i x V 2 k iONDie ÏÏL AUGUSTUS 1930. KONINGINNENUMMER. J3» - *S a|MH 7 BMb llBPr* Jf ZELF DOEN: HET KONINKLIJK DEVIES. .„AL WIE DOOR OOTMOED WORDT HERBOREN EEN HOLLANDSCH KARAKTER. ALTIJD VOOROP. A De Koningin bezoekt incognito per visscherspink een bevriende Mogendheid de Noordzee, de slagader van Hollands Welvaart. Toen aan den vooravond van den wereldoorlog, Juli 1914, de Koningin Groningen bezocht, verscheen Zij im pulsief voor de troepen van het garnizoen, om de figuur van wijlen Kolonel Thomson, eenmaal in Groningen ge detacheerd en kortelings in Albanië gesneuveld, in een toespraak te herdenken. Niet enkel was dit een getuigenis van een martialen trek in het wezen van Haar, die niet enkel uit plicht kazernes inspecteerde, troepen de revue liet passeeren, manoeuvres volgde, maar voor wie het „Je Maintiendrai" een militanten klank draagt doch ook een uiting van de zelfstandigheid, de voortvarendheid, den geest van initiatief die in geheel bijzondere mate eigen zijn aan de Koningin- Initiatief: het is de kern van deze Oranje. Nooit hebben Staatslieden hun mond dichtgesnoerd door het ambtsgeheim en de onschendbaarheid van de Kroon zich uitgelaten over de interne verhouding van Koningin en Regeering. Dat blijft alles binnens kamers achter de gordijnen van de Constitutioneele Monarchie. Oud-Minister Treub heeft de stoutmoedigheid gehad, althans in een zijvertrek, een gordijn-tip op te lichten. In de eerste dagen van de Mobilisatie plaatste de Ko ningin zich uit eigen aandrift aan hethoofd der Nationale Steunbeweging. Zonder eenig gevolg of ceremonieel verscheen de Landsvrouwe op de constitueerende bijeenkomst, om Haar geesteskind, de centrale organisatie, ten doop te houden. Mr. Treub heeft in zijn rede openlijk dit feit geboek staafd: „Ik stel er prijs op te verklaren, dat het juiste inzicht in hetgeen noodig is, niet van buitenaf tot Uwe Majesteit is gekomen, maar dat het een uiting is van wat er thans omgaat in Uw eigen hart en in Uw eigen hoofd. De gedachte van deze bijeenkomst, en de daad, daaraan door Uwe tegenwoordigheid en door Uw woord wijding te geven, zijn uitsluitend van Uwe Majesteit afkomstig. Uw volk heeft recht dit te weten, en Gij hebt recht dat Uw volk dit wete, al zoudt Gij mij niet veroorloofd hebben het openlijk te zeggen, indien ik U vooraf toe stemming gevraagd had-" En nóg eens herhaalt de pleger dier gelukkige indis cretie zijn verzoek om verontschuldiging voor het doen Het schaatsenrijdend Friesland bood Moeder en Dochter zijn hoogste huldeblijk de gouden schaats. van een mededeeling, „die door Uwe Majesteit niet is gewild." Even teekenend is deze ministerieele loslippigheid met het „peccavi" op den voet volgend voor den geest van initiatief die in de Koningin woont, als voor Haar afweer van alle ruchtbaarheid, Haar verlangen naar anonymi- telt. Wié zóó de Persoon ondergeschikt maakt aan het Ambt, zóó weinig persoonlijke eerzucht bezit, moet vol strekt onontvankelijk zijn voor den fluweelen raadsman van vorsten, den vleier. Er is in deze koninklijke Vrouw een onaantastbare zelfbewuste kracht. Wie zijn oor te luisteren heeft gelegd, weet dat Ko ningin Wilhelmina geen stap begeert te zetten buiten het souverein gebied der constitutioneele monarchie, maar evenzeer, dat Zij geen duimbreed van dat domein afstaat- Wat Minister Treub uit (Je Vorstenschool klapte en waar hij in de lentedagen van zijn ministerschap blijk baar verwonderd over was: het was geen uitzondering, maar een typeerend feit voor den regel. Zélf doen, wat doenlijk is dat is het dagelijksch devies van de Koningin. Zélf doen, dóór waar het souverein gezag onafhan kelijk zich beweegt en geen ministerieele verantwoorde lijkheid als slippendrager kent. De Koninklijke trein en auto hebben geen departementsgidsen noodig om hun weg te vinden. De Koningin, even geest- als werkkrach- tig, leeft stipt en breed en ruimdenkend het nationale leven mede- Zij weet en beslist zélf, waar Haar aanwezig heid noodig is. In dat opzicht duldt Zij geen medezeg genschap. Zélf doen, óók waar het regeeringszaken in constitu- tioneelen zin betreft. Een Staatsman heeft eens schert send gezegd: „De Koningin is een man-van-zaken". Het is een eerbiedig-joviale buiging voor het intellect dei- Koningin, die, waar het ernstige beslissingen geldt, niet over ijs van één nacht begeert te gaan, maar wel degelijk grondig overtuigd wil worden van de redelijkheid der maatregelen. Zélf doen, niet het minst in misschien de liefste en zon nigste helft van Haar leven: als Ambachtsvrouwe van Het Loo. Daar, op een onderhoorig landheerlijk domein van meerdere duizenden Hectaren, ligt een particulier Koninklijk rijkje in het Koninkrijk. Hier, waftr de scha duwen der Regeeringsbureaux niet reiken en geen tiran nieke representatieplicht bestaat, kan Zij zich vrij-uit laten gaan als Monarch en Moeder. Het land is er ruig, aartsvaderlijk, even ingeworteld- conservatief als de menschen, die het bewonen. Het schijnt geschapen om dit overgeërfd stukje feodaal leven vast te houden. Hier moedert in den vollen zin van het woord de verlichte Ambachtsvrouwe en streeft er naar dit volk van den zwaarmoedigen levensstijl, vast geroest in voorvaderlijke gewoonten, geleidelijk tot wat zonniger levensbegrip te brengen en aan de gemakken van den nieuwen tijd te wennen. Zij voert, uit eigen beurs, hervormingen in: hier een ziekenverpleging, ginds een electrificatie of bekostigt zelf het Christelijk on derwijs. In en om het Loo is de Koningin thuis- Ze stapt hui selijk op de fiets om den tandarts te bezoeken. Ze wipt onaangekondigd bij den Meester of Haar oude Minne- moei aan om een familiaar praatje te maken. Hier kan de Koningin zich in haar mensch-zijn onbevangen geven. Minder onderhoorigheid dan saamhoorigheid geeft den toon aan in het groote familieleven der Ambachtsvrouwe van het Loo. Traditie is het geworden dat de Koningin met Haar gezin Kerstfeest viert te midden van Haar onder geschikten op de Veluwe, de arbeiders der Ivroondoma- niale hosschen: afwisselend in Üe nederzettingen te Gortel, Hoog-Soeren of Uddel- Bij de Kerstviering in 1927 te Uddel luisterde een zangkoortje, bestaande uit Prinses Juliana met negen vriendinnen, de plechtigheid met Kerstliederen op, terwijl de Koningin de Kerstrede hield. In zoo'n samenzijn gaat, koninklijk, een koningschap schuil. Menschelijk, spreekt hier een behoefte aan innerlijke saamhoorigheid, aan trouwhartige aanhankelijkheid van mensch tot mensch. Religieus, uit zich de fierheid van belijdenis ,het vóór gaan in de getuigenis. Hoe onpartijdig zich het Staats hoofd steeds heeft uitgesproken, openlijk en onomwon den en in alle omstandigheden heeft de Koningin als Christin getuigd. De diepste zin intusschen van de gezamenlijke Kerst viering van een Koningin met Haar houthakkers in een sober gehuchtje van de Veluwe: het is een inkeer tot den Eenvoud, een ontroerend symbool der heilige demo cratie van het Christendom. De klank van het innig-persoonlijke woord dat de Koningin in den Kerstgroet van het rampjaar 1914 tot het Nederlandsche volk richtte, vindt ieder jaar ergens op de Veluwe zijn echo. In de verte glinstert de statie van het. Corps Diploma tique, van het Internationale Gerechtshof, van Ministers en Colleges, die zoo straks de Nieuwjaarsreceptie van de Landsvorstin in Den Haag zullen bezoeken. Maar het gala dringt niet door, waar Koningin en Herders in ootmoed vereenigd zijn bij de Kribbe van Bethlehem. Ootmoed, die voor vorsten vooral beteekent: fiere moed. Zooals de Koninklijke Kerstgroet zeide: „Het Kindeke Jezus heeft ten allen tijde veel vertrou wen gevraagd. Het vraagt dit nog steeds. Aan ons de fiere moed Het dit te schenken." Bij deze Majesteit als Mensch komt Vondel's woord onweerstaanbaar in de gedachte: Hier is de wijsheid ongeacht Hier geldt geen adel, staat, noch pracht- De Hemel heeft het kleen' verkoren; Al wie door ootmoed wordt herboren, Is van het Hemelsche geslacht. Zélf doen. Als souvereine eigenmachtig te staan, on afhankelijk in laatste instantie van raadslieden. Het bestuur van de landheerlijkheid Het Loo geheel door Haar hand te laten gaan. Maar dat fiere „Je Maintiendrai" van de Persoonlijk heid vordert tijd, toewijding, offers- De Koningin pleegt het zich zelf niet gemakkelijk te maken. Zij vordert veel van zich zelf, en heeft dus het recht ook veel van anderen te eischen. Stiptheid, correctheid, accuratesse zijn de Koningin in hooge mate eigen. Plet is een vorm van innerlijke hoofschheid, want niet ten onrechte is stiptheid de hoffelijkheid der vorsten genoemd. Maar het is ook een onmisbare voorwaarde voor een Koningin, die waarachtig de rasechte incarnatie van de Holland- sche ziel kan worden genoemd! Toen onze Vorstin in 1912 te Parijs als een feeën koningin werd gehuldigd, sprak César Caire, de vice- president van het stadsbestuur: „We hebben den me- thodischen geest, het kalme phlegma der Noorderlingen lief." De blanke charme, die Parijs vervoerde en veroverde, verborg in bloesems dienzelfden methodischen geest, een erfstuk van den hardnekkigen Willem van Oranje en van de met golven en stormen vechtende Nederlanders. Te allen tijde werkt in de Koningin een scherpe op merkingsgave, een critische waakzaamheid die in de meest verwarrende oogenblilsken haar tegenwoordigheid van geest behoudt. De zorgvuldigheid is een zware dagtaak. Drukkender nog als die gewetensvolheid de eigenschap van een Landsmoeder is. Geen wonder, dat de Koningin als buitensporig matineus te boek staat. Ook in ander opzicht is de Koningin een personificatie van Hollandsch karakter. Er is in haar een sterke trek van dat kordate, soldateske, stug-bewuste, dat de dijken van onze voorouders en de nakomelingen van de dijken hebben geërfd! In Prinses Wilhelmina stak al dat resolute tarten van weer en wind. Plet was bij de onthulling van de Ruyter's standbeeld te Vlis- singen waarbij de Admiraal zijn wilden adjudant den Zuid wester had afgevaardigd. Miss Winter vertelt: „Gedurende de geheele plech tigheid huilde en loeide de wind, bruiste de zee met groot geluid, en stroomde de regen meedoogenloos neder, alsof hij nimmer op zou houden „De hoed der jonge Koningin was doorweekt van den regen, de veeren hingen slap en ver regend langs den rand van haar hoed, terwijl Harar Majes- teits haar als natte touwtjes op haar rug hing. Maar de Konin gin vond liet heerlijk, en genoot blijkbaar van de bezorgde mee warige blikken, waarmee do keurig gekleede dames die ter receptie verzameld waren, haar aanzagen, en lachend zeide zij: „Ik weet, dat ik zoo nat ben als een kat, maar ik heb het aller aardigst gevonden!" 17) Jaren later, in Den Helder. In donker en ontij wacht de Koningin op den wal de aankomst van een boot af. Het duurt en duurt-... Een der autoriteiten verzamelt zijn moed, en wijst de Koningin op de gelegenheid, met een dak boven het hoofd te wachten „Als U wilt vertrekken, kunt U het doen, ik blijf hier", was het prompte antwoord. Het zijn maar wat schilderachtige symptomen van dat echt-Hollandseh eigendunkelijk zich-achrap-zetten tegen de elementen en dreigementen. Is er, bij al Haar kruistochten door geteisterde ge bieden, één hindernis, die de Koningin niet met een koelbloedige vanzelfsprekendheid heeft overwonnen? Haar gebaar op het exercitieveld te Parijs, hij het offi cieel bezoek van 1912 was even kenschetsend voor Haar instinct van „selfhelp" als dat van de Fransche soldaten voor hun hoffelijkheid De bodem van het parade-terrein was doorweekt van regen- Een charmante Koningin onwaardig, vonden de „poilus", die, vindingrijk en galant, van deksels een ambulante loopbrug over de modder bouwden, afbra ken, en weer bouwden. Tot de Koningin, verlegen om dien omslag, het veilige pad verliet en dwars door het slijk waadde. Haar natuur van, in den besten zin, Ilol landsche eigengereidheid, boog minzaam voor de hoof- sche geste, maar liet zich niet overwinnen en koos haar eigen weg! Bij hoeveel primitieve en gevaarlijke omstandigheden heeft deze Ilollandsche Vrouw zich op Haar Koninklijke ambtsreizen niet nuchter weg aangepast. Iedere plaats van-onheil door een natuurramp getroffen of door een natuurkracht bedreigd ontmoette een Koningin, die alleen van de étiquette nog maar dit onthield, dat Zij Voorop moest gaan! Als Monarch doet Zij ook dón geen afstand van den voorrang. De foto's zijn in dat opzicht veelzeggende documenten. Toen Zij in 1917 het door veenbrand geteisterde Drente bezocht, bewoog Zij zich te voet door het brandende veen, dwars door de rookwolken heen. De Watersnoodgebieden weten er van, hoe Zij zich manmoedig toevertrouwde aan de navigatiekunst van een boerenkar, die door het water hobbelde, of een plat- boomsohuit en mijlen te voet door de slib baggerde. Toen in den barren winter van het vorig jaar de Dordtsche Kil vol kruiend ijs zat, ging de Koningin het werk der ijsbrekers bezichtigen en nam de spits bij het klauteren over de basaltkeien. We zouden met de opsomming voort kunnen gaan. Och, stuk voor stuk mogen het geen heldenfeiten zijn, het zijn waarachtig stuk voor stuk getuigenissen van een persoonlijken moed, een ras, een karakter, die voor een Koningin een sieraad, voor een Vrouw verbazing wekkend en voor een Ilollandsche karakteristiek zijn! Met een mijnlift de aarde in, met een duikboot onder den zeespiegel, met een visscherslogger de Noordzee op noem deze categorie van „koninklijke bezoeken" spor tieve verrichtingen, het zijn in elk geval kloeke ambities. Zooals heel de sportieve belangstelling van de Ko ningin een nadrukkelijk nationalen stempel heeft. Be halve de hippische sport de sport van adel en ele gantie die bij de Olympische- Spelen „l'enfant chéri" van de Koningin bleek zijn het de typisch-vaderlandsche sporten, het schaatsenrijden en de watersport, die Haar voorliefde genieten. Ook in kleine scherfjes spiegelt zich een persoonlijk heid. „Klauwen" noemen de Friezen hun hardrijden op de schaats, dat eerder een verbeten vechten is. „Klauwen" zegt de Leeuw van Zeeland in zijn wapen spreuk „Luctor et Emergo". Ik worstel en kom boven in het vlakke,-waterrijke Friesland, met zijn eenzelvige terpen en zijn meren vol zeilers of schaatsers, en in het Zeeland, dat door de eeuwen heen onafgebroken bakke leide met zijn eeuwigen erfvijand: het water in die provinciën zit een kernachtig stuk nationale traditie ver schanst. Het is of van die gewesten een geheimzinnige lokstem uitgaat naar deze Oranje. Er zijn voor de hand liggende motieven: Friesland is het stamland der latere Oranje's, en Zeeland het „aloude Oranjeland", dat voor Spanje altijd een onvatbare, kwik zilveren bandrekel was. Maar er is nog iets diepers, iets ondefinieerbaars, een zelfde verwantschap misschien met wind en water, een nabij-zijn wellicht van de zuivere natuurkracht, wat de Koningin instinctief naar deze provinciën trekt. We moeten denken aan het schilderachtig intermezzo van het Koninklijk bezoek aan Friesland in 1917, het gemeenzaam samentreffen van de Koningin en Prinses Juliana met de Friesche schaatsenrijders in de herberg Oostergo te Grouw waar de vorstelijke personen fami- Waar 'n natuurramp Holland teistert, ontbreekt de Landsmoeder nimmer om de beproefden te troosten. liaar deelnamen aan den Frieschen gemeenschapsdans, de „Skotze Trye". Het gezamenlijk kampspel met de elementen, dat de ziel der oud-Hollandsche sporten is, m&ókt waarachtig gemeenzaam, Iaat de slagboomen van rang en stand vallen. Hoeveel te meer nog de kamp op leven en dood met de elementen. Nergens is de band van vorstin en volk simpeler en hechter dan in de donkere uren van ge deelde smart, bij nutuurrampen en tragische gebeurte nissen. Alleen karakteradel en moreele moed, en het hooge plichtsbesef Moeder van miilioenen te zijn, brengen deze Vrouw er toe, altijd weer den menschelijken tegenzin voor 's levens sohaduvven te overwinnen. Waar persoon lijke rou.w tegelijk nationale rouw is, ontbreekt nimmer de Koningin, in uiterste soberheid, enkel 'n meevoelende rouwdragende Mensch.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 3