m ÏXS J I 2 m m K DIE NACHT....!! EEN GEWELDIGE SLAG n WOENSDAG 20 AUGUSTUS 1930 Si -s -> WÊmmS, „Onderzoeken wij ons geweten!" Een emstig-zware stem vermaande met deze vier woorden de ruim 200 op vacamtie- geweest-zijnde pensionnairen tot eenige ©ogenblikken nadenken tijdens het gemeen schappelijke Avondgebed in de huiskapel. Het was de vaderlijke-strenge stem van den Rector, die zich dag in dag uit met „zijn studenten" des morgens en des avonds ver- eeoigde, om hun voor te gaan in de geeste lijke oefeningen, waarmede de dagen van studie zoowel als van genot behooren te worden afgesloten en weer begonnen. Zes weken waren de studenten nu weer weg geweest: zes weken groote vacantie ge had; frisch en energiek waren ze weer terug gekomen en met de oude bekenden der vijf hoogste klassen nu ook weer een 30-tal nieuwelingen die ^oor 't eerst moeder's pap pot hadden verlaten, om zich bezig te gaan houden met de declinatie's van het eerste jaars-program en al wat het pensionaat studie-leven verder aan lief en leed zou meebrengen. Leo was een dier 30 nieuw-bakken-pen- sionnairen. Hij was goed 12 jaar, kersversch van de schoolbanken af, nooit van huis af geweest, verzot op z'n moeder en dol op z'n vader, en toch sterk verlangend naar een pensionaat-leventje, omdat naar hij van z'n twee-jaar-ouder vriendje Bob gehoord had je daar zóó fijn geregeld, veel en makkelijk kunt studeeren Het afsclieid-nemen, de reis-per-bus-en- trein, het verwelkomd worden aan de poor ten van het pensionaat, het kennismaken met z n ruim 30 toekomstige klasgenootjes, het was alles binnen eenige uren als in een roes afgewerkt; steeds was alles als 'n mechaniek afgedraaid, zoo vanzelf, omdat gevolge der verschillende emoties, te mos haast voelde hij zich om te gaan slapen, maar tevens ook was hij te slaperig, om zich langer dan noodig was wakker te kunnen houden. Als tegelijk waren z'n gedachten thuis bij z n vader en moeder die nog in de huiskamei zaten, rustig pratend of lezend en misschien denkend aan hun Leo; en terzelfder tijd haas1 hielden z'n gedachten zich bezig met al het vele nieuwe, dat hij dien eenen dag beleefd, gezien en gehoord had dan weer met vele onbekende gevalletjes, die zich zeker nog wel zouden voordoen eer de eerste* week-van-üet- nieuwe-levcn zou vcrloopen zijn. Denkend en mijmerend geraakte Leo zacht jes aan in andere gewesten, toen hij plots weer tot de realiteit gebracht werd door 10 nijdig-korte-slagen op de groote wekker-klok, die onvermoeid tik-takte in den hoek van de lange slaapzaal. Wakker was hij weer en moeilijk was weer de strijd tusschen slapen en waken. Vanuit de stad drongen bekende tram- en bus-signalen tot in de pensionaatslaapzaal door en zonder veel moeite voelde Leo zich weer verplaatst midden in 't voile straat leven, waar hij gisteren nog vogelvrij rond liep, terwijl hij zich nu daarvan had afge zonderd achter een groote poort en hooge muren. En zonder eenige moeite fantaseerde Leo van het bekende in het onbekende, om tenslotte, moe gefantaseerd en versuft van t afwachten wat niet komen kon, de zalige zachtheid van Morpheus' armen te gaan genieten Leo sliepvoor 't eerst in een vreemd bed, in een vreemd huis, ver van vader en moeder verwijderd, tusschen twee honderd onbekenden, die ook hem niet kenden en zelfs niet aan hem dachten- Leo zou voortaan 'n heel ander leventje bijna 200 andere jongens ook zóó deden hij gaan IeVen; als 'n groot mensch> zelfstandig had zich nog maar amper rekenschap kun a'S al,een-op-de-wereld BSëï JA DE OMGEVING VAN GEMERT zijn de oefeningen van het Reg. Wielrijders begonnen- de witte partij in actie. nen geven van al het vreemde en nieuwe, dat^ z'n aandacht vroeg; en nu eindelijk 't was ruim negen uur en de lampen langs den muur demonstreerden reeds het vallen van de» uu eindelijk was het pas vóór 't eerst heeiemaal stil, doodstil rondom hem, eerbiedig stil voor en achter Rustig lag hij daar neer, blozend als een frissche roos, rustig, althans naar het uiter lijk; rustig was het in z'n celletje, stil en donker, rustig was het daarnaast en verder op, rustig was heel de nieuwe, onbekende omgeving Bij het avondgebed in de kapel hadden de hem, „stil als in een devotiekapelletje" dacht studenten gezamenlijk gebeden en gevraagd hij mijmerend, toen hij zich zelf er op betrap- om rust naar ziel en lichaam, voor geest en te, dat hij inderdaad in een kapel zat, doch I hart: niet alleen, maar met vele anderen, onder Ipiding van een levenservaren priester leeraar, die zijn jongens met aandrang ver maande: „onderzoeken wij ons geweten"! Leo betrapte zich zelf, dat hij met heel andere dingen bezig was dan met 'n gewe tens-onderzoek en vóór hij zich had kunnen tealiseeren, hoe het er met hem voorstond, had de Rector reeds „Mijn Heer en mijn God ho.* „Uw liefde houde weer de wacht „Bij ons uw kinderen, dezen nacht. „Laat onzen geest van drodmen vrij „Geef dat de slaap steeds rustig zij. Mot de woorden der II. Kerk zelf had de bedienaar der Kerk met z'n jongens om deze gave Gods gevraagd en daarna waren zij, het is mij van harte leed gezondigd te heb-' g0zegend met de hand des Priesters en ge han",.,.. sprenkeld met het gewijde water, ter ruste Het avondgebed verliep en daarmee kwam gegaan; ook Leo llad die rust gevraagd, zij 0e Rector naar voren, om „zijn jongens" een het dUD °°k niet 200 bevvust> en toch was het, punf.je-ier-overweging aan te geven als in- a'S°f het vreemde van den eersten nacht in 'directe voorbereiding op hot meditatie-kwar- h8t nieuwe huis onwillekeurig een onaange- itiertje, dat behoorde bij het morgengebed namen invloed oefende op fantasie en geest .Van den volgenden dag- van den gronden, levemslustigen jongen. Dan gaf de Rector vol eerbied en met een Het niiddernachtelijk uur was reeds ge- Lmponeerend gebaar aan zijn jongens den passeerd het eerste uur ook var» den nieuwen priesterlijken zegen en bank-voor-bank ver- Reten zij de kapel, om in een versnelde vaart 0e slaapzalen te bereiken, waarin de kraak helder-geschrobde en geboende chambret's 0e schóón-gespreide bedden wachtten op de bekende en nieuwe slapers. Leo ging naar no. 145, waar hij des mid- öags, na aankomst, zijn koffer had uitge pakt, zijn kast had geordend en eenige lijst jes en portretten aan den wand gepunaised had. Vreemd, zoo'n „celletje", heel alleen, zoo stil, omdat niemand idts tegen hem zei, zelfs igeen „wel ie rusten"; en tevens weer niet «til als hij hoorde, hoe rechts en links van hem, ver weg aan 't einde der zaal en vlak tegen over hem ook de andere studenten met hun sleutels rammelden, koffers open-en- dicht-sloten, of met hun drinkglas tegen den nog wakkcr Was. dag was weer reeds aangebroken, toen Leo door een wie-weet-wat-voor-teeken meende gewekt te worden. Hoorde hij iemand nade- zag hij een vreemde gestalte komenvoelde hij een onbekende in z'n nabijheidzag hij droomende het licht schijnsel op z'n celwand vergroot en ver plaatst wordenhoorde hij in z'n half- wakenden toestand 'n geluid, dat bijna geen geluid was?? Koud voelde Leo zich worden, koud aan 't hoofd en aan de voeten, koud voelden z'n handen. Hij probeerde wakker te worden, om te zien en te hooren, doch een vreemde angst maakte zich van hem meester, als 't ware hem waarschuwend, dat hij voorzichtig moest zijn, om niet te laten hooren, dat hij lampetkan stootten, om hun vriendjes een bekend of afgesproken signaal te geven. Slechts een kwartier tijd werd er gegeven, om zich uit te kleeden en ter ruste te be geven. Leo was binnen 5 minuten klaar en wat met klaar was, zou hij den volgenden dag wel verder afwerken: hij had reuze-maf. Toen hij reeds eenige minuten onder de frisch-versch-schoone lakens lag, turend naar het ganglicht, dat een vreemd schaduw- schijnsel op zijn celmuur deed flakkeren, stil luisterend naar al die vreemde hoestjes en onbekende kuchjes, ging plots het gordijntje van zijn cel even opzij: het was de surveillant- zag hij, die even keek of hij reeds te bed lag; zoo ook inspecteerde hij al de volgende jon gens; heel de lange rij af. En eer de rij kon afgewerkt zijn, gingen Plots* alle lichten uit: stiller en donkerder nog werd het in Leo's cefletje; htj keerde zich met het gezicht naar het gesloten gordijntje, en drukte zich dicht in 't kussen, als wilde hij zich beveiligen tegen eventueele vreem- -ligbeden of onbekende gebeurtenissen. Hij voelde zich vermoeid, lichamelijk van t teizea en sjouwen zoowel als geestelijk ten- Doodstil hield Leo zich en waarachtig.... hij hoorde duidelijk dat een vreemd geluid sterker werd en naderbij kwam; duidelijk zag hij aan het schaarsche lichtschijnsel op z'n gordijntje, dat een kleine gestalte nader kwam; duidelijk hoorde hij, dat voor iedere cel werd stil gehouden, waarbij hij een ge luid meende waar te nemen, alsof er iets op hout geschreven werd, waarna een doffe plof in een mand telkenmale de duistere stilte verscheurde terwijl Leo lakens en dekens steeds vaster over zich heen trok, om zijn onrust te verbergen. Range oogenblikken waren het, angstige momenten beleefde Leo in dien nacht, die langer dan hij gedacht had en zwaarder werd dan hij had durven vreezen En toen Leo er den volgenden dag eens over sprak, hoorde hij van een ouder vriendje dat hij 's avonds z'n schoenen voortaan wel buiten kon zetten, omdat iederen nacht de hulsknecht rond kwam, om deze te merken, in de manden te verzamelen en den volgen den dag netjes te poetjes. Had hij dat maar eerder geweten. Die eerste nacht was toch niet meegevallen. Meneer Sanders, de gepensioneerde majpor van het Indische leger, begaf zich dien Qood- lottigen avond welgemoed naar de soos en hij nam zich ernstig voor, het er nu maar eens van te nemen. Mevrouw was 's middags voor een paar daagjes naar haar zuster vertrokken en nu hij zich veilig en gedekt wist voor haar gelamenteer, als hij een uurtje later thuiskwam dan regel was, voelde hij zich „lekker als kip". Op de sociëteit had hij dan ook het hoogste woord en glimlachend stootten de bittertafelvrien- den elkaar aan: je kon zien, dat mevrouw van huis was, dat liep nooit goed af Maar de spottende opmerkingen en de stiekeme stee ken onder water, die meneer Sanders ruim schoots te incasseeren kreeg, lieten hem van avond koud en behaaglijk lag hij lui uitge strekt iu den gemakkelijken fauteuil, waarbij hij zijn rook- en zijn bittertafeltje aange schoven had. Na zijn vierde glaasje cognac begon hij zelfs mee te doen aan het geplaag van de bittertafel en moppig vertelde hij, dat hij zijn pensioen te danken liad gehad aan het schot in den rug, toen hij wegge- loopen was voor den vijand. Het sloeg tien, elf uur, en nog dacht meneer Sanders er niet aan, zijn huis op te zoeken, totdat eindelijk om middernacht Dirk, de sociëteitsknecht, hem waarschuwde, dat 't tijcl werd te ver kassen. Toen zag meneer zich tot zijn spijt genoodzaakt zijn corpulente gestalte te ver heffen en aanstalten te maken om op te breken. Jonge, jonge, majoor, u mag wel op passen, waarschuwde Dirk; zal ik misschien een taxi voor u opbellen? Neen, Dirk, geen sprake van, ik ben nog zoo lekker als kip. Ja. Majoor dat geloof ik wel» hield de zorgzame Dirk aan, maar een ongeluk ligt in een klein hoekje. En als mevrouw O, als ik niet naar de cognac ruik als ik thuis komdan ben ik het nietzegt mijn vrouw altijdNee, ik ga loopen Voorzichtig, met de onzekere bewegingen van een pasloopende baby, laveerde meneer Sanders de zaal door en werd in de hall gedienstig in zijn overjas en onder zijn hoed geholpen. Met korte, driftige pasjes stapte hij parmantig de deur uit en stevig zette hij zijn korte beentjes op de straatsteencn. Twee, drie straten door ging alles goed, toen begon meneer Sanders een beetje te sukkelen. Waar was-ie nou eigenlijk? Laat 's kijkenmopperde hij, stilstaand om zich te oriönteeren, alsof hij in de rimboe ver dwaald was. Ah, juist daar was het Waren huis, nee, toch niet, wacht eens, dat was die sigarenwinkel van Donkers, die nog eon tientje van 'm kreeg. Kon-ie lang op wach ten, die gluiperd, met zijn imitatie zandblad de'iof wat het voor vuiligheid was, dat-ie verkocht hadNee, daar begon ie niet aan. hij had zijn geld te liefzijn zuurverdiende pensioen, waarvoor hij, in levensgevaar achttien jaar lang een kleedingmagazijn in de Oost had beheerd... nee. daar kwam hij niet van in.... Laat 's kijkendat was Donkers, juist, en dan was dat daar een lantaarnpaal-., nee, 't was een politieagent, schrok hij plotseling. Allemachtig! Uitkijken majoor! mom pelde meneer Sanders, eerbied voor de ge wapende macht Langzaam slingerde hij verder de straat uit en sloeg den hoek om. Zoo, nou nog een hoek en hij was er. Makkelijk, vond meneer Sanders, als je overal zoo dichtbij woonde, al was het dan ook een bezwaar dat je vrouw, je dierbare echtvriendin, altijd wist waar ze je vinden kon. Jonge, jonge, d'r zou vanavond weer wat opzitten voor 'm't beste deed hij maar, weer door het keuken raam van het sousterrein te kruipen, zooals hij al eens meer had gedaanDan maar zachtjes zijn schoenen uittrekken en naar boven sluipen. Als hij maar eenmaal in de slaapkamer was, dan was het grootste ge vaar geweken, als ze dan wakker werd, kon hij net doen of hij gek was, of dat zij gek wasmaar binnen was hij dan toch. Jonge. jonge, als ze wakker werd, mevrouw Sander geboren Van der Puttennou dan zwaaide er wat... Hoe laat was het ook weer? Min stens elf uur! Zei Dirk niet elf uur? Jonge jonge, majoor, als je vrouwtje wakker is] nouKan hij zijn eigen wel inmaken voor de eerste drie, vier dagenLaat 's kijken, waar was hij nou eigenlijk? Deze straat, neen, de volgendeBeroerd zooals al die huizen op elkaar leken tegenwoordig. Enfin daar waren het huizen voor Suffend liep meneer Sanders door, pieke rend over wat mevrouw te zeggen zou heb ben. Hij was glad vergeten dat ze dien mid dag, of liever den vorigen middag voor vier dagen vertrokken was en dat hij thuis het rijk alleen had met de drie-en-zestig-jarige bietje, de huishoudster, die niet mee hoefde te tellen. Hij liep tweemaal hetzelfde blok huizen om, voor hij in de gaten had, dat hij verkeerd liep en toen hij eindelijk de goede straat had, waggelde hij deze tweemaal door voor hij zijn huis voud. Meneer Sanders overtuigde zich eerst ter dege, dat het zijn eigen home was en zich aan het tuinhekje vastklemmend, liet hij zijn blikken inspecteerend langs den voor gevel gaan. Ja, hier ben ik terecht, zei hij voldaan en opgelucht. Dat was hem een maal overkomen, dat-ie een vreemd huis binnen was gegaan, hoewel het hem moeite genoeg gekost had om er in te komen, met een verkeerden sleutel. Maar toen hij een maal binnen was, lag hij er gauw genoeg weer uifcdat moest ie bekennenMaar dezij keer kon er geen speld tusschen, mom pelde meneer Sanders» zijn lodderige oogjes op de donkere slaapkamerramen vestigend, ik ben er! Zijn dierbare mevrouw Sanders v. d. Putten sliep, en als hij oppaste dat p.... tuimelraam van het sousterrain piepte altijd zoo dan had-ie ze dezen keer toch weer ns fijn te grazen gehad. Noumoest je net bij een ouden kolonialen hoofdofficier komenalsof die niet heelhuids uit het heetste vuur geen dekking kon vinden, wou hij zeggen, al was het dan in het klee dingmagazijn.... Nou ze moesten bij zoo'n oude rot als hij was 'ns komen, moesten ze vroeg opstaan, nou Zachtjes wiegde de majoor Sanders op zijn korte beentjes heen en weer en plotseling een kordaat besluit nemend, waggelde hij op het sousterrain toe. Alles was rustig en zachtjes duwde hij tegen liet tuimelraam. Knarsend draaide het open en wankelend en wiegelend zette majoor Sanders zich op zijn hurken. Voorzichtig tastte zijn eene beentje en zijn hand in de donkerte binnens huis om steun te zoeken, nog eenstoen nog eensen plotseling viel majoor San ders naar binnen, in het voorbijgaan een ruit en de keukentafel met het keukengerei mee nemendHet was een zwaardere en pijn lijker en bloediger slag dan majoor Sanders ooit in zijn militaiide loopbaan had meege maakt, languit lag hij te spartelen tusschen de scherven en van zijn gelaat voelde hij een warm vocht druppelen Bloed.... kostbaar Nederlandsch bloed die vuile zwarte sloebersmomr 1de ma joor Sanders, in de verbeelding dat hij door een ongeregelde bende Lombokkers in dob belsteentjes werd verdeeld; kostbaar Neder-' landsch bloed.... dat moet gewroken worden landsch bloeddat moetdat moet ge wroken worden! Voorzichtig krabbelde hij overeind, want hij kwam tot besef, dat het meer dan tijd voor 'm werd om dekking te zoeken; slinge rend maakte hij een paar passen in het don kere sousterrain.. toen plotseling een bons tegen den muur, een zwaaien met de armpjes en daar zat majoor Sanders in een hoekje van de keuken op den grondEen zware zucht steeg als uit de diepte op, toen volgde er een lange reeks geluiden, die bewezen, dat majoor Sanders snorkende redevoerin gen afstak tegen den vijand, die kostbaar Nederlandsch bloed vergoten liad Ouwe Pietje had dien dag voor het vertrek van mevrouw een spin in het sousterrain gezien en onmiddellijk had ze toen gevoeld, dat het mis zou loopen. D'r lag den heelen dag al zoo'n angst op me hart, zei Fietje dan ook doodsbenauwd toen ze 's nachts door het oorverdoovör>d lawaai uit het sousterrein wakker schrok. Groote grut, daar zou je 't hebben, hoor, inbrekers, moordenaars! Fietje kroop diep onder de warme dekens, maar het volgende oogenblik kwam zij tot het besef (Jat ze 'n duren plicht te vervullen had. Haar meneer, de majoor! Gomsie-nog- an-toe, als-ie in zijn slaap nou 'ns vermoord zou worrenze zou het nooit overleven O gos, had ze nou maar hulpmoest ze nou zoo gauw doen? Gauw meneer waar schuwen? Nee, dan most ze op de gang en dat, dee ze voor geen geld van de wereld! Fietje nam een moedig besluit: ze stapte uit het bed en trok een langen mantel over haar nachtgewaad. Voorzichtig opende ze 't slaapkamerraam, dat op straat uitzag, en links en rechts speurde ze naar hulp. Goddank, mompelde Fietje uit den grond van haar hart. In de verte klonk de slenterende voetstap van den particulieren veiligheidsdienst en met 'n zucht van ver lichting herkende Fietje bij het licht' van de straatlantaarn Piet, die de woonhuizen van zijn wijk inspecteerde. Als nou de inbreker maar niet boven kwam als ze riep, dacht Fietje in doodsangst. Voor de reddende Piet het huis genaderd was, stond Fietje duizend angsten uit en eindelijk waagde ze 't zachtjes te sissen, 'n Beetje ge schrokken bleef de reddende, mannelijke engel staan PietPietd'r zit een inbreker of een moordenaar in huis, fluisterde Fietje, met een brok angst in haar keel. Wat zei je, juffer? vroeg Piet. Gomsie, Piet.... d'r zit 'n inbreker in huis.... Mevrouw is uit.... en meneer.... Nou, en de majoor dan? vroeg Piet, die z'n zes knaken in de week liever verdiende met rondwandelen en aan z'n pet tikken, dan met vechten. De majoor slaapt en ik durf de deur niet uitO Piet, as-ie me vermoordt, snikte Fietje. Bij het woord „moord" kromp Piet i» elkander alsof hij door duizend naaide» gelijk gestoken werd, maar nochtans begreep hij, dat er iets heldhaftigs zou moeten gebeu ren. En dat hij dat zou moeten doen. Wan' de majoor was abcmme van den nachfveilig' heidsdienst en hij snapte wel, dat het hei» zijn baantje zou kosten, als hij geen gehoof aan Fietje's waarschuwingen gaf. Links en rechts keek hij de straat in, of hij geef agent van politie kon ontdekken, om hei» de heldenrol te laten spelen maar verlate» lag de straat in 't nachtelijk donker. Die zie je natuurlijk nooit, als je z® noodig hebt, zei Piet, neerslachtig. Affij»> as het dan mot, dan mot het maar 'beur® ookbesloot hij. Als 't puntje bij 't paaltje kwam, was hij dan toch een vent die zij» mannetje kon staan en hij had een flinke» gummistok bij zich. Nou, dan mot het maar, herhaalde Piet heldhaftig, en met een fiinken stap was hij over het tuinhek. Dan zou-ie meteen maar 'ns toonen. dait de van 't echte politle-hout gesnejen was, voorzichtig, toch resoluut en pienter, 'n Ander zou het tuinhek open gedaan hebben, hij niet. Vanwege de voet stappen weet je Op zijn gemak nam Piet de situatie eens op en scherpzinnig als hij >vas vond hij het open raam van het sousterrein. Zachtjes liep hij er op toe, maar vlak ervoor aarzelde hij toch even. Veronderstel dat de moordenaar hem daar in het donker opwachtte, vreesde Piet. Maar neen, die zou wel allang In het huis zitten, dacht-ie toen, en hij kon niet goochemer doen dan den ander langs den zelfden w.eg achterna te gaan. Nou, as het dan toch mot, zuchtte Piet nogmaals, en stevig nam hij den gummistok in zijn handVoorzichtig stapte hij de diepte in. tot hij den steenen keukenvloer onder zich voelde. Krak... krak... krak... klonk het, en met een kreet van schrik maakt» Piet in zijn angst een sprong. Krak.... krak..... hoorde hij weer onicler zijn voeiten. Alle men- schen nog-an-toe, daar had je 't! Had die inbreker natuurlijk scherven gestrooid om gewaarschuwd te zijn, als iemand hem op zijn hielen zatMoedertje, moedertje, wat- moest ie nou beginnen? Hij kon z'n eigen in dezen slechten tijd toch niet een keer laten kielhaken voor een loon van zes kn'akeii tn de week? Uit een hoek achter hem .klonk plotseling een heesch keelgeluid en sidderend zoch Piet steun. Daaa- zat-ie dus. de Inbre ker.... alle menschen, wat een toestand Me arme vrouw en kinderen, kreunde hij zachtjes, wat mot ik nou beginnen? Wild keek Piet. rond, om in het donker een uitweg te zoeken, en plotseling ontdokte hij bij een invallende straal van het maan licht 'n hurkende gestalte in den hoek, ge reed, naar hij heilig overtuigd was, om op hem toe te springenIn doodsangst nam Piet het meest heldhaftig besluit van zijn leven. Hij of ik, dacht-ie. Je htorde tegen woordig meer van doodgeslagen agenten dan van gevangen genomen inbrekers... Als ik het hem niet doedan doet-ie het mijn De Heer moge het me vergeveAs het dan toch mot beure, dan mot het maar goed beure ook, zei Piet, terwijl hij zijn zwaren gummistok hoog jn de lucht hiefToen wachtte hij even, alsof hij het beste plekje op den kalen schedel van majoor Sanders uitzocht, en met een geweldigen mep sloeg hij toe.. Er klonk een gebrul, alsof er een stier werd gemarteld, en dat alarm zette de heele Luurt op stelten en deed Piet haastig de vlucht nemen Hij had me de hersens in kunnen slaan, meende majoor Sanders, die in heel zijn leven nog nooit zooveel sterren aan den hemel had gezien als 'f eerstvolgend etmaal aan het plafond van zijn slaapkamer. En wat een bloed! Wat een kostbaar Nederlandsch bloed, klaagden de vrienden meewarig, die hem kwamen bezoeken. Ja, en een slag, mijne heeren, een ge weldige slag! snike de majoor huiverend, zooals er in de Nederlandsche krijgsgeschie denis nog nooit een geleverd is HET MOTORVRACHTSCHIP TASINTA bestemd voor de Mij. „Nederland" heeft flm technische proefvaart f*ma

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6