PC
i
Af
BRUIDJE
HOE MEN KRANKZINNIG
WOENSDAG i JUNI 1930
?4 1
1/ 1 I
I 1
*1Üw-** f
u
-u-
DIE FIJNE UKULELE-MUZIEK.
t!§p!|iAïJIAbi-lA- A J
*v^,v.v l
4 v I
«r« Wsfr/'métik'hvi -v
mm
mm
33—
„Toch zijn wij nog rijk met onze pop, is 't
niet, vrouwtje?" sprak de vader van Marietje
tot zijn vrouw, die ijverig zat te werken aan
nieuwe kleertjes voor het zes-jarige meisje,
dat sinds een half jaar haar jonger broertje
bij een vreeselijk ongeluk had verloren, ter-
vijl het jongste zusje slechts eenige dagen
ouder was dan een jaar, toen in de crisis-
dagen eener gevaarlijke kinderziekte plotse
ling het leven afgesneden werd, terwijl de
dokter toch nog hoop gegeven had
„Ja Paps", knikte moeifer met een vriende
lijken lach en knipoogend wenkte ze haar
man, die in het Radio-program een andere
uitzending zocht, dat zij nu liever 'n oogen
blikje stilte had,
Marietjc zat op den grond in de huis-
ko.mer en hoerde niet het korte gesprek,
dat haar lieve paps en moeke voerden: ze
was druk met haar pop, haar plaatjes van
de Zuster en een boekje, waar in ze schrijven
en teekenen kon met. vele kleurpotlocdjes.
Boven het vriendelijk dressoirtje stond
een schoongesneden H. Hart-beeld op een
muurconsole, terwijl dag en nacht een de
votielichtje brandde; op de eerepiaats van
het gezin hing de afbeelding van den ge-
kruisten Jesus en een teere Madonnaplaat
completeerde ds voor elke Katholieke huis
kamer noodzakelijke voorraad geestelijke
artikelen
Vader en moeder waren rijk, niet in we-
reldschen zin aan geld of goed, maar in
den mooisten zin van het woord, rijk met
hun kind, dat zij tot nog toe hadden mogen
behouden, rijk ook met, de twee kinderen,
die zij toen dankbaar van O. L. lieer hadden
ontvangen, maar die spoedig weer door Hem
werden teruggevraagd, in welke beschikking
der Voorzienigheid de brave menschen be
rustten met voorbeeldige gelatenheid.
Hun oudste nu nog eenige kind was
thans 6 jaar; ze hadden er reeds drie kun
nen hebben, o zoo graag, en nu weer baden
ze samen, 's morgens en 's avonds, dat
O. L. Heer toch hunne gebeden verhooren
zou.
Marietje ging op school bij de Zusters.
Reeds twee jaar leerde zij daar bidden,
zingert, handwerken en knutselen, lief zijn
voor haar ouders en goed zijn ook voor
andere kinderen.
Coed zijn voor andere kinderen. De Zusters
leerden op school: geef jo jongeren broertjes
en zusjes een goed voorbeeld, in huis en in
de kerk, door gehoorzaam te zijn en netjes
te bidden; wees Hef voor je broertjes en
zusjes, door altijd alles samen met hen te
deelen en niet lastig te zijn voor moeder
als vader niet thuis is,
Als de Zusters, van wie Marietje veel
hield, spraken over oudere broertjes of jon
gere zusjes, voelde Marietje zich zoo ver
laten, zoo alleen, zoo vreemd: andere meisjes
hadden broertjes, andere jongens hadden
zusjes, zij had alleen maar vader en moedei'.
Maar zij wist wel, dat vader en moeder eiken
dag aan O. L. Heer om een nieuw broertje
vroegen, omdat O. L. Heer zelf haar eerste
broertje en jongere zusje had teruggevraagd,
toen ze nog veel kleiner waren dan zij nu
was.
Als Marietje uit school kwam, liep zij
gauw naar huis toe, waar moeder altijd
vriendelijk lachte en druk in de weer wns,
om 't voor vaderg ezellig te makt i. als hij
moegewerkt van zijn bureau zou komen.
Thuis was Marietje zoet en braaf: ais zij
moeder geholpen had met kopjes wasschen,
mocht zij spelen met haar pop.
Zoo zat Marietje ook nu weer braaf en
stil te spelen met liaar pop ende plaatjes,
die de Zusters - haar hadden meegegeven.
Mooie plaatjes waren het, met heilige voor
stellingen er op, waarvan zij de bcteekenis
nog lang niet kon hegrijpen. Maar alles,
wat zij zelf niet begrijpen kon, moelit zij
altijd vragen, zei moeder steeds in gemoe
delijke goedheid, die niet wilde, dat baar
kind in eenig opzicht slechts van haar ver
vreemden zou of bij andereen zou moeten
hooien, wat zij haar zelf beter en mooier
had kunnen vertellen.
Matietjes aandacht werd plotseling sterk
getrokken door een plaatje, waarop acti heei
mooi meisje stond afgebeeld, gekleed in een
sneeuwwit kleed met sluiertje, dragend in
haar rechterhand een brandende kaars in
haar linker een nieuw kerkboekje, terwijl de
blonde krullen doorvlochten waren roet een
kransje witte bloemen.
Lang en innig bekeek Marietje het mooie
plaatje.™ zwijgenddenkend.
De 'zusters hadden op school gesproken
over een heel groot feest, dat komen ging.
een feest voor heel het leven, waarop de
brave meisje n.l. bruidjes zouden worden
van O. L. Heer, hetgeen gebeuren zou
op den dag harer eerste H. Communie, die
nog wel ver verwijderd was, maar toch
komen zou, voor elk kind van de klas, dat
braaf zou blijven en goed de lessen kende.
Zou dat nu?...
Marietje keek, en dachtplotseling
sprong ze op en huppelde naar moeder met
groote vraagoogen, open inond en het plaatje
in haar handen.
Mama, riep het zilveren stemmetje,
mama, wat is een bruidje?
Moeder keek haar meisje aan en greep
haar hij de mollige armpjes, terwijl Marietje
het blozend kopje op moeders schoot liet
rusten.
H i-;C
f
t,t Mi
UE BEKENDE DEEN8CHE AUTEUR ANDERSON is met een kleine boot een reis om de wereld begonnen; op onze foto
zien wij den sehTijver (rechts) aan de studie op h et dek
Mama. fcjn(i met aan_
drang. mama, wat is 'n bruidje, en zij
hield in haar handjes het onbegrepen plaatje
dat zij zoo mooi vond.
Een bruidje, lief kind, hernam moeder,
terwijl vader in stilte resds genoot van het
komende gesprek een bruidje is een
meisje, waarvan O. L. Heer heel veel houdt
Het was eventjes stil.
Moeder keek haar kind, het kind haar
moeder aan.
Houdt O. L. Heer ook van mij? onder
brak Marietje de stilte.
Heel veel, kindlief, natuurlijk.
Hoe weet u dat, liet de O-jarige zich
weder, uit
O. L. Heer houdt van alle kindertjes,
verklaarde moeder met zoete zekerheid in
haar stem.
Hoe weel mijn mama dat? drong de
kleine aan.
Moeder deed 'n schoon verhaal over den
vermoeiden Jesus en de vele moeders, die
met hare vele kindrt.jes tot Hem kwamen,
om Zijn Zegen te vragen en met Hem te
mogen spelen
Het kind zette groote oogen op en vroeg
toen plotseling'
Houdt O. L. Heer van 't eene kindje meer
dan van 't andere?
L. Heer houdt van alle kindertjes
hoél veel, luidde de poging tot oplossing
eener kindervraag.
Maar als O. L. Heer nu eens van 't
eene kindje ineer houdt, dan van 't andere,
wat doet O. L. Heer dan?
Moeder zweeg.
't Was stil
Mama, wat doet O. L. Heer dan? her
haalde Marietje niet klem en trappelend
met de voetjes deed zij een tweede vraag:
Heeft O. L. Heer ook '11 bruidje?
Moeder vertelde haar kind over het groote
geluk, dat haar wacht tg op den feestdag
waarover de Zusters spraken en over vele,
nog oudere meisjes, die later zelf ook Zuster
werden en bruid genoemd werden.
Het kind luisterde en toen moeder zweeg
zei Marietje vastberaden: Mama, ik wil
ook 'n bruidje werden van O. L. Heer.
Als je groot bent, ja, dat is goed.
Als ik groot bendat duurt nog zoo
lang, stamelde Marietje terug,
Ik wil eerder een bruidje zijn van
O- L. Heer.
We zullen bidden, kind,-suste haar
moeder, die haar hart sneller voelde slaan
dan anders
Vader stond op en gaf Marietje liet teeRen
voor haar avondgebed, dat zij samen met
baar moeke deed, geknield voor *t Lieve
Heers-beeldje
Moeder en Marietje baden en toen het uit
was, vroeg Marietje aan moeder, of 't nu
gauw zou zijn, dat zij bruidje werd..
's Nachts droomde Marietje van mooie
plaatjes
Vader en moeder waren het eerste uur wat
somber gestemd en durfden elkaar niet zeg
gen, wat zij vreesden-
Eer de groofe dag was aangebroken, was
Marietje reeds 'n bruidje van en bij O. L.
Heer, die gezegd heeft: Laat de kleinen
tot Mij komen!
De slimmeling.
Rechter in Zuid-Cgi'olina tot neger:
„Je bent aangeklaagd, Sam, dat je drie kip
pen en twee geiten liebt gestolen. Je zegt, dat
t' niet waar is.
Nu zeg eerlijk: ben je schuldig of onschul
dig?"
Sam: „Onschuldig".
Rechter: ^Als je een borgstelling kunt ge-
ven, zal ik je voerloopig op vrije voeten laten.
Heb je geld ©f geldswaarde?"
Sam: „Behalve die drie kippen en twee gei
ten bezit ik totaal niets".
In de zaal waar de lezing gehouden zal
worden, zijn alle plaatsen bezet. Ferdinand
IIol, een uiterst zenuwachtig jongmensch,
zit ongeduldig te wachten. Van een jongen
heer naast hem, waarschijnlijk een student,
heeft hij vernomen dat de lezing zeer interes
sant moet zijn, want men zal een ongewoon
iype te z;en krijgen, een man die zijn vrouw
en dochter vermoord heeft.
....Daar gaat een deur open en de krank
zinnige komt liet podium op, kijkt verlegen
naar de menschenmassa, knikt even onzeker
met 't hoofd...
Gaat u daar maar zitten, zegt de
dokter die de lezing zal houden en hij wijst
naar een stoel. Wel, hoe gaat het 'er nu mee
vandaag?
De krankzinnige zette zich neer, durfde
niet tegen de rugleuning te gaan zitten,
legde do handen op de knieën. Ferst ant
woordde hij met een doffe, langzame stem
als iemand die langen tijd achtereen luid
gesproken heeft en bijna te moe is om door
te praten. De aandachtige luisteraars ver
stonden „dat hij iets beter was', niet zoo'n
zware hoofdpijn meer had en dat het ge
heugen terugkwam".
Langzamerhand begon hij vlugger te spre
ken, vlotter, duidelijker ook. De gedachten
werden beter uitgedrukt, volgden elkaar lo
gischer op.
De professor, een der bekendste mannen
der Faculteit, moedigde hem aan, onder
vroeg hem zeer handig, gelijk een rechter
van instructie die den verdachte op het
terrein der misdaad wil brengen.
Al spoedig vroeg hij den man te vertellen
hoe „alles gegaan was".
Met eentonige, onbezielde stem en in onbe
weeglijke houding gaf hij rekenschap van
zijn leven vóór de misdaad. Gewaagde van
zijn angsten, slapeloozo nachten, zijn vrees
in 't duister, van de haat cn afgunst welke
hij hij de menschen opwekte omdat „zijn
zaak zoo vooruit ging". Hij beweerde zelfs
dat hij niet op straat kon komen zonder
nagewezen en uitgescholden te worden.
Ferdinand IIol meende te liooren uitgei-
drukt wyl hij needs lang in zijn binnenste
voelde. Naarmate de man op het podium
sprak, ging hij in hem een vriend die de
zelfde angsten meemaakte als hij, en ook
dezelfde bejegening zijner medemenschen
ondervond.
De krankzinnige was gekomen aan den
vooravond der misdaad. Terwijl hij dien dag
als altijd met ziin werk bezig was, werden
„d.e stemmen" steeds luider, steeds dringen
der. Ze beletlen hem zelfs door te werken.
Om aan hun invloed te ontkomen, had hij
den winkel moeten verlaten en hij had een
mes meegenomen om iedereen die hem be-
leedigen zou, don hals af te snijden. Op
straat was hij opnieuw het slachtoffer ge
worden van spottend gelach.
Wat er daarna gebeurde herinnerde hij
zich niet meer. Hij was niet in staat te zeg
den wat hij gedaan had vanaf drie uur in
den namiddag tot middernacht. Maar hij zag
zich opnieuw te bed naast zijn vrouw die
rustig sliep. Eensklaps was hij wakker ge
schrokken, door een stem die gebood: „Dood
.dood". Die stem was zoo geweldig, dat ze
de ruiten deed trillen en zeker buiten te
verstaan geweest was.
Hij was opgestaan en de stemmen hadden
gezwegen. Maar zoodra hij weer te bed lag
begonnen ze opnieuw. Ditmaal was 't de
stem van z'n schoonbroer (daar was hij nu
zeker van) die schreeuwde: „Dood... dood."
Onbeweeglijk luisterde hij, totdat zijn doch
tertje in de wieg -vas beginnen te schreien.
De moeder li-1 '1 toen licht gemaakt cn dat
licht bracht d-1 stemmen tot zwijgen.
Zelf had hij 't kind de zuigfleseh willen
geven en de moeder vond dat goed. Toen het
weer donker was 't in vertrek, sliepen ze alle
drie in, totdat krachtige stemmen hem op
nieuw wekten. Ze klonken van uit de muren,
bromden in den schoorsteen, spookten in
hoeken en gaten: „Dood... dood..."
Bij dat zonderlinge tumult had hij z'11
hoofd verloren...
Voorzichtig was hij 't bed uifgeslopen, had
het groote scherpe mes uit zijn zak ge-
liaald-
De krankzinnige wachtte even, keek den
geneesheer kalm aan en besloot met eenigs-
zins gedempte stem:
Zoo is 't ongeluk gebeurd.
Bedaard keek hij rond, wreef met de platte
banden over z'n knieën, alsof hij een on
schuldige geschiedenis verhaald had, welke
hij alleen als ooggetuige had meegemaakt.
Ferdinand Hol verloor den krankzinnige
geen oogenblik uit 't gezicht; naarmate deze
de beschrijving van het „ongeluk" naderde,
nam zijn angst schrikwekkend toe. Ook hij
meende stemmen te liooren e ven am man
daar, en hij wist maar al te gotu min
achtend en spottend de menschen hem be
jegenden.
Op een tecken van den dokter verliet de
krankzinnige de zaal.
Dames en heeren, de man dien u zoo
even gezien hebt., begon de professor.
Aanstonds richtte Hol zijn blik op den
spreker. Nog wist hij niet wat er gezegd zou
worden, maar hij was er reeds van over
tuigd dat de lezing tegen hem gericht zou
zijn. Alle woorden zouden dubbelzinnig zijn
en als evenzooveel pijlen op hem afgeschoten
worden. En inderdaad de dokter keek
hem aan, en duidelijk was 't hem aan te
zien vooral aan dien gebeimzinnigen trek
bij den linkschen mondhoek dat hij hem
uitdaagde alsof hij zei: „Luister, ik spreek
vporal voor u."
Zeker, de andere toehoorders zouden niets
bemerken; en voor zoover hij wist had hij
geen enkelen vijand in de zaal, maar als er
nu toch eens een tegenwoordig was, toeval
lig maar (hoewel er natuurlijk van toeval
geen sprake zou zijn, want „de anderen"
weten heel goed wat ze doen!)... wat een
schandaal zou dat dan niet voor hem worden.
Als de lezing nog niet begonnen was, zou
hij zeker weggegaan zijn. Maar de spreker
lette op hem, zou hem zeker aan de geheele
zaal bekend maken als hij zijn plaats mocht
verlaten. Dan zou hij hoonend lachen:
Ila, gaat u heen., natuurlijk omdat u
bang bent, lafaard.
En dat moest hij voorkomen; neen hij kon
zich niet voor een lafaard laten uitmaken.
De professor ging door met spreken. Nu
keek hij hem niet aan, maar Ferdinand wist
dat hij zoo met opzet handelde, want al zag
de dokter hem ook niet in de ooeen. toch
kende die groote geleerde en diepzinnige
menschcnkenner zijn gedachten. V001- hem,
Ferdinand Hol, beschreef hij zoo precies den
waanzin van den man die zijn vrouw en kind
gedood had. Want men wist dat Hol dezelfde
stemmen hoorde, ten prooi was aa.11 dezelfde
hallucinaties en nachtmerries, en wijl nu de
één krankzinnig was, wilde men bewijzen
dat de ander ook zijn verstand verloren
had- Steeds dezelfde gluiperige methode,
steeds die hardnekkige, rustelooze vervol
ging... Spanden dan alle menschen samen
tegen hem?
De professor sprak met een scherpe, snij
dende stem. En die stem prikkelde Ferdi
nand zeer. 't Scheen hem of ze van verre
klonk, van heel ver, en als 't gekrijsch van
een nachtuil in z'n ooren knarste. O wat
duidelijk hoorde hij daarin alle kwaadaar
dige, spotlustige accenten, welke den anderen
natuurlijk ontgingen. Er lag een fijne spot
cn nauwmerkbare I10011 in, die hij alleen
voelde. En wat las hij niet in de oogen van
den spreker? Daarin vonkten vooral afgunst
cn haat. O wat een oogen!
Och neen, de andere toehoorders die
cnnoozelen! waren zich geenszins bewust
van den hevigen strijd die er geleverd werd
tusschen hem en dien geleerde. Zijn dokter
had hem hierheen gebracht, van 't rustige
platteland gelokt naar doze stad waar hij in
handen viel van lieden die hem vijandig
waren en zijn ondergang beoogden. Maar
dat plan zou mislukken. Ferdinand Hol zou
zich verdedigen en reeds keek hij den profes
sor recht in de oogen om hem te trotseeren.
En zoo energiek was zijn blik, dat de be
roemde man zich genoodzaakt zag de oogen
neer te slaan of een andere richting uit te
kijken. Als je maar durft en niet bang bent!
Tien minuten lang kijkt Ferdinand met
trotsche blikken naar den heer op het po
dium. Deze schrijft onder 't spreken nu en
dan eenige woorden op een strookje papier.
Opeens wacht hij even, slaat rustig den blik
op en schijnt zich uitsluitend tot hem, Fer
dinand, te richten.
Wacht, nu za.l de groote slag geleverd
worden: nu zal de beslissende eindstrijd wor
den ingezet. De dokter veinsde zooeven zich
te vernederen en Ferdinand de overwinning
te laten, maar Hol voelt dat die nog niet
behaald is.
Intusschen ligt er bijna in ieder woord een
zinspeling (o, 't zijn, 't lijken heel gewone
woorden, tenminste voor de anderen, maar
als men ze doorschouwt, sta je versteld over
zulk een driesten moed, over zooveel boos
heid). En dan die toon, die stembuigingen;
alles getuigt van eigen waan en booze ver
metelheid. Die man verslagen? O neen, in
tegendeel trotsch overeind en hardnekkig
besloten niet onder te zullen doen!
De krankzinnige, zegt hij, denkt slechts
aan zich zelf, hoort niets dan de geheim
zinnige stem die hem beleedigt ?n uitdaagt.
Kijk, dat is wel juist gezegd! „De geheim
zinnige stem," En als hij goed luisterde in
zijn binnenste hoorde hij ze weer, ze werd
zelfs ieder oogenblik sterker en aanmatigen-
der, beheerschte hem weldra en drong door
tot het merg van zijn beenderen.
Ditmaal gaf hij den strijd op. Van buiten
en van binnen besprongen, maakte de moede
loosheid zich van hem meester... Hij was
overwonnen.
Het gebrom werd steeds luider, 't suisde
in zijn ooren, het plafond bewoog, de vloer
schudde als bewogen door een geweldigen
wind; hij sidderde, ten prooi aan rillingen
die door z'n beenen schoten, naar z'n rug
stegen en tot in zijn hoofd trilden. Nu zou
men hem aanwijzen, hem opsluiten als een
krankzinnige...
Vaster drukte hij den knop van z'n wan
delstok, want dat was het eenige wapen
om zich te verdedigen tegen de menigte,
togen degenen die hem gevangen zouden
nemen.
Plots een itumnlt... de lezing was geëin
digd, iedereen stond op.
Ferdinand bleef nog 'n oogenblik zitten,
wachtte het oogenblik af dat men zich van
hem meester zou maken.
Opeens zag hij helder in wat hem te doen
stond: de professor keek niet meer naar hem
praatte met een anderen heer, natuurlijk
over hem, hoe ze hem 't beste zouden vatten
Maar nu was ook liet oogenblik gunstig om
te vluchten.
Met een paar sprongen was liij bij de deur,
snelde de gang in. Over enkele seconden zou
hij buiten zijn, buiten!
Hij zette het op een loopen, week uit naar
een stille d warsgang, totdat opeens 'n stem
hem toeriep:
Hé daar! Waar gaat u heen?
Hij had zich vergist, moest op zijn passen
terugkeeren, naar den uitgang vragen en
iedere seconde die hij daardoor verloor,
scheen hem 'o eeuwigheid. Eindelijk zag hij
de loge van den portier, 'n Oogenblik bleef
hij staan, stormde dan plots naar buiten!
Hij was op straat, dus vrij, vrij!
Op dat moment scheen het hem of er
iets geweldig zwaars op zijn nek viel en er
iets barstte in zijn hersenen. Even bleef hij
staan, voelde aan zijn voorhoofd dat hij met
Moed bedekt meende.
Twee werklieden die voorbij kwamen
keken heb verwonderd aan en zonder dat
zij den mond openden hoorde hij hen duide
lijk zeggen:
't Is 'n krankzinnige!
Als hij dat maar eens deed.
„Wij kunnen niet allen menschen zijn, noch
worden als Troelstra. Maar wij kunnen ons
oprichten aan zijn zielegrootheid
A. B. KLEEREKOPEJ'.
Wat kan gebeuren.
„Wel, hoe bevalt het huwelijk?"
Vrouw van een jongen schilder: „O het is
zeer interessant. Ik kook, en Alfred schildert,
ec daarna raden wij beurtelings, wat we beide
gemaakt hebben".
Twenmnggg Strrrmmm.
Wat? Dit? Wel, dat is een ukulele, na
tuurlijk!
Strmmmm
Wat? G a ik er op spelen, heusch? Val
om! Ik ben aan het spelen!
Wat? Wel, misschien ben ik er nog
geen meester op...., maar ik beb 'm ook
pas gekocht.
Twennnggg Strmmm.
Hè? waarvóór? Wel, van alle idiote
vragen....! Om te spelen, natuurlijk'.. Mop
pen en zoo, als we pick-nicken, of lol ma
ken aan het strand..
Wees nu alsjeblieft eens een oogenblikje
stil
Strrrmmm.
By the silvery sea, someone waits for...
Stik! Dat is een verkeerd accoord.
Wat? Zoo, klinkt het met erg muzikaal
Wacht maar eens....
Twennnggg.
My hula hula maidtjom-pom-pom..
waiting there....
Wat bedoel je? Is het me in 't hoofd
geslagen?
Rom-pom-pom...
Ja, lach maar! Laat je keverachtige
stommiteit maar zien!
r— Rom-pom-pom.
Zoo! Kan lk het niet!? Wacht maar
tot ik de slag eenmaal te pakken heb....!
Wat?Nee, misschien, ik raakte de
goede snaar nieit, of zooiets
Pom-pom-pom.
Ja, lach maar voor mijn part! Je zal
wel anders piepen, ais ik Handel's Largo en
dat soort dingen kan spelen!
Wat? Natuurlijk zal ik daten ope
rettes ook, denk ik.
Hè? Niet op een ukulele, zeg je?! Nou,
in ieder geval zal ik „There is a rainbow
round my shoulder spelen, of zooiets.
Strrrmmm tom-pom.
Als je nnadien vervloekten poedel van
je niet stil kan houden zal ik 'm de deur
uittrappen! Versta je!? Hoe kan ik me nu
in 's hemels naam oefenen, als dat kreng
zit te huilen en oen spektakel maakit als
Wat? Ja! En hij zal overwegen, hoe
wreed die menschen voor die arme, stomme
dieren zijn, als hij m'n sohoen tegen zijn
miserabeleen kop krijgt, laat ik je dat ver
tellen!
Waar was ik ook weer? O. ja..,
Strrran mm-tom-tom.
Oh, oh, oh, I want my hula queen...™
tom-pom-pom.... Blue I guess I'm feelinc
mighty blue-oe-oetom-trom.
Wat? Wel, moeten zoo niet alle kunste
naars beginnen?
Wat bedoel je? Waarom ik niet ophoud
Dit is die mop, je weet wel: „I'm feeling
mighty Blue
Wat? Zoo! Klinkt het niet goed?
Klinkt het niet?
Wat? Hmehik vergat... Ja, ik
denk, dat ie bijgesteimd moet worden, denk'
ikJa, natuurlijk. Laat me eens kijken
eh
Pinnnggg Ponnmggg!
Dat gaat beter, niet? Nou, luister eens.
Dit wordt goed
Strrrmmm rom-pom (precies, daar zat
'm de kneep)
Whererom-pom.... the starlit palms
are always swaying... ram
Kijk eens hier! Laat voor den duivel
dat mormel zijn bakkes houden! Is het won
der, dat iemand niet kan spelen, met een
huilenden hond en een idioot, die sarcas
tische opmerkingen zit te debiteenen!?!?
Strrrmmm-tom-rom
Hm, hoor je wel? Het klinkt.™ Die vent
in den winkel zal me toch geen prul in m'n
handen gestopt hebben?Ik bedoel,het
schijnt me...
Rom-pom-plonk-ONK!
Daar heb je het al! Daar laat je me
een paar snaren springen! Ik...
Ja! ja!! Het is al goed, het is al lang
goeds!! Dat snert ding speelde heelemaal
niet, zooals het hoorde
Wat?! O, geef hem voor mijn part mee
aan den vuilnisman! Ik zal er mijn koste-
lijken tijd niet langer aan verknoeien....
Wat dk er aan héb! Waarom ik dat
doe!? Niemand hier weet goede, liefelijke
muziek naar behooren te waardeeren! Vol
gens mijn mëening ....Oooooü Verar....!!
Bennnnnggggg
„PAGES GAIRS
„Ja, ik voor mij prefereer sfeenen pijpen
boven houten".
„Waarom
„Wanneer ik er een laat vallen, behoef ik
ze niet op te rapen".