WAAR DE AARDE BEEFDE Uiterlijke vormelijkheid-, voorschriften vereering en recruten-dressuur rUr:-- Sik-*- De helpende hand WOENSDAG 6 AUGUSTUS 1930 HULPORGANISATIE (V an onzen H-correspondent.) EN EEN VERSCHIJNING UIT DE ANDERE WERELD .tl &Jf i Hf M? 1 - V--,., H H iUr - JU rijkspostspaarbank doelm atige advertentiën MERKWAARDIGE BIJZONDERHEDEN Melft, 27 Juli 1930. Het postkantoor van Melfi is een stug wer kende machine, die inlichtingen ontvangt, ze verwerkt en verstrekt. Inlichtingen worden gevraagd uit alle deelen van het land, ui', diverse landen van Europa en uit de groote steden van Noord- en Zuid-Amerika, die, zoo als bekend, op groote Italiaansche kolonies bogen. De aardbevingsramp heeft duizenden getroffen en die duizenden hebben bekenden en verwanten overal over de wereld verspreid. Dezen zijn uiteraard belangstellend naar het lot der bewoners van de drie provincies, waar in de aardbeving heeft huisgehouden; Bast- lieata, Campania en Apulië. En aangezien Melfi een centrum is, komt daar alles bijeen. Duizenden en duizenden telegrammen worden er behandeld en de beambten verrichten een waren Titanenarbeid. Hier is ook de centrale voor de hulpverleening in de streek rond Melfi, alsmede wat men zou kunnen noemen het centraal bureau voor de statistiek. Alle namen van dooden, gewonden en vermisten worden er bijeengezameld, gecontroleerd cn doorgezonden naar het ministerie van Open bare Werken te Rome, dat de officieele ver- lieslijsten publiceert. Deze verlieslijsten spre ken een andere taal dan de eerste, gerust stellende berichten over het aantal slacht offers, die onbegrijpelijk genoeg met groote stelligheid verzekerden nog wel op den avond van den dag, dat de catastrofe plaats vond dat dit in geen geval grooter kon zijn dan twee honderd. In de Romeinsche ,.La Tribuna" werd deze mededeeling met vette letters afgedrukt, hetgeen een eenigszins zonderlingen' indruk maakte, twaalf uren na h9t gebeuren, dat zulk een groot deel van Zuid-Itallë tot schouwtoonsel had. flet had ook tot resultaat, dat de bliksemsnel door den volksmond verbreide cijfers van twintig dui zend en meer dooden, die door ooggetuigen, zij het dan in bescheidener proporties, werden bevestigd, allerwegen geloof vonden en een algemeene onrust teweeg brachten. Eerst vier en twintig uren later kwamen de bladen met de eigenlijke cijfers, in zoo verre die dan bekend waren. Op onze infor maties naar de oorzaak van deze verlate be richtgeving, die niet het gevolg kon zijn ge weest van een verbreking der verbindingen die trouwens toch door het moderne snelver keer van auto's etc. zou moeten zijn geneutra liseerd, konden we geen definitief of stellig antwoord krijgen. Men verzekerde ons van de zijde der militaire autoriteiten, dat er zoo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan het on heil was gegeven, teneinde een stortvloed van nieuwsgierigen naar het getroffen gebied te voorkomen. Immers dcor een grooten toevloed van buitenaf zou het reddingswerk ten zeerste belemmerd zijn geworden. Nu hebben de mili tairen en do speciale hulpcolonnes hun droe vig werk van het uitgraven der dooden en gewonden onbelemmerd in liun bewegingen kunnen verrichten en kón alle aandacht wor- den besteed aan de organisatie van de eerste hulp en het onderdak brengen der talrijke dakloozen. Er behoefden geen bijzondere maat regelen worden genomen; maatregelen, die onmisbare manschappen zonden hebben opge- elscht, om nieuwsgierigen op een afstand te houden. Bovendien werden ongewenschte ele menten verre gehouden, niet het minst door de bepaling, dat de bezoekers van het getrof fen gebied van een speciale vergunning móes ten zijn voorzien. Het handhaven van de orde was onder de toch al overstuur zijnde en elk* oogenblik nieuwe aardschokken vreezende be volking toch al moeilijk genoeg. Sommige ge- exalteerde personen geloofden aan een ver gaan van de wereld een verschijnsel, dat steeds bij dergelijke gebeurtenissen voorkomt en ze brachten door hun wartaal bij de een voudige, uit hun evenwicht gebrachte men- echen een ernstige ontsteltenis teweeg, waar door het noodzakelijk werd, de onruststokers tegen wil en dank te arresteeren en naar elders over te brengen. Deze uitleggingen kwamen ons wel aanne melijk voor, maar we wezen op het merkwaar dige feit, dat de meeste groote Italiaansche bladen geen redacteuren naar de verwoeste streek hadden gezonden en zich vergenoegden met de berichten der plaatselijke correspon denten en met de korte, officieele mededee- lingen der regeering. Ook te dien aanzien werd het motief van het vermijden van een te groote en onmiddellijke ontsteltenis in het land aangehaald. Waar het een binnenlandsohe aangelegen heid betreft, die alleen het bestuur des.lands aangaat, hebben we ons met deze uitlegging tevreden gesteld en we hebben overigens niet den indruk gekregen, dat men het juiste aan tal heeft willen verheimelijken, gelijk aan een der te Melfi vertoevende buitenlandsche journalisten door de redactie van zijn krant werd gesuggereerd en wel op grond van het feit, dat sommige Fransche en Engelsche bla den een veel hooger cijfer der dooden gaven dan de Italiaanscbe. Het blijft intusschen mogelijk, dat ten slotte het onderzoek in de talrijke eenzaam ver spreide huisjes op het platteland het aantal slachtoffers nog zal opvoeren, maar grooten invloed zal dit onderzoek toch niet op het eindcijfer kunnen hebben. De namen der slachtoffers worden alle met antecedenten gepubliceerd, alsook de plaats waar, en de wijze waarop ze om het leven zijn gekomen. De gegevens van de centrale te Melfi vertei len talrijke tragische bijzonderheden, die in hun aangrijpende, ietwat bureaucratische simpelheid niet onderdoen voor de verhalen der ooggetuigen. Uit de tragische lijst blijkt, dat nu eens een geheel gezin om het leven is gekomen, dan weer, dat slechts een zuige ling gespaard is gebleven van een gezin, dat uit vader, moeder en acht kindaren bestond. Of een man zag zich zijn vrouw en kinderen voer altijd ontnomen, of een vrouw verloor haar man en kostwinner van een gezin van kleine kinderen. Maar vooral het aantal ge- doode zuigelingen is groot, speciaal in de volkswijken van Melfi: Bagno en Mercato. Wo lezen ook van wonderbare reddingen, die ons door ooggetuigen in geuren en kleuren bevestigd worden. In een huis viel een kast zoodanig op een bed, dat ze de daarin liggen de personen tegen .vallende steenen en balken beschermden. Za zouden anders zeker den dood hebben gevonden Vf i hooren tevens merkwaardige anecdoten, die doen denken aan het bekende verhaal van den papegaai van Messina, die door zijn gekrijsch de aandacht der redders vestigde op een half inge3torten kelder, waarin zich eenige zwaar gewonden bevonden, die stellig zouden zijn gestorven, indien ze enkele uren later waren gered geworden. In Melfi was het een kat, die een kind uit een hoogst benarde positie redde. En we zagen er ook den trouwen hond, die niet weg te lokken was van den drempel van het huis, welks bewoners dood of gewond waren weggevoerd. In een stadje, welks naam ons op het oogenblik niet meer te binnen wil schieten, werd een paleis grootendeels ver woest, maar alleen de kamer, waarin zich de relieken van den zaligen Pompili bevonden, bleef op schier wonderbaarlijke wijze gespaard. Als we den bijenkorf van 't geïmproviseer de postkantoor verlaten, aanschouwen we weer denzelfden aanblik van overal. Aan weerszijden van den weg bergen puin, ver wrongen ramen en deuren en gebroken huis raad. De kathedraal is zwaar beschadigd, een verderop staande kerk deerlijk gehavend. Hier een pot met een bloeiende geranium, die boven een berg puin uitsteekt, daar een. gor dijn, dat langs een naar omlaag gestorte ge raamte van een dak wappert, als een halfstok hangende vlag Verwoesting overal. Onberekenbare schade. In het naburige stadje Nicöla Baronia zijn van de veertien honderd inwoners ongeveer duizend dakloos geworden. De meeste huizen voor hat oogenblik nog in militaire tenten, die bij duizenden ter beschikting van de dakloo zen werden gesteld, ook te Melfi en andere plaatsen. Helaas is het verblijf in deze tenten door den bij tuschenpoozen stroomenden regen alles behalve aangenaam en de grond er omheen raakt steeds meer doorweekt. Men wacht met ongeduld, tct de geniesoldaten alle panden, die eenigszins bewoonbaar kunnen worden gemaakt, onder handen zullen nemen. Bij de grens van de gemeente, vangen we een man op, die vertelt, van zestig kilometer ver te zijn komen loopsn. Hij heeft letterlijk niets bij zich. Geen geld en geen brood. Nie mand beeft hem' dit in zijn verwoeste dorpje kunnen verschaffen, aangezien er nog geen hulpdienst was ingericht, toen hij het had verlaten, om zich naar Melfi te begeven, waar hij geholpen hoopte te worden. Men voorziet den uitgehongerde in een militaire keuken er zijn er ten behoeve der bevol king verschillende ingericht, die dagelijks een rantsoen verstrekken van een stevig maal en dan wordt hij genoteerd in het register der hulpbehoevenden Zooals hij, zijn er velen. TOEN DE VLECHTEN DER SOLDATEN TOT'ONDER AAN DEN RUG HINGEN In de 17e eeuw was het onder de mannen mode geworden het hoofdhaar lang, tot aan de schouders neervallend te dragen. Deze mode was vooral in het dagelijksche leven dikwijls zeer lastig en onaangenaam, zoodat men al spoedi op de gedachte kwam loshangende haren met kammen of linten bijeen te houden. Toen de pruik opkwam werd deze alleen gedragen bij plechtige en feestelijke gelegen heden en bij de soldaten kon hiervan wegens de groote afmetingen en de hooge kosten in het geheel geen sprake zijn. Zij werd alleen gedragen door de naar de mode gekleede offi cieren. Toen begon plotseling de haarvlecht of Zopf zijn veroveringstocht door de legers in Europa, ofschoon de Hongaarsche en Poolsche soldaten al eerder hun haar in vlechten droegen, die zij bovendien beschouwden als een uitstekend be schermingsmiddel tegen de sabelhouwen der Turken. Maar het echte land van den Zopf was Prui sen. Hier bereikte hij zijn hoogsten bloei en grootste lengte. Dat was in den tijd van Fre- derik den Grooten, toen de vlechten der sol daten tot onder aan den rug hingen. Om de voorgeschreven lengte te Verkrijgen was het dikwijls noodig, dat men ze door het invlechten van paardehaar kunstmatig ver lengde. Ze werden dan ook geregeld nagemeten of ze het vereischte formaat hadden. We kunnen ons voorstellen, dat het vlechten, omwinden en binden heel wat tijd kostte en tenslotte werd het heele kunstige kapsel nog rijkelijk bestrooid met poeder, waarvan iedere compagnie, voor een wapenschouw tientallen kilo's moest meevoeren. Na den dood van Fre- derik den Grooten werd de Zopf korter en niettegenstaande alle pogingen om de histo rische haardracht te redden, was met den slag van Jena de ondergang van den Zopf beze geld. In 1807 werden zij geheel afgeschaft en de haren kortgeknipt. Het poederen bleef nog iets langer in zwang vooral bij de parades en andere gelegenheden. De Zopf scheen dus voorgoed tot het verleden te behooren, toen hij in 1813 in het Keurvorstendom Hessen plotseling weer opleefde! Daar regeerde Keurvorst Wilhelm I, die naast zijn goede eigenschappen er twee had, die hem in een hijzonder slecht blaadje deden staan n.l. zijn buitengewone gierigheid en zijn tot het uiterste doorgevoerd conserva tisme. Geen wonder, dat hij behoorde tot de meest vurige tegenstanders van de Fransche revolutie, die alles dreigde omver te werpen. Van de Duit- scho rijksvorsten was hij dan ook de eenige, die in 1791 met zijn Hessen den koning van Pruisen vergezelde en optrok tegen de Jaco- bijnen. Doch niet alleen met de Wapens be streed hij de revolutie, op alle mogelijke wijzen trachtte hij de revolutionaire ideeën buiten zijn land te houden en gebruikte daarvoor wel eens zonderlinge middelen. Een strenge cen suur hield zijn volk onwetend over alles, wat er in Frankrijk gebeurde. Tegelijk bond hij een strijd aan tegen de nieuwe mode en had een gruwelijken keer van personen l'incroyable" gekleed. Het spreekt vanzelf, dat de nieuw modische kleeding, vooral voor zijn ambtena ren streng was verboden en we kunnen ons begrijpen, dat een vorst met een dergelijk con servatisme een bijzondere vereering had voor den Zopf en de slobkous. Een revue beperkte hij alleen maar tot de inspectie van de Zöpfe en in hoogst eigen per soon controleerde hij dikte en lengte. In het Hessische militaire leven draaide dan ook alles on^ uiterlijke vormelijkheid, voor schriften-vereering en recruten-dressuur en de Hessische troepen, eenmaal zelfs gesteld boven de Pruisische, daalden af tot den rang van parade-klatergoud en Wilhelm had dan ook een grenzelooze verachting voor de Franschen, toen deze in September '1805 onder bevel van Bernadotte voor de eerste maal door Kassei trokken. Hij vermoedde niet, dat zijn trotsche Hessische grenadiers tegen deze ordelooze ben de het onderspit zouden moeten delven. En I r ,i ff toch gebeurde dit. Een jaar later eischte Napo leon van hem, dat hij zijn waardigheid van Pruisisch veldmaarschalk neer zou leggen. Hij weigerde en in 1806 moest hij na de slag van Jena hals over den kop vluchten. Zeven jaren leefde hij in ballingschap in Holstein en Bo- hemen en het waren werkelijke lichtpunten voor hem in de eenzaamheid, wanneer oud gedienden, getooid met den echten Hessischen Zopf hun ouden vorst en gebieder kwamen be zoeken. Daarentegen maakte hij een heftige scène, toen op zekeren dag de kroonprins zon der Zopf voor hem verscheen. Toen de dageraad der bevrijding in 1813 be gon aan te breken, kwam de Keurvorst naar Breslau, hopende als de oudste veldmaarschalk van Pruisen een commando te zullen verkrij gen. Met zijn ouderwetsche wijde generaals uniform en Zopf was de oude heer onder de gemoderniseerde Pruisische generaals een soort verschijning uit de andere wereld. Wederkeerig kende hij het Pruisische leger bijna niet meer terug. Hij was dan ook wel zoo verstandig geen oppercommando te ambieeren, voor zoover men hem dat niet duidelijk had gemaakt. Zijn zoon werd generaal in het Pruisische leger. Zeven jaren na zijn vlucht kon Wilhelm zijn oude residentie Kassei weer binnentrekken en het grootste genoegen deden hem de oude sol daten, die hun uitrusting weer te voorschijn hadden gehaald, hun Zopf omhoog hielden en uitriepen: „Keurvorstelijke Hoogheid, we heb ben hem nog!" Een paar grijze gardisten van de Zwitsersche garde presenteerden bij den Löwenburg het geweer en de sergeant-majoor rapporteerde als van ouds, „dat er niets bijzonders gebeurd was". Na zijn terugkeer begon Wilhelm zijn oude stokpaardje echter weer te berijden. De zeven jaren die hij weg was geweest, streepte hij eenvoudig door en zijn eerste werk was alle sporen van vreemde overheersching uit te roeien. Hessen moest 24.000 man leveren voor den strijd tegen Napoleon, een zeer groot getal in verhouding tot de sterkte van de bevolking. Door de haast, waarmede dit geschiedde, kon van kleinigheden als uniformen geen sprake zijn en de eerste troepen trokken dan ook uit in witte blauwe kielen, maar des te meer zorg besteedde hij aan de achtergebleven garde, die grootendeels uit oud-gedienden bestond en welk corps hij dan ook weer inrichtte volgens de voorschriften van 1806 met den onvermij delijke Zopf en het poeder. De Zopf-vereering, die hij tot op den spits doordreef, heeft hem heel wat onaangename Ogenblikken bezorgd. Hij kreeg dan ook den haam van „Siebenschlafer" en „Zopfkeurvorst". (Ogenschijnlijk trok hij zich hiervan niet veel aan en toen de Göttinger studenten naar Kassei kwamen om de historische Zöpfe te zien en belachelijk te maken, liet hij ze rustig hun gang gaan en de Zöpfe bleven bestaan tot 27 Februari 1821, toen de oude beer deze wereld, waarin hij zich niet meer thuis voelde, voor altijd verliet. Geheel in tegenstelling met zijn een voudige zuinige levenswijze, werd hij met bui tengewone pracht en praal begraven, 14 Maart 1821. 2500 militairen, gedeeltijlijk nieuw gekleed en van nieuwe Zöpfe voorzien, begeleidden den lijkstoet naar den grafkelder in den Löwenburg en daags daarop, den 15den Maart verscheen de order van den nieuwen Keurvorst: „De tot nog toe gedragen Zöpfe en bet haarpoederen worden in bet gansche leger afgeschaft." W. S. NED- VERBOND VAN ZIEKENKASSEN. STRANDVONDERIJ AAN DEN TOLD AM TE BEENVLIET besweek een eik in het geweld van den cyel oou; de boom sloeg in zijn val door het dak ran sen boerderij Herziening der wettelijke regeling Bij de Tweede Kamer is ingediend een ont werp tot herziening van Boek II, titel VII van het Wetboek van Koophandel (schipbreuk enz.) en een ontwerp op de strandvonderij. Een ingrijpende wijziging van den bestaan- den rechtstoestand wordt niet voorgesteld. Slechts één punt zou men als van iets meer principieelen aard kunnen beschouwen, te weten de regeling van de positie van den strandvonder. Terwijl volgens de bestaande voorschriften de strandvonder met betrekking tot de hulpverleening in zekeren zin met een particulieren berger op één lijn wordt gesteld, ziet het ontwerp zijn functie als een zuiver ambtelijke. Zijn taak met betrekking tot de hulpverleening is, aan deze leiding te geven. Recht op hulploon wordt hem onthouden. Toe kenning van politie-bevoegdheid hangt met deze versterking van zijn ambtelijke positie samen. De overige voorgestelde wijzigingen strekken voor een belangrijk deel ertoe de wettelijke regelen omtrent de strandvonderij uit een oog punt van terminologie en systematiek te doen aansluiten aan de door de invoering van het nieuwe zeerecht veranderde bepalingen van het Wetboek van Koophandel. VOOR DE NIEUWE H. SACRAMENTS KERK TE DELFT. Nu binnenkort in den Wippolder te Delft tot den bouw van een kerk zal worden over gegaan, is, op initiatief van een comité, een verloting op touw gezet, waarbij verschillende kermfs-attracties en de opvoering van een revue er het hunne toe bij moeten dragen om van gansch Katholiek Delft gelden te ver krijgen om het Ideaal van den bouwpastoor, den Zeereerw. heer C. P. van der Saim, het bezitten van een eigen parochiekerk to var wezenlijken. De Hoogeerw. heer P. J. A. van der Cam- men, Deken van Delft, opende de feestelijk heden, daarbij herinnerend aan de tradftioneeïe milddadigheid van Rootnsch Delft, dat zeker Pastoor van der Salm zal willen helpen. Spr. wees er tenslotte op, dat het voor een bestaan de goed gesitueerde parochie reeds moeilijk zou zijn, een kerk van circa 300.000 te bouwen: hoeveel te meer dus voor deze jeug dige parochie, die reeds onder zulke zware lasten gebukt gaat. Er bleek bij Katholiek Delft gelukkig veel animo te bestaan voor deze bijzondere wijze van 8teun-verleenen voor den bouw van een nieuw Godshuis. Vele telurstellingen Onder leiding van den heer D. Witbaard uit Zaandijk vergaderde te Amsterdam het Ne-d. Verbond van Ziekenkassen. In zijn openings woord memoreerde de voorzitter dat, ondanks de vele teleurstellingen het Verbond intact is gebleven. Bij het vele goede, door de kassen gedaan en nog te doen, is thans nog gekomen de taak van administrateur eener bedtrijfsver- eeniging. Uit het jaarverslag van den secretaris den heer J. F. Kuyer, bleek, dat het Verbond per 1 Januari 1930 256 aangesloten kassen telde met ruim 45.000 leden. Van 165 kassen zijn gegevens verkregen. Deze telden 31.623 leden. De ontvangsten bedroegen 404.481,81 (per lid 12.79), de uitgaven 419.758,81 (per lid 13.27). Nadee- lig saldo 15.276 (v. j. voordeelig saldo 68.332,96). Aan ziekengeld is uitgegeven 342.369,83 (per lid 10.82). De onkosten be droegen 77.388,98 (18,4 pet.) Hierbij is in begrepen 'bodeloon, administratiekosten enz. Het bezit bedraagt in totaal 507.890,36 (per lid 16.05). 83 kassen hadden over 1929 een nadeelig saldo te boeken, 82 een voordeelig. Gemeld werden 11.155 ziektegevallen (35.5 pet.) met 225.531 ziektedagen. Per geval werd uitbetaald 30.70 en per dag 1.51. Wederom werd een stijging van het ziektecijfer geconstateerd. Het sanatoriumfonds heeft in 8 gevallen tot uit zending toesloten, in 7 gevallen met gunstig resultaat. Het kapitaal steeg tot 17.750.52. Het voorstel tot reorganisatie in 5 gewesten werd aangenomen. In verband hiermede werd toesloten de vacature-Neuteboom niet te ver vullen, Tot vrijgestelden ter uitvoering der wette lijke verzekering werden 'benoemd de heeren J. F. Kuyer te Den Haag, J. Burgh te Weesp, C. Blanker te Rotterdam en J. G. v. Rooy te 's Hertogenbosch. Besloten werd tot oprichting eener Lande lijke kas voor de Onderlinge Vrijwillige Ver zekering voor zoover in de plaatselijke kassen geen gelegenheid is daarvoor. Rente-winst f 8.462.817 (v. j. f 7.867.538) Aan het verslag der Rijkspostspaarbank over 1929 ontleenen wü het volgende: Het bedrijf der Rijkspostspaarbank bleef zich ook in 1929 regelmatig ontwikkelen. De uit komsten geven een geleidelijke verdere toeneming van het spaarbankverkeer te zien, welke zoowel in het aantal handelingen als in de kapitaal beweging tot uiting is gekomen. Het aantal boekjes aan het einde des jaars in omloop was weder toegenomen. De omzet was hooger dan in eenig jaar te voren, latende wederom een inleg-surplus, zü het dat dit geringer was dan in 1928. Het saldo-tegoed in totaal aan inleggers verschuldigd, is afgezien van de toevoeging dei- rente, dienovereenkomstig verder gestegen. Ook hét gemiddelde saldo per boekje geeft een voort zetting van dc gestadige stijging der laatste jaren te zien. In 1929 werd, wegens belegging van gelden, 'n gezamenlijke rente verkregen van f 18.453.841 (17.306.500). Uitgekeerd en bijgeschreven werd: wegens lente op spaarbankboekjes 8.716.380 (8.429.975), wegens rente op staatsschuldboekjes f 852.122 (852.160). Voorts was op 31 December 1929 aan hen verschuldigd een rente van 424.917 (417.553), totaal uitgek. f 9.993.420 (9.609.689), zoodat een rente-winst werd gemaakt van 8.462.817 (7.867.538). Het voordeelig saldo der bedrijfsresultaten be draagt 69.837.256 (63.314.4G4), 't nadeelig saldo der wahrde-wijziging 23.365.201 (20.041.052), blijft 46.472.055 (43.273.411). DE POSITIE DER ONDEROFFICIEREN. Een verzoek om opheffing van de achterstelling Het hoofdbestuur van de vereeniging van Onderofficieren, behoorende tot de Nederland- sche Landmacht, heeft tot den Minister van Defensie een adres gericht, waarin onder aan voering van verschillende redenen verzocht wordt, thans de ontwerp-regelingen voor het lormeele- en materieele recht voor de positie regeling der onderofficieren, aan de commissiën van Georganiseerd Overleg om advies te willen doen voorleggen en verdere afdoening van deze regelingen te willen bevorderen, opdat de op nieuw geconstateerde achterstelling van onder officieren bij burgerambtenaren, zoo spoedig mogelijk worde opgeheven. TECHNISCHE HOOGESCHOOL Rctoraats overdracht Maandag 22 September des n.m. 2 uur zal de Rector Magnificus, prof. dr. jr. F. Westendorp verslag geven van de lotgevallen der T. H. ffe' durende het studiejaar 19291930 en daarna het rectoraat overdragen aan zijn opvolger prof. dr. ir. H. S. Hallo. „SMEROEFONDS". Aan het verslag over het boekjaar 1929-30 van de Stichting „Smeroefonds" is lie,t volgen de ontleend: In het afgeloopen jaar legden de lieeren mr. K. F. Creutzberg en mr. L. J- A- TriP Wegens vertrek naar Holland hun bestuursfuncties neer. In hun plaats traden resp. op de heeren Ch. J. I. M. Welter, vice-president van den Raad van Ned.-Indië en mr. dr. G. G. van Buttingha Wichers, president van de Javasche Bank. Het bestuur werd voorts uitgebreid met Raden T. Achmad, regent van Batavia. Gedurende het verslagjaar was slechts in één geval steun noodig, te weten ten behoeve van de slachtoffers van een wervelwind, die in October 1929 plaats vond in de onderafdeeling Banjoedono van het Regentschap Bojolalie. Er werd voor dit doel 250 beschikbaar ge steld. Aangezien in dit jaar een restitutie van 3.892.78 ontvangen werd uit hoofde van een in het voorafgaande jaar verleende bijdrage, sluit het hoofd „Hulpverschaffing" met een voordeelig saldo van 3.643.7S. DOODELIJKE AANRIJDING. De heer J. Wiggens te Breezand is, fietsende, door een auto aangereden, met het noodlottig gevolg, dat hij aan de gevolgen van deze aan rijding is overleden. AUTOBOTSING. Nabij Zuidhorn (Gron.) op den rijksstraatweg zijn, doordat het uitzicht door den regen be lemmerd werd, een vrachtauto van den heer J. B. te Doezum en een luxe auto van den heer J. Oosterhoff te Aduard met elkaar in botsing gekomen. De luxe wagen werd totaal vernield. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats. SCHIETOEFENINGEN. Het 2e,' 13e en 17e reg. Infanterie zullen van 1116 Augustus a.s. de legerplaats bij Hars kamp hofrokken, om schietoefeningen te kcsdei HET ONKRUID IN DEN TUIN TE DOKKUM. In Dokkum is vijf jaar geleden een tuin aan gelegd, men noemt het zelfs een park. Ik bedoel het Sint-Bonifaciuspark, aangelegd op de plaats, waar vermoedelijk de Apostel de Friezen uit het Noorden doopte en vormde en waar hij in 755, terwijl hij op het punt stond, weer het Vormsel toe te dienen, door de heidensche Frie zen werd vermoord. Het was noodig, dat er verandering kwam. Tot dan toe moest men door het grasland waden om aan de Bron hulde te brengen aan. een van Nederlands grootste Apostelen. In het zelfde land liepen de koeien. Hoe goed de Friesche koeien ook zijn, veie komen er liever niet al te dicht bij. Bovendien maakten ze den •weg naar de Bron niet zindelijker. Ruim vijf jaar geleden kwamen daar 40 Frie sche Priesters samen, wereld-geestelijken en kloosterlingen. Zij stapten door het gras, door den modder hier en daar, ontweken omzichtig, waarmede de koeien het land plegen te bemes ten, totdat zij samengekomen langs het scheef hangend houten hek rondom den poel, die de „Bron" heette, besloten, dat het zoo niet langer kon en mocht. De Kerk van Nederland in bloei en de plaats gewijd door den dood van een zijner grootste Apostelen in zulk een staat waren twee dingen, die niet klopten. En zij voelden zich zeker, dat Nederlands Katholieken achter hen zouden staan, als zij daar op gepaste wijze verandering zouden bren gen. De gelegenheid was gunstig. Het Gemeen tebestuur van Dokkum besloot een weg naar de Bron aan te leggen, een dubbelen weg zelfs, welke de Bron omsloot. Maakte dit èenerzijds de Bron toegankelijk, anderzijds maakte dit daar een openbare godsdienstige hulde onmoge lijk, tenzij aan dien weg, onmiddelijlc tegen over de Bron, een terrein werd aangekocht en aangelegd, waarop de Katholieken van Neder land vrij hun grooten Apostel konden eeren. Het land 13 in die streek van Friesland duur. De aanleg van een processie-park brengt niet geringe kosten mee. Maar nu of nooit. Kocht men dien grond niet, dan ging het als bouw terrein in veler handen over. Het spreekwoord zegt: Frisia non cantat, ratiocinatur, wat zeggen wil, dat Friesland niet zoo aanstonds in laaie geestdrift staat, maar in den regel kalm en nuchter de dingen berede neert. Zoo ook hipr. En het besluit van de 40 Friesche Priesters was: Pastoor, koopen en aanleggen. Het moet. Pastoor Arend luisterde. Z. D. H. Mgr. van de Wetering keurde het besluit goed; De koop werd gesloten, met den aanleg werd een sober begin gemaakt. Vele vienden van Sint Boni- fatlus hebben toon met een rijksdaalder een vierkanten Meter grond van dit terrein vrij gemaakt en Pastoor Arends over de eerste moeilijkheden heen geholpen. Maar een stuk weiland is niet ineens een afgesloten Processie park. Een kostbare afrastering was noodig, om zetting van het land, aanleg van paden, plan ten van boomen, bouw van een altaar, aankoop van een tent ter beschutting der pelgrms, zit plaatsen voor de honderden, die er samenko men. Alles is uiterst eenvoudig gehouden, maar dit belet niet dat de Pastoor van Dokkum met zware zorgen door dezen tuin loopt, geen oog heeft voor de bloemtjes, die bloeien, maar in den geest schulden en schulden ziet als onkruid, dat tusscke ndie bloemen is opgekomen en de bloemetjes er onder houdt. Pastoor Arends .heeft indertijd naar goeden raad geluisterd. Hij heeft hard gewerkt om dat schuldeè- kruid uit zijn tuin te houden, maar het is heip te machtig. Er rust op dit Processie-park nog een schuld van 20.000 gld. Er moeten wieders komen <nn dat onkruid uit dien tuin te halen. Vooral omdat er feesten, heerlijke feesten voor Dokkum op handen zijn. Kon op die feesten de tuinvan Dok kum eens vrij van dat figuurlijk onkruid zijn. Het eerste feest is het zilveren feest van Pastoor Arends te Dokkum op 15 Augustus a.s. Katholiek Nederland moet waardeeren, het geen deze Pastoor daar In het hooge Noorden voor de eer van den Apostel van Nederland heeft gedaan en het zicb. tot eereschild rekenen, hem daarbij niet in den steek te laten. Laat Katholiek Nederland nu dien tuin eens wieden. Zouden er nu geen achtduizend vrienden van Sint Bonifatius zijn die een rijksdaalder „wied- geld" aan Pastoor Arends willen sturen ter ge legenheid van zijn zilveren Priesterfeest, ter voorbereiding van dit feest. Zij zouden er niet .mee moeten wachten. Nog veertien dagen en deze pracht-gelegenheid is weero voorbij. En de Pastoor verdient, dat zij niet verwaarloosd wordt. Men zendt den rijksdaalder „wiedgeld" het best onmiddelijk aan den Pastoor-Gaardenier, den Zeereerw. Heer A. Arends te Dokkum over diens Postrekening No. 114925. Hij zal zich al verheugen in het vooruitzicht van de helpende „wieders". Laat hij op zijn feest niet teleurgesteld zijn. Met andere feesten geeft men een bloempje. Laten we het nu eens andersom doen, door iets te geven om het onkruid te wieden. Dan zijn er de bloemetjes meteen. Maar er is nog een tweede feest in Dokkum, waarvoor de bloemetjes moeten bulten staan en wieden van het park noodzeakelijk is. 24 en 25 Augustus wordt er het eerste lustrum ge vierd van de herleving der oude godsvrucht. Dan trekt vanuit Leeuwarden de vijfde na tionale Bedevaart van Nederlands Katholieken naar Dokkum. Aan het hoofd daarvan gaat Z. D. H. Mgr. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht, de bijzondere vereerder van Sint Bonifatius, wien niets liever zou zijn dan dat op dien dag de schulden van het park zouden zijn afgelost, deze stichting haar beslag heeft en men niet meer behoeft te worstelen om haar in stand te houden. Het zou hem 'n onbeschrijfelijke voldoening zijn, als op 25 Augustus de Pastoor van Dok kum hem de namen van 8000 „Wieders" zou kunnen voorleggen, die er een rijksdaalder voor over hadden, om, na vijf jaar worstelens, dit park voor de vereering van Sint Bonifatius vrij te maken. Het ligt in de bedoeling, een ,Wieders"-Album aan te leggen. Moge het spoedig vele namen bevatten. Nijmegen. P. TITUS BRANDSMA. O. Carm. Waaneer de fabricatie, of de toorraad uwer artikelen,den omzet, den verkoop over treden, geeft aan een aerie dan eent de Wana U te helpen, den aftrek uwe* producten ta vergrooten*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 2