Zilveren jubileum der st. radboudstichting
w
FEUILLETON
CAPITOLA.
mm*'
DONDERDAG 31 JULI 1930
De Moeder onzer Alma Mater
EEN KWARTEEUW KATHOLIEKE
HOOGER ONDERWIJS-
BEMOEIING
;jp|
kit
I
f!É i s
HET AAN DEN GROND LOOPEN VAN DE
„GELRIA"
Ontwerp-rijksambtenaren
reglement
DE ZAAK DE ROOY
VAN EEN VALSCH BERICHT EK
VERKEERDE JOURNALISTIEK
if
VERDUISTERING DOOR EEN
GEMEENTE-ONTVANGER
v
Beden herdenkt de St. Radboudstichting het
j Bilveren jubileum Tan haar bestaan. De R. K.
Pniversitedt viert Moeder's verjaardag.
Al» de Sint Radboudstichting van iets wars
te, dan is het van een panegyriek. Zuinigheid,
soberheid, afkeer van luie en ornament is
i wel haar kardinale, huiselijke deugd.
Van een officieel© herdenking, laat staan
van een openlijke viering van den feestelü'ken
datum is geen sprake. En toch moeten er op
dezen verjaardag wat bloemen in den huiselij-
ken kring op tafel staan.
Moeder's Dag gaat men niet onverschillig
(voorbij, en zeker niet den geboortedag van
de Moeder eener Alma Mater, een eerbiedwaar
dige matrone van vijf en twintig lentes!
Op 31 Juli 1905 werd de St. Radboudstich
ting opgericht.
"JHR. W. E. BOSCH VAN OVD-AMELIS-
ÏWEERD, de onvermoeide secretaris der
St. Radboud-stichting
'Als financieels grondslag werd een bedrag
ten.... 3009 ingebracht. Blijkens de sta
tuten ontving de St. Radboudstichting een
drieledige doelstelling.
Als eerste doel werd genoemd: „Voor te be
reiden en zoodra de omstandigheden en de
middelen dit zullen toelaten te vestigen en te
stichten een bijzondere Nederlandsehe Katho
lieke Universiteit."
Als neven doeleinden fungeerden: de vesti
ging van bijzondere leerstoelen aan de Rijks
universiteiten en de Gem. Universiteit te Am
sterdam, en wel zoolang het hoofddoel niet
bereikt is; en voorts het verleenen van steun
aan begaafde studenten voor het voltooien
hunner studiën.
Zietdaar het nuchter feitenmateriaal voor
ide officieele historie van het ontstaan der
Stichting.
De rest is onofficieel, zóó zeer zelfs, dat de
fchistoire intime" met de gestorvenen ten grave
is gedaald.
Het is waarlijk nieit uit antiquarische wel
lust, dat we zoo tekstgetrouw het notarieele
document benutten. Het is het plechtanker
der geschiedenis, het vrijwel eenig zakelijk
houvast. Het andere is vermoeden en mist.
Men behoeft overigens geen Columbus te
zijn, als men de voorgeschiedenis der St. Rad
boudstichting in de politieke gebeurtenissen
zoekt, welke in Juni 1905 haar ontknooping
ponden.
i. Het [waren de hartstochtelijke tafereelen
i
JHR. P. J. S. M. VAN DER DOES DE
yPILLEBOIS dlle het zilveren bestuur»-
jubilë mede viert
rondom het hijzonder Hooger Onderwijs, die
zich afspeelden in de beide Kamers der Staten-
Generaal, en de twee laatste levensjaren van
het in 1901 opgetreden kabinet-Kuyper efoo
woelig maakten.
Tot goed begrip mag hier even aan die
vinnige politieke gev.eehten herinnerd worden.
Het levensrecht der Bijzondere Universiteiten
was reeds lang gefundeerd, maar wat burger
lijke bevoegdheid betreft, waren ze nog on
mondig. Doctoraten mochten zij uitdeelen,
maar de bezitters der bullen en diploma's von
den overal de klink op de deur, als zij bun
wetenschappelijke vorming in het maatschap
pelijk leven zouden willen aanwenden. Bur|
gerlijke bevoegdheid hadden de getuigschrif
ten der Bijzondere Universiteiten niet.
Het is hier niet de plaats, alle fasen van den
hevügen strijd op te roepen.
Na een vinnigen tegenstand moest van de
Tweede Kamer de linksche oppositie tegen de
reoh'tsche meerderheid bet onderspit delven.
De overwegend liberale Eerste Kamer wei
gerde het wetsontwerp der genoegdoening te
aanvaarden, waarop het Ministerie-Kuyper
den senaat ontbond. Bij de nu volgende ver
kiezingen, die enkele spannende episoden tel
den, kapseisde de linksche senaatsmeerderheid.
De nieuwe Kamer bezegelde op haar beurt het
civiel effect van do Bijzondere Universiteit.
In Juni 1905 bereikt het hervormde Onderwij s-
statuut het Staatsblad en in Juli van het
zelfde jaar de Sint Radboudstichting den no-
tarieelen burgerlijken stand!
Het verband is duidelijk. De haast, waar
mede van Katholieken kant de practische toe
passing van de wettelijke bevoegdheid om een
effectieve bijzondere universiteit te stichten
aanhangig werd gemaakt, had overigens ken
nelijk een hij zonder karakter. Het was niet
de bedoeling, in hetzelfde tempo overijld een
eigen universiteit te voorschijn te tooveren.
Het was een gebaar, vol ernst en met con
sequenties natuurlijk, maar een gebaar van
imperatief gezag. Het was wel duidelijk een
afclaimen van het terrein der Hoogere Onder-
wijs-bemoeiing als een episcopaal domein, dat
door anderen niet eigenmaehitg mocht bef-
JHR. MR. P. J. A. M. A. VAN NISPEN
TOT SEVENAER, die eveneens het zilveren
bestuurs-jubilé medeviert
treden worden. Een vingerwijzing, en méér
dan dat, in de richting der Katholieke weten
schappelijke vereeniging.
De toenmalige Bisschoppen van Nederland
behalve de onlangs overleden Aartsbisschop
waren het Mgr. Luijten van Breda, Mgr. van
de Ven, van 's Hertogenbosch, Mgr. Drehmans,
van Roermond en Mgr. Callier van Haarlem
namen en-bloc in het bestuur der St. Rad
boudstichting zitting en vormden er ambts
halve de vaste kern van. Zij benoemden
naast zich de niet-vaste leden, bij voorkeur
vooraanstaande leeken. De eerstelingen van
deze groep zijn boven, als de comparanten bij
het passeeren der stichtingsacte, vermeld.
Van de bestuurderen der eerste levensdagen
is geen der kerkelijke hoogwaardigheidsbe-
kleeders meer in leven. Van de niet-vaste
leden ,die bij de oprichting assisteerden, zijn
Jhr. P. J. J. S. M. van der Does de Willebois
en Jhr. mr. P. J. A. A. M. van Nispen tot
Sevenaer nog steeds in functie en vieren met
de St. Radboudstichting zelf hun zilveren be-
stuundersjubileum mede.
Geleidelijk hebben zij hun regente<n-ambt
zich zien ontvouwen van een eervolle sinecure
tot een bewerkelijke functie.
De Sint Radboudstichting was geboren, maar
daarmede nog allerminst de R. K. Universiteit.
Te overheerschend was in de prille levensjaren
MGR. PROF. DR. J. H. E. J. HOOGVELD,
secretaris vam het Cenrtal Comité der St.
Radboudstichting en de ziel der propaganda
der stichting onder de katholiek-intellectueele
kringen een pessimistische kijk op de levens
kansen eener eigen universiteit.
En het St. Radboud-bsstuur zelf schatte in
dien tijd niet minder omzichtig de bestaans
mogelijkheid eener Katholieke Hoogeschool.
Het hoofddoel der stichting was de oprichting
van een Alma Mater, maar dat gold voorloo-
pig nog als een pro-memorie-post. In de kinds
heid der St. Radboudstichting zag men de
verwezenlijking van het ideaal nog als een
kwestie niet van één maar van meerdere gene
raties, als een toekomst voor de kindskinderen.
Was het uit angst voor voorbarigheid, dat
de verantwoordelijke machthebbers het hoofd
doel der stichting als een beschermend patent
beveiligden?
Intussche® verrichtte het bestuur wat de
hand te doein vond, en wijdde zijn aandacht
aan de neven-doeleinden, Bpeciaal aan het
vraagstuk der Bijzondere Leerstoelen. Profes
sor de Groot bekleedde bij de oprichting van
St. Radboud reeds een tiental jaren zijn hoog-
leeraarszetel aan de Gemeentelijke Universiteit
te Amsterdam. Nu volgden in Utrecht zelf, de
bakermat der St. Radboudstichting, de pro-
fessorem Beijsens en Schrijnen.
Nadat de eminente voortrekker de Groot was
heengegaan, werd ook in Leiden een voorpost
betrokken, doordat de Groot's opvolger, Profes
sor Welscben, een tweeling-katheder van Am
sterdam en Leiden bezette.
Het is niet de bedoeling, om een volledige
opsomming te geven. Genoeg om aan te duiden,
dat de St. Radboudstichtilig met het vestigen
van bijzondere leerstoelen aan openbare uni
versiteiten een invloedssfeer schiep en ver
wijdde, en niet werkeloos de vervulling van
een vér droombeeld afwachtte.
Veel sneller, dan de schikgodinnen voor
spelden, kwam voor de verwezenlijking van
den droom de „status nascendi".
Wat in een ruime toekomst onbereikbaar
scheen, werd onvoorziens bereikbaar. Het is
geen geheim, dat het Episcopaat, dat in 1905
zich het initiatief toeeigende en daarmede ook
overwegend de verantwoordelijkheid op zich
nam, niet dan na rijp beraad en lang aarzelen
het fiat gaf. De nachtmerries der millioenen,
noodig voor het reuzenwerk, maakten de W
stuurderen huiverig.
Maar toen eenmaal de aarzeling was over»
wonnen,' werd de Katholieke Universiteit een-
eerezaak van Kerk en Volk van Katholiek
Nederland.
In 1921 werd alarm geslagen.
En het massaal appèl op de Vaderlandsche
geloofsgenooten vond een geweldigen weer
klank.
Twee millioen, in een ruw cijfer, bracht de
Nederlandsehe Kerk als bruidsschat aan.
In twee jaar tijds was de Katholieke Univer
siteit, die onafzienbaar verre droom, een levend
wezen geworden.
Maar over de Universiteit spreken we niet.
Dat is een ander hoofdstuk der geschiedenis.
Toen in 1921 het parool tot stichting der
Universiteit werd uitgegeven, veranderde de
Sint Radboudstichting, niet van karakter, maar
van gedaante.
Tot dan was zij een generale staf zonder
leger.
Nu werden kader en manschappen bij hon
derden en duizenden aangemonsterd.
Een hoofdkwartier van bewind was niet lan
ger voldoende, daarnaast was een apparaat van
actie noodig.
En wanneer men thans van de St. Radboud
stichting spreekt, dan is het van een lijvig
complex, waar de Regentenkamer is ingebouwd.
Toen de stichting der R.K. Universiteit aan
de orde van den dag werd gesteld, bleek nog
eens ten overvloede de gelukkige beschikking,
dat dit terrein episcopaal was verklaard. Be
trekkelijk in een ommezien tijds rezen, via de
pastorieën, de parochiale St. Radboud-Comités
uit den grond. Meer dan 1200 van deze comités,
ruw geschat een zesduizend tal leekebroeders
van Sint Radboud, zijn het fundament en het
energiefonds van de Stichting. En ieder jaar,
als na de inzamelingscampagne de boeken wor
den gesloten, blijkt plichtsgetrouw de twee ton
rente te zijn afgeworpen.
De groote zorg van óen Vader der St. Rad
boudstichting en dien -.i de practijk geschool
den Kerkvorst, Mgr. van de Wetering z. g., was
het evangeliewoord „Toon mij den cijnspen
ning". Een dubeltje per Katholiek als jaar
bijdrage als gemiddelde! is het zesde
gebod der H. Kerk voor eiken St. Radboud-
propagandist.
Tot nu toe is deze aanslag invorderbaar ge
bleken.
Het spreekt echter vanzelf, dat de Sint Rad
boudstichting zich met deze vrij stabiele ont
vangst niet als een zelfgenoegzaam rentenier
voelt, die op deze basis zijn levensdagen onbe
kommerd kan slijten. Want in de niet zoo
heel verre toekomst kondigt de vierde, en daar
mede de eerste dure faculteit haar komst
aanMaar ook zonder Alva en zijn bloed-
penningen zal Katholiek Nederland het ver
trouwen zijner Kerkvoogden en wetenschappe
lijke voormanen niet beschamen!
Boven de parochiale staan de diocesane
comités, die voor wat de bisdommen der
meer gemengde bevolkingen, Utrecht en Haar
lem, betreft in drie gewestelijke comités
zijn onderverdeeld.
Aan de spits van deze alle staat het Cen
traal Comité, samengesteld uit de voorzitters
der diocesane en gewestelijke comités, en het
centrale lichaam der propaganda vormend.
Namen noemen onder dit onafzienbare hert
van werkers is een „mer a boire". En gevaar
lijk.
De vlag wappert op het geheele complex der
St. Radboudstichting. Laat dat genoeg zijn.
Een uitzondering met inachtneming van
de pariteit mag worden gemaakt voor twee
personen, die tegelijk personicifatiep zijn van
het besturend en het ageerend element der
St. Radboudstichting.
Eenerzijds Jhr. W. E. Bosch van Oud-Amelis-
weerd, anderzijds Prof. Mgr. Dr. J. Hoogveld.
Beiden secretarissen, beiden incarnaties van
de twee op hun eigen terrein leidende organen
der stichting: het Bestuur en het Centraal
Comité.
Jhr. Bosch van Oud-Amelisweerd heeft, als
notaris, aan de wieg der St. Radboudstichting
gestaan. Later, in 1916, als lid tot het Bestuur
toegetreden en als secretaris opvolger van
Prof. Keulier, werd Jhr. Bosch van Oud-
Amelisweerd de rechterhand van Mgr. van de
Wetering en een domineerende figuur in het
bewind der Stichting. Het type van een regent
en een allernauwgezetst rentmeester, die
onbaatzuchtig en onbekrompen zijn tijd en zijn
jeugdige vitaliteit aan de St. Radboudstichting
geeft.
Daarnaast Mgr. Hoogveld, zelf een pionier
der R.K. Universiteit en als zoodanig gepur
perd, toen in 1923 de Hoogeschool werd geopend
mede als resultaat vau zijn organisatorisch
talent.
DE STRANDING VAN DE „SEMBILAN"
Nalatigheid en geheel onvoldoende
navigatie
DE KAPITEIN WEGENS ERNSTIGE
TEKORTKOMING GESTRAFT
De Raad voor de Scheepvaart deed gister uit
spraak in zake de stranding van het s.s.
„Semhilan" bij Sabang.
De Raad is van oordeel, dat. deze stranding
is toe te schrijven aan nalatigheid van den
kapitein en geheel onvoldoende navigatie Het
kaartje door den kapitein gebruikt was ten
eenenmale ongeschikt om daarop te navi-
geeren.
Op grond van de ernstige tekortkomingen,
waaraan de kapitein zich ten deze heeft schul
dig gemaakt, straft de Raad den betrokkene
door hem de bevoegdheid te ontnemen om als
gezagvoerder te varen op een schip als bedoeld
bij artikel 2 der Schepenwet voor den tijd van
een maand.
Invloed van den vloed langs de pieren
Op 14 Mei j.l. liep het s.s. „Gelria" van den
Koninklijken Hollandschen Lloyd aan den
grond bij het verlaten van de Noordersluis te
IJmuiden. Gisteren stelde de Raad voor de
Scheepvaart onder presidium van prof. Taver
ne een onderzoek naar het gebeurde in.
Als getuigen werden, behalve de gezagvoer
der ook gehoord de loods van die „Gelria", als
mede de oud-havenmeester van IJmuiden, De
hoofdinspecteur van de scheepvaart, vioe-admi-
raal C. Fock, achtte het ongeval te wijten aan
den samenloop van omstandigheden. Dat de in
vloed van den vloed langs de binnenpieren zich
hier heeft doen gevoelen, achtte spreker vast
staande.
De Raad zal later uitspraak doen.
In de Centrale Commissie van Overleg
EENIGE WIJZIGINGEN VAN HET
BEZOLDIGINGSBESLUIT
In hare jongste vergadering behandelde de
Centrale Commissie voor Georganiseerd Over
leg in Ambtenarenzaken, in tegenwoordigheid
van den Minister van Justitie, het ontwerp-
Rijksambtenarenreglement, inhoudende de be
palingen betreffende de in artikel 125 der
Ambtenarenwet vermelde onderwerpen van
materieel recht.
Op grond van de in het omderzoekingsrap-
port en zijne bijlagen vermelde gegevens ein
taakomschrijvingen en de ter vergadering ge
houden besprekingen vereenigde de commis
sie zich met het door de sub-commissie voor
de salarieering uitgebrachte prae-advies, be
treffende het technisch personeel aan de wer
ven en aan de A.I. strekkende om met terug
werkende kracht tot 1 November 1928 enkele
salaris-regelingen van dit technisch personeel
te wijzigen, waardoor ecne bij de technische
salarisherziening reeds bepleite en thans door
de resultaten van het onderzoek aangetoonde
gemotiveerde meerdere gelijkheid in bezol
diging tusschen Werven en de Artillerie-In
richtingen wordt verkregen.
Voort vereenigde de Centrale Commissie
zich met de navolgende Regeeringsvoorstellen,
inzake wijziging en aanvulling van het Bezol
digingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1928:
a. in verband met formatiewijziging van
het personeel aan de Vischbrug en de Koren-
brugsluis te Gorinchem op te nemen de amb
ten: sluis- en brugwachter te Gorinchem: loon-
groep 4a; sluisknecht te Gorinchem (tevens
brugknecht)loongroep 3;
b. bij de Algemeene Landsdrukkerij te doen
vervallen met ambt van chef van de adminis-
teratie, schaal 192: 37004800 en in te
stellen een ambt van chef-calculator of chef
bureau orders, schaal 150: 26003600;
c. bij den Rijkskeuringsdienst van ingevoerde
vlee-schwaren in te stellen de ambten van:
controleur schaal 82 15002600 schrijver
le klass9 schaal 53: 16002200 schrijver
2e klasse schaal 11: 10501750 machine
schrijver schaal 8001200.
Vóór het Hoog Militair Gerechtshof
TEGEN ONS NATIONAAL BESTAAN EN
ONZE WELVAART
Dezer dagen heeft voor het Hoog Militair
Gerecht hof in hooger beroep terecht gestaan
de 20-jarige gewoon-dienstpliclitige soldaat van
het 22ste regiment infanterie Ph. de Rooy, thans
gedetineerd, die in eerste Instantie door den
Krijgsraad voor de Landmacht te 's-Hertogen-
bosch in verband met de verspreiding van het
blaadje „De Zandhaas" in de kazerne te Ede
is veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden gevan
genisstraf met ontslag uit den militairen dienst.
De inhoud, afbeeldingen enz. in „De Zandhaas"
zouden aanleiding kunnen zijn tot ondermijning
van de krijgstucht.
Verdachte merkte op, dat hij voortdurend ge
prikkeld en geprovoceerd is door zijn meerde
ren, die er van op de hoogte waren, dat hij com
munist was en daarmede rekening hielden in
hun optreden tegen hem. Dit sarren was voor
hem, die tegen zijn zin in dienst was, even erg
als het verspreiden van blaadjes als „De Zand
haas" voor andersdenkenden.
Als getuigen werden gehoord eenige ook reeds
voor den Krijgsraad gehoorde militairen, die
eveneens betrokken zijn geweest bij de ver
spreiding van de blaadjes.
De advocaat-fiscaal noemde het optreden van
verdachte en zijn kameraden in hooge mate
anti-nationaal. Hun streven is gericht tegen ons
nationaal bestaan en onze welvaart. Op juridi
sche gronden kan het vonnis van den Krijgs
raad echter naar spr.'s meening niet gehand
haafd worden. Hij achtte verdachte evenwel
medeplichtig aan het gebeurde, hij heeft toch
aan de anderen de gelegenheid, inlichtingen
en middelen daarvoor verstrekt. Zijn schuld is
dan ook grooter dan die van de anderen, de
Krijgsraad heeft daar terecht rekening mede
gehouden. Spr. vroeg bevestiging van het von
nis a quo ten aanzien van de opgelegde straf
Verdachte's raadman, mr. S. de Jong uit Am
sterdam, betoogde uitvoerig, dat hier z.i. hoog.
stens sprake kan zijn van een niet-strafbare
uitlokking en dat verdachte vrijgesproken zal
moeten worden. Men heeft een greep naar den
verdachte gedaan, maar deze greep is fout ge
weest. Het Hof zal dit moeten erkennen. De
advocaat-fiscaal heeft dit reeds gedeeltelijk ge
daan, doch heeft zich nog aan een laatste kans
vastgegrepen zonder daarin echter geslaagd te
zijn. Pi. zette dit nader uiteen.
Naar het Engelsch van GRAY NICK
l; Vertaling van JAC. J. SCHOON
Herbert Greyson snelde het jonge meisje te
teüp, maar vóór hij bij haar was, was zij reeds
.weder opgestaan en zonder zich tijd te gunnen,
om zich het zand uit de zwarte lok kan te schud
den, vloog zij den jongen man om den hals.
Er lag een zóó oprecht geluk, een zóó onge
dwongen vreugde in dit onverwacht wedezien
der beide jongelieden, dat de majoor verrast,
maar niet onaangenaam getroffen, toekeek.
Kijk, kijk! mompelde hij in zijn baard.
Maar biet doet mij toch waarlijk genoegen!
[Waarachtig, het ts mij liever zoo, dan dat ik
het zeK zou hebben bedisseld, 't Zal wel op
Bijn pootjes terecht komen, en dan, Gab. Lenoir,
rullen wij eens zien, onder welken meester het
oude kasteel en de zoo lang verdeelde goederen
rullen komen!
Terwijl hij deze alleenspraak hield, waren
Herbert en Capitola bij hem gekomen. Hij begaf
rich met hen in huis.
Nu jongen, most Je mij eens vertellen,
hoe Je je goede vrienden hebt aangetroffen?
vroeg de majoor, toen zij gezellig in het salon
hijeenzaten.
- In den besten welstand, oom, maar in de-
Belfde omstandigheden, waarin ik hen heb ver
laten, antwoordde Herbert. Maar u had eens
moeten zien, hoe uw welwillend aanbod is
aangenomen, wat een gejuich, wat een blijd
schap, wat een dankbaarheid! Ik heb mijn be
zoek bekort, want ik had waarachtig geen
rust meer. Ik gevoelde mij gedwongen om u te
gaan zeggen, hoe onuitsprekelijk gelukkig u
mijn vriend. Traverse en zijn goede moeder door
uw edelmoedige belofte hebt gemaakt.
Inderdaad? Nu, dat verheugt mij niet
weinig, Herbert! dat doet mij reusachtig veel
genoegen, jongen lief. Zie je, beste neef, niets
verschaft den rijke, die het hart op de rechte
plaats heeft, meer genot, dan brave, arme lieden
die zulks waaTd zijn, voort te helpen. Zij was
dus blij, je goede pleegmoeder, dat er een eind
aan haar zorgvollen toestand was gekomen!
O, zij was onuitsprekelijk gelukkig, waarde
oom, zoozëér, dat ik bang was, dat zij van
vreugde een beroerte zou krijgen! Ik stond er
zelfs verbaasd van, want tot dusverre hield lk
mistress Rocke voor trotsch, maar...,
Wat? Hoe zeg je? riep de majoor op een
toon, die zijn neef ten zeerste verbaasde.
Ik zeide, dat ik haar tot dusverre voor
trotsch had gehouden....
Haar? Wat voor haar? Wie bedoel je?
schreeuwde de oude heer.
Wel Martha Rocke, zeide Herbert, die
deze plotselinge opwelling van woede, die zijn
oom overviel, maar niet kon verklaren.
De majoor sprong als razend overeind en
slingerde den stoel, waarop hij gezeten had,
met zulk een kraebt in een hoek, dat de leu
ning afbrak. Toen liep hij, mrt groote passen
een paar maal de kamer op en neer en rs zóó
woedend, dat Capitola en Herbert geen woo d
durfden zeggen en hem geheel verbluft aan
staarden. Zijn gelaat was pioenrood, de aderen
:p zijn voorhoofd waren op-eloopcn als koorden,
zijn oogen pullden uit hun kassen, on zijn lip
pen trilden krampachtig, alsof bij tevergeefs
pogingen aanwendde, om zgn toorn in woordgn
te luchten. Zijn geheele herculische gestalte
beefde van top tot teen, het was onmogelijk
te zeggen of 't woede, dan wel lichamelijke pijn
of een gevoel van schande was, dat dezen for-
schen man deed sidderen. Waarschijnlijk waren
het deze gewaarwordingen tezamen, die hem
zoo van streek maakten.
Tenslotte bleef hij plotseling onbeweeglijk
en sprakeloos voor zijn neef staan, die niet
anders verwachtte dan zijn oom elk oogenblik
'door een beroerte getroffen, ter aarde te zien
storten. Doch de oude reus slaagde erin, zich
e enigermate te herstellen en schreeuwde met
een vreeselijke stem.
Jomgmensch! Wist Je, welk een smaad Je
mij met het noemen van den naam dezer vrouw
hebt aangedaan? Spreek op, wist je dat Her-
bert?
Oom, ik weet niiets, dan dat mistress Rocke
de beste van haar geslacht Is, een vrouw, die
onder alle vrouwen verre uitblinkt, antwoordde
Herbert, wiens verbazing alle grenzen te buiten
ging.
De beste, de waardigste! riep de oud©
heer schuimbekkend van drift. Gek, oefent ze
dan nog steeds de aantrekkingskracht uit van
toen en ben jij de dwaas, die zich door haar
iaat verschalken! Neen, neene zóó is het niet
gemeend. O, ik doorzie Jelui beider listen en
streken! Thans raad ik alies! Jelui speelt
samen onder één hoedje, jelui hebt die zaak
met elkaar bekonkeld, en mij.... mij achten
Jelui onnoozel genoeg om in de val te loepen.
Daarom wist zij zoo handig haar naam al dien
tijd te verzwijgen, en daardoor slaagde Je er
dan ook in, mij de belofte af te persen. Maar
ik neem die terug! Ik zal noch jon, noch haar
ondersteunen!
Terwijl hij dit zeide brak hij zijn wandelstok
doormidden en wierp zijn neef de stukken voor
ÓS voeten, zeggende: Zi,e je hier deae stukken
van mijn stok? Als je het zoover kunt bren
gen, dait ze weer aaneen groeien en bladeren
gaan dragen, dan mag je de hoop koesteren
Ira Wartield met Martha Rocke te verzoenen.
Ik neem al mijn gedane beloften terug, voegde
bij erbij, ook al zou haar hart daardoor breken,
zooals zij vroeger eens het mijne gebroken
heeft!
De laatste woorden mompelde hij binnens
monds, zoodat noch Herbert, noch Capitola ze
verstonden. Toen, uitgeput door d© geweldige
gemoedsbeweging, wierp hij zich in een stoel
en bedekte zijn gelaat met beide handen. Zijn
kracht scheen gebroken en hij zat daar met
diep op de horst gezonken hoofd. Doch zijn
diepe, kreunende ademhaling en het heftig
op en neergaan .van zijn boezem, bewees, welk
een storm er nog in zijn binnenste woedde.
Capitola en Herbert keken hun oom aan met
gevoelens van medelijden, gemengd met schuw
heid. Toen hun blikken elkaar toevallig ont
moetten, scheen Herbert het jonge meisje te
willen vragen: Wat mag dat beteekienen? Doch
pij haalde de schouders op, als om te ant
woorden Dat mag de hemel weten!
Mat oprechte deelneming, voor de groote
smart van zijn oom bezield, kon Herbert den
ouden heer diens valsche beschuldiging aan
zijn adres niet al te euvel duiden. Zijn edel
hart vergoelijkte aan zijn buitengewoon over
spannen gemoedstoestand, waarin de een of
ondere vreeselijke herinnering uit het verleden
den goeden man had gebracht. Hij wachtte dan
ook kalm af, totdat de zenuwen van den zoo
hevig geschokte® kasteelheer wat tot bedaren
waren gekomen. Toen trad hij vastberaden op
hem toe en zeide op 'n kalmen doch eerbiedigen
toon:
Oom, als u mieent, dat er een afspraak
bestaat tusschen mistress Rocke en mij, dan
Ia a onrechtvaardig jegens ons beiden. Her-
M>-£r
inner u slechs, dat ik al sinds meer dan drie
jaar van mijn pleegmoeder had gehoord, toen
ik u te New York ontmoette en dat deze ont
moeting bovendien al zeer toevallig was. Aan
gemoedigd door de goedheid, welke zij mij toen
bewees, waagde ik het u om bijstand voor mis
tress Rocke en mijn vriend Traverse te ver
zoeken, en het was waarachtig louter toeval,
dat ik daarbij haar naam niet noemde. Dit
bomt daardoor, dat ik haar in mijn sympathie
steeds aanduidde als „mijn tweede moeder".
En zeker, dat is zij ook nog heden, en zal zij
steeds blijven! -
Zonder het -hoofd op te heffen, reikt© de
majoor zijn neet de hand en mompelde: Herbert
ik was onrechtvaardig jegens jou! Neem mij
dat niet kwalijk!
Deze echter nam de hand van zijn oom,
bracht haar aan zijn lippen en zeide: Oom, ik
kan waarlijk niet verklaren, wat u zoo diep
ontroert!
Ontroert? Duizend hommen en granaten,
mijnheer en neef! Wat bedoelt ge daarmede?
Ontroert? Ben ik dan soms een sentimenteele
oude juffrouw, die zich door haar zenuwen laat
beheerschen? Let beter op je woorden, mijn
heer en neef! riep de oude driftkop uit, terwijl
hij opsprong en elke schijn van aandoening van
zich trachtte af te schudden.
Ik wilde alleen maar Z3ggen, oom, dat ik
mij geheel ter uwer beschikking stel, wanneer,
ik u op eenigerlei wijze van dienst kan zijn!
Dan ga je naar dat vrouwmenseh terug
en brengt haar aan het verstand, dat ik baar
verbied mijn naam uit te spreken, of er zelfs
aan te denken, als haar leven haar lief is.
Oom, ho© komt ge op die gedachte! Mis
tress Rocke is een brave en eerbare vrouw.
Dat beweer ik en acht het een zaak van eer
voor mij, dat vol te Jjprdvn!
Een eerbare vrouw! Ha! ha! ha! Maar ik
zal mij in toornen en wil mij niet meer door
Te Eysden
DOOD DOOR SCHULD.
Hansi Preisingers lange leven
Wij ontvingen gisteren van onzen bijzonderen
correspondent te Oberammergau het volgend
bericht:
Zaterdag j.l. is de vader van de Magdalena
vertolkster, Hansi Preisinger, overleden. Kla-
ra Mayr, een dochter van den Judas-speleD
heeft nu tijdelijk de Magdalena-rol op zich
genomen.
Tengevolge van grooten kopy-toevloed kon
het op zich niet zoo belangrijk bericht niet in
ons Blad van gisteravond worden opgeno
men. Begrijpelijkerwijze niet zonder verbazing
namen we intusschen kennis van de mededee-
ling in een drietal katholieke organen, die gis
terenavond den dood van Johanna Preising©'
zelf meldde®.
Wij vermoedden een vergissing, maar de be
richten klonken zoo positief, dat aan de juist
heid bijna niet kon worden getwijfeld. Vooral
„De Tijd" zette aan dezen „tragischen dood"
den noodigen journalistieken luister bij. Haaf
mededeeling, blijkens de dateering rechts-
streeks afkomstig uit Oberammergau, verzuim
de niet, de „chronique scandaleuse" van het
arme kind, dat reeds vroeger de eer genoot,
lichtelijk opzienbarende bijzonderheden uit
haar privé-leven, die haar waarlijk niet tot een
Magdalena maakten, door het katholieke, blad
in alle kleuren en geuren te zien verhaald
tot „over het graf" voort te zetten en bevatts
zelfs roerende gegevens omtrent de gevoelenft l
waarvan de zieltogende Hansi nog in haaf
laatste oogenbliklcen zou hebben blijk gegeven.
Helaas heeft zij haar boetetijd al te kort
moeten volbrengen. Een koude, een pleuri®
en na een korte ongesteldheid ging het bra
ve kind hemelen. Nog op haar sterfbed heeft
zij haar korte afdwaling uit de voorvader
lijke zeden diep betreurd en in volkomen
berusting heeft zij haar jong leven overgege
ven aan den Heer, dien zij in passiespel en
leven boetend gevolgd is.
Aldus liet ziich het Amsterdamsche Bad
d.d. 27 dezer uit Oberammergau berichten. Het
kon niet anders ot onze correspondent in het
Passiedorp moest zich hebben vergist.
Wij hebben ons gehaast, ons telefonisch ta
vergewissen van zijn ernstige tekortkoming.
Maar op onze bijna verontwaardigde informa
tie ontvingen we slechts het lakonieke ant
woord: ein Irrtum. Hansi's vader Is overleden»
zooals bericht was; doch zij zelf geniet de beste
gezondheid, zelfs van kouvatten is geen sprake.
Moge het valsche bericht van haar dood
Hansi's lange leven beduiden I Doch wij vra
gen ons af, hoe een correspondent ter plaatse
aan al zulke tragische bijzonderheden komt*
Enof wij met dit soort journalistiek n«
heusch op den goeden weg zijn.
ONTSLAG VAN RECHTSVERVOLGING.
Door den Officier van Justitie te Maastricht
wëi'd aan flen gem.'-ontvanger tan -By»fleu,"*rer
clacht van verduistering, kennisgegevén "Van
ontslag van verdere rechtsvervolging.
Roekeloos en onvoorzichtig gehandeld
Een 27-jarig marechaussee uit Heteren, had
op 27 Februari van dit jaar te Apeldoorn
snelenclerwijs, toen hij met den mareehausse©
Groen nabootste het afweren van een aanval
van een met een pistool gewape 1c door een
ongewapende, hoogst roekeloos eu onvoorzich
tig zij® pistool op dezen Groen gericht. D©
man werd doodelijk in de® hals getroffen en
overleed aan de bekomen verwondingen en
verbloeding.
Deswege stond hij terecht voor den Krijgsraad
te 's Hertogenbosch. De auditeur militair
eischta een voorwaardelijke gevangenisstraf
van 2 maande® met een proeftijd van 2 jaar-
Mr. E. van Zinnicq Bergmann uit Den Bosch,
die als verdediger optrad vroeg eveneens voor*
waardelijke veroordeeling.
NEDERLAND-EXPRESS
De f iale trein met post en passagiers in
aansluiting op het stoomschip „Johan de Witt"
zal Zaterdagmorgen 3 Augustus te 10.20 uur van
Genua vertrekken. Aankomst Zondagmorgen 3
Augustus te 8.57 uur te Arnhem 9.46 te Utrecht
C.S., 11 uur Den Haag S.S., 10.24 Amsterdam
W.P. 10.43 Amsterdam C.S. en 11.48 Rotter*
dam-Maas.
mijn drift laten meesleuretj. Een eerbare vrouw'
Och, mij® jongen, thans zie ik in, hoezeer
je ie pakken heeft! Zeg eens, weet je iets van
het leve® dezer vrouw, alvorens zij naar
Staunton kwam?
Absoluut niets, waarde oom, doch wat iK
sedert van haar gezien heb,waarborgt mij ervoor
dat zij altoos eerbaar geweest is!
Heeft zij je nooit over haar vroegere om
standigheden gesprok©®?
Neen. Maai' dait komt er niet op aan, ze id©
Herbert. Ik geloof aan haar eer en ik zou m©'
mijn eigen zaligheid voor haar rechtschapen'
held borg staan.
Dan zou het er met j© aieleheil al erg W
roerd uitzien, mijn jongen, antwoordde de oud©
heer. Maar ik ben je eenig© opheldering ver
schuldigd. Wij kunnen nog vóór het, tb©0"
drinken eenige oogenblikken onder viel- oog0®
praten. Kom mee, Herbert, volg mij!
Majoor Warfi-eld en zijn neef begaven ilC
naar de bibliotheek, dl© aa® het salon grensd0-
Beiden namen plaats voor dien haard, waari®
hef vuur reeds begon te dooven en nog
zoo'® zwak schijnsel verspreidde, dat Herb©1*
voornemens was om te schellen oin licht. U00
de majoor hield hom tegen.
Neem, Herbert, zeide hij, ik verlang
licht. Mijn geschiedenis behoort voorzeker
dezulke, die beter in het donker verteld kun®e®
worden. Luister maar toe zonder mij aan
ëien.
Ik ben geheel oor, oom, zeide de J°og
man, terwijl hij ging zitten.
("Wordt vervolgd).» -