1 fwmk HET WAS NACHT, STIKCOMEKE NACHT... mmmm WOENSDAG 17 SEPTEMBER 1930 KANARIEPIETJE dTx f P«frlS mw&mm fUpjÉppPii §i te-te. iMMê i De partij van mevrouw Randers was ten einde. Dart het een succes geweest was, had men kunnen bemerken aan hot treuzelen der gasten met het afscheid nemen. Haast met tegenzin hadden zij in groepjes van twee en drie of een heele familie tegelijk, de vroo- lijk verlichte salons verlaten en spoedde zich nu door de donkere straten waar vier zware slagen van een kerkklok langzaam weg stierven. Met een vleiend gebaar legde de jonge mevrouw Randers, aan wier gastvrijheid het succes van den avond te danken was, haai hand op den arm van Bob van der Heuvel, toen dit jongmensch met den hoed in de hand de kleedkamer uitkwam. Bob, zei ze, wil je Kitty Huiskenis thuis brengen? Ze woont vlak bij je. Bob grijnsde en knikte met een uitdruk king op zijn gelaat, die niets dan voldoening te kennen gaf. Bob v. d. Heuvel was een van die groote beminnelijke jonge mannen, die zeilen en tennisspelen, een zwak hebben voor schouw burgen en croquetjes en iederen dag, zomer en winter, een koud bad nemen, zonder iets om temperatuur te geven. Toen hij juffrouw Huiskens zag, werd zijn grijns nog breeder, want Kitty Huiskens zag er lief uit en Bob, die haar hier voor het eerst had ontmoet, zou haar maar al te graag thuis gebracht hebben, al was hei naar Batavia, Honoloeloe of den Noordpool geweest. Vlak bij mij thuis? vroeg Bob, Hoe is 'tdan in Godsnaam mogelijk, dat ik dat in de drie-en-twintig jaar, die ik leef miet te weten ben gekomen? Vertrouw op me Nelly. Ik zal zorgen, dat juffrouw Huisken* thuis komt en een ontbijt krijgt. Dat is erg vriendeflijk van u. zei juffrouw Huiskens, maar ik kan makkelijk alleen thuis komen, heusch! Onzin, antwoordde Bob u heeft een escorte noodig en dat escorte ben ik. Nou, bonjour Nelly, en welbedanlkit Laat ons een taxi nemen, juffrouw Huiskens. Gedurende het grootste deel van hun kort tochtje naar huis nam, Kitty een koel stil zwijgen in acht en leunde met gesloten oogen achterover in de kussens van den auto, die met groote vaart door de stille straten suisde. Deze houding was geheel naar den zin van Bob, die nu de gelegenheid had om haar zonder beleedigend te zijn, van het hoofd tot de voeten te bewonderen. Nog nooit had hij zoo'n aanbiddelijken neus gezien, zoo'n prachtige kin, zulk een heerlijken mond! En dan te be'eaken, dat zij vlak bij hem gewoond had, zonder dat hij ooit tot die ontdekking was gekomen! Hij was nog de laagheid en verdorvenheid vaD het noodlot aan het overwegen, toen de taxi plotseling stopte en zijn gezellin knipoogen rechtop ging zitten. Heit is niet iedereen gegeven om aantrek kelijk te knipoogen, maar Kitty Huiskens deed dat. We zijn er, zei ze. Ik ben bang, dat ik verschrikkelijk onbeleefd ben geweest, mijn heer v. d. Heuvel, maar ik ben slaperig. Goeden nacht en welbedankt. Weet u dal het al ovea- vieren is? Ik aal u binnen brengen, zei Bob, terwij! terwijl hij uit de taxi klom en met den chauf feur begon af te rekenen, en van hier naar huis wandelen. De taxi reed weg en Kitty trad op een helder bruine deur toe, waaraan een even helder gepoetste koperen klopper hing. Toea zij echter de stoep bereikt had, slaakte zij plotseling een gilletje van schrik en ble<t als een standbeeld staan. Hemel! Ik heb mijn sleutel vergeten! Wat? zei Bcb. Bent u er zeker van? Maar al te zeker, antwoordde Kit.lv, nadat zij haastig haar taschjc had doorzocht Wat moet ik nu doen? Sla op de deur en bel, stelde Bob prac- tiisch voor. Dat zou niets helpen. —Waarom niet? Is er niemand thuis? Alleen mijn oom en die is Doof? Nee, alleen erg koppig. Daar begrijp ik ndet veel van, zei Bob. beleefd, u wilt toch niet beweren dat hij zou weigeren u binnen te laten? Dat is juist wat ik bedoel. Ziet u, hij heeft mij verboden naar de partij 1,e gaan- Hij is taml 'jk ...eh..~ excentriek en hij houdt miet van dansen. Ik heb gedu rende twee jaar zijn zin gedaan, maar gister avond voelde ik, dat ik dat ik maar eens met die gewoonte moest breken. Daarom ging ik. En dat was verstandig va nu! Ik heb niet de eer kennis met uw oom ge maakt te hebben, maar het schijnt me, dat hij een beetje last van zijn lever heeft. Hos lang denkt u, dat hij u buiten gesloten houdt De hemel weet het, antwoordde juf frouw Huiskr Hij heeft me gezegd, dat als tk tegen zijn wil ging dansen, het kon hem niet schelen waar ik niet terug be hoefde te komen. Dat meende hij natuurlijk niet zoo, maar hij hcefl een verschrikkelijk humeur hij zal me zeker niet binnen laten, yoordat hij weer. tot kalmte is gekomen. -<te--ytetete: tetei iV-ate- '-te; - C DE „GRAF ZEPPELIN" HOVEN DE NIEUWE REGEERIN G8 GEE OUWEN VAN MOSKOUwaar de Duitsche luchtvaarders hartelijk ontvangen werden Maar de werkster komt om 8 uur en die heeft een sleutel. Ach kam! zei Bob. Dit is 1930 en niet 1800. Laat mij raaar eens piobcerèn. Hij begon te bellen, lang en dringend, maar het resultaat was nihil. Hij belde op nieuw, maar had ook ditmaal geen succes. Toen begon hij op een m-eestelijke wijze ta gen de deur te trappen, maar kreeg oog al tijd geen gehoor. Ziet u wel? zei Kitty. Dat is juist iets voor oom Arnold: stijfkoppig. En nu begint hst nog te regenen ock! Het begon inderdaad Ie regenen. Groote, zware druppels, die hoorbaar op den hoogen hoed van Bob uiteenspatten Dit hier helpt niet! zei Bob, bij wien nu alle galante instincten boven kwamen. Wat voor een akelig stuk oom moest het zijn, die een nichtje van jufrouw Huiskens' kaliber ijskoud in den regen liet staan --Laat me nog eens probecren. Met deze woorden pakte hij den ouder- v/etschcn koperen klopper beet en bonkte op de deur, tot zijn arm liem pijn deod. en het zweet hom op het voorhoofd stond Hij ha merde. tot Kitty met haar handen voer naai ooren hem smeekte met dat lawaai op te houden. Hij klepte tot'n raam van de boven verdieping van het huis er naast met een nijdigen bons werd opengeworpen t-n zen zwaar voorwerp door de lucht op een centi meter afstand langs zijn hoofd vloog, legen de straat ketste, om vervolgens met een boog in de duisternis te verdwijnen. Een stern in de verte gilde een niet te herhalen vervloe king. waarop het raam weer met een siaa gesloten werd. —Wat was dat? vroeg Bob, terwijl hij op hield om adem te scheppen. Een schoon, antwoordde Kitty- liet zou beter zijn als u ophieldt mijnheer v- d. Heuvel. U hebt mijnheer Roovers hiernaast wakker gemaakt, hot was zijn schoen en hij h ook verschrikkelijk driftig. Houd alstublieft op. voordat hij de politie waarschuwt Bob aarzelde. Hij was in 't gebed niet bang voor vliegende schoenen, mijnheer Hoo vers. of zelfa de politie; maar het scheen duidelijk dat hij o pdie deur kon büjven bonken tot hij een ons woog, zonder tot eenig resultaat te komen. Maar u kunt hier om vier uur in din morgen toch niet op de stoep gaan zitten? merkte hij op Hoe zit het met den achterkant van het huis? Nou, misschien kan ik daar bin nenkomen, zei Kitty twijfelachtig- Maar het is niet zooals het hoort- In ieder geval is het schande, dat ik u zooveel moeite be zorg, mijnheer v. d- Heuvel. Geen moeite voor m ij, zei Bob ernstig- Vooruit, laten we het aan den achterkant p robeeren. Kitty Huiskens knikte. Een eindje ver der de straat in liepen zij een hoek om en kwamen zoo in een nauwe laan, die lus- schen twee rijen achtertuinen doorliep. Aan beide kanten was zij afgezet met een hoog houten hek. Bij een van de poortjes in het hek bleef Kitty staan. Dit is het onze. O, hemeltje! Ik vergat, dat oom Arnold altijd 's nachts de poort afsluit. Ziet de sleutel in het slot? vroeg Bob. Ja, ik gelcof van wel- Een oogenblikje dan, zei Bob- En een vuilnisbak nemend, die daar toevallig stond, zette hij die tegen het hek en klom er vlug over heen. Een oogenblik later was de poort open en stond het meisje naast hem in den tuin- Daar is een open raam, kondigde hij aan. Goed zoo! Maar het is de eerste verdieping. Wo kunnen daar niet inklimmen- U kun het niet, maar ik wel! Maar la ten we tcch maar eerst de benedenverdie ping onderzoeken. Toen zij echter den kleinen tuin doorlco- yen hadden en de achterdeur cn alle hereik- bare vensters onderzocht waren, kwamen zij tot de conclusie, dat het binnendringen van een huis r.og niet zoo gemakkelijk was, als liet wel leek. Dat raam beven moet, het 'm doen, zei Bob, de ontembare. Waterton, kolenhok, re genpijp dat is de weg. Wat voor een raam is het? Ik zou niet graag, als ik er door'spring. op je ooms gezicht terecht ko men- Het is het trapportaal van de eerste verdieping. Maar, mijnheer v. d. Heuvel, u kunt nie< Eoh trek zijn over jus uit cn zette zijn hoe-gen heed steviger cp zijn hoofd. Nou, nou, het regent harcl, juffrouw Huiskens. U deedt beter weer naar de voordeur Ie gaan, er is hier geen beschut ting. Ik zal naar binnen gaan en in een ommezien de voordeur voor u open doen Kittv krek hem hulpeloos aan. Maar als u oom Arnold tegenkomt wat Ik zal mezelf introdueeeren met die overoude hoffelijkheid, waardoor de v. d. Heuvels juist, kernen (1 riin Geen enkele oom kan dat weerstaan En als u niet voort maakt, zult u doornat worden. Kaar Ga nu! zei Bob. En juffrouw Huiskens, na een oogenblik geaarzeld te hebben, girig. want. het begon hoe langer hoe harder te regenen en als iemand maar éi-n evond- costuum heeft, dat bovendien neg spliksplin- ternieuw is, is men geneigd om dat costuum zooveel mogelijk voor verval te behoeden. Daarom boog Kity haar hoofd en rende naar de beschutlende voordeur. Bob keek haar na. tot zij in de iaau ver dween, dan richtte hij zijn schreden naar de waterton cn, nadat hij zich op den rand pr- van gewelkt had, stelde hij pogingen in het werk om op het kolenhok te klauteren, van waar hij de regcnp'jp zou kunnen he- reikon, die op een afstand van een halvcn meter van hem langs het huis naar de dak goot liep- Twee seconden lader stond hij tot zijn heupen in het water, stomverwonderd rond starend cn zich hoogelijk verbaasd voelend- De watertcn was oud en als springplank voor amateur-katten-inbrekers was zij on geen stukken na een ideaal. Onder Bol,'-, respectabel gewicht had een groot stuk van het deksel den geest gegeven en liet hem plotseling in ruim een meter van het koud ste water, dat hij ooit gevoeld had, verdwij nen. Een diepe, korte stilte volgde, een stilte die ten slofte werd verbroken door de stem van den jongen heer v. d- Heuvel, die din gen over watertonnen begon vertellen. Nog altijd mopperend, klom hij weer op het droge en begon zorgvuldig zijn pantalon uit te wringen- Een minder soort man zou hier misschien het bijltje er bij hebben neergelegd, maar Bob was uit ander hout gesneden. De gedachte aan Kitty Huiskens, die vol vertrouwen bij de voordeur stond te wachten, gaf hem moed voor nieuwe po gingen. De onbetrouwbare waterton vermijdend, trok hij zich eon beetje terug, nam een aanloop en na een hevige worsteling slaag de hij erin op het dak van het kolenhok te klauteren, maar niet voor een uitstekende spijker zijn onfortuinlijke pantalon inog meer geruïneerd had Nadat hij weer op adem was gekomen, krabbelde hij over eind, klemde do regenpijp vast en begnn te klimmen. Het raam was niet meer dan twee meter boven zijn hoofd, maar legen den tijd, dat hij het bereikt bad, voelde hij zich alsof hij gedurende eon week aan hc-t klimmen was geweest, daar zijn handen, knieën en humeur aanmerkelijk onder dit experi ment hadden geleden. Dat laatste werd e: niet heter op, toi.n, terwijl hij zich over de vensterbank werkte, zijn hoed een nieu we cn kostbare bezitting van zijn plaats gesehoven werd en een reis naar beneden ondernam, waar hij met een vroolijk ge plas in de waterton tot. rust kwam- Het. was inderdaad een weinig ontstem de jongeman, die door het vans-ter kroop, in het. trappenhuis terecht kwam en daar stil hield om te luisteren, nat als een kat, die in het( water heeft gelegen- Het huis was stil als eou graftombe; voor hem lagen de trappen, het portaal en de voordeur, waarvoor juffrouw Huiskens stond te wachten- Bob begon nu met onbluschbara energie da trappen af te dalen. Hij had echter nog geen twee schreden naar beneden gedaan, toen hij plotseling stilstond, daar beneden in bet portaal een deur openging en een man te voorschijn kwam, dio de trap op- ronde. Tiet was een ldein, cudachtig, kaal hoofdig mannetje met een afgedragen tweede-costuum, juist een man, die ober- kellner kon zijn in een tiendere.ngs-hotel- letje, dat op failliet gaan staat- En zoo groot was de baast van het kcrc-ltjc, dat hij al half weg was, voordat lilj Bob in het oog kreeg, die op hem neer stond te kijken. Het mannetje uilte een luiide kreet en hield stil, alsof een kogel hem had getroffen, terwijl verbazing cn schrik dik op zijn ge laat stonden te lezen. Ilm.... eh.goeden morgen, zei Bob, een beeije zenuwachtig, u bent mijn heereh. oom Arnold, veronderstel ik? Het oudachtige mannetje staarde hem al leen maar op een schaapachtige manier aan, doch zei gean woord. Alles is nu in orde, zei Bob sussend. Ik ben geen inbreker. Ik hab juist uw nicht thuis gebracht van een danspartij en ze kwam tct de ontdekking, dat ze haar sleutel vergeten had. We kregen heelernaal geen gehoor, toen ik op de deur klopte, daarom ben ik inaar door dat raam daar geklommen om de deur voor haar open te doen. Het is tamelijk ongewoon, ziet u, maar .ik kon haar.toch niet in don regen laten staan? Deze kalme, taktvolle en uitvoerige ver klaring had volgens Bob alles onmiddellijk in het reine moeten brengen, maar toch zei het oudachtige mannetje niets en staar de Bob aan, alsof hij een geestverschijning voor zich haxl. Deze stilte bleef voortduren, tot Boh, die dacht aan Kitty's beschrijving van haar oom, zich alles behalve op z'n gemak begon te gevoelen. Bij het binnendringen van dit huis was hij gedreven door de edelste en meest on baatzuchtige motieven, maar wat zou er gebeuren, als oom Arnold in gebreke bleef hem gelijk te geven op dit punt? Iedere huiseigenaar, hoe zijn houding ook tegen over zijn nichtjes was, zou het kwalijk ne men, als een vreemde jongeman om een uur of vier in den morgen zijn huis binnen drong en oom Arnold was al heel gauw op zijn teenen getrapt, zooals hij gehoord had. Bob was juist aan het overwegen, hoe hij het beste de uitbarsting van verontwaar diging en woede, welke die dreigende stilte scheen te voorspellen, zou kunnen voorko men toen de man eenzucht als van verlich ting slaakte en begon te snroken- Verdorie! zei hij. Je hemme so wat een aap late schrikken, jong gooser! Het pleit voor Bob's zelfbeheersching, dat hij, ofschoon hij zich wel eenigszins ver baasde, geen verwondering toonde over deze origineele opmerking. Juffrouw Huiskens had niet overdreven, meende hij, toen zij haar bloedverwant, beschreef als een beetje excentriek. Dieven, doch ik. dat je was, vervolgde oom Arnold met een grijnslach, die een schitte rend vergezicht opende over dit heerschaps kauworganen- Wassal die herrie om me mi chief Ze staat buiten te wachten, legde Bob beleefd uit. In den regen, weet-u. Hoorde u me daarnet niet kloppen? Oom Arnold kraibelde nadenkend achter zijn oor Nouw u 't zeg, geloof ik, dat ik daarnet een soortement kloppend geluid heb geboord. Maar ik wazze in de keuken en mijn gehoor zijn miet meer, wat 't wazze. Dat zie ik, zei Bob een beetje twijfel achtig. Wel, hoe denkt u erover om haar nu binnen te laten? Ze zal een longontste king oploopen als we haar nog langer daar buiten laten staan- Sekerl zei oom Arnold beminnelijk. Se- ker! Kom maar naar bcinede. Hij keerde zich om cn snelde haastig de trap weer af. Toon zij echter hot portaal bereikt hadden, hield Bob plotseling stil en hief waarschuwend de hand op. Wat is dat? vroeg hij. Ik dacht, dat we alleen in huls waren. Wats wat? vroeg oom Arnold scherp- Dat stommelend lawaai. Ergens boven moet hot zijn, naar het geluid te oordeelen. O, da tie? zei oom Arnold. Dat is hier naast. Dat gooser is m-esjogge op timmere, zJe je? Altijd an 't harnere, zie je? Op dit uur van den dag? vroeg Bob verbaasd. Alle uur fan de dag, verzekerde oom Arnold. Met deze woorden stapte hij plot seling op zij en opende een deur aan de rechterzijde van het portaal, de deur, waar uit hij zoo juist, in Bob's gezichtsveld was verschenen. Ga binne, noodig-de hij. —Dank u- Ik zal alleen nog even kijken, hoe juffrouw Huiskens het maakt. D'rin met jol zei oom Arnold met een grappigen glimlach en het volgcride oogen blik v/erd Bob met een krachtigen duw de kamer bimnengeschovcn, waar hij over een kleedje struikelde en zeer engrarieus onder de tafel belandde. Toen hij zichzelf weer Opgeraapt had en zich verontwaardigd om draaide om zijn aanvaller in het gelaat te zien, sloeg de deur dicht, klikte de sleutel in het slot en was hij alleen. Bcb's eerste emotie was er een van ver driet. Hij had zich. voorbereid om heel wat van oom Arnold te verdragen, deels ter wille van juffrouw Huiskens en deels om dat hij voelde aan haar beslist excentrieken bloedverwant zijn veront schuldigingen aan te rnoet-en bieden, maar voor zulk soort kinderachtige grap pen scheen het hem mi noch de tijd noch de plaats te zijn. Een niet erg vriendelijk compliment uitend aan het adres van oom Arnolds eigenaardig gevoel voor humor, klepte Bob autoritair op de deur en riep met waardige stem: He daar! Laat me eruit alsjeblief! Ik moet nu naar huis! (Wordt vervolgd). „EVERYBODYS WEEKLY". „Ik kon een mooie betrekking krijgen: 500 gulden per maand en een maand vacantie met behoud van salaris". „Ja, en? „De zaak is, jammer genoeg, niet doorgegaan. Ik jrou de maand vacantie eerst hebben!" Even had ze gelachen, toen hij het tegen haar zei: „Kanariepietje". Feitelijk heette zeAns. Mooi was ze mis schien niet direct te noemen, maar toch deed haar heele persoon prettig aan. Bijzonder leuk was ze steeds gekleed en op een dag, dat ze verscheen met een pik zwarte jurk met kanariegele wol bewerkt, had hij haar uit de grap „kanariepietje" genoemd. Steeds had ze dezen naam in zijn ge dachten behouden. Ze woonden tegenover elkaar, waren al lebei in pension. Zoodoende had hij kennis met haar ge maakt. 't Waren de beste vrienden geworden- Ze gingen samen dansen, maakten met hun beiden fietstochtjes en bezochten gezamen lijk diverse tooneelavonden. Voor en na kantoortijd liepen ze meestal samen. Afin, de konnissen dachten reedB dat het voor elkaar was. Toen was hij verliefd op haar geworden Niets had hij tegen haar gezegd, zij had niets gemerkt. Plots, op een goeden, voor hem kwaden dag, had ze het hem verteld. „Niemand weet er hier iets van, jij bent mijn beste vriend", had ze gezegd, en toen kwam het. Ze had kennis, verloofd was ze nog niet maar als ze met vacantie volgende week thuis kwam, zou „hij" met verlof van zea zijn en gingen ze zich verloven. Dol-gelukkig was ze. Hij had zich goed gehouden en gezegd, dat het hem zoo'n plezier voor haar deed. Tegelijkertijd zag hij 'n stukje toekomst droom in elkaar vallen. Den volgenden dag waren ze weer samen, even goede vrienden als steeds. Toen was haar vacantie aangebroken. In een restaurant voor het station had den ze 's middags nog thee gedronken. Zoo in den loop'van het gespreïc tiatTij nog even geïnformeerd: „Zeg Ans, zou jouw aanstaande verloofde het niet erg onpret tig vinden, als jij hem straks verteilen zult van onze vriendschap, zal hij 't begrijpen. Opeens was ze uitgevallen: „Wat denk je nou? Alles heb ik hem geschreven, en als hij me niet vertrouwt, jouw niet vertrouwt, dan komt er van verloven niets, begrijp je, niets!" Daarop hernam ze kalmer: „Je kent hem niet, anders zou je zooiets niet vragen- Hij is de beste, allerliefste jongen dien ik ken!" Toen waren ze naar den trein gegaan. Ilij had ze met haar bagage in de coupé gehol pen. 'nlland „Dag boy tot kijk" had ze gezegd en de trein was weggereden- Ze hadden gezwaaid tot ze elkander uit het oog verloren- Daarna was hij de stad in gegaan voor 'n paar boodschappen, daar mee klaar, had hij de bus naar huis geno men. t Eerste wat hem daar opviel, waren de roodbehuilde oogen van zijn hospita. Hij vroeg niets, zijn gedachten waren weg, vèr weg. „Ja, mijnheer, nou moet u toch eens hoo- ren" was zijn hospita begonnen, toen hij hoed en jas had opgehangen en naar zijn kamer wilde gaan. „Zeven jaar heb ik hem gehad, mijnheer mijn kanariepietje. Zeven jaar 't was zoo'n goed beest. U hieldt er zelf ook van. En nou vanmiddag bij het schoonmaken van zijn kooi is-t-ie weggevlogen. Buiten op de wa randa". „Niets meer van gezien, mijnheer. 1 zat hij nog in dien boom daar. 'fW.s of hij me goedendag zei, heusch!" „Nou is-t-ie weg, voor goedl' n Moment had hij naar de leege kooi op den koperen standaard gekeken en toen deed hij iets wat hij in jaren niet gedaan had. Zoo opeens stond hij te huilen, ah 'n snik kwam het er uit: „Weg, voorvoed, lief kanariepietje!" Daarna was hij naar zijn kamer gerend. Verstomd had ze gestaan zijn hospita. Feitelijk kom ze niet begrijpen, dat een vreemde zich zooveel van haar weggevlo gen kanarie kon aantrekken. 1 oen ze s avonds geen antwoord kreeg op haar kloppen, was ze zoo maar in zijn kamer gekomen, om zijn eten te brengen. Hij hoorde haar niet, zag niets, stil zat hij voor zich uit te droomen. Ze hoorde hem alleen zeggen: „Weg, Weg, kanariepietje!" Voor Polaks' „Taalschut" Gelezen in zijn lijfblad „het Volk". ,,Als de massa de zaal verlaat, is de straat een half uur zwart van de menschen. Een stoomwals, waartegen geen kruiO. 1* gewassen."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10