m
ÏXS
J
I
2
m
m
K
DIE NACHT....!!
EEN GEWELDIGE SLAG
n
WOENSDAG 20 AUGUSTUS 1930
Si
-s ->
WÊmmS,
„Onderzoeken wij ons geweten!"
Een emstig-zware stem vermaande met
deze vier woorden de ruim 200 op vacamtie-
geweest-zijnde pensionnairen tot eenige
©ogenblikken nadenken tijdens het gemeen
schappelijke Avondgebed in de huiskapel.
Het was de vaderlijke-strenge stem van den
Rector, die zich dag in dag uit met „zijn
studenten" des morgens en des avonds ver-
eeoigde, om hun voor te gaan in de geeste
lijke oefeningen, waarmede de dagen van
studie zoowel als van genot behooren te
worden afgesloten en weer begonnen.
Zes weken waren de studenten nu weer
weg geweest: zes weken groote vacantie ge
had; frisch en energiek waren ze weer terug
gekomen en met de oude bekenden der vijf
hoogste klassen nu ook weer een 30-tal
nieuwelingen die ^oor 't eerst moeder's pap
pot hadden verlaten, om zich bezig te gaan
houden met de declinatie's van het eerste
jaars-program en al wat het pensionaat
studie-leven verder aan lief en leed zou
meebrengen.
Leo was een dier 30 nieuw-bakken-pen-
sionnairen. Hij was goed 12 jaar, kersversch
van de schoolbanken af, nooit van huis af
geweest, verzot op z'n moeder en dol op z'n
vader, en toch sterk verlangend naar een
pensionaat-leventje, omdat naar hij van
z'n twee-jaar-ouder vriendje Bob gehoord
had je daar zóó fijn geregeld, veel en
makkelijk kunt studeeren
Het afsclieid-nemen, de reis-per-bus-en-
trein, het verwelkomd worden aan de poor
ten van het pensionaat, het kennismaken
met z n ruim 30 toekomstige klasgenootjes,
het was alles binnen eenige uren als in een
roes afgewerkt; steeds was alles als 'n
mechaniek afgedraaid, zoo vanzelf, omdat
gevolge der verschillende emoties, te mos
haast voelde hij zich om te gaan slapen,
maar tevens ook was hij te slaperig, om zich
langer dan noodig was wakker te kunnen
houden.
Als tegelijk waren z'n gedachten thuis bij
z n vader en moeder die nog in de huiskamei
zaten, rustig pratend of lezend en misschien
denkend aan hun Leo; en terzelfder tijd haas1
hielden z'n gedachten zich bezig met al het
vele nieuwe, dat hij dien eenen dag beleefd,
gezien en gehoord had dan weer met vele
onbekende gevalletjes, die zich zeker nog wel
zouden voordoen eer de eerste* week-van-üet-
nieuwe-levcn zou vcrloopen zijn.
Denkend en mijmerend geraakte Leo zacht
jes aan in andere gewesten, toen hij plots
weer tot de realiteit gebracht werd door 10
nijdig-korte-slagen op de groote wekker-klok,
die onvermoeid tik-takte in den hoek van de
lange slaapzaal.
Wakker was hij weer en moeilijk was weer
de strijd tusschen slapen en waken.
Vanuit de stad drongen bekende tram- en
bus-signalen tot in de pensionaatslaapzaal
door en zonder veel moeite voelde Leo zich
weer verplaatst midden in 't voile straat
leven, waar hij gisteren nog vogelvrij rond
liep, terwijl hij zich nu daarvan had afge
zonderd achter een groote poort en hooge
muren. En zonder eenige moeite fantaseerde
Leo van het bekende in het onbekende, om
tenslotte, moe gefantaseerd en versuft van
t afwachten wat niet komen kon, de zalige
zachtheid van Morpheus' armen te gaan
genieten
Leo sliepvoor 't eerst in een vreemd
bed, in een vreemd huis, ver van vader en
moeder verwijderd, tusschen twee honderd
onbekenden, die ook hem niet kenden en
zelfs niet aan hem dachten-
Leo zou voortaan 'n heel ander leventje
bijna 200 andere jongens ook zóó deden hij gaan IeVen; als 'n groot mensch> zelfstandig
had zich nog maar amper rekenschap kun a'S al,een-op-de-wereld
BSëï
JA DE OMGEVING VAN GEMERT zijn de oefeningen van het Reg. Wielrijders begonnen-
de witte partij in actie.
nen geven van al het vreemde en nieuwe,
dat^ z'n aandacht vroeg; en nu eindelijk
't was ruim negen uur en de lampen
langs den muur demonstreerden reeds het
vallen van de» uu eindelijk was het
pas vóór 't eerst heeiemaal stil, doodstil
rondom hem, eerbiedig stil voor en achter
Rustig lag hij daar neer, blozend als een
frissche roos, rustig, althans naar het uiter
lijk; rustig was het in z'n celletje, stil en
donker, rustig was het daarnaast en verder
op, rustig was heel de nieuwe, onbekende
omgeving
Bij het avondgebed in de kapel hadden de
hem, „stil als in een devotiekapelletje" dacht studenten gezamenlijk gebeden en gevraagd
hij mijmerend, toen hij zich zelf er op betrap- om rust naar ziel en lichaam, voor geest en
te, dat hij inderdaad in een kapel zat, doch I hart:
niet alleen, maar met vele anderen, onder
Ipiding van een levenservaren priester
leeraar, die zijn jongens met aandrang ver
maande: „onderzoeken wij ons geweten"!
Leo betrapte zich zelf, dat hij met heel
andere dingen bezig was dan met 'n gewe
tens-onderzoek en vóór hij zich had kunnen
tealiseeren, hoe het er met hem voorstond,
had de Rector reeds „Mijn Heer en mijn God
ho.*
„Uw liefde houde weer de wacht
„Bij ons uw kinderen, dezen nacht.
„Laat onzen geest van drodmen vrij
„Geef dat de slaap steeds rustig zij.
Mot de woorden der II. Kerk zelf had de
bedienaar der Kerk met z'n jongens om deze
gave Gods gevraagd en daarna waren zij,
het is mij van harte leed gezondigd te heb-' g0zegend met de hand des Priesters en ge
han",.,.. sprenkeld met het gewijde water, ter ruste
Het avondgebed verliep en daarmee kwam gegaan; ook Leo llad die rust gevraagd, zij
0e Rector naar voren, om „zijn jongens" een het dUD °°k niet 200 bevvust> en toch was het,
punf.je-ier-overweging aan te geven als in- a'S°f het vreemde van den eersten nacht in
'directe voorbereiding op hot meditatie-kwar- h8t nieuwe huis onwillekeurig een onaange-
itiertje, dat behoorde bij het morgengebed namen invloed oefende op fantasie en geest
.Van den volgenden dag- van den gronden, levemslustigen jongen.
Dan gaf de Rector vol eerbied en met een Het niiddernachtelijk uur was reeds ge-
Lmponeerend gebaar aan zijn jongens den passeerd het eerste uur ook var» den nieuwen
priesterlijken zegen en bank-voor-bank ver-
Reten zij de kapel, om in een versnelde vaart
0e slaapzalen te bereiken, waarin de kraak
helder-geschrobde en geboende chambret's
0e schóón-gespreide bedden wachtten op de
bekende en nieuwe slapers.
Leo ging naar no. 145, waar hij des mid-
öags, na aankomst, zijn koffer had uitge
pakt, zijn kast had geordend en eenige lijst
jes en portretten aan den wand gepunaised
had.
Vreemd, zoo'n „celletje", heel alleen, zoo
stil, omdat niemand idts tegen hem zei, zelfs
igeen „wel ie rusten"; en tevens weer niet
«til als hij hoorde, hoe rechts en links van
hem, ver weg aan 't einde der zaal en vlak
tegen over hem ook de andere studenten met
hun sleutels rammelden, koffers open-en-
dicht-sloten, of met hun drinkglas tegen den nog wakkcr Was.
dag was weer reeds aangebroken, toen Leo
door een wie-weet-wat-voor-teeken meende
gewekt te worden. Hoorde hij iemand nade-
zag hij een vreemde gestalte
komenvoelde hij een onbekende in z'n
nabijheidzag hij droomende het licht
schijnsel op z'n celwand vergroot en ver
plaatst wordenhoorde hij in z'n half-
wakenden toestand 'n geluid, dat bijna geen
geluid was??
Koud voelde Leo zich worden, koud aan
't hoofd en aan de voeten, koud voelden z'n
handen.
Hij probeerde wakker te worden, om te
zien en te hooren, doch een vreemde angst
maakte zich van hem meester, als 't ware
hem waarschuwend, dat hij voorzichtig
moest zijn, om niet te laten hooren, dat hij
lampetkan stootten, om hun vriendjes een
bekend of afgesproken signaal te geven.
Slechts een kwartier tijd werd er gegeven,
om zich uit te kleeden en ter ruste te be
geven.
Leo was binnen 5 minuten klaar en wat
met klaar was, zou hij den volgenden dag
wel verder afwerken: hij had reuze-maf.
Toen hij reeds eenige minuten onder de
frisch-versch-schoone lakens lag, turend
naar het ganglicht, dat een vreemd schaduw-
schijnsel op zijn celmuur deed flakkeren, stil
luisterend naar al die vreemde hoestjes en
onbekende kuchjes, ging plots het gordijntje
van zijn cel even opzij: het was de surveillant-
zag hij, die even keek of hij reeds te bed lag;
zoo ook inspecteerde hij al de volgende jon
gens; heel de lange rij af.
En eer de rij kon afgewerkt zijn, gingen
Plots* alle lichten uit: stiller en donkerder
nog werd het in Leo's cefletje; htj keerde zich
met het gezicht naar het gesloten gordijntje,
en drukte zich dicht in 't kussen, als wilde
hij zich beveiligen tegen eventueele vreem-
-ligbeden of onbekende gebeurtenissen.
Hij voelde zich vermoeid, lichamelijk van
t teizea en sjouwen zoowel als geestelijk ten-
Doodstil hield Leo zich en waarachtig....
hij hoorde duidelijk dat een vreemd geluid
sterker werd en naderbij kwam; duidelijk zag
hij aan het schaarsche lichtschijnsel op z'n
gordijntje, dat een kleine gestalte nader
kwam; duidelijk hoorde hij, dat voor iedere
cel werd stil gehouden, waarbij hij een ge
luid meende waar te nemen, alsof er iets op
hout geschreven werd, waarna een doffe
plof in een mand telkenmale de duistere
stilte verscheurde terwijl Leo lakens en
dekens steeds vaster over zich heen trok, om
zijn onrust te verbergen.
Range oogenblikken waren het, angstige
momenten beleefde Leo in dien nacht, die
langer dan hij gedacht had en zwaarder
werd dan hij had durven vreezen
En toen Leo er den volgenden dag eens
over sprak, hoorde hij van een ouder vriendje
dat hij 's avonds z'n schoenen voortaan wel
buiten kon zetten, omdat iederen nacht de
hulsknecht rond kwam, om deze te merken,
in de manden te verzamelen en den volgen
den dag netjes te poetjes.
Had hij dat maar eerder geweten.
Die eerste nacht was toch niet meegevallen.
Meneer Sanders, de gepensioneerde majpor
van het Indische leger, begaf zich dien Qood-
lottigen avond welgemoed naar de soos en
hij nam zich ernstig voor, het er nu maar
eens van te nemen. Mevrouw was 's middags
voor een paar daagjes naar haar zuster
vertrokken en nu hij zich veilig en gedekt
wist voor haar gelamenteer, als hij een
uurtje later thuiskwam dan regel was,
voelde hij zich „lekker als kip". Op de
sociëteit had hij dan ook het hoogste woord
en glimlachend stootten de bittertafelvrien-
den elkaar aan: je kon zien, dat mevrouw
van huis was, dat liep nooit goed af Maar de
spottende opmerkingen en de stiekeme stee
ken onder water, die meneer Sanders ruim
schoots te incasseeren kreeg, lieten hem van
avond koud en behaaglijk lag hij lui uitge
strekt iu den gemakkelijken fauteuil, waarbij
hij zijn rook- en zijn bittertafeltje aange
schoven had. Na zijn vierde glaasje cognac
begon hij zelfs mee te doen aan het geplaag
van de bittertafel en moppig vertelde hij,
dat hij zijn pensioen te danken liad gehad
aan het schot in den rug, toen hij wegge-
loopen was voor den vijand. Het sloeg tien,
elf uur, en nog dacht meneer Sanders er niet
aan, zijn huis op te zoeken, totdat eindelijk
om middernacht Dirk, de sociëteitsknecht,
hem waarschuwde, dat 't tijcl werd te ver
kassen. Toen zag meneer zich tot zijn spijt
genoodzaakt zijn corpulente gestalte te ver
heffen en aanstalten te maken om op te
breken.
Jonge, jonge, majoor, u mag wel op
passen, waarschuwde Dirk; zal ik misschien
een taxi voor u opbellen?
Neen, Dirk, geen sprake van, ik ben
nog zoo lekker als kip.
Ja. Majoor dat geloof ik wel» hield de
zorgzame Dirk aan, maar een ongeluk ligt
in een klein hoekje. En als mevrouw
O, als ik niet naar de cognac ruik als
ik thuis komdan ben ik het nietzegt
mijn vrouw altijdNee, ik ga loopen
Voorzichtig, met de onzekere bewegingen
van een pasloopende baby, laveerde meneer
Sanders de zaal door en werd in de hall
gedienstig in zijn overjas en onder zijn hoed
geholpen. Met korte, driftige pasjes stapte hij
parmantig de deur uit en stevig zette hij
zijn korte beentjes op de straatsteencn. Twee,
drie straten door ging alles goed, toen begon
meneer Sanders een beetje te sukkelen.
Waar was-ie nou eigenlijk? Laat
's kijkenmopperde hij, stilstaand om zich
te oriönteeren, alsof hij in de rimboe ver
dwaald was. Ah, juist daar was het Waren
huis, nee, toch niet, wacht eens, dat was die
sigarenwinkel van Donkers, die nog eon
tientje van 'm kreeg. Kon-ie lang op wach
ten, die gluiperd, met zijn imitatie zandblad
de'iof wat het voor vuiligheid was, dat-ie
verkocht hadNee, daar begon ie niet aan.
hij had zijn geld te liefzijn zuurverdiende
pensioen, waarvoor hij, in levensgevaar
achttien jaar lang een kleedingmagazijn in
de Oost had beheerd... nee. daar kwam hij
niet van in.... Laat 's kijkendat was
Donkers, juist, en dan was dat daar een
lantaarnpaal-., nee, 't was een politieagent,
schrok hij plotseling.
Allemachtig! Uitkijken majoor! mom
pelde meneer Sanders, eerbied voor de ge
wapende macht
Langzaam slingerde hij verder de straat
uit en sloeg den hoek om. Zoo, nou nog een
hoek en hij was er. Makkelijk, vond meneer
Sanders, als je overal zoo dichtbij woonde,
al was het dan ook een bezwaar dat je
vrouw, je dierbare echtvriendin, altijd wist
waar ze je vinden kon. Jonge, jonge, d'r zou
vanavond weer wat opzitten voor 'm't
beste deed hij maar, weer door het keuken
raam van het sousterrein te kruipen, zooals
hij al eens meer had gedaanDan maar
zachtjes zijn schoenen uittrekken en naar
boven sluipen. Als hij maar eenmaal in de
slaapkamer was, dan was het grootste ge
vaar geweken, als ze dan wakker werd, kon
hij net doen of hij gek was, of dat zij gek
wasmaar binnen was hij dan toch. Jonge.
jonge, als ze wakker werd, mevrouw Sander
geboren Van der Puttennou dan zwaaide
er wat... Hoe laat was het ook weer? Min
stens elf uur! Zei Dirk niet elf uur? Jonge
jonge, majoor, als je vrouwtje wakker is]
nouKan hij zijn eigen wel inmaken voor
de eerste drie, vier dagenLaat 's kijken,
waar was hij nou eigenlijk? Deze straat,
neen, de volgendeBeroerd zooals al die
huizen op elkaar leken tegenwoordig. Enfin
daar waren het huizen voor
Suffend liep meneer Sanders door, pieke
rend over wat mevrouw te zeggen zou heb
ben. Hij was glad vergeten dat ze dien mid
dag, of liever den vorigen middag voor vier
dagen vertrokken was en dat hij thuis het
rijk alleen had met de drie-en-zestig-jarige
bietje, de huishoudster, die niet mee hoefde
te tellen. Hij liep tweemaal hetzelfde blok
huizen om, voor hij in de gaten had, dat hij
verkeerd liep en toen hij eindelijk de goede
straat had, waggelde hij deze tweemaal door
voor hij zijn huis voud.
Meneer Sanders overtuigde zich eerst ter
dege, dat het zijn eigen home was en zich
aan het tuinhekje vastklemmend, liet hij
zijn blikken inspecteerend langs den voor
gevel gaan. Ja, hier ben ik terecht, zei hij
voldaan en opgelucht. Dat was hem een
maal overkomen, dat-ie een vreemd huis
binnen was gegaan, hoewel het hem moeite
genoeg gekost had om er in te komen, met
een verkeerden sleutel. Maar toen hij een
maal binnen was, lag hij er gauw genoeg
weer uifcdat moest ie bekennenMaar
dezij keer kon er geen speld tusschen, mom
pelde meneer Sanders» zijn lodderige oogjes
op de donkere slaapkamerramen vestigend,
ik ben er! Zijn dierbare mevrouw Sanders
v. d. Putten sliep, en als hij oppaste dat
p.... tuimelraam van het sousterrain piepte
altijd zoo dan had-ie ze dezen keer toch
weer ns fijn te grazen gehad. Noumoest
je net bij een ouden kolonialen hoofdofficier
komenalsof die niet heelhuids uit het
heetste vuur geen dekking kon vinden,
wou hij zeggen, al was het dan in het klee
dingmagazijn.... Nou ze moesten bij zoo'n
oude rot als hij was 'ns komen, moesten ze
vroeg opstaan, nou
Zachtjes wiegde de majoor Sanders op zijn
korte beentjes heen en weer en plotseling
een kordaat besluit nemend, waggelde hij
op het sousterrain toe. Alles was rustig en
zachtjes duwde hij tegen liet tuimelraam.
Knarsend draaide het open en wankelend
en wiegelend zette majoor Sanders zich op
zijn hurken. Voorzichtig tastte zijn eene
beentje en zijn hand in de donkerte binnens
huis om steun te zoeken, nog eenstoen
nog eensen plotseling viel majoor San
ders naar binnen, in het voorbijgaan een ruit
en de keukentafel met het keukengerei mee
nemendHet was een zwaardere en pijn
lijker en bloediger slag dan majoor Sanders
ooit in zijn militaiide loopbaan had meege
maakt, languit lag hij te spartelen tusschen
de scherven en van zijn gelaat voelde hij
een warm vocht druppelen
Bloed.... kostbaar Nederlandsch bloed
die vuile zwarte sloebersmomr 1de ma
joor Sanders, in de verbeelding dat hij door
een ongeregelde bende Lombokkers in dob
belsteentjes werd verdeeld; kostbaar Neder-'
landsch bloed.... dat moet gewroken worden
landsch bloeddat moetdat moet ge
wroken worden!
Voorzichtig krabbelde hij overeind, want
hij kwam tot besef, dat het meer dan tijd
voor 'm werd om dekking te zoeken; slinge
rend maakte hij een paar passen in het don
kere sousterrain.. toen plotseling een bons
tegen den muur, een zwaaien met de armpjes
en daar zat majoor Sanders in een hoekje
van de keuken op den grondEen zware
zucht steeg als uit de diepte op, toen volgde
er een lange reeks geluiden, die bewezen,
dat majoor Sanders snorkende redevoerin
gen afstak tegen den vijand, die kostbaar
Nederlandsch bloed vergoten liad
Ouwe Pietje had dien dag voor het vertrek
van mevrouw een spin in het sousterrain
gezien en onmiddellijk had ze toen gevoeld,
dat het mis zou loopen.
D'r lag den heelen dag al zoo'n angst
op me hart, zei Fietje dan ook doodsbenauwd
toen ze 's nachts door het oorverdoovör>d
lawaai uit het sousterrein wakker schrok.
Groote grut, daar zou je 't hebben, hoor,
inbrekers, moordenaars!
Fietje kroop diep onder de warme dekens,
maar het volgende oogenblik kwam zij tot
het besef (Jat ze 'n duren plicht te vervullen
had. Haar meneer, de majoor! Gomsie-nog-
an-toe, als-ie in zijn slaap nou 'ns vermoord
zou worrenze zou het nooit overleven
O gos, had ze nou maar hulpmoest
ze nou zoo gauw doen? Gauw meneer waar
schuwen? Nee, dan most ze op de gang en
dat, dee ze voor geen geld van de wereld!
Fietje nam een moedig besluit: ze stapte
uit het bed en trok een langen mantel over
haar nachtgewaad. Voorzichtig opende ze 't
slaapkamerraam, dat op straat uitzag, en
links en rechts speurde ze naar hulp.
Goddank, mompelde Fietje uit den
grond van haar hart. In de verte klonk de
slenterende voetstap van den particulieren
veiligheidsdienst en met 'n zucht van ver
lichting herkende Fietje bij het licht' van de
straatlantaarn Piet, die de woonhuizen van
zijn wijk inspecteerde.
Als nou de inbreker maar niet boven kwam
als ze riep, dacht Fietje in doodsangst. Voor
de reddende Piet het huis genaderd was,
stond Fietje duizend angsten uit en eindelijk
waagde ze 't zachtjes te sissen, 'n Beetje ge
schrokken bleef de reddende, mannelijke
engel staan
PietPietd'r zit een inbreker of
een moordenaar in huis, fluisterde Fietje,
met een brok angst in haar keel.
Wat zei je, juffer? vroeg Piet.
Gomsie, Piet.... d'r zit 'n inbreker in
huis.... Mevrouw is uit.... en meneer....
Nou, en de majoor dan? vroeg Piet, die
z'n zes knaken in de week liever verdiende
met rondwandelen en aan z'n pet tikken,
dan met vechten.
De majoor slaapt en ik durf de deur
niet uitO Piet, as-ie me vermoordt, snikte
Fietje.
Bij het woord „moord" kromp Piet i»
elkander alsof hij door duizend naaide»
gelijk gestoken werd, maar nochtans begreep
hij, dat er iets heldhaftigs zou moeten gebeu
ren. En dat hij dat zou moeten doen. Wan'
de majoor was abcmme van den nachfveilig'
heidsdienst en hij snapte wel, dat het hei»
zijn baantje zou kosten, als hij geen gehoof
aan Fietje's waarschuwingen gaf. Links
en rechts keek hij de straat in, of hij geef
agent van politie kon ontdekken, om hei»
de heldenrol te laten spelen maar verlate»
lag de straat in 't nachtelijk donker.
Die zie je natuurlijk nooit, als je z®
noodig hebt, zei Piet, neerslachtig. Affij»>
as het dan mot, dan mot het maar 'beur®
ookbesloot hij. Als 't puntje bij 't paaltje
kwam, was hij dan toch een vent die zij»
mannetje kon staan en hij had een flinke»
gummistok bij zich.
Nou, dan mot het maar, herhaalde Piet
heldhaftig, en met een fiinken stap was
hij over het tuinhek. Dan zou-ie meteen maar
'ns toonen. dait de van 't echte politle-hout
gesnejen was, voorzichtig, toch resoluut
en pienter, 'n Ander zou het tuinhek open
gedaan hebben, hij niet. Vanwege de voet
stappen weet je
Op zijn gemak nam Piet de situatie eens
op en scherpzinnig als hij >vas vond hij het
open raam van het sousterrein. Zachtjes liep
hij er op toe, maar vlak ervoor aarzelde hij
toch even. Veronderstel dat de moordenaar
hem daar in het donker opwachtte, vreesde
Piet. Maar neen, die zou wel allang In het
huis zitten, dacht-ie toen, en hij kon niet
goochemer doen dan den ander langs den
zelfden w.eg achterna te gaan.
Nou, as het dan toch mot, zuchtte Piet
nogmaals, en stevig nam hij den gummistok
in zijn handVoorzichtig stapte hij de
diepte in. tot hij den steenen keukenvloer
onder zich voelde. Krak... krak... krak... klonk
het, en met een kreet van schrik maakt»
Piet in zijn angst een sprong. Krak.... krak.....
hoorde hij weer onicler zijn voeiten. Alle men-
schen nog-an-toe, daar had je 't! Had die
inbreker natuurlijk scherven gestrooid om
gewaarschuwd te zijn, als iemand hem op
zijn hielen zatMoedertje, moedertje, wat-
moest ie nou beginnen? Hij kon z'n eigen in
dezen slechten tijd toch niet een keer laten
kielhaken voor een loon van zes kn'akeii tn
de week? Uit een hoek achter hem .klonk
plotseling een heesch keelgeluid en sidderend
zoch Piet steun. Daaa- zat-ie dus. de Inbre
ker.... alle menschen, wat een toestand
Me arme vrouw en kinderen, kreunde
hij zachtjes, wat mot ik nou beginnen?
Wild keek Piet. rond, om in het donker
een uitweg te zoeken, en plotseling ontdokte
hij bij een invallende straal van het maan
licht 'n hurkende gestalte in den hoek, ge
reed, naar hij heilig overtuigd was, om op
hem toe te springenIn doodsangst nam
Piet het meest heldhaftig besluit van zijn
leven. Hij of ik, dacht-ie. Je htorde tegen
woordig meer van doodgeslagen agenten dan
van gevangen genomen inbrekers... Als ik
het hem niet doedan doet-ie het mijn
De Heer moge het me vergeveAs het dan
toch mot beure, dan mot het maar goed
beure ook, zei Piet, terwijl hij zijn zwaren
gummistok hoog jn de lucht hiefToen
wachtte hij even, alsof hij het beste plekje
op den kalen schedel van majoor Sanders
uitzocht, en met een geweldigen mep sloeg
hij toe..
Er klonk een gebrul, alsof er een stier
werd gemarteld, en dat alarm zette de heele
Luurt op stelten en deed Piet haastig de
vlucht nemen
Hij had me de hersens in kunnen slaan,
meende majoor Sanders, die in heel zijn
leven nog nooit zooveel sterren aan den
hemel had gezien als 'f eerstvolgend etmaal
aan het plafond van zijn slaapkamer.
En wat een bloed! Wat een kostbaar
Nederlandsch bloed, klaagden de vrienden
meewarig, die hem kwamen bezoeken.
Ja, en een slag, mijne heeren, een ge
weldige slag! snike de majoor huiverend,
zooals er in de Nederlandsche krijgsgeschie
denis nog nooit een geleverd is
HET MOTORVRACHTSCHIP TASINTA
bestemd voor de Mij. „Nederland" heeft
flm technische proefvaart f*ma