FEUILLETON HET DRAMA VAN YVRAY HET GEHEIM VAN TEMPLE-TOWER. WOENSDAG 21 MEI 1930 'if Zoo snel mogelijk verwijderde hij zich daarop in de tegenovergestelde richting der rivier. Op het oogenblik dat de dorpsklok twaalf slagen uitgalmde, kwamen de herbergier en zijn vrouw met leege handen terug, maar bezweet en gebroken van vermoeienis. De dievenlantaarn hadden zij op een der tafeltjes van de groote zaal laten staan. De vrouw stak er een kaars mee aan en keek naar haar man. Zij zag ontdaan en doods bleek maar het gezicht van Chalumeau stel de haar gerust: - Pi eter lacht, dacht zij. De herbergier ging nu naar den stal. Zijn taak was nog niet ten einde, want het paard van den markies was er nog. De voorzichtige man had den vorigen avond den hooizolder op slot gedaan, om dat de stalknecht daar sliep; van dien kant had hij dus niets te vreezen. Hij naderde het prachtige paard, streelde het, en zadelde het met zijn eigen zadel. Het tuig van den markies lag reeds, verzwaard door steenen, in de diepte der rivier. Aan den teugel leid de hij het dier den stal uit, den weg op. De knecht die eenig gerucht vernomen had meende dat de reiziger vertrekken wilde en verwonderd de deur van den zolder geslo ten te vinden, stak hij heit hoofd door het dakvenstertje. Wie is daar? riep hij. Slaap maar rustig, antwoordde de her bergier vroolijk; onze gast gaat vertrekken en ik vertrek naar Brissac om daar op de markt een paard te koopen. Het hoofd van den knerht verdween en Chalumeau steeg in den zadel, waarna hij snel in de duisternis verdween. Anna ging naar boven om het valies in bezit te nemen en ontzettend was haar ver bijstering toen ze ontdekte dat men den schat welke hen op slag rijk moest maken gestolen had. Het tooneel van den moord had zij zonder te verblikken bijgewoond, maar deze slag deed haar bezwijken. Rustig en argeloos sliep het kind van den moordenaar in haar bedje. EERSfa DEEL I. DE VERLOOFDEN. Bernard du Port gaf op zijn kasteel een groot feest met een zeer aristocratisch ka rakter, ter eere van twee jong verloofden: de markies Johan d'Yvray en freule Jose- phina de la Motte, beiden tijdens en wegens de revolutie ouderloos geworden. 't Was opvallend hoe goed zij bij elkander pasten. Hij scheen dertig jaar, zij vijf en twintig. Hoewel beiden hooge natuurlijke en geestelijke gavetn hadden, verschilden zij toch veel van elkaar. De jongeman was slank, lenig en levendig en deed in niets denken aan het sterke geslacht derd'Yvray's wier ledpn eens hun stalen harnas tot aan het H. Land hadden gedragen tijdens de Kruistochten. Op zekeren avond in December van het jaar 1807 had men hem uit den vreemde zien terugkomen, (waar zijn ouders een vroegen dood gevonden hadden, zoo zei hij), om de goederen zijner familie terug te koopen en zich voorgoed in het kasteel te vestigen. IIij was na de Restauratie niet naar het Hof gegaan en stond daar zijn plaats af aan hen die zich in het koninklijk paleis thuis voejden; zijn tehuis was zijn kasteel en zijn grondbezit, waarvan hij reeds te lang ge scheiden was geweest. De edellieden- uit den omtrek hadden hem zeer welwillend in hun midden ontvangen en allen juichten zijn verloving met Josephina toe De geschiedenis van het meisje bevatte ook een droef drama Terwijl haar tante op tijd had kunnen uitwijken, werd haar moeder, toenmaals jong meisje en in dienst van Maria-Antoi nette, aangehouden en tegelijk met haar ouders in de gevangenis geworpen. Deze laatsten werden onthoofd, maar Jolanda werd van den dood gered door een goedhar- tigen tooneelspeler, een zekeren Delorme, die naar haar hand drong. Jolanda was zestien jaar en zeer levens lustig; zij nam het voorstel aan en stemde toe de echtgenoote te worden van een kome diant dien zij vroeger had toegejuicht op de planken. Deze vSreeniging duurde korten tijd: Delorme, die reeds weduwnaar was geweest, werd het ten tweede male na een huwelijksleven van twee jaren, toen Jose phina ter wereld kwam De revolutionnaire bewegingen hadden uit- geloeid en de komediant werd soldaat van keizer Napoleon. Het was hem echter niet toegestaan, scheen het, graaf hertog of ge neraal te zijn anders dan op het tooneel, en het eenige wat hij uit de veldslagen mee bracht was een aantal verwondingen. Hij had twee dochters: een van zijn eer ste huwelijk, die door zijn grootouders in Shermont-Ferraud opgevoed werd en het kind van Jolanda. Bij haar sterven had de moeder Delorme doen beloven haar dochtertje naar de abdij van St. Odylla te brengen, waarvan haar tante overste was. Dat klooster, gelegen in het hertogdom Baden, had niets geleden door de Revo lutie; het kind leefde daar tot op den dag dat de overste het geschikte oogenblik geko men achte om naar Frankrijk terug te keeren. Men sprak het meisje nimmer over haar vader dien zij trouwens nooit terug gezien had en als eenig aandenken aan hem bewaarde zij eenige brieven en het hand schrift van een theaterstuk, door den ko mediant zelf vervaardigd. Nu en dan, open de het weesmeisje het koffertje dat die schatten bewaarde en verloor zich dan in droeve droomen. Haar huwelijk nam zij zonder vreugde aan; de jongeman had in niets haar geest drift, opgewekt en zij voelde zelfs eenigen weerzin voor hem. Als een gewillig kind liet zij zich nochthans tot hem leiden, omdat haar tante dat zoo wilde. Het was dus groot feest op het kasteel du Port. Na de gruwelen der Revolutie die reeds verre waren, en na het dwang juk van het keizerrijk, mocht de adel zich weer om een koning groepen en dat deed de lang ingehouden zucht naar vreugde losbreken. De dagen begonnen reeds wat langer te worden en vergemakkelijkten dus het rei- zen, zoodat mijnheer en mevrouw Bernard vele gasten uitgenoodigd hadden: er zou gedi neerd worden en gedanst, men zou een ko medie opvoeren, daarna soupeeren en einde- j lijk vertrekken, wellicht niet vóór het aan- breken van den volgenden dag. De voornaamste acteur was Johan d'Yvray zelf, de eerste actrice Josephine, maar zij speelde haar rol als een kind dat zijn les goed van buiten geleerd heeft. De verdere spelers waren eenige jongelui van voorna me families. Vanaf vier uur in den namiddag was het een ware stroom van koetsen, ruiters en ook dames te paard, die samen kwamen op de binnenplaats van het kasteel. De dames ontdeden zich van haar man Iels en reiskleederen om in lichte, beval lige toiletten in de feestzaal te verschijnen. De heeren zag men met korten broek en kleurige Weeding en zij namen een hou ding aan als voor de geweldige troebelen. Een dienaar kondigde met klinkende stem, bij den ingang van den eersten salon, aan: Mijnheer en mevrouw de Gohin de Montreuil, mijnheer en mevrouw de Beau- cé, mijnheer en mevrouw de Coulonges, mijnheer de Casitimeis, mijnheer Charlerie de la Masselière, mijnheer de graaf Chef- fontai-nes, abbé de Charné mevrouw Bog- vais de la Boissière, enz. Een ieder nam plaats volgens zijn keuze in afwachting van het diner dat om vijf uur zou plaats hebben. Daar het weder mooi en zacht was, gin gen velen naar den tuin, sommigen tot aan het bloeiende eiland waar het grondbezit zijn grens had. Onder deze laatsten bevond zich Josephina de la Motte; zwijgend liep zij voort aan de zijde van haar neef: Nikolaas d'Ablancourt, van de koninklijke lijfwacht. Nicht, zei het jongmensch vriendelijk, ge ziet er niet als een verloofde uit... Daar heb je gelijk in Nikolaas, ik speel slecht komedie; sinds men hier Adelaide gueschin ten tooneele brengt, speel ik steeds minder goed. Zoo gaat het ook met mij in het leven, ik maak geen geheel uit met de omgeving. Indien ge waarlijk liefhebt Josephina, hebt ge niet noodig een rol te leeren. Dat weet ik wel. Nu danJosephina, m'n beste nichtje, als je ergens onder lijdt, vertrouw mij dan uw nood toe; misschien kan ik dien wat verlichten, in ieder geval zal ik uw toestand begrijpen. Ik kan niet vroolijk zijn, m'n vriend, wam ik vermoed dat mijn lieve moeder veeV geweend heeft vóór mijn geboorte; verder heb ik mijn vader nooit gekend. Wat weinig t,e betreeuren is, Josephina. Maar waarom? Hier is men alles behal ve goed jegens hem gezind toch was het vroe ger een edele daad van hem. Die hem niet veel kostteMen zegt dat u het sprekend portret van uw moedere bent nicht, dus is het té begrijpen dat; zulks indruk maakte op dien dorper. Dorper!Mijn vader? Vergeef mij nicht, dat woord ontsnapte mij; ik wil u niet kwetsen. Waarom steeds hem verlagen? Een vol gende maal zal ik u eenige brieven van hem toonen en dan kunt u zien wat een zielegrootiïeid er in dien komediant school! Dat is gemakkelijk aan te nemen als men zijn dochter kent, maar waarom schaadt die herinnering aan uw huidige geluk? Ik voel me zoo eenzaam.ik zou mijin vader terug willen zien Wat, uw vader? Ik dacht dat hij reeds overleden was. O neen, Goddank neen! Voor eenige weken heeft men hem nog mijn huwelijks toestemming laten onderteekenen. Zoudt u dan willen dat hij bij de plech tigheid tegenwoordig was? Dat niet! want hij zou daarbij slechts vernederingen moeten verduren; maar ik zou hem willen zien, alléén met hem wil len zijn, zonder dat mijn tante het, wist, want zij zou dat zeker trachten te beletten, ik zou hem willen omhelzen.en Wat een romantisch meisje bent u! Kijk Nikola'as, u kun.t me óók niet be grijpen. O jawel, zeker ik begrijp dat er iets in u is dat dorst naar vaderlijke liefde. Maar kom, de liefde van'een echtgenoot is meer.. Nico. zoo even boodt ge mij uw dien sten aan En nu nog, nicht, wilt ge m'n degen? Minder dan dat enmeer. Gij gaat immers weer naar Parijs terug, bezoek mijn vader dan en verzoek hem dat hij hier in cognito komt, opdat wij elkander op een geheime, eenzame plaats ontmoeten kun nen Ge sleept me in eene samenzwering. Waarvan het doel edel is. Maar die bezwaarlijk te verwezenlij ken is. Dat zie ik anders; u waarschuwt mijn vader en ik voel dat hij mijn verlangen niet onbeantwoord zal laten. Hij kan dan met de.n postwagen komen en op eenigen afstand van hier afstappen, in een dorp waar men nóch hem, nóch mij kent. Ik ga daar dan te paard of te voet heen. Maar nicht, de heele streek zal daar over praten. En wat zal men niet zeggen van zoo'n geheime ontmoeting? Niemand hehoeft er iets va-n te weten. Indien het moet zullen wij de dorpen ver mijden en bosch is er genoeg in den om trek. Zei ik het niet dat ge romantisch zijt? Zij glimlachte: Wilt ge me helpen, Nico? U bent de eeniige wien ik mijn hart heb durven ope nen. Ik heb vertrouwen in uw moed en trouw. Ik zal alles doen wat ge van me ver langt, Josephina; zoodra ik in Parijs ben zal ik die zonderlinge reis voorbereiden, en u aanschrijven; kan ik dat doen zon der te vneezen dat ons geheim bekend zal worden? Heel geschikt; ik zal mijn kamer meisje, die me verknocht is, waarschuwen en zij zal den postbode bespieden en mij den brief bezorgen. En wacht eenshaar nicht is dienstbode in een herberg te Moulin d'Yvray, mijn vader zou daar kunnen lo- geeren. Dat is vér genoeg van hier verwij derd en niemand zal mij daar bespieden; ik vind dan wel een voorwendsel om daar heen te gaan. Moge het gaan zooals u het verlangt Josephina; ik hoop verder dat u ons in Ablancourt komt bezoeken na uw huwelijk. Heelemaal in Champagne? Ja! Maar over Parijs is het een mooie reis. Dan kunt u eindelijk eens kennisma ken met onze familie die aan de uwe ver- wand is. Maar laten we teruglceeren, wij zijn de eenige achtergeblevenen en men heeft reeds voor het diner geluid. Ik denk dat alle gasten aanwezig zijn. Op eenigen afstand stond Johan d'Yvray die hen niet zonder eenige jaloezie gade sloeg: hij wenkte dat zij zich zouden haas ten. II. ZOO DE OUDEN ZONGENJeugdige verkoopers onderhandelen als groote menschen op de lammermarkt, dde Maandag op Texel gehouden weTd. „MARKIES, UW SPEL IS VOLMAAKT". In prachtige serviezen werd het over vloedige diner opgediend en feestelijk klonk het gerinkel van het fijne porselein van het kristal en 't zilver. De heerlijke wijnen waren aanwezig en men deed ze vroolijk alle eer aan. Iedereen verhaalde iets uit zijn leven of omgeving en hooghartig spotte men met Napoleon en den nieuwen adel die zich om den Bourbonschen troon geschaard had. Bij het dessert werd er gezongen en eindelijk ging men naar het salon waar een tooneel was opgeslagen. Men had zelfs de hulp ingeroepen van eenige kunstenaars om zoo volmaakt mo gelijk spelers en omgeving een middel- eeeuwscli karakter te geven overeenkomstig het tooneeistuk. Waar alle toeschouwers vervuld waren van politieke ideeën en plannen is het te begrijpen dat Johan d'Yvray een enorme ova tie te beurt viel toen hij de volgende zin nen declameerde: „Ja het bloed der Capet's is onsterfelijk; En vroeg of laat zal de glorierijke stam Alle takken en twijgen, verspreid door den storm, Weer vereenigen en doen bloeien voor altijd". Nicolaais d'Ablancourt richtte tot den aoteur het compliment: Mijnheer men zou zeggen dat u een geboren komediant waart, u beredkt de vol maaktheid in uw sped, en aan iedere rol past ge u aan. Zeer gevleid, antwoordde het mon daine jongmensch. Het doek ging open en nu stelde het too neel met aangrijpende echtheid de sombere gevangenis „Le Temple" voor. Dat gezicht veroorzaakte onder de toe schouwers een groote ontroering; het vreeise lijke drama der revolutie was nog pas zoo kort geleden dat vele der aanwezigen het aanschouwt hadden. Onder aan den donkeren toren stond een jongeling van ongeveer 15 jaar. Zijn inne mend gelaat met de groote, fiere bruine oogen en zijn waardige houding, maakten een uitstekenden indruk. Wie is dat? vroeg Nikolaas d'Ablan court aan mevrouw Bernard. Foulques de Plessis, Hij is koningspage zijn moeder dis er ook, daar ginds op de eerste rij stoelen. Zij ie weduwe en dat is haar eenige zoon. Zijn zij buren van u? Tamelijk ver van ons af.zij bezitten slechts 't hoog noodige en leven 't geheele jaar op hun kasteel, behalve wanneer het kind dienst heeft aan 't Hof. Stil nu, luister. Foulques zong een lied van graaf de Neuchateau voor de koningin alleen in den toren opgesloten na den dood van al haar dierbaren. Dat was het tijdperk waarop men van alle kanten de Conventie kwam smee- ken de onfortuinlijke vrouw aan haar grootvader terug te geven. En waar de storm wat geluwd was, had een trouwe dienaar den moed onder de vensters van den toren te komen zingen. Dat lied herhaalde het jongmensch nu op de planken en hij deed het met geestdrift, en gevoel. „Vrees niet meer ongelukkige, „Weldra zullen uw boeien worden geslaakt „En de poort, zal men u ontsluiten „Maar wanneer gij deze droeve plaats verlaat, „Waar angst en rouwe heerschen, „Flerinner u dan tot uw troost „Dat vele edele harten u getrouw zijn gebleven". Een Bull-Dog Drummond-verhaal. door SAPPER. Geautoriseerde vertaling. 43) Ik geloof dat je maar het beste hier kunt blij. ven. Je kunt in mijn kleedkamer slapen, het spijt me, maar het is het eenige wat ik je op het «ogenblik kan aanbieden. Maar je maft in ieder geval erg veilig, want je kunt er alleen komen langs mijn kamer en die van mijn vrouw. Mocht Picot dus onverhoeds nog ko men opdagen, dan kunnen we hem van twee kanten bestoken. Hartelijk dank voor uw buitengewone welwillendheid, captain Drummond, zei Matt hews. Ik zal uw gastvrijheid gaarne aanvaar den. Hij was weer geheel de oude en langzamer hand kwam ook de kleur weer terug op zijn vangen. Hij scheen alles bijna komisch op te vatten en het als een kostelijke grap te be schouwen. Hugh's buitengewoon hartelijke wyze van inviteeren scheen hem geheel op zijn gemak te hebben gesteld. Prachtig. Denny, jij zorgt dus dat de kleedkamer' zoo goed als het gaat in slaap, gelegenheid wordt omgeschapen. Ruim mijn kapotte sokken even weg. Sluit verder alles af en dan kun jij wel naar bed gaan. Morgen ochtend, ging hij even later verder, toen hij zich overtuigd had, dat Denny geheel verdwe nen was, gaan miss Verney en Sproetkop zoo wat tegen tien uur terug naar Temple Tower Als ze daar aankomen gaat miss Verney naar binnen, en ondertusschen scharrelt Scott wat In het park rond. Hij probeert volgens de aan wijzingen van het versje den Toren en het To rentje in een lijn te krijgen en geeft dan met zijn zakmes een paar flinke japen In den boom, zoodat wy dien onmiddeliyk zullen her kennen. Begrepen? Zoo klaar als een klontje, zei Sproetkop. Prachtig. Dan stel ik voor, dat miss Ver ney zoo vlug als ze maar kan naar haar kamer verdwijnt, want het is meer dan kinderen bedtijd. U moet trouwens van al die opwinden, de gebeurtenissen wel doodop zijn. Ik bewon der uw buitengewone uithoudingsvermogen en ik zou haast geneigd zijn om Sproetkop te beklagen. Onder een dergelijk regiem te leven kan zeer heilzaam werken voor zijn karakter, er moet echter een noodwendige beperking in de vrije ontplooiing van zijn talenten mee ge paard gaan. Verder behoeft u vannacht niet de minste vrees te hebben. U bent hier zoo veilig ais bij uw moeder in Londen. Ik ben trouwens heelemaal niet bang, zei miss Verney flink. En verder heb ik geen moeder meer. Ik heb al vlug geleerd om op mijn eigen beenen te staan. Dat zie ik, zei Hugh, en u voelt zich blijkbaar al mans genoeg om dat fantastische jongmensch onder uw hoede te nemen. Wel te rusten, miss Verney. Wel te rusten, zei Pat. Ik hoop wat rusti ger te slapen dan gisterennacht. Dat was be paald geen pretje, dat kan ik u verzekeren. En toch, Sproetkop als ik geweten had, dat jij zoo dicht bij me was geweest, had ik mis schien wel even het raam opengedaan en je een bonbon toegegooid, die ik nog in mijn doosje heb bewaard van onze laatste bioscoop. Vlug, opgemarcheerd, deed Hugh quasi- verontwaardigd. Is dit nu een uur om over bioscopen, bonbons en wat daar allemaal mee samenhangt te staan praten. Vlug een nacht, zoen en naar bed. Hier? vroeg Sproetkop blozend. Natuurlijk, zei Hugh, dacht je dat ik daar eerst het licht voor uitdraaide. Gelijk heb je, zei Pat het bespikkelde gezicht van haar bedeesden vrijer in haar han den, zoende hem en schoot met drie treden tegelijk de trap op. Ik voel er ook veel voor om onder de wol te kruipen, zei John. Veel kans dat die stie. Uume worger ons vannacht nog komt verve len met zijn flauwe aardigheden is er niet, wel? Och, kans is er altijd, zei Hugh. Maar beneden is alles veilig op slot. Als hij naast zijn beroep van onzichtbaren wurgengel, geen bijverdienste heeft als geveltoerist, kan hij er nooit in. Vooruit dus jongens allemaal naar hoven. Morgenavond zal er niet veel van sla pen komen. We moeten dus maar anticipee- ren, zooals ze in de kerk zeggen. Hoe gaat het met je hals, Matthews? vroeg hij, toen de twee anderen reeds vertrokken waren. O, weer heelemaal beter. Als ik dien Pi cot weer tegenkom hij hield even op en de heteekenis van dit zwügen werd door de uitdrukking van zijn krampachtig vertrokken gezicht nog eens extra benadrukt. Och ja dat zal niet voor morgenavond zijn, natuurlijk. Ik durf er heel wat om t.e verwedden, dat onze vriend zich morgen bij daglicht niet Iaat zien. Xsen:. viel Hugh hem onmiddellijk bij. V\ aarschijnlijk niet. Nou als er dan toch niets meer te bespreken valt, zal ik maar even voor. gaan naar uw kamer? Hij ging Matthews voor op de .trap en on dertusschen schonk ik me nog een whisky in. De buitengewone vertrouwdheid met Hugh's gewoonten en stemmingen had mij vanavond telkens de overtuiging opgedrongen, dat er iets bizonders aan de hand moest zijn. Wat, wist ik niet. Maar ik had het vermoeden dat we daar in dat eenvoudige landhuis op top- spanning leefden. Op zijn minst Hugh, ik en tie persoon, die thans door zijn gastheer op allerminzaamste wijze naar zijn kermisbed werd geleid. Ik was gewend geraakt aan Hugh's kalmte en buitengewone nonchalance onder de meest spannende omstandigheden. Na dien aanval op Matthews had ik niets an ders van hem verwacht. Dat was het dus met. Maar er stak iets achter die gewone zorgeloos heid, die me steeds bezig hield. Niemand zou het gemerkt hebben. Zelfs zijn andere vrien den zouden vreemd hebben opgezien, indien ik hem in vertrouwen had verteld, dat er iets gaande was met hun gastheer. Zoo natuurlijk waren Hugh's woorden en gedragingen heel den tijd geweest doch ik geef toe, dat niemand van ons gezelschap hem zoo door en door ken de als ik. Toen hij weer naar beneden kwam, sprak ik er hem onmiddellijk over aan. Hij maakte een beweging alsof hij zeggen wilde: lij ziet ook alles. Het is zijn vervloekte brutaliteit, beste Toen de bekoorlijke stem verstomde, stonden veler oogen vol tranen; de jongen zelf was zeer aangedaan en nam> plaats naast zijn moeder. Markies de Senones nam zijn toevlucht tot zijn snuifdoos gevuld met geurige Spaan- sche tabak, en moest eenige oogenblikken wachten voordat hij kon spreken; graaf de Cossé-Brissac wischte zijn roode oogleden af Ach, wat een vreeseiijke herinneringen! De oude riddelijke torst, die Lodewijk XVIII in zijn veelvuldige omzwervingen door Europa had gevolgd, kon z;ijn tranen niet inhouden. Liet doek werd neergelaten en om de ont roering te bestrijden liet de gastheer de ver loofden een dans uitvoeren, daarna zouden alle gasten deel uitmaken aan het bal. Maar voor de kaartliefhebbers staan de tafels klaar in de bibliotheek, werd er bij gevoegd. 't Is tijd om te vertrekken, zei op dat oogenblik barones du Plessis tot haar zoon; de afstand is groot en ik heb het al mid dernacht hooren slaan. Zooals u wilt moeder. Wat hoor ik daar? riep Bernard du Port uit, beraamt men daar een vlucht.»., nu al? Beste vriend excuseer ons. Wij wonen zoo ver - Maar u bent niet alléén hoop ik. - Ik heb mijn zoon! antwoordde de jonge vrouw fier. Dat is waar, hernam de gastheer, maar de wegen zijn niet bijzonder veilig. Abbé de Charnacé gaat voor een groot gedeelte den zelfden weg, reis dus liever samen.... Neen, geloof me, ik vrees niets, nog nooit hebben wij de minste last ondervon den. Ik kan onmogelijk met gerustheid uw vertrek'aanzien; waarom hebt u tenminste niet een knecht meegenomen? Omdat wij te paard zijn gekomen en op onze pont de Aarthe zijn overgestoken om niet tot over Bac te behoeven gaan. Maar kom dan tenminste soupeeren. Ja zeker, reken daar op. De barones zonderde zich met haar zoon van de menigte af en vertrok zoodra dat mogelijk was. Werkelijk kon zij niet lan ger wachten, want zij zou niet vóór het aanbreken van den dag thuis zijn. Op de binnenplaats waren eenige knech ten bij het schijnsel van hun lantaarns be zig met het zadelen der paarden. Graaf de Terves vertrok insgelijks; hij bood zijn sa mengevouwen handen aan den kleinen voet der jonge vrouw aan om haar in het zadel te helpen; daarna schikte hij haar mantel en zei, terwijl hij haar hand vast hield: Tot spoedig niet waar? Voor 't Paasch- feest wil ik een auto-sacramentos van Cal- deron bij mij thuis opvoeren. Ik reken daar bij op Foulques dat hij met mijn zoons de rollen vervullen wil van „los Pastoreillos". Heel graag, antwoordde de jongeling blijgemoed, spelen wij in de kapel? (Wordt vervolgd). Peter, waaraan ik me dooderger. Dat prikt briefjes aan mijn boomen, en maakt van mijn porcelein verzameling een schietschijf. Ver- v.oekte kerel, laat hy dat in zijn eigen huis doen, maar niet in het mijne. En dan de bru taliteit ten top., te drijven door rustig binnen te stappen en dien goeden Matthews bijna voor enze oogen te wurgen. Maar waarom ben jij hém niet achterna gevlogen, sufferd die je bent, riep ik hem bijna nijdig toe. Ik was doodop van de zenuwen, kerel, be kende hij me mat. Ik verzeker je, dat ik op mijn beenen stond te trillen van angst. Zeg dat tegen je grootje, Hugh, zei ik lachend, terwijl ik hem een por in zijn lenden gaf. Je moet niet denken dat je met dien blaag van een Sproetkop hebt te doen. Ik zeg je dat jij iets voor mij verborgen houd en ik doe een beroep op onze eeuwige vriendschap en het complot tegen onze beide vrouwen, om me dat geheim te openbaren. Geef me eerst bier, zei Hugh. Bier 'en sigaretten veel bier en veel sigaretten. Hij stak een sigaret aan, liet zich achterover in zijn fauteuil vallen en zat zwijgend naar de wolkjes te kijken die uit zijn toegestulpte lip pen opstegen. Ik wist, dat ik goed gezien had: dat was zijn vaste houding als hij heel diep in gedachten zat verzonken. Heel zijn lichaam was in rust behalve zijn rechterarm, die van tijd tot tijd in mechanische bewegingen de sigaret naar zijn lippen bracht, buiten die lippen ook, die even mechanisch zich toespit sten tot een kleinen cirkel/ waaruit hij met groote vaardigheid blauwwitte kringetjes liet o'pstygen. Al dien tijd zat hij maar naar liet plafond te staren. Toen begon hij ineens heel zachtjes in zichzelf te lachen. Daar zit 'm de kneep. Peter. Stoutmoedig heid tot in den tienden graad. Dat kan ik je wel zeggen kerel, de drieste vent, dien ik ooit in mijn leven heb ontmoet, een gevaarlijk heer schap als je met hem te doen krijgt, een waar aan je je handen meer dan vol hebt meer dan vol. Ik zou voor geen duizend pond dien avond van morgen willen missen. Matt hews heeft gelijk: alles sluit als een bus. Tot nu toe is er geen vuiltje aan de lucht. Maar wat zal hij doen, als hy ons morgen allen tegelijk voor den ingang van de geheime gang aantreftDan zal meneer het niet zoo erg ge makkelijk hebben, zou ik denken. Volgens mijn bescheiden meening, zal hij heelemaal niets doen, zei ik, om de een voudige reden dat er niets te doen valt. Zou je denken? lachte hy terug. Nou, dat zullen we dan maar eens afwachten. Nog een pint ouwe jongen en wat zou je zeggen als ook wij eens een uiltje gingen kappen? Wat gaan we morgen ochtend doen? vroeg ik. Zoo het een en ander, Peter, antwoordde hij ontwijkend. Ik zal de zaak natuurlijk uiterst luchtig opnemen. Ik denk dat ik wat rekeningen ga nazien of zooiets. Rekeningen nazien, zei ik in hoogste ver wondering. Hugh als je niet zoo verbazend groot en sterk was zou ik je eens terdege door elkaar rammelen. Ik was opgestaan. Ik begon verbazend slaperig te worden. Maar toen ik al boven aan de trap was, zat Hugh nog in dezelfde houding met een nieuwe sigaret tusschen zijn vingers. En zooals ik hem kende, zag liet er wel naar uit, dat hij de eerste paar uren in diezelfde houding volharden zou. Er was iets dat hem dwars zat, ofschoon ik op geen stukken na te weten kon komen of zelfs maar vermoeden kon, wat het mocht zijn. Het eene groote vraagstuk over de identiteit van Le Bossu Masqué was opgelost. Restte dus, zooals ik ook tegen Hugh had gezegd, wat Le Bossu Masqué tegen ons vijven wilde uitrichten. Ik sliep als een roos, ondanks mijn stijven nek en kwam tenslotte nog voor alle anderen aan het ontbijt, Matthews was me echter al voor. Die behandeling van Le Bossu schijnt heilzaam te werken tegen langslaperigheid, merkte ik lachend op. Ja, deed hij opgewekt terug. En ook iemand anders moet verbazend vroeg uit de veeren geweest zijn of anders verbazend laat opgebleven. Jullie journalistieke vriend heeft zich behoorlijk uitgesloofd. Hij liet me een nummer van de Folkestone Courier zien qu ik keek het blad even door. Ja, de Inspecteur had gelijk. De roodharige jongeling had kans gezien zijn blad enkele kolommen dichtbedrukte moordkopie te be zorgen. VERSCHRIKKELIJKE MISDAAD IN ROMNEY MARSH. ONGELOOFLIJKE DRIEVOUDIGE MOORD EN ZELFMOORD. Het geheim van het ommuurde huis. De koppen sprongen onmiddellijk in het oog en ik vloog met een sneltreinvaartje de zeer tententieuse berichten door. Er stond natuur lijk niets te lezen, wat wij nog niet wisten, maar al verder lezende werd één punt me toch ver bazend duidelijk. Over enkele uren zou er een heel leger van belangstellenden op ons af komen. Vooral politie en reporters. Welke van de twee kwaden het ergste was, kon ik zoo ineens niet vaststellen. De Londensche ochtend bladen hadden slechts enkele regels waarin de moord alleen werd gesignaleerd. Waarschijnlijk was dit roodharige persmuskietje ook corres pondent voor enkele bladen en had hij zijn eigen krant de primeur willen of moeten be zorgen. Maar het verbazend romantische relaas van de Folkestone Courier zou natuurlijk heel de Londensche perswereld in beweging grengen. Ik moet U zeer onhoffelijk verzoeken een knauw extra te geven en zoo spoedig mogelijk te verdwijnen, Miss Verney, zei Hugh nog onder het ontbijt. Ik heb zoo'n idee dat deze weg er binnen een paar uur uit zal zien als Egham op den dag van den Gold Cup. Drie minuten later had ze haar laatste brok naar binnen gewerkt. Dat was voor Sproetkop bet onverbiddelijke teeken om zijn schijnbaar eindeloozen strijd tegen de versche broodjes, ham met eieren, de diverse jams en liters thee te beëindigen. Met een soort weemoed, die een Chineeseh wellustgodje eer zou hebben aange daan, nam hij van den nog welvoorzienen disch afscheid om zijn verloofde te volgen naar Temple Tower. Wat is uw programma voor vandaag vroeg Hugh aan Matthews. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12