezelfde mate
progressief ontwikkelen blijft, dan zal over
hoogstens vijftien jaren de 5.821.325ste soldaat
van de Britsche legers uit den wereldoorlog ge
sneuveld, gefusilleerd of vermoord ziju (dave
rende toejuichingen).
Mylords, ladies and gentlemen.
De regeering van Zijn Majesteit acht het
noodig maatregelen hiertegen te nemen. Als de
laatste man gesneuveld of op andere wijze ge
dood zal zijn, dan is het uit met de oorlogsro
man-industrie, welke de kurk is, waarop ons
land drijft. Een nieuwe oorlog zou onvermijde
lijk worden.
Z. M.s regeering wil zulk een ramp voorko
men. Het zal u interesseeren te vernemen, dat
zij stappen gedaan heeft bij do andere regeerin
gen teneinde een Conferentie te heieggen,
welke ten doel heeft de fabricage van oorlogs
romans te beperken en het aantal gefusilleer-
den per roman hij internationale overeenkomst
vast te stellen.
Mylords, ladies and gentlemen, ik verklaar
de tentoonstelling geopend.
LONDEN. B.
DIEREN IN FILMS.
EEN MERKWAARDIGE FIGUUR ONDER
DE LABOUR LEIDERS
Van onsen correspondent).
Londen, 14 Mei 1930.
Mr. John. Wheatley, de gisteren overleden
labour-afgevaardigde en oud-minister, is niet
een van de groote figuren in het staatkundige
leven van Engeland geweest, maar met wat
meer geluk of, om billijker te zijn: met wat
minder „pech" had hij 't kunnen worden.
Hij was ongetwijfeld een man van groote be
kwaamheden en zelfs talenten. Van het feit,
dat hij het gebracht heeft tot kabinets-minister
behoeft men geen buitensporigen ophef mee te
maken. In onzen tijd voert het Trade Unionis
me en wat daarmede samenhangt gemakkelij
ker tot de regeeringsbank dan een geboorte
in een voorouderlijk kasteel, en er zal mis
schien een tijd komen, waarin met bewonde
ring gewag gemaakt wordt van den graven
zoon die het via het secretariaat van een vak-
vereeniging tot minister der kroon weet te
brengen.
Het feit dat Wheatley in het tweede kabinet
Mac Donald géén portefeuille kreeg, is mis
schien kenmerkender voor zijn persoonlijkheid
dan dat hij in het eerste kabinet als minister
van gezondheid een van de weinige krachtige
figuren in de regeering was, en tevens een
man wien de kunst van het regeereü aange
boren scheen te zijn. Behalve de heeren Hen
derson (binnenlandsche zaken) en Clynes (lord
Privy Seal), die reeds vroeger zitting gehad
hadden in het oorlogskabinet van Lloyd Geor
ge, was er niet één labour-minister, die onmid
dellijk zoozeer op dreef was.
In het lagerhuis heeft gisteren mr. Neville
Chamberlain, die hem als minister van ge
zondheid zoowel voorafgegaan was als opgevolgd
had, eenige zeer waardeerende woorden aan zijn
nagedachtenis gewijd. Mr. Chamberlain is een
stug man uit één stuk, die steeds meent wat
hij zegt. „Ik ben nooit in gebreke gebleven zijn
groote oprechtheid te bewonderen en de merk
waardige gaven die hem zoo snel deden op
klimmen tot een hooge positie," zeide de con
servatieve ex-minister.
Die oprechtheid werd ook geprezen door mr.
Arthur Greenwood, den tegenwoordigen minis
ter van gezondheid, die eveneens tot zijn poli
tieke tegenstanders behoort, want mr. Wheat
ley was een van de leiders van de „onafhanke
lijke" fractie der partij.
Hij had steeds deel uitgemaakt van den lin
kervleugel der labour-partij, doch algemeen
dacht men dat hij, naarmate die vleugel meer
en meer zich ontwikkelde in socialistische rich
ting, zijn politieke lotgevallen zou binden aan
het gematigde en „regierungsfahige" deel der
labour-partij.
Zes jaren geleden sprak men van hera al»
van den man die meei; kans had dan een zij
ner partijgenooten mr. Mac Donald eenmaal
als leider der partij, en dus eventueel als eer
sten minister op te volgen. Maar.... in 1929
werd hij geheel buiten het tweede kabinet-
Ma c Donald gelaten.
Waarom?
De kabinetsformeerder kan verschillende re
denen gehad hebben om mr. Wheatley „geen
portefeuille aan te bieden. Op de eerste plaats
een van algemeen-politieleen aard. De gewezen
minister- van gezondheid had zich sinds 1924
meer en meer bij uo Manton-groep aangeslo
ten. Ten einde het vertrouwen te winnen van
een parlement, waarin de labourpartij slechts
een minderheid uitmaakte en een minderheid
vertegenwoordigde, was het noodig dat het ka
binet in zijn samenstelling gematigd was. De
grootste concessie, die de heer Mac Donald aan
het radicalisme deed, was dat hij den ouden
mr. Lansbury een ondergeschikten kabinets-
post toevertrouwde.
Er kan ook een andere reden geweest zijn.
Mr. Wheatley had als politicus een oproerig
temperament. Hij zou misschien een goed en
betrouwbaar .leider geweest Zijn, maar hij was
een lastig en rebelsch volgeling. Hetzelfde
geldt misschien voor mr. Snowden, maar deze
vergoedt hetgeen hij aan moreele gediscipli
neerdheid te kort schiet door een zeldzaam
gedisciplineerd verstand. Bovendien is zijn posi
tie in de partij zoo machtig dat hij zooal niet
formeel dan toch feitelijk als leider op voet
van gelijkheid staat met mr. Mac Donald.
Mr. Wheatley was niet rebelsch op één punt.
Hij was het zoowel als radicaal-georiënteerd
labourman als in zijn hoedanigheid van Katho
liek. Manneer het standpunt door de meerder
heid zijner partij ingenomen, niet strookt met
zijn katholiek geweten of met de moraal der
Kerk, dan was hij onverzettelijk, en modernis
me op zedelijk gebied vond in hem evenzeer
een tegenstander als conversatisme op sociaal
gebied. Zoo heeft hij als minister van gezond
heid geweigerd uitvoering te geven aan een
door het partijcongres aangenomen resolutie
ten gunste van staatscontrole op de geboorten.
Er was ook nog een derde reden. Bij de ver
kiezingen in November had zijn conversatieve
tegencandidaat, mr. John. Redd Miller, beweerd
dat mr. Wheatley, die drukkerspatroon en uit
gever van beroep was, een leening had aange
nomen van een in den drankhandel betrokken
persoon ten behoeve van een uitgeversmaat
schappij, waarin mr. Wheatley aandeelhouder
was. Mr. Wheatley was n.l. een ijveraar voor
drooglegging! Mr. Miller had in een brief bo
vendien mr. Wheatley's karakter als politicus
in een ongunstig daglicht gesteld.
Na afloop der verkiezingen en den val van
het labour-kabinet diende mr. Wheatley een
eisch tot schadeloosstelling van 3000 in, zoo
wol tegen mr. Miller als tegen den eigenaar
van het blad, waarin de brief verschenen was.
Hij verloor dat proces. Wie als eischer in een
lasterproces het geding verliest, loopt steeds
ernstig gevaar, dat het publiek de feitelijke
waarheid van hetgeen tegen hem ingebracht
was, veronderstelt. Mr. Wheatley's prestige
leed onder den uitslag van het proces. Van
de zijde zijner collega's schijnt hij in die dagen
niet de sympathie ondervonden te hebben,
waarop hij meende aanspraak te kunnen ma
ken. Deze ongelukkige incidenten, en vooral
ook de houding zijner gewezen mede-minis
ters, droegen er veel toe hij hem naar den lin
kervleugel te drijven, waarin hij eigenlijk niet
thuishoorde.
Zijn groote politieke vooruitzichten waren
hierdoor weggevaagd.
Zijn schuwheid evenwel maakte hem zijn
loopbaan niet gemakkelijker, vooral daar heel
zijn voorkomen van dien karaktertrek getuigde.
Dit werd nog verergerd doordat hij in hooge
mate bijziende was, en zij die hem persoonlijk
niet goed kenden, brachten zijn vreemde ma
nieren vaak in verband met een vreemde ge
moedsgesteldheid. Zij hielden hem voor een
samenzweerder, een smeder van bolsjewistische
plannen. Hij was niets minder dan dat. Hij
was in werkelijkheid een goed mensch en een
goed Christen, en tevens een man, wiert het
ten slotte niet meegeloopen is.
KROONPRINS PETER VAN JOEGOSLAVIË
mag tijdens het fotograf eer-en, even zijn
kleinen broer prins Andfeas vasthouden
Waar blijft de onderwijsgelijkstelling?
Aan een schrijven uit Curasao ontvangen,
ontleent het Koloniaal Missietijdschrift o.a. het
volgende aangaande den Status van het Apost.
Vicariaat over het jaar 1929:
Curasao is zoo druk besproken in de laatste
jaren in de pers en in de Kamers, dat 't zijn nut
kan hebben den Nederlandschen Katholieken
te laten zien, dat deze kolonie niet alleen voel
de Nederlandsche natie, maar ook voor do Kerk
een kostbaar bezit is. Niet met groote spron
gen en masisa-be/keeringen maar gestadig is
de missie vooruitgegaan. In de laatste jaren is
de aanwas van Katholieken aanmerkelijk groo-
ter dan een 15 jaar geleden, daar zich uit de
omliggende republieken en eilanden eenige dui
zenden op Curasao en Aruba zijn komen vesti
gen. Uit de Zuid-Amerikaans-che republieken
en de in meerderheid Katholieke Fransclie en
ook eenige Engelsche eilanden der Antillen is
de toevoer het grootst, wat het Katholieke ele
ment betreft. Andere eilanden leveren weer een
grootendeels Protestantschen toevoer.
Daar de groote meerderheid zich vestigt in de
buurt der Petroleum RJjen, zoowel hier op
Curasao als op Aruba, tracht de missie in hun
geestelijke behoeften te voorzien door het op
richten van parochies en het openen van kapel
len. Zoo is op de terreinen van de Curasaosche
Petroleum Industrie Mij op Curasao in 1926 een
kapel geopend ten behoeve van de Katholieke
employé's der Mij, en van de inheemsohe en
buitenlandsche Katholieken, die in die huurt
wonen, en al dan niet bij de Mij werken.
In 1929 is niet zoo ver daar van daan, en op
terrein der missie een tweede kapel opgericht
en een nieuwe parochie gesticht, die in vollen
gang is. In hetzelfde jaar is op het eiland Aruba
een kapel gebouwd op terrein der missie, dicht
bij de Pan American Mij. Ook deze kapel is ten
behoeve der Katholieke, Amerikaanscbe en
andere employé's en van de omwonende In
heemsohe en buitenlandsche Katholieke bevol
king.
In een distrikt tusschen de stad en de Cura
saosche P. Mij op Curasao, waar zich eveneens
de bevolking verviervoudigd heeft in de laatste
jaren, heeft de missie een terrein in eigendom,
gschenk van een hekend Israëliet te Willem
stad, waar een kapel zal gebouwd worden, zoo
dra de middelen het gedoogen. De M. U. L. O,
voor jongens telt 652 leerlingen, en is daardoor
de grootste school der Congregatie van Tilburg,
in Holland en in de missies. Niettemin telt da
jongens-armenschool, die er aan gTenst, meer
dan 500 leerlingen.
De M. U. L. O. voor meisjes in het St. Mar-
tinus-Gesticht te Willemstad telt 503 leerlin
gen, en de armenschool voor meisjes daarmee
annex 240. Om te voorzien in het gebrek aan
ruimte en om andere redenen wordt er dit jaar
een tweede M. U* L. O. voor jongens en een
dito voor meisj©3 opgericht te Pietermaai, waar
ook reeds armenscholen voor jongens en meis
jes bestaan.
Een nieuwe school voor jongens en meisjes
in de nieuwe parochie op Groot-Kwartier, een
der buitendistricten, in de omgeving van de Cu
rasaosche Pertoleum Mij, in Januari van dit jaar
begonnen, telt reeds over de drie honderd leer
lingen, waarvan echter de meesten van vier an
dere scholen zijn overgegaan.
Als dat zoo door moet gaan weten we geen
raad. We weten nu al dikwijls geen raad, hoe
aan het personeel en de middelen te komen.
Want de hooggeroemde gelijkstelling is er nog
niet, op geen stukken na. En dat na al die
Sirukte. Ai onze scholen samen in de heele
missie tellen meer dan 8000 leerlingen, terwijl
de Openbare Gouvernementssoholen in de heele
kolonie ternauwernood 1000 leerlingen tellen.
Niettemin kost het Openbaar Onderwijs, wat
salarissen betreft 'n'kleine twee ton (ƒ172.348),
terwijl de Bijzondere scholen iets meer dan.
vier ton (ƒ405,807) kosten.*) Welk een bespa
ring het Bijzonder Onderwijs beteekent voor dé
koloniale kas, kan men op z'n vingers natellen.
Om in het gebrek aan leerkrachten te voor
zien zijn er in den laatsten tijd enkele leer
krachten, waaronder ook met eeTsten rang uit
Suriname hij het B. O. werkzaam gesteld. Ook
uit Holland zijn reeds enkele leerkrachten, die
geen rellgieusen zijn hij het B. O. in dienst ge
nomen. De bewering van Dominé Lingbeek,
dat er geen inlandsche leerkrachten hij het B.
O. zouden werkzaam zijn, en daarom het B. O.
onnoodig kostbaar zou zijn, gaat heelemaal niet
op. Er zijn sinds onheugelijke tijden inlandsche
leerkrachten hij het B. O. werkzaam geweest,
en op 't oogenblik zijn er van de 204 Inlandsche
en Hollandsche leerkrachten 71 leeken, op 2 na
allen Inlanders, dus 35 pet.
Volgens de opgave van de Inspectie van
het Onderwij3.)
ENGELAND—AUSTRALI ë-VLUCHT.
Hoewel de regen met tropische hevigheid viel
heeft miss Johnson gisterenmorgen Rangoon
veilaten om den tocht naar het op 355 mtjleI1
afstand gelegen Bangkok voort te zetten.
Ondanks de ondervonden vertraging hoopt zU
nog een nieuw record op haar naam te brengeI1
voor de vlucht EngelandAustralië. Het was
gisteren 12 dagen geleden, dat zij uit Engeland
vertrok.
MISS JOHNSON.
Naar Reuter uit Bangkok seint, is de En
gelsche vliegster Amy Johnson gisteren. vah
Rangoon in Bangkok gearriveerd.
Grootsche plannen
Onze correspondent te Parijs meldt ons:
De meeste vreemdelingen, die Parijs bezoe
ken, zijn er altijd over verwonderd geweest,
dat Parijs geen direntuin bezit. Er is wel een
„Jardin d'Acclimatation", maar als diergaarde
mag die geen naam hebben. Het is meer een
cntspanningsgelegenheid, die haar succes
dankt aan de mooie ligging, midden in het
bosch van Boulogne, doch de dieren, die er ge
toond wordep, hebben veel weg van de collec
tie van een rondreizenden kermistroep.
Nog treuriger is het gesteld met de dieren-
afdeeling van den „Jardin des Plantes", waar
de teleurstelling volkomen is voor iemand, die
wel eens een dierentuin gezien heeft.
Die afwezigheid van een diergaarde is des te
meer vreemd, daar Frankrijk uit zijn eigen
koloniën een f^iuna zou kunnen importeeren,
die buitengewoon interessant zou moeten wor
den genoemd. Men heeft echter in de koloniën
goen belangstelling weten te wekken voor be
langrijke zendingen.
Over dien toestand is reeds lang geklaagd
en eindelijk worden ernstige pogingen gedaan,
om Parijs van een moderne diergaarde te
voorzien. De aangegrepen gelegenheid is de
Internationale Koloniale tentoonstelling. Men
heeft dan ook besloten, het zuidelijk deel van
het Bois de Vincennes, waar de tentoonstel
ling het volgend jaar wordt gehouden, voor
een exotisch dierenpark te bestemmen. Het
geheele gedeelte tusschen het Lac Daumesnil
en de Avenue de Gravelle wordt daarvoor ge
reserveerd en onnoodig te zeggen, dat deze
Diergaarde tot de permamente creaties van de
tentoonstelling zal behooren evenals het kolo
niaal instituut en koloniaal musuem, dat van
de tentoonstellingspaleizen zullen overblijven.
Het plan is zeer grootsch opgevat. Men zal
de methode volgen van Hagenbeek te Ham
burg en -de dieren niet opkooien, doch in
parken doen leven, die tevens een beeld geven
van hun natuurlijke omgeving. De uitgestrekte
ruimte waarover men beschikt, staat toe, dat
men zeer uitgebreide parken kan reserveeren,
en in het bijzonder het park der olifanten be
looft zoo uitgestrekt te worden, dat men den
toeschouwer de illusie kan geven, het dier
in vrijheid te zien.
De vele millioenen, die noodig zijn voor de
bevolking van den dierentuin worden gedeel
telijk nit subsidie, gedeeltelijk uit een garan
tie van de tentoonstellingsmaatschappij ge
waarborgd aan de groote exploitatiemaat-
schappil, die is opgericht geworden.
DE INTERNATIONALE JACHT-
TENTOONSTELLING
Een bijzondere afdeeling van de internatio
nale bont-tentoonstelling, welke dezen zomer
te Leipzig wordt gehouden, zal de internatio
nale jacht-tentoonstelling vormen.
Talrijke waardevolle tropeeën zullen hier
voor de eerste maai worden geëxposeerd. Tot
de Duitsche tentoonsteliers behooren de vors
tenhuizen van Wettin en Wittelsbach, alsook
de jachtbedrijven van de gewezen grootherto
gen van Meeklenburg-Schwerin, Saksen, An-
halt en van Hessen, van den prins von S-ehwarz.
burg en van den erfprins van Reuss.
Zij maakten dat er harmonie kwam
Hoewel men eenigen tijd geledten vrijwel
algemeen de dierencollecties, die bij den inven
taris der meeste filmstudio's behoorden beeft
opgeruimd, omdat de dierengeluiden zoo slecht
geregistreerd konden worden, is er nn weer een
streven, om de diverse vieT- en tweevoeters
in eere te herstellen. In de laatste maand heeft
men ten minste in de Metro Goldwyn Mayer-
studio's voor verschillende films gerequireerd:
36 gedresseerde honden, een gedresseerde kat,
twintig papegaaien, zes bakraven, een schaap,
een varken, diverse beren, schoothondjes, slede
honden en een orang-oetan.
De gedresseerde honden waren noodig voor
eenige honden-eenaoters, die door Zion Mayers
en Jules White gemaakt worden, filmjes, waar
in de menschelijke stem niet ontbreekt. Voor
The Unholy Three, de eerste talkie van l.on
Chaney was een heele vogelwinkel noodig,
waarin „optraden: papegaaien, lijsters, kana
ries en verder honden, katten, kuikens, Guinee-
sche biggetjes en marmotten etc. Een paar
beren werden besteld voor Novarro's laatste
film The Singer of Seville cn in de gevange
nisfilm The big house had men een dozijn
kakkerlakken noodig voor een kakkerlakkeri-
race, die de gevangenen organiseeren.
Het is wel grappig, dat de pagegaaien in
Lon Chaney's film hun stem ook moeten laten
hooren en dat zij daarvoor speciaal getraind
worden. Enkele dezer dieren bleken geen ge
schikte microfoonstem te hebben en alleen de
papegaaien met een baritongeluid konden ver
lenging van hun contract krijgen.
In Nor-ma Shearer's nieuwe talkie Let us ha
Gay moeten kanaries zingen. Maar de lieve
dieren maakten zoo'n cacophon-ie van geluiden,
dat het niet om aan te hooren was. Regisseur
Leonard wist er raad op. Hij liet een violist
komen en droeg dezen de verheffende taak op,
om eenige uren lang niets anders te doen dan
een bepaalden toon aan te strijken. Dé gele
vogeltjes deden, wat verwacht werd. Zij zoch
ten denzelfden toon en maakten, dat er har
monie in hun gekweel kwam.
De I.G. Farben wilde haar bezit aan aandee
len der Terra Film van de hand doen; gelukte
dit niet, tlan wilde men de Mij. likwideeren. Op
het laatste moment, toen het gevaar van het
voor goed v'i wijnen van Dui-tschlands tweede
filmonderneming bet grootst leek, zijn er ge
gadigden gekomen die, door de mede-werking
van den Staat ook, die gelegenheid kregen de
Terra over te nemen en haar een nieuwe be
stemming te geven.
M-ax Reinhardt, die reeds maanden lang,
sinds de geluidsfilm haar technische kwalitei
ten en haar.prtistieke mogelijkheden bewezen
had, rond liep met de gedachte operafilms te
vervaardigen, heeft met anderen de meerder
heid der Terra aandeelen overgenomen. De
staat Pruisen stelt het geheel© apparaat der
opera ter beschikking terwijl het Tonbil-d-syn-
dicaat het technische gedeelte van dit omvang
rijke plan zal verzorgen.
De intendant van de Pruisische schouwbur
gen, Tietjen, wordt mede commissaris der
Terra.