HET 100-JARIGE URUGUAY
fANTASIE-
DEMI5
REGENJASSEN
1350 '48;
raniM-Dem
EEN KERKELIJK CONFLICT
IS
FASCISME EN BEVOLKINGS
POLITIEK
in waterd. Stoffen
in Tirolep Loden
nieuwste dessins
VRIJDAG 25 JULI 1930
■feiH
W #1
DE HEDENDAAGSCHE BÊTEE-
KENIS VAN STAAT EN
HOOFDSTAD
„EEN STAKING IN DE CHRISTE
LIJKE BARMHARTIGHEID"
DE „PATERFAMILIAS" IN EERE
HERSTELD
Naar een Italië ran zestig millioen
inwoners
Van onzen H-correspondent.)
DE KATHEDRAAL, het geestelijk centrum yam Uruguay's fraaie hoofdstad. Montevideo
EEN VRIJ GEREGELD BEVOLKT,
ORDELIJK BESTUURD LAND
Evenals zoovele andere kledne naties, die
hare zelfstandigheid tegenover groote buur
volkeren hebben moeten verdedigen, is ook
Uruguay gehard en geoefend uit dien strijd te
voorschijn gekomen. Het is, naar Zuid-Aaneri-
Jcaansche begrippen, slechts een hlein landje,
doch het bekleedt in de Zuid-Amerikaansche
volkenfamilie een plaats die te vergelijken is
met die van Zwitserland of Nederland onder
de Europeesche gemeenebesten.
Het woord „klein" moet natuurlijk zeer be
trekkelijk worden opgevat, want de oppervlakte
van Uruguay is ten slotte nog zes maal zöo
groot als die van Nederland. Doch de bevolking
(naakt nog geen twee millioen uit, waarvan
bijna de helft in de hoofdstad Montevideo is
bijeengehoopt.
Men zou dus allicht tot de conclusie 'komen
dat Uruguay een zeer ijl bevolkt platteland
bezit, en hier is dan ook wel iets waars aan,
zoolang men een Europeeschen maatstaf van
bevolkingsdichtheid aanlegt. Maar relatief is
Uruguay het meest dicht bevolkte land van
Zuid-Amerika, 2 maal zoo dicht als Argen
tinië en 2 maal zoo dicht als Brazilië. Doch
Nederland bezit een 66 maal dichtere bevolking
dan UruguayAlles is dus zeer betrekkelijk.
Voor een pampa-land kan men evenwel in
leder geval zeggen, dat Uruguay zeer gelijk
matig bewoond en ontgonnen is. Het kan ver
geleken worden bij de beste gewesten van
Argentinië en Brazilië, zooals b.v. bij de pro
vincie Buenos Ayres of bij den staat Sao Paulo.
Een echt pampa-gebied is het, met uitgestrekte
golvende graan- en weidelanden, zonder noe-
menswaarde verheffingen van den bodem. Nabij
"de Brazil!aansche grens liggen langs de kust
een paar heuvelrijen die echter nauwelijks
'aanspraak kunnen maken op den naam van
gebergte. Klassiek is voorts de kegelvormige
heuvel nabij de hoofdstad, de zgn. Cerro van
Montevideo, een op zichzelf onbeteekenend
bultje, dat echter in dit vlakke land bijzonder
in het oog springt, en dan ook aanleiding beeft
gegeven te hebben tot het ontstaan van den
naam: ik zie den berg.
De open zeekust is er een van zanderig
strand. Daarentegen is de Zuidkust, de oever
van de Plata-monding. het beste te vergelijken
met onze Nederlandsche zeegaten: een breede
rivier van modderig geel sop, met kleiachtige
oevers van groote vruchtbaarheid. De Uruguay-
rivier, de kleinste van het tweetal dat den Rio
de la Plata helpt vormen, is eveneens een
respectabele stroom, hoewel lang niet zoo ver
bevaarbaar als de andere contribuant, de Pa-
rand en haar bijrivier de Paraguay.
De Reptiblica Oriental del Uruguay wordt
dus in het Oosten door den Oceaan bespeeld,
en in het Zuiden door de ontzagwekkende Plata-
monding. In het Westen scheidt de Uruguay-
rivier het land van Argentinië, dus eveneens
een zeer natuurlijke grens. De eenige kunst
matige grenslijn is die van het Noorden, waar
Uruguay aan den Braziliaanschen staat Rio
Grande do Sul raakt. Hoezeer deze afbakening
kunstmatig is, moge men afleiden uit het feit
dat deze Braiziliaansche staat in de wandeling
den naam draagt van „o estado gaucho". Inder
daad: heiden zijn een land van pampa en gau-
ohoe.
In dit opzicht vertoont Uruguay echter de
nauwste overeenkomst wel met Argentinië, den
pampa-staat bij uitnemendheid. Men kan zelfs,
zonder te kort te doen aan de Uruguaysohe
aanspraken op een zelfstandig volksbestaan,
zeggen dat Uruguay in economisch-aardrijka-
Sundig opzicht een soort van verkleinde uit
gaaf van Argentinië is. Beide brengen dezelf
de producten voort: granen van diverse soort,
vleesöh, huiden en wol. Uruguay is een agrarl-
eohe staat, tot in hart en nieren. Het land leeft
van den uitvoer van al deze pampa-producten,
en deelt dus ook in a/lle wisselvalligheden welke
deze voortbrengselen doormaken. Industrie ls
er nauwelijks, tenzij dan die soort van voor-
loopige bewerking welke de oorspronkelijke
Pampa-grondstoffen ondergaan alvorens zij de
finitief geëxporteerd worden. Ik denk hier In
het bijzonder aan de maalderijen en aan de fri-
gorifieoe, de exportslachterijen, die het gekoelde
reap, bevroren rund- en schapenvleesch afleve
ren.
Een van de meest algemeen bekende wereld-
ondernemingen op dit gebied is steeds geweest
de fabriek van Li ©big te Fray Bentos, op
Uruguaysdh gebied, waar voor het eerst in de
historie de destijds sensationeele ontdekking is
toegepast om uit rundvleesch een extract te
peTsen, hetwelk in dien vorm bewaard en ver
voerd kon worden. Deze uitvinding is het ge
weest welke indertijd met één slag den talloozen
veestapel van Argentinië en Uruguay tot waar
de heeft gebracht, want voordien kon men van
al dat vee enkel de huid gebruiken, terwijl het
vleesch hoogstens in minderwaardigen vorm als
„tasajo" of „Xarque", d.i. gedroogd tot een
soort van onsmakelijke leeren lappen, verwerkt
bon "worden. Liebig's uitvinding heeft voor de
pampa geheel nieuwe perspectieven geopend, en
heeft den weg gebaand voor de latere opkomst
der vrieeindustrie.
Groote wolcentra vindt men langs de Uruguay
rtvier, waar de bloelende provinciesteden Pay-
saod-u en Salto liggen.
Een vrij dicht spoorwegnet overdekt dit
«enigszins eentonige en vruchtbare Pampa-land.
Uruguay bezit een totaal van 2700 K.M. (Ne
derland 3600) of 1.6 K.M. per 1000 Inwoners
(Nederland 0.48 en Argentinië 3.5.) Er zijn
twee spoorwljdten, een breed en een smal. Op
breed spoor komt men van Montevideo tot Salto,
met zeer goede sneltreinen, voorzien van keu
rige eet- en tdaaprijtuigen. De voortzetting
van hot not naar de Braziliaansche grens heeft
smal spoor, maar toch nog steeds zeer behoor
lijke treinen. Er bestaat een soort van „inter
nationale" verbinding over land tussdhen Sao
Paulo in Brazilië en Montevideo, een via
Sant'Ana do IAvramento en een via het Bra
ziliaansche riviersfjadje Uruguayans. Het is
curieus om de reis eens een keer langs deze
route te maken, doch comfortabel ls anders
Uruguay is dus, zooals we zagen, een reeds
vrij geregeld bevolkt en ordelijk bestuurd land.
Da uitvoer overtreft er regelmatig den in
voer, hoewel de stijgende import van auto's en
machinerieën in de laatste jaren dreigt, het
export-overschot te verslinden. En uit dit exces
moet Uruguay juist zijn schulden aan het bui
tenland betalen wegens leeningen en beleggin;
in spoorwegwaarden. Maar met dat a! ma;
de algeheele toestand des lands gezond ge
noemd worden, hetgeen zich dan ook weerspie
gelt in den koers van het ruilmiddel, den
Uruguaysohen peso, die trouw gelijk blijft aan
den Amerikaanschen dollar.
Ook in het Staatsbudget valt een lofwaar
dige stabiliteit gade te slaan: de Inkomsten
nemen sneller toe dan de uitgaven, en het te
kort op de begrooting wordt ieder jaar minder.
In 1928 bedroeg de totale uitvoer van Uruguay
260 millioen gulden, tegen een Invoer van 250
millioen gulden. Maar afgezien van deze dege
lijke positie als goedgeordende Staat neemt
Uruguay onder de Zuid-Amerikaanscbe ge
meenebesten nog een geheel afzonderlijke plaats
in. Dit kleine landje is het meest cultureels
plekje van het gehee'le continent, en Montevi
deo geldt in Zuid-Amerika als een tweede
Athene. De universiteit geniet een groote ver
maardheid, en -de Uruguaysohe geleerden staan
tot vèr buiten Zuid-Amerika in hoog aanzien.
Kunsten en wetenschappen bloeien er meer
dan elders in -dat werelddeel. En als stad doet
Montevideo zich gelden als een soort Haagje,
dus ais een woonplaats van distinctie, bevolkt
door niets dan „nette" mensohen.
Inderdaad is de indruk dien men van de
Uruguaysohe hoofdstad ontvangt, een hoogst
plezierige. Dit is een groote en levendige me
tropolis, doch zonder de herrie en den rom
mel van Buenos-Ayres, en zonder het exotische
uiterlijk van Rio de Janeiro. Men zou zich
bijna in Europa wanen, zoo doodgewoon ziet
alles er uit. Afgezien van het nog erg ouder-
wetsch en Spaansch aandoende hoofd plein, de
Plaz.i Independencia, met de koloniale zuilen
galerijen -die aan Sevilla doen denken, is Mon
tevideo een volkomen moderne stad, waar men
vergeefs -zal uitzien naar pampa-scènes, of zelfs
lokale kleur. Een palm hier en daar herinnert
er aan dat we nog in een sub-tropisch klimaat
leven, wat trouwens nog duidelijker wordt
aangetoond, door de vele slnaasappelboomeu in
de particuliere tuinen. Maar het is er volstrekt
geen tropisch land, en de bevolking is er fa
de overgroote meerderheid volkomen -blank, ten
gevolge eener afstamming van Spanjaarden en
Italianen. Negers zijn er een zeldzaamheid.
Deze welgebouwde, ja zelfs elegante hoofdstad
van een klein Staatje ls hijzonder in trek bij
de overburen, de Argentijnen uit het groote
Buenos-Ayres. Iedere nacht vaart er ui-t beide
richtingen een groot en uitstekend ingericht
stoomschip over de Plata-rivier heen, de snelle
loopers van de reederij Mihanovich, eertijds ge
sticht door een Dalmatijnsclien immigrant. Bo
vendien kan men twee of drie keer per dag
naar Buenos-Ayres vliegen, een reisje dat
slechts anderhalf uur duurt, terwijl de boot
er altijd nog een heelen nacht over doet. Mon
tevideo wordt dus meer en meer een voorstad
van Buenos-Ayres, en vooral een hadplaats
voor de welgestelde kringen uit de Argentijn-
sche millioenenstad. Want in Argentinië moet
men tot Mar del Plata gaan, op vele uren epo-
rens aan de open zeekust gelegen, alvorens men
baden kan. Te Montevideo daarentegen begin
nen de stranden reeds in de stad zelf, en een
lange reeks van badhotels ls langs de kust ge
groepeerd, ongeveer op de wijze van de „Deen-
sdhe Riviera" benoorden Kopenhagen. Steeds
verder strekt zich die reeks van badplaatsen
bulten de stad uit, tot men eindelijk de parel
der Plata stranden bereikt, het deftige en weel
derige Carrasco, waar één enkel luxehotel zich
temidden van geurende dennenibosschen langs
de zee verheft. Dit is het punt waar de rijke
wereld aan weerskanten der Plata-rivier zich
•in het sei-zoen rendex-vous geeft, aan het strand
enin de speelzaal.
Voorts is Uruguay wereldberoemd geworden
(wat alle heldhaftigheid en hard werk niet had
den kunnen 'bereiken door de sportieve pres
taties van zijn zonen. Ik 'behoef nauwelijks te
herinneren aan het feit, dat op de Olympische
Spelen het wereldkampioenschap voetballen tot
dusverre steeds door -de Urugueezen ls behaald,
en dat juist dezer dagen het internationale voet-
haJtour-nooi te Montevideo heeft plaats gevon
den. Al deze verschillende omstandigheden
van het Uruguaysohe leven dragen er toe bij
dat de „Orientales" hartstochtelijk veel van hun
vaderland en hun fraaie hoofdstad houden, en
dat zij zich pijnlijk verrast gevoelen wanneer
zij in Europa moeten constateeren dat men
Uruguay en Paraguay voortdurend door elkaar
haalt, dat men Montevideo beurtelings in Bra
zilië of in Ohlli zoekt, en dat men er over het
algemeen geen flauw denkbeeld van heeft hoe
zeer Uruguay een ordelijk en respectabel land
is, en Montevideo een groote en moderne
hoofdstad.
Wij wenschen onze sympathieke 100-jarige,
bij allen voorspoed en levensgeluk, dus in de
eerste plaats toe dat deze onverschillige on
wetendheid spoedig vervangen moge worden
door een grootere vertrouwdheid met de ware
beteekenis van Staat en stad, opdat Uruguay
en Montevideo zioh in het voorstellingsvermo
gen van Europa die plaats mogen veroveren,
welke aan deze achtenswaardige natie toekomt.
JULIO XARAYES.
Rome. Juli 1930
Toen Mussolini op z'n jongsten inspectietocht
door Midden en Noord Italië Florence bezocht,
werd hem in de stad der Medici op merkwaar
dige wijze hulde gebracht voor den strijd, dieu
hij voert ten behoeve van het groote gezin. De
Duce, vader van vijf kinderen, wat onder de
ministerpresidenten niet zoo vaak voorkomt
hield er een groote receptie en op deze re
ceptie kwamen ook de aristocratische dames
van de -bioemenstad. Allen droegen ze nainen
die een beroemden klank hebben in de gescliie
denis van Italië en die ook daarbuiten overbe
•kend ziju. En allen stelden ze zich op de
zelfde manie-r voor:
Maria Teresa Ricasoli, moeder van zes kin
deren;
Nora Guiociardi-ni, moeder van zeven kin
deren;
Gravin Visconti di Modrone, moeder van
zeven kindere-n;
Markiezin Lina Trigona di Canicarao, moe
der van vijf kinderen;
Prinses Maria Carolina Corsini, moeder va-n
vie-r kinderen;
Prinses Stefania Buoncampagni, moeder van
vijf kinderen
Zoo ging het voort en deze moderne Floren
tijnsehe edel vrouwen wilden Mussolini ald-us
er voor danken, dat hij het moederschap in
Italië weder openlijk tot een zeer eervolle
functie heeft verheven.
Ook in het kinderrijke en kinderlievende
Italië waren immers de moderne opvattingen
ten aanzien van het kindertal doorgedrongen
en speciaal onder bourgeoisie en hoogere
kringen, was men langzamerhand het hebben
van een groot gezin als ©en schande gaan he.
schouwen, zooals dit ook elders tengevolge der
liberale ideeën het geval was.
Het kwaad der kinderbeperking nam hand
over hand toe toe en zij, die er zich uit ge
makzucht aan, overgaven, voelden uiteraard
groote behoefte, zich zelf te verheffen en te
verontschuldigen ten koste van de ouders van
de groote gezinnen. Het behoorde verder na
tuurlijk tot den goeden toon, slechts één o'f
twee kinderen te hebben, meende men.
We zullen op een en ander niet nader in
gaan. De verschijnselen waren en zijn njog
dezelfde, die men ook buiten Italië kan waar
nemen en de kinderbeperking zou dit land
waarschijnlijk op denzelfden weg hebben ge
bracht als Frankrijk en het vraagstuk der over
bevolking vanzelf hebben opgelost, indien Mus
solini niet den moed had gehad, den hoon van
een halve wereld te trotseeren, door openlijk
het groote gezin uit -de verachting te halen en
het aan te wijzen als de wezenlijke kracht van
de natie en den voornaamswten factor voor het
welslagen ©ener doeltreffende bevolkingspoli
tiek.
Ook bier nam de Duce het zuivere en ge
zonde standpunt in, dat zijn politiek in het
algemeen kenmerkt. Al berusten inzake de be.
volkingspolitiek zijn beweegreden-en op natio
nalisme en het verlangen naar een machtig
en sterk Italië, zijn daden zijn conform aan
de eischen der Kerk, die op zich weer zoo
logisch en natuurlijk zijn, dat elke staat, die
prijs stelt op een verzekerd voortbestaan ze
dient o^ te volgen. Waarmede we willen zeg
gen dat Mussolini uit staatkundige overwegin
gen doet, wat de Kerk uit zedelij-ke en gods
dienstige motieven voorschrijft, 'hetgeen al
weer niet uitsluit, dat er ©en wisselwerking
plaats vindt. Dit ten gerieve van hen, die be
vreesd zijn, Mussolini, den fascist, ©en zuiver
-katholiek standpunt te zien innemen. We
kunnen hier wederom zeggen, wat we herhaal
delijk betoogden, namelijk dat Mussolini geen
principieel© katholieke staatkunde vo-ept, maar
als zoon van een katholiek volk en hcerscher
over een katholiek land daarvan de conse
quenties aanvaardt of (zijn ondanks) aan
vaarden moet en daardoor vaak tot resul
taten komt, die elk katholiek bewindsman graag
zou willen bereiken.
Mussolini verdedigt en propageert het groote
gezin echter óók, omdat bij er de zedelijke
waarde van aanvoelt en tévens, omdat bij er
zijn ideaal mee kan bereiken: een volkrijk
Italië met krachtige, in het groote gezin ver
edelde individuen. Zijn streven is ongetwijfeld
gezond en in overeenstemming met bet „gaat
en vermenigvuldigt u". Het vormt voorts voor
al practisch ©en markante tegenstelling met de
neutraliteit, die te dien aanzien in andere lan
den beoefend wordt. Wel nergens wordt zoo
openlijk en met zooveel klem van de regeerings-
•tafel verkondigd, dat bet gezin de kern van
de maatschappij vormt. Het in hoogen nood
verkeerende Frankrijk slaat hiertegenover met
zijn nuchtere premies een nogal poover figuur.
De groote propagandistische kracht van het
woord en het voorbeeld van hooger hand ls
toch van de grootste waarde. In Italië wijzen
de feiten dit ook uit
Men kan in casu van -meening verschillen
over de juistheid van de dikwijls naieve pro
paganda in de pers. He cijfers wijzen echter
uit, dat deze propaganda, die o.a. bestaat in
het puibliceeren van foto's van groote gezin
nen en van de portretten van welgeschapenen
kinderen haar invloed op het daarvoor ont-
vankelijke volk niet mist.
Een der meest geliefde attenties die de
kranten aan bet bevolkingsvraagstuk wijden,
is bet maandelijks controleeren van bet ge
boortecijfer der steden. En steden, waar dit
niet aan de eischen voldoet, worden met vette
letters gebrandmerkt. Het is een metbode, die
tot bot volk spreekt, meer dan ellenlange ge
leerde of vermanende -betoogen en die tegen
wil en dank zijn terugslag heeft....
Onder de gebrandmerkte steden bevinden
ziob Genua, Turijn en Bologna. Maar kort ge
leden kon met voldoening worden geconsta
teerd -dat ook in deze steden het geboorte-cijfer
stijgende ia en in niet geringe mate. Zelfs Bo
logna, dat vooral in het Zuiden als een soort
Sodoma wordt beschouwd, vertoont een ten-
denz ten goede. Daartegenover staan kleinere
steden, die onverbeterlijk zijn, -zooals Perugia
waar het aantal huwelijken en geboorten n-og
steeds gestadig afneemt. Maar over het alge
meen hoopt men, dat dank zij de gevoerde pro
paganda in Italië spoedig bet vereisch-te per
centage van geboorten namelijk 30 per mi-Ue,
-beretet zal worden, zoodat alsdan ©en dor
voornaamste doeleinden der fascistische bevol
kingspolitiek zal zijn bereikt.
De toestand was tusschen twee haakjes ta
melijk belachelijk. Het aantal geboorten, dat in
1922 volgens het Centrale Instituut voor de
Statistiek in het geheele land 1.175.467 had
bedragen, bedroeg in 1928 1.071.061, een ver
mindering dus gedurende zes jaren van 104.000
In 1922 was het geboortepercentage 30.2 per
mille, in 1928 26.1 per mille. En vat de zaak
nog erger maakte, deze 26.1 per mille waren
de plattelandsbevolking van Noord en Midden
Italië". De steden toonden een vreesaanjagende
steriliteit. De genoemde cijfers hadden nog een
neiging tot dalen, aangezien de moderne ideeën
ook in Zuid Italië -begonnen door te dringen,
-met al de gevolgen van dien, terwijl bet spook
der overbevolking tevens teen rol -begon te
spelen.
Wanneer -men hiertegenover de laatste cij
fers stelt, die van hot eerste kwartaal van dit
jaar kan men concludeeren welke resultaten b.v,
de actie voor meer kinderen heeft bereikt,
Yan 1 Januari tot 31 Maart 1930 zijn er
81.502 huwelijken ges-loten, tegen 61.276 in het
eerste tri-mester van 1929. Het aantal geboor
ten bedroeg In bet eerste trimester van 1930
310.016 tegen 301.498 in hetzelfde tijdvak van
1929. De cijfers over Maart waren de hoogste
die sinds 1925 konden worden geregistreerd,
Wat de sterftecijfers betreft, deze ondergin
gen d-en invloed der talrijke maatregelen ten
bate van volksbygiëne, ziekenverpleging, tuber-
culosebetrijding etc. Gaf 1929 nog een totaal
van 236.760 dooden in het eerste trimester, het
eerste kwartaal van 1930 kon een vermindering
tot 147.SIS aanwijzen. Hoewel het cijfer van
1929 beinvloed werd door het buiten-gewoon
'hooge sterftecijfers in den strengen winter,
mag dat van 1930 toch belangrijk lager worden
genoemd en was als zoodanig een gunstig re
sultaat van de bevolkingspolitiek in het alge
meen.
De campagne is echter ook over alle linies
gevoerd en gTootsch aangepakt. Zooals we reeds
hebben gezegd, werkte vooral d® pers kracht
dadig mede, terwijl het nieuwe wetboek van
strafrecht in zijn aan religie, huis-gezin en zede
lijkheid gewijde hoofdstuk-ken een uitnemende
verdediging bleek van moraliteit en zedelijk
heid, die met geboorte- en sterftecijfers in nauw
verband staan, evenals er verband bestaat tns
schen de vermindering der geboorten en de
decadentie van het gezinsleven.
Het in een bespottelijk daglicht stellen van
het groote gezin kan thans in het openbaar
niet meer plaats vinden en de wet stelt zware
straffen op geschriften en voorstellingen, die
-de heiligheid van het gezin aantasten. En als
tegenstelling op de vroeger vaak voorkomende
spotterij zag onlangs een roman het licht, waar
in de fascistische dichter Auro d'Al-ba de heer
lijkheid van het groote gezin beschreef. Hij
n-oernde dien roman „Nostra ïlamdglia" ons
gezin.
Het gezin staat nu in het centrum der be
langstelling. Men weet uit diverse -berichten,
wat er voor hoofden van groote gezinnen in
practisch opzicht gedaan wordt, maar daar
naast wordt er ook aan een geestelijke verhef
fing gewerkt. De .paterfamilias" gaat weer ©en
eere-titel worden en vooral wordt de nadruk
gelegd op familietraditie, die helaas in de ste
den onder de massa zoo goed als geheel ten
onder 13 gegaan.
In een land als Italië, waar de zin voor het
familieleven -bij de menschen van nature zeer
ontwikkeld is, kon bet volk tamelijk gemakke
lijk op den goeden weg gehouden worden of
daarop weder worden teruggebracht. Doch het
initiatief en de daad van de fascistische re
geering is er niet minder lofwaardig om.
En thans kan ze met trots zeggen, dat in
Italië het bevolkingscijfer steeds stijgt en het
geboortecijfer als het ware elke maand omhoog
gaat, in tegenstelling' -met Frankrijk, Duitsch.
land en Engeland.
De bevolking van Italië heeft het cijfer van
- millioen bereikt en volgens berekeningen
zullen er in 1960 izestig millioen I-talian-en
zijn
Men is in fascistische kringen daarbij niet
bang voor het gevaar van overbevolking en
tevens bezig, dit krachtdadig te voorkomen.
Door interne imigratie van landbouwersfami
lies worden weinig -gecultiveerde streken o.a.
in Sardinië, bevolkt, terwijl groote sommen
worden -besteed aan de drooglegging van moe
rassen, aan betere bevloeiing van den bodem,
aan het afvloeien der overbevolking van de
steden de eenige ware overbevoliug naar
het platte land en aan een betere organisatie
van landbouw en industrie.
De resultaten van deze agrarische politiek
zijn allerwegen merkbaar en manifesteeren
zioh o.a. in belangrijke vermindering der emi
gratie, zoodat 1929 het verschijnsel zag, dat
er 20.000 Italianen emigreerden maar 10.000
in hun vaderland terugkeerden.
TVe hebben hier in groote lijnen de verhou
ding van het fascisme tot bet bevolkingsvraag
stuk geschetst en in het bijzonder de goede
dingen der fascistische -bevolkingspolitiek naar
voren gebracht.
Het spreekt evenwel vanzelf, dat ze in de
practijk ook baar schaduwzijde -heeft en dat
op de Apennijnen In dit opzicht niet alles goud
is, wat er blinkt.
Wanneer men echter een vergelijking maakt
met den toestand in andere landen de ver-
eeni-ging -tot verdediging van het moederschap
in Duitschland deelde kort geleden mede, dat
daar het cijfer der geboorten ongeveer gelijk
staat met dat der gevallen van abortus pro
vocates, namelijk 1.200.000 dan valt deze
grootelijks ten voordeele van Italië uit. Dat dit
zoo goed als geheel voor rekening van het
fascisme komt, kan niet worden ontkend.
Z5°w52:
W5%
PAST BETER
DUURT LANGER
KOST MINDER
voornamelijk te danken aan Zuid Italië en aan
TUSSCHEN VRIJZINNIGEN EN
ORTHODOXEN
II (Slot).
De inzender in de „N.R.Ct." besluit zijn
„bedendaagsche kerkelijke zedenroman", zooals
hij het noemt, over het kerkelijk conflict te
Stolwijk met de volgende gegevens:
Wij hebben onze kerkelijke zedenroman nog
niet uitverteld. De Stolwij-ksche kerkeraad had,
toen het opnieuw was gaan spannen tusschen
den predikant en dit lichaam, berouw over zijn
berouw inzake het „zevende tuchtmiddel".
Tevens haddeu de ouderlingen en diakenen
echter begrepen, dat ze, om de geldstraf op
nieuw toe te passen, een heter verhand moes
ten leggen tusschen misdaad en vonnis dan
den vorigen keer. Zij loerden op een tekort
koming van den predikant als administrateur.
En deze gelegenheid kwam. Wie eenigszins
vertrouwd is met de diaconale praktijk, weet.
dat dit terrein vol voetangels en klemmen ligt.
Wie hier een stok zoekt om een hond te slaan,
vindt er wel een. Voortdurend hameren de ker
kelijke besturen en diaconale conferenties op
meer stelselmatigheid en overzichtelijkheid in
het diaconale beheer. Zoowel predikanten als
diakenen zijn over 't algemeen slechts dilettant
boekhouders en hun werk draagt de sporen van
dit dilettantisme. Het is zeer goed mogelijk,
dat ds. Kanis in zijn boekhouding een fout ge
maakt heeft, hij heeft trouwens onomwon
den erkend en zelfs nog een vergissing ontdekt
welke den argus-oogen der diakenen was ont
gaan. Maar wanneer alle administreerende
diakenen om een gelijksoortig vergrijp zouden
moeten werden ontslagen, dan zou het corps
wel tot een minimum worden gereduceerd.
De kerkeraad vond eenige onjuistheden iu
de door den predikant-administrateur aange
boden boeken. Ofschoon deze rekening nog niet
eens voorloopig was vastgesteld, laat staan na
ter visie-ligging haar beslag had bekomen, be
sloot zij onmiddellijk ds. Kanis te ontslaan.
Nu komt er in het proces een merkwaardige
episode, welke doet denken aan den kok-koet
sier uit Molièfe's Burger-edelman. Ds. Kanis,
da predikant, moest als voorzitter van den
kerkeraad het voorstel in stemming -brengen
om ds. Kanis, den administrateur", te ontslaan.
Ook hier weer kon de kerkeraad zonder den
predikant-voorzitter wiens ambtelijke mede
werking dit lichaam eens een berouw waard
was gebleken, niets beginnen. Heeft de predi
kant-voorzitter correct gehandeld, met te weige
ren dit voorstel in stemming te brengen
Hoe dit zij, ds. Kanis weigerde en zoo kon
de kerkeraad geen bindend besluit nemen. Ds.
Kanis, de predikant, had ds. Kanis, den admi
nistrateur gered. Voorzoover wij kunnen oor-
deelen, zou de kerkeraad, indien zij door de
zelfverzakende medewerking van den predikant
een wettig besluit bad kunnen nemen, een
moreel en ook juridisch onjuist vonnis hebben
geveld. Want in de instructie van ds. Kanis
staat, dat bij alleen op grond van wanbeheer
kan worden ontslagen, en zelfs indien de klach
ten van den kerkeraad, zooals dit lichaam die
heeft geformuleerd,-juist zijn, kan er ook in
de verste verte niet aan eenigerlei vorm van
wanbeheer worden gedacht.
De Stolwijk-sche kerkeraad schijnt trouwens
in baar terminologie nog al eens te werken
met het grof geschut van den „kerkelijken
stijl", wanneer het zijn erfvijand, den vrijzin
nigen predikant, geldt. Er was n.l. aan de ont
dekking van ds. Kanis' administratief onver
mogen een ontdekking op ander gebied vooraf
gegaan en onwillekeurig brengt men het één
in verband met het ander. Bij de kerstpreek
had ds. Kanis als predikant de ter kerke aan
wezige kerkeraadsleden in leerstellig opzicht
geërgerd. En deze ergenis hebben ze niet onder
stoelen en banken gestoken.
Men stelle zich als buitenstander de aan
wezigheid van kerkeraadsleden in een derge
lijk geval ook al weer niet te idyllisch voor.
Ultra-orthodoxe kerkeraadsleden die zich met
een vrijzinnigen predikant opgescheept voelen,
zitten niet uit pure behoefte aan een stichte
lijk woord onder den preekstoel! Hun aan
wezigheid is g-een teeken van belangstelling
noch een betooging van broederlijke solidari
teit. Ze zitten daar eenvoudig ambtshalve, on
der protest. De predikant, die in een dergelijke
situatie moet preeken, staat daar op het hoogte
punt zijner bezieling met het pijnlijk besef, dat
elk woord, dat hij zegt en elk gebaar, dat hij
maakt, met kritische bitterheid door de amb
telijke kanselwacht aan zijn voet wordt ont
vangen.
Met Kerstmis heeft de predikant ds. Kanis
.Christus gehoond" en het is allicht hiervoor
geweest, dat de administrateur ds. Kanis nog
maals heeft moeten boeten. Hij las n.l. in
plaats van een hoofdstuk uit de Heilige Schrift
een verwerpelijk verzinsel voor van een we-
reldsche dame. Ds. Kanis moge ter verdediging
aanvoeren, dat Het visioen van den Keizer door
Selma Lagerlöf als een schoon© hulde aan
Christus bedoeld is, hij ziet over 't hoofd, dat
noch de Kanon van Muratori noch de leerrege
len van Dordt deze legende vermelden en dat
haar aanhaling op een Christelijken kansel in
het oog van ultra-orthodoxe kerkeraadsleden
derhalve niet minder dan godslastering moet
zijn.
De beide aanwezige ambtsdragers stapten
dus, na tien minuten lang hun verontwaardi
ging te hebben verkropt, demonstratief en bloc
uit bun bank en verlieten het bekje. Toen zij
de kerkdeur achter zich hadden dichtgeslagen,
begreep ds. Kanis, dat zijn nieuwe euveldaad
niet ongestraft blijven zou.
De straf kwam -bij de diaconie-rekening. Maar
toen ds. Kanis, de predikant, ds. Kanis, den
administrateur, niet mee wilde helpen vonnis
sen, geraakte men in een moeilijke impasse.
De diaconie beschouwde ds. Kanis niet langer
als administrateur en ds. Kanis weigerde de
diakenen als zijn opvolgers in het beheer te
erkennen. Deze zaak moest door den kerke-
lijken rechter tot klaarheid worden gebracht.
Men maakte haar aanhangig bij het classicale
bestuur.
Zoolang men echter geen bindende uitspraak
heeft, staat de diaconale machinerie stil. De
behoeftige gemeenteleden leggen het loodje. De
burgerlijke bevolking -betaalt het gelag in dezen
kerkelijken strijd.
Sinds 1 April is geen cent meer aan kerke
lijke liefdadigheid uitbetaald. De vaste diaco
nie-klanten missen bun wekelijksche uitkee-
ring. De zieken en incidenteele nooddruftigen
moeten het zonder den steun in geld, genees
middelen of naturaliën doen. "Wel hebben de
diakenen op 1 Mei beslag gelegd op ongeveer
ƒ1300 huurpenningen, maar aan de besteding
van dit bedrag durven zij zich niet wagen. Zoo
lang de wettigheid van een dergelijke uit
gave betwistbaar is, zouden zij er misschien
persoonlijk voor aansprakelijk kunnen worden
gesteld.
En zoo moeten de hulpbehoevenden wachten,
totdat het geschil kerkrechtelijk is uitgevoch
ten. Zou hun lijdzaamheid onuitputtelijk zijn,
doordat zij beseften, dat de diaconie staakt uit
louter geestelijke beweegredenen en omdat het
hier gaat om het recht der schriftuurlijke
Waarheid en om de eere Gods
1
In het derde en slotartikel aan dit conflict
gewijd, vertelt de inzender, dat het classicaal
bestuur, dat zoowel van den kant van den pre
dikant als van den kerkeraad verschillend©
klachten gekregen had, aanvankelijk zonder de
partijen te fa-ooren, den kerkeraad in het geiijk
gesteld had.
Nadat ds. Kanis hiertegen geprotesteerd had
en een onderzoek was ingesteld, wendde het
classicaal bestuur zich tot het provinciale kerk
bestuur van Zuid-Holland.
Maar, zoo gaat de inzender dan voort, daar
het provinciaal kerkbestuur eerst op den eer
sten Woensdag van September vergadert en het
classicaal bestuur op den laatsten Woensdag
dier maand, kan men de besluiten van laatst
genoemd college eerst in October tegemoet zien.
De behoeftige lidmaten zullen dan reeds zes
maanden hun diaeonalen onderstand moeten
derven.
Zou, vraagt men zich af, de synode een deel
van haar beschikbaar komenden t(jd niet kun
nen vullen met een beraadslaging over deze
uiterst praktische zaak, opdat in elk geval
liet diaconale raderwerk weer moge gaan
draaien in afwachting van hetgeen de heeren.
verder beslissen? Een staking van de christe
lijke barmhartigheid terwille van strijd om de
leer moest toch, tot de onmogelijkheden be-
hooren!
DE VOLKENBONDSCOMMISSIE VOOR DE
INTELLECTUEELE SAMENWERKING
Haar ondercommissie voor kunst
en letteren
Onze Geneefsche correspondent schrijft ons:
De ondercommissie uit de volkenbondscom
missie voor de intellectueele samenwerking,
die in het bijzonder de kwesties betreffende
kunst en letteren behandelt, is bijeengeweest
onder leiding van den Belg Jules Destrée, voor
zooveel kunstkwesties betreft, en onder leiding
van den Zwitserschen professor de Reynold
met betrekkking tot kwesties betreffende de
schoone letteren.
De commissie heeft een rapport van Paul
Valery aangenomen betreffende de algemeene
grondgedachten, waarop de voltallige com
missie zich liaars inziens zal moeten stellen
bij -de reorganisatie van het Parijsche volken
bondsinstituut voor intellectueele samenwer
king.
De commissie beeft verder aan de voltallige
commissie in overweging gegeven de bijeen-
roepin-g van een deskundigenconferentie,
samengesteld uit schrijvers, vertalers en uit
gevers, ter bespreking van eenige internatio
nale kwesties ten aanzien van de vertaling
der letterkundige werken.
De commissie heeft zich verder uitgesproken
ten gunste van een ontwikkeling van het
werk van het internationale museumbureau
en van de inschakeling van het te Praag in-
1928 opgericht© internationale comité voor
volkskunsten binnen de volkenbondsorganisatie
voor intellectueele samenwerking,