FEUILLETON HET DRAMA VAM YVARY r HET GEHEIM VAN TEMPLE-TOWER. WOENSDAG 28 MEI 1930 T#!W 3). Keen, die is te klein, maar de zaal daarnaast heli ik uitgekozen als 't meest ge schikt daarvoor Zoo, alles is klaar, houdt u niet langer op.goede reis! Wat jammer dat ik juist een tegenovergestelden kant op moet. Hii groette nog een laatste maal terwijl de heide paarden door de bekende stem hunner meesters geprikkeld, de duisternis insneideu III. DE HINDERLAAG. De nacht was somber al zag men ook hier en daar een ster flikkeren; juist was de maan achter den horizon verzonken, toen barones Plessis en haar zoon den oever der Sarthe bereikten. Iloe Iaat zou het zijn? zei de moeder, ik had aan onzen overvaarder gezegd ons vanaf middernacht hier af te wachten. 't Is al later moeder; 't is te donker om op in'n horloge te zien. maar de maan is al ondergegaan; wij zijn na twaalven vertrokken en ik denk dat we al meer dan een half uur rijden. Hé daar! Zijt ge daar Chalot? Hallo! riep een stem. Ha, daar is hij. Ik hoor de pont al op het water. Ga uw gang moeder, ik volg u. De schipper leunde op zijn stok en hield de pont bijna onbeweeglijk; de paarden aan de overvaart gewend, lieten zich gewillig leiden. Het jongmensch was afgestegen en hield het paard van zijn moeder bij den teugel. Vooruit, wij zijn er! gebood hij aan den man. En opnieuw keek hij naar den hemel die met zijn sterren zich in het water spiegelde. Maar wat is dat nu Chalot, riep de barones opeens uit, wij varen af... Dat is best mogelijk, mevrouwtje, maar wees nu redelijk; we drijven een beetje stroomafwaarts, want mijn kameraad wil daarginds kennis met u maken. Wat beteekent dat? Waar gaan wij heen? Waar is de overvaarder van anders? vroeg de barones verschrikt. Die slaapt daar ginds onder de wilgen. j hebben samen een glaasje gedronken in afwachting van uw komst, maar hij had eigen dorst.. Ik heb nu zijn plaats inge nomen. Maak u maar niet ongerust, alles komt terecht en wij zullen u geen kwaad doen als u gewillig zijt. Foulques had een pistool voor dem dag gehaald en richtte het wapen op den schip per. Als ge niet onmiddellijk terugkeert, schiet ik. Een slag met den bootshaak deed den arm van het jongmensevhe verlamd neervallen. Niet zulke grappen, kwajongen, of ik laat je een bad nemen, riep de bandiet. Radeloos riep de barones: Mijn zoon! O! doe hem geen leed, ik zal u al mijn geld geven. Goed. wij zullen het wel eens worden. Waar is het pistool terecht gekomen. Jammer genoeg in het water, antwoord de Foulques; anders zou ik je gedresseerd hehben schurk! Klets maar raak aristocratengebroed! En de man begon het hatelijk straatliedje te zingen: „Ca ira, les aristocrates a la lanterne.." enz. De moeder zweeg verslagen. Bevend van woede en den rechterarm gebroken, hield Foulques met de linkerhand het paard van zijn moeder bij den teugel, want het dier scheen ongerust. De toestand was hachelijk. In het midden van de breede, diepe rivier, dreef de smalle pont, beladen met drie vijandig gezinde menschen en twee paarden, onder een don keren hemel.om ginds opgewacht te wor den door vijanden, dat scheen bijna zeker. Opeens wierp de schipper de pont op den slijkerigen oever en een man sprong op het vaartuig en stond voor het paard der baro nes. Zie zoo, zei de ander, nu vlug wat; want t is spoedig dag; betaal de overvaart me vrouw de barones; de prijs is uw gouden oorringen en uw beurs. Geef ons die welwil lend en dan bent u vrij. Zwijgend, terneergeslagen, bijna bezwij kend gehoorzaamde de jonge vrouw, onge rust vooral over haar zoon. Goed.Hè, de beurs in licht, de jongen heeft zeker meer. Laat eens zien wat heb jij? Dit zeggende greep de grootste der beide mannen, hij die geroeid had, Foulques aan en fouilleerde den jongen die onmachtig was zich te verweren tegen den reus. De roover vond alleen een horloge. Schrale buit! zei hij, zijn slachtoffer loslatend, beroerde nacht! De jongeling die nu eindelijk vrij was kon met behulp van zijn linker arm te paard stijgen en snelde zijn moeder achterna echter niet zonder eerst een der bandieten een geducht en zweepslag in het gelaat te hebben gegeven. Kan al je, brulde de mam. Hij raapte een steen op en wierp dien den vluchtende na echter zonder hem te treffen. De roovers gingen naar de pont terug en voeren stroomopwaarts, echter zonder een woord te spreken, want zij wisten het bij ondervinding, dat het water een goede tele- De beide manuien vonden de schuit op de zelfde plaats waar zij haar hadden verlaten en roeide naar de haven. Daar wachtte hun een moeilijkheid: de sluisdeuren moesten geopend worden om het bootje te laten pas- seeren en dat alles geruischloos, om niet door de bewoners van den molen te worden opgemerkt. Behoudens een klein licht, dat wees op de tegenwoordigheid van den knecht belast met het surveiileeren van den molen, slie pen allen in de woning. Het roote rad, door het vallende water voortbewogen maakte voldoende geluid om een gering knarsen van den hefboom te overstemmen. Pas op, zei Chalumeau, niet zoo gauw, 't water loopt in de schuit. We hadden het bootje beter aan wal kunnen brengen Chalumeau haalde de schouders op; de sluisdeur was nu voldoende geopend om het smalle bootje door te laten. Het sluiten der sluisdeuren eischte ge- ruimen tijd, en toen de hefboom geheel neergelaten was verwijderde de schuit zich als een sluipmoordenaar, zonder dat de half slapende molenaar iets vernomen had te midden van het leven dat zijn molen maakte. De afstand van Porte-Bise naar Moulin d Yvray is niet groot; de bandieten ontmoet ten niets verdachts en op de beide eenzame oevers was geen levend wezen te bespeuren in den nacht. liet wordt tijd dat we naar huis gaan, zei Ménard, terwijl hij den ring der ketting, IV foon is die het geleid op grooten afstand die de schuit moest meren, naar een paaltje overbrengt. j op den oever wierp. Een eind verder gingen zij aan wal en j Meteen wilde hij op den wal springen lieten het vaartuig aan zijn lot over zonder i maar zijn schoonvader weerhield hem het zelfs vast te leggen. De grootste, der beide mannen liep den ander voor langs de rivier Waar gaan wij heen? vroeg zijn kame raad Naar huis In tegenovergestelde richting? Wat dacht jij dan? Of will je er soms inloopen? Dat nu juist niet... Welnu dan... zoo, spring nu op het gras zooals ik; mocht men ons spoor opzoe ken en volgen dan verliest men het hier. Wij gaan tot aan Porte-Bise door het gras dat morgen ochtend weer overeind zal staan. Daar heb ik een schuit liggen, waarmee wij naar huis gaan, begrepen. Vooruit Menard, vlug wat. Wat ben je onhandig en bedeesd in je optreden. Ik moet je zeggen, dat ik niet van zulke karweitjes houd 't Eenige, dat goede winst oplevert, m'n jongen; als ik niet zuilke avontuurtjes ge waagd had, zou ik m'n herberg en mijn dochter erbij, niet aan je hebben kunnen afstaan, Louis. Dat weet ik. In het duister liet de ander den spottenden lach hooren die hem den bijnaam had gege ven va.n Pieterlach, en hij philosopheerde ten besluit: Alleen domkoppen weten niet hoe ze rijk moeten worden. Onder het spreken haalde hij de gestolen beurs uit zijn zak en haalde er eenige goud en zilverstukken uit. Niet veel bizonders. Meer moeite dan be looning; en die diamanten en 't horloge dat is eerder lastig en gevaarlijk, want men heeft anderen noodig om ze aan den man te bren gen. Wanneer er geld genoeg is, heb ik maling aan juweelen, maar vannacht was dat niet het geval. Kijk, zie je wel, daar gaat de beurs met een paar steemen bezwaard het water in. Maar als zij de politie waarschuwen en er een onderzoek ingesteld wordt Pi eter lachte weer: Laat ze maar begaan. In 't water zullen ze ons spoor niet volgen en men heeft ons niet gezien in het donker. De schiper, die met ons heeft gedronken is in de meening. dat wij naar de markt van Champigné zijn gegaan. Wanneer hij zijn slaap uit heeft, vindt hij zijn bootje een flink eind afgedre ven. Wees dus gerust Ménard, in ons vak is vooral koelbloedigheid noodig. Wacht toch botterik! Ilehben we geen voorzorgsmaatregelen te nemen? O juist, dat vergat ik De beide schurken bevestigden onder hun sclioenen met behulp van lederen rie men een soort ronde zolen, waaronder zij oude hoefijzers hadden geslagen. Het loopen daarmee was wel niet ge makkelijk, maar zij behoefden slechts en kele passen te doen dan zouden hun sporen zich reeds verliezen met die der paarden welke aan de rivier kwamen drinken. Ver derop was de weg hard en daar ontdeden zij zich van hun zonderlinge ijzers. Een kwartier latei- zaten zij voor een dam penden kop koffi welke Anna hun schonk en nu verdeelden zij den buit. In het dorp, Moulin d'Yvray was alles nog rustig en stil; in het Oosten vertoonde zich de roode zonneschijf die in het geheim zinnige water weerspiegelde. DE HERBERG: „DE GOUDEN BOL". De jonge, dappere Foulques du Plessis had het opperarmbeen gebroken, maar om zijn moeder niet nog meer leed te veroor zaken en omdat hij zich reeds 'n man voelde beklaagde hij zich niet. Want den arm tus schen twee plankjes gebonden, liep hij nu langs den oever der Sarthe en zocht naar eenig spoor van de nachtelijke aanranding. De rivier was echter gezwollen en over stroomde het gedeelte waar de paarden hun hoeven in het slijk kadden afgeteekemd. Teleurgesteld ging hij schipper Chalet on dervragen, maar deze, vernederd en be schaamd over zijn dronkenschap en de aan randing, waarvan hij de oorzaak was, had zelfs liet uiterlijk vergeten van de beide „vee handelaren" met wie hij gedronken had. Ondertusscheh vernamen vele vrienden het nachtelijk avontuur en kwamen zelf nieuws inwinnen. Allen konden minstens een rooversgeschie- denis verhalen en waarlijk de landstreek was onveilig; menigmaal gebeurde het dat onbekenden hevige kolfslagen gaven op de deuren der boerderijen, terwijl zij het geld of 't leven der inwoners eischten. Natuurlijk opende men niet, maar men bestierf het van vrees. Markies de Charnace werd op zekeren dag hij het vallen van den avond achtervolgd door een man met een wijden mantel om en een vilten hoed op. De bandiet vroeg hem zijn beurs onder de bedreiging den grijsaard anders van het paard te werpen en een lesje te geven. Och, bekende de bejaarde markies op recht, als ik maar een jaar of tien jonger was geweest, zou ik hem mijn vuist over zijn boeventronie gewreven hebben en dan mijn paard de sporen gegeven; maar met mijn rheumatisme ducht ik zoo'n ren te zeer; ik had geen enkel wapen bij me, omdat ik van plan was geweest vóór den nacht thuis te komen. Ik betaalde dus ten slotte mijn doortocht maar. Maar zijn die schurken dan niet te vatten? Dat schijnt onmogelijk! Zij zijn onge hoord vermetel en,behendig. Du Lorrier is onlangs ook aangehouden, maar is er goed af gekomen. Op een plaats waar de weg steil opliep en hij dus stapvoets reed, be merkte hij opeens twee mannen aan beide zijden van den weg. Ze waren gewapend met dikke, lange knuppels. De ruiter had echter zijn pistolen bij zich en nam er een in iedere hand, terwijl hij de teugels met zijn tanden vasthield. mmiM OP DE GROOTE PLAATS TE BRUSSEL hebben de Belgen den lOOsten verjaardag gevierd der stichting van hun eerste infanterie-regira ent. Een kijkje tijdens de plechtigheid der overreiking van een eere-vaandel aan het regiment Op twee mannen tegelijk mikkend ging hij zonder gevaar voorbij. De roovers durf den niet naderen- In de herberg de Gouden Bol besprak men dezelfde feiten, alleen met andere woor den. Wanneer de klanten otnder elkaar praat ten over de aanrandingen op de groote wegen en de herbergier Ménard op dat oogenblik voorbijkwam, dan was hij steeds de eerste om de noodzakelijkheid te bepleiten die bandieten onschadelijk te maken. En wanneer de verhalen ter oore kwamen van zijn schoonvader, dan lachte deze, zeggende: Ha! ik zou wel eens willen zien dat zij mij aanvielen! Kijk, zoo zou ik ze naar de andere wereld helpen! Hij bracht zijn hand aan de keel en om nog duidelijker zijn bedoeling weer te geven, greep hij een kat die aan zijn voeten liep en wurgde het dier voor de oogen der toe schouwers. Als het slachtoffer daarna op deh grond lag te stuiptrekken, lachte de wreedaard zijn vreeselijken lach. Pieter lacht, want hij ziet iemand lijden, merkte een der klanten op. De meeste aanwezigen wendden veront waardigd het hoofd af, maar niemand durf de hem terecht wijzen. Men vreesde Chalu meau, want hij was rijk, boosaardig en had veel invloed, daarbij wist men hem in staat zich duchtig te wreken. Hij had aan zijn schoonzoon Louis Bénard de herberg overgedaan en men deed er goede zaken. Wel was het diorp Moulin d'Yvray zeer klein, maar de weg was belangrijk ge noeg om vele klanten te brengen in de gelag kamer van den „Gouden Rol". De herberg lag tusschen Tiercé en Etriché. Vóór dat de weg deze laatste plaats bereikt loopt zij langs huizen, wier tuinen zich tot aan de Sarthe uitstrekken. Hier en daar verbinden nauwe straatjes tusschen de om heiningen der woningen den weg met de rivier. Een dezer straatjes lag juist tegen over de herberg „De Gouden Bol" en daar langs bereikte Chalumeau zijn platte schuit die hij aan den oever der Sarthe vastgemeerd had. Den eersten Zaterdag van April kwamen Chalumeau en zijn vrouw van de markt te Angers; in plaats van zich terstond naar lnjn eigen huis te begeven, aan de grens van het dorp gelegen, gingen zij regelrecht naar hun schoonzoon. Pieter, vroolijk als altijd, had verschillende lekkernijen gekocht en stelde voo)- te zanien in de herberg te sou- peeren. Na den maaltijd zou hij zijn kinde ren nieuws vertollen dat hij in de stad op gedaan had. Alle klanten waren vertrokken en wijl de wind nogal koud was, ging Anna Ménard de deur sluiten. Daar heb je gelijk aan, m'n kind, zei de vader, ik zou de grendels ook maar dicht schuiven, niemand komt er nog zoo laat drin ken en 't is niet noodig dat wij gestoord worden Louis Ménard ging een flesch goeden wijn uit den kelder halen en moeder Ghalumeau ledigde haar boodschappenmand welke be vatte: een grooten,, geurigen koek, eenige trossen prachtige druiven, een tablet choco lade en een aak koekjes. Anna rangschikte alles op het buffet, om het eerst op te dienen als het personeel ver trokken was: de'stalknecht René Maurier en e»n boerenmeisje Louise Duvau die voor namelijk te zorgen had voor het vee, want de familie Ménard bezat behalve de herberg, koeien, kippen "en schapen. Toen zij beiden na zonsondergang binnen kwamen diende Anna de soep op. Allen zetten zich aan tafel en aten, ter wijl zij over allediaagsche dingen praatten. René Maurier stond het eerst op; na zijn mes op z'n broek te hebben afgeveegd, stak hij het bij zich en zei: Ik ga nog even de stallen rond en dan naar bed. Goed, m'n jongen, antwoordde de mees ter, sluit de deur der plaats goed dicht, want je weet dat men dezer dagen veel over dieven praat. De man slofte op zijn klompen weg. De dienstbode begon de vaat te wasschen en DE KROONPRINS VAN DENEMARKEN, die een bezoek bracht aan Parijs, Jegt een krans op het graf van den onbekenden soldaat dat duurde niet lang, niemand had twee borden gebruikt. Daarna nam zij een kandelaar en ging naar boven, naar haar kamer die boven het slaapvertrek der familie Ménard lag. Zoodra het meisje vertrokken was, bracht Anna den koek, den wijn en de vruchten op tafel. Kijk eens, of alle deuren goed gesloten zijn, beval vader Chalemeau, en trek het gor dijntje dicht voor het bovenlicht, men mag op den weg niet zien dat hier nog licht brandt. V. V> Xvv j Ren Bull-Dog Drummond-verhaal. door SAPPER. 49.) Ik zag het alles gebeuren, Peter, zei h-j me eenige dagen later, alsof ik zelf in de kamer stond. In mijn verbeelding zag ik Granger en het meisje aan tafel zitten, alsof ze nergens veiliger toevlucht hadden kunnen vinden. I)an gaat de deur ineens open en staat die groote gemaskerde en zwijgzame gestalte ineens voor hen en blijft daar staan zonder een kik te ver roeren, zonder een spier te vertrekken, zonder een woord te spreken. Granger wordt onmid dellijk zoo bleek als een lijk en krankzinnig van angst. Het meisje weet niet waar ze het heeft, is meer verwonderd dan bang en weet tenslotte in haar wanhoop niet, wat ze moet beginnen. Ze kan natuurlijk trachten tijd te winnen. Indien Granger zich liet bewegen om al het spul af te geven, was het best mogelijk, dat Le Bossu haar sparen zou. En dat was natuurlijk het eenige, waar ik op dat oogenblik aan dacht. De rest had ineens alle interesse voor mij verloren. Dat meisje moest er heelhuids afkomen Zelfs al zou Le Bossu er met heel zijn buit tusschenuit trekken. Wat moesten we doen, Peter Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik bijna krankzinnig werd, vooral daar dat jong als maar stond te schreeuwen en te jammeren. Toen schoot me ineens te binnen, dat de eenige kans om dat meisje te redden, hierin bestond, dat we niet in het minst moesten laten merken, dat ook wij kans gezien hadden binnen het park te komen. Juist op dat oogenblik stond Sproet- kop uit alle macht te schreeuwen PatPat Wij zijn hier ook Daarom geraakte ik zoo van de wijs, dat ik den armen jongen in mijn verbouwereerdheid een draai om zijn ooren gaf, waaraan hij heel zijn leveü met een huivering zal terugdenken. Want, ging hij door, we moesten Le Bossu juist in de waan laten, dat hij heelemaal meester van het terrein was. Dat niemand hem iets nog in den weg zou leggen, indien hij zich van den buit had meester gemaakt. Dan zou hij er vanzelf niet aan denken, om zich langer dan noodig was in dat huis op te houden. Indien Miss Verney hem dus niet door een domme streek te veel in den weg zat, zou hij haar wel met rust laten. Trouwens je zult me toe moeten geven, dat hij inderdaad meester van het terrein was geworden. Hij had kans gezien in het huis te geraken, wij niet. Toen dacht ik, dat de mogelijkheid niet uitgesloten was, dat hij door het bezit van al dïe juweelen zoo in zijn nopjes zou geraken, dat hij zich met een korte wraak neming op den Pad, dien hij natuurlijk geen adem leven meer gunde, tevreden zou stellen en het meisje ongemoeid zou laten. Indien we dus naar de voordeur waren gelopen en daar hadden aangebeld zooals die schreeuwer me voorstelde en op wat voor hoffelijke manier zouden we vast en zeker Miss Verney's ongeluk zün geweest. Wat kon er daar bovven geschieden, als reactie op ens bellen Granger zou het hooren en trachten te ontvluchten. Goed, je snapt wel, dat de ander hem in twee tellen naar de keel is gevlogen en hem koud maakt. Maar ondertusschen heelt ook Miss Verney het bellen gehoord en nu ze de beide mannen bezig ziet, meent ze kans te zien om er tusschenuit te trekken. Voor dat ze echter twee trappen verder is, heeft Le Bo3su haar reeds ingehaald en ze is een vogeltje voor de poes. In dergelijke momenten kent hij geen pardon, dat weet je zoo langzamerhand al. Dat moesten we dus in geen geval wagen. Tot nu toe hadden wij allen gedacht, dat ook hij zich nog in het park bevond. Nu wisten we dat lii. in het huis was. Hoe was hij daar gekomen niet door de deur. Evenmin door een venster. Hoe dan Er bleef geen andere mogelijkheid over dan de geheime ingang. Gunst, kerel, mijn verstand stond onder hoogdruk. Ik geloof niet, dat ik ooit in mijn leven zoo'n verbazende energie heb aangewend om een oplossing te vinden. Gang gang., gangdat woord hamerde onophoudelijk door mijn hersens en geen fantasie is bij machte de snelheid, de obsedeerende snelheid te benaderen, waarmede dat woord zich als maar aan mij opdrong. Gang Gang Gang Le Bossu had den ipgang gevondenWij niet. Hoe kwam dat V Waar moesten we de oorzaak zoeken? Wij hadden de instructies van het vers strikt opgevolgd. Hij had zich van diezelfde instructie moeten bedienen en alleen het vliegtuig benut om den boom uit te vinden, dien wij door middel van Sproetkop's morgenwandeling te weten waren gekomen. Indien dus onze zelfde gids bij den een tot positieve en bij den ander tot negatieve resultaten had geleid, wat volgde daar dan uit Niets anders, dan dat de instrui. ties, die Le Bossu had gevolgd, niet dezelfde waren als die ons hadden geleid. Anders zouden ook wij den ingang hebben gevonden. Ik was juist zoo ver met mijn gevolgtrekking gekomen, ging hij lachend verder, toen ik me voor de tweede maal genoodzaakt zag om tegen Sproet- kop handelend op te treden, omdat de jonge man me op den meest aanmatigenden toon toevoegde, dat hij er dan zelf alleen op uit zou trekken, als wij te lam waren om een vrouw, die daar boven doodkalm vermoord werd, te hulp te schieten. Arme jongen, hij kon er niets aan doen en ik nog veel minder, maar ik was zoo in beslag genomen door mijn denken, dat die woorden me tot een geheel tegengestelde daad dwongen. Zelfs al had mijn vrouw me op dat oogenblik een glas bier gebracht, zou ik het haar wellicht nog uit de handen hebben geslagen, voegde hij er lachend aan toe. Goed, ik voelde dus wel, dat ik op het goede spoor was, maar wat moest er gedaan worden Indien do instructies dus niet dezelfde waren geweest, kon het niet anders of Le Bossu had die moedwillig veranderd, voordat hij de kaart weer aan jou teruggaf. Hij had ze dus zelf eerst goed gelezen en ze toen voor ons vervalscht. Toen ik zoo ver gekomen \zas, kreeg ik de gewaarwording, alsof ik veel te ver in zee was gezwommen, me na verschrikkelijke krachts inspanning tot aan de pier had weten terug te werken en toen ineens door een krachtige golf werd teruggeslagen. Zoo dicht bij de oplos sing, stond lk plotseling voor een eindelooze reeks variaties, die in het versje konden zijn toegepast. Vooral daar wij de kaart niet bij ons hadden, was het haast onbegonnen werk om precies uit te vinden, waar het bedrog zich liet vermoeden. Hij had de grootste nonsens kunnen schrijven. Ik herinnerde me ineens, dat alles met potlood op die kaart was gekrabbeld. Verbeeld je dus, dat hij heel den ouden tekst had uitgeveegd en er een andere voor in de plaats had geschreven. En toen..., toen ik ei AANVALSPLANNEN. Nadat alle voorzorgsmaatregelen geno men waren begon Pieterlach met een glim lach om den mond: Ik heb in Angers iets heel belangrijks vernomen en dat kan ons op slag rijk ma ken. Die kans moeten we dus niet voorbij laten gaan. 'tls een gelukkig toeval dat mij op de hoogte gebracht heeft. Bedien u vader, onderbrak Anna hem; zelf had zij reeds een snede van den koek genomen en heet er met gretige tanden in. Ja zeker, maar luister jij ook eens. Met veel zelfbehagen praatte Pieter door. Hij sprak bedaard, nam zijn tijd en was zeker van het succes. Hij schonk zich een groot glas vol en ledigde het in één teug. Nu vertel maar vender, drong moeder Chalumeau aan. Als er ooit een slag te slaan is ge weest dan nu. Ik heb het nieuws van Rii- bourg, den opkooper uit de St. Jacqueswijk, aan wien ik de diamanten der barones ver kocht heb. Dat is gevaarlijk vind ik. Toch niet. Ze zijn natuurlijk uit de ringen gehaald. Morgen gaat Rdbourg dat alles in Parijs regelen. Luister nu eens goed. Ribourg zei me: Ga met mij mee; ik moet mijn plaats bespreken bij Bertin op de kade, voor de diligence, die 's avonds om negen uur ver trekt. Op de pleisterplaats in het café „De drie Kooplieden" gaan we dan een glaasje ne men, want ik heb daar iets te bespreken. Ik nam het aan, want ik moest daar ook juist zijn. Bij het posthuis gekomen zagen wij daar twee mannen uitgaan die ook hun plaatsen besproken hadden. (Wordt vervolgd). werkelijk geen gat meer in zag.... vond ik het beroemde stroohalmpje, waaraan ik me zou weten vast te klampen. Zou hij het hehben durven wagen, om ons op een oud-Engelsch vers van eigen maaksel te vergasten Aan vankelijk had hij het doel om ons gezamenlijk op een door hem reeds bepaalde plaats bij elkaar te houden, terwijl hij het huis probeerde binnen te komen. Indien hij zelf een vers had gemaakt zonder eenigen inhoud, zou dit nooit het gewenschte resultaat hebben gegeven. Trou wens hij wist maar al te goed, dat het eerste gedeelte van het gedichtje wel degelijk sloeg op vaststaande feiten. Die leidden immers regel recht naar den boom. Daarom bepaalde liij zich tot een kleine wijziging. Ten eerste ontbrak hem de tijd om geheel zelfstandig een oud- Engelsch vers te imlteeren; daarbij was hij voorzichtig genoeg om drie geboren Engelsclxen niet achterdochtig te maken met een proeve, die toch falikant moest uitloopen. Hij trachtte dus te roeien met de riemen, die hij had en ging in het bestaande vers aan het veranderen. Op dat oogenblik maakte ik ineens tegen jou de opmerking, waar jij zoowat van achterover sloeg. De oplossing was me in het oog ge sprongen als een gekke vlieg op een warmen zomerdag. Op deze wijze vergoedde Hugh vier dagen later de twee minuten, die volgden op de verschijning van Le Bossu's schaduw voor het venster. Voor ons, die bij hem waren gebleven, schenen ze een eeuwigheid. Heel die eeuwigheid lang stond hij daar, zonder een vin te verroeren, zonder een woord te spreken, behalve de eene opmerking, toen hij Sproetkop bijna het hoofd afsloeg. John mompelde iets tegen me, dat we toch Iets moesten doen, Sproetkop voelde veront waardigd en pijnlijk naar zijn hoofd en wierp zich toen opnieuw in het gras, waar hij met zijn teenen een diepe kuil sloeg. Toen kwam, als een donderslag, bij helderen hemel, Hugh's plotselinge uitroep - Zestig meter, stikdonker. Juist. Wacht bij den boom. Waar heb jij het nou allemaal over, schreeuwde ik. Maar hij was plocseting ver dwenen en een beetje uit het veld geslagen, door die onverwachte handeling, wandelden wij gedrieën naar den boom. Ik hoorde hem vlakbij me rondscharrelen. Nu Le Bossu toch in huis was, verviel de klemmende eisch om het stil zwijgen te bewaren. Ineens kwam hij uit het donker naar voren gedoken. Ik heb den ingang gevonden, zei hij rustig. Onze vriend heeft eenvoudig een paar letters veranderd voor dat hij het vers aan ons doorgaf. Vier letters schrappen en drie anderen er voor in de plaats en je laat de menschen in- piaats van noordwaarts, zuidwaarts loopen. Dertig lange passen naar het Noorden brachten ons zestig groote passen van de plaats, die wij wenschten te vinden, want ze ligt precies dertig groote passen ten Zuiden van den boom. Kom maar mee. Ik dacht, dat ik stapelgek zou worden. Het was alsof ik een heelen avond had gezeten boven een kruiswoordraadsel, voor de prijsvraag van een cacaofabriek en eindelijk, na acht uur zoeken, tot de ontdekking was gekomen, dat het eenige antwoord op de vraag can onver klaarbaar wezen met vijf letters, mijn eigen vrouw bleek te zijn, die immers al dien tijd onverstoorbaar nieuwe thee had gezet en niet eens acht had gegeven op de kepje3, die ik in mijn nijd over het tafelkleed had getrokken. Zoo'n nuchtere oplossing van zoo'n ingewikkeld raadsel, alleen een Alexander in de apeurders- kunst als Hugh Drummond, kende het geheim om deze gordiaansche knoop door te hakken. Aanvankelijk meende ik echter, dat hij een zeer fantastische oplossing had bedacht. Later hob ik me diep geschaamd, dat ik zou weinig ver trouwen bad gesteld in het onfeilbaar speurders genie van mijn besten vriend. Immers, het bleek, dat hij volkomen gelijk had. Twee seconden later stonden we met ons vieren voor den ingang. Slechts enkele struiken stonden als bescherming tusschen ons en het huis. Hueli draaide zijn lantaarn aan. De ingang bestond uit een gat in den grond, vanwaar een steenen wenteltrap naar beneden ging. Deze was klaarblijkelijk geheel be groeid geweest met mos en gras, want er lag een hoop onkruid naast den ingang. Aan beide zijden van de treden schoot weilig het groen naar hoven, en langs de muren zaten volop klimplanten. Hoe verder we afdaalden, des te vunziger de lucht werd. Er lag vee! aarde op de treden en bij het licht van de lantaarn waren de versche voet sporen duidelijk te herkennen. Voetstappen, dio naar het huis gingen en niet terug kwa men! Somber bewijs, dat we ons niet vergist hadden in de schaduw. Slechts enkele minuten tevoren, was le Bossu door deze tunnel ge gaan en met een korte waarschuwing om voor. zichtig te loopen, ging I-ïugh ons voor naar be. lieden. Het was er donker er duf, ofschoon de gang op zich zelf hoog genoeg was om er rechtop in te loopen. De grond was ruw en oneffen. De muren bestonden uit ruwe hardsteenen blok ken, die heelemaal met mos waren begroeid en op verschillende plaatsen totaal verweerd waren door regen en wind. We liepen zoowat twintig meter rechtuit, toen sloegen we plotseling links af Hugh hield even stil. We staan nu waarschijnlijk onder den muur van de kapil, zei hij. Vanaf dit punt loopt de gang recht naar het huis. We zijn dus verplicht zonder licht verder te gaan. Hij doofde de lantaarn. Het zou immers een al te goed mikpunt geweest zijn, indien iemand aan het andere eind op den loer lag! Maar hoe zwak het schijnsel voor ons ook geweest was, het had toch zijn dienst gedaan. Nu het uit was, scheen de donkerte dikker dan ooit. Het gaf iemand de gewaarwording alsof hij door een tastbare duisternis werd aangegrepen. Niet de minste glinstering van grijs, die passen of oogen een doel kan geven, maar een zwarte massale dik ke muur, die ons aan alle züden omsloot. Uit mijn kennis van de plaats van den ka pelmuur, trachtte ik den afstand te schatten van deze bocht in de gang, tot aan het huis. Het moest zoowat zestig meter zijn en ik ver moed, dat wij zoowat op de helft waren, toen plotseling hetzelfde lawaai begon, dat wij even tevoren in het park hadden vernomen. Maar ditmaal klonk het veel luider. Het kwam van het huis voor ons de voortdurende en doordringende slag van een groote en harde bel. Ik stopte Instinctmatig, wij moesten een of ander alarm hebben veroorzaakt, evenals !e Bossu. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12