FEUILLETON
HET DRAMA VAM YVARY
r
HET GEHEIM VAN
TEMPLE-TOWER.
WOENSDAG 28 MEI 1930
T#!W
3).
Keen, die is te klein, maar de zaal
daarnaast heli ik uitgekozen als 't meest ge
schikt daarvoor Zoo, alles is klaar, houdt
u niet langer op.goede reis! Wat jammer
dat ik juist een tegenovergestelden kant op
moet.
Hii groette nog een laatste maal terwijl
de heide paarden door de bekende stem
hunner meesters geprikkeld, de duisternis
insneideu
III.
DE HINDERLAAG.
De nacht was somber al zag men ook hier
en daar een ster flikkeren; juist was de
maan achter den horizon verzonken, toen
barones Plessis en haar zoon den oever der
Sarthe bereikten.
Iloe Iaat zou het zijn? zei de moeder,
ik had aan onzen overvaarder gezegd ons
vanaf middernacht hier af te wachten.
't Is al later moeder; 't is te donker
om op in'n horloge te zien. maar de maan
is al ondergegaan; wij zijn na twaalven
vertrokken en ik denk dat we al meer dan
een half uur rijden.
Hé daar! Zijt ge daar Chalot?
Hallo! riep een stem.
Ha, daar is hij. Ik hoor de pont al op
het water.
Ga uw gang moeder, ik volg u.
De schipper leunde op zijn stok en hield
de pont bijna onbeweeglijk; de paarden aan
de overvaart gewend, lieten zich gewillig
leiden. Het jongmensch was afgestegen en
hield het paard van zijn moeder bij den
teugel.
Vooruit, wij zijn er! gebood hij aan den
man.
En opnieuw keek hij naar den hemel die
met zijn sterren zich in het water spiegelde.
Maar wat is dat nu Chalot, riep de
barones opeens uit, wij varen af...
Dat is best mogelijk, mevrouwtje, maar
wees nu redelijk; we drijven een beetje
stroomafwaarts, want mijn kameraad wil
daarginds kennis met u maken.
Wat beteekent dat? Waar gaan wij
heen? Waar is de overvaarder van anders?
vroeg de barones verschrikt.
Die slaapt daar ginds onder de wilgen.
j hebben samen een glaasje gedronken
in afwachting van uw komst, maar hij had
eigen dorst.. Ik heb nu zijn plaats inge
nomen. Maak u maar niet ongerust, alles
komt terecht en wij zullen u geen kwaad
doen als u gewillig zijt.
Foulques had een pistool voor dem dag
gehaald en richtte het wapen op den schip
per.
Als ge niet onmiddellijk terugkeert,
schiet ik.
Een slag met den bootshaak deed den arm
van het jongmensevhe verlamd neervallen.
Niet zulke grappen, kwajongen, of ik
laat je een bad nemen, riep de bandiet.
Radeloos riep de barones:
Mijn zoon! O! doe hem geen leed, ik
zal u al mijn geld geven.
Goed. wij zullen het wel eens worden.
Waar is het pistool terecht gekomen.
Jammer genoeg in het water, antwoord
de Foulques; anders zou ik je gedresseerd
hehben schurk!
Klets maar raak aristocratengebroed!
En de man begon het hatelijk straatliedje
te zingen:
„Ca ira, les aristocrates a la lanterne.."
enz.
De moeder zweeg verslagen. Bevend van
woede en den rechterarm gebroken, hield
Foulques met de linkerhand het paard van
zijn moeder bij den teugel, want het dier
scheen ongerust.
De toestand was hachelijk. In het midden
van de breede, diepe rivier, dreef de smalle
pont, beladen met drie vijandig gezinde
menschen en twee paarden, onder een don
keren hemel.om ginds opgewacht te wor
den door vijanden, dat scheen bijna zeker.
Opeens wierp de schipper de pont op den
slijkerigen oever en een man sprong op het
vaartuig en stond voor het paard der baro
nes.
Zie zoo, zei de ander, nu vlug wat; want
t is spoedig dag; betaal de overvaart me
vrouw de barones; de prijs is uw gouden
oorringen en uw beurs. Geef ons die welwil
lend en dan bent u vrij.
Zwijgend, terneergeslagen, bijna bezwij
kend gehoorzaamde de jonge vrouw, onge
rust vooral over haar zoon.
Goed.Hè, de beurs in licht, de jongen
heeft zeker meer. Laat eens zien wat heb
jij? Dit zeggende greep de grootste der beide
mannen, hij die geroeid had, Foulques aan
en fouilleerde den jongen die onmachtig was
zich te verweren tegen den reus.
De roover vond alleen een horloge.
Schrale buit! zei hij, zijn slachtoffer
loslatend, beroerde nacht!
De jongeling die nu eindelijk vrij was kon
met behulp van zijn linker arm te paard
stijgen en snelde zijn moeder achterna echter
niet zonder eerst een der bandieten een
geducht en zweepslag in het gelaat te hebben
gegeven.
Kan al je, brulde de mam. Hij raapte een
steen op en wierp dien den vluchtende na
echter zonder hem te treffen.
De roovers gingen naar de pont terug en
voeren stroomopwaarts, echter zonder een
woord te spreken, want zij wisten het bij
ondervinding, dat het water een goede tele-
De beide manuien vonden de schuit op de
zelfde plaats waar zij haar hadden verlaten
en roeide naar de haven. Daar wachtte hun
een moeilijkheid: de sluisdeuren moesten
geopend worden om het bootje te laten pas-
seeren en dat alles geruischloos, om niet
door de bewoners van den molen te worden
opgemerkt.
Behoudens een klein licht, dat wees op
de tegenwoordigheid van den knecht belast
met het surveiileeren van den molen, slie
pen allen in de woning. Het roote rad,
door het vallende water voortbewogen
maakte voldoende geluid om een gering
knarsen van den hefboom te overstemmen.
Pas op, zei Chalumeau, niet zoo gauw,
't water loopt in de schuit.
We hadden het bootje beter aan wal
kunnen brengen
Chalumeau haalde de schouders op; de
sluisdeur was nu voldoende geopend om
het smalle bootje door te laten.
Het sluiten der sluisdeuren eischte ge-
ruimen tijd, en toen de hefboom geheel
neergelaten was verwijderde de schuit zich
als een sluipmoordenaar, zonder dat de half
slapende molenaar iets vernomen had te
midden van het leven dat zijn molen
maakte.
De afstand van Porte-Bise naar Moulin
d Yvray is niet groot; de bandieten ontmoet
ten niets verdachts en op de beide eenzame
oevers was geen levend wezen te bespeuren
in den nacht.
liet wordt tijd dat we naar huis gaan,
zei Ménard, terwijl hij den ring der ketting,
IV
foon is die het geleid op grooten afstand die de schuit moest meren, naar een paaltje
overbrengt. j op den oever wierp.
Een eind verder gingen zij aan wal en j Meteen wilde hij op den wal springen
lieten het vaartuig aan zijn lot over zonder i maar zijn schoonvader weerhield hem
het zelfs vast te leggen. De grootste, der beide
mannen liep den ander voor langs de rivier
Waar gaan wij heen? vroeg zijn kame
raad
Naar huis
In tegenovergestelde richting?
Wat dacht jij dan? Of will je er soms
inloopen?
Dat nu juist niet...
Welnu dan... zoo, spring nu op het
gras zooals ik; mocht men ons spoor opzoe
ken en volgen dan verliest men het hier. Wij
gaan tot aan Porte-Bise door het gras dat
morgen ochtend weer overeind zal staan.
Daar heb ik een schuit liggen, waarmee wij
naar huis gaan, begrepen. Vooruit Menard,
vlug wat. Wat ben je onhandig en bedeesd in
je optreden.
Ik moet je zeggen, dat ik niet van zulke
karweitjes houd
't Eenige, dat goede winst oplevert, m'n
jongen; als ik niet zuilke avontuurtjes ge
waagd had, zou ik m'n herberg en mijn
dochter erbij, niet aan je hebben kunnen
afstaan, Louis.
Dat weet ik.
In het duister liet de ander den spottenden
lach hooren die hem den bijnaam had gege
ven va.n Pieterlach, en hij philosopheerde ten
besluit:
Alleen domkoppen weten niet hoe ze
rijk moeten worden.
Onder het spreken haalde hij de gestolen
beurs uit zijn zak en haalde er eenige goud
en zilverstukken uit.
Niet veel bizonders. Meer moeite dan be
looning; en die diamanten en 't horloge dat
is eerder lastig en gevaarlijk, want men heeft
anderen noodig om ze aan den man te bren
gen. Wanneer er geld genoeg is, heb ik
maling aan juweelen, maar vannacht was
dat niet het geval. Kijk, zie je wel, daar gaat
de beurs met een paar steemen bezwaard
het water in.
Maar als zij de politie waarschuwen en
er een onderzoek ingesteld wordt
Pi eter lachte weer:
Laat ze maar begaan. In 't water zullen
ze ons spoor niet volgen en men heeft ons
niet gezien in het donker. De schiper, die
met ons heeft gedronken is in de meening.
dat wij naar de markt van Champigné zijn
gegaan. Wanneer hij zijn slaap uit heeft,
vindt hij zijn bootje een flink eind afgedre
ven. Wees dus gerust Ménard, in ons vak is
vooral koelbloedigheid noodig.
Wacht toch botterik! Ilehben we geen
voorzorgsmaatregelen te nemen?
O juist, dat vergat ik
De beide schurken bevestigden onder
hun sclioenen met behulp van lederen rie
men een soort ronde zolen, waaronder zij
oude hoefijzers hadden geslagen.
Het loopen daarmee was wel niet ge
makkelijk, maar zij behoefden slechts en
kele passen te doen dan zouden hun sporen
zich reeds verliezen met die der paarden
welke aan de rivier kwamen drinken. Ver
derop was de weg hard en daar ontdeden
zij zich van hun zonderlinge ijzers.
Een kwartier latei- zaten zij voor een dam
penden kop koffi welke Anna hun schonk
en nu verdeelden zij den buit.
In het dorp, Moulin d'Yvray was alles
nog rustig en stil; in het Oosten vertoonde
zich de roode zonneschijf die in het geheim
zinnige water weerspiegelde.
DE HERBERG: „DE GOUDEN BOL".
De jonge, dappere Foulques du Plessis
had het opperarmbeen gebroken, maar om
zijn moeder niet nog meer leed te veroor
zaken en omdat hij zich reeds 'n man voelde
beklaagde hij zich niet. Want den arm tus
schen twee plankjes gebonden, liep hij nu
langs den oever der Sarthe en zocht naar
eenig spoor van de nachtelijke aanranding.
De rivier was echter gezwollen en over
stroomde het gedeelte waar de paarden hun
hoeven in het slijk kadden afgeteekemd.
Teleurgesteld ging hij schipper Chalet on
dervragen, maar deze, vernederd en be
schaamd over zijn dronkenschap en de aan
randing, waarvan hij de oorzaak was, had
zelfs liet uiterlijk vergeten van de beide „vee
handelaren" met wie hij gedronken had.
Ondertusscheh vernamen vele vrienden het
nachtelijk avontuur en kwamen zelf nieuws
inwinnen.
Allen konden minstens een rooversgeschie-
denis verhalen en waarlijk de landstreek
was onveilig; menigmaal gebeurde het dat
onbekenden hevige kolfslagen gaven op de
deuren der boerderijen, terwijl zij het geld of
't leven der inwoners eischten. Natuurlijk
opende men niet, maar men bestierf het
van vrees.
Markies de Charnace werd op zekeren dag
hij het vallen van den avond achtervolgd
door een man met een wijden mantel om en
een vilten hoed op. De bandiet vroeg hem
zijn beurs onder de bedreiging den grijsaard
anders van het paard te werpen en een lesje
te geven.
Och, bekende de bejaarde markies op
recht, als ik maar een jaar of tien jonger
was geweest, zou ik hem mijn vuist over
zijn boeventronie gewreven hebben en dan
mijn paard de sporen gegeven; maar met
mijn rheumatisme ducht ik zoo'n ren te zeer;
ik had geen enkel wapen bij me, omdat ik
van plan was geweest vóór den nacht thuis
te komen. Ik betaalde dus ten slotte mijn
doortocht maar.
Maar zijn die schurken dan niet te
vatten?
Dat schijnt onmogelijk! Zij zijn onge
hoord vermetel en,behendig. Du Lorrier is
onlangs ook aangehouden, maar is er goed
af gekomen. Op een plaats waar de weg
steil opliep en hij dus stapvoets reed, be
merkte hij opeens twee mannen aan beide
zijden van den weg. Ze waren gewapend met
dikke, lange knuppels. De ruiter had echter
zijn pistolen bij zich en nam er een in iedere
hand, terwijl hij de teugels met zijn tanden
vasthield.
mmiM
OP DE GROOTE PLAATS TE BRUSSEL hebben de Belgen den lOOsten verjaardag gevierd
der stichting van hun eerste infanterie-regira ent. Een kijkje tijdens de plechtigheid der
overreiking van een eere-vaandel aan het regiment
Op twee mannen tegelijk mikkend ging
hij zonder gevaar voorbij. De roovers durf
den niet naderen-
In de herberg de Gouden Bol besprak men
dezelfde feiten, alleen met andere woor
den. Wanneer de klanten otnder elkaar praat
ten over de aanrandingen op de groote
wegen en de herbergier Ménard op dat
oogenblik voorbijkwam, dan was hij steeds
de eerste om de noodzakelijkheid te bepleiten
die bandieten onschadelijk te maken. En
wanneer de verhalen ter oore kwamen van
zijn schoonvader, dan lachte deze, zeggende:
Ha! ik zou wel eens willen zien dat zij
mij aanvielen! Kijk, zoo zou ik ze naar de
andere wereld helpen!
Hij bracht zijn hand aan de keel en om
nog duidelijker zijn bedoeling weer te geven,
greep hij een kat die aan zijn voeten liep
en wurgde het dier voor de oogen der toe
schouwers. Als het slachtoffer daarna op
deh grond lag te stuiptrekken, lachte de
wreedaard zijn vreeselijken lach.
Pieter lacht, want hij ziet iemand lijden,
merkte een der klanten op.
De meeste aanwezigen wendden veront
waardigd het hoofd af, maar niemand durf
de hem terecht wijzen. Men vreesde Chalu
meau, want hij was rijk, boosaardig en had
veel invloed, daarbij wist men hem in staat
zich duchtig te wreken.
Hij had aan zijn schoonzoon Louis Bénard
de herberg overgedaan en men deed er goede
zaken. Wel was het diorp Moulin d'Yvray
zeer klein, maar de weg was belangrijk ge
noeg om vele klanten te brengen in de gelag
kamer van den „Gouden Rol".
De herberg lag tusschen Tiercé en Etriché.
Vóór dat de weg deze laatste plaats bereikt
loopt zij langs huizen, wier tuinen zich tot
aan de Sarthe uitstrekken. Hier en daar
verbinden nauwe straatjes tusschen de om
heiningen der woningen den weg met de
rivier. Een dezer straatjes lag juist tegen
over de herberg „De Gouden Bol" en daar
langs bereikte Chalumeau zijn platte schuit
die hij aan den oever der Sarthe vastgemeerd
had.
Den eersten Zaterdag van April kwamen
Chalumeau en zijn vrouw van de markt te
Angers; in plaats van zich terstond naar
lnjn eigen huis te begeven, aan de grens van
het dorp gelegen, gingen zij regelrecht naar
hun schoonzoon. Pieter, vroolijk als altijd,
had verschillende lekkernijen gekocht en
stelde voo)- te zanien in de herberg te sou-
peeren. Na den maaltijd zou hij zijn kinde
ren nieuws vertollen dat hij in de stad op
gedaan had.
Alle klanten waren vertrokken en wijl
de wind nogal koud was, ging Anna Ménard
de deur sluiten.
Daar heb je gelijk aan, m'n kind, zei
de vader, ik zou de grendels ook maar dicht
schuiven, niemand komt er nog zoo laat drin
ken en 't is niet noodig dat wij gestoord
worden
Louis Ménard ging een flesch goeden wijn
uit den kelder halen en moeder Ghalumeau
ledigde haar boodschappenmand welke be
vatte: een grooten,, geurigen koek, eenige
trossen prachtige druiven, een tablet choco
lade en een aak koekjes.
Anna rangschikte alles op het buffet, om
het eerst op te dienen als het personeel ver
trokken was: de'stalknecht René Maurier en
e»n boerenmeisje Louise Duvau die voor
namelijk te zorgen had voor het vee, want
de familie Ménard bezat behalve de herberg,
koeien, kippen "en schapen.
Toen zij beiden na zonsondergang binnen
kwamen diende Anna de soep op.
Allen zetten zich aan tafel en aten, ter
wijl zij over allediaagsche dingen praatten.
René Maurier stond het eerst op; na zijn
mes op z'n broek te hebben afgeveegd, stak
hij het bij zich en zei:
Ik ga nog even de stallen rond en dan
naar bed.
Goed, m'n jongen, antwoordde de mees
ter, sluit de deur der plaats goed dicht, want
je weet dat men dezer dagen veel over
dieven praat.
De man slofte op zijn klompen weg. De
dienstbode begon de vaat te wasschen en
DE KROONPRINS VAN DENEMARKEN,
die een bezoek bracht aan Parijs, Jegt een
krans op het graf van den onbekenden
soldaat
dat duurde niet lang, niemand had twee
borden gebruikt.
Daarna nam zij een kandelaar en ging
naar boven, naar haar kamer die boven het
slaapvertrek der familie Ménard lag.
Zoodra het meisje vertrokken was, bracht
Anna den koek, den wijn en de vruchten op
tafel.
Kijk eens, of alle deuren goed gesloten
zijn, beval vader Chalemeau, en trek het gor
dijntje dicht voor het bovenlicht, men mag
op den weg niet zien dat hier nog licht
brandt.
V.
V> Xvv j
Ren Bull-Dog Drummond-verhaal.
door
SAPPER.
49.)
Ik zag het alles gebeuren, Peter, zei h-j
me eenige dagen later, alsof ik zelf in de kamer
stond. In mijn verbeelding zag ik Granger en
het meisje aan tafel zitten, alsof ze nergens
veiliger toevlucht hadden kunnen vinden. I)an
gaat de deur ineens open en staat die groote
gemaskerde en zwijgzame gestalte ineens voor
hen en blijft daar staan zonder een kik te ver
roeren, zonder een spier te vertrekken, zonder
een woord te spreken. Granger wordt onmid
dellijk zoo bleek als een lijk en krankzinnig
van angst. Het meisje weet niet waar ze het
heeft, is meer verwonderd dan bang en weet
tenslotte in haar wanhoop niet, wat ze moet
beginnen. Ze kan natuurlijk trachten tijd te
winnen. Indien Granger zich liet bewegen om
al het spul af te geven, was het best mogelijk,
dat Le Bossu haar sparen zou. En dat was
natuurlijk het eenige, waar ik op dat oogenblik
aan dacht. De rest had ineens alle interesse
voor mij verloren. Dat meisje moest er heelhuids
afkomen Zelfs al zou Le Bossu er met heel zijn
buit tusschenuit trekken. Wat moesten we doen,
Peter Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik
bijna krankzinnig werd, vooral daar dat jong
als maar stond te schreeuwen en te jammeren.
Toen schoot me ineens te binnen, dat de eenige
kans om dat meisje te redden, hierin bestond,
dat we niet in het minst moesten laten merken,
dat ook wij kans gezien hadden binnen het park
te komen. Juist op dat oogenblik stond Sproet-
kop uit alle macht te schreeuwen PatPat
Wij zijn hier ook Daarom geraakte ik zoo
van de wijs, dat ik den armen jongen in mijn
verbouwereerdheid een draai om zijn ooren gaf,
waaraan hij heel zijn leveü met een huivering
zal terugdenken.
Want, ging hij door, we moesten Le Bossu
juist in de waan laten, dat hij heelemaal meester
van het terrein was. Dat niemand hem iets
nog in den weg zou leggen, indien hij zich van
den buit had meester gemaakt. Dan zou hij er
vanzelf niet aan denken, om zich langer dan
noodig was in dat huis op te houden. Indien
Miss Verney hem dus niet door een domme
streek te veel in den weg zat, zou hij haar wel
met rust laten. Trouwens je zult me toe moeten
geven, dat hij inderdaad meester van het terrein
was geworden. Hij had kans gezien in het huis
te geraken, wij niet. Toen dacht ik, dat de
mogelijkheid niet uitgesloten was, dat hij door
het bezit van al dïe juweelen zoo in zijn nopjes
zou geraken, dat hij zich met een korte wraak
neming op den Pad, dien hij natuurlijk geen
adem leven meer gunde, tevreden zou stellen
en het meisje ongemoeid zou laten. Indien we
dus naar de voordeur waren gelopen en daar
hadden aangebeld zooals die schreeuwer me
voorstelde en op wat voor hoffelijke manier
zouden we vast en zeker Miss Verney's
ongeluk zün geweest. Wat kon er daar bovven
geschieden, als reactie op ens bellen Granger
zou het hooren en trachten te ontvluchten.
Goed, je snapt wel, dat de ander hem in twee
tellen naar de keel is gevlogen en hem koud
maakt. Maar ondertusschen heelt ook Miss
Verney het bellen gehoord en nu ze de beide
mannen bezig ziet, meent ze kans te zien om
er tusschenuit te trekken. Voor dat ze echter
twee trappen verder is, heeft Le Bo3su haar
reeds ingehaald en ze is een vogeltje voor de
poes. In dergelijke momenten kent hij geen
pardon, dat weet je zoo langzamerhand al. Dat
moesten we dus in geen geval wagen. Tot nu
toe hadden wij allen gedacht, dat ook hij zich
nog in het park bevond. Nu wisten we dat lii.
in het huis was. Hoe was hij daar gekomen
niet door de deur. Evenmin door een venster.
Hoe dan Er bleef geen andere mogelijkheid
over dan de geheime ingang.
Gunst, kerel, mijn verstand stond onder
hoogdruk. Ik geloof niet, dat ik ooit in mijn
leven zoo'n verbazende energie heb aangewend
om een oplossing te vinden. Gang gang.,
gangdat woord hamerde onophoudelijk door
mijn hersens en geen fantasie is bij machte de
snelheid, de obsedeerende snelheid te benaderen,
waarmede dat woord zich als maar aan mij
opdrong. Gang Gang Gang Le Bossu had
den ipgang gevondenWij niet. Hoe kwam
dat V Waar moesten we de oorzaak zoeken?
Wij hadden de instructies van het vers strikt
opgevolgd. Hij had zich van diezelfde instructie
moeten bedienen en alleen het vliegtuig benut
om den boom uit te vinden, dien wij door middel
van Sproetkop's morgenwandeling te weten
waren gekomen. Indien dus onze zelfde gids
bij den een tot positieve en bij den ander tot
negatieve resultaten had geleid, wat volgde
daar dan uit Niets anders, dan dat de instrui.
ties, die Le Bossu had gevolgd, niet dezelfde
waren als die ons hadden geleid. Anders zouden
ook wij den ingang hebben gevonden. Ik was
juist zoo ver met mijn gevolgtrekking gekomen,
ging hij lachend verder, toen ik me voor de
tweede maal genoodzaakt zag om tegen Sproet-
kop handelend op te treden, omdat de jonge
man me op den meest aanmatigenden toon
toevoegde, dat hij er dan zelf alleen op uit zou
trekken, als wij te lam waren om een vrouw,
die daar boven doodkalm vermoord werd, te
hulp te schieten. Arme jongen, hij kon er niets
aan doen en ik nog veel minder, maar ik was
zoo in beslag genomen door mijn denken, dat
die woorden me tot een geheel tegengestelde
daad dwongen. Zelfs al had mijn vrouw me op
dat oogenblik een glas bier gebracht, zou ik
het haar wellicht nog uit de handen hebben
geslagen, voegde hij er lachend aan toe. Goed,
ik voelde dus wel, dat ik op het goede spoor
was, maar wat moest er gedaan worden
Indien do instructies dus niet dezelfde
waren geweest, kon het niet anders of Le Bossu
had die moedwillig veranderd, voordat hij de
kaart weer aan jou teruggaf. Hij had ze dus
zelf eerst goed gelezen en ze toen voor ons
vervalscht.
Toen ik zoo ver gekomen \zas, kreeg ik de
gewaarwording, alsof ik veel te ver in zee was
gezwommen, me na verschrikkelijke krachts
inspanning tot aan de pier had weten terug
te werken en toen ineens door een krachtige
golf werd teruggeslagen. Zoo dicht bij de oplos
sing, stond lk plotseling voor een eindelooze
reeks variaties, die in het versje konden zijn
toegepast. Vooral daar wij de kaart niet bij
ons hadden, was het haast onbegonnen werk
om precies uit te vinden, waar het bedrog zich
liet vermoeden. Hij had de grootste nonsens
kunnen schrijven. Ik herinnerde me ineens, dat
alles met potlood op die kaart was gekrabbeld.
Verbeeld je dus, dat hij heel den ouden tekst
had uitgeveegd en er een andere voor in de
plaats had geschreven. En toen..., toen ik ei
AANVALSPLANNEN.
Nadat alle voorzorgsmaatregelen geno
men waren begon Pieterlach met een glim
lach om den mond:
Ik heb in Angers iets heel belangrijks
vernomen en dat kan ons op slag rijk ma
ken. Die kans moeten we dus niet voorbij
laten gaan. 'tls een gelukkig toeval dat mij
op de hoogte gebracht heeft.
Bedien u vader, onderbrak Anna hem;
zelf had zij reeds een snede van den koek
genomen en heet er met gretige tanden in.
Ja zeker, maar luister jij ook eens.
Met veel zelfbehagen praatte Pieter door.
Hij sprak bedaard, nam zijn tijd en was
zeker van het succes. Hij schonk zich een
groot glas vol en ledigde het in één teug.
Nu vertel maar vender, drong moeder
Chalumeau aan.
Als er ooit een slag te slaan is ge
weest dan nu. Ik heb het nieuws van Rii-
bourg, den opkooper uit de St. Jacqueswijk,
aan wien ik de diamanten der barones ver
kocht heb.
Dat is gevaarlijk vind ik.
Toch niet. Ze zijn natuurlijk uit de
ringen gehaald. Morgen gaat Rdbourg dat
alles in Parijs regelen. Luister nu eens
goed. Ribourg zei me:
Ga met mij mee; ik moet mijn plaats
bespreken bij Bertin op de kade, voor de
diligence, die 's avonds om negen uur ver
trekt.
Op de pleisterplaats in het café „De drie
Kooplieden" gaan we dan een glaasje ne
men, want ik heb daar iets te bespreken.
Ik nam het aan, want ik moest daar
ook juist zijn.
Bij het posthuis gekomen zagen wij daar
twee mannen uitgaan die ook hun plaatsen
besproken hadden.
(Wordt vervolgd).
werkelijk geen gat meer in zag.... vond ik het
beroemde stroohalmpje, waaraan ik me zou
weten vast te klampen. Zou hij het hehben
durven wagen, om ons op een oud-Engelsch
vers van eigen maaksel te vergasten Aan
vankelijk had hij het doel om ons gezamenlijk
op een door hem reeds bepaalde plaats bij
elkaar te houden, terwijl hij het huis probeerde
binnen te komen. Indien hij zelf een vers had
gemaakt zonder eenigen inhoud, zou dit nooit
het gewenschte resultaat hebben gegeven. Trou
wens hij wist maar al te goed, dat het eerste
gedeelte van het gedichtje wel degelijk sloeg
op vaststaande feiten. Die leidden immers regel
recht naar den boom. Daarom bepaalde liij zich
tot een kleine wijziging. Ten eerste ontbrak
hem de tijd om geheel zelfstandig een oud-
Engelsch vers te imlteeren; daarbij was hij
voorzichtig genoeg om drie geboren Engelsclxen
niet achterdochtig te maken met een proeve,
die toch falikant moest uitloopen. Hij trachtte
dus te roeien met de riemen, die hij had en
ging in het bestaande vers aan het veranderen.
Op dat oogenblik maakte ik ineens tegen jou
de opmerking, waar jij zoowat van achterover
sloeg. De oplossing was me in het oog ge
sprongen als een gekke vlieg op een warmen
zomerdag. Op deze wijze vergoedde Hugh vier
dagen later de twee minuten, die volgden op
de verschijning van Le Bossu's schaduw voor
het venster.
Voor ons, die bij hem waren gebleven, schenen
ze een eeuwigheid. Heel die eeuwigheid lang
stond hij daar, zonder een vin te verroeren,
zonder een woord te spreken, behalve de eene
opmerking, toen hij Sproetkop bijna het hoofd
afsloeg.
John mompelde iets tegen me, dat we toch
Iets moesten doen, Sproetkop voelde veront
waardigd en pijnlijk naar zijn hoofd en wierp
zich toen opnieuw in het gras, waar hij met
zijn teenen een diepe kuil sloeg. Toen kwam,
als een donderslag, bij helderen hemel, Hugh's
plotselinge uitroep
- Zestig meter, stikdonker. Juist. Wacht bij
den boom.
Waar heb jij het nou allemaal over,
schreeuwde ik. Maar hij was plocseting ver
dwenen en een beetje uit het veld geslagen,
door die onverwachte handeling, wandelden wij
gedrieën naar den boom. Ik hoorde hem vlakbij
me rondscharrelen. Nu Le Bossu toch in huis
was, verviel de klemmende eisch om het stil
zwijgen te bewaren. Ineens kwam hij uit het
donker naar voren gedoken.
Ik heb den ingang gevonden, zei hij rustig.
Onze vriend heeft eenvoudig een paar letters
veranderd voor dat hij het vers aan ons doorgaf.
Vier letters schrappen en drie anderen er
voor in de plaats en je laat de menschen in-
piaats van noordwaarts, zuidwaarts loopen.
Dertig lange passen naar het Noorden brachten
ons zestig groote passen van de plaats, die wij
wenschten te vinden, want ze ligt precies dertig
groote passen ten Zuiden van den boom. Kom
maar mee.
Ik dacht, dat ik stapelgek zou worden. Het
was alsof ik een heelen avond had gezeten
boven een kruiswoordraadsel, voor de prijsvraag
van een cacaofabriek en eindelijk, na acht uur
zoeken, tot de ontdekking was gekomen, dat
het eenige antwoord op de vraag can onver
klaarbaar wezen met vijf letters, mijn eigen
vrouw bleek te zijn, die immers al dien tijd
onverstoorbaar nieuwe thee had gezet en niet
eens acht had gegeven op de kepje3, die ik
in mijn nijd over het tafelkleed had getrokken.
Zoo'n nuchtere oplossing van zoo'n ingewikkeld
raadsel, alleen een Alexander in de apeurders-
kunst als Hugh Drummond, kende het geheim
om deze gordiaansche knoop door te hakken.
Aanvankelijk meende ik echter, dat hij een zeer
fantastische oplossing had bedacht. Later hob
ik me diep geschaamd, dat ik zou weinig ver
trouwen bad gesteld in het onfeilbaar speurders
genie van mijn besten vriend. Immers, het bleek,
dat hij volkomen gelijk had. Twee seconden
later stonden we met ons vieren voor den
ingang. Slechts enkele struiken stonden als
bescherming tusschen ons en het huis. Hueli
draaide zijn lantaarn aan.
De ingang bestond uit een gat in den grond,
vanwaar een steenen wenteltrap naar beneden
ging. Deze was klaarblijkelijk geheel be
groeid geweest met mos en gras, want er lag
een hoop onkruid naast den ingang. Aan beide
zijden van de treden schoot weilig het groen
naar hoven, en langs de muren zaten volop
klimplanten. Hoe verder we afdaalden, des te
vunziger de lucht werd.
Er lag vee! aarde op de treden en bij het
licht van de lantaarn waren de versche voet
sporen duidelijk te herkennen. Voetstappen,
dio naar het huis gingen en niet terug kwa
men! Somber bewijs, dat we ons niet vergist
hadden in de schaduw. Slechts enkele minuten
tevoren, was le Bossu door deze tunnel ge
gaan en met een korte waarschuwing om voor.
zichtig te loopen, ging I-ïugh ons voor naar be.
lieden.
Het was er donker er duf, ofschoon de gang
op zich zelf hoog genoeg was om er rechtop in
te loopen. De grond was ruw en oneffen. De
muren bestonden uit ruwe hardsteenen blok
ken, die heelemaal met mos waren begroeid
en op verschillende plaatsen totaal verweerd
waren door regen en wind.
We liepen zoowat twintig meter rechtuit,
toen sloegen we plotseling links af Hugh hield
even stil.
We staan nu waarschijnlijk onder den
muur van de kapil, zei hij. Vanaf dit punt
loopt de gang recht naar het huis. We zijn
dus verplicht zonder licht verder te gaan.
Hij doofde de lantaarn.
Het zou immers een al te goed mikpunt
geweest zijn, indien iemand aan het andere
eind op den loer lag! Maar hoe zwak het
schijnsel voor ons ook geweest was, het had
toch zijn dienst gedaan. Nu het uit was, scheen
de donkerte dikker dan ooit. Het gaf iemand
de gewaarwording alsof hij door een tastbare
duisternis werd aangegrepen. Niet de minste
glinstering van grijs, die passen of oogen een
doel kan geven, maar een zwarte massale dik
ke muur, die ons aan alle züden omsloot.
Uit mijn kennis van de plaats van den ka
pelmuur, trachtte ik den afstand te schatten
van deze bocht in de gang, tot aan het huis.
Het moest zoowat zestig meter zijn en ik ver
moed, dat wij zoowat op de helft waren, toen
plotseling hetzelfde lawaai begon, dat wij
even tevoren in het park hadden vernomen.
Maar ditmaal klonk het veel luider. Het kwam
van het huis voor ons de voortdurende en
doordringende slag van een groote en harde
bel. Ik stopte Instinctmatig, wij moesten een
of ander alarm hebben veroorzaakt, evenals
!e Bossu.
(Wordt vervolgd).