Zilveren jubileum der st. radboudstichting w FEUILLETON CAPITOLA. mm*' DONDERDAG 31 JULI 1930 De Moeder onzer Alma Mater EEN KWARTEEUW KATHOLIEKE HOOGER ONDERWIJS- BEMOEIING ;jp| kit I f!É i s HET AAN DEN GROND LOOPEN VAN DE „GELRIA" Ontwerp-rijksambtenaren reglement DE ZAAK DE ROOY VAN EEN VALSCH BERICHT EK VERKEERDE JOURNALISTIEK if VERDUISTERING DOOR EEN GEMEENTE-ONTVANGER v Beden herdenkt de St. Radboudstichting het j Bilveren jubileum Tan haar bestaan. De R. K. Pniversitedt viert Moeder's verjaardag. Al» de Sint Radboudstichting van iets wars te, dan is het van een panegyriek. Zuinigheid, soberheid, afkeer van luie en ornament is i wel haar kardinale, huiselijke deugd. Van een officieel© herdenking, laat staan van een openlijke viering van den feestelü'ken datum is geen sprake. En toch moeten er op dezen verjaardag wat bloemen in den huiselij- ken kring op tafel staan. Moeder's Dag gaat men niet onverschillig (voorbij, en zeker niet den geboortedag van de Moeder eener Alma Mater, een eerbiedwaar dige matrone van vijf en twintig lentes! Op 31 Juli 1905 werd de St. Radboudstich ting opgericht. "JHR. W. E. BOSCH VAN OVD-AMELIS- ÏWEERD, de onvermoeide secretaris der St. Radboud-stichting 'Als financieels grondslag werd een bedrag ten.... 3009 ingebracht. Blijkens de sta tuten ontving de St. Radboudstichting een drieledige doelstelling. Als eerste doel werd genoemd: „Voor te be reiden en zoodra de omstandigheden en de middelen dit zullen toelaten te vestigen en te stichten een bijzondere Nederlandsehe Katho lieke Universiteit." Als neven doeleinden fungeerden: de vesti ging van bijzondere leerstoelen aan de Rijks universiteiten en de Gem. Universiteit te Am sterdam, en wel zoolang het hoofddoel niet bereikt is; en voorts het verleenen van steun aan begaafde studenten voor het voltooien hunner studiën. Zietdaar het nuchter feitenmateriaal voor ide officieele historie van het ontstaan der Stichting. De rest is onofficieel, zóó zeer zelfs, dat de fchistoire intime" met de gestorvenen ten grave is gedaald. Het is waarlijk nieit uit antiquarische wel lust, dat we zoo tekstgetrouw het notarieele document benutten. Het is het plechtanker der geschiedenis, het vrijwel eenig zakelijk houvast. Het andere is vermoeden en mist. Men behoeft overigens geen Columbus te zijn, als men de voorgeschiedenis der St. Rad boudstichting in de politieke gebeurtenissen zoekt, welke in Juni 1905 haar ontknooping ponden. i. Het [waren de hartstochtelijke tafereelen i JHR. P. J. S. M. VAN DER DOES DE yPILLEBOIS dlle het zilveren bestuur»- jubilë mede viert rondom het hijzonder Hooger Onderwijs, die zich afspeelden in de beide Kamers der Staten- Generaal, en de twee laatste levensjaren van het in 1901 opgetreden kabinet-Kuyper efoo woelig maakten. Tot goed begrip mag hier even aan die vinnige politieke gev.eehten herinnerd worden. Het levensrecht der Bijzondere Universiteiten was reeds lang gefundeerd, maar wat burger lijke bevoegdheid betreft, waren ze nog on mondig. Doctoraten mochten zij uitdeelen, maar de bezitters der bullen en diploma's von den overal de klink op de deur, als zij bun wetenschappelijke vorming in het maatschap pelijk leven zouden willen aanwenden. Bur| gerlijke bevoegdheid hadden de getuigschrif ten der Bijzondere Universiteiten niet. Het is hier niet de plaats, alle fasen van den hevügen strijd op te roepen. Na een vinnigen tegenstand moest van de Tweede Kamer de linksche oppositie tegen de reoh'tsche meerderheid bet onderspit delven. De overwegend liberale Eerste Kamer wei gerde het wetsontwerp der genoegdoening te aanvaarden, waarop het Ministerie-Kuyper den senaat ontbond. Bij de nu volgende ver kiezingen, die enkele spannende episoden tel den, kapseisde de linksche senaatsmeerderheid. De nieuwe Kamer bezegelde op haar beurt het civiel effect van do Bijzondere Universiteit. In Juni 1905 bereikt het hervormde Onderwij s- statuut het Staatsblad en in Juli van het zelfde jaar de Sint Radboudstichting den no- tarieelen burgerlijken stand! Het verband is duidelijk. De haast, waar mede van Katholieken kant de practische toe passing van de wettelijke bevoegdheid om een effectieve bijzondere universiteit te stichten aanhangig werd gemaakt, had overigens ken nelijk een hij zonder karakter. Het was niet de bedoeling, in hetzelfde tempo overijld een eigen universiteit te voorschijn te tooveren. Het was een gebaar, vol ernst en met con sequenties natuurlijk, maar een gebaar van imperatief gezag. Het was wel duidelijk een afclaimen van het terrein der Hoogere Onder- wijs-bemoeiing als een episcopaal domein, dat door anderen niet eigenmaehitg mocht bef- JHR. MR. P. J. A. M. A. VAN NISPEN TOT SEVENAER, die eveneens het zilveren bestuurs-jubilé medeviert treden worden. Een vingerwijzing, en méér dan dat, in de richting der Katholieke weten schappelijke vereeniging. De toenmalige Bisschoppen van Nederland behalve de onlangs overleden Aartsbisschop waren het Mgr. Luijten van Breda, Mgr. van de Ven, van 's Hertogenbosch, Mgr. Drehmans, van Roermond en Mgr. Callier van Haarlem namen en-bloc in het bestuur der St. Rad boudstichting zitting en vormden er ambts halve de vaste kern van. Zij benoemden naast zich de niet-vaste leden, bij voorkeur vooraanstaande leeken. De eerstelingen van deze groep zijn boven, als de comparanten bij het passeeren der stichtingsacte, vermeld. Van de bestuurderen der eerste levensdagen is geen der kerkelijke hoogwaardigheidsbe- kleeders meer in leven. Van de niet-vaste leden ,die bij de oprichting assisteerden, zijn Jhr. P. J. J. S. M. van der Does de Willebois en Jhr. mr. P. J. A. A. M. van Nispen tot Sevenaer nog steeds in functie en vieren met de St. Radboudstichting zelf hun zilveren be- stuundersjubileum mede. Geleidelijk hebben zij hun regente<n-ambt zich zien ontvouwen van een eervolle sinecure tot een bewerkelijke functie. De Sint Radboudstichting was geboren, maar daarmede nog allerminst de R. K. Universiteit. Te overheerschend was in de prille levensjaren MGR. PROF. DR. J. H. E. J. HOOGVELD, secretaris vam het Cenrtal Comité der St. Radboudstichting en de ziel der propaganda der stichting onder de katholiek-intellectueele kringen een pessimistische kijk op de levens kansen eener eigen universiteit. En het St. Radboud-bsstuur zelf schatte in dien tijd niet minder omzichtig de bestaans mogelijkheid eener Katholieke Hoogeschool. Het hoofddoel der stichting was de oprichting van een Alma Mater, maar dat gold voorloo- pig nog als een pro-memorie-post. In de kinds heid der St. Radboudstichting zag men de verwezenlijking van het ideaal nog als een kwestie niet van één maar van meerdere gene raties, als een toekomst voor de kindskinderen. Was het uit angst voor voorbarigheid, dat de verantwoordelijke machthebbers het hoofd doel der stichting als een beschermend patent beveiligden? Intussche® verrichtte het bestuur wat de hand te doein vond, en wijdde zijn aandacht aan de neven-doeleinden, Bpeciaal aan het vraagstuk der Bijzondere Leerstoelen. Profes sor de Groot bekleedde bij de oprichting van St. Radboud reeds een tiental jaren zijn hoog- leeraarszetel aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. Nu volgden in Utrecht zelf, de bakermat der St. Radboudstichting, de pro- fessorem Beijsens en Schrijnen. Nadat de eminente voortrekker de Groot was heengegaan, werd ook in Leiden een voorpost betrokken, doordat de Groot's opvolger, Profes sor Welscben, een tweeling-katheder van Am sterdam en Leiden bezette. Het is niet de bedoeling, om een volledige opsomming te geven. Genoeg om aan te duiden, dat de St. Radboudstichtilig met het vestigen van bijzondere leerstoelen aan openbare uni versiteiten een invloedssfeer schiep en ver wijdde, en niet werkeloos de vervulling van een vér droombeeld afwachtte. Veel sneller, dan de schikgodinnen voor spelden, kwam voor de verwezenlijking van den droom de „status nascendi". Wat in een ruime toekomst onbereikbaar scheen, werd onvoorziens bereikbaar. Het is geen geheim, dat het Episcopaat, dat in 1905 zich het initiatief toeeigende en daarmede ook overwegend de verantwoordelijkheid op zich nam, niet dan na rijp beraad en lang aarzelen het fiat gaf. De nachtmerries der millioenen, noodig voor het reuzenwerk, maakten de W stuurderen huiverig. Maar toen eenmaal de aarzeling was over» wonnen,' werd de Katholieke Universiteit een- eerezaak van Kerk en Volk van Katholiek Nederland. In 1921 werd alarm geslagen. En het massaal appèl op de Vaderlandsche geloofsgenooten vond een geweldigen weer klank. Twee millioen, in een ruw cijfer, bracht de Nederlandsehe Kerk als bruidsschat aan. In twee jaar tijds was de Katholieke Univer siteit, die onafzienbaar verre droom, een levend wezen geworden. Maar over de Universiteit spreken we niet. Dat is een ander hoofdstuk der geschiedenis. Toen in 1921 het parool tot stichting der Universiteit werd uitgegeven, veranderde de Sint Radboudstichting, niet van karakter, maar van gedaante. Tot dan was zij een generale staf zonder leger. Nu werden kader en manschappen bij hon derden en duizenden aangemonsterd. Een hoofdkwartier van bewind was niet lan ger voldoende, daarnaast was een apparaat van actie noodig. En wanneer men thans van de St. Radboud stichting spreekt, dan is het van een lijvig complex, waar de Regentenkamer is ingebouwd. Toen de stichting der R.K. Universiteit aan de orde van den dag werd gesteld, bleek nog eens ten overvloede de gelukkige beschikking, dat dit terrein episcopaal was verklaard. Be trekkelijk in een ommezien tijds rezen, via de pastorieën, de parochiale St. Radboud-Comités uit den grond. Meer dan 1200 van deze comités, ruw geschat een zesduizend tal leekebroeders van Sint Radboud, zijn het fundament en het energiefonds van de Stichting. En ieder jaar, als na de inzamelingscampagne de boeken wor den gesloten, blijkt plichtsgetrouw de twee ton rente te zijn afgeworpen. De groote zorg van óen Vader der St. Rad boudstichting en dien -.i de practijk geschool den Kerkvorst, Mgr. van de Wetering z. g., was het evangeliewoord „Toon mij den cijnspen ning". Een dubeltje per Katholiek als jaar bijdrage als gemiddelde! is het zesde gebod der H. Kerk voor eiken St. Radboud- propagandist. Tot nu toe is deze aanslag invorderbaar ge bleken. Het spreekt echter vanzelf, dat de Sint Rad boudstichting zich met deze vrij stabiele ont vangst niet als een zelfgenoegzaam rentenier voelt, die op deze basis zijn levensdagen onbe kommerd kan slijten. Want in de niet zoo heel verre toekomst kondigt de vierde, en daar mede de eerste dure faculteit haar komst aanMaar ook zonder Alva en zijn bloed- penningen zal Katholiek Nederland het ver trouwen zijner Kerkvoogden en wetenschappe lijke voormanen niet beschamen! Boven de parochiale staan de diocesane comités, die voor wat de bisdommen der meer gemengde bevolkingen, Utrecht en Haar lem, betreft in drie gewestelijke comités zijn onderverdeeld. Aan de spits van deze alle staat het Cen traal Comité, samengesteld uit de voorzitters der diocesane en gewestelijke comités, en het centrale lichaam der propaganda vormend. Namen noemen onder dit onafzienbare hert van werkers is een „mer a boire". En gevaar lijk. De vlag wappert op het geheele complex der St. Radboudstichting. Laat dat genoeg zijn. Een uitzondering met inachtneming van de pariteit mag worden gemaakt voor twee personen, die tegelijk personicifatiep zijn van het besturend en het ageerend element der St. Radboudstichting. Eenerzijds Jhr. W. E. Bosch van Oud-Amelis- weerd, anderzijds Prof. Mgr. Dr. J. Hoogveld. Beiden secretarissen, beiden incarnaties van de twee op hun eigen terrein leidende organen der stichting: het Bestuur en het Centraal Comité. Jhr. Bosch van Oud-Amelisweerd heeft, als notaris, aan de wieg der St. Radboudstichting gestaan. Later, in 1916, als lid tot het Bestuur toegetreden en als secretaris opvolger van Prof. Keulier, werd Jhr. Bosch van Oud- Amelisweerd de rechterhand van Mgr. van de Wetering en een domineerende figuur in het bewind der Stichting. Het type van een regent en een allernauwgezetst rentmeester, die onbaatzuchtig en onbekrompen zijn tijd en zijn jeugdige vitaliteit aan de St. Radboudstichting geeft. Daarnaast Mgr. Hoogveld, zelf een pionier der R.K. Universiteit en als zoodanig gepur perd, toen in 1923 de Hoogeschool werd geopend mede als resultaat vau zijn organisatorisch talent. DE STRANDING VAN DE „SEMBILAN" Nalatigheid en geheel onvoldoende navigatie DE KAPITEIN WEGENS ERNSTIGE TEKORTKOMING GESTRAFT De Raad voor de Scheepvaart deed gister uit spraak in zake de stranding van het s.s. „Semhilan" bij Sabang. De Raad is van oordeel, dat. deze stranding is toe te schrijven aan nalatigheid van den kapitein en geheel onvoldoende navigatie Het kaartje door den kapitein gebruikt was ten eenenmale ongeschikt om daarop te navi- geeren. Op grond van de ernstige tekortkomingen, waaraan de kapitein zich ten deze heeft schul dig gemaakt, straft de Raad den betrokkene door hem de bevoegdheid te ontnemen om als gezagvoerder te varen op een schip als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet voor den tijd van een maand. Invloed van den vloed langs de pieren Op 14 Mei j.l. liep het s.s. „Gelria" van den Koninklijken Hollandschen Lloyd aan den grond bij het verlaten van de Noordersluis te IJmuiden. Gisteren stelde de Raad voor de Scheepvaart onder presidium van prof. Taver ne een onderzoek naar het gebeurde in. Als getuigen werden, behalve de gezagvoer der ook gehoord de loods van die „Gelria", als mede de oud-havenmeester van IJmuiden, De hoofdinspecteur van de scheepvaart, vioe-admi- raal C. Fock, achtte het ongeval te wijten aan den samenloop van omstandigheden. Dat de in vloed van den vloed langs de binnenpieren zich hier heeft doen gevoelen, achtte spreker vast staande. De Raad zal later uitspraak doen. In de Centrale Commissie van Overleg EENIGE WIJZIGINGEN VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT In hare jongste vergadering behandelde de Centrale Commissie voor Georganiseerd Over leg in Ambtenarenzaken, in tegenwoordigheid van den Minister van Justitie, het ontwerp- Rijksambtenarenreglement, inhoudende de be palingen betreffende de in artikel 125 der Ambtenarenwet vermelde onderwerpen van materieel recht. Op grond van de in het omderzoekingsrap- port en zijne bijlagen vermelde gegevens ein taakomschrijvingen en de ter vergadering ge houden besprekingen vereenigde de commis sie zich met het door de sub-commissie voor de salarieering uitgebrachte prae-advies, be treffende het technisch personeel aan de wer ven en aan de A.I. strekkende om met terug werkende kracht tot 1 November 1928 enkele salaris-regelingen van dit technisch personeel te wijzigen, waardoor ecne bij de technische salarisherziening reeds bepleite en thans door de resultaten van het onderzoek aangetoonde gemotiveerde meerdere gelijkheid in bezol diging tusschen Werven en de Artillerie-In richtingen wordt verkregen. Voort vereenigde de Centrale Commissie zich met de navolgende Regeeringsvoorstellen, inzake wijziging en aanvulling van het Bezol digingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1928: a. in verband met formatiewijziging van het personeel aan de Vischbrug en de Koren- brugsluis te Gorinchem op te nemen de amb ten: sluis- en brugwachter te Gorinchem: loon- groep 4a; sluisknecht te Gorinchem (tevens brugknecht)loongroep 3; b. bij de Algemeene Landsdrukkerij te doen vervallen met ambt van chef van de adminis- teratie, schaal 192: 37004800 en in te stellen een ambt van chef-calculator of chef bureau orders, schaal 150: 26003600; c. bij den Rijkskeuringsdienst van ingevoerde vlee-schwaren in te stellen de ambten van: controleur schaal 82 15002600 schrijver le klass9 schaal 53: 16002200 schrijver 2e klasse schaal 11: 10501750 machine schrijver schaal 8001200. Vóór het Hoog Militair Gerechtshof TEGEN ONS NATIONAAL BESTAAN EN ONZE WELVAART Dezer dagen heeft voor het Hoog Militair Gerecht hof in hooger beroep terecht gestaan de 20-jarige gewoon-dienstpliclitige soldaat van het 22ste regiment infanterie Ph. de Rooy, thans gedetineerd, die in eerste Instantie door den Krijgsraad voor de Landmacht te 's-Hertogen- bosch in verband met de verspreiding van het blaadje „De Zandhaas" in de kazerne te Ede is veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden gevan genisstraf met ontslag uit den militairen dienst. De inhoud, afbeeldingen enz. in „De Zandhaas" zouden aanleiding kunnen zijn tot ondermijning van de krijgstucht. Verdachte merkte op, dat hij voortdurend ge prikkeld en geprovoceerd is door zijn meerde ren, die er van op de hoogte waren, dat hij com munist was en daarmede rekening hielden in hun optreden tegen hem. Dit sarren was voor hem, die tegen zijn zin in dienst was, even erg als het verspreiden van blaadjes als „De Zand haas" voor andersdenkenden. Als getuigen werden gehoord eenige ook reeds voor den Krijgsraad gehoorde militairen, die eveneens betrokken zijn geweest bij de ver spreiding van de blaadjes. De advocaat-fiscaal noemde het optreden van verdachte en zijn kameraden in hooge mate anti-nationaal. Hun streven is gericht tegen ons nationaal bestaan en onze welvaart. Op juridi sche gronden kan het vonnis van den Krijgs raad echter naar spr.'s meening niet gehand haafd worden. Hij achtte verdachte evenwel medeplichtig aan het gebeurde, hij heeft toch aan de anderen de gelegenheid, inlichtingen en middelen daarvoor verstrekt. Zijn schuld is dan ook grooter dan die van de anderen, de Krijgsraad heeft daar terecht rekening mede gehouden. Spr. vroeg bevestiging van het von nis a quo ten aanzien van de opgelegde straf Verdachte's raadman, mr. S. de Jong uit Am sterdam, betoogde uitvoerig, dat hier z.i. hoog. stens sprake kan zijn van een niet-strafbare uitlokking en dat verdachte vrijgesproken zal moeten worden. Men heeft een greep naar den verdachte gedaan, maar deze greep is fout ge weest. Het Hof zal dit moeten erkennen. De advocaat-fiscaal heeft dit reeds gedeeltelijk ge daan, doch heeft zich nog aan een laatste kans vastgegrepen zonder daarin echter geslaagd te zijn. Pi. zette dit nader uiteen. Naar het Engelsch van GRAY NICK l; Vertaling van JAC. J. SCHOON Herbert Greyson snelde het jonge meisje te teüp, maar vóór hij bij haar was, was zij reeds .weder opgestaan en zonder zich tijd te gunnen, om zich het zand uit de zwarte lok kan te schud den, vloog zij den jongen man om den hals. Er lag een zóó oprecht geluk, een zóó onge dwongen vreugde in dit onverwacht wedezien der beide jongelieden, dat de majoor verrast, maar niet onaangenaam getroffen, toekeek. Kijk, kijk! mompelde hij in zijn baard. Maar biet doet mij toch waarlijk genoegen! [Waarachtig, het ts mij liever zoo, dan dat ik het zeK zou hebben bedisseld, 't Zal wel op Bijn pootjes terecht komen, en dan, Gab. Lenoir, rullen wij eens zien, onder welken meester het oude kasteel en de zoo lang verdeelde goederen rullen komen! Terwijl hij deze alleenspraak hield, waren Herbert en Capitola bij hem gekomen. Hij begaf rich met hen in huis. Nu jongen, most Je mij eens vertellen, hoe Je je goede vrienden hebt aangetroffen? vroeg de majoor, toen zij gezellig in het salon hijeenzaten. - In den besten welstand, oom, maar in de- Belfde omstandigheden, waarin ik hen heb ver laten, antwoordde Herbert. Maar u had eens moeten zien, hoe uw welwillend aanbod is aangenomen, wat een gejuich, wat een blijd schap, wat een dankbaarheid! Ik heb mijn be zoek bekort, want ik had waarachtig geen rust meer. Ik gevoelde mij gedwongen om u te gaan zeggen, hoe onuitsprekelijk gelukkig u mijn vriend. Traverse en zijn goede moeder door uw edelmoedige belofte hebt gemaakt. Inderdaad? Nu, dat verheugt mij niet weinig, Herbert! dat doet mij reusachtig veel genoegen, jongen lief. Zie je, beste neef, niets verschaft den rijke, die het hart op de rechte plaats heeft, meer genot, dan brave, arme lieden die zulks waaTd zijn, voort te helpen. Zij was dus blij, je goede pleegmoeder, dat er een eind aan haar zorgvollen toestand was gekomen! O, zij was onuitsprekelijk gelukkig, waarde oom, zoozëér, dat ik bang was, dat zij van vreugde een beroerte zou krijgen! Ik stond er zelfs verbaasd van, want tot dusverre hield lk mistress Rocke voor trotsch, maar..., Wat? Hoe zeg je? riep de majoor op een toon, die zijn neef ten zeerste verbaasde. Ik zeide, dat ik haar tot dusverre voor trotsch had gehouden.... Haar? Wat voor haar? Wie bedoel je? schreeuwde de oude heer. Wel Martha Rocke, zeide Herbert, die deze plotselinge opwelling van woede, die zijn oom overviel, maar niet kon verklaren. De majoor sprong als razend overeind en slingerde den stoel, waarop hij gezeten had, met zulk een kraebt in een hoek, dat de leu ning afbrak. Toen liep hij, mrt groote passen een paar maal de kamer op en neer en rs zóó woedend, dat Capitola en Herbert geen woo d durfden zeggen en hem geheel verbluft aan staarden. Zijn gelaat was pioenrood, de aderen :p zijn voorhoofd waren op-eloopcn als koorden, zijn oogen pullden uit hun kassen, on zijn lip pen trilden krampachtig, alsof bij tevergeefs pogingen aanwendde, om zgn toorn in woordgn te luchten. Zijn geheele herculische gestalte beefde van top tot teen, het was onmogelijk te zeggen of 't woede, dan wel lichamelijke pijn of een gevoel van schande was, dat dezen for- schen man deed sidderen. Waarschijnlijk waren het deze gewaarwordingen tezamen, die hem zoo van streek maakten. Tenslotte bleef hij plotseling onbeweeglijk en sprakeloos voor zijn neef staan, die niet anders verwachtte dan zijn oom elk oogenblik 'door een beroerte getroffen, ter aarde te zien storten. Doch de oude reus slaagde erin, zich e enigermate te herstellen en schreeuwde met een vreeselijke stem. Jomgmensch! Wist Je, welk een smaad Je mij met het noemen van den naam dezer vrouw hebt aangedaan? Spreek op, wist je dat Her- bert? Oom, ik weet niiets, dan dat mistress Rocke de beste van haar geslacht Is, een vrouw, die onder alle vrouwen verre uitblinkt, antwoordde Herbert, wiens verbazing alle grenzen te buiten ging. De beste, de waardigste! riep de oud© heer schuimbekkend van drift. Gek, oefent ze dan nog steeds de aantrekkingskracht uit van toen en ben jij de dwaas, die zich door haar iaat verschalken! Neen, neene zóó is het niet gemeend. O, ik doorzie Jelui beider listen en streken! Thans raad ik alies! Jelui speelt samen onder één hoedje, jelui hebt die zaak met elkaar bekonkeld, en mij.... mij achten Jelui onnoozel genoeg om in de val te loepen. Daarom wist zij zoo handig haar naam al dien tijd te verzwijgen, en daardoor slaagde Je er dan ook in, mij de belofte af te persen. Maar ik neem die terug! Ik zal noch jon, noch haar ondersteunen! Terwijl hij dit zeide brak hij zijn wandelstok doormidden en wierp zijn neef de stukken voor ÓS voeten, zeggende: Zi,e je hier deae stukken van mijn stok? Als je het zoover kunt bren gen, dait ze weer aaneen groeien en bladeren gaan dragen, dan mag je de hoop koesteren Ira Wartield met Martha Rocke te verzoenen. Ik neem al mijn gedane beloften terug, voegde bij erbij, ook al zou haar hart daardoor breken, zooals zij vroeger eens het mijne gebroken heeft! De laatste woorden mompelde hij binnens monds, zoodat noch Herbert, noch Capitola ze verstonden. Toen, uitgeput door d© geweldige gemoedsbeweging, wierp hij zich in een stoel en bedekte zijn gelaat met beide handen. Zijn kracht scheen gebroken en hij zat daar met diep op de horst gezonken hoofd. Doch zijn diepe, kreunende ademhaling en het heftig op en neergaan .van zijn boezem, bewees, welk een storm er nog in zijn binnenste woedde. Capitola en Herbert keken hun oom aan met gevoelens van medelijden, gemengd met schuw heid. Toen hun blikken elkaar toevallig ont moetten, scheen Herbert het jonge meisje te willen vragen: Wat mag dat beteekienen? Doch pij haalde de schouders op, als om te ant woorden Dat mag de hemel weten! Mat oprechte deelneming, voor de groote smart van zijn oom bezield, kon Herbert den ouden heer diens valsche beschuldiging aan zijn adres niet al te euvel duiden. Zijn edel hart vergoelijkte aan zijn buitengewoon over spannen gemoedstoestand, waarin de een of ondere vreeselijke herinnering uit het verleden den goeden man had gebracht. Hij wachtte dan ook kalm af, totdat de zenuwen van den zoo hevig geschokte® kasteelheer wat tot bedaren waren gekomen. Toen trad hij vastberaden op hem toe en zeide op 'n kalmen doch eerbiedigen toon: Oom, als u mieent, dat er een afspraak bestaat tusschen mistress Rocke en mij, dan Ia a onrechtvaardig jegens ons beiden. Her- M>-£r inner u slechs, dat ik al sinds meer dan drie jaar van mijn pleegmoeder had gehoord, toen ik u te New York ontmoette en dat deze ont moeting bovendien al zeer toevallig was. Aan gemoedigd door de goedheid, welke zij mij toen bewees, waagde ik het u om bijstand voor mis tress Rocke en mijn vriend Traverse te ver zoeken, en het was waarachtig louter toeval, dat ik daarbij haar naam niet noemde. Dit bomt daardoor, dat ik haar in mijn sympathie steeds aanduidde als „mijn tweede moeder". En zeker, dat is zij ook nog heden, en zal zij steeds blijven! - Zonder het -hoofd op te heffen, reikt© de majoor zijn neet de hand en mompelde: Herbert ik was onrechtvaardig jegens jou! Neem mij dat niet kwalijk! Deze echter nam de hand van zijn oom, bracht haar aan zijn lippen en zeide: Oom, ik kan waarlijk niet verklaren, wat u zoo diep ontroert! Ontroert? Duizend hommen en granaten, mijnheer en neef! Wat bedoelt ge daarmede? Ontroert? Ben ik dan soms een sentimenteele oude juffrouw, die zich door haar zenuwen laat beheerschen? Let beter op je woorden, mijn heer en neef! riep de oude driftkop uit, terwijl hij opsprong en elke schijn van aandoening van zich trachtte af te schudden. Ik wilde alleen maar Z3ggen, oom, dat ik mij geheel ter uwer beschikking stel, wanneer, ik u op eenigerlei wijze van dienst kan zijn! Dan ga je naar dat vrouwmenseh terug en brengt haar aan het verstand, dat ik baar verbied mijn naam uit te spreken, of er zelfs aan te denken, als haar leven haar lief is. Oom, ho© komt ge op die gedachte! Mis tress Rocke is een brave en eerbare vrouw. Dat beweer ik en acht het een zaak van eer voor mij, dat vol te Jjprdvn! Een eerbare vrouw! Ha! ha! ha! Maar ik zal mij in toornen en wil mij niet meer door Te Eysden DOOD DOOR SCHULD. Hansi Preisingers lange leven Wij ontvingen gisteren van onzen bijzonderen correspondent te Oberammergau het volgend bericht: Zaterdag j.l. is de vader van de Magdalena vertolkster, Hansi Preisinger, overleden. Kla- ra Mayr, een dochter van den Judas-speleD heeft nu tijdelijk de Magdalena-rol op zich genomen. Tengevolge van grooten kopy-toevloed kon het op zich niet zoo belangrijk bericht niet in ons Blad van gisteravond worden opgeno men. Begrijpelijkerwijze niet zonder verbazing namen we intusschen kennis van de mededee- ling in een drietal katholieke organen, die gis terenavond den dood van Johanna Preising©' zelf meldde®. Wij vermoedden een vergissing, maar de be richten klonken zoo positief, dat aan de juist heid bijna niet kon worden getwijfeld. Vooral „De Tijd" zette aan dezen „tragischen dood" den noodigen journalistieken luister bij. Haaf mededeeling, blijkens de dateering rechts- streeks afkomstig uit Oberammergau, verzuim de niet, de „chronique scandaleuse" van het arme kind, dat reeds vroeger de eer genoot, lichtelijk opzienbarende bijzonderheden uit haar privé-leven, die haar waarlijk niet tot een Magdalena maakten, door het katholieke, blad in alle kleuren en geuren te zien verhaald tot „over het graf" voort te zetten en bevatts zelfs roerende gegevens omtrent de gevoelenft l waarvan de zieltogende Hansi nog in haaf laatste oogenbliklcen zou hebben blijk gegeven. Helaas heeft zij haar boetetijd al te kort moeten volbrengen. Een koude, een pleuri® en na een korte ongesteldheid ging het bra ve kind hemelen. Nog op haar sterfbed heeft zij haar korte afdwaling uit de voorvader lijke zeden diep betreurd en in volkomen berusting heeft zij haar jong leven overgege ven aan den Heer, dien zij in passiespel en leven boetend gevolgd is. Aldus liet ziich het Amsterdamsche Bad d.d. 27 dezer uit Oberammergau berichten. Het kon niet anders ot onze correspondent in het Passiedorp moest zich hebben vergist. Wij hebben ons gehaast, ons telefonisch ta vergewissen van zijn ernstige tekortkoming. Maar op onze bijna verontwaardigde informa tie ontvingen we slechts het lakonieke ant woord: ein Irrtum. Hansi's vader Is overleden» zooals bericht was; doch zij zelf geniet de beste gezondheid, zelfs van kouvatten is geen sprake. Moge het valsche bericht van haar dood Hansi's lange leven beduiden I Doch wij vra gen ons af, hoe een correspondent ter plaatse aan al zulke tragische bijzonderheden komt* Enof wij met dit soort journalistiek n« heusch op den goeden weg zijn. ONTSLAG VAN RECHTSVERVOLGING. Door den Officier van Justitie te Maastricht wëi'd aan flen gem.'-ontvanger tan -By»fleu,"*rer clacht van verduistering, kennisgegevén "Van ontslag van verdere rechtsvervolging. Roekeloos en onvoorzichtig gehandeld Een 27-jarig marechaussee uit Heteren, had op 27 Februari van dit jaar te Apeldoorn snelenclerwijs, toen hij met den mareehausse© Groen nabootste het afweren van een aanval van een met een pistool gewape 1c door een ongewapende, hoogst roekeloos eu onvoorzich tig zij® pistool op dezen Groen gericht. D© man werd doodelijk in de® hals getroffen en overleed aan de bekomen verwondingen en verbloeding. Deswege stond hij terecht voor den Krijgsraad te 's Hertogenbosch. De auditeur militair eischta een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maande® met een proeftijd van 2 jaar- Mr. E. van Zinnicq Bergmann uit Den Bosch, die als verdediger optrad vroeg eveneens voor* waardelijke veroordeeling. NEDERLAND-EXPRESS De f iale trein met post en passagiers in aansluiting op het stoomschip „Johan de Witt" zal Zaterdagmorgen 3 Augustus te 10.20 uur van Genua vertrekken. Aankomst Zondagmorgen 3 Augustus te 8.57 uur te Arnhem 9.46 te Utrecht C.S., 11 uur Den Haag S.S., 10.24 Amsterdam W.P. 10.43 Amsterdam C.S. en 11.48 Rotter* dam-Maas. mijn drift laten meesleuretj. Een eerbare vrouw' Och, mij® jongen, thans zie ik in, hoezeer je ie pakken heeft! Zeg eens, weet je iets van het leve® dezer vrouw, alvorens zij naar Staunton kwam? Absoluut niets, waarde oom, doch wat iK sedert van haar gezien heb,waarborgt mij ervoor dat zij altoos eerbaar geweest is! Heeft zij je nooit over haar vroegere om standigheden gesprok©®? Neen. Maai' dait komt er niet op aan, ze id© Herbert. Ik geloof aan haar eer en ik zou m©' mijn eigen zaligheid voor haar rechtschapen' held borg staan. Dan zou het er met j© aieleheil al erg W roerd uitzien, mijn jongen, antwoordde de oud© heer. Maar ik ben je eenig© opheldering ver schuldigd. Wij kunnen nog vóór het, tb©0" drinken eenige oogenblikken onder viel- oog0® praten. Kom mee, Herbert, volg mij! Majoor Warfi-eld en zijn neef begaven ilC naar de bibliotheek, dl© aa® het salon grensd0- Beiden namen plaats voor dien haard, waari® hef vuur reeds begon te dooven en nog zoo'® zwak schijnsel verspreidde, dat Herb©1* voornemens was om te schellen oin licht. U00 de majoor hield hom tegen. Neem, Herbert, zeide hij, ik verlang licht. Mijn geschiedenis behoort voorzeker dezulke, die beter in het donker verteld kun®e® worden. Luister maar toe zonder mij aan ëien. Ik ben geheel oor, oom, zeide de J°og man, terwijl hij ging zitten. ("Wordt vervolgd).» -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6