R. K. WERKLIEDENVERBOND
VACANTIE
FEUILLETON
CAPIT0LA,
De gevaarlijksten..
DÖNDERDXG 24 JULI 1930
VOORJAARS-VERBO NDSVERGADERING
Bezoek van Z. D. H. Mgr. Hopmans
ISS
DE AUTO-BOTSING TE HAARLEM
Als ma en pa gaan winkelen
VERDRONKEN.
AAN DE GEVOLGEN OVERLEDEN.
DOODELIJKE TRAP VAN EEN PAARD.
MIDDELEN VOOR EEN NOOD
LOTTIGE Propaganda over
HEEL DE WERELD
EEN ZONNESTRAALTJE IN DROEVE
DAGEN.
gp^r. -
Behandeling van het rapport betreffende
solidariteitsstaking
RECLAMEERING EN ARBEIDERS
BEWEGING
I
Gistermorgen werd de vergadering reeds om
half negen heropend. Terstond kwam aan de
orde de vaststelling der verslagen van „Herwon
nen Levenskracht".
Door een der afgevaardigden werd de finan.
cieele gestie van H. L. besproken. Hij bepleitte
de garantstelling door de aangesloten bonden
voor de patiënten uit hun midden, die sana-
toriumverpleging noodig hebben. Het lange
wachten vooraleer men opgenomen kan wor
den, zou moeten verdwijnen. Van andere zijde
werd die gedachte ondersteund en een andere
financieels regeling, vooral der inkomsten, be
pleit.
De Verbondssecretaris, de heer Schutte
beantwoordde de gemaakte opmerkingen en ver
dedigde het financieel beleid van het bestuur.
Het verslag werd hierop goedgekeurd.
Door den geneesheerdirecteur van het sana
torium ,,Berg en Bosch" werden eenige mede-
deelingen gedaan over het sanatorium. Sedert
de tien jaren, dat het sanatorium bestaat, is
er een groote verandering gekomen in de behan
deling. Bij de stichting van het sanatorium
werd gerekend op 90 pet. ambulante en 10 pet.
bedlegerige patiënten. Thans zijn er 50 k 60 pet.
bedlegerig. Waar de toestand zich aldus heeft
gewijzigd, is een nieuw sanatorium noodig. Dit
nieuwe sanatorium zal in alle opzichten uit
stekend moeten zijn. Dat zal veel geld kosten,
zeide spr., maar daarvoor mag men rekenen op
de groote offervaardigheid der katholieke
arbeidersbeweging.
Tijdens deze besprekingen werd 't bezoek aan
gekondigd van Z.D.H. Mgr.'Hopmans, bisschop
van Breda, die vergezeld van zijn secretaris,
den "Weleerw. heer J. Baeten en van den aal
moezenier van den arbeid in het bisdom Breda,
den Welerw. heer J. F. van der Maden, de ver
bondsvergadering met zijn hezoek kwam ver
eeren.
Begroeting van Mgr. Hopmans door
den voorzitter
Nadat de leden van het Verbondsbestuur wa
ren voorgesteld, hield de heer de Bruijn een
begroetingsrede.
Reeds in 1904, aldus spr., toen Uwe Doorluch
tige Hoogwaardigheid nog secretaris was van
het bisdom Breda, werd door U. D. H. bij ge
legenheid van den eersten Bredaschen Katho
liekendag medegewerkt aan de totstandkoming
van den Bredaschen Diocesanen Bond van werk
lieden. Ook als bisschop bleef U. D. H. met de
katholieke arbeidersbeweging meeleven en her
haalden steun verleenen, nog laatstelijk bij het
aanstellen van een priester voor het werk der
centrale commissie voor de vrouwenorganisatie.
Niet alleen om Uw persoon maar ook als ver
tegenwoordiger van het Doorluchtig Episcopaat
begroeten wij U. D. H. en betuigen aan het:
-Episcopaat zeer nadrukkelijk onze onderwer
ping en onze gehoorzaamheid.
Spr. besloot met een woord van gelukwensch
met de hooge onderscheiding, die Mgr. dezer
dagen van Z. H. den Paus heeft mogen ont
vangen.
De heer de Bruijn dankte Mgr. nogmaals
voor de hooge eer, die door dit bezoek aan
deze vergadering werd bewezen en verzocht om
den bisschoppelijken zegen.
De Bisschop verklaarde tot zijn spijt de ver
gadering niet langer te kunnen bijwonen en
verliet, na de vergadering te hebben gezegend,
de zaal, terwijl de congressisten spontaan het
„Aan U, o Koning der eeuwen" aanhieven.
Hierop werd de behandeling der agenda
voortgezet.
In het bestuur van „Herwonnen Levens
kracht" werden de heeren L. H. van Rooyen
en P. Serrarens herkozen, terwijl in de con-
tróle-commissie de heer F. Nivard werd aange
wezen.
De verslagen over de Centrale Volksbank,
van de Levensverzekering-Mij. „Concordia" en
van de Centrale Ziekenkas, werden na eenige
bespreking goedgekeurd.
In behandeling kwam hierop het rapport der
commissie inzake solidariteitsstaking. Over
dit rapport werd een langdurige discussie ge
voerd.
De voorzitter der commissie, de heer C. J.
Kuiper, beantwoordde de gemaakte opmerkin
gen, waarna de rapporteur, de Zeereerw. Pater
mr. dr. Beaufort O.F.M., de groote lijnen van
het rapport, dat reeds vroeger is gepubliceerd,
in het kort nader toelichtte.
Eenige, door het Verbondsbestuur voorgestel
de wijzigingen, werden door de commissie
overgenomen.
Door het verbondsbestuur werd hierop voor
gesteld het volgende besluit te nemen:
De Verbondsvergadering, gehouden op 22 en
23 Juli te Breda, hij de behandeling van het
rapport inzake de solidariteitsstaking, consta-
teerend dat eene bestudeering van het concen
tratie-vraagstuk, meer speciaal met het oog
op de arbeidersbelangen wenschelijk is, ver
zoekt het Verbondsbestuur de commissie, wel
ke het rapport inzake de solidariteitsstaking
samenstelde, desgewenscht uitgebreid met eeni
ge deskundigen. ,uit te noodigen ook omtrent
het concentratie-vraagstuk een rapport uit te
brengen.
De vergadering vereenigde zich met dit voor
stel met een woord van dank aan de commis
sie en in het bijzonder aan den rapporteur.
Tot slot der Verbondsvergadering werd door
Prof. mr. W. Pompe, uit Utrecht, een inleiding
gehouden over reclasseering en arbeidersbewe
ging.
Op de Verbondsvergadering volgde nog een
Vakbondsvergadering en een vergadering van
de bij de weerstandslcas en hef reservefonds
aangesloten bonden, terwijl des namiddags om
half drie een bezoek werd gebracht aan de
N. V. Ilollandsche Kunstzijde Industrie.
DE WEENSCHE „SaNGERKNABEN", die een reis door ons land maken met den
leider pater Maruazyk.
Op een drukken weg
Toespraak van Z. D. H. den Bisschop
van Breda
Mgr. Hopmans richtte zich na deze begroe
ting met een woord van dank tot de vergade
ring. Altijd, zeide Mgr., heeft het R. K. Werk
liedenverbond mijn sympathie gehad en steeds
heb ik de organisatie gesteund, overtuigd als
ik ben, dat het dringend noodzakelijk is, dat de
werklieden in katholieke bonden vereenigd
zijn. Ik ben dan o>ok hier gekomen zeide Mgr.,
om opnieuw uiting te geven van mijn belang
stelling en om U te zeggen, flat Uw verbond
ook mijn steun in de toekomst zal hebben. Het
Nederlandsch Episcopaat is er van overtuigd,
verklaarde Mgr., dat de werklieden, die niet in
katholieke bonden zijn georganiseerd, langza
merhand onverschillig worden voor den gods
dienst door de groote gevaren, waaraan zij zich
blootstellen. Het verheugt daarom het Neder
landsch Episcopaat, dat in het verleden door het
Werkliedenverbond de lijn is gevolgd, die door
de bisschoppen is uitgestippeld. Moge dat ook
in de toekomst zoo blijven, want andere landen
zijn afgunstig op Nederland en schrijven de
goede toestanden, die hier heerschen, toe aan
het volgen der leiding, die door de bisschoppen
wordt gegeven. Mgr. besloot met de hoop uit
te spreken, dat men steeds overtuigd zal blij
ven, dat het Episcopaat ook het Werklieden
verbond zal blijven steunen, vooral met het oog
op de hoogere belangen der aangesloten leden.
EEN GEVAARLIJK GEDEELTE
Ons bericht omtrent het auto-ongeluk bij de
Amsterdamsche Poort, behoeft eenige rectifica
tie. In den auto waren twee personen gezeten,
van wie de heer A. Leeuwenberg niet P. Leeu
wenberg) den wagen bestuurde. Nabij den op
rit van de brug bij de Amsterdamsche Poort,
wilde de bestuurder achter de tram gaan rij
denvan vrij snel rijden was geen sprake
doch volgens zijn verklaringen was hij daartoe
niet meer in staat. Uit de richting Amsterdam
naderde een andere tram en de bestuurder kon
niet voorkomen, dat de auto tusschen de hei
de trams bekneld werd.
Naar aanleiding van het ongeluk schrijft
men aan het „Hbld":
Het ongeluk, dat den heer A. Leeuwenberg
bij de Amsterdamsche Poort is overkomen,
waarbij de heer Verkley den dood heeft gevon
den, heeft weer eens de aandacht gevestigd op
den gevaarlijken hoek bij de brug over het
Spaarne, waar meermalen botsingen zijn voor
gekomen.
De heer Leeuwenberg, die als een goed en
voorzichtig autobestuurder bekend is, werd op
dezen gevaarlijken hoek door een tram uit de
richting Amsterdam verrast; hij kon toen niet
meer wegkomen ©n zijn auto werd in elkaar
gedrukt.
Er zijn door een raadslid al dadelijk vragen
aan B. en W. gericht, waarin hij de mogelijk
heid stelt om te verbieden, dat op dit punt
twee trams elkaar passeeren. Het is niet waar
schijnlijk, dat een dergelijk verbod kan worden
uitgevaardigd; maar de vraag bewijst, dat
men daar toch wel met een verkeerspunt te
doen heeft, dat een voortdurende bedreiging is
voor bestuurders van voertuigen.
DE EQUIPAGE VAN EEN VISSCHERS-
VAARTUIG VERGIFTIGD
Als slangen rondkruipend
kermend van pijn
HET KIND MOCHT IN DEN AUTO
BLIJVEN SLAPEN
Hoe de „ouders" door het publiek
bejegend werden
Het volgende niet-alledaagsche geval heeft
zich gisteren in den namiddag in de Groote-
marktstraat te 's Hage afgespeeld.
Een heer en een dame met drie-jarig kindje
waren per auto in de binnenstad gekomen om
boodschappen te doen in de Bijenkorf. Zij
parkeerden in de Grootemarktstraat in het ge
deelte tegenover de Achter Raamstraat. Toen
bleek, dat het kind sliep, werd besloten, de
kleine niet te storen, doch rustig in den wagen
te laten en dezen naar behooren te sluiten,
waarna heer en dame Bijenkorfwaarts liepen.
Vermoedelijk hielden de boodschappen wat
langer op dan gedacht was, althans de kleine
werd na eenigen tijd wakker en gaf ten aan-
schouwe en aanhoore der voorbijgangers te
kennen, dat het 'm daarbinnen begon te ver
velen. De wagen was echter zooals gezegd
afgesloten, zoodat zich de buitenstaanders
niet over het kind konden ontfermen, tenzij
een ruit zou worden ingeslagen.
Tot laatstbedoeld middel schenen enkele om
standers te willen overgaan, doch dit werd
verhinderd door een inmiddels verschenen
agent van politie.
Eindelijk, ruim een uur nadat zij den wagen
hadden verlaten, keerden de heer en de dame
daar terug, waarop het drietal de reis voort
zette, doch niet dan nadat in eenige minder
vleiende bewoordingen enkele omstanders hun
oordeel aan het adres van eerstgenoemde
beiden hadden te kennen gegeven.
EEN MOTORBOTTER GESTRAND
Waaraan het ongeval wordt toegeschreven
De Taad voor de Scheepvaart heeft gisteren
uitspraak gedaan inzake het aan dengrond
■stooten van den riiotorbotter „UK. 170" op da
Noordergronden bij Terschelling.
De Raad is van oordeel, dat dit ongeval hier
door is veroorzaakt, dat de „UK. 170" wier
motor niet werkte, onvoldoende zeilverm-ogén
bezit, in het bijzonder door het ontbreken van.
de zwaarden.
Het is den Raad gebleken, dat op dergelijke
botters niet alleen de zwaarden, die hinderlijk
zijn voor de visscherij, worden thuisgelaten,
doch dat ook veel minder zeil wordt gevoerd
dan toen zij nog volkomen zeilvaartuig waren.
Uit die ongeval blijkt echter hoe nuttig het
Is wanneer dergelijke schepen hunne geschikt
heid als zeilvaartuig blijven behouden. Indien
da zwaarden hinderlijk zijn voor de visscherij
zou een kiel van grootere afmeting aan het ge
mis van de zwaarden kunnen tegemoet komen.
Het schijnt dan echter voor de oude zeilbotters,
die voor het gemis der zwaarden geen compen
satie hebben geraden te zijn de zwaarden mee
re voeren en de zeilen, voor zoover grootzeil en
fok betreft in den vroegeren toestand te laten.
Onder Odoor-n is Dinsdag het lijk van J. M.
uit Buinerveen, die aan toevallen lijdende was,
in een sloot gevonden.
Sedert Zondag werd M. vermist.
URENLANG STUURLOOS RONDGEDREVEN
De Raad voor d;e Scheepvaart heeft gister
middag een onderzoek ingesteld naar de oor
zaak van een merkwaardig voorval, dat zich
heeft voorgedaan aan boord van het stoom-
visschersvhartuig „Derika Y Ym, 418.
Op 14 Juni 1.1. heeft dit schip n.l. hulpeloos
op zee gedreven, tengevolge van onbekwaam
heid tot werken door vergiftiging der geheele
equipage.
De schipper, die als getuige werd gehoord,
verklaarde dat hij op genoemden dag te on
geveer kwart over twee door den eersten stuur
man uit zijn kooi geroepen werd met de woor
den: „Schipper, als je nog levende menschen
wilt zien, dan moet je gauw komen; ik kan
ook niet meer!"
Aan dek komende, zag get. de geheele
equipage als slangen rondkruipen, kermende
van de pijn. Na eenige oogenblikken kreeg ook
hij hevige kramp in den huik; hij kon zich
nog naar de verschansing sleepen, waar hij
gedurende een half uur den inhoud van zijn
maag aan de zee prijsgaf
Niemand was in etaat te werken. Om vier
uur stopte de machine vanzelf en dreef het
schip stuurloos rond. De machinist en get.
hebben later de machine weer op gang ge
bracht en zoo goed en zoo kwaad als het ging
bereikte men den volgenden morgen om 8 uur
de haven van IJmuiden.
De dokter, die aan boord kwam, vermoedde
vieeschvergiftiging. Ook had de kok op 14
Juni 's morgens, een blik andijvie opengemaakt.
De Hoofdinspecteur voor de Scheepvaart,
vioe-admiraal b.d. Fock, gaf als zijn oordeel
te kennen dat de oorzaak van de vergiftiging
niet vaststaat omdat d-en dokter niets meer
ten onderzoek kon worden vertoond. Vieesch
vergiftiging acht spr. echter niet uitgesloten.
De kok en de dokter die aan boord een on
derzoek had ingesteld, waren verhinderd ter
zfttmg'te'komen.
De Raad zal later uitspraak doen.
BIJ MIST AAN DEN GROND GELOOPEN
De navigatie niet zorgzaam
De R. v. d, S. heeft uitspraak gedaan in
zake het aan den grond loopen tijdens mist van
het stoomschip „Noord-Holland" in het vaar
water tusschen Harlingen en het Vlie.
De Raad is van oordeel dat dit ongeval in
hoofdzaak is te wijten aan den zwaren- mist,
doch tevens dat de navigatie niet in alle op
zichten voldoende zorgzaam is geweest.
De kapitein heeft niet alles gedaan wat
noodig was. En zijn verklaring, dat hij alles
aan den loods heeft overgelaten, bewijst, dat
hij zich niet voldoende van zijn verplichtingen
als kapitein bewust is geweest.
De heer L., te Nietap, die Zondag met zijn
motorfiets tegen een boom is gereden tenge
volge waarvan hij in levensgevaarlijken toe
stand opgenomen werd, is gisteren overleden.
De jongeman was kort geleden in het huwelijk
getreden.
DOOR EEN AUTO GEGREPEN.
Te Haren (Gron.) is mevr. J. van H. aldaar,
toen zij uit een autobus was gestapt, door een
passeerenden auto gegrepen. Zij moest met
een ernstige hoofdwonde en een heenfractuur
worden opgenomen. De chauffeur heeft geen
schuld.
De landbouwer J. Elenbaas te Poortvliet
kreeg een zoodanigen trap van een paard, dat
hij aan de gevolgen daarvan is overleden.
ALS MEN DICHTERLIJK GAAT
WORDEN....
De heer Hans is door dezen regenachtigen
vacantie-tijd in dichterlijke stemming geraakt
en uit in „De Vrijheid" zijn gemoed als volgt
Vacantie Woord van zacht verrukken!
Wèg, speechen (al of niet van pas),
Wèg, saaie, droge Kamer-stukken
'k Ga liggen droomen in het gras.
Tc Ga luist'ren waar de bijen zoemen,
Wat zijn die beestjes vrij en blij
'k Ga fluist'ren met de korenbloemen
En dwalen langs de paarse hei.
Toch is 't, of m'n gedachten-stoeien
Steeds naar het Binnenhof weer gaat.
Ik lig. Ik hoor de koetjes loeien,
En eensklaps denk ik weer aan Braat.
Ginds de rivier. Schip. Blanke zeilen.
De binnenschipper, breed en stoer.
O, mocht ik meê Ik kijk een wijle
Staat Duympie daar niet aan het roer
Een hoerenkind, met elpen tanden,
Het sabbelt lekker ergens op,
Een roode mond met bruine tanden,
En mijn gedachten gaan naar Drop.
In zomer-avond-schemer wandelt
Een aardig paartje voor mij uit,
Op 't smalle wegje. £ie, hij hhndelt
Hij kust en knuffelt, 'k Denk aan Guit.
Een hoere-herberg. 'k Ga wat halen,
Wat drinken. Fleskens rink'len.... pas....!
Hoe leuk En mijn gedachten dwalen
Naar Bierema en Frieda Katz.
Daar gaat een herder met z'n kudde
('k Zie Schaepman) over tfyera-veld.
Een trekhond ('k zie Polak). Hoe knudde!
Een geit ('k zie Smeenge, onzen held).
Maait Krelis daar, op stoere beenen
Een kreet: „De Bruine is op hol
(Een oud-minister nota-bene)
Van Vliegen word ik bijna dol.
Fabriek. Het schaft-uur, elnd'lijk, is er
De hooge schoorsteen gilt in 'trond,
Heel d' omtrek door. Dat 's Lou de Visser,
Ja, de vacantie is gezond
Wèg Binnenhof Wèg, sprekers-galmen
De hemel is nu gansch van mij
'k Ga fluist'ren met de korenhalmen,
En droomen langs de paarse hei.
DER BLAUE VOGEL WEER NAAR
NEDERLAND.
Het Russische Theater, der Blaue Vogel, on
der leiding van J. Jushny, heeft zoo juist met
een tournée door Roemenië en Italië het sei
zoen beëindigd. Op 1 Augustus opent Jushny
het nieuwe seizoen in Hamburg met een ge
heel nieuw programma. Het is thans zeker,
dat Der Blaue Vogel in de maand October voor
de 7e maal een tournée door ons land zal ma
ken.
TIJDENS DE REPETITIE van het Brielsche
openluchtspel: Kommer Kleyn, de spelleider,
rechts, en Wensing, ontwerper van de decors,
zoeken beschutting onder een tompouoe
We gaan een crisis tegemoet
Het communisme in Nederland biedt, meeneü
velen, overvloedig stof tot lachen en vroolijk-
beid.
Lou de Visser is een groot-schreeuwer, en
het historische glaasje water van Wijnkoop
wordt nog met voorliefde geciteerd.
De capitulatie van Wijnkoop, eenmaal afge
zant van Moskou in deze lage landen, daarna
uitgestooten en bendehoofd op eigen gelegen
heid, geldt min of meer voor een publieke ver
makelijkheid.
Het wordt zóó met het communisme in ons
land niets, meenen velen, half en half ook op
gezag van de S. D. A. P., die al jaren lang de
communistische beweging en bagatelle en met
zeker dédain behandelt.
Maar, zoo zegt de „Volkskr.", voor ons is het
communisme de gevaarlijkste vijand.
Wij zijn, vanwege de politiek, te veel ge-
neigd enkel met cijfers te rekenen en voor
groote getallen te veel respect te hebben.
De R. K. Staatspartij brengt een millioen
stemmen uit, de S. D. A. P. 800.000, de com
munistische partijen maar een 60.000 een
schamel hoopje naast de beide kolossen.
Doch denkt men wel aan de onctergrondsche
actie, die het communisme in fabrieken en
ondernemingen bedrijft, aan zijn vergiftiging
van de plattelandsarbeiders?
Zegt de terreur, die het in de hoofdstad
onder die steenzetters uitoefent, niets?
En staan wij niet voor het probleem, het
raadsel, dat in Rusland het communistisch
bewind na een meer dan tienjarig bestaan
niet is ineengestort?
Hoeveel profeten, onder wie toch ook van
groot gezag en menschenkennis, hebben niet
voorspeld, dat het bolsjewistisch bewind niet
kon duren, dat het door zijn eigen zwaarte
zou bezwijken?
En het houdt stand, het verstevigt zich
zelfs, en heeft nog hulpmiddelen over om
over hgel de wereld een noodlottige propa
ganda te voeren, die langzaam maar zeker
elke niet door christelijke beginselen, gedra
gen samenleving ondermijnt.
De wereld-hoofdstad Genève poogt op poli
tiek, sociaal en economisch terrein van aller
lei te regelen en doet daarbij of het reusach
tige Rusland niet bestaat.
En in ons land worden ijverige en zwaar
wichtige discussiën gevoerd over extra-parle
mentaire en parlementaire kabinetten: over
de vraag of het ministerie op de partijen der
rechterzijde kan steunen, dan wel of het beter
zou doen het op een conflict te laten aanko
men.
Men kan zich in al deze dingen vermeien;
maar de groote vraag Is, wat doet de regee
ring en wat is ze voornemens ten aanzien van
de groote min of meer beangstigende proble
men waarvoor we staan.
We gaan een crisis tegemoet, of liever, we
staan er al midden in.
Het zou oneerbiedig zijn te vragen, of alle
ministers daarvan doordrongen zijn, maar zijn
ze het eens over de houding die moet worden
aangenomen? vt
Het gaat niet over de vlootwet, het gaat
over de oriëntatie onzer sociaal-economische
politiek.
De regeering behoeft niet naar De Visser
en Wijnkoop te kijken, maar zij weze er van
doordrongen, dat elke misslag en elk verzuim
door hen met gretigheid zal worden uitgebuit.
Niet de S. D. A. P. zal door verkeerde han
delingen der regeering worden versterkt,
maar het communisme.
Men houde De Visser voor een praatjesma
ker en Wijnkoop voor een clown, zij zijn de
gevaarlijkste mannen In Nederland.
BELEEDIGING VAN MR. KAN.
Verdachte veroordeeld
Het Gerechtshof te Leeuwarden wees gisteren
arrest in de zaak van den 49-jarigen G. A.
Meyer, oud-rijksontvanger te Emmen, die door
de Rechtbank te Assen wegens beleediging van
oud-minister mr. J. B. Kan veroordeeld was
tot twee maanden voorwaardelijke gevangenis
straf met een proeftijd van drie jaar. Het Hof
heeft dit vonnis vernietigd en verdachte op
andere overwegingen tot dezelfde straf veroor
deeld. De procureur-generaal had vier maanden
voorwaardelijke straf gevraagd.
APOSTOLISCHE SCHOOL TE SCHIMMERT
Tot overste van de Apostolische school St.
Marie te Schimmert van de paters Montfon-
tanen is benoemd de Z. E. pater M. Lagro, uit
Beek, thans missionaris in Canada.
Naar het Engelsch van GRAY NICK
Vertaling van JAC. J. SCHOON
13)
Hm, fluisterde John terug, Jong is zij
tnderdaad, want zij kan hoogstens zestien jaar
zijn. En denk je, dat zij zijn vrouw is?
Wat zou zij anders zijn? Toch niet zijn
dochter? fluisterde Wool.
Hm, men kan ooit weten! Maar een ding
is zeker, meende John, dat mistress Cadiment
danig uit haar humeur zal zijn!
Terwijl de twee zwarten zich overgaven aan
vermoedens ten opzichte der jonge dame, on
derhield deze zich in het rijtuig met den ouden
heer.
Weet u wél oom, zeide zij, toen de koets
langzaam over de hobbelige straten rolde, dat
a geen enkelen keer naar den naam van die
arme weduwe hebt gevraagd, wier vriend en
beschermer gij zult worden en dat Herbert er
ook niet aan gedacht schijnt te hebben, dlien
te noemen?
Duizend drommels! Je hebt waarachtig
gelijk! Wat een stommiteit! Hoe zonderling!
Zou je denken, Cap, dat hij hem met opzet ver
zweeg?
Neen oom, dat geloof ik niet. Het is on
willekeurig gebeurd, zonder dat u of Herbert
erbij gedacht hebben! Hij sprak altijd over
haar als: mijn tweede moeder!.... die arme
jmw.^ de brave vriendin mijner moeder.-..
enz., en zijn vriend noemde bij Traverse of ook
mijn talentvollen broeder. Ik had er schik
in en dacht zoo in stilte, hoelang heit nog
zou duren, alvorens' gij naar den naam der
weduwe zoudt vragen. Maar u vergat het allebei
en zoo reisde hij af, zonder dat wij weten waar
heen en naar wie!
Onbegrijpelijk! Maar het is, zooals je zegt.
Ik ben trouwens ook overtuigd, dat bij van
zijn kant het evenmin opzettelijk verzweeg, als
ik voorbedachtelijk naliet hem ernaar te vragen.
Maar zoodra wij thuis zijn, zal mijn eerste
werk wezen, naar Staunton te schrijven, om het
verzuimde in te halen.
Weet u dan stellig, dat hij in Stauntcm ge
bleven is? braebt Capitola tegen dit plan in.
Neen, om de grap niet te bederven, willen wij
zijn terugkomst afwachten en dan zien, hoe
lang hij ons nog van haar zal vertellen, zonder
haar naam te noemen.
Ha, ha, ha, je hebt gelijk Gap, lachte de
majoor, dat zullen wij doen. Wat is er ook aan
een naam gelegen? Het Iaat mij absoluut koud,
hoe die weduwe heet. Zij heeft zich nobel jegens
Herbert gedragen,was de boezemvriendin mijner
zuster en is een noodlijdende, behoeftige vrouw.
Zijn die drie beweegredenen niet voldoende,
om mijn belangstelling voor haar te rechtvaar
digen en haar mijn bijstand aan te bieden? Maar
hola, hei, Wool! John! drommelsche kerels,
wilt jullie beter op den weg en op de paarden
Ietten! riep de oude heer de beide negers toe,
die Inderdaad heft rijtuig bijna hadden doen
omkantelen.
't Was maar een greppel, sir, antwoordde
Wool, waarin wij met het achterwiel geraakt
waren. De weg is waarachtig ook buitengewoon
slecht. Maar wij zijn nu over het ergste been
en de weg wordt weer wat beter.
Capitola wierp een blik over de streek en
zag een heerlijk vergezicht voor zich. Langs den
weg de zich tusschen rotskloven wringende
st roomed Ie als een zilveren lint door de groene
akkers Kronkelde, welke zich aan den voet van
den berg uitstrekten. Daarbij, als achtergrond,
'de zwarte, hoekige rotsgevaarten, welke het
park ln den vorm van een hoefijzer omgaven
en daarom de „duivelsklauw" genoemd werden.
Eindelijk, in het midden, het door de stralen der
ondergaande zon verlichte kasteel, met zijn blin
kende vensters. Dat alles gaf een beeld te aan
schouwen, welks aanblik het jonge meisje geheel
in verrukking bracht.
Doch laten wij Capitola dn haar luidruchtige
bewondering voor haar nieuwe woonstede en
snellen wij den jongen Herhert Greyson vooruit
naar zijn vrienden, naar wier wederzien hij met
al de liefde van zijn dankbaar hart vurig en
hartelijk verlangde.
VI.
Twee uur van de stad Staunton en ongeveer
een half uur van het spoorwegstation dat een
heel eind van die plaats verwijderd lag stond
in een kleiin tuintje, onder het lommer van
eenige vruchtboomen, een landhuisje, waarheen
een net onderhouden voetpad toegang verleende.
Het tuintje was geheel door een dichte heg om
geven; slechts een smal hekje verleende toe
gang.
In deze bescheiden woning, ver verwijderd
van de bewoonde wereld, leefden de vrienden
van Herbert, die men ln deze streek kende als
de weduwe Martha Rocke en haar zoon Tra
verse. Men wist niet, waar zij vandaan kwamen
en evenmin, wat hun middelen van bestaan
waren. Hat was nu ruim vijftien jaar geleden,
dat een jeugdige in het zwart gekleede vrouw
met een tweejarig jongentje haar zoontje
hierheen was gekomen en het landhuisje ge
huurd en zeer eenvoudig gemeubileerd had. En
al dien tijd had zij hier in stille afzondering
van haar handenarbeid geleefd.
Kort nadat deze vreemdelingen zich hier ge
vestigd hadden, was dokter Greyson te Staunton
overleden. Hij liet een weduwe met een zoontje
achter, die zich, door den dood van hun kost
winner, ook aan de bitterste armoede zagen
prijsgegeven. Mistress. Rocke zocht eerst overal
in de gansche stad naar een goedkoop en toch
fatsoenlijk huisje, doch daar zij niet naar
wensch kon slagen, wendde zij zich tot de we
duwe Rocke, In de hoop, dat deze een gedeelte
harer woning zou willen afstaan. En de vreem
delinge, die van haar kant ziich gelukkig achtte
op deize wijze de last van den huursom met de
helft te kunnen verminderen, stemde met ge
noegen erin toe, mevrouw Greyson bij ziob in
huis te nemen.
Op deze wijze kwamen de beide jonge vrouwen
met hun twee kinderen met elkaar in keunis,
en uit deze kennis groeide een hechte, innige
vriendschap, zooals men maar zelden op deze
wereld aantreft
De beide weduwen maakten samen maar één
huishouding uit. Een vuur, één licht, één tafel,
kortom zij deelden samen de gemeenschappe
lijke onkosten ter bestrijding van de allernood
zakelijkste behoeften. Dit was natuurlijk zeer
goedkoop, temeer daar hun leefwijze buiten
gewoon eenboudig was, doch de financieele
draagkracht der beide dames was dan ook zeer
klein, zoodat zij zich zelfs ontberingen moesten
getroosten, die hun des te harder moesten
vallen, daar zij hetere dagen gekend hadden. En
toch heerschte er in het kleine huisje een te
vredenheid, die het lot der beide vrouwen in
het oog van zeer velen, benijdenswaardig deed
schijnen. "Wat de beide vrouwen elkaar betref
fende hun vroegere omstandigheden hadden
medegedeeld, wist niemand, slechts één ding
gekm, dat rij even vertrouwelijk met elkaar
omgingen als een paar tweelingzusters, tot aan
de laatste ademtocht van mistress Greysou,
Toen docr het overlijden van deze laatste een
einde was gemaakt aan deze innige vriend
schap, nam mistress Rocke den wees geworden
knaap als haar eigen kind aan en wel met een
toewijding, zooals alleen waarachtige liefde
die kan geven. Totdat Herhert op zekeren dag,
zooals wij hem dit zelf hebben hooren vertellen,
er stil vandoor ging om als scheepsjongen zijn
eigen brood te verdienen, daar hij het niet
over zich kon verkrijgen, de arme weduwe nog
langer tot last te zijn.
Dit brutale, Ja, haast ongel oofelijke besluit
van den twaalfjarigen knaap, liad de weduwe
bittere tranen gekost, doch zij vond langzamer
hand troost in zijn brieven daar Herbert zijn
goede pleegmoeder en zijn broeder Traverse
tenminste tweemaal per jaar schreef en hen,
na eiken terugkeer van een voorspoedige zee
reis een gedeelte van zijn gage placht te sturen.
Zijn brieven en geldzendingen werden echter
gaandeweg onregelmatiger en reeds had de
weduwe vaak ornstlge zong gehad omtrent het
lot van den jongen matroos, dien zij met de
zelfde moederlijke angst, welke zij voor haar
eigen kind zou bobben gevoeld, aan de gevaren
der zee en -niet minder van het zeemansleven
wist blootgesteld.
Slechts in het geheel tweemaal, sedert Her-
bert matroos was, had hij zijn trouwe vrienden
in het kleine landhuisje een bezoek kunnen
brengen.- Sinds ziju laatste bezoek waren nu
bijna drie jaren verloopen en in dien tusschen-
tijd had hij hen slechts één enkele maal, en
wel in het begin geschreven, zoodat mistress
Rocke en Traverse het ergste begonnen te
vreezen, of althans de treurige overtuiging
kregen, dat Herhert hen vergeten had.
"Wanneer de vriendelijke lezer ons wil volgen
nu mistress Rocke en haar zoon heup niet meer
vreemd zijn, dan zullen wij hem in hun woning
binnenleiden.
Reeds het kleine tuintje ziet er, met zijn
blanke kiezelpaden, goed onderhouden uit en
ook het kleine huisje maakt uitwendig 'n keurig
netten indruk. Treden wij er binnen, dan be
vinden we ons dadelijk in een tamelijk groote^
maar vrij armoedig uitziende kamer gelijk
vloers, dlie tevens dienst doet als keuken, doch
waar alles u van helderheid tegenblinkt. Alles
in d;it vertrek is oud en goeddeels versleten,
maar zoo ordelijk mogelijk gerangschikt, zoo-
dat het geheel een aangenamen gezellig-en
indruk maakt. De vloer is blank geschrobd,
voor de ramen hangen hagelwitte gordijnen,
terwijl de meubileering bestaat uit een eiken
houten tafel, en dito kast met ijzeren beslag
en een aantal zeer eenvoudige stoelen. Rechts
tegen den muur hangt een soort boekenrek,
waarop een vijftal erg gehavende boekdeelen,
een fluit en wat delfstoffen en andere waarde-
looze dingen gerangschikt liggen, die Traverse
zijn schatten noemt. Links zijn tegen den wand
een tweetal planken aangebracht, waarop eettig
keukengerei en patten en pannen gerang
schikt staan. Een groot vuur in den haard is
de eenige weelde welke de weduwe zich schijnt
te veroorloven, maar het hout kostte in dez»
boschrijke streek dan ook zoo goed als niets,
zoodat zelfs de armste 's winters geen koude
behoefde te lijden. Marth. Rocke zat met haai"
naaiwerk voor den glosd en lette meteen op
den pot, welks Inhoud boven de heldere vlan*
men flink kookte.
(Wordt vervolgd).