m J feuilleton MADAME „BLAUWBAARD" EEN ECHTE PLAAG HET GEHEIM VAN HET OPEN RAAM. WOENSDAG 17 SEPTEMBER 1930 Reeds eenige weken heerschte er in Pa- rij een geweldige angst en onrust over het verdwijnen van verschillende jongelui, kin deren van rijke kooplui en hooggeplaatste beambten- Op jacht naar frivole genoegens verlieten zij het ouderlijk huis en keerden nimmer terug. In alle café's en wijnhuizen vormde dit verschrikkelijk geheim hat onderwerp der gesprekken van den dag want ondanks de ijverigste bemoeiingen der politie kon men geens poor van de daders ontdekken- De bezorgde ouders lieten voortaan hunne kin deren slechts onder geleide van 'n gewa pend bediende op straat gaan en er werd bij den koning een verzoekschrift ingediend, waarin gevraagd werd om de veiligheid op straat te waarborgen De positie van den politiechef La Reiny werd uiterst critiek. Telkens spoorde hij zijn besten detective Lecoq weer opnieuw aan om toch zijn uitersten best te doen en deze besloot daar er volgens zijn mee ning een vrouw hier de hand in het spel had tot het volgende: Zijn achttienjarige zoon Expéra, die I.ieveillé genoemd werd, omdat hij „vroolijk was en voor het beroep van zijn vader veel belangstelling aan den dag legde, zou trachten om een misdaad uit te lokken. Léooq gaf hem twee pistolen en een de gen, diie toondertijd alleen door edellieden gedragen werd, en zond hem met een goedgevulde beurs op stap. Twee dagen slenterde Léveillé in de om geving van het Palais Royal, de Luxem- burgsche tuinen en rond andere mondaine plaatsen, maar zonder het minste succes, tot plotseling zijn blik op eon buitengewoon schoone vrouw van ongeveer 20 jaren viel- Vooral hare groote zwarte oogen en haar sierlijke gang dwongen hem als het ware zich telkens om te keeren en het meisje vrij postig in 't gezicht te kijken- En daar zij blijkbaar ook belang in hem stelde, volgde hij haar door verschillende kleine zijstra ten. Eindelijk bleef zij staan, keek nog eens met een verleidelijk lachje naar den jonge man en verdween daarna in een oud en somber uitziend huis, terwijl zij de deur achter haar openliet. Zonder bedenken trad ook Léveillé het sombere gebouw binnen, want hij wist dat zijn vader hem met agenten in burgerklee- ding op dcc. voet volgde. De zware, met ijzer beslagen deur viel onmiddellijk ach ter hem in 't slot en--Léveillé stond in *t duister-... De jongeman had al dadelijk spijt van zijn gevaarlijk avoutuur, want dat voelde hij wel ook de andere jonge mannen moesten hierdoor hun verdref te gemoet zijn gegaan. Léveillé rukte aan de deur--., sloeg van vertwijfeling met de vuisten tegen de dikken muren, maar al- ies tevergeefs.hij zat in de val- Plotseting werd er een zijdeur geopend en een oude vrouw kwam, onder het mom pelen van enkele verontschuldigingen, in de duistere ruimte. Zij groep den verschrik ten jongeling bij den arm en leidde hem langs een bouwvallige trap in oen kelder ruimte. Ieder oogenblik verwachtte Léveil lé een slag op het hoofd of een strop om den hals. Met de rechterhand hield hij krampachtig den greep van zijn degen om kneld en hij bereidde zich reeds voor op een wanhopigen strijd. Maar niets van dat alles geschiedde. Terwijl hij voortging flik kerden er helle lichten en hij betrad een groote weelderig ingerichte zaal van waar uit hem een sterke heerlijk riekende par fum tegenstroomde in het eerste oogenblik meende Léveillé dat hij zich alleen in deze kamer bevond, maar toen vernam hij een zacht geruisch van zijde en ontdekte terzelfder tijd een vrouw, die met katachtige bewegingen van achter een gordijn te voorschijn trad- Het was de vrouw uit het Luxemburgsche park. Nooit in zijn geheele leven had Léveillé zoo'n verrukkelijk schoone vrouw gezien. Hij dacht nergens meer aan.en hij vergat zijn rol dien hij moest vervullen en bemerkte absoluut niet hoe de behendige vingers der vrouw hem zijn beurs, zijn horloge en wal nog erger was, ook zijn politiefluitje ont futselden. Zij lachte schel en verdween door een geheime deur in den muur. Tegelijkertijd doofde het licht. De jongen was nu geheel en al uit zijn roes ontwaakt en een hevige angst greep hem aan. Hij wist dat zij ieder oogenblik met de moordenaars terug kon komen. In ieder geval moest hij zijn vader, die hem beloofd had te volgen, een teeken geven- Maar ook de pistolen en zijn degen alles was verdwenen. Met sidderende handen tastte hij in het donker langs de wanden. De zoete weeë lucht in de kamer, die hoe langer hoe ster ker werd bedwelmde hem en de angst be- roofde hem van zijn krachten. Eindelijk stootte hij met zijn hand tegen een zware deurklink, die achter een schil derij verborgen was. De deur was niet ge sloten en hij betrad een kleine kamer. Bij het zwakke licht dat van buiten door de jaloezies naar binnen drong zag hij een afschuwelijk tooneel Zijn tong verstijfde... z'n tanden klap perden. Meit een kreet sprong Léveillé naar de deur terug maar was niet in staat zijn oogen af te wenden van dit afgrijse lijke tooneel-Zes en twintig wasbleeke hoofden, gebalsemd, zooals dat in 't Oosten gebruikelijk is, lagen op zilveren schotels cn staarden hem met wijd geopende oogen aan. Deze hoofden waren alles, wat er van de ongelukkige jonge mannen, die zoo ge- heimziinig verdwenen waren, was overge bleven. Plotseling bewoog zich het zwarte gor dijn voor de deur. Zonderlinge kleine vlam men, blijkbaar afkomstig van glimmende fakkels, dansten op de muren. Hij be merkte 'n vrouw die tegelijk met drie gewa pende mannen de kamer binnentrad. In den geest zag Léveillé ook zijn hoofd reeds gebalsemd op den schotel liggen... toen plotseling een groot lawaai van buiten tot hem doordrong. Vloeken, kreten van woede en triomf weerklonken luid- zware schreden na derden cn een rood fakkellicht belichtte de verwaring die overal heerschte.de ge schokte zenuwen van den jongen man, wa ren tegen deze nieuwe aandoeningen niet. meer bestan'd en met 'n luiden kreet zonk hij bewusteloos op den vloer. Toen Léveillé zijne oogen weer opende, knielde zijn vader naast hem neer en de agenten hielden de vrouw en hare handlan gers in bedwang. Het huis werd omsingeld en doorzocht en achter een geheime deur ontdekte men de „oude gediende" die als berucht roover be kend stond. De politie had reeds lang be proefd hem te arresteeren, maar het geluk te hem steeds vermomd met een grijzen baard of in vrouwenkleeren onkenbaar aan de vervolging te ontsnappen. Vijf bandieten werden naar de gevange nis „Grand Chatelet" overgebracht en een week later verzamelde heel Parijs zich voor de sombere muren van het voormalig slot, om de voltrekking van het doodvonnis bij te wonen. De beruchte vrouw verklaarde aan de rechters dat zij een Engelscbe was en dat zij Lady Gileford heete. Zij ontkende iedere medeplichtigheid aan de moorden en daar men hoopte van haar de namen der aanvoer ders te hooren werd zij niet terechtgesteld maar naar de Bastille gebracht. Tweemaal leidde men haar naar de be ruchte folterkamers om haar tot een beken tenis te dwingen. Na de tweede foltering bekende de vrouw, dat zij zelf het hoofd was der moordenaarsbende „Elauwbaard" die hare bevelen ten uitvoer bracht. Zij betooverde de slachtoffers met haar schoonheid en lokte hen dan in het verschikkelijke huis. Na deze bekentenis werd zij eveneens ter dood veroordeeld. De Parijzenaars gruwden van afschuw en Lecoq en zijn zoon wer den overladen met eer cn rijkdom. Op zekeren avond werd deze geschiede nis in al hare afschuwelijke bijzonderhe den in tegenwoordigheid van den koning en zijn gevolg verteld. De favorite Mada me de Montespan gaf haar afschuw te kennen maar Monsieur, de broer van den koning vond de vertelling van den poli- tieprefect La Reiny „buitengewoon inte ressant". Nadat de koning zich verwijderd had riep hij den Chevalier de Loraine en den zoon van den Markies d'-Effia hij zich en stelde hun voor Lady Gilefort uit de Bastille te halen en haar over te brengen naar het huis van een zijner vrienden in Versailles. Daar wilde Monsieur de moordenares overhalen al hare gruweldaden te vertel len. Monsieur bezat eenige oningevulde „Lettres de cachet" die door den koning onderfe-eikend waren en zoo werd er een gebruikt om het bevel aan den commandant der Bastille uit to vaardigen. Er werd in bevolen de gevaarlijke misdadigster on voorwaardelijk aan den overbrenger van den vrijbrief uit te leveren om haar verder te transporteeren naar de verschrikkelijke vesting Pinerole. De gevangen Lady meende aanvankelijk dat zij nieuwe folteringen zou moeten door staan. Haar mond was met een doek dicht gebonden, maar haar zuchten en de tranen spraken meer woorden van hare vertwijfe ling en misten hunne uitwerking niet. Eigenhandig nam Monsieur de doek van haar mond, wischte haar de tranen weg en sprak eenige kalmeerende woorden. Toen de calèche voor een groot gebouw in Versailles stil hield, werd de beruchte vrouw die de bedoelingen der mannen on middellijk had begrepen, rustig en zeker. Uit de verdere gebeurtenissen bleek dan ook dat zij daarop reeds haar geheele plan gebouwd had. De drie samenzweerders voerden haar zwijgend door verschillende gangen en kwamen eindelijk in een weelderige kamer. Op de tafel wachtte reeds een heerlijken maaltijd. Nu eerst kon de vrouw haar begeleiders eens nauwkeurig opnemen en nu herkende zij, tot hare groote verwondering den broe der van den koning. Alle drie deden deze mannen hun best, om de vrouw met cham pagne en wijn spraakzaam te maken. Maar Monsieur, die in zijn hart bijgeloovig was, kon het bij de vrouw niet lang uithou den. Hij kon haar vreeselijke misdaden niet vergeten en vertrok, nadat hij zijn vrienden de belofte had laten afleggen, dat zij het monster, dat zeker vrn den duivel zelf die buitengewone schoonheid ontvan gen had, ofwel zouden dooden, ofwel naar Pinerole brengen. Nauwelijks was de broeder van den ko ning vertrokken of de misdadige vrouw begon snel haar plan uit te voeren. Aan de heide mannen die nu achtergebleven waren gaf zij te verstaan dat zelfs het bijzijn van den andere haar hinderde. Met duivelsche list wakkerde zij het vuur aan van hartstocht en jaloezie- En toen Chevalier de Loraine tenslotte dronken en versuft. Lady Gilefort in zijn armen nam, versperde zijn vriend hem den weg naar do deur... Zij trokken hun zwaarden,-, de vrienden streden verbitterd Op dat oogenblik had de sluwe vrouw slechts gewacht.Als een slang wond zij zich achter de portiere en toen de degen van Loraine het hart van zijn vriend door boorde, viel de deur in het slot en Chevalier bleef als eeri gevangene bij het lijk achter- Uier eindigen de verklaringen van Lo raine. Het. was onmogelijk deu dood van Markies d'Effia geheim te houden. Zijn moordenaar vluchtte naar Brussel en de politie stelde opnieuw alle pogingen in het werk om Lady Gilefort te vinden. Maar te vergeefs. Nooit heeft men nog iets van haar gehoord cn nooit is men te weten gekomen wie de vrouw het hoofd der moorde naarsbende „Blauwbaard" eigenlijk was. Alleen de koning en La Reiny wisten dat zij niet, zooais onder het publiek verspreid werd, achter de muren der Bastille haar le ven eindigde. kW.,-.- EEN GROEPJE NATIONAALS OCIALISTEN, dat gedurende de verkiezingen door de politie gefouilleerd propaganda maakte, wordt 't Was een groot dorp; 't was een deftig dorp. Vroeger tenminste. De fijne chic, het „groot" volk, de „rijk dom" was er langzamerhand weggetrok ken. Alleen de uitwendige glans er van was er zoo-wat blijven hangen- Zoo-wat. Groote moderne villa's als door oud-oo m gemeubileerd mee onhan dig onderhouden tuinen. Je had er een plein tje op de wegsplitsing; daar groeiden geen oer-oude eiken, geen zwaar-loovige kastanjes, geen soliede beuken, geen zie- kenige iepen. Bah, zóó dorpsaehtig. Neen, een net-ge schoren gazon met dwergboompjes en, lief- aangelegde bloemperkjes en een snoezig laag hekje. 'tWas beelderig; alles in stijl met de moderne architectuur van het dorp. „Dorp"? bitste en vuur-oogde de burge meestersvrouw „gemeente, bedoelt U!" Maar, zooals ik zeg, het kapitaal was er verdwenen. Je zat overal zoo ver vandaan. Geen partijen, tenzij een ouderwetsche hee- rensoos omgebouwd tot modern restaurant; de dameskransjes oer-conservafief van wat achterlijke burgermenschjes. Je kon er nooit eens convorseeren met menschen van je eigen opvatting en beschaving. Alles banaal bekrompen. Daarbij: er was zoo wat niets te krijgen en dat kleine beetje was nog erg prijselijk; het onderhoud van je tuinen, dat erg kost baar was en och, wat had-je er aan; getob met je personeel, dubbele belasting dank-je, je kon meer pleizier van je cenfcn hebben. Wat echter den doorslag gaf: Sedert de laatste jaren moest je heel den zomer ge sjouw aanzien van de stadsmenschen van drie-hoog-achter uit de vacantie-kolonie's- Altijd die gillende meiden en jongens- Ze lieten je waarachtig in je eigen tuin niet met rust. En voor een schappelijk prijsje kochten de dorpsnotaris, burgemeester en dokter de leeggekomen villa's; het gepen- sionneerd school-hoofd, de deurwaarder en de veehandelaar bewoonden de vroegere huizen van notaris, burgemeester en dokter. Zoo waren alle voornamere klassen 'n beetje vooruitgeschoven; ze voelden zich niet precies op hun gemak in het nieuwe milieu. Voor elkaar moeste nzo allerlei weeldeartikelen aanschaffen; manlief werd er too gedwongen door zijn liefhebbende ega, die op haar beurt handelde onder suggestie van haar geëmancipeerde sprui ten. Dat gaf vanzelf aanleiding tot veel praat jes. Want geklets was ook hier de groote plaag. Een plaag, waar iedereen van over tuigd was en waarvoor een ieder je waar schuwde Hier was ik terecht gekomen onder de vacantie. Ik maakte 'n visite bij mevrouw van den notaris. Aangenaam met je kennis te ma ken, juffrouw. We hopen je volgende week te ontvangen op onze krans. Ja, Woensdag is onze ontvangdag. En hoe bevalt het u hier? Ja nie-waar. voomaam-landelijk-rustig. Nee, 't is hier godank niet zoo'n boeren-negorij... 'tZou hier dan ook een paradijs zijn... alleen juf frouw... de stem daalde tot vertrouwelijk- fluister-zacht.ik mag u wel 'n vriende lijken raad geven. U, als jongedame uit de groote stad hebt daar natuurlijk geen idee van-wacht u hier voor de menschen. Zeker het zijn allemaal keurige lui, dat- niet; maar dat gepraat onder elkaar; o, dat gepraat! Dat is een echte plaag. Daar heb jo bijv- mevrouw van den bur gemeester een beschaafde dame ik ontken het niet maar... ze kan niets hij zich houden. Laatst vertelde ik haar van ons tweede meisje, dat ik tegen het eind van de maand de huur moet op/eg gen. 'tKind as wel gezeggelijk, maar erg onhandig; alles wat ze onder handen neemt, breekt ze. Den volgenden morgen komt het kind schreiend in de keuken. Van den melkboer hoorde ze, dat haar de dienst zou worden opgezegd. Hij had het gehoord van zijns vrouws zuster, die het wist, van haar buurvrouw, waar het loop- meisje van den burgemeester om een half ons thee kwam. Verbeeld-je! een hahlf onsje voor zoo'n gezin. Zoo iets vind-je natuur lijk erg onprettig. Trouwens ze kan gerust naar zich zelf kijken, elke drie maanden heeft ze haast ander personeel. Zoo lastig is ze in de keuken. En gierig! nee, je staal er versteld van- Toch hebben ze onlangs een niet onaardig erfenisje gekregen van een oud-tante. Dat is absoluut zeker, ik weet het van mijn man, den notaris, ziet u; u begrijpt wel, dit vertel ik u strikt ver trouwelijk- Je behoeft niet te doen als de dokters vrouw; da's eet ander uiterste, een huis houden van Jan Steen. Enfin, waar zou ze het geleerd hebben, zoo'n doodgewone verpleegster. Je begrijpt eigenlijk niet, hoe zoo'n dokter verliefd raakt op zoo'n schep- sel. Je zult het zelf wel opmerken, Woens dag: een wilde flap-uit met een bespottelijke jongenskop. Enfin, de dokter moet in zijn tijd nog-al een Don Juan geweest zijn- 'n Kundig man wei, maar non-chalant en onverschillig. We zijn hier eenmaal op hem aangewezen; voor bijzondere gevallen moet je altijd een specialist consulteeren, want 't blijft toch altijd maar een dorps dokter. Ik hoorde, u had daar al kennis mee ge maakt, Dat vertelde mij Truitje, ons eerste meisje. Die had het van haar vriendinne tjes, die daar in betrekking zijn. Verder bemoeien wij ons met de lui hiier niet Je komt dus Woensdag de kennis hernieuwen niet? Want hier heb je verder niet veel- Je kunt wel eens een keer aar-' dig met de menschen praten, doch 't is nu eenmaal je stand niet. En tegenwoordig kun-je gerust wat kies keurig zijn in de keuze van je kennissen. Iedereen meent zich alles te mogen veroor loven. Daar heb je het gepensionneerd school hoofd; waar ze het van doen kunnen, begrijp je gewoonweg niet. Ieder jaar precies afge teld: zooveel. En toch ieder jaar een bui- tenlandsche reis. Het zusje van ons tweede meisje, dat daar dn betrekking was, had van de keukenmeid gehoord, dat er heel wat losgekomen was van een oud-heeroom. Maar mijn man wist nergens van. Dan zult u misschien wel gehoord heb ben. „Hé, juffrouw, gaat u nu al weg? Al zoo Iaat?" „Ja, gezelligheid kent geen tijd. Je komt wel eens gauw terug, niet? En Woensdag verwachten we u. Goed, dat u zoowat op de hoogte bent, ook voor Woensdag. Want dat gepraat, ziet u, o dat gepraat, dat is hier een echte plaag.... Ja, een echte plaag". i „GöTZ". Hoe de kleine Jan zich een rookerij voor- stelt. -O- Detectieve verhaal door Anthony Gilbert GEAUTORISEERDE VERTALING 15.) Hoe kon ik nu weten wat zoo'n geweten- looze vlegel als Ascher gedaan zou hebben Maar ik was besloten, koste, wat het koste, mijn boek terug te hebben. O juist, meneer. En u hebt hem dus in Londen gezien Man, ik heb hem vierkant tegen het lijf geloopen op Victoria-Station. Gelukkig was de trein tien minuten te laat, anders zouden wij hem alle twee gemist hebben. Hij zat nog al niet in de knijpert. Wat is er nou weer Ken je die uitdrukking niet Hij was erg bang. Man, vraag me niet telkens wat of ik zeg, hij was spinnijdig dus, omdat hij zijn kostbare koffers niet bij hem kon hebben. De trein was nog al aardig vol en telkens als ik langs zijn venster voorbijkwam zaten er andere menschen in zijn coupé en daarom besloot ik mijn kans maar af te wachten. Ik zag hem niet op de boot, maar hij staat bekend voor zijn zeeziekte, en daarom dacht Ik, dat ik hem in Calais wel zou vinden. Maar er kwam 'n klink ln de kabel. Kerel, wat is er nou weer. Daar was Iets niet ln orde, bedoel ik, en daarom ontglipte bij mij. Maar ik kreeg hem toch weer in de smiezen. Wat zeg je Leer dan toch je Fransch. Ik kreeg hem toch weer in de gaten. En toen vond ik hem. in 'n coupé, met zijnen koffer bij hem. Nou, dat heeft hem heel wat gele ruggen ja, bankbiljetten natuurlijk lieve deugd, ver staan jullie je eigen taal niet gekost, om den conducteur te bewegen den koffer bij hem te mogen hebben. O, man, elke franc is wel een druppel bloed voor hem geweest, geloof me vrij. Hij Is zoo krenterig, Ja, ja, gierig bedoel ik, legde bü den verschrikten detectieve nog eens omstandig uit. Toen ik bij de eerste halte langs hem kwam, zat er een andere kerel in den coupé. Pardon, monsieur, hoe zag die er uit? Burgoyn© werd ineens woedend en vaag. O, een reuze groote kerel en nogal een buikje, een Franschman zou ik zeggen. Zoo ver ik er uit op kon maken was het de kerel die Ascher in Parijs zou ontmoeten. Ze waren aan het bekvechten ja ruziemaken dat het een lust was. Het ging over boeken en ze spraken Fransch, als een paar van die poppatjes uit de Printemps ze ratelden van geweld. Nou, dat begon me al gauw te vervelen en Ik had het idéé dat ik hem nooit meer voor mij alleen zou krijgen. En toch was het van het hoogste belang dat dit nog gedurende de reis zou geschieden. Ik moest hem in ieder geval te grazen krijgen ja te spreken voordat hij in bed stapte. Maar mijn plannen liepen evenals de muls van Burns in een verkeerd gat. Burns was een kerel die verzen schreef la Poéslo voegde hij er gelaten aan toe en hij zei: O, Egerton, waarom help je me niet eens even om in het Fransch te vertalen „gang' aft agley" in plaats van dat je daar als een mummie staat te droomen. Egerton gaf zonder een glimlach aan zijn verzoek toe. Een oogenblik, meneer, zei Lestrange. U zei dat hij met een Franschen man sprak. Zou u dien man herkennen? Natuurlijk niet, kerel. Ik heb hem maar even gezien. Ik dacht alleen dat het een Franschman was, omdat liij er zoo gezet uit zag en die taal brabbelde. Dat scheen voor hem overtuigend te zijn, waarom zou iemand zich met Parijsche idiomen en Idioterieën kwellen, indien hij geen Franschman was? Wist hij niet dat u in den trein was? Waarschijnlijk niet. En ik was toch niet van plan om hem dat even te vertellen ook. Als hij dat wist, had hij het boek slechts uit den koffer te nemen en om mij met mijn mond vol tanden te zettenik bedoel dat ik dan niets had kunnen zeggen. Neen, ik wil de hem dwingen zijn handen op tafel te leggen. Nog een oogenblik alstublieft, yroeg Lestrange. Droeg hij een overjas toen u hen samen zag? Burgoyne keek verschrikt op. Een overjas? Ja dat geloof ik wel. Waar om? Was die open of i dicht? Wel lieve hemel Dat is van het grootste belang meneer, want deze mr. Ascher Sir Ascher, heb ik je nu al drie keer gezegd. Goed. Deze Sir Ascher dan werd dood gestoken, toen hij geen overjas droeg of toen die open was. Ja, ja, natuurlijk. Indien ze open was kon. die kerel nog dichter hij hem zitten, onder het voorwendsel gezamenlijk een boek te bestu- deeren en hem dan onverwacht een por hebben gegeven. Daar is nog een punt, zei Egerton nuch ter, en dat is dat de dokter zegt, dat Ascher van achteren is gestoken. 'Lestrange scheen door deze opmerking even van zijn stuk gebracht. Burgoyne, die verbazend prikkelbaar was ge worden en die veel last bad van zijn weinige uren slaap, vroeg sarcastisch: Heb u daar niets op aan te merken? Misschien is die kerel wel in het bagagenet ge klommen en heeft hij van daaruit die pen met een vaartje in Ascher's rug geworpen. Of hij heeft zich vermomd als een spoorwegkussen en Ascher rustig tegen zich aan laten leunen. Dan zat hij er nog dichter bij. Er is maar één logische verklaring voor dit feit, merkte Egerton uiterst kalm op. Was er geen restauratierijtuig aan den trein? Natuurlijk was er een restauratierijtuig aan den trein. Dat weet je net zoo goed als ik. Welnu, als twee menschen gaan dineeren en hij sprak nu weer tot den detectieve is het een gewoonte dat zij hun jassen uitdoen. En als ze dan naar denzelfden coupé terug komen, zullen ze waarschijnlijk achter elkaar loopen en als de kleinste dan voorloopt Lestrange viel hem vlug in de rede. Ik begrijp wat u wil zeggen, menoM?.,, Hij beeft kalm de kans afgewacht, Éwrel- en het is misschien dezelfde max, ge mr. Ascher in Parijs wilde bezoeken. Zij dineeren samen. Hier volgt dan vanzelf do verklaring voor de vleeschpen, want dat is een allerzon derlingst wapen. Aan den ingang van den coupé stoot hij eenmaal vlug en zeker toe, dan duwt hij zijn medereiziger op z'n zitplaats, opent den koffer en haalt er de boeken uit. Burgoyne merkte sceptiseb op: Doet hij dat allemaal in een trein, die boordevol zit met menschen? Waren er dien avond zooveel passagiers? Neen, dat kan ik niet zeggen. Welnu, waarom zou iemand hen komen storen? We gaan dus verder. Zooveel tijd is er niet noodig om wat groote boeken uit een koffer te halen. En deze boeken waren verbazend groot. En trouwens bij een moord moet je al tijd een beetje risico nemen Ik geloof nauwelijks dat het allemaal groote bleken waren, mompelde Egerton. Waarom niet, meneer? Dat zou een slechte politiek zijn, ant woordde de jongeman. Indien u een emerald wenscht te verbergen, zou u toch geen hoop robijnen uitzoeken. Dat valt immers te zeer op. Indien hij zijn dure 'boeken tusschen een heele stapel zware deelen had verborgen, zouden ze te gemakkelijk herkenbaar zijn. Burgoyne, die een telkens toenemende span ning in de atmosfeer gewaar werd, deed stom miteit op stommiteit en werd elk oogenblik onsamenhangender en inoonsequenter. Hij voel de de lucht der verdachtmaking al dikker en dikker worden en dat maakte hem zenuwachtig. Hij verloor al zijn zeifbebeersching. Op het eind van zijn verhaal snauwde hij Lestrange op de meest hoffelijke vragen, wan trouwend af. Terwijl hij half woedende, half smoekende blikken naar Egerton wierp, alsof hij vermoedde en hoopte, dat de jongeman hem ter hulp zou komen. Maar die jongeman scheen klaarblijkelijk verdiept in zijn eigen gedachten en had alle belangsteling voor deze moordzaak verloren. Hij stond met zijn handen in zijn jaszakken en zijn nauwe zoekende oogen staar den door het open venster over het sombere vergezicht van Parijsche daken. Het was echter duidelijk dat zij Iets anders zagen. Die zit zeker weer te broeien over zijn mis lukte liberale voorstellen, dacht Burgoyne nij dig. Een lekkere vent om naast je te hebben, als Je ln moeilijkheden, zit. Maar Lestrange bestudeerde den Engelschman niet minder dan den Ier en het kwam bij hem een enkel oogen blik op, dat Egerton de pro's en contra's van zijn partijpolitiek aan het overwegen was. In tegendeel h(j had wel alles willen geven om te w^eten, wat diens aandacht gaande maakte. Hij vermoedde wel dat, Egerton geheel door dezen moord in beslag werd genomen ©n de Franschman vroeg zich geslepen af waarom, of er niet eenige verwantschap bestond tus schen hem en den doode. Nog even vermoedde hij, dat er misschien een vrouw tusschen zat, maar het was onmogelijk om van het staalharde gezicht van dien Engelschman iets te weten te komen. Hij gooide van tijd tot tijd zeer be koorlijke veronderstellingen uit, hopend dat de visch boven zou komen, maar zonder eenig resultaat. Toen Burgoyne ten slotte zijn tame- lijk-onsamenhangende verhaal had beëindigd, flapte Lestrange zijn boek dicht, stak zijn vul potlood op zijn plaats en zei beleefd: Zouden de heeTen wellicht zoo beleefd willen zijn om mij te volgen naar de Süreté en daar hunne verklaringen af te leggen? Dat zou verbazend vriendelijk zijn. Niet, voegde hij er aan toe, in antwoord op de loop-naar-de-maan uitdrukking op Burgoyne's roekeloos veront waardigd gezicht, alsof het niet mogelijk zou zijn u binnen enkele seconden te pakken te krijgen. Daar u jammer genoeg niet tot mor genochtend in Frankrijk kunt blijven Hij hield een oogenblik op, teneinde de kee ren gelegenheid te geven alsnog van plan te veranderen, maar Burgoyne zag er uit als een man, die weet dat hij schuld heeft en zijn tegenstander uitdaagt om hem vast te zetten, terwijl Egerton nog altijd uit het venster staarde. Indien dit dus zoo blijft, ging Lestrange even later verder, zou u ons daarmede van groot nut zijn. Maar waarom zouden wij jullie eigenlijk van groot nut zUn, vroeg Burgoyne op vijan- digen toon. Egerton, die ondanks zijn verstrooi de houding alles scheen afgeluisterd te hebben, zei rustig: Ik geloof best, dat wij het doen kunnen. Indien er niet te veel tijd verknoeid wordt en daar uw bagage toch aan het station is, Bur goyne, is die alvast in orde. De detectieve keek den jongeman dankbaar aan voor zijn vriendelijke tusschenkomst. Toen rekende deze piet dep patr oon af ep allien namen plaats ln een taxi, die hen naar het Fransche Scotland Yard bracht. Hier herhaalde Bur goyne zijn verhaal ln tegenwoordigheid van den chef, die op een of andere geheimzinnige wijze reeds de voornaamste feiten van de misdaad was te weten gekomen. Het verhaal van den Ier vlotte nu beter, daar Lestrange hem heel tactisch te hulp kwam, indien hij onvergeeflijk afdwaalde en Egerton stond als een mijlpaal naast hem, onvermurwbaar en zonder eenige poging om te helpen, wat volgens Burgoyne den meest spraakzamen redenaar nog den mond gesnoerd zou hebben. Yoor M. Degas, een man van een zeer scherp waarnemingsvermogen, was heel de houding van den Ier doorzichtig genoeg. De man kon zijn oogen nooit langer dan een seconde op het zelfde voorwerp gevestigd houden. Ze vlogen als een rusteloos insect van het een naar het ander. Zijn vingers gingen zenuwachtig over de tafel, zijn nagels volgden de inkepingen van den rand, dan weer betastte hij den knop van zijn wandelstok of een boek, dat bij hem lag; zelfs de slordigste toeschouwer moest zijn inwendige onrust bemerkt hebben. Maar ten slotte brak bij in antwoord op een heel simpele vraag in verbazende woede uit en trappelend van ongeduld schreeuwde hij: Snappen jullie dan niet dat mijn boek al dien tijd al verder en verder geraakt en dat ik daarvoor in de plaats niets anders bezit dan het ellendige prul van een namaak, waar zelfs een Oxford student zjch niet mee zou laten bedotten? Eerst toen had M. Degas de oorzaak gevonden van Burgoyne's zenuwachtigheid. Toen zij ten slotte werden vrijgelaten, wend de Burgoyne zich opgewonden tot Egerton en schreeuwde dezen toe: Wat vent! Die denkt zeker dat ik het gedaan heb? Egerton zei niets. Hij zag er erg somber uit en zijn oogen waren voortdurend op den grond gevestigd. Zou je nou eindelijk niet eens vijf minu ten op kunnen houden met aan die vervloekte politiek te denken? vloekte Burgoyne woedend. Waarom hebben die bemoeiallen bet juist op mij gemunt? (Wordt vervolgd), j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 11