Frank Rijsdijk's industrieele ondernemingen Waarde en waardeeiw van boeken ADVÉRTEERENDE ZAKEN DUREN HET LANGST ZATERDAG 19 JULI 1930 Een rumoerige vergadering - Berchuldigingen van den oud-directear ACCOUNTANTSRAPPORT OVER DE STOLLBER G-AFFAIRE EEN HEILIG BOONTJE VOLKENBOND EN BURGERLIJKE LUCHTVAART WARMTE VOOR DEN GEEST EN DECOR VOOR DE KAMERS Uit een wonderland. Accountantsrapport over de Stollberg-affaire GROVE BESCHULDIGINGEN. DENK OM DE JUSTITIE. Onder zeer groote belangstelling werd gister onder voorzitterschap van den heer Bart Wilton in het Notarishuis te Rotterdam de algemeene vergadering van aandeelhouders gehouden der N.V. Frank Rijsdijk's Industrieele Ondernemin gen te Hendrik Ido Ambacht. Er waren 208 aandeelen gedeponeerd, recht hebbende op 182 stemmen. Reeds voor de lezing der notulen van de vorige vergadering kan beginnen, vraagt de heer S. Simons Jr., welke dezer dagen een schrijven aan den Officier van Justitie richtte het woord. Daar de Justitie aanwezig is, is hij niet bang voor peper- of gasaanvallen. „Zijn hier stroomannen aanwezig?" vraagt de heer S., waarop de voorzitter antwoordt, dat znlks thans niet aan de orde is. Nadat de notulen voorgelezen zijn, vraagt de voorzitter, of een der op de vorige verga dering aanwezigen het woord verlangt. De heer S. S. Jr. vraagt dan, waarom er den vorigen keer niet ovur rijt' ontslag gesproken mocht worden. Na een kleine schermutseling tusschen den voorzitter en den heer S. S. Jr., waaruit de scherpe tegenstelling tusschen heide partijen reeds blijkt, wordt den heer S. het woord ontno men, daar hij niet op de vorige vergadering aanwezig was. Commissarissen zien geed aan leiding om op de vraag te antwoorden. Bij de behandeling van het jaarverslag vraagt de heer S. S. Jr. voorlezing van dat document, daar het volgens hem „zoo donker is". Na voorlezing merkt mr. Drost op, dat het jaarverslag den indruk wekt, alsof de over dracht van Simons' Metaalhandel is uitgegaan van Frank Rijsdijk. Hij stolt er echter prijs op. «te verklaren, dat het initiatief van Simons' Metaalhandel is uitgegaan. De raadsman van Simons' Metaalhandel be toogt, dat het contract reeds bestond om de aandeelen over te nemen, doch dat daar het vorige jaar uitvoering aan is gegeven. Vervolgens stelt de heer Hegendorp eenige vragen, waarop echter voorloopig geen ant woord wordt gegeven, daar er intusschen een zeer opgewonden en verwarde discussie ont staat tusschen den heer S. Simons Jr. (oud directeur van Frank Rijsdijk's Industrieele Ondernemingen, thans directeur van SImon3 Ijzerhandel), den heer Pais, den heer Wilton (voorzitter) en den raadsman der heeren Simons van Simons' Metaalhandel. De heer H. vraagt, of het sloopwerk in Duitschland aan de verwachtingen heeft beantwoord. Het vorige jaar werd gezegd, dat het nog niet was afgewerkt, doch hij vindt het vreemd, dat er in dit verslag niet over gesproken wordt. Waardoor is het verlies op effecten ontstaan, terwijl het vorige jaar toch gezegd werd, dat er hoofdzakelijk soliede effecten waren? Waarom was het noodig nog 30.000 op de voorraden af te schrijven, terwijl gezegd werd, dat zij reeds tot liquidatiewaarde op de balans stonden? Wat beteekent de post „Reserve voor procés sen", die het vorige jaar niet op de balans voorkwam, terwijl er in dit jaar toch reeds zoo'n groot verlies is? De heer S. S. Jr. vraagt eenige aanvullingen te mogen geven op de vragen van den heer H., voordat het bestuur aan het woord komt. Het verlies op effecten heeft 180.000 bedra gen, hetwelk een gevolg is van de liquidatie der aandeelen Simons' Metaalhandel. Hoe het andere gedeelte van het verlies van 555.500 ontstaan is, daar zwijgen commissarissen over. Bovendien bestonden er bij het uiteengaan van Simons' Metaalhandel en Frank Rijsdijlt contracten met verschillende stroocartonfabrie ken in de provincie Groningen o.a. De Halm, waar een jaarüjksche winst van 80.000 in zit. Daar F. R. de oudste is, had deze recht gehad op de contracten. Waarom zijn commissarissen zoo klakkeloos te werk gegaan met de aan deelen Simons Metaalhandel? Nadat de heer S. S. Jr. een aantal beschuldi gingen omtrent onjuist beheer e. d. heeft ge lanceerd, interrumpeert de voorzitter, dat de heer S. S. Jr. erg voorzichtig moet zijn en niet moet staan te liegen. Zoo zou één der heeren Simons 70.000 in Duitschland zoek gemaakt hebben, er zouden belastingpapieren vervalscht zijn, commissaris sen zouden in de aandeelen gespeculeerd heb ben met het geld der maatschappij. Commis sarissen zouden een hekel aan hem gekregen hebben, daar hij hen wilde pressen het daaruit voortvloeiende verlies zelf te dragen en daar hij hen geregeld ook voor andere dingen op de vingers tikte. Voorts zou volgens den heer S. S. Jr. de 'overneming der Zuurstoffabriek Alblas slechts geschied zijn om commissarissen een baantje te verschaffen. Hij zelf is gedwongen ontslag te nemen in verband met diefstal van andere heeren Simons in Duitschland. Nadat de heer S. S. Jr. nog verdere voor buitenstaanders niét altijd te volgen beschuldigingen heeft geuit en nadat de heer Wilton hem herhaal delijk gewaarschuwd heeft op zijn woorden te passen, roept de heer S. S. Jr. uit: „het ware voor aandeelhouders honderdmaal beter ge weest, dat de heer Wilton heengegaan was dan ik". Hij was in December b.v. bezig mooie con tracten af te sluiten in Duitschland, hetgeen echter niet door is kunnen gaan, daar Wilton met de heeren van Simons' Metaalhandel samenging om hem (S. S. Jr.) er uit te wer ken. Hij is destijds zelfs naar mr. Overbeek gegaan en heeft hem voor de dreigende prijs fluctuaties gewaarschuwd, doch deze onder schatte ze. De schuld voor het niet krijgen dezer contracten lag bij W. en de andere Simonsen. Waarvoor was het noodig een Reserve voor loopende inkoopcontracteu te creëeren van 47.000? Wat moet er dan wel voor de beide voor 370.000 gekochte schepen gereserveerd worden, want deze zijn 150.000 te duur, dat tras reeds lang te voorzien? In het materiaal, dat nog ligt, (17 k 18.000 ton), zit wel een verlies van 200.000. Dat bad men allang van de hand moeten doen. Het prijsverlies op ruw ijzer is ook veel grooter en bedraagt wel een ton. Ook dat is geen goede-bedrüfsleiding'geweest. Spr. komt dan ook tot de conclusie, dat als er vandaag bij Rijsdijk getaxeerd zou moeten worden, aandeelhouders nul op het request zouden krijgen of dat de aandeelen hoogsten 12 a 13 zpuden blijken waard te zijn. Hij heeft er gee* belang bij, zoo verklaart hij verder: „Ik heb slechts één aandeel, doch met dat eene aandeel zal ik het het bestuur lastig genoeg maken. De heer Wilton: Dat doe je al. De heer S. Simons Jr.: Daar kun je verze kerd van zijn. Laten ze deskundige menschen nemen, anders is alles verloren! De heer Pais: Het verlies op aandeelen be draagt ruw geschat 200.000, op voorraden 200.000 dus dan was er nog een gewoon bedrijfsverlies van 150.000. Waarom kon er in het eerste halfjaar, toen S. S. Jr. er nog was, geen winst gemaakt worden? Toen wa3 er een goede conjunctuur! Is er toen ook ge stolen? Nu praat de heer S. S. Jr. er van, dat er drie van de heeren Simons gestolen heb ben. Was de heer S.S. Jr. te midden van al die z.g. oplichters zoo'n heilig boontje? De heer S. S. Jr.: Ik was volkomen onschul dig! Aan commissarissen is bewezen, dat ik inzake de Stollberg-affaire vrij uit ga. Het bestuur: Wat kan dit alles aandeelhou ders eigenlijk schelen? Vast staat immers, dat Rijsdijk niet benadeeld is, daar het bedrag is teruggestort en Rijsdijk heeft geen relatie meer met Simons' Metaalhandel, noch met Simons Jr., zoodat commissarissen er zich niet verder over uit kunnen laten. Na eenige discussie legt de raadsman der heeren Simons van den Metaalhandel de ver klaring af, dat het geld om de Stollberg-affaire te financieren, door S. S. Jr. uit de kes is geno men en er door bemiddeling der heer Simons (Metaalhandel) weer in is gekonir Zij zijn bereid de heele transactie door den rechter, een arbitragecommissie, of wat de heer S. S. maar wenscht, te laten onderzoeken. Boven dien heeft S. S. Jr. de plechtige verklaring af te leggen er nooit meer over te spreken. In deze geest discussieert men neg eenigen tijd opgewonden verder. De voorzitter zegt, dat de intransieke waarde van de aandeelen per 30 April door den ac countant berekend is op pl.m. 70 pet. De heer R. A. Dijken leest hierna het rap port voor, dat hij op 18 December heeft uit gebracht over de Stollberg-affaire aan de com missarissen van de N. V. Simon's Metaalhandel. „In opdracht van uwen heer mr. G. W. A. Schürmann heb ik de boeken van de boven genoemde vennootschap nagegaan de posteu, welke betrekking hebben op den aankoop van het sloopwerk Stollberg (Rhenania-Kunheim). Mij bleek, dat voor dit werk werd betaald op 3 April 1928 een bedrag van Mk. 250.000. welk bedrag overeenstemt met het mij getoonde officieele koopcontract en de daarop betrekking hebbende correspondentie. Mede is mij overgelegd de kwitantie van den oorspronkelijken eigenaar, eveneens tot een be drag van Mk. 250.000.De rekening van het werk werd verder belast voor voorschotten ten behoeve van genoemd werk tot aannemelijke bedragen. Op 31 October 1928 werd het werk evenwel bovendien belast voor een bedrag van Mk. 225.000.is gelijk 133.335.Deze post werd aan de N. V. Simon's Metaalhandel in rekening gebracht door de N. V. Frank Rijsdijk's Indu strieele Ondernemingen. Inmiddels was op dit bedrag reeds terugge stort in totaal 133.498,30 en wel als volgt. 24 Augustus 1928 57.796.70 31 Augustus'1928 63.201.60 31 October 1928 12.500.— 133.498.30 Ons is indertijd bij de controle medegedeeld, dat het bedrag van Mk. 225.000 als provisie moest worden betaald aan de verkoopers o£ althans aan de tusschenpersonen bij den ver koop in Duitschland. De betrokken Duitschers zouden evenwel later het bedrag hebben terug gestort uit vrees vöor moeilijkheden met den Dultschen fiscus. Het teruggeven van de pro visie zou mede beïnvloed zijn door een oneenig- heid, ontstaan tusschen de verkoopers en de directie van de N.V. Simons' Metaalhandel, aangezien gebleken was, dat niet het geheela complex mocht worden gesloopt. De verkoopers zouden hebben gevreesd, dat de directie van Simons' Metaalhandel zich door hen bedrogen achtte en uit wraak het verstrekken van de provisie aan de betrokkenen zouden mededee- len. Deze verklaring van het terugontvangen van de provisie kwam ons niet zeer aannemelijk voor, maar waar de boekingen ten slotte van geen invloed waren op het financieel resultaat voor de vennootschap, hadden wij geen aanlei ding nader op den post in te gaan. Bij mijn bezoek op Dinsdag 17 December, des namiddags 3 uur, ten kantore van de ven nootschap, werd mij door den heer D. Simons en den heer Sal. Simons, in tegenwoordigheid van mr. Schürmann, het volgende medege deeld: Het bedrag van Mk. 225.000 zou in strijd met de destijds gedane mededeeliugen niet aan de verkoopers, of tusschenpersonen van de verkoopers in Duitschland zijn uitbetaald, maar door de directeuren met den heer S. Si mons Jr. gezamenlijk zijn gedeeld. Het in rekening brengen vaq dezen post aan de vennootschap en de verdeeling tus schen de directieleden zou zijs geschied op herhaald en nadrukkelijk aandringen van den heer S. Simons Jr. De directie van Simons' Meitaalhandel zou voor dezen aandrang ten slotte zijn bezweken, maar spoedig daarop het onoirbare van deze transactie hebben inge zien en daarom de gelden hebben teruggestort. De directie zou vervolgens sterken (aandrang hebben uitgeoefend op den heer S. Simons Jr. om ook hem te bewegen tot terugstorting van het onrechtmatig aan de vennootschap onttrok ken bedrag over te gaan, welke pogingen ten slotte zijn geslaagd. De thans gegeven verklaring van bovenge melde vreemdsoortigeboekingen is m. 1. meer aannemelijk dan de vroegere verklaring. Ik heb uit het onderhoud met de heeren D. Simons en Sal. Simons den indruk, dat zij volkomen oprecht de Juiste toedracht van de zaak heb ben medegedeeld. Uitdrukkelijk moeten wij hierbij opmerken, dat bovenstaande mededeelingen otis door de heeren D. en Sal. Simons zijn verstrekt na een ernstig afgelegde belofte onzerzijds, dat wij van deze mededeeling aan niemand, behalve aan commissarissen, kennis zouden geven". De heer Pais vraagt of de RM. 225.000 uit de kas is gekomen van Rijsdijk, De heer Dijker zegt, dat Simons Metaalhandel, voor Rijsdijk voor het bedrag van Rm. 225.000 is belast. Door een cheque op de Schaffhausener Bankvereln is dit bedrag uitbetaald. Het is gedeeld door directeuren van Simons' Metaalhandel en Simon Simons Jr., de toenmalige directeur van Rijsdijk. Later is dit geld weer teruggestort. Wij laten hier het rapport volgen van het accountantskantoor W. Kreukniet, omtrent deze affaire. Dit rapport werd uitgebracht aan de commissarissen van de N.V. Simons Metaal handel. „Ingevolge een bespreking met den heer Mr. C. W. A. Schürmann zenden wij hier hij afzon derlijk een accountantsverklaring, waarbij wy constateeren, dat de N.V. Frank Rijsdijk's industrieele ondernemingen uit de overname van aandeelen van de N.V. Simons Metaalhan del Rotterdam, sedert de overname in de helft van het boekj aar 19281929 dus over 3 Va Doekjaar netto, d.w.z. na aftrek van de rente van het boekjaar 19281929 dus over 3Va bedrag van f 94.220 heeft ontvangen. In vervolg op ons rapport d.d. 18 December 1929 deelen wij U het volgende mede omtrent de boeking van den in dit rapport genoemden post van Mk. 225.000.in de boekingen van ce N.V. Frank Rijsdijk's Industrieele onder nemingen. Volgens nota 14 April 1928 kocht de N.V. Rijsdijk bij de Ned. Handelsmij. een chèque op de Schaffhausenschen Bankverein te Keulen, groot MK. 225.000.waarvoor de rekening van de N.V. Rijsdijk werd belast met MK. 133.335.— Voor dit bedrag werd in de boeken van N.V. Frank Rijsdijk de rekening Simons Abbruch Stollberg belast. Bij de contröle van de balans van Simons Metaalhandel te Rotterdam, vonden wij in die boeken verantwoord den aankoop van genoemd sloopwerk tot een bedrag van MK. 250.000.- op 3 April 1928. Daar ons uit de boeken van Rijsdijk hekend was, dat daar voor dit werk MK. 225.000.werd betaald hebben wy nadere inlichtingen gevraagd. Ons werd medegedeeld, dat het bedrag van MK. 225.000.door Rijs dijk betaald betrof provisie, welke bij aan koop verschuldigd was. Alhoewel dit bedrag van MIC. 225.000.nog niet in de boeken van Simons Metaalhandel voorkwamen, hebben wij in ons rapport omtrent de balans per 30 April 1930 op de eerste blad zijde onderaan en op de derde bladzijde onder aan uw college op dezen provisiepost opmerk zaam gemaakt onder mededeeling, dat ons geen kwitantie van dezen post is overgelegd en de provisie ons zeer hoog voorkwam. Den 31 October werd hij Rijsdijk's Indus trieele onderneming de bedoelde post overge boekt naar Simons Metaalhandel te voorschijn. Inmiddels was, zooals uit ons rapport van 18 December blijkt, dit bedrag in de boeken van Simons Metaalhandel reeds ten volle terugge stort". Hierna komen in behandeling de vragen door één der aandeelhouders in het begin van de vergadering gesteld. De heer Brenkman van het Accountantskantoor van W. Kreukniet zegt, dat de daling van den post effecten een gevolg is van den verkoop der 118.000 aan deelen nominaal Simons Metaalhandel. De effecten, die per 31 April 1930 op de balans voorkomen, zijn obligaties Nederland. Zij zijn gedeponeerd bij de Werkgeversrisicobank. De waarde der aandeelen aldaar gedeponeercf, is dit jaar geringer dan hst vorig jaar als gevolg van de inkrimping van personeel. De N.V. Frank Rijsdijk heeft van de N.V. Simons Metaalhandel steeds flinke dividenden ontvangen, zelfs indien men de voor de rente- looze voorschotten rente had berekend. Het rapport van het Accountantskantoor W. Kreukniet inzake deze uitkeeringen heeft zulks uitgewezen. (Zie boven). De heer Simon Simons betoogt nogmaals, dat de voorzitter niet vrij uit gaat. De voor zitter is verplicht tegenover zulke geslepen menschen van het oud en nieuw ijzervak ook geslepen menschen te stellen^ De heer Simons gaat verder met neg het, een en ander te beweren. De voorzitter vraagt, of er nog boria-fide aandeelhouders zijn, die den heer Siinon Simons nog langer willen aanhooren. De voorzitter ontneemt den heer Simon Si mons het woord, daar geen 'der aandeelhouders op bovengenoemde vraag bevredigend ant woordt. De heer Simon Simons zegt dan, dat er dus geen bona-fide aandeelhouders aanwezig zijn, waarop de voorzitter antwoordt, dat hij (Simon Simons) dan zeker de eenigste is. Eén der aandeelhouders vraagt nog inlich tingen aangaande den verkoop van de aandee len N.V. Simons Metaalhandel. De heer Simon Simons zegt tenslotte: „Bart, nog een vraag. Hoe is het mogelijk, dat er in zoo korten tijd zooveel is verloren gegaan? De voorzitter antwoordt: „Wij hebben in vroegere jaren een directeur gehad, den heer Simon Simons, die een reuze-optimist was. Deze heeft groote inkoopen gedaan. De prijzen zijn daarna gedaald". De balans en winst- en verliesrekening wor den daarna goedgekeurd. Als laatste punt van de agenda komt in behandeling de benoeming van een commissa ris wegens periodiek aftreden van den heer Bart Wilton. De heer B. Wilton verklaart, dat deze werk kring bij Rijsdijk hem dierbaar was. Deze werk kring, zoo zeide hij, pést mij. Rijsdijk is op het oogenblik aan lager wal. Het zou jammer zijn, als ik door verdachtmakingen niet in staat gesteld zou worden om weder mede te werken om de maatschappij weer in de hoogte te werken. Dit zal niet zoo moeilijk zijn. De feitelijke oorzaak is, dat de prijzen in verband met de ongunstige conjunctuur sterk zijn gedaald. We hebben- Goddank niet behoeven te verkoopen. Zoolang mr. Overbeek (Ned. Handel Mij.) blijft voorschieten, gaat het goed. De heer Frahk Rijsdijk stelt hierna voor, den heer B. Wilton bij acclamatie als commis saris te herkiezen. (Applaus). De heer Wilton zegt, dat dit niet mogelijk is volgens de statuten. De heer Wilton wordt met 168 stemmen als commissaris herkozen. In het geheel konden 184 stemmen worden uitgebracht. Bij de rondvraag worden nog eenigen vragen van ondergeschikt belang gesteld. De heer Simon Simons vraagt ten slotte nog aan den voorzitter of er stroomannen aan wezig zijn. Hij zegt: „Bart, je wist het giste ren reeds, dat je als commissaris zou worden herkozen". De heer Bart Wilton antwoordt, dat er dan 168 aanwezig zouden zijn. HET RAPPORT DER VOLKENBONDS COMMISSIE-DE BROUCKERE Ontwikkeling der Europeesche luchtpost voor urgent verklaard (Van onzen correspondent). GENèVE, 14 Juli 1930. De door de verkeerscommissie van den vol kenbond in het leVen geroepen volkenbonds commissie voor de bevorderfng eener betere samenwerking tusschen de burgerlijke lucht vaartondernemingen der verschillende landen heeft de vorige weck onder leiding van' den Belgischen senator L de Brouckère, oud-onder voorzitter van de voorbereidingscommissie voor de ontwapeningsconferentie, haar eerste zitting gehouden. Luchtvaartdeskundigen, die meeren- deels regeeringsambtenaren zijn, uit België, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Italië, Ne derland, Polen, Spanje, Zuid-Slavië, Zweden en Zwitserland, namen aan deze zitting deel. Alle streken van Europa waren dus vertegenwoor digd, terwijl bovendien ook een Japansche ge delegeerde aanwezig was en de regeering der Vereenigde Staten van Amerika een waarnemer naar de conferentie had gezonden. De commis sie had dus een voornamelijk Europeesche samenstelling, zonder echter uitsluitend uit Europeanen te bestaan. In de besluiten der commissie komt deze wij ze van samenstelling ook tot uiting. De com missie heeft eenige algemeene beginselen ver kondigd, die zij universeel hoopt toegepast te zien worden. Daarnaast heeft zij echter eenige kwesties van meer speciaal Europeesch belang in bijzonderheden besproken en hieromtrent de noodige maatregelen getroffen voor een gedetailleerde bestudeering door een speciale, slechts uit Europeesche deskundigen samenge stelde ondercommissie. Zoo is deze zitting eener volkenbondscommissie wsder een nieuw voor beeld geworden, dat speckle Europeesche be langen, ook door organen van den unlverseelen volkenbond kunnen behartigd worden, zonder dat daarvoor een bijzondere Europeesche orga nisatie noodig is. Deze opmerking is natuurlijk geen afdoend argument tegen Briand's plan eener Europeesche federatie en de psychologi sche gronden, die daarvoor pleiten. Zij beoogt slechts de aandacht te vestigen op het feit, dat ook onder de bestaande internationale organi satie ruime gelegenheid voor inter-Europeesche besprekingen over gemeenschappelijke belangen bestaat. De commissie-de Brouckère heeft in haar rapport aan de verkeerscommissies van den volkenbond op den voorgrond gesteld, dat de tegenwoordige economische toestand van de burgerlijke luchtscheepvaart, ondanks een vooruitgang hier en daar in den laatsten tijd verkregen niet zoo bevredigend is, als met het oog op den tegenwoordigen stand der techniek ervan verwacht mocht worden. Slechts door middel van een steeds nauwere internationale samenwerking zal deze toestand kunnen ver beterd worden* Deze conclusie van deskundige regeerings ambtenaren uit Eurtipa en Japan stemt geheel overeen met die, welke beroemde bestuurders van vliegtuigen, zooals dr. Hugo Eckener en kolonel Charles Lindbergh, wien het zeker ook niet aan deskundig economisch inzicht in den toestand der luchtvaart ontbreekt, in hun nota's aan den volkenbond ter uiting hebben gebracht. Opk Eckener en Lindberg, tot wie de verkeers- organisatie van den volkenbond de uitnoodi- ging had gericht ter gelegenheid van deze zit ting der commissie-de Brouckère eenige gedach ten over het vraagstuk der samenwerking tus schen burgerlijke luchtvaartcmdernemingen der verschillende landen uit te spreken, hadden als hun meening verkondigd, dat een veel beter georganiseerde internationale samenwerking volstrekt noodig is. Beiden hadden daarbij ge wezen op het nut, dat de internationale lucht vaart hebben kan, om de volken meer met elkander in aanraking te brengen en dus de goede internationale verstandhouding te ver sterken. Daarvoor is echter noodzakelijk, zooals dr. Hugo Eckener het uitdrukte, dat die samen werking tusschen de luchtvaartmaatschappijen der verschillende landen georganiseerd worde in een atmosfeer van goeden wil en wedap- zijdsch vertrouwen. Dan alleen zal 'de lucht vaart aan de volkengemeenschap die diensten kunnen bewijzen, die de voortdurende voor uitgang der techniek mogelijk maakt? Het rapport der commissie-de Brouckère be handelt, na deze beginselverklaring tên gunste van een nauwere internationale samenwerking, voornamelijk drie onderwerpen: a). de verbete ring vaq, bet internationale en nationale recht met betrekking tot het verkeer door de lucht, vooral ten dienste van regelmatige internatio nale luchtverbindingen; 2). de schepping van een Europeesch hoofdnet van permanent in ge bruik zijnde luchtlijnen; 3). de verbetering van de luchtpost in Europa. Wat het luchtvaartrecht betreft, spreekt de commissie als een wensch uit, dat de regeerin gen, na hieromtrent de voorlichting van de internationale organen op het gebied der lucht vaart te hebben ontvangen, aan de regelmatige internationale luchtverbindingen meer vrijheid geven dan tot dusverre bestaat, tot welk doel het sluiten van tweezijdige of meerzijdige luchtvaartconventies der regeeringen wordt aangeraden. De commissie vestigt in dit ver band de aandacht erop, dat het wenschelijk zou zijn in overweging te nemen, of bij de be schikking op verzoeken yan buitenlandsche luchtvaartondernemingen, om door het lucht ruim boven het grondgebied van een land te mogen vliegen, niet een onderscheid zou kun nen gemaakt worden, of het de bedoeling is in het land zelf te landen voor het uitladen van passagiers en vrachtgoederen. Ook zou onder scheid kunnen worden gemaakt tusschen het vliegen boven het grondgebied te land van een bepaalden staat en het vliegen hoven niets anders dan de territoriale wateren van dien staat. Terwijl de commissie dus in de eerste plaats aanbeveelt, dat de regeeringen liberaler zullen zijn bij het verleenen van toestemming aan bui tenlandsche luchtvaartondernemingen, om door het luchtruim hoven het grondgebied van den staat te mogen vliegen, vooral wanneer het een regelmatige internationale luchtverbin- ding betreft, geeft de commissie voorts in overweging, dat ten aanzien van die luchtlij nen ,die dit recht tot vliegen boven het grond gebied van een ander land verkregen hebben, een verbetering van het op haar toepasselijke recht zal worden tot stand gebracht. Preciese voorstellen tot rechtsverbetering heeft de com missie in deze eerste zitting nog niet gedaan! Doch zij heeft wel aangegeven, omtrent wélke punten zij in een tweede zitting bepaalde aan bevelingen wenscht op te stellen na kennisne- mig van een rapport van het volkenbonds secretariaat over de tegenwoordige nationale wetgevingen daaromtrent. Tot deze onderwer pen behooren de kwesties van de immatricula- üe van luchtschepen en van de yereischten op. het stuk van nationaliteit, waaraan de beman ning van het vliegtuig zal moeten voldoen, de kwestie van de sociale verzekering van het in internationalen dienst zijnde personeel der luchtlijnen, de kwestie van een vereenvoudigd en internationaal doeltreffend verzekerings stelsel voor passagiers en goederen, de ver eenvoudiging van douaneformaliteiten, de reglementeering van de politie en hulpverlee ning bij luchtvaarten over de zeeën enz. Zooals in den aanvang van dezen brief ge zegd, heeft de commissie-de Brouckère zich bovendien ook met twee speciaal Europeesche luchtvaartvragen bezig gehouden. In de eerste plaats heeft zij in studie genomen de mogelijk heid van de schepping van een Europeesch hoofdnet van luchtverbindingen. Een bijzonde re deskundigencommissie, waarin ook eenige personen buiten den boezem der commissie-de Brouckère zullen kunnen benoemd worden, zal in de volgende zitting rapport uitbrengen over de keuze der luchtlijnen, die het Europeesche hoofdnet zullen uitmaken en die in de toekomst permanent in gebruik zullen zijn, zoowel over dag als ook bij nacht. Met betrekking tot de exploitatie van dit Europeesche hoofdnet heeft de commissie reeds thans het beginsel uitge sproken, dat aan alle luchtvaartondernemin gen, die bij de exploitatie van deze lijnen be trokken zullen zijn, de grootst mogelijke vrij heid behoort te worden gelaten inzake de keuze van het benoodigde materiaal, waarbij de zorg voor een winstgevende exploitatie van het Europeesche hoofdnet op den voorgrond zal moeten staan, behoudens natuurlijk de aller eerste verplichting, dat het materiaal aan de internationale veiligheidsvoorschriften zal moeten voldoen. De tweede Europeesche kwestie, die in het rapport der commissie-de Brouckèrie behan deld wordt, is die der Europeesche luchtpost. De commissie verklaart dit ontwerp voor urgent hoven alle andere kwesties. Dezelfde ondercommissie, die de kwestie van hgt Euro peesche hoofdnet van luchtverbindingen zal behandelen, zal eveneens in de eerstvolgende fitting voorstellen inzake de Europeesche lucht post moeten doen. Zij zal een kaart moeten ontwerpen van de luchtlijnen, die ten dienste van het postverkeer iietzij de hoofdstedan, hetzij de voor de brievenpost belangrijkste punten der Europeesche staten met elkander zullen verbinden. Deze ondercommissie zal ook bestudeeren de kwestie van de extra-fran keering van aan de luchtpost toevertrouwde brieven en andere poststukken, de beste metho den voor een snelle overhandiging van de post aan het vliegtuig en voor de aflevering der poststukke nop de plaats van bestemming de verlichung vu.i tun weg voor de - t des nachts, den vorm der internationale samen werking ten dienste van deze Europeesche luchtpost enz. Men ziet, de commissie-de Brouckère ig niet karig geweest in het opperen van denkbeelden ter bevordering van de samenwerking tus schen de verschillende burgerlijke luchtvaart ondernemingen. Zij heeft de kwestie van de be trekkingen tusschen de militaire en de bur gerlijke luchtvaart met opzet buiten beschou wing gelaten, In de hoop, dat een betere inter nationale samen\verking tusschen de burger lijke luchtvaartondernemingen deze in staat zal stellen aan de volkengemeenschap die economische diensten te bewijzen, waartoe zij in staat zijn en haar zooveel mogelijk van alle andere zorgen, o.a. van militairen aard, zal bevrijden. De universiteit onzer dagen „De ware universiteit onzer dagen", zegt Carlyle, „is een verzameling boeken". Volgens den populairen zakensehrijver Herbert Casson is de snelste en goedkoopste manier om te leeren, uit een boek, en dan vertelt hij ons van een onderneming op chemisch gebied, die 15.000 aan een wetenschappelijk onderzoek besteedde, doch die, toen het gezochte gevonden was, tot de ontdekking kwam, dat dezelfde ge gevens in een boek van 6 gulden waren te vin den. Boeken zijn de kleine maar sterke dragers van den menschelijken geest, zij geven ont spanning aan den eenzame, ep aan den vor- scher de vreugde van „het" gevonden te heb ben. Hoeveel wijsheid zou verloren zijn gegaan, wanneer er geen boeken waren om haar erin vast te leggen en geen bibliotheken om die schatten van veelsoortig vernuft te ordenen en te bewaren! Wij kunnen ons de vreugde voorstellen, die dr. Abraham Kuyper bezielde, toen de vader van prof. de Vries hem vertelde dat hij een collectie werken van k Lasco in zijn hoeken kasten gevonden had. Kuyper had deze boeken voor een prijsvraag noodig, maar hij had niet durven verwachten, dat de uiterst zeldzame serie nog eens in zijn bereik zou komen. In zijn „Confidentie" getuigt dr. Kuyper, dat deze vondst hem, den twijfelenden student, voor het eerst weer de overtuiging gaf, „dat het toch geen oude-vrouwensprookje was, om van een „vinger Gods" te spreken. Onschatbaar is de beteekenis van het Braille schrift, omdat het hen, wier oogen gedoofd zijn, in staat stelt op de hoogte te blijven, van de denkbeelden in boeken neergelegd. Om ons van deze groote beteekenis te overtuigen, is het volgende verschrikkelijke voorbeeld niet eens noodig: de schrijver Charles Didier pleegde den 13den Maart 1864 zelfmoord, omdat hij, door blindheid geslagen, zich niet meer in zijn hoe ken verdiepen kon. De waardeering van hoeken is echter velerlei. Een welgevulde boekenkast is immers niet al leen een kostbaar bezit om haar geestelijken in houd, maar zij verhoogt ook het decoratief aan zien van onze kamer. „Goede boeken", zegt Herman Robbers, „deelen hun geest, deelen iets van de warmte waarmee zij zijn voortgebracht, aan onze omgeving mee, ook in de uren waarin wij ze niet lezen." Een fenomenael feit TARIEVEN VOOR BURGERRECHT IN DE DOMEINWATEREN. Herziening der regeling voor de invoering Op de vragen van den heer Ter Laan betref fende de verhooging van de tarieven voor bag- gerrecht in de domeinwateren, heeft de heer de Geer, minister van Financiën het valgende ge antwoord. Naar aanleiding van door de zandschippers ingebrachte bezwaren tegen de nieuwe rege ling van de vergoeding voor uit eenige groote rivieren te baggeren bodemspecie, werd een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek Is nog loopende. Aangezien in- tusschen reeds is gebleken, dat in sommige ge vallen de regeling voor hen te bezwarend zoude zy'n, zal deze worden herzien, alvorens te wor den ingevoerd. OVEREENKOMST VAN WERKELIJKHEID MET DROOMGEZICHT Het is lange jaren geleden, dat een vrome broeder-onderwijzer, dus in dien tijd de meest betrouwbare man ter wereld in zijn klas vertelde, dat hij in zijn jonge jaren, zelfs hij, tot diep in den nacht eens over een meet- kunde-som had gezeten, zonder die te kunnen oplossen. Eindelijk door zijn moeder naar bed. gejaagd, droomde hij in dien nacht, dat hij nog maar steeds zat te blokken en te zoeken naar da oplossing van het probleem, en dat hij haar opeens met methode, becijfering, redeneerimg en al vond. Hij had dat zoo sterk en levendig ge droomd, dat hij zich die, wakker geworden, nog goed herinnerde. Hij deed de proef op de som van zijn droom en de oplossing was de juiste. Hoe langer het geleden werd, dat dit verhaal gedaan was, hoe meer ik persoonlijk, de meest betrouwbare bron van alle verlangd heb, ook eens zoo'n droom te beleven, en nu dat verlangen bij gebrek aan meetkundesommen overbodig is geworden, krijgen wij een keurig geschreven brief van een zekeren heer Paul Apfelstedt uit Frankfurt am Main, die ons vraagt, of de gebeurtenis, gevonden in zijn familiepapieren, een hoogst betrouwbare bron ons niet fenomenaal lijkt. Hier werd niet een schooljongen van zijn kinderlijk verdriet, maar een familie werkelijk uit vertwijfeling en de ellende der wanhoop gered. En natuurlijk vinden wij dit feit fenomenaal, en daar wij er mee kunnen bereiken, dat er menig man en menige vrouw na een moe ge- zwoegden dag althans met alle verwachtingen op de wonderdaden van het droomspel den nacht rustig probeeren in te gaan, vertellen wij de fenomenale geschiedenis over van den heer Apfelstedt, momenteel niet minder geloof waardig dan weleer de goede kloosterbroeder. Einde 17de, begin 18de eeuw leefde er in Erfurt, een badplaats in Thüringen, Zacharias Bernhard Apfelstedt, die secretaris was van den „Kurmainzischen Fiskus". Hij was met den toenmaligen predikant van de ,,Johaniiiiskirche", August Hermann Franke, die later het groote weeshuis vkn Halle opricht te, zeer bevriend en stond over het algemeen als een rechtschapen en verstandig man hoog aangeschreven. In 1708 kreeg hij hevige koortsaanvallen, waarbij hij het leven liet. Zijn huisgezin werd niet alleen door zijn dood zwaar getroffen, maar ook door de aanzegging van den kenr- vorstelijken Fiskus, die overlegging der reke ningen vorderde, alsmede vereffening van de bedragen, die de overledene in het laatste kwar taal had ontvangen. Het bedrag en de reke ningen waren evenwel niet te vinden. Zorgvul dig werd elk gedeelte van het huis onderzocht, maar helaas zonder een gunstig resultaat. De droefenis van de achterblijvenden was ten top punt gestegen en reeds naderde de dag waarop beslag gelegd zou worden op de goederen van den overleden belastingsecretaris. Het bedrag van de rekeningen was aanmerkelijk hooger dan de erfenis. Daar redde een droom van den 16-jarigen zoon des huizes, Ernst Augustus Apfelstedt, het troostelooze huisgezin uit zijn benarde om standigheden en tegelijkertijd den goeden naam en het onbesproken gedrag van zijn overleden vader. In een drooni verscheen de vader aan zijn, door zorgen inmiddels ziekgeworden, zoon, voerde hem naar de vergaderzaal van de belas- tingoverheid en toonde hem onder den stoel van den heer von Boyneburg, den toenmaligen stedehouder, een geheime bewaarplaats, waarin hij het vermiste geld, alsmede de daarbij be- hoorende rekeningen gedeponeerd had. Van dezen, zoo levendig voor den geest staan- den, droom verwachtte het jongmensch veel, maar hoeveel vreugde hem ook dit droomge zicht geschonken had, hij kon er niet toe beslui ten om een onderzoek daarnaar in te stellen. De nóód evenwel drong, en men had reeds vele vergeefscbe stappen gedaan, om hem te lenigen. Eindelijk dan trok de jongen de stonte schoenen aan om te onderzoeken, of zijn droom ook waarheid bevatte. Hij ging daarom, terwijl er een zitting was, naar het gebouw, waarin de bewuste zaal zich. moest bevinden. Deze had hij nog nooit tevoren betreden en hij was zeer verrast door de Juiste overeenkomst van de werkelijkheid met zijn droomgezicht. Rechtstreeks ging hij naar de plaats, hem aangewezen door zijn vader en vond de geheime bergplaats, met daarin de geheele som en de daarbij behoorende vermiste rekeningen. De aanwezige heeren waren met den. over- gclukkigen vinder evenzoo verheugd als ver wonderd. Hij wist niet, hoe spoedig hij naar zijn moeder zou moeten terugkeeren, om haar door zijn ge lukkige boodschap van de zorgen te bevrijden, en om God te bedanken voor Zijn weldaden. Deze droom heeft hij zijn leven lang niet vergeten. Hij vertelde hem dikwijls en zeer graag aan zijn bloedverwanten. Hij beijverde zich in de rechtsgeleerdheid en nadat hij in Erfurt meerdere vooraanstaande posten bekleed had, werd hij door den vorst Heinrich von SchwarzburgSonderhausen in 1742 onder ver leening van den adelstand benoemd tot zijn ge heimraad. Drie jaar later werd hij Kanselier, president vaa den kerkeraad en rijkssehatkistdirecteur. In fleze betrekkingen en waardigheden stierf hij in 1757 in Sonderhausen. Zijn schoonzoon, raadsheer en dokter in de rechten gaf een biographie van dezen voor- treffelijken man uit. De uitgave bevatte een afdeeling van Ernst August Apfelstedt, die door den in zijn tijd be roemden graveur Joh. Jakob Haid te Augsberg, gegraveerd was, en was gedrukt in de latijnsche taal En in die biografie staat deze ge schiedenis ook uitvoerig beschreven. Dochter (tot papa): „Moeder en ik kunnen elkaar vandaag maar niet ver staan door de telefoon Papa: „Heb jullie dan al eens ge- probeord om één voor één te spreken?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10