R. K. WERKLIEDENVERBOND VACANTIE FEUILLETON CAPIT0LA, De gevaarlijksten.. DÖNDERDXG 24 JULI 1930 VOORJAARS-VERBO NDSVERGADERING Bezoek van Z. D. H. Mgr. Hopmans ISS DE AUTO-BOTSING TE HAARLEM Als ma en pa gaan winkelen VERDRONKEN. AAN DE GEVOLGEN OVERLEDEN. DOODELIJKE TRAP VAN EEN PAARD. MIDDELEN VOOR EEN NOOD LOTTIGE Propaganda over HEEL DE WERELD EEN ZONNESTRAALTJE IN DROEVE DAGEN. gp^r. - Behandeling van het rapport betreffende solidariteitsstaking RECLAMEERING EN ARBEIDERS BEWEGING I Gistermorgen werd de vergadering reeds om half negen heropend. Terstond kwam aan de orde de vaststelling der verslagen van „Herwon nen Levenskracht". Door een der afgevaardigden werd de finan. cieele gestie van H. L. besproken. Hij bepleitte de garantstelling door de aangesloten bonden voor de patiënten uit hun midden, die sana- toriumverpleging noodig hebben. Het lange wachten vooraleer men opgenomen kan wor den, zou moeten verdwijnen. Van andere zijde werd die gedachte ondersteund en een andere financieels regeling, vooral der inkomsten, be pleit. De Verbondssecretaris, de heer Schutte beantwoordde de gemaakte opmerkingen en ver dedigde het financieel beleid van het bestuur. Het verslag werd hierop goedgekeurd. Door den geneesheerdirecteur van het sana torium ,,Berg en Bosch" werden eenige mede- deelingen gedaan over het sanatorium. Sedert de tien jaren, dat het sanatorium bestaat, is er een groote verandering gekomen in de behan deling. Bij de stichting van het sanatorium werd gerekend op 90 pet. ambulante en 10 pet. bedlegerige patiënten. Thans zijn er 50 k 60 pet. bedlegerig. Waar de toestand zich aldus heeft gewijzigd, is een nieuw sanatorium noodig. Dit nieuwe sanatorium zal in alle opzichten uit stekend moeten zijn. Dat zal veel geld kosten, zeide spr., maar daarvoor mag men rekenen op de groote offervaardigheid der katholieke arbeidersbeweging. Tijdens deze besprekingen werd 't bezoek aan gekondigd van Z.D.H. Mgr.'Hopmans, bisschop van Breda, die vergezeld van zijn secretaris, den "Weleerw. heer J. Baeten en van den aal moezenier van den arbeid in het bisdom Breda, den Welerw. heer J. F. van der Maden, de ver bondsvergadering met zijn hezoek kwam ver eeren. Begroeting van Mgr. Hopmans door den voorzitter Nadat de leden van het Verbondsbestuur wa ren voorgesteld, hield de heer de Bruijn een begroetingsrede. Reeds in 1904, aldus spr., toen Uwe Doorluch tige Hoogwaardigheid nog secretaris was van het bisdom Breda, werd door U. D. H. bij ge legenheid van den eersten Bredaschen Katho liekendag medegewerkt aan de totstandkoming van den Bredaschen Diocesanen Bond van werk lieden. Ook als bisschop bleef U. D. H. met de katholieke arbeidersbeweging meeleven en her haalden steun verleenen, nog laatstelijk bij het aanstellen van een priester voor het werk der centrale commissie voor de vrouwenorganisatie. Niet alleen om Uw persoon maar ook als ver tegenwoordiger van het Doorluchtig Episcopaat begroeten wij U. D. H. en betuigen aan het: -Episcopaat zeer nadrukkelijk onze onderwer ping en onze gehoorzaamheid. Spr. besloot met een woord van gelukwensch met de hooge onderscheiding, die Mgr. dezer dagen van Z. H. den Paus heeft mogen ont vangen. De heer de Bruijn dankte Mgr. nogmaals voor de hooge eer, die door dit bezoek aan deze vergadering werd bewezen en verzocht om den bisschoppelijken zegen. De Bisschop verklaarde tot zijn spijt de ver gadering niet langer te kunnen bijwonen en verliet, na de vergadering te hebben gezegend, de zaal, terwijl de congressisten spontaan het „Aan U, o Koning der eeuwen" aanhieven. Hierop werd de behandeling der agenda voortgezet. In het bestuur van „Herwonnen Levens kracht" werden de heeren L. H. van Rooyen en P. Serrarens herkozen, terwijl in de con- tróle-commissie de heer F. Nivard werd aange wezen. De verslagen over de Centrale Volksbank, van de Levensverzekering-Mij. „Concordia" en van de Centrale Ziekenkas, werden na eenige bespreking goedgekeurd. In behandeling kwam hierop het rapport der commissie inzake solidariteitsstaking. Over dit rapport werd een langdurige discussie ge voerd. De voorzitter der commissie, de heer C. J. Kuiper, beantwoordde de gemaakte opmerkin gen, waarna de rapporteur, de Zeereerw. Pater mr. dr. Beaufort O.F.M., de groote lijnen van het rapport, dat reeds vroeger is gepubliceerd, in het kort nader toelichtte. Eenige, door het Verbondsbestuur voorgestel de wijzigingen, werden door de commissie overgenomen. Door het verbondsbestuur werd hierop voor gesteld het volgende besluit te nemen: De Verbondsvergadering, gehouden op 22 en 23 Juli te Breda, hij de behandeling van het rapport inzake de solidariteitsstaking, consta- teerend dat eene bestudeering van het concen tratie-vraagstuk, meer speciaal met het oog op de arbeidersbelangen wenschelijk is, ver zoekt het Verbondsbestuur de commissie, wel ke het rapport inzake de solidariteitsstaking samenstelde, desgewenscht uitgebreid met eeni ge deskundigen. ,uit te noodigen ook omtrent het concentratie-vraagstuk een rapport uit te brengen. De vergadering vereenigde zich met dit voor stel met een woord van dank aan de commis sie en in het bijzonder aan den rapporteur. Tot slot der Verbondsvergadering werd door Prof. mr. W. Pompe, uit Utrecht, een inleiding gehouden over reclasseering en arbeidersbewe ging. Op de Verbondsvergadering volgde nog een Vakbondsvergadering en een vergadering van de bij de weerstandslcas en hef reservefonds aangesloten bonden, terwijl des namiddags om half drie een bezoek werd gebracht aan de N. V. Ilollandsche Kunstzijde Industrie. DE WEENSCHE „SaNGERKNABEN", die een reis door ons land maken met den leider pater Maruazyk. Op een drukken weg Toespraak van Z. D. H. den Bisschop van Breda Mgr. Hopmans richtte zich na deze begroe ting met een woord van dank tot de vergade ring. Altijd, zeide Mgr., heeft het R. K. Werk liedenverbond mijn sympathie gehad en steeds heb ik de organisatie gesteund, overtuigd als ik ben, dat het dringend noodzakelijk is, dat de werklieden in katholieke bonden vereenigd zijn. Ik ben dan o>ok hier gekomen zeide Mgr., om opnieuw uiting te geven van mijn belang stelling en om U te zeggen, flat Uw verbond ook mijn steun in de toekomst zal hebben. Het Nederlandsch Episcopaat is er van overtuigd, verklaarde Mgr., dat de werklieden, die niet in katholieke bonden zijn georganiseerd, langza merhand onverschillig worden voor den gods dienst door de groote gevaren, waaraan zij zich blootstellen. Het verheugt daarom het Neder landsch Episcopaat, dat in het verleden door het Werkliedenverbond de lijn is gevolgd, die door de bisschoppen is uitgestippeld. Moge dat ook in de toekomst zoo blijven, want andere landen zijn afgunstig op Nederland en schrijven de goede toestanden, die hier heerschen, toe aan het volgen der leiding, die door de bisschoppen wordt gegeven. Mgr. besloot met de hoop uit te spreken, dat men steeds overtuigd zal blij ven, dat het Episcopaat ook het Werklieden verbond zal blijven steunen, vooral met het oog op de hoogere belangen der aangesloten leden. EEN GEVAARLIJK GEDEELTE Ons bericht omtrent het auto-ongeluk bij de Amsterdamsche Poort, behoeft eenige rectifica tie. In den auto waren twee personen gezeten, van wie de heer A. Leeuwenberg niet P. Leeu wenberg) den wagen bestuurde. Nabij den op rit van de brug bij de Amsterdamsche Poort, wilde de bestuurder achter de tram gaan rij denvan vrij snel rijden was geen sprake doch volgens zijn verklaringen was hij daartoe niet meer in staat. Uit de richting Amsterdam naderde een andere tram en de bestuurder kon niet voorkomen, dat de auto tusschen de hei de trams bekneld werd. Naar aanleiding van het ongeluk schrijft men aan het „Hbld": Het ongeluk, dat den heer A. Leeuwenberg bij de Amsterdamsche Poort is overkomen, waarbij de heer Verkley den dood heeft gevon den, heeft weer eens de aandacht gevestigd op den gevaarlijken hoek bij de brug over het Spaarne, waar meermalen botsingen zijn voor gekomen. De heer Leeuwenberg, die als een goed en voorzichtig autobestuurder bekend is, werd op dezen gevaarlijken hoek door een tram uit de richting Amsterdam verrast; hij kon toen niet meer wegkomen ©n zijn auto werd in elkaar gedrukt. Er zijn door een raadslid al dadelijk vragen aan B. en W. gericht, waarin hij de mogelijk heid stelt om te verbieden, dat op dit punt twee trams elkaar passeeren. Het is niet waar schijnlijk, dat een dergelijk verbod kan worden uitgevaardigd; maar de vraag bewijst, dat men daar toch wel met een verkeerspunt te doen heeft, dat een voortdurende bedreiging is voor bestuurders van voertuigen. DE EQUIPAGE VAN EEN VISSCHERS- VAARTUIG VERGIFTIGD Als slangen rondkruipend kermend van pijn HET KIND MOCHT IN DEN AUTO BLIJVEN SLAPEN Hoe de „ouders" door het publiek bejegend werden Het volgende niet-alledaagsche geval heeft zich gisteren in den namiddag in de Groote- marktstraat te 's Hage afgespeeld. Een heer en een dame met drie-jarig kindje waren per auto in de binnenstad gekomen om boodschappen te doen in de Bijenkorf. Zij parkeerden in de Grootemarktstraat in het ge deelte tegenover de Achter Raamstraat. Toen bleek, dat het kind sliep, werd besloten, de kleine niet te storen, doch rustig in den wagen te laten en dezen naar behooren te sluiten, waarna heer en dame Bijenkorfwaarts liepen. Vermoedelijk hielden de boodschappen wat langer op dan gedacht was, althans de kleine werd na eenigen tijd wakker en gaf ten aan- schouwe en aanhoore der voorbijgangers te kennen, dat het 'm daarbinnen begon te ver velen. De wagen was echter zooals gezegd afgesloten, zoodat zich de buitenstaanders niet over het kind konden ontfermen, tenzij een ruit zou worden ingeslagen. Tot laatstbedoeld middel schenen enkele om standers te willen overgaan, doch dit werd verhinderd door een inmiddels verschenen agent van politie. Eindelijk, ruim een uur nadat zij den wagen hadden verlaten, keerden de heer en de dame daar terug, waarop het drietal de reis voort zette, doch niet dan nadat in eenige minder vleiende bewoordingen enkele omstanders hun oordeel aan het adres van eerstgenoemde beiden hadden te kennen gegeven. EEN MOTORBOTTER GESTRAND Waaraan het ongeval wordt toegeschreven De Taad voor de Scheepvaart heeft gisteren uitspraak gedaan inzake het aan dengrond ■stooten van den riiotorbotter „UK. 170" op da Noordergronden bij Terschelling. De Raad is van oordeel, dat dit ongeval hier door is veroorzaakt, dat de „UK. 170" wier motor niet werkte, onvoldoende zeilverm-ogén bezit, in het bijzonder door het ontbreken van. de zwaarden. Het is den Raad gebleken, dat op dergelijke botters niet alleen de zwaarden, die hinderlijk zijn voor de visscherij, worden thuisgelaten, doch dat ook veel minder zeil wordt gevoerd dan toen zij nog volkomen zeilvaartuig waren. Uit die ongeval blijkt echter hoe nuttig het Is wanneer dergelijke schepen hunne geschikt heid als zeilvaartuig blijven behouden. Indien da zwaarden hinderlijk zijn voor de visscherij zou een kiel van grootere afmeting aan het ge mis van de zwaarden kunnen tegemoet komen. Het schijnt dan echter voor de oude zeilbotters, die voor het gemis der zwaarden geen compen satie hebben geraden te zijn de zwaarden mee re voeren en de zeilen, voor zoover grootzeil en fok betreft in den vroegeren toestand te laten. Onder Odoor-n is Dinsdag het lijk van J. M. uit Buinerveen, die aan toevallen lijdende was, in een sloot gevonden. Sedert Zondag werd M. vermist. URENLANG STUURLOOS RONDGEDREVEN De Raad voor d;e Scheepvaart heeft gister middag een onderzoek ingesteld naar de oor zaak van een merkwaardig voorval, dat zich heeft voorgedaan aan boord van het stoom- visschersvhartuig „Derika Y Ym, 418. Op 14 Juni 1.1. heeft dit schip n.l. hulpeloos op zee gedreven, tengevolge van onbekwaam heid tot werken door vergiftiging der geheele equipage. De schipper, die als getuige werd gehoord, verklaarde dat hij op genoemden dag te on geveer kwart over twee door den eersten stuur man uit zijn kooi geroepen werd met de woor den: „Schipper, als je nog levende menschen wilt zien, dan moet je gauw komen; ik kan ook niet meer!" Aan dek komende, zag get. de geheele equipage als slangen rondkruipen, kermende van de pijn. Na eenige oogenblikken kreeg ook hij hevige kramp in den huik; hij kon zich nog naar de verschansing sleepen, waar hij gedurende een half uur den inhoud van zijn maag aan de zee prijsgaf Niemand was in etaat te werken. Om vier uur stopte de machine vanzelf en dreef het schip stuurloos rond. De machinist en get. hebben later de machine weer op gang ge bracht en zoo goed en zoo kwaad als het ging bereikte men den volgenden morgen om 8 uur de haven van IJmuiden. De dokter, die aan boord kwam, vermoedde vieeschvergiftiging. Ook had de kok op 14 Juni 's morgens, een blik andijvie opengemaakt. De Hoofdinspecteur voor de Scheepvaart, vioe-admiraal b.d. Fock, gaf als zijn oordeel te kennen dat de oorzaak van de vergiftiging niet vaststaat omdat d-en dokter niets meer ten onderzoek kon worden vertoond. Vieesch vergiftiging acht spr. echter niet uitgesloten. De kok en de dokter die aan boord een on derzoek had ingesteld, waren verhinderd ter zfttmg'te'komen. De Raad zal later uitspraak doen. BIJ MIST AAN DEN GROND GELOOPEN De navigatie niet zorgzaam De R. v. d, S. heeft uitspraak gedaan in zake het aan den grond loopen tijdens mist van het stoomschip „Noord-Holland" in het vaar water tusschen Harlingen en het Vlie. De Raad is van oordeel dat dit ongeval in hoofdzaak is te wijten aan den zwaren- mist, doch tevens dat de navigatie niet in alle op zichten voldoende zorgzaam is geweest. De kapitein heeft niet alles gedaan wat noodig was. En zijn verklaring, dat hij alles aan den loods heeft overgelaten, bewijst, dat hij zich niet voldoende van zijn verplichtingen als kapitein bewust is geweest. De heer L., te Nietap, die Zondag met zijn motorfiets tegen een boom is gereden tenge volge waarvan hij in levensgevaarlijken toe stand opgenomen werd, is gisteren overleden. De jongeman was kort geleden in het huwelijk getreden. DOOR EEN AUTO GEGREPEN. Te Haren (Gron.) is mevr. J. van H. aldaar, toen zij uit een autobus was gestapt, door een passeerenden auto gegrepen. Zij moest met een ernstige hoofdwonde en een heenfractuur worden opgenomen. De chauffeur heeft geen schuld. De landbouwer J. Elenbaas te Poortvliet kreeg een zoodanigen trap van een paard, dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden. ALS MEN DICHTERLIJK GAAT WORDEN.... De heer Hans is door dezen regenachtigen vacantie-tijd in dichterlijke stemming geraakt en uit in „De Vrijheid" zijn gemoed als volgt Vacantie Woord van zacht verrukken! Wèg, speechen (al of niet van pas), Wèg, saaie, droge Kamer-stukken 'k Ga liggen droomen in het gras. Tc Ga luist'ren waar de bijen zoemen, Wat zijn die beestjes vrij en blij 'k Ga fluist'ren met de korenbloemen En dwalen langs de paarse hei. Toch is 't, of m'n gedachten-stoeien Steeds naar het Binnenhof weer gaat. Ik lig. Ik hoor de koetjes loeien, En eensklaps denk ik weer aan Braat. Ginds de rivier. Schip. Blanke zeilen. De binnenschipper, breed en stoer. O, mocht ik meê Ik kijk een wijle Staat Duympie daar niet aan het roer Een hoerenkind, met elpen tanden, Het sabbelt lekker ergens op, Een roode mond met bruine tanden, En mijn gedachten gaan naar Drop. In zomer-avond-schemer wandelt Een aardig paartje voor mij uit, Op 't smalle wegje. £ie, hij hhndelt Hij kust en knuffelt, 'k Denk aan Guit. Een hoere-herberg. 'k Ga wat halen, Wat drinken. Fleskens rink'len.... pas....! Hoe leuk En mijn gedachten dwalen Naar Bierema en Frieda Katz. Daar gaat een herder met z'n kudde ('k Zie Schaepman) over tfyera-veld. Een trekhond ('k zie Polak). Hoe knudde! Een geit ('k zie Smeenge, onzen held). Maait Krelis daar, op stoere beenen Een kreet: „De Bruine is op hol (Een oud-minister nota-bene) Van Vliegen word ik bijna dol. Fabriek. Het schaft-uur, elnd'lijk, is er De hooge schoorsteen gilt in 'trond, Heel d' omtrek door. Dat 's Lou de Visser, Ja, de vacantie is gezond Wèg Binnenhof Wèg, sprekers-galmen De hemel is nu gansch van mij 'k Ga fluist'ren met de korenhalmen, En droomen langs de paarse hei. DER BLAUE VOGEL WEER NAAR NEDERLAND. Het Russische Theater, der Blaue Vogel, on der leiding van J. Jushny, heeft zoo juist met een tournée door Roemenië en Italië het sei zoen beëindigd. Op 1 Augustus opent Jushny het nieuwe seizoen in Hamburg met een ge heel nieuw programma. Het is thans zeker, dat Der Blaue Vogel in de maand October voor de 7e maal een tournée door ons land zal ma ken. TIJDENS DE REPETITIE van het Brielsche openluchtspel: Kommer Kleyn, de spelleider, rechts, en Wensing, ontwerper van de decors, zoeken beschutting onder een tompouoe We gaan een crisis tegemoet Het communisme in Nederland biedt, meeneü velen, overvloedig stof tot lachen en vroolijk- beid. Lou de Visser is een groot-schreeuwer, en het historische glaasje water van Wijnkoop wordt nog met voorliefde geciteerd. De capitulatie van Wijnkoop, eenmaal afge zant van Moskou in deze lage landen, daarna uitgestooten en bendehoofd op eigen gelegen heid, geldt min of meer voor een publieke ver makelijkheid. Het wordt zóó met het communisme in ons land niets, meenen velen, half en half ook op gezag van de S. D. A. P., die al jaren lang de communistische beweging en bagatelle en met zeker dédain behandelt. Maar, zoo zegt de „Volkskr.", voor ons is het communisme de gevaarlijkste vijand. Wij zijn, vanwege de politiek, te veel ge- neigd enkel met cijfers te rekenen en voor groote getallen te veel respect te hebben. De R. K. Staatspartij brengt een millioen stemmen uit, de S. D. A. P. 800.000, de com munistische partijen maar een 60.000 een schamel hoopje naast de beide kolossen. Doch denkt men wel aan de onctergrondsche actie, die het communisme in fabrieken en ondernemingen bedrijft, aan zijn vergiftiging van de plattelandsarbeiders? Zegt de terreur, die het in de hoofdstad onder die steenzetters uitoefent, niets? En staan wij niet voor het probleem, het raadsel, dat in Rusland het communistisch bewind na een meer dan tienjarig bestaan niet is ineengestort? Hoeveel profeten, onder wie toch ook van groot gezag en menschenkennis, hebben niet voorspeld, dat het bolsjewistisch bewind niet kon duren, dat het door zijn eigen zwaarte zou bezwijken? En het houdt stand, het verstevigt zich zelfs, en heeft nog hulpmiddelen over om over hgel de wereld een noodlottige propa ganda te voeren, die langzaam maar zeker elke niet door christelijke beginselen, gedra gen samenleving ondermijnt. De wereld-hoofdstad Genève poogt op poli tiek, sociaal en economisch terrein van aller lei te regelen en doet daarbij of het reusach tige Rusland niet bestaat. En in ons land worden ijverige en zwaar wichtige discussiën gevoerd over extra-parle mentaire en parlementaire kabinetten: over de vraag of het ministerie op de partijen der rechterzijde kan steunen, dan wel of het beter zou doen het op een conflict te laten aanko men. Men kan zich in al deze dingen vermeien; maar de groote vraag Is, wat doet de regee ring en wat is ze voornemens ten aanzien van de groote min of meer beangstigende proble men waarvoor we staan. We gaan een crisis tegemoet, of liever, we staan er al midden in. Het zou oneerbiedig zijn te vragen, of alle ministers daarvan doordrongen zijn, maar zijn ze het eens over de houding die moet worden aangenomen? vt Het gaat niet over de vlootwet, het gaat over de oriëntatie onzer sociaal-economische politiek. De regeering behoeft niet naar De Visser en Wijnkoop te kijken, maar zij weze er van doordrongen, dat elke misslag en elk verzuim door hen met gretigheid zal worden uitgebuit. Niet de S. D. A. P. zal door verkeerde han delingen der regeering worden versterkt, maar het communisme. Men houde De Visser voor een praatjesma ker en Wijnkoop voor een clown, zij zijn de gevaarlijkste mannen In Nederland. BELEEDIGING VAN MR. KAN. Verdachte veroordeeld Het Gerechtshof te Leeuwarden wees gisteren arrest in de zaak van den 49-jarigen G. A. Meyer, oud-rijksontvanger te Emmen, die door de Rechtbank te Assen wegens beleediging van oud-minister mr. J. B. Kan veroordeeld was tot twee maanden voorwaardelijke gevangenis straf met een proeftijd van drie jaar. Het Hof heeft dit vonnis vernietigd en verdachte op andere overwegingen tot dezelfde straf veroor deeld. De procureur-generaal had vier maanden voorwaardelijke straf gevraagd. APOSTOLISCHE SCHOOL TE SCHIMMERT Tot overste van de Apostolische school St. Marie te Schimmert van de paters Montfon- tanen is benoemd de Z. E. pater M. Lagro, uit Beek, thans missionaris in Canada. Naar het Engelsch van GRAY NICK Vertaling van JAC. J. SCHOON 13) Hm, fluisterde John terug, Jong is zij tnderdaad, want zij kan hoogstens zestien jaar zijn. En denk je, dat zij zijn vrouw is? Wat zou zij anders zijn? Toch niet zijn dochter? fluisterde Wool. Hm, men kan ooit weten! Maar een ding is zeker, meende John, dat mistress Cadiment danig uit haar humeur zal zijn! Terwijl de twee zwarten zich overgaven aan vermoedens ten opzichte der jonge dame, on derhield deze zich in het rijtuig met den ouden heer. Weet u wél oom, zeide zij, toen de koets langzaam over de hobbelige straten rolde, dat a geen enkelen keer naar den naam van die arme weduwe hebt gevraagd, wier vriend en beschermer gij zult worden en dat Herbert er ook niet aan gedacht schijnt te hebben, dlien te noemen? Duizend drommels! Je hebt waarachtig gelijk! Wat een stommiteit! Hoe zonderling! Zou je denken, Cap, dat hij hem met opzet ver zweeg? Neen oom, dat geloof ik niet. Het is on willekeurig gebeurd, zonder dat u of Herbert erbij gedacht hebben! Hij sprak altijd over haar als: mijn tweede moeder!.... die arme jmw.^ de brave vriendin mijner moeder.-.. enz., en zijn vriend noemde bij Traverse of ook mijn talentvollen broeder. Ik had er schik in en dacht zoo in stilte, hoelang heit nog zou duren, alvorens' gij naar den naam der weduwe zoudt vragen. Maar u vergat het allebei en zoo reisde hij af, zonder dat wij weten waar heen en naar wie! Onbegrijpelijk! Maar het is, zooals je zegt. Ik ben trouwens ook overtuigd, dat bij van zijn kant het evenmin opzettelijk verzweeg, als ik voorbedachtelijk naliet hem ernaar te vragen. Maar zoodra wij thuis zijn, zal mijn eerste werk wezen, naar Staunton te schrijven, om het verzuimde in te halen. Weet u dan stellig, dat hij in Stauntcm ge bleven is? braebt Capitola tegen dit plan in. Neen, om de grap niet te bederven, willen wij zijn terugkomst afwachten en dan zien, hoe lang hij ons nog van haar zal vertellen, zonder haar naam te noemen. Ha, ha, ha, je hebt gelijk Gap, lachte de majoor, dat zullen wij doen. Wat is er ook aan een naam gelegen? Het Iaat mij absoluut koud, hoe die weduwe heet. Zij heeft zich nobel jegens Herbert gedragen,was de boezemvriendin mijner zuster en is een noodlijdende, behoeftige vrouw. Zijn die drie beweegredenen niet voldoende, om mijn belangstelling voor haar te rechtvaar digen en haar mijn bijstand aan te bieden? Maar hola, hei, Wool! John! drommelsche kerels, wilt jullie beter op den weg en op de paarden Ietten! riep de oude heer de beide negers toe, die Inderdaad heft rijtuig bijna hadden doen omkantelen. 't Was maar een greppel, sir, antwoordde Wool, waarin wij met het achterwiel geraakt waren. De weg is waarachtig ook buitengewoon slecht. Maar wij zijn nu over het ergste been en de weg wordt weer wat beter. Capitola wierp een blik over de streek en zag een heerlijk vergezicht voor zich. Langs den weg de zich tusschen rotskloven wringende st roomed Ie als een zilveren lint door de groene akkers Kronkelde, welke zich aan den voet van den berg uitstrekten. Daarbij, als achtergrond, 'de zwarte, hoekige rotsgevaarten, welke het park ln den vorm van een hoefijzer omgaven en daarom de „duivelsklauw" genoemd werden. Eindelijk, in het midden, het door de stralen der ondergaande zon verlichte kasteel, met zijn blin kende vensters. Dat alles gaf een beeld te aan schouwen, welks aanblik het jonge meisje geheel in verrukking bracht. Doch laten wij Capitola dn haar luidruchtige bewondering voor haar nieuwe woonstede en snellen wij den jongen Herhert Greyson vooruit naar zijn vrienden, naar wier wederzien hij met al de liefde van zijn dankbaar hart vurig en hartelijk verlangde. VI. Twee uur van de stad Staunton en ongeveer een half uur van het spoorwegstation dat een heel eind van die plaats verwijderd lag stond in een kleiin tuintje, onder het lommer van eenige vruchtboomen, een landhuisje, waarheen een net onderhouden voetpad toegang verleende. Het tuintje was geheel door een dichte heg om geven; slechts een smal hekje verleende toe gang. In deze bescheiden woning, ver verwijderd van de bewoonde wereld, leefden de vrienden van Herbert, die men ln deze streek kende als de weduwe Martha Rocke en haar zoon Tra verse. Men wist niet, waar zij vandaan kwamen en evenmin, wat hun middelen van bestaan waren. Hat was nu ruim vijftien jaar geleden, dat een jeugdige in het zwart gekleede vrouw met een tweejarig jongentje haar zoontje hierheen was gekomen en het landhuisje ge huurd en zeer eenvoudig gemeubileerd had. En al dien tijd had zij hier in stille afzondering van haar handenarbeid geleefd. Kort nadat deze vreemdelingen zich hier ge vestigd hadden, was dokter Greyson te Staunton overleden. Hij liet een weduwe met een zoontje achter, die zich, door den dood van hun kost winner, ook aan de bitterste armoede zagen prijsgegeven. Mistress. Rocke zocht eerst overal in de gansche stad naar een goedkoop en toch fatsoenlijk huisje, doch daar zij niet naar wensch kon slagen, wendde zij zich tot de we duwe Rocke, In de hoop, dat deze een gedeelte harer woning zou willen afstaan. En de vreem delinge, die van haar kant ziich gelukkig achtte op deize wijze de last van den huursom met de helft te kunnen verminderen, stemde met ge noegen erin toe, mevrouw Greyson bij ziob in huis te nemen. Op deze wijze kwamen de beide jonge vrouwen met hun twee kinderen met elkaar in keunis, en uit deze kennis groeide een hechte, innige vriendschap, zooals men maar zelden op deze wereld aantreft De beide weduwen maakten samen maar één huishouding uit. Een vuur, één licht, één tafel, kortom zij deelden samen de gemeenschappe lijke onkosten ter bestrijding van de allernood zakelijkste behoeften. Dit was natuurlijk zeer goedkoop, temeer daar hun leefwijze buiten gewoon eenboudig was, doch de financieele draagkracht der beide dames was dan ook zeer klein, zoodat zij zich zelfs ontberingen moesten getroosten, die hun des te harder moesten vallen, daar zij hetere dagen gekend hadden. En toch heerschte er in het kleine huisje een te vredenheid, die het lot der beide vrouwen in het oog van zeer velen, benijdenswaardig deed schijnen. "Wat de beide vrouwen elkaar betref fende hun vroegere omstandigheden hadden medegedeeld, wist niemand, slechts één ding gekm, dat rij even vertrouwelijk met elkaar omgingen als een paar tweelingzusters, tot aan de laatste ademtocht van mistress Greysou, Toen docr het overlijden van deze laatste een einde was gemaakt aan deze innige vriend schap, nam mistress Rocke den wees geworden knaap als haar eigen kind aan en wel met een toewijding, zooals alleen waarachtige liefde die kan geven. Totdat Herhert op zekeren dag, zooals wij hem dit zelf hebben hooren vertellen, er stil vandoor ging om als scheepsjongen zijn eigen brood te verdienen, daar hij het niet over zich kon verkrijgen, de arme weduwe nog langer tot last te zijn. Dit brutale, Ja, haast ongel oofelijke besluit van den twaalfjarigen knaap, liad de weduwe bittere tranen gekost, doch zij vond langzamer hand troost in zijn brieven daar Herbert zijn goede pleegmoeder en zijn broeder Traverse tenminste tweemaal per jaar schreef en hen, na eiken terugkeer van een voorspoedige zee reis een gedeelte van zijn gage placht te sturen. Zijn brieven en geldzendingen werden echter gaandeweg onregelmatiger en reeds had de weduwe vaak ornstlge zong gehad omtrent het lot van den jongen matroos, dien zij met de zelfde moederlijke angst, welke zij voor haar eigen kind zou bobben gevoeld, aan de gevaren der zee en -niet minder van het zeemansleven wist blootgesteld. Slechts in het geheel tweemaal, sedert Her- bert matroos was, had hij zijn trouwe vrienden in het kleine landhuisje een bezoek kunnen brengen.- Sinds ziju laatste bezoek waren nu bijna drie jaren verloopen en in dien tusschen- tijd had hij hen slechts één enkele maal, en wel in het begin geschreven, zoodat mistress Rocke en Traverse het ergste begonnen te vreezen, of althans de treurige overtuiging kregen, dat Herhert hen vergeten had. "Wanneer de vriendelijke lezer ons wil volgen nu mistress Rocke en haar zoon heup niet meer vreemd zijn, dan zullen wij hem in hun woning binnenleiden. Reeds het kleine tuintje ziet er, met zijn blanke kiezelpaden, goed onderhouden uit en ook het kleine huisje maakt uitwendig 'n keurig netten indruk. Treden wij er binnen, dan be vinden we ons dadelijk in een tamelijk groote^ maar vrij armoedig uitziende kamer gelijk vloers, dlie tevens dienst doet als keuken, doch waar alles u van helderheid tegenblinkt. Alles in d;it vertrek is oud en goeddeels versleten, maar zoo ordelijk mogelijk gerangschikt, zoo- dat het geheel een aangenamen gezellig-en indruk maakt. De vloer is blank geschrobd, voor de ramen hangen hagelwitte gordijnen, terwijl de meubileering bestaat uit een eiken houten tafel, en dito kast met ijzeren beslag en een aantal zeer eenvoudige stoelen. Rechts tegen den muur hangt een soort boekenrek, waarop een vijftal erg gehavende boekdeelen, een fluit en wat delfstoffen en andere waarde- looze dingen gerangschikt liggen, die Traverse zijn schatten noemt. Links zijn tegen den wand een tweetal planken aangebracht, waarop eettig keukengerei en patten en pannen gerang schikt staan. Een groot vuur in den haard is de eenige weelde welke de weduwe zich schijnt te veroorloven, maar het hout kostte in dez» boschrijke streek dan ook zoo goed als niets, zoodat zelfs de armste 's winters geen koude behoefde te lijden. Marth. Rocke zat met haai" naaiwerk voor den glosd en lette meteen op den pot, welks Inhoud boven de heldere vlan* men flink kookte. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6