HET 100-JARIGE URUGUAY fANTASIE- DEMI5 REGENJASSEN 1350 '48; raniM-Dem EEN KERKELIJK CONFLICT IS FASCISME EN BEVOLKINGS POLITIEK in waterd. Stoffen in Tirolep Loden nieuwste dessins VRIJDAG 25 JULI 1930 ■feiH W #1 DE HEDENDAAGSCHE BÊTEE- KENIS VAN STAAT EN HOOFDSTAD „EEN STAKING IN DE CHRISTE LIJKE BARMHARTIGHEID" DE „PATERFAMILIAS" IN EERE HERSTELD Naar een Italië ran zestig millioen inwoners Van onzen H-correspondent.) DE KATHEDRAAL, het geestelijk centrum yam Uruguay's fraaie hoofdstad. Montevideo EEN VRIJ GEREGELD BEVOLKT, ORDELIJK BESTUURD LAND Evenals zoovele andere kledne naties, die hare zelfstandigheid tegenover groote buur volkeren hebben moeten verdedigen, is ook Uruguay gehard en geoefend uit dien strijd te voorschijn gekomen. Het is, naar Zuid-Aaneri- Jcaansche begrippen, slechts een hlein landje, doch het bekleedt in de Zuid-Amerikaansche volkenfamilie een plaats die te vergelijken is met die van Zwitserland of Nederland onder de Europeesche gemeenebesten. Het woord „klein" moet natuurlijk zeer be trekkelijk worden opgevat, want de oppervlakte van Uruguay is ten slotte nog zes maal zöo groot als die van Nederland. Doch de bevolking (naakt nog geen twee millioen uit, waarvan bijna de helft in de hoofdstad Montevideo is bijeengehoopt. Men zou dus allicht tot de conclusie 'komen dat Uruguay een zeer ijl bevolkt platteland bezit, en hier is dan ook wel iets waars aan, zoolang men een Europeeschen maatstaf van bevolkingsdichtheid aanlegt. Maar relatief is Uruguay het meest dicht bevolkte land van Zuid-Amerika, 2 maal zoo dicht als Argen tinië en 2 maal zoo dicht als Brazilië. Doch Nederland bezit een 66 maal dichtere bevolking dan UruguayAlles is dus zeer betrekkelijk. Voor een pampa-land kan men evenwel in leder geval zeggen, dat Uruguay zeer gelijk matig bewoond en ontgonnen is. Het kan ver geleken worden bij de beste gewesten van Argentinië en Brazilië, zooals b.v. bij de pro vincie Buenos Ayres of bij den staat Sao Paulo. Een echt pampa-gebied is het, met uitgestrekte golvende graan- en weidelanden, zonder noe- menswaarde verheffingen van den bodem. Nabij "de Brazil!aansche grens liggen langs de kust een paar heuvelrijen die echter nauwelijks 'aanspraak kunnen maken op den naam van gebergte. Klassiek is voorts de kegelvormige heuvel nabij de hoofdstad, de zgn. Cerro van Montevideo, een op zichzelf onbeteekenend bultje, dat echter in dit vlakke land bijzonder in het oog springt, en dan ook aanleiding beeft gegeven te hebben tot het ontstaan van den naam: ik zie den berg. De open zeekust is er een van zanderig strand. Daarentegen is de Zuidkust, de oever van de Plata-monding. het beste te vergelijken met onze Nederlandsche zeegaten: een breede rivier van modderig geel sop, met kleiachtige oevers van groote vruchtbaarheid. De Uruguay- rivier, de kleinste van het tweetal dat den Rio de la Plata helpt vormen, is eveneens een respectabele stroom, hoewel lang niet zoo ver bevaarbaar als de andere contribuant, de Pa- rand en haar bijrivier de Paraguay. De Reptiblica Oriental del Uruguay wordt dus in het Oosten door den Oceaan bespeeld, en in het Zuiden door de ontzagwekkende Plata- monding. In het Westen scheidt de Uruguay- rivier het land van Argentinië, dus eveneens een zeer natuurlijke grens. De eenige kunst matige grenslijn is die van het Noorden, waar Uruguay aan den Braziliaanschen staat Rio Grande do Sul raakt. Hoezeer deze afbakening kunstmatig is, moge men afleiden uit het feit dat deze Braiziliaansche staat in de wandeling den naam draagt van „o estado gaucho". Inder daad: heiden zijn een land van pampa en gau- ohoe. In dit opzicht vertoont Uruguay echter de nauwste overeenkomst wel met Argentinië, den pampa-staat bij uitnemendheid. Men kan zelfs, zonder te kort te doen aan de Uruguaysohe aanspraken op een zelfstandig volksbestaan, zeggen dat Uruguay in economisch-aardrijka- Sundig opzicht een soort van verkleinde uit gaaf van Argentinië is. Beide brengen dezelf de producten voort: granen van diverse soort, vleesöh, huiden en wol. Uruguay is een agrarl- eohe staat, tot in hart en nieren. Het land leeft van den uitvoer van al deze pampa-producten, en deelt dus ook in a/lle wisselvalligheden welke deze voortbrengselen doormaken. Industrie ls er nauwelijks, tenzij dan die soort van voor- loopige bewerking welke de oorspronkelijke Pampa-grondstoffen ondergaan alvorens zij de finitief geëxporteerd worden. Ik denk hier In het bijzonder aan de maalderijen en aan de fri- gorifieoe, de exportslachterijen, die het gekoelde reap, bevroren rund- en schapenvleesch afleve ren. Een van de meest algemeen bekende wereld- ondernemingen op dit gebied is steeds geweest de fabriek van Li ©big te Fray Bentos, op Uruguaysdh gebied, waar voor het eerst in de historie de destijds sensationeele ontdekking is toegepast om uit rundvleesch een extract te peTsen, hetwelk in dien vorm bewaard en ver voerd kon worden. Deze uitvinding is het ge weest welke indertijd met één slag den talloozen veestapel van Argentinië en Uruguay tot waar de heeft gebracht, want voordien kon men van al dat vee enkel de huid gebruiken, terwijl het vleesch hoogstens in minderwaardigen vorm als „tasajo" of „Xarque", d.i. gedroogd tot een soort van onsmakelijke leeren lappen, verwerkt bon "worden. Liebig's uitvinding heeft voor de pampa geheel nieuwe perspectieven geopend, en heeft den weg gebaand voor de latere opkomst der vrieeindustrie. Groote wolcentra vindt men langs de Uruguay rtvier, waar de bloelende provinciesteden Pay- saod-u en Salto liggen. Een vrij dicht spoorwegnet overdekt dit «enigszins eentonige en vruchtbare Pampa-land. Uruguay bezit een totaal van 2700 K.M. (Ne derland 3600) of 1.6 K.M. per 1000 Inwoners (Nederland 0.48 en Argentinië 3.5.) Er zijn twee spoorwljdten, een breed en een smal. Op breed spoor komt men van Montevideo tot Salto, met zeer goede sneltreinen, voorzien van keu rige eet- en tdaaprijtuigen. De voortzetting van hot not naar de Braziliaansche grens heeft smal spoor, maar toch nog steeds zeer behoor lijke treinen. Er bestaat een soort van „inter nationale" verbinding over land tussdhen Sao Paulo in Brazilië en Montevideo, een via Sant'Ana do IAvramento en een via het Bra ziliaansche riviersfjadje Uruguayans. Het is curieus om de reis eens een keer langs deze route te maken, doch comfortabel ls anders Uruguay is dus, zooals we zagen, een reeds vrij geregeld bevolkt en ordelijk bestuurd land. Da uitvoer overtreft er regelmatig den in voer, hoewel de stijgende import van auto's en machinerieën in de laatste jaren dreigt, het export-overschot te verslinden. En uit dit exces moet Uruguay juist zijn schulden aan het bui tenland betalen wegens leeningen en beleggin; in spoorwegwaarden. Maar met dat a! ma; de algeheele toestand des lands gezond ge noemd worden, hetgeen zich dan ook weerspie gelt in den koers van het ruilmiddel, den Uruguaysohen peso, die trouw gelijk blijft aan den Amerikaanschen dollar. Ook in het Staatsbudget valt een lofwaar dige stabiliteit gade te slaan: de Inkomsten nemen sneller toe dan de uitgaven, en het te kort op de begrooting wordt ieder jaar minder. In 1928 bedroeg de totale uitvoer van Uruguay 260 millioen gulden, tegen een Invoer van 250 millioen gulden. Maar afgezien van deze dege lijke positie als goedgeordende Staat neemt Uruguay onder de Zuid-Amerikaanscbe ge meenebesten nog een geheel afzonderlijke plaats in. Dit kleine landje is het meest cultureels plekje van het gehee'le continent, en Montevi deo geldt in Zuid-Amerika als een tweede Athene. De universiteit geniet een groote ver maardheid, en -de Uruguaysohe geleerden staan tot vèr buiten Zuid-Amerika in hoog aanzien. Kunsten en wetenschappen bloeien er meer dan elders in -dat werelddeel. En als stad doet Montevideo zich gelden als een soort Haagje, dus ais een woonplaats van distinctie, bevolkt door niets dan „nette" mensohen. Inderdaad is de indruk dien men van de Uruguaysohe hoofdstad ontvangt, een hoogst plezierige. Dit is een groote en levendige me tropolis, doch zonder de herrie en den rom mel van Buenos-Ayres, en zonder het exotische uiterlijk van Rio de Janeiro. Men zou zich bijna in Europa wanen, zoo doodgewoon ziet alles er uit. Afgezien van het nog erg ouder- wetsch en Spaansch aandoende hoofd plein, de Plaz.i Independencia, met de koloniale zuilen galerijen -die aan Sevilla doen denken, is Mon tevideo een volkomen moderne stad, waar men vergeefs -zal uitzien naar pampa-scènes, of zelfs lokale kleur. Een palm hier en daar herinnert er aan dat we nog in een sub-tropisch klimaat leven, wat trouwens nog duidelijker wordt aangetoond, door de vele slnaasappelboomeu in de particuliere tuinen. Maar het is er volstrekt geen tropisch land, en de bevolking is er fa de overgroote meerderheid volkomen -blank, ten gevolge eener afstamming van Spanjaarden en Italianen. Negers zijn er een zeldzaamheid. Deze welgebouwde, ja zelfs elegante hoofdstad van een klein Staatje ls hijzonder in trek bij de overburen, de Argentijnen uit het groote Buenos-Ayres. Iedere nacht vaart er ui-t beide richtingen een groot en uitstekend ingericht stoomschip over de Plata-rivier heen, de snelle loopers van de reederij Mihanovich, eertijds ge sticht door een Dalmatijnsclien immigrant. Bo vendien kan men twee of drie keer per dag naar Buenos-Ayres vliegen, een reisje dat slechts anderhalf uur duurt, terwijl de boot er altijd nog een heelen nacht over doet. Mon tevideo wordt dus meer en meer een voorstad van Buenos-Ayres, en vooral een hadplaats voor de welgestelde kringen uit de Argentijn- sche millioenenstad. Want in Argentinië moet men tot Mar del Plata gaan, op vele uren epo- rens aan de open zeekust gelegen, alvorens men baden kan. Te Montevideo daarentegen begin nen de stranden reeds in de stad zelf, en een lange reeks van badhotels ls langs de kust ge groepeerd, ongeveer op de wijze van de „Deen- sdhe Riviera" benoorden Kopenhagen. Steeds verder strekt zich die reeks van badplaatsen bulten de stad uit, tot men eindelijk de parel der Plata stranden bereikt, het deftige en weel derige Carrasco, waar één enkel luxehotel zich temidden van geurende dennenibosschen langs de zee verheft. Dit is het punt waar de rijke wereld aan weerskanten der Plata-rivier zich •in het sei-zoen rendex-vous geeft, aan het strand enin de speelzaal. Voorts is Uruguay wereldberoemd geworden (wat alle heldhaftigheid en hard werk niet had den kunnen 'bereiken door de sportieve pres taties van zijn zonen. Ik 'behoef nauwelijks te herinneren aan het feit, dat op de Olympische Spelen het wereldkampioenschap voetballen tot dusverre steeds door -de Urugueezen ls behaald, en dat juist dezer dagen het internationale voet- haJtour-nooi te Montevideo heeft plaats gevon den. Al deze verschillende omstandigheden van het Uruguaysohe leven dragen er toe bij dat de „Orientales" hartstochtelijk veel van hun vaderland en hun fraaie hoofdstad houden, en dat zij zich pijnlijk verrast gevoelen wanneer zij in Europa moeten constateeren dat men Uruguay en Paraguay voortdurend door elkaar haalt, dat men Montevideo beurtelings in Bra zilië of in Ohlli zoekt, en dat men er over het algemeen geen flauw denkbeeld van heeft hoe zeer Uruguay een ordelijk en respectabel land is, en Montevideo een groote en moderne hoofdstad. Wij wenschen onze sympathieke 100-jarige, bij allen voorspoed en levensgeluk, dus in de eerste plaats toe dat deze onverschillige on wetendheid spoedig vervangen moge worden door een grootere vertrouwdheid met de ware beteekenis van Staat en stad, opdat Uruguay en Montevideo zioh in het voorstellingsvermo gen van Europa die plaats mogen veroveren, welke aan deze achtenswaardige natie toekomt. JULIO XARAYES. Rome. Juli 1930 Toen Mussolini op z'n jongsten inspectietocht door Midden en Noord Italië Florence bezocht, werd hem in de stad der Medici op merkwaar dige wijze hulde gebracht voor den strijd, dieu hij voert ten behoeve van het groote gezin. De Duce, vader van vijf kinderen, wat onder de ministerpresidenten niet zoo vaak voorkomt hield er een groote receptie en op deze re ceptie kwamen ook de aristocratische dames van de -bioemenstad. Allen droegen ze nainen die een beroemden klank hebben in de gescliie denis van Italië en die ook daarbuiten overbe •kend ziju. En allen stelden ze zich op de zelfde manie-r voor: Maria Teresa Ricasoli, moeder van zes kin deren; Nora Guiociardi-ni, moeder van zeven kin deren; Gravin Visconti di Modrone, moeder van zeven kindere-n; Markiezin Lina Trigona di Canicarao, moe der van vijf kinderen; Prinses Maria Carolina Corsini, moeder va-n vie-r kinderen; Prinses Stefania Buoncampagni, moeder van vijf kinderen Zoo ging het voort en deze moderne Floren tijnsehe edel vrouwen wilden Mussolini ald-us er voor danken, dat hij het moederschap in Italië weder openlijk tot een zeer eervolle functie heeft verheven. Ook in het kinderrijke en kinderlievende Italië waren immers de moderne opvattingen ten aanzien van het kindertal doorgedrongen en speciaal onder bourgeoisie en hoogere kringen, was men langzamerhand het hebben van een groot gezin als ©en schande gaan he. schouwen, zooals dit ook elders tengevolge der liberale ideeën het geval was. Het kwaad der kinderbeperking nam hand over hand toe toe en zij, die er zich uit ge makzucht aan, overgaven, voelden uiteraard groote behoefte, zich zelf te verheffen en te verontschuldigen ten koste van de ouders van de groote gezinnen. Het behoorde verder na tuurlijk tot den goeden toon, slechts één o'f twee kinderen te hebben, meende men. We zullen op een en ander niet nader in gaan. De verschijnselen waren en zijn njog dezelfde, die men ook buiten Italië kan waar nemen en de kinderbeperking zou dit land waarschijnlijk op denzelfden weg hebben ge bracht als Frankrijk en het vraagstuk der over bevolking vanzelf hebben opgelost, indien Mus solini niet den moed had gehad, den hoon van een halve wereld te trotseeren, door openlijk het groote gezin uit -de verachting te halen en het aan te wijzen als de wezenlijke kracht van de natie en den voornaamswten factor voor het welslagen ©ener doeltreffende bevolkingspoli tiek. Ook bier nam de Duce het zuivere en ge zonde standpunt in, dat zijn politiek in het algemeen kenmerkt. Al berusten inzake de be. volkingspolitiek zijn beweegreden-en op natio nalisme en het verlangen naar een machtig en sterk Italië, zijn daden zijn conform aan de eischen der Kerk, die op zich weer zoo logisch en natuurlijk zijn, dat elke staat, die prijs stelt op een verzekerd voortbestaan ze dient o^ te volgen. Waarmede we willen zeg gen dat Mussolini uit staatkundige overwegin gen doet, wat de Kerk uit zedelij-ke en gods dienstige motieven voorschrijft, 'hetgeen al weer niet uitsluit, dat er ©en wisselwerking plaats vindt. Dit ten gerieve van hen, die be vreesd zijn, Mussolini, den fascist, ©en zuiver -katholiek standpunt te zien innemen. We kunnen hier wederom zeggen, wat we herhaal delijk betoogden, namelijk dat Mussolini geen principieel© katholieke staatkunde vo-ept, maar als zoon van een katholiek volk en hcerscher over een katholiek land daarvan de conse quenties aanvaardt of (zijn ondanks) aan vaarden moet en daardoor vaak tot resul taten komt, die elk katholiek bewindsman graag zou willen bereiken. Mussolini verdedigt en propageert het groote gezin echter óók, omdat bij er de zedelijke waarde van aanvoelt en tévens, omdat bij er zijn ideaal mee kan bereiken: een volkrijk Italië met krachtige, in het groote gezin ver edelde individuen. Zijn streven is ongetwijfeld gezond en in overeenstemming met bet „gaat en vermenigvuldigt u". Het vormt voorts voor al practisch ©en markante tegenstelling met de neutraliteit, die te dien aanzien in andere lan den beoefend wordt. Wel nergens wordt zoo openlijk en met zooveel klem van de regeerings- •tafel verkondigd, dat bet gezin de kern van de maatschappij vormt. Het in hoogen nood verkeerende Frankrijk slaat hiertegenover met zijn nuchtere premies een nogal poover figuur. De groote propagandistische kracht van het woord en het voorbeeld van hooger hand ls toch van de grootste waarde. In Italië wijzen de feiten dit ook uit Men kan in casu van -meening verschillen over de juistheid van de dikwijls naieve pro paganda in de pers. He cijfers wijzen echter uit, dat deze propaganda, die o.a. bestaat in het puibliceeren van foto's van groote gezin nen en van de portretten van welgeschapenen kinderen haar invloed op het daarvoor ont- vankelijke volk niet mist. Een der meest geliefde attenties die de kranten aan bet bevolkingsvraagstuk wijden, is bet maandelijks controleeren van bet ge boortecijfer der steden. En steden, waar dit niet aan de eischen voldoet, worden met vette letters gebrandmerkt. Het is een metbode, die tot bot volk spreekt, meer dan ellenlange ge leerde of vermanende -betoogen en die tegen wil en dank zijn terugslag heeft.... Onder de gebrandmerkte steden bevinden ziob Genua, Turijn en Bologna. Maar kort ge leden kon met voldoening worden geconsta teerd -dat ook in deze steden het geboorte-cijfer stijgende ia en in niet geringe mate. Zelfs Bo logna, dat vooral in het Zuiden als een soort Sodoma wordt beschouwd, vertoont een ten- denz ten goede. Daartegenover staan kleinere steden, die onverbeterlijk zijn, -zooals Perugia waar het aantal huwelijken en geboorten n-og steeds gestadig afneemt. Maar over het alge meen hoopt men, dat dank zij de gevoerde pro paganda in Italië spoedig bet vereisch-te per centage van geboorten namelijk 30 per mi-Ue, -beretet zal worden, zoodat alsdan ©en dor voornaamste doeleinden der fascistische bevol kingspolitiek zal zijn bereikt. De toestand was tusschen twee haakjes ta melijk belachelijk. Het aantal geboorten, dat in 1922 volgens het Centrale Instituut voor de Statistiek in het geheele land 1.175.467 had bedragen, bedroeg in 1928 1.071.061, een ver mindering dus gedurende zes jaren van 104.000 In 1922 was het geboortepercentage 30.2 per mille, in 1928 26.1 per mille. En vat de zaak nog erger maakte, deze 26.1 per mille waren de plattelandsbevolking van Noord en Midden Italië". De steden toonden een vreesaanjagende steriliteit. De genoemde cijfers hadden nog een neiging tot dalen, aangezien de moderne ideeën ook in Zuid Italië -begonnen door te dringen, -met al de gevolgen van dien, terwijl bet spook der overbevolking tevens teen rol -begon te spelen. Wanneer -men hiertegenover de laatste cij fers stelt, die van hot eerste kwartaal van dit jaar kan men concludeeren welke resultaten b.v, de actie voor meer kinderen heeft bereikt, Yan 1 Januari tot 31 Maart 1930 zijn er 81.502 huwelijken ges-loten, tegen 61.276 in het eerste tri-mester van 1929. Het aantal geboor ten bedroeg In bet eerste trimester van 1930 310.016 tegen 301.498 in hetzelfde tijdvak van 1929. De cijfers over Maart waren de hoogste die sinds 1925 konden worden geregistreerd, Wat de sterftecijfers betreft, deze ondergin gen d-en invloed der talrijke maatregelen ten bate van volksbygiëne, ziekenverpleging, tuber- culosebetrijding etc. Gaf 1929 nog een totaal van 236.760 dooden in het eerste trimester, het eerste kwartaal van 1930 kon een vermindering tot 147.SIS aanwijzen. Hoewel het cijfer van 1929 beinvloed werd door het buiten-gewoon 'hooge sterftecijfers in den strengen winter, mag dat van 1930 toch belangrijk lager worden genoemd en was als zoodanig een gunstig re sultaat van de bevolkingspolitiek in het alge meen. De campagne is echter ook over alle linies gevoerd en gTootsch aangepakt. Zooals we reeds hebben gezegd, werkte vooral d® pers kracht dadig mede, terwijl het nieuwe wetboek van strafrecht in zijn aan religie, huis-gezin en zede lijkheid gewijde hoofdstuk-ken een uitnemende verdediging bleek van moraliteit en zedelijk heid, die met geboorte- en sterftecijfers in nauw verband staan, evenals er verband bestaat tns schen de vermindering der geboorten en de decadentie van het gezinsleven. Het in een bespottelijk daglicht stellen van het groote gezin kan thans in het openbaar niet meer plaats vinden en de wet stelt zware straffen op geschriften en voorstellingen, die -de heiligheid van het gezin aantasten. En als tegenstelling op de vroeger vaak voorkomende spotterij zag onlangs een roman het licht, waar in de fascistische dichter Auro d'Al-ba de heer lijkheid van het groote gezin beschreef. Hij n-oernde dien roman „Nostra ïlamdglia" ons gezin. Het gezin staat nu in het centrum der be langstelling. Men weet uit diverse -berichten, wat er voor hoofden van groote gezinnen in practisch opzicht gedaan wordt, maar daar naast wordt er ook aan een geestelijke verhef fing gewerkt. De .paterfamilias" gaat weer ©en eere-titel worden en vooral wordt de nadruk gelegd op familietraditie, die helaas in de ste den onder de massa zoo goed als geheel ten onder 13 gegaan. In een land als Italië, waar de zin voor het familieleven -bij de menschen van nature zeer ontwikkeld is, kon bet volk tamelijk gemakke lijk op den goeden weg gehouden worden of daarop weder worden teruggebracht. Doch het initiatief en de daad van de fascistische re geering is er niet minder lofwaardig om. En thans kan ze met trots zeggen, dat in Italië het bevolkingscijfer steeds stijgt en het geboortecijfer als het ware elke maand omhoog gaat, in tegenstelling' -met Frankrijk, Duitsch. land en Engeland. De bevolking van Italië heeft het cijfer van - millioen bereikt en volgens berekeningen zullen er in 1960 izestig millioen I-talian-en zijn Men is in fascistische kringen daarbij niet bang voor het gevaar van overbevolking en tevens bezig, dit krachtdadig te voorkomen. Door interne imigratie van landbouwersfami lies worden weinig -gecultiveerde streken o.a. in Sardinië, bevolkt, terwijl groote sommen worden -besteed aan de drooglegging van moe rassen, aan betere bevloeiing van den bodem, aan het afvloeien der overbevolking van de steden de eenige ware overbevoliug naar het platte land en aan een betere organisatie van landbouw en industrie. De resultaten van deze agrarische politiek zijn allerwegen merkbaar en manifesteeren zioh o.a. in belangrijke vermindering der emi gratie, zoodat 1929 het verschijnsel zag, dat er 20.000 Italianen emigreerden maar 10.000 in hun vaderland terugkeerden. TVe hebben hier in groote lijnen de verhou ding van het fascisme tot bet bevolkingsvraag stuk geschetst en in het bijzonder de goede dingen der fascistische -bevolkingspolitiek naar voren gebracht. Het spreekt evenwel vanzelf, dat ze in de practijk ook baar schaduwzijde -heeft en dat op de Apennijnen In dit opzicht niet alles goud is, wat er blinkt. Wanneer men echter een vergelijking maakt met den toestand in andere landen de ver- eeni-ging -tot verdediging van het moederschap in Duitschland deelde kort geleden mede, dat daar het cijfer der geboorten ongeveer gelijk staat met dat der gevallen van abortus pro vocates, namelijk 1.200.000 dan valt deze grootelijks ten voordeele van Italië uit. Dat dit zoo goed als geheel voor rekening van het fascisme komt, kan niet worden ontkend. Z5°w52: W5% PAST BETER DUURT LANGER KOST MINDER voornamelijk te danken aan Zuid Italië en aan TUSSCHEN VRIJZINNIGEN EN ORTHODOXEN II (Slot). De inzender in de „N.R.Ct." besluit zijn „bedendaagsche kerkelijke zedenroman", zooals hij het noemt, over het kerkelijk conflict te Stolwijk met de volgende gegevens: Wij hebben onze kerkelijke zedenroman nog niet uitverteld. De Stolwij-ksche kerkeraad had, toen het opnieuw was gaan spannen tusschen den predikant en dit lichaam, berouw over zijn berouw inzake het „zevende tuchtmiddel". Tevens haddeu de ouderlingen en diakenen echter begrepen, dat ze, om de geldstraf op nieuw toe te passen, een heter verhand moes ten leggen tusschen misdaad en vonnis dan den vorigen keer. Zij loerden op een tekort koming van den predikant als administrateur. En deze gelegenheid kwam. Wie eenigszins vertrouwd is met de diaconale praktijk, weet. dat dit terrein vol voetangels en klemmen ligt. Wie hier een stok zoekt om een hond te slaan, vindt er wel een. Voortdurend hameren de ker kelijke besturen en diaconale conferenties op meer stelselmatigheid en overzichtelijkheid in het diaconale beheer. Zoowel predikanten als diakenen zijn over 't algemeen slechts dilettant boekhouders en hun werk draagt de sporen van dit dilettantisme. Het is zeer goed mogelijk, dat ds. Kanis in zijn boekhouding een fout ge maakt heeft, hij heeft trouwens onomwon den erkend en zelfs nog een vergissing ontdekt welke den argus-oogen der diakenen was ont gaan. Maar wanneer alle administreerende diakenen om een gelijksoortig vergrijp zouden moeten werden ontslagen, dan zou het corps wel tot een minimum worden gereduceerd. De kerkeraad vond eenige onjuistheden iu de door den predikant-administrateur aange boden boeken. Ofschoon deze rekening nog niet eens voorloopig was vastgesteld, laat staan na ter visie-ligging haar beslag had bekomen, be sloot zij onmiddellijk ds. Kanis te ontslaan. Nu komt er in het proces een merkwaardige episode, welke doet denken aan den kok-koet sier uit Molièfe's Burger-edelman. Ds. Kanis, da predikant, moest als voorzitter van den kerkeraad het voorstel in stemming -brengen om ds. Kanis, den administrateur", te ontslaan. Ook hier weer kon de kerkeraad zonder den predikant-voorzitter wiens ambtelijke mede werking dit lichaam eens een berouw waard was gebleken, niets beginnen. Heeft de predi kant-voorzitter correct gehandeld, met te weige ren dit voorstel in stemming te brengen Hoe dit zij, ds. Kanis weigerde en zoo kon de kerkeraad geen bindend besluit nemen. Ds. Kanis, de predikant, had ds. Kanis, den admi nistrateur gered. Voorzoover wij kunnen oor- deelen, zou de kerkeraad, indien zij door de zelfverzakende medewerking van den predikant een wettig besluit bad kunnen nemen, een moreel en ook juridisch onjuist vonnis hebben geveld. Want in de instructie van ds. Kanis staat, dat bij alleen op grond van wanbeheer kan worden ontslagen, en zelfs indien de klach ten van den kerkeraad, zooals dit lichaam die heeft geformuleerd,-juist zijn, kan er ook in de verste verte niet aan eenigerlei vorm van wanbeheer worden gedacht. De Stolwijk-sche kerkeraad schijnt trouwens in baar terminologie nog al eens te werken met het grof geschut van den „kerkelijken stijl", wanneer het zijn erfvijand, den vrijzin nigen predikant, geldt. Er was n.l. aan de ont dekking van ds. Kanis' administratief onver mogen een ontdekking op ander gebied vooraf gegaan en onwillekeurig brengt men het één in verband met het ander. Bij de kerstpreek had ds. Kanis als predikant de ter kerke aan wezige kerkeraadsleden in leerstellig opzicht geërgerd. En deze ergenis hebben ze niet onder stoelen en banken gestoken. Men stelle zich als buitenstander de aan wezigheid van kerkeraadsleden in een derge lijk geval ook al weer niet te idyllisch voor. Ultra-orthodoxe kerkeraadsleden die zich met een vrijzinnigen predikant opgescheept voelen, zitten niet uit pure behoefte aan een stichte lijk woord onder den preekstoel! Hun aan wezigheid is g-een teeken van belangstelling noch een betooging van broederlijke solidari teit. Ze zitten daar eenvoudig ambtshalve, on der protest. De predikant, die in een dergelijke situatie moet preeken, staat daar op het hoogte punt zijner bezieling met het pijnlijk besef, dat elk woord, dat hij zegt en elk gebaar, dat hij maakt, met kritische bitterheid door de amb telijke kanselwacht aan zijn voet wordt ont vangen. Met Kerstmis heeft de predikant ds. Kanis .Christus gehoond" en het is allicht hiervoor geweest, dat de administrateur ds. Kanis nog maals heeft moeten boeten. Hij las n.l. in plaats van een hoofdstuk uit de Heilige Schrift een verwerpelijk verzinsel voor van een we- reldsche dame. Ds. Kanis moge ter verdediging aanvoeren, dat Het visioen van den Keizer door Selma Lagerlöf als een schoon© hulde aan Christus bedoeld is, hij ziet over 't hoofd, dat noch de Kanon van Muratori noch de leerrege len van Dordt deze legende vermelden en dat haar aanhaling op een Christelijken kansel in het oog van ultra-orthodoxe kerkeraadsleden derhalve niet minder dan godslastering moet zijn. De beide aanwezige ambtsdragers stapten dus, na tien minuten lang hun verontwaardi ging te hebben verkropt, demonstratief en bloc uit bun bank en verlieten het bekje. Toen zij de kerkdeur achter zich hadden dichtgeslagen, begreep ds. Kanis, dat zijn nieuwe euveldaad niet ongestraft blijven zou. De straf kwam -bij de diaconie-rekening. Maar toen ds. Kanis, de predikant, ds. Kanis, den administrateur, niet mee wilde helpen vonnis sen, geraakte men in een moeilijke impasse. De diaconie beschouwde ds. Kanis niet langer als administrateur en ds. Kanis weigerde de diakenen als zijn opvolgers in het beheer te erkennen. Deze zaak moest door den kerke- lijken rechter tot klaarheid worden gebracht. Men maakte haar aanhangig bij het classicale bestuur. Zoolang men echter geen bindende uitspraak heeft, staat de diaconale machinerie stil. De behoeftige gemeenteleden leggen het loodje. De burgerlijke bevolking -betaalt het gelag in dezen kerkelijken strijd. Sinds 1 April is geen cent meer aan kerke lijke liefdadigheid uitbetaald. De vaste diaco nie-klanten missen bun wekelijksche uitkee- ring. De zieken en incidenteele nooddruftigen moeten het zonder den steun in geld, genees middelen of naturaliën doen. "Wel hebben de diakenen op 1 Mei beslag gelegd op ongeveer ƒ1300 huurpenningen, maar aan de besteding van dit bedrag durven zij zich niet wagen. Zoo lang de wettigheid van een dergelijke uit gave betwistbaar is, zouden zij er misschien persoonlijk voor aansprakelijk kunnen worden gesteld. En zoo moeten de hulpbehoevenden wachten, totdat het geschil kerkrechtelijk is uitgevoch ten. Zou hun lijdzaamheid onuitputtelijk zijn, doordat zij beseften, dat de diaconie staakt uit louter geestelijke beweegredenen en omdat het hier gaat om het recht der schriftuurlijke Waarheid en om de eere Gods 1 In het derde en slotartikel aan dit conflict gewijd, vertelt de inzender, dat het classicaal bestuur, dat zoowel van den kant van den pre dikant als van den kerkeraad verschillend© klachten gekregen had, aanvankelijk zonder de partijen te fa-ooren, den kerkeraad in het geiijk gesteld had. Nadat ds. Kanis hiertegen geprotesteerd had en een onderzoek was ingesteld, wendde het classicaal bestuur zich tot het provinciale kerk bestuur van Zuid-Holland. Maar, zoo gaat de inzender dan voort, daar het provinciaal kerkbestuur eerst op den eer sten Woensdag van September vergadert en het classicaal bestuur op den laatsten Woensdag dier maand, kan men de besluiten van laatst genoemd college eerst in October tegemoet zien. De behoeftige lidmaten zullen dan reeds zes maanden hun diaeonalen onderstand moeten derven. Zou, vraagt men zich af, de synode een deel van haar beschikbaar komenden t(jd niet kun nen vullen met een beraadslaging over deze uiterst praktische zaak, opdat in elk geval liet diaconale raderwerk weer moge gaan draaien in afwachting van hetgeen de heeren. verder beslissen? Een staking van de christe lijke barmhartigheid terwille van strijd om de leer moest toch, tot de onmogelijkheden be- hooren! DE VOLKENBONDSCOMMISSIE VOOR DE INTELLECTUEELE SAMENWERKING Haar ondercommissie voor kunst en letteren Onze Geneefsche correspondent schrijft ons: De ondercommissie uit de volkenbondscom missie voor de intellectueele samenwerking, die in het bijzonder de kwesties betreffende kunst en letteren behandelt, is bijeengeweest onder leiding van den Belg Jules Destrée, voor zooveel kunstkwesties betreft, en onder leiding van den Zwitserschen professor de Reynold met betrekkking tot kwesties betreffende de schoone letteren. De commissie heeft een rapport van Paul Valery aangenomen betreffende de algemeene grondgedachten, waarop de voltallige com missie zich liaars inziens zal moeten stellen bij -de reorganisatie van het Parijsche volken bondsinstituut voor intellectueele samenwer king. De commissie beeft verder aan de voltallige commissie in overweging gegeven de bijeen- roepin-g van een deskundigenconferentie, samengesteld uit schrijvers, vertalers en uit gevers, ter bespreking van eenige internatio nale kwesties ten aanzien van de vertaling der letterkundige werken. De commissie heeft zich verder uitgesproken ten gunste van een ontwikkeling van het werk van het internationale museumbureau en van de inschakeling van het te Praag in- 1928 opgericht© internationale comité voor volkskunsten binnen de volkenbondsorganisatie voor intellectueele samenwerking,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 12