1
fwmk
HET WAS NACHT,
STIKCOMEKE NACHT...
mmmm
WOENSDAG 17 SEPTEMBER 1930
KANARIEPIETJE
dTx f
P«frlS
mw&mm
fUpjÉppPii
§i te-te. iMMê
i
De partij van mevrouw Randers was ten
einde. Dart het een succes geweest was, had
men kunnen bemerken aan hot treuzelen
der gasten met het afscheid nemen. Haast
met tegenzin hadden zij in groepjes van twee
en drie of een heele familie tegelijk, de vroo-
lijk verlichte salons verlaten en spoedde zich
nu door de donkere straten waar vier zware
slagen van een kerkklok langzaam weg
stierven.
Met een vleiend gebaar legde de jonge
mevrouw Randers, aan wier gastvrijheid het
succes van den avond te danken was, haai
hand op den arm van Bob van der Heuvel,
toen dit jongmensch met den hoed in de
hand de kleedkamer uitkwam.
Bob, zei ze, wil je Kitty Huiskenis thuis
brengen? Ze woont vlak bij je.
Bob grijnsde en knikte met een uitdruk
king op zijn gelaat, die niets dan voldoening
te kennen gaf.
Bob v. d. Heuvel was een van die groote
beminnelijke jonge mannen, die zeilen en
tennisspelen, een zwak hebben voor schouw
burgen en croquetjes en iederen dag, zomer
en winter, een koud bad nemen, zonder iets
om temperatuur te geven.
Toen hij juffrouw Huiskens zag, werd zijn
grijns nog breeder, want Kitty Huiskens
zag er lief uit en Bob, die haar hier voor het
eerst had ontmoet, zou haar maar al te
graag thuis gebracht hebben, al was hei
naar Batavia, Honoloeloe of den Noordpool
geweest.
Vlak bij mij thuis? vroeg Bob,
Hoe is 'tdan in Godsnaam mogelijk, dat
ik dat in de drie-en-twintig jaar, die ik leef
miet te weten ben gekomen? Vertrouw op me
Nelly. Ik zal zorgen, dat juffrouw Huisken*
thuis komt en een ontbijt krijgt.
Dat is erg vriendeflijk van u. zei juffrouw
Huiskens, maar ik kan makkelijk alleen
thuis komen, heusch!
Onzin, antwoordde Bob u heeft een
escorte noodig en dat escorte ben ik. Nou,
bonjour Nelly, en welbedanlkit Laat ons een
taxi nemen, juffrouw Huiskens.
Gedurende het grootste deel van hun kort
tochtje naar huis nam, Kitty een koel stil
zwijgen in acht en leunde met gesloten oogen
achterover in de kussens van den auto, die
met groote vaart door de stille straten
suisde. Deze houding was geheel naar den
zin van Bob, die nu de gelegenheid had om
haar zonder beleedigend te zijn, van het
hoofd tot de voeten te bewonderen.
Nog nooit had hij zoo'n aanbiddelijken
neus gezien, zoo'n prachtige kin, zulk een
heerlijken mond! En dan te be'eaken, dat
zij vlak bij hem gewoond had, zonder dat hij
ooit tot die ontdekking was gekomen! Hij
was nog de laagheid en verdorvenheid vaD
het noodlot aan het overwegen, toen de taxi
plotseling stopte en zijn gezellin knipoogen
rechtop ging zitten.
Heit is niet iedereen gegeven om aantrek
kelijk te knipoogen, maar Kitty Huiskens
deed dat.
We zijn er, zei ze. Ik ben bang, dat ik
verschrikkelijk onbeleefd ben geweest, mijn
heer v. d. Heuvel, maar ik ben slaperig.
Goeden nacht en welbedankt. Weet u dal
het al ovea- vieren is?
Ik aal u binnen brengen, zei Bob, terwij!
terwijl hij uit de taxi klom en met den chauf
feur begon af te rekenen, en van hier naar
huis wandelen.
De taxi reed weg en Kitty trad op een
helder bruine deur toe, waaraan een even
helder gepoetste koperen klopper hing. Toea
zij echter de stoep bereikt had, slaakte zij
plotseling een gilletje van schrik en ble<t
als een standbeeld staan.
Hemel! Ik heb mijn sleutel vergeten!
Wat? zei Bcb. Bent u er zeker van?
Maar al te zeker, antwoordde Kit.lv,
nadat zij haastig haar taschjc had doorzocht
Wat moet ik nu doen?
Sla op de deur en bel, stelde Bob prac-
tiisch voor.
Dat zou niets helpen.
—Waarom niet? Is er niemand thuis?
Alleen mijn oom en die is
Doof?
Nee, alleen erg koppig.
Daar begrijp ik ndet veel van, zei Bob.
beleefd, u wilt toch niet beweren dat hij
zou weigeren u binnen te laten?
Dat is juist wat ik bedoel.
Ziet u, hij heeft mij verboden naar de partij
1,e gaan- Hij is taml 'jk ...eh..~ excentriek
en hij houdt miet van dansen. Ik heb gedu
rende twee jaar zijn zin gedaan, maar gister
avond voelde ik, dat ik dat ik maar eens
met die gewoonte moest breken. Daarom
ging ik.
En dat was verstandig va nu!
Ik heb niet de eer kennis met uw oom ge
maakt te hebben, maar het schijnt me, dat
hij een beetje last van zijn lever heeft. Hos
lang denkt u, dat hij u buiten gesloten houdt
De hemel weet het, antwoordde juf
frouw Huiskr Hij heeft me gezegd, dat als
tk tegen zijn wil ging dansen, het kon
hem niet schelen waar ik niet terug be
hoefde te komen. Dat meende hij natuurlijk
niet zoo, maar hij hcefl een verschrikkelijk
humeur hij zal me zeker niet binnen laten,
yoordat hij weer. tot kalmte is gekomen.
-<te--ytetete: tetei iV-ate- '-te; - C
DE „GRAF ZEPPELIN" HOVEN DE NIEUWE REGEERIN G8 GEE OUWEN VAN MOSKOUwaar de Duitsche luchtvaarders
hartelijk ontvangen werden
Maar de werkster komt om 8 uur en die
heeft een sleutel.
Ach kam! zei Bob. Dit is 1930 en niet
1800. Laat mij raaar eens piobcerèn.
Hij begon te bellen, lang en dringend,
maar het resultaat was nihil. Hij belde op
nieuw, maar had ook ditmaal geen succes.
Toen begon hij op een m-eestelijke wijze ta
gen de deur te trappen, maar kreeg oog al
tijd geen gehoor.
Ziet u wel? zei Kitty. Dat is juist iets
voor oom Arnold: stijfkoppig. En nu begint
hst nog te regenen ock!
Het begon inderdaad Ie regenen.
Groote, zware druppels, die hoorbaar op
den hoogen hoed van Bob uiteenspatten
Dit hier helpt niet! zei Bob, bij wien nu
alle galante instincten boven kwamen. Wat
voor een akelig stuk oom moest het zijn, die
een nichtje van jufrouw Huiskens' kaliber
ijskoud in den regen liet staan
--Laat me nog eens probecren.
Met deze woorden pakte hij den ouder-
v/etschcn koperen klopper beet en bonkte op
de deur, tot zijn arm liem pijn deod. en het
zweet hom op het voorhoofd stond Hij ha
merde. tot Kitty met haar handen voer naai
ooren hem smeekte met dat lawaai op te
houden. Hij klepte tot'n raam van de boven
verdieping van het huis er naast met een
nijdigen bons werd opengeworpen t-n zen
zwaar voorwerp door de lucht op een centi
meter afstand langs zijn hoofd vloog, legen
de straat ketste, om vervolgens met een boog
in de duisternis te verdwijnen. Een stern in
de verte gilde een niet te herhalen vervloe
king. waarop het raam weer met een siaa
gesloten werd.
—Wat was dat? vroeg Bob, terwijl hij op
hield om adem te scheppen.
Een schoon, antwoordde Kitty- liet zou
beter zijn als u ophieldt mijnheer v- d. Heuvel.
U hebt mijnheer Roovers hiernaast wakker
gemaakt, hot was zijn schoen en hij h ook
verschrikkelijk driftig. Houd alstublieft op.
voordat hij de politie waarschuwt
Bob aarzelde. Hij was in 't gebed niet
bang voor vliegende schoenen, mijnheer Hoo
vers. of zelfa de politie; maar het scheen
duidelijk dat hij o pdie deur kon büjven
bonken tot hij een ons woog, zonder tot eenig
resultaat te komen.
Maar u kunt hier om vier uur in din
morgen toch niet op de stoep gaan zitten?
merkte hij op
Hoe zit het met den achterkant van het huis?
Nou, misschien kan ik daar bin
nenkomen, zei Kitty twijfelachtig- Maar
het is niet zooals het hoort- In ieder geval
is het schande, dat ik u zooveel moeite be
zorg, mijnheer v. d- Heuvel.
Geen moeite voor m ij, zei Bob ernstig-
Vooruit, laten we het aan den achterkant
p robeeren.
Kitty Huiskens knikte. Een eindje ver
der de straat in liepen zij een hoek om en
kwamen zoo in een nauwe laan, die lus-
schen twee rijen achtertuinen doorliep. Aan
beide kanten was zij afgezet met een hoog
houten hek. Bij een van de poortjes in het
hek bleef Kitty staan.
Dit is het onze. O, hemeltje! Ik vergat,
dat oom Arnold altijd 's nachts de poort
afsluit.
Ziet de sleutel in het slot? vroeg Bob.
Ja, ik gelcof van wel-
Een oogenblikje dan, zei Bob- En een
vuilnisbak nemend, die daar toevallig
stond, zette hij die tegen het hek en klom er
vlug over heen. Een oogenblik later was de
poort open en stond het meisje naast hem
in den tuin-
Daar is een open raam, kondigde hij
aan. Goed zoo!
Maar het is de eerste verdieping. Wo
kunnen daar niet inklimmen-
U kun het niet, maar ik wel! Maar la
ten we tcch maar eerst de benedenverdie
ping onderzoeken.
Toen zij echter den kleinen tuin doorlco-
yen hadden en de achterdeur cn alle hereik-
bare vensters onderzocht waren, kwamen
zij tot de conclusie, dat het binnendringen
van een huis r.og niet zoo gemakkelijk was,
als liet wel leek.
Dat raam beven moet, het 'm doen, zei
Bob, de ontembare. Waterton, kolenhok, re
genpijp dat is de weg. Wat voor een
raam is het? Ik zou niet graag, als ik er
door'spring. op je ooms gezicht terecht ko
men-
Het is het trapportaal van de eerste
verdieping. Maar, mijnheer v. d. Heuvel, u
kunt nie<
Eoh trek zijn over jus uit cn zette zijn
hoe-gen heed steviger cp zijn hoofd.
Nou, nou, het regent harcl, juffrouw
Huiskens. U deedt beter weer naar de
voordeur Ie gaan, er is hier geen beschut
ting. Ik zal naar binnen gaan en in een
ommezien de voordeur voor u open doen
Kittv krek hem hulpeloos aan.
Maar als u oom Arnold tegenkomt
wat
Ik zal mezelf introdueeeren met die
overoude hoffelijkheid, waardoor de v. d.
Heuvels juist, kernen (1 riin Geen enkele
oom kan dat weerstaan En als u niet voort
maakt, zult u doornat worden.
Kaar
Ga nu! zei Bob. En juffrouw Huiskens,
na een oogenblik geaarzeld te hebben, girig.
want. het begon hoe langer hoe harder te
regenen en als iemand maar éi-n evond-
costuum heeft, dat bovendien neg spliksplin-
ternieuw is, is men geneigd om dat costuum
zooveel mogelijk voor verval te behoeden.
Daarom boog Kity haar hoofd en rende
naar de beschutlende voordeur.
Bob keek haar na. tot zij in de iaau ver
dween, dan richtte hij zijn schreden naar de
waterton cn, nadat hij zich op den rand pr-
van gewelkt had, stelde hij pogingen in
het werk om op het kolenhok te klauteren,
van waar hij de regcnp'jp zou kunnen he-
reikon, die op een afstand van een halvcn
meter van hem langs het huis naar de dak
goot liep-
Twee seconden lader stond hij tot zijn
heupen in het water, stomverwonderd rond
starend cn zich hoogelijk verbaasd voelend-
De watertcn was oud en als springplank
voor amateur-katten-inbrekers was zij on
geen stukken na een ideaal. Onder Bol,'-,
respectabel gewicht had een groot stuk van
het deksel den geest gegeven en liet hem
plotseling in ruim een meter van het koud
ste water, dat hij ooit gevoeld had, verdwij
nen.
Een diepe, korte stilte volgde, een stilte
die ten slofte werd verbroken door de stem
van den jongen heer v. d- Heuvel, die din
gen over watertonnen begon vertellen. Nog
altijd mopperend, klom hij weer op het
droge en begon zorgvuldig zijn pantalon
uit te wringen- Een minder soort man zou
hier misschien het bijltje er bij hebben
neergelegd, maar Bob was uit ander hout
gesneden. De gedachte aan Kitty Huiskens,
die vol vertrouwen bij de voordeur stond te
wachten, gaf hem moed voor nieuwe po
gingen.
De onbetrouwbare waterton vermijdend,
trok hij zich eon beetje terug, nam een
aanloop en na een hevige worsteling slaag
de hij erin op het dak van het kolenhok te
klauteren, maar niet voor een uitstekende
spijker zijn onfortuinlijke pantalon inog
meer geruïneerd had Nadat hij weer op
adem was gekomen, krabbelde hij over
eind, klemde do regenpijp vast en begnn
te klimmen.
Het raam was niet meer dan twee meter
boven zijn hoofd, maar legen den tijd, dat
hij het bereikt bad, voelde hij zich alsof
hij gedurende eon week aan hc-t klimmen
was geweest, daar zijn handen, knieën en
humeur aanmerkelijk onder dit experi
ment hadden geleden. Dat laatste werd e:
niet heter op, toi.n, terwijl hij zich over de
vensterbank werkte, zijn hoed een nieu
we cn kostbare bezitting van zijn plaats
gesehoven werd en een reis naar beneden
ondernam, waar hij met een vroolijk ge
plas in de waterton tot. rust kwam-
Het. was inderdaad een weinig ontstem
de jongeman, die door het vans-ter kroop,
in het. trappenhuis terecht kwam en
daar stil hield om te luisteren, nat als een
kat, die in het( water heeft gelegen-
Het huis was stil als eou graftombe; voor
hem lagen de trappen, het portaal en de
voordeur, waarvoor juffrouw Huiskens
stond te wachten-
Bob begon nu met onbluschbara energie
da trappen af te dalen. Hij had echter nog
geen twee schreden naar beneden gedaan,
toen hij plotseling stilstond, daar beneden
in bet portaal een deur openging en een
man te voorschijn kwam, dio de trap op-
ronde. Tiet was een ldein, cudachtig, kaal
hoofdig mannetje met een afgedragen
tweede-costuum, juist een man, die ober-
kellner kon zijn in een tiendere.ngs-hotel-
letje, dat op failliet gaan staat- En zoo groot
was de baast van het kcrc-ltjc, dat hij al
half weg was, voordat lilj Bob in het oog
kreeg, die op hem neer stond te kijken. Het
mannetje uilte een luiide kreet en hield
stil, alsof een kogel hem had getroffen,
terwijl verbazing cn schrik dik op zijn ge
laat stonden te lezen.
Ilm.... eh.goeden morgen, zei
Bob, een beeije zenuwachtig, u bent mijn
heereh. oom Arnold, veronderstel
ik?
Het oudachtige mannetje staarde hem al
leen maar op een schaapachtige manier
aan, doch zei gean woord.
Alles is nu in orde, zei Bob sussend.
Ik ben geen inbreker. Ik hab juist uw
nicht thuis gebracht van een danspartij en
ze kwam tct de ontdekking, dat ze haar
sleutel vergeten had. We kregen heelernaal
geen gehoor, toen ik op de deur klopte,
daarom ben ik inaar door dat raam daar
geklommen om de deur voor haar open te
doen. Het is tamelijk ongewoon, ziet u,
maar .ik kon haar.toch niet in don regen
laten staan?
Deze kalme, taktvolle en uitvoerige ver
klaring had volgens Bob alles onmiddellijk
in het reine moeten brengen, maar toch
zei het oudachtige mannetje niets en staar
de Bob aan, alsof hij een geestverschijning
voor zich haxl. Deze stilte bleef voortduren,
tot Boh, die dacht aan Kitty's beschrijving
van haar oom, zich alles behalve op z'n
gemak begon te gevoelen.
Bij het binnendringen van dit huis was
hij gedreven door de edelste en meest on
baatzuchtige motieven, maar wat zou er
gebeuren, als oom Arnold in gebreke bleef
hem gelijk te geven op dit punt? Iedere
huiseigenaar, hoe zijn houding ook tegen
over zijn nichtjes was, zou het kwalijk ne
men, als een vreemde jongeman om een
uur of vier in den morgen zijn huis binnen
drong en oom Arnold was al heel gauw
op zijn teenen getrapt, zooals hij gehoord
had. Bob was juist aan het overwegen, hoe
hij het beste de uitbarsting van verontwaar
diging en woede, welke die dreigende stilte
scheen te voorspellen, zou kunnen voorko
men toen de man eenzucht als van verlich
ting slaakte en begon te snroken-
Verdorie! zei hij. Je hemme so wat een
aap late schrikken, jong gooser!
Het pleit voor Bob's zelfbeheersching, dat
hij, ofschoon hij zich wel eenigszins ver
baasde, geen verwondering toonde over deze
origineele opmerking. Juffrouw Huiskens
had niet overdreven, meende hij, toen zij
haar bloedverwant, beschreef als een beetje
excentriek.
Dieven, doch ik. dat je was, vervolgde oom
Arnold met een grijnslach, die een schitte
rend vergezicht opende over dit heerschaps
kauworganen- Wassal die herrie om me
mi chief
Ze staat buiten te wachten, legde Bob
beleefd uit. In den regen, weet-u. Hoorde u
me daarnet niet kloppen?
Oom Arnold kraibelde nadenkend achter
zijn oor
Nouw u 't zeg, geloof ik, dat ik daarnet
een soortement kloppend geluid heb geboord.
Maar ik wazze in de keuken en mijn gehoor
zijn miet meer, wat 't wazze.
Dat zie ik, zei Bob een beetje twijfel
achtig. Wel, hoe denkt u erover om haar
nu binnen te laten? Ze zal een longontste
king oploopen als we haar nog langer daar
buiten laten staan-
Sekerl zei oom Arnold beminnelijk. Se-
ker! Kom maar naar bcinede.
Hij keerde zich om cn snelde haastig de
trap weer af. Toon zij echter hot portaal
bereikt hadden, hield Bob plotseling stil en
hief waarschuwend de hand op.
Wat is dat? vroeg hij. Ik dacht, dat
we alleen in huls waren.
Wats wat? vroeg oom Arnold scherp-
Dat stommelend lawaai. Ergens boven
moet hot zijn, naar het geluid te oordeelen.
O, da tie? zei oom Arnold. Dat is hier
naast. Dat gooser is m-esjogge op timmere,
zJe je? Altijd an 't harnere, zie je?
Op dit uur van den dag? vroeg Bob
verbaasd.
Alle uur fan de dag, verzekerde oom
Arnold. Met deze woorden stapte hij plot
seling op zij en opende een deur aan de
rechterzijde van het portaal, de deur, waar
uit hij zoo juist, in Bob's gezichtsveld was
verschenen.
Ga binne, noodig-de hij.
—Dank u- Ik zal alleen nog even kijken,
hoe juffrouw Huiskens het maakt.
D'rin met jol zei oom Arnold met een
grappigen glimlach en het volgcride oogen
blik v/erd Bob met een krachtigen duw de
kamer bimnengeschovcn, waar hij over een
kleedje struikelde en zeer engrarieus onder
de tafel belandde. Toen hij zichzelf weer
Opgeraapt had en zich verontwaardigd om
draaide om zijn aanvaller in het gelaat te
zien, sloeg de deur dicht, klikte de sleutel in
het slot en was hij alleen.
Bcb's eerste emotie was er een van ver
driet. Hij had zich. voorbereid om heel wat
van oom Arnold te verdragen, deels ter
wille van juffrouw Huiskens en deels om
dat hij voelde aan haar beslist
excentrieken bloedverwant zijn veront
schuldigingen aan te rnoet-en bieden,
maar voor zulk soort kinderachtige grap
pen scheen het hem mi noch de tijd noch
de plaats te zijn. Een niet erg vriendelijk
compliment uitend aan het adres van oom
Arnolds eigenaardig gevoel voor humor,
klepte Bob autoritair op de deur en riep
met waardige stem:
He daar! Laat me eruit alsjeblief! Ik
moet nu naar huis!
(Wordt vervolgd).
„EVERYBODYS WEEKLY".
„Ik kon een mooie betrekking krijgen: 500
gulden per maand en een maand vacantie met
behoud van salaris".
„Ja, en?
„De zaak is, jammer genoeg, niet doorgegaan.
Ik jrou de maand vacantie eerst hebben!"
Even had ze gelachen, toen hij het tegen
haar zei: „Kanariepietje".
Feitelijk heette zeAns. Mooi was ze mis
schien niet direct te noemen, maar toch deed
haar heele persoon prettig aan.
Bijzonder leuk was ze steeds gekleed en
op een dag, dat ze verscheen met een pik
zwarte jurk met kanariegele wol bewerkt,
had hij haar uit de grap „kanariepietje"
genoemd.
Steeds had ze dezen naam in zijn ge
dachten behouden.
Ze woonden tegenover elkaar, waren al
lebei in pension.
Zoodoende had hij kennis met haar ge
maakt.
't Waren de beste vrienden geworden- Ze
gingen samen dansen, maakten met hun
beiden fietstochtjes en bezochten gezamen
lijk diverse tooneelavonden.
Voor en na kantoortijd liepen ze meestal
samen.
Afin, de konnissen dachten reedB dat het
voor elkaar was.
Toen was hij verliefd op haar geworden
Niets had hij tegen haar gezegd, zij had
niets gemerkt.
Plots, op een goeden, voor hem kwaden
dag, had ze het hem verteld.
„Niemand weet er hier iets van, jij bent
mijn beste vriend", had ze gezegd, en toen
kwam het.
Ze had kennis, verloofd was ze nog niet
maar als ze met vacantie volgende week
thuis kwam, zou „hij" met verlof van zea
zijn en gingen ze zich verloven.
Dol-gelukkig was ze.
Hij had zich goed gehouden en gezegd,
dat het hem zoo'n plezier voor haar deed.
Tegelijkertijd zag hij 'n stukje toekomst
droom in elkaar vallen.
Den volgenden dag waren ze weer samen,
even goede vrienden als steeds.
Toen was haar vacantie aangebroken.
In een restaurant voor het station had
den ze 's middags nog thee gedronken.
Zoo in den loop'van het gespreïc tiatTij
nog even geïnformeerd: „Zeg Ans, zou jouw
aanstaande verloofde het niet erg onpret
tig vinden, als jij hem straks verteilen zult
van onze vriendschap, zal hij 't begrijpen.
Opeens was ze uitgevallen: „Wat denk je
nou? Alles heb ik hem geschreven, en als
hij me niet vertrouwt, jouw niet vertrouwt,
dan komt er van verloven niets, begrijp je,
niets!"
Daarop hernam ze kalmer: „Je kent hem
niet, anders zou je zooiets niet vragen- Hij
is de beste, allerliefste jongen dien ik ken!"
Toen waren ze naar den trein gegaan. Ilij
had ze met haar bagage in de coupé gehol
pen. 'nlland „Dag boy tot kijk" had ze
gezegd en de trein was weggereden-
Ze hadden gezwaaid tot ze elkander uit
het oog verloren- Daarna was hij de stad in
gegaan voor 'n paar boodschappen, daar
mee klaar, had hij de bus naar huis geno
men.
t Eerste wat hem daar opviel, waren de
roodbehuilde oogen van zijn hospita.
Hij vroeg niets, zijn gedachten waren weg,
vèr weg.
„Ja, mijnheer, nou moet u toch eens hoo-
ren" was zijn hospita begonnen, toen hij
hoed en jas had opgehangen en naar zijn
kamer wilde gaan.
„Zeven jaar heb ik hem gehad, mijnheer
mijn kanariepietje. Zeven jaar 't was zoo'n
goed beest. U hieldt er zelf ook van. En nou
vanmiddag bij het schoonmaken van zijn
kooi is-t-ie weggevlogen. Buiten op de wa
randa".
„Niets meer van gezien, mijnheer. 1
zat hij nog in dien boom daar. 'fW.s
of hij me goedendag zei, heusch!"
„Nou is-t-ie weg, voor goedl'
n Moment had hij naar de leege kooi op
den koperen standaard gekeken en toen
deed hij iets wat hij in jaren niet gedaan
had.
Zoo opeens stond hij te huilen, ah 'n
snik kwam het er uit: „Weg, voorvoed, lief
kanariepietje!"
Daarna was hij naar zijn kamer gerend.
Verstomd had ze gestaan zijn hospita.
Feitelijk kom ze niet begrijpen, dat een
vreemde zich zooveel van haar weggevlo
gen kanarie kon aantrekken.
1 oen ze s avonds geen antwoord kreeg
op haar kloppen, was ze zoo maar in zijn
kamer gekomen, om zijn eten te brengen.
Hij hoorde haar niet, zag niets, stil zat
hij voor zich uit te droomen.
Ze hoorde hem alleen zeggen: „Weg, Weg,
kanariepietje!"
Voor Polaks' „Taalschut"
Gelezen in zijn lijfblad „het Volk".
,,Als de massa de zaal verlaat, is de straat
een half uur zwart van de menschen.
Een stoomwals, waartegen geen kruiO. 1*
gewassen."