Kunnen de menschen niet hoofsch meer zijn Wegenbelasting en Gemeentewegen CHARLES PEGUY V DINSDAG 24 JUNI 1930 HET NIEUWE WELLEVENDHEIDSBOEK VERKEERSPROPAGANDA AMERIKA IN PRAEADVIEZEN VOOR HET CONGRES DER VEREEN. VAN NED. GEMEENTEN Öte li; DE GESNEUVELDE PELGRIM „Lieve vriendin, ik vertrek als soldaat van de Republiek voor de algemeene ontwapening en de laatste der oorlogen" Ban bericht uit Frankrijk meldde dat giste ren, 22 Juni, het monument zou worden ont huld, dat de stad Orléans heeft opgericht voor den in den oorlog gevallen schrijver en dichter Charles Péguy. Gisteren heeft dus Frankrijk dezen nobclen strijder herdacht, die de geeste lijke leidsman geweest is van 'n groot en van 'n superieur deel van de Fransche jeugd, waarvan hij zoo ontzaglijk veel heeft verwacht. Gisteren zijn er fragmenten gezegd uit zijn eindelooze verzenboeken, die wel haast niemand anders dan uit fragmenten kent. Als we aan réguy denken, zien we hem In onze gedachten te voet en eenzaam pelgrimee ren naar Chartres om aan Onze Lieve Vrouw genezing te vragen voor zijn ziek kind. Die tocht symboliseert zijn levensreis. De Tharaud's hebben hst verhaal aldus ongeveer opgetee- kend: Toen Péguy zijn groote gedichten geschreven had van religieuse inspiratie, liep hij daar mee feitelijk op zijn overtuiging vooruit. Aan zijn vriend Lotte bekend hij, dat hij van het geen hij schreef niets gepractiseerd had. Maar op een goeden dag, zou Péguy bemer ken, dat die geestesgymnastiek tusschen hemel en aarde, zeer merkwaardig op hem had inge werkt. Een van zijn zonen leed dat jaar aan typheuse koortsen en nauwelijks genezen, kreeg het kind diphteritis. Péguy leefde in een ver- schrikkelijken angst. Hij had in zijn „Porche du mystêre de la deuxième vertu" geschreven over een houthakker uit Lotharingen, die bid dend zijn zieke kinderen in de armen van Onze Lieve Vrouw had gelegd. Waarom zou hij zelf dat niet doen De gedachte tot Maria zijn toevlucht te nemen hield hem al langer bezig. Toen de zuster van Maritain, die ernstig onge rust was over de geestelijke toekomst van des dichters ongedoopte kinderen, hem eens op den man af vroeg: „Wat zoudt ge doen als er een ernstig ziek werd had hij geantwoord: „Ik zou te voet naar Chartres gaan om 't kind aan Onze Lieve Vrouw toe te vertrouwen". „Ja, vervolgde hij, mijn lijden is daarboven be kend, men weet dat ik van goeden wil ben, een man uit het ras der kruisvaarders en der oude pelgrims uit de Middeleeuwen". Hij kwam uit de Beauce. Chartres was zijn kathedraal. Te voet trok hij erheen. Hij legde in drie dagen de tachtig kilometers af die het winkeltje waar hij zijn „Cahiers de la Quin- zaine" verkocht scheidden van het heiligdom van Onze Lieve Vrouw. Hij deelde den marsch in en hield de militaire rusten als een goed reserve-officier. Hij stond stil bij de kruisbeel den aan de splitsing der wegen om een paar Wees-gegroeten te bidden (wat het regiment niet deed). Hij was op Donderdag vertrokken. Zaterdag in der. namiddag uriu'jkte' hij aan den hori zon op een afstand van nog zeventien kilome ter de hooge spits van de kathedraal. Dc avond was reeds gevallen toen hij in Chartres aankwam. Hoeveel jaren, hoeveel eeuwen mis schien was het geleden, dat de oude kathedraal op haar vloer zulk een pelgrim ontvangen had, bestoven, met gewonde voeten, verstijfd van de vermoeienis van zooveel kilometers, die hij had geloopen om hier zijn gebed te doen En dat gebed, het was het gebed van den hout hakker. Het zieke kind werd beter. Natuurlijk zei Péguy. Maar er was iets dat hij nooit geweten heeft. Mevrouw Péguy had toen zij hoorde van den pelgrimstocht naar Chartres en haar pa tientje genezen zag? besloten het kind te doo- pen. Zij schreef aan Péguy haar in Denneville ts komen opzoeken, zonder hem iets mede te deelen van haar plan, waarover zij met hem spreken wilde. Péguy kwam niet en zijn vrouw leed er onder. Zij dacht dat hij had moeten begrijpen wat haar voornemens waren. Later zeide zij hem, dat wanneer de toestand van het kind ernstiger geworden was, zij een priester had laten komen. Hij zei enkel, dat het goed was. Dertien jaar later kreeg de vroegere aalmoe zenier van het college Sainte Barbe, de beken de Mgr. Batiffol in dezelfde kamer waar Pé guy hem eens had medegedeeld dat hij alleen burgerlijk zou trouwen, het bezoek van den knaap voor wien de dichter eenmaal naar Chartres pelgrimeerde. Het was nu een jon ge man vergezld van zijn zuster. Zij vroe gen allebei om gedoopt te worden. En eenige dagen later bracht mevrouw Péguy zelve bij Mgr. Batiffol het jongste zoon tje van den dichter, na diens dood ge- horen. Zij werden alle drie tezamen in de Notre Dame gedoopt. Natuurlijk zou Péguy ge zegd hebben. Met wat een ontzaglijk geloof is Péguy den oorlog inges-sAn Hij heeft er van alles van verwacht vo»f zijn volk en voor de mensch- heid. Hij zei tegen zijn vriendin Mme Favre, dat hij als soldaat vertrok naar den laatsten der oorlogen. Hij dacht zich een verjongd en ge zuiverd vaderland dat uit den baaierd ver rijzen zou. Maar bij de onthulling van het monument te Orléans zijn er geen „Cahiers de la Quinzalne" meer, die over twaalf jaar vrede rechten. HORT BY, DE HONGAARSCHE RIJKS REGENT, met zijn zoon en een adjudant in den tuin van het vroegere paleis der Habsburgers te Boedapest, waar Horthy thans woont Péguy's kinderen zijn den drempel overge gaan, waarvoor hij zelf is blijven aarzelen. De navorschingen van Mgr. Batiffol bij een strijd makker van de eerste oorlogsmaanden, een Capucijner broedpr, dien Péguy zijn „ka pelaan" noemde, hebben geen nieuw licht gebracht over z\n religieuse practijk Wel schijnt hij eens de mis te hebben bij gewoond, voor het sjerst na de tien jaren die er verloopen waren sedert zijn bekentenis aan Lotte, dat hij weer katholiek geworden was. Hij ging niet naar de kerk en ontving geen sacra menten. Hij pelgrimeerde en had. Quand nous aurons joué nos derniers personnages^ Quand nous aurons posé la cape et le manteau, Quand nous aurons jeté le masque et le couteau, Veuillez vous rappeler nos longs pélerinages. Quand nous retournerons en cette froide terre, Ainsl qu'il fut prescit pour le premier Adam, Reine de Saint-Chéron, Saint Arnould et Dourdan, Veuillez vous rappeler ce chemin solitaire. Quand on nous aura mis dans une étroite fosse, Quand on aura sur nous dit l'absoutc et la messe, Veuillez vous rappeler. reine de la promesse, Le long cheminement que nous faisons en Beauce. Quand nous aurons quitté ce sac et cette corde, Quand nous aurons tremblé nos derniers tremblements, Quand nous aurons rtUé nos derniers rSlements, Veuillez vous rappeler votre miséricorde. Nous ne demandons rien, refuge du pécheur. Que la dernière place en votre Purgatoire, Pour pleurer longuement notre tragique histoire, Et contempler de loin votre jeune splendeur. Zöö heeft Péguy gebeden en zoo is over hem de stilte gevallen van den dood. BEEBE DUIKT TOT 250 M. DIEPTE De bekende Amerikaansche natuurvorscher William Beebe heeft volgens een bericht uit New York tot een diepte van 250 meter ge doken, hetgeen een recordprestatie is. Beebe- die zicli vooral naam heeft gemaakt door zijn diepzee-onderzoekingen met het jacht „Arctu- rus", is een ervaren duiker. VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE ACCOUNTANTS. De Vereeniging van Nederlandsche Accoun tants hield op 21 dezer haar jaarlijksche alge meene vergadering te Haarlem. In deze vergadering werd tot lid der ver eeniging benoemd mr. J. H. Leenen, accountant te Nijmegen. De aftredende bestuursleden werden met al gemeene stemmen herkozen. De vergadering werd besloten met een ge meenschapelijken maaltijd. Li- V?' -LA- ZAKELIJKHEID VAN VELE OMGANGSVORMEN Men kan het stalen meubel toch bezwaarlijk aanzien voor een meubel met gedraaide, ge kromde, bewingerde en gerozenblaardc pco'.en a la een van de Louis, en erbij zijn hoed met vederbos, in casu 'n alpinetmutsje zwierven en zwaaien en een reusachtige solsleutel doen be schrijven tusschen vier naakte bewaterverfde wanden, als hingen er aan de muren gobelins met harders en harderinnen en schilderijen, waarop kanten kragen en pofmouwen. Men kan In de kubusruimte van een gescho ren huis, onder 'n bloote lichtbol toch geen polypachtige menuet-figuur maken om de vin gerspitsen aan het verre eind van 'n onge- mouwde damesarm aan zijn lippen te brengen. konjeme ook ZECtöErt ,hoe la/kt HST li? Daar js DE klOK Wanneer In het musicale hoekje van de woonkamer een saxofoon op de trommel ligt, als weleer een viool op het spinet, dan kan dat toch niet Inspireeren tot een complimen teuze toespraak, die luidt als 'n bergerette. Dolly is toch geen Dulcinea, en 'n Amilcar geen schimmel of telganger. Daarom: „Héla!" zegt de jonge man goedbedoeld, als 'n kortzichtige, oudere dame struikelt en bijna valt over zijn rugzak, die hij afgeworpen en ergens midden in het restaurant gesmeten heeft. „Hela!" en rustig wendt hij zich weer tot zijn gezelschap, 'n Klein intermezzo. Er is niets ergs gepasseerd. Wie zou zich daarover dik maken. „Wat zou dat! Wij zijn met drieën en die daar is alleen", meenen drie vroolijk gearmde meisjes, die het voetpad geheel in beslag ne men, en er absoluut niet aan denken, dat de eenling aanvankelijk in de waan verkeerde, ook aanspraak op den weg te mogen doen gelden. Hij heeft evenwel zijn leven op den rijwege in de waagschaal gesteld. „Zitten blijven! Jouw plaats heb Ik evengoed betaald!" bevalt mama fluisterend aan haar spruit, als deze nog voorkomend in de volle autobus plaats wil maken voor 'n bejaarde dame of 'n stokoud man. Waarom moet hrra- kind juist de ongemakkelijkheid van het han gen aan de lus onderstaan? En wanneer de argelooze wandelaar plotse ling met 'n karikaturalen sprong op het trot toir springt, in de overtuiging, dat hij anders ondei een voorbijsuisenden auto terecht was gekomen, schreeuwt de chauffeur beleedigd in plaats van een verontschuldiging: „Ik kan toch zeker sturen". Als 'n oude wandelaar ln langzaam tempo zijn middagwandelingetje in het plantsoen maakt en door een kinderwagen achter in z'n knieën wordt aangereden, meent de bestuurster van dit vehikel: „U hebt niet opgelet". Het excuus van den schuldige dat hij geen oogen op zijn rug heeft, zou van verregaande senili teit getuigen. Aan de verzekering, dat men op den huldi gen dag op straat, in de tram, in den trein en In heel het gezelschapsleven dozijnen van zulke voorbeelden kan ontmoeten en beleven, zouden wij een vrome preek kunnen vast bin den onder de vraag of de menschen, niet hoofsch meer zijn of niet meer kunnen zijn. Misschien Is het laatste wel het geval, want de zakelijkheid van veel der omgangsvormen heeft wel tevens tot de onzakelijkheid, zake- loo3heid en zinloosheid gevoerd. Vroeger was de handdruk een belangrijk ge beuren, een bekrachtiging, een vriendschaps bewijs en een eerbewijs. De oudere reikte den jongere de hand, en deze wachtte beschei den, tot dat gebeurde. Het ware ongepast, wanneer de heer aan de dame de hand reikte. Kinderen leerden gedul dig zijn tot de groote menschen de hand uit staken en dan klonk het: „geef 'n handje, 't goeie handje!" Nu steekt ledereen de hand uit, oud, jong, dame, heer, in alle omstandigheden, en bij alle gelegenheden, ook al heeft men belde armen vol met vijf en veertig boodschappenpakjes. Het nieuwe wellevendheidsboek hoeft geen drie deelen dik te wezen. Het hoofdstuk: „Hoe heeft men zich te gedragen bij verloving en huwelijk", is immers ook al lang door de nuch terheid van blank papier verdrongen. Het tien-jarig bestaan der Ncderlandsch- Amerikaansche K. v. K. TE CHANTILLY TT AT) DE ONTHULLING PL AATS van een, standbeeld van maarschalk Joffre, waarhij hij zelf tegenwoordig wasj op onze foto zien wij den maarschalk; op weg t naar de plechtigheidj rechte jan he m Maginot» links maarschalk Béton VEEL EN VOORTREFFELIJK WERK VERRICHT De Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van Koophandel bestaat tien jaar. Dit jubileum heeft zij gisteren in het Carlton-hotel te Am sterdam gevierd. Deze gelegenheid heeft het bestuur tevens te baat genomen om een aan tal persvertegenwoordigers het een en ander te vertellen over een der belangrijkste insti tuten der K. v. K.,'de commissie voor verkeers- propaganda in Amerika. De voorzitter, de heer C. M. T. baron Krayenhoff heeft het werk dezer commissie beknopt en helder uiteengezet. D9 Nederlandsche commissie voor verkeers- propaganda is nog jong. Vier jaar geleden werd zij pas opgericht. Ondanks dezen betrek kelijk korten tijd echter, heeft zij reeds veel en voortreffelijk werk verricht. Het is een weinig vleiend, maar aan iedereen bekend feit, dat een Amerikaan niet zoo bijster veel van Holland afweet. Amerikanen, die Europa aandoen, kunnen aan Holland, precies uitgerekend niet meer dan twee en een halven dag besteden. Heel dikwijls echter schieten ook die er niet eens op over. Het bestuur van de Nederlandsche Ameri kaansche Kamer voor Koophandel begreep dus, dat er op het gebied van de propaganda voor Nederland heel wat te doen viel. Gelukkig be grepen groote instellingen in ons land dat ook. Zoo werden de handen in elkaar geslagen en was het mogelijk, dat de commissie voor ver- keerspropaganda aan het werk kon tijgen. Vooraan gingen de A.N.V.V. en de Neder landsche Spoorwegen. De eerste verstrekte gra tis drukwerk en een subsidie van 40.000 dollar per jaar, de tweede stelde een harer ambte naren ter beschikking, den heer G. H. Ravelli, teneinde de vertegenwoordiging der commissie in New York op zich te nemen. Bovendien stellen de Nederlandsche Spoor wegen zich garant voor de huur van het kan toor der oommissie in Chryslerbuilding te New YaflS. Samenwerking: hierop hoofdzakelijk steunt de commissie bij het uitoefenen van haar taak. Subsidie of steun in anderen vorm ontvangt zij van talrijke Kamers van Koophandel, van scheepvaartmaatschappijen, van de K. L. M., van het Gemeentebestuur van Amsterdam. Zoo doende wordt het den heer Ravelli mogelijk gemaakt in Amerika te werken, zij het dan nog altijd op bescheiden schaal. Een klein land als Holland kan immers onmogelijk zooveel aan de verkeerspropaganda besteden als groote landen. Maar met do middelen die hem ten dienste staan, heeft de heer Ravelli in Amerika heel wat weten te bereiken. De Amerikaansche spoorwegen zijn hem bij z'n werk ook zeer be hulpzaam. In Amerika hebben de banken haar eigen reisbureaux. Deze bureaux geven bladen uit en de heer Ravelli zorgt er voor, dat ln deze bla den ln eenige pagina's samengevat is te lezen, hoe een Amerikaan het best en het goedkoopst in Holland reist. Onaangenaam zijn dikwijls de moeilijkheden, die zich hij de verkeerspropaganda voordoen. Daar zijn b.v. de films over Holland. De bio scooptheaters hebben er geen enkel bezwaar tegen deze films te vertoonen, maarer moeten boereu met pofbroeken en klompen in voorkomen, anders wil het publiek ze niet. Wij in Holland kunnen ons nu gemakkelijk ergeren over de reclame, die er telkens weer gemaakt wordt voor Holland op klompen. Maar de propagandisten hebben zich te storen aan de mentaliteit van een publiek, dat pofbroeken, klompen en gouden hoofdkappen tot een Hol- landsch embleem gemaakt heeft en dat a priori om geen andere reden Holland wil bewon deren. Deze moeilijkheden vergen tact. Want na tuurlijk wil de commissie niets liever, dan de Amerikanen aan bet verstand brengen, dat Holland nog om iet3 anders belangwekkend is. Maar om hen te vangen moeten de pofbroeken nu eenmaal als lokaas worden gebruikt. Verder moeten wij maar vertrouwen hebben in de menschkundige wijze, waarop baron Krayen hoff en z'n medewerkers de Amerikanen be handelen. Andere moeilijkheden, die de commissie het hoofd moet bieden zijn van flnancleelen aard. Haar begrooting van 14000 dollar levert een tekort op van 4000 dollar. Maar hierdoor laat de commissie zich niet uit het veld slaan. Een oogenblik dreigde het gevaar zelfs, dat zij haar vertegenwoordiger in New York niet zou kun nen handhaven. Maar door het zich garantstel len der Nederlandsche Spoorwegen is ook dit gevaar overwonnen. Voor drie jaar marcheert de zaak weer. Op een kleine tentoonstelling, die in de lounge van het Carltonhotel was ingericht, toonde de commissie het propaganda-materiaal, waarmee zij Amerika bewerkt. In Augustus zal de heer J. Chabot, secretaris der commissie voor drie maanden naar Ameri ka vertrekken om door persoonlijke kennis making met Amerikaansche verkeersinstellin- gen de banden tusschen Nederland en Amerika nog te versterken. Gisterenmiddag recipieerde het bestuur der Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van Koop handel ter gelegenheid van het tienjarig be staan. Ter begroeting van de gasten waren aan wezig mr. W. Westerman, voorzitter, mr. von Baumbauer, gedelegeerd bestuurslid, mr. P. J. Lijberse en jhr. P. J. Six, secrtarissen. On der de gasten, waaronder zich talrijke ver tegenwoordigers van handel- en verkeerswezen bevonden, merkten wij ook op Z.Excellentie Gerrit J. Diekema, gezant der Vereenigde Sta ten van Amerika. Wethouder J. Douwes Jr., vertegenwoordigende het gemeentebestuur van Amsterdam. DE BAAN VAN DE „TRANSNEP- TUNISCHE PLANEET Nadat de eerste waarnemingen der trans- neptunische" planeet waren geschied, heeft men al spoedig getracht daaruit de tman van dit hemellichaam af te lelden. Maar weldra bleek, dat de sedert de ontdekking afgelegde weg nog veel te kort was, om daaruit vorm en afmetingen der haan met eenige zekerheid te bepalen. Zoo zou, volgens een eerste bereke ning van Shapley, de baan zoo uitgerekt zijn, dat de afstanden tot de zon varieeren zouden tusschen 19 en 414 astronomische eenheden (een astr. eenh. afstand aarde tot zon is 150 millioen kilometer), terwijl de omloopstijd 3200 jaren zou bedragen! Oudere plaatsbepalingen waren dus zeer ge- wenscht; en het gelukte werkelijk den astro noom Delporte van de Sterrewacht te Ukkel (bij Brussel) de planeet als een sterretje der 15de grootte terug te vinden op een hemelfoto van 27 Januari 1927. Met behulp daarvan kon G. Silva, astronoom te Padua, een wat meer be trouwbare baan afleiden. Volgens zijn bereke ning zou de halve groote as 41.5 astron. een heden bedragen, waaruit een omloopstijd van 237 jaren volgt. Daar echter de excentriciteit der baan ongeveer 1/3 bedraagt, zou de afstand van de zon varieeren tusschen ongeveer 8 mil liard kilometer in het aphelium en 4 milliard kilometer in 't perihelium. En daar de afstand van Neptunus tot de zon milliard kilometer is, zou dus de nieuwe planeet in de buurt van zijn perihelium ophouden „trans"-neptunisch te zijn. Opvallend blijft de groote helling (17 gr.) der haan ten opzichte van de aardbaan, die ook door Silva bevestigd wordit. Pluto blijft voor- loopig nog een raadselachtig wezen. Dr. S. Onbevredigende regeling der subsi- dieering voor gemeentewegen, die van intercummunaal belang zyn Op het Congres der Vereeniging van Neder landsche Gemeenten, dat op 4 Juli 1930 te Zwolle zal worden gehouden, komt in bespre king het volgende vraagpunt: Is ten aanzien van de subsidieering voor ver betering en onderhoud van gemeentewegen, welke van intercommunaal belang mogen wor den geacht, de regeling welke praktijk is ge worden onder de werking van de Wegenbelas tingwet, voor de gemeenten bevredigend, mede wat betreft de hoegrootheid van 't subsidie voor die wegen, welke gebracht zijn op 't Rijkswegen plan of op het provinciaal Wegenplan, en wat betreft de mate, Waarin wegen op deze plan nen zijn gebracht Zoo niet, op welke wijze moeten dan de las ten worden bestreden van verbetering en onder houd van gemeentewegen, welke nu, of in de naast toekomst, van belang geacht mogen wor den voor het intercommunaal verkeer Praeadviezen over dit onderwerp zijn uitge bracht door mr. P. J. M. Kallen, referendaris ter gemeente-secretarie van Maastricht en mr. R, H. baron de Vos van Steenwijk, Griffier der Tweede Kamer,te 's Gravenhage, en opgeno men in de jongste aflevering van het „Gemeen tebestuur". Praeadvies mr. Kallen M. P. Kallen komt na een uitvoerig betoog tot de volgende concensies 1. Waar de gemeenten krachtens hare taak niet in de eerste plaats zijn aangewezen om hare zorgen uit te strekken tot het doorgaande snelverkeer, is het redelijk en billijk en, uit een oogpunt van financieele verhouding, recht vaardig, dat alle kosten, welke de gemeenten moeten maken om de op het Rijkswegenplan of de provinciale wegenplannen voorkomende ge meentewegen in kwaliteit en kwantiteit aan de daarvan in die plannen gegeven omschrij ving aan te passen en om ze daarna op dat peil te houden, direct of indirect uit het Wegen fonds aan de gemeente worden vergoed. 2. Voor zoover een gemeenteweg krachtens zijne situatie of anderszins in aanmerking komt om te fungeeren als een der draden van het wegennet voor het doorgaand verkeer, worde deze gemeenteweg, naar gelang van het belang zijner functie in het doorgaande verkeer, ge plaatst op het Rijks- of een provinciaal wegen plan. 3. Mitsdien plaatse het Rijk ook die traver sen door de groote en grootere gemeenten, wel ke op het Rijkswegenplan voorkomende wegen verbinden, op 't Rijkswegenplan en de provin cie de zoodanige, welke wegen van het provin ciaal wegenplan of wegen van beide plannen verbinden, op bet provinciaal wegenplan. 4. Aangezien de traversen, voor zoover zij op het Rijkswegenplan voorkomen, uiteTaarcl niet in aanmerking kunnen komen om door het Rijk in beheer en onderhoud te worden overgenomen, is het redelijk en billijk, dat het Rijk ten aanzien van die traversen uitkeerin gen uit het Wegenfonds aan de gemeenten doet in passende verhouding tot de rol, welke deze traversen in het net der doorgaande verkeers wegen vervullen. 5. Het Rijk herzie het in art. 32 sub. 2o der wet genoemde percentage der uitkeeringen aan de provincies (ten behoeve der op de provinciale wegenlijsten voorkomende wegen) in dien zin, dat het percentage van de opbrengst van wegen belasting en van rijwielbelasting, dat aan de we gen van deze lijsten ten goede komt, meer in vang en de belangrijkheid van deze wegen. 6. Iedere gemeente, die in beheer en onder houd heeft wegen, welke voorkomen op het passende verhouding kome te staan tot den om- Rijks- of provinciaal wegenplan, richte een „Planwegen-fonds" op, welks inkomsten be staan uit een jaarlijksche dotatie van de ge meente als bijdrage in de gewone normale on derhoudskosten, de uitkeeringen uit het provin ciaal wegenfonds, eventueels uitkeeringen ex art. 32 sub 3o. der wet en voorschotten van do gemeente. Uit dit fonds betale de gemeente de ver hoogde onderhoudskosten en verbeteringskosten der planwegen, met dien verstande, dat de kos ten van verbetering der wegen tot moderne verkeerswegen overeenkomstig de wegenplan nen, zoo noodig worden verdeeld over een tijd vak van b. v. 15 h 20 jaTen, en dat de uitkeerin gen ex art. 32 sub 3o. der wet uitsluitend ten goede komen aan de betreffende, op bet Rijks wegenplan voorkomende gemeentewegen. 7. De provinciale verdeelingsverordening cx art. 3S lid 1 der wet sta eene financiering der gemeentelijke planwegen als voren bedoeld niet in den weg en openen de mogelijkheid om de verbeteringskosten van gemeentewegen uit het provinciaal wegenfonds of wel in eens in den vorm van het geheele benoodigde kapitaal of wel ln jaarlijksche termijnen (in den vorm van annuïteiten van een door de gemeente te ver strekken voorschotleening van b.v. 15 h 20 jaren) aan de gemeen beschikbaar te stellen. 8. Iedere provincie richtte een provinciaal wegenfonds in, hetwelk zoodanige uitkeeringen krflge uit het Rijkswegenfonds, dat het moge» lijk worde en biijve de verbetering van de wegen van het Rijkswegenplan en de provinciale we genplannen tot stand te brengen binnen bekwa men termijn, zonder dat ter zake speciale offers worden gevraagd van den Rijks-, provincialen- en gemeentelijken belastingbetaler, hetgeen dus hierop neerkomt, dat de verbeteringswerken worden gefinancieerd uit voorschotten, waarvan renten en aflossing jaarlijks uitsluitend ten laste van de wegenfondsen en dus van den we genbelastingbetaler komen. 9. Het Rijk neme de in Staat B van het Rijks wegenplan voorkomende gemeentewegen ten spoedigste in beheer en eigendom bij het Rijk over, opdat dezelve door het Rijk aan de om schrijving van dat plan in kwaliteit en kwanti teit kunnen worden aangepast. 10. Tenzij alle op het Rijkswegenplan of de provinciale wegenplannen voorkomende ge meentewegen door Rijk en provincie onmiddel lijk in beheer en onderhoud mochten worden overgenomen, worde aan de gemeente meer medezeggenschap gegeven, althans met de ge meente meer overleg gepleegd ten aanzien van de al of niet op die plannen te brengen ge meentewegen. Praeadvies-De Vos van Steenwijk Mr. R. K. baron de Vos van Steenwijk zet uit een dat de werking van de Wegenbelasting wet voor de gemeentelijke wegen niet bevredi gend is, dootdat 't bedrag aan subsidie, dat aan de gemeente uit het Wegenfonds toevalt, verhoudingsgewijs te gering is. Als lichtpunt kan worden gewezen op de steeds stijgende op brengst van de wegenbelasting. In deze stij ging deelen de gemeenten mede door de auto matische stijging van 't aandeel der provinciën waaruit zij, ingevolge art. 38 der Wegenbe lastingwet, voor de daarvoor in aanmerking komende wegen een uitkeering ontvangen. Het bezwaar is echter, dat het aandeel der provin ciën In de opbrengst te gering is en daarom zal een beteekende verbetering voor de gemeen ten slechts kunnen worden verkregen, wanneer hieTin verandering wordt gebracht, hoofdzake lijk door het vervallen van de percentages, ge noemd in art. 32, sub 2o., der Wegenbelasting- wet. Zoolang dit niet geschiedt, kan ook het brengen van meer gemeentewegen op het pro-, vlnciaal wegenplan geen verbetering brengen, omdat het eenige gevolg daarvan is, dat de toch reeds beperkte uitkeering over meer we gen wordt verdeeld, of, indien geen evenredige verdeeling plaats heeft, een grooter aantal we gen van het provinciaal wegenplan, dan thans reeds het geval is, op de uitvoering van verbe teringsplannen moet wachten. Met het oog op de overneming door het Rijk van de op het Rijkswegenplan geplaatste gemeentewegen, zal een wijziging van art. 1 der Waterstaatswet 1900, als is aangegeven in hoofdstuk V, wellicht eenige bespoediging kunnen brengen. Op welke wijze intusschen de kosten van ver betering en onderhoud van gemeentewegen, zoolang daarvoor geen hoogere uitkeering uit het Rijkswegenfonds wordt ontvangen, moeten worden bestreden, valt moeilijk te zeggen. Aan heffing van tolgeld valt kwalijk te denken. Aan een gemeentelijke heffing van weggeld van paardentractie is behalve het bezwaar, dat de landbouw daarvan zou ondervinden, tevens nog de moeilijkheid verhonden, dat van de gemeen telijke wegen in vele gevallen door voertuigen van buiten de gemeente wonende eigenaren ge bruik wordt gemaakt, terwijl het moeilijk is een regeling te reffen, welke dezen in een der gelijke belasting doet medebetalen, zonder in onbillijkheden te vervallen. Slechts wanneer een groot aantal gemeenten in een provincie een dergelijke heffing gewenscht zouden achten. zou 'n regeling als in de provincie Groningen bestaat, tot stand kunnen worden gebracht, maar daarvoor zou een wettelijke regeling zoo- al niet noodig, dan toch in hooge mate wensche- lijk zijn. Het aangaan van leeningen kan, mits nader aangegeven voorwaarden in acht worden geno men, in aanmerking komen. Overigens zal iedere gemeente voor zich zelve moeten beoor- deelen, op welke wijze zij de uitgaven ten be hoeve van verbetering en onderhoud van wegen uit de gewone middelen der begrooting meent te kunnen dekken. NEDERLANDSCH LANDHUISHOUDKUN- DIG CONGRES. Vraagpunten ter behandeling Het 82ste Nederlandsche Landliuishoudkun- dig Congres zal op 26 en 27 Augustus a.s. te Arnhem worden gehouden. De volgende vraag punten zullen op dit congres worden ingeleid: 1. Is een onderhandelingstarief in het be lang van onzen land- en tuinbouw aan te be velen? Inleiders: Pro. de heer dr. L. G. Kor- tenhorst te 's-Gravenhage; Contra: de heer ir. A. Plate te Rotterdam. 2. Trekkrachtproeven bij paarden. Inleider: prof. ir. M. F. Visser te Wageningen. 3. Is uitvoercontróle op eieren gewenscht en welke zijn de daarmede nu reed3 gedane er varingen? Inleider: de heer F. Beukers, direc teur van de Coöp. Roermondsche Eiermijn te Roermond. 4. Vraagstukken uit de waterhuishouding in de Oostelijke provinciën. Inleider: de heer Jhr. ir. C. E. W. van Panhuys, directeur van het Rijksbureau voor de Ontwatering te 's-Gra venhage. HERSTELLINGSOORD VEREENIGING TOT CHRISTELIJKE LIEFDADIGHEID. De Minister van Staat, Minister van Bin- nenlandsche Zaken en Landbouw, Jhr. mr. Ruijs de Beerenbrouck, heeft gisteren te Wa genborgen (Groningen) het nieuwe paviljoen van het herstellingsoord der vereeniging „Tot Christelijke Liefdadigheid" geopend. -i. AARDVERSCHUIVING TE ESSEN: de plaats, waar de straat plotseling 15 M. verzakt» en een tienjarige jongen meegesleurd werd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10