m
J
feuilleton
MADAME „BLAUWBAARD"
EEN ECHTE PLAAG
HET GEHEIM VAN HET
OPEN RAAM.
WOENSDAG 17 SEPTEMBER 1930
Reeds eenige weken heerschte er in Pa-
rij een geweldige angst en onrust over het
verdwijnen van verschillende jongelui, kin
deren van rijke kooplui en hooggeplaatste
beambten-
Op jacht naar frivole genoegens verlieten
zij het ouderlijk huis en keerden nimmer
terug. In alle café's en wijnhuizen vormde
dit verschrikkelijk geheim hat onderwerp
der gesprekken van den dag want ondanks
de ijverigste bemoeiingen der politie kon men
geens poor van de daders ontdekken- De
bezorgde ouders lieten voortaan hunne kin
deren slechts onder geleide van 'n gewa
pend bediende op straat gaan en er werd
bij den koning een verzoekschrift ingediend,
waarin gevraagd werd om de veiligheid
op straat te waarborgen
De positie van den politiechef La Reiny
werd uiterst critiek. Telkens spoorde hij
zijn besten detective Lecoq weer opnieuw
aan om toch zijn uitersten best te doen en
deze besloot daar er volgens zijn mee
ning een vrouw hier de hand in het spel
had tot het volgende: Zijn achttienjarige
zoon Expéra, die I.ieveillé genoemd werd,
omdat hij „vroolijk was en voor het beroep
van zijn vader veel belangstelling aan den
dag legde, zou trachten om een misdaad
uit te lokken.
Léooq gaf hem twee pistolen en een de
gen, diie toondertijd alleen door edellieden
gedragen werd, en zond hem met een
goedgevulde beurs op stap.
Twee dagen slenterde Léveillé in de om
geving van het Palais Royal, de Luxem-
burgsche tuinen en rond andere mondaine
plaatsen, maar zonder het minste succes,
tot plotseling zijn blik op eon buitengewoon
schoone vrouw van ongeveer 20 jaren viel-
Vooral hare groote zwarte oogen en haar
sierlijke gang dwongen hem als het ware
zich telkens om te keeren en het meisje vrij
postig in 't gezicht te kijken- En daar zij
blijkbaar ook belang in hem stelde, volgde
hij haar door verschillende kleine zijstra
ten. Eindelijk bleef zij staan, keek nog eens
met een verleidelijk lachje naar den jonge
man en verdween daarna in een oud en
somber uitziend huis, terwijl zij de deur
achter haar openliet.
Zonder bedenken trad ook Léveillé het
sombere gebouw binnen, want hij wist dat
zijn vader hem met agenten in burgerklee-
ding op dcc. voet volgde. De zware, met
ijzer beslagen deur viel onmiddellijk ach
ter hem in 't slot en--Léveillé stond in
*t duister-... De jongeman had al dadelijk
spijt van zijn gevaarlijk avoutuur, want
dat voelde hij wel ook de andere jonge
mannen moesten hierdoor hun verdref te
gemoet zijn gegaan. Léveillé rukte aan de
deur--., sloeg van vertwijfeling met de
vuisten tegen de dikken muren, maar al-
ies tevergeefs.hij zat in de val-
Plotseting werd er een zijdeur geopend
en een oude vrouw kwam, onder het mom
pelen van enkele verontschuldigingen, in
de duistere ruimte. Zij groep den verschrik
ten jongeling bij den arm en leidde hem
langs een bouwvallige trap in oen kelder
ruimte. Ieder oogenblik verwachtte Léveil
lé een slag op het hoofd of een strop om
den hals. Met de rechterhand hield hij
krampachtig den greep van zijn degen om
kneld en hij bereidde zich reeds voor op
een wanhopigen strijd. Maar niets van dat
alles geschiedde. Terwijl hij voortging flik
kerden er helle lichten en hij betrad een
groote weelderig ingerichte zaal van waar
uit hem een sterke heerlijk riekende par
fum tegenstroomde
in het eerste oogenblik meende Léveillé
dat hij zich alleen in deze kamer bevond,
maar toen vernam hij een zacht geruisch
van zijde en ontdekte terzelfder tijd een
vrouw, die met katachtige bewegingen van
achter een gordijn te voorschijn trad- Het
was de vrouw uit het Luxemburgsche park.
Nooit in zijn geheele leven had Léveillé zoo'n
verrukkelijk schoone vrouw gezien. Hij
dacht nergens meer aan.en hij vergat zijn
rol dien hij moest vervullen en bemerkte
absoluut niet hoe de behendige vingers der
vrouw hem zijn beurs, zijn horloge en wal
nog erger was, ook zijn politiefluitje ont
futselden.
Zij lachte schel en verdween door een
geheime deur in den muur. Tegelijkertijd
doofde het licht.
De jongen was nu geheel en al uit zijn
roes ontwaakt en een hevige angst greep
hem aan. Hij wist dat zij ieder oogenblik
met de moordenaars terug kon komen. In
ieder geval moest hij zijn vader, die hem
beloofd had te volgen, een teeken geven-
Maar ook de pistolen en zijn degen alles
was verdwenen.
Met sidderende handen tastte hij in het
donker langs de wanden. De zoete weeë
lucht in de kamer, die hoe langer hoe ster
ker werd bedwelmde hem en de angst be-
roofde hem van zijn krachten.
Eindelijk stootte hij met zijn hand tegen
een zware deurklink, die achter een schil
derij verborgen was. De deur was niet ge
sloten en hij betrad een kleine kamer. Bij
het zwakke licht dat van buiten door de
jaloezies naar binnen drong zag hij een
afschuwelijk tooneel
Zijn tong verstijfde... z'n tanden klap
perden. Meit een kreet sprong Léveillé
naar de deur terug maar was niet in staat
zijn oogen af te wenden van dit afgrijse
lijke tooneel-Zes en twintig wasbleeke
hoofden, gebalsemd, zooals dat in 't Oosten
gebruikelijk is, lagen op zilveren schotels
cn staarden hem met wijd geopende oogen
aan. Deze hoofden waren alles, wat er van
de ongelukkige jonge mannen, die zoo ge-
heimziinig verdwenen waren, was overge
bleven.
Plotseling bewoog zich het zwarte gor
dijn voor de deur. Zonderlinge kleine vlam
men, blijkbaar afkomstig van glimmende
fakkels, dansten op de muren. Hij be
merkte 'n vrouw die tegelijk met drie gewa
pende mannen de kamer binnentrad. In
den geest zag Léveillé ook zijn hoofd reeds
gebalsemd op den schotel liggen... toen
plotseling een groot lawaai van buiten tot
hem doordrong.
Vloeken, kreten van woede en triomf
weerklonken luid- zware schreden na
derden cn een rood fakkellicht belichtte de
verwaring die overal heerschte.de ge
schokte zenuwen van den jongen man, wa
ren tegen deze nieuwe aandoeningen niet.
meer bestan'd en met 'n luiden kreet zonk
hij bewusteloos op den vloer.
Toen Léveillé zijne oogen weer opende,
knielde zijn vader naast hem neer en de
agenten hielden de vrouw en hare handlan
gers in bedwang.
Het huis werd omsingeld en doorzocht en
achter een geheime deur ontdekte men de
„oude gediende" die als berucht roover be
kend stond. De politie had reeds lang be
proefd hem te arresteeren, maar het geluk
te hem steeds vermomd met een grijzen
baard of in vrouwenkleeren onkenbaar aan
de vervolging te ontsnappen.
Vijf bandieten werden naar de gevange
nis „Grand Chatelet" overgebracht en een
week later verzamelde heel Parijs zich voor
de sombere muren van het voormalig slot,
om de voltrekking van het doodvonnis bij te
wonen.
De beruchte vrouw verklaarde aan de
rechters dat zij een Engelscbe was en dat
zij Lady Gileford heete. Zij ontkende iedere
medeplichtigheid aan de moorden en daar
men hoopte van haar de namen der aanvoer
ders te hooren werd zij niet terechtgesteld
maar naar de Bastille gebracht.
Tweemaal leidde men haar naar de be
ruchte folterkamers om haar tot een beken
tenis te dwingen.
Na de tweede foltering bekende de
vrouw, dat zij zelf het hoofd was der
moordenaarsbende „Elauwbaard" die hare
bevelen ten uitvoer bracht. Zij betooverde de
slachtoffers met haar schoonheid en lokte
hen dan in het verschikkelijke huis.
Na deze bekentenis werd zij eveneens ter
dood veroordeeld. De Parijzenaars gruwden
van afschuw en Lecoq en zijn zoon wer
den overladen met eer cn rijkdom.
Op zekeren avond werd deze geschiede
nis in al hare afschuwelijke bijzonderhe
den in tegenwoordigheid van den koning
en zijn gevolg verteld. De favorite Mada
me de Montespan gaf haar afschuw te
kennen maar Monsieur, de broer van den
koning vond de vertelling van den poli-
tieprefect La Reiny „buitengewoon inte
ressant".
Nadat de koning zich verwijderd had riep
hij den Chevalier de Loraine en den zoon
van den Markies d'-Effia hij zich en stelde
hun voor Lady Gilefort uit de Bastille te
halen en haar over te brengen naar het
huis van een zijner vrienden in Versailles.
Daar wilde Monsieur de moordenares
overhalen al hare gruweldaden te vertel
len. Monsieur bezat eenige oningevulde
„Lettres de cachet" die door den koning
onderfe-eikend waren en zoo werd er een
gebruikt om het bevel aan den commandant
der Bastille uit to vaardigen. Er werd in
bevolen de gevaarlijke misdadigster on
voorwaardelijk aan den overbrenger van den
vrijbrief uit te leveren om haar verder te
transporteeren naar de verschrikkelijke
vesting Pinerole.
De gevangen Lady meende aanvankelijk
dat zij nieuwe folteringen zou moeten door
staan. Haar mond was met een doek dicht
gebonden, maar haar zuchten en de tranen
spraken meer woorden van hare vertwijfe
ling en misten hunne uitwerking niet.
Eigenhandig nam Monsieur de doek van
haar mond, wischte haar de tranen weg en
sprak eenige kalmeerende woorden.
Toen de calèche voor een groot gebouw in
Versailles stil hield, werd de beruchte
vrouw die de bedoelingen der mannen on
middellijk had begrepen, rustig en zeker.
Uit de verdere gebeurtenissen bleek dan
ook dat zij daarop reeds haar geheele plan
gebouwd had.
De drie samenzweerders voerden haar
zwijgend door verschillende gangen en
kwamen eindelijk in een weelderige kamer.
Op de tafel wachtte reeds een heerlijken
maaltijd.
Nu eerst kon de vrouw haar begeleiders
eens nauwkeurig opnemen en nu herkende
zij, tot hare groote verwondering den broe
der van den koning. Alle drie deden deze
mannen hun best, om de vrouw met cham
pagne en wijn spraakzaam te maken.
Maar Monsieur, die in zijn hart bijgeloovig
was, kon het bij de vrouw niet lang uithou
den. Hij kon haar vreeselijke misdaden
niet vergeten en vertrok, nadat hij zijn
vrienden de belofte had laten afleggen, dat
zij het monster, dat zeker vrn den duivel
zelf die buitengewone schoonheid ontvan
gen had, ofwel zouden dooden, ofwel naar
Pinerole brengen.
Nauwelijks was de broeder van den ko
ning vertrokken of de misdadige vrouw
begon snel haar plan uit te voeren. Aan de
heide mannen die nu achtergebleven waren
gaf zij te verstaan dat zelfs het bijzijn van
den andere haar hinderde.
Met duivelsche list wakkerde zij het vuur
aan van hartstocht en jaloezie- En toen
Chevalier de Loraine tenslotte dronken en
versuft. Lady Gilefort in zijn armen nam,
versperde zijn vriend hem den weg naar
do deur... Zij trokken hun zwaarden,-,
de vrienden streden verbitterd
Op dat oogenblik had de sluwe vrouw
slechts gewacht.Als een slang wond zij
zich achter de portiere en toen de degen
van Loraine het hart van zijn vriend door
boorde, viel de deur in het slot en Chevalier
bleef als eeri gevangene bij het lijk achter-
Uier eindigen de verklaringen van Lo
raine. Het. was onmogelijk deu dood van
Markies d'Effia geheim te houden. Zijn
moordenaar vluchtte naar Brussel en de
politie stelde opnieuw alle pogingen in het
werk om Lady Gilefort te vinden. Maar te
vergeefs. Nooit heeft men nog iets van haar
gehoord cn nooit is men te weten gekomen
wie de vrouw het hoofd der moorde
naarsbende „Blauwbaard" eigenlijk was.
Alleen de koning en La Reiny wisten dat
zij niet, zooais onder het publiek verspreid
werd, achter de muren der Bastille haar le
ven eindigde.
kW.,-.-
EEN GROEPJE NATIONAALS OCIALISTEN, dat gedurende de verkiezingen
door de politie gefouilleerd
propaganda maakte, wordt
't Was een groot dorp; 't was een deftig
dorp.
Vroeger tenminste.
De fijne chic, het „groot" volk, de „rijk
dom" was er langzamerhand weggetrok
ken. Alleen de uitwendige glans er van
was er zoo-wat blijven hangen-
Zoo-wat. Groote moderne villa's als
door oud-oo m gemeubileerd mee onhan
dig onderhouden tuinen. Je had er een plein
tje op de wegsplitsing; daar groeiden
geen oer-oude eiken, geen zwaar-loovige
kastanjes, geen soliede beuken, geen zie-
kenige iepen.
Bah, zóó dorpsaehtig. Neen, een net-ge
schoren gazon met dwergboompjes en, lief-
aangelegde bloemperkjes en een snoezig laag
hekje. 'tWas beelderig; alles in stijl met de
moderne architectuur van het dorp.
„Dorp"? bitste en vuur-oogde de burge
meestersvrouw „gemeente, bedoelt U!"
Maar, zooals ik zeg, het kapitaal was er
verdwenen. Je zat overal zoo ver vandaan.
Geen partijen, tenzij een ouderwetsche hee-
rensoos omgebouwd tot modern restaurant;
de dameskransjes oer-conservafief van wat
achterlijke burgermenschjes. Je kon er nooit
eens convorseeren met menschen van je
eigen opvatting en beschaving. Alles banaal
bekrompen.
Daarbij: er was zoo wat niets te krijgen
en dat kleine beetje was nog erg prijselijk;
het onderhoud van je tuinen, dat erg kost
baar was en och, wat had-je er aan; getob
met je personeel, dubbele belasting
dank-je, je kon meer pleizier van je cenfcn
hebben.
Wat echter den doorslag gaf: Sedert de
laatste jaren moest je heel den zomer ge
sjouw aanzien van de stadsmenschen van
drie-hoog-achter uit de vacantie-kolonie's-
Altijd die gillende meiden en jongens- Ze
lieten je waarachtig in je eigen tuin niet
met rust. En voor een schappelijk prijsje
kochten de dorpsnotaris, burgemeester en
dokter de leeggekomen villa's; het gepen-
sionneerd school-hoofd, de deurwaarder en
de veehandelaar bewoonden de vroegere
huizen van notaris, burgemeester en dokter.
Zoo waren alle voornamere klassen 'n
beetje vooruitgeschoven; ze voelden zich
niet precies op hun gemak in het nieuwe
milieu. Voor elkaar moeste nzo allerlei
weeldeartikelen aanschaffen; manlief werd
er too gedwongen door zijn liefhebbende
ega, die op haar beurt handelde onder
suggestie van haar geëmancipeerde sprui
ten.
Dat gaf vanzelf aanleiding tot veel praat
jes.
Want geklets was ook hier de groote
plaag. Een plaag, waar iedereen van over
tuigd was en waarvoor een ieder je waar
schuwde
Hier was ik terecht gekomen onder de
vacantie.
Ik maakte 'n visite bij mevrouw van den
notaris. Aangenaam met je kennis te ma
ken, juffrouw. We hopen je volgende week
te ontvangen op onze krans. Ja, Woensdag
is onze ontvangdag.
En hoe bevalt het u hier? Ja nie-waar.
voomaam-landelijk-rustig. Nee, 't is hier
godank niet zoo'n boeren-negorij... 'tZou
hier dan ook een paradijs zijn... alleen juf
frouw... de stem daalde tot vertrouwelijk-
fluister-zacht.ik mag u wel 'n vriende
lijken raad geven. U, als jongedame uit de
groote stad hebt daar natuurlijk geen
idee van-wacht u hier voor de menschen.
Zeker het zijn allemaal keurige lui, dat-
niet; maar dat gepraat onder elkaar; o, dat
gepraat! Dat is een echte plaag.
Daar heb jo bijv- mevrouw van den bur
gemeester een beschaafde dame ik
ontken het niet maar... ze kan niets
hij zich houden. Laatst vertelde ik haar
van ons tweede meisje, dat ik tegen het
eind van de maand de huur moet op/eg
gen. 'tKind as wel gezeggelijk, maar erg
onhandig; alles wat ze onder handen
neemt, breekt ze. Den volgenden morgen
komt het kind schreiend in de keuken.
Van den melkboer hoorde ze, dat haar de
dienst zou worden opgezegd. Hij had het
gehoord van zijns vrouws zuster, die het
wist, van haar buurvrouw, waar het loop-
meisje van den burgemeester om een half
ons thee kwam. Verbeeld-je! een hahlf onsje
voor zoo'n gezin. Zoo iets vind-je natuur
lijk erg onprettig. Trouwens ze kan gerust
naar zich zelf kijken, elke drie maanden
heeft ze haast ander personeel. Zoo lastig
is ze in de keuken. En gierig! nee, je staal
er versteld van- Toch hebben ze onlangs een
niet onaardig erfenisje gekregen van een
oud-tante. Dat is absoluut zeker, ik weet
het van mijn man, den notaris, ziet u;
u begrijpt wel, dit vertel ik u strikt ver
trouwelijk-
Je behoeft niet te doen als de dokters
vrouw; da's eet ander uiterste, een huis
houden van Jan Steen. Enfin, waar zou
ze het geleerd hebben, zoo'n doodgewone
verpleegster. Je begrijpt eigenlijk niet, hoe
zoo'n dokter verliefd raakt op zoo'n schep-
sel. Je zult het zelf wel opmerken, Woens
dag: een wilde flap-uit met een bespottelijke
jongenskop. Enfin, de dokter moet in zijn
tijd nog-al een Don Juan geweest zijn-
'n Kundig man wei, maar non-chalant en
onverschillig. We zijn hier eenmaal op
hem aangewezen; voor bijzondere gevallen
moet je altijd een specialist consulteeren,
want 't blijft toch altijd maar een dorps
dokter.
Ik hoorde, u had daar al kennis mee ge
maakt, Dat vertelde mij Truitje, ons eerste
meisje. Die had het van haar vriendinne
tjes, die daar in betrekking zijn.
Verder bemoeien wij ons met de lui hiier
niet Je komt dus Woensdag de kennis
hernieuwen niet? Want hier heb je verder
niet veel- Je kunt wel eens een keer aar-'
dig met de menschen praten, doch 't is nu
eenmaal je stand niet.
En tegenwoordig kun-je gerust wat kies
keurig zijn in de keuze van je kennissen.
Iedereen meent zich alles te mogen veroor
loven.
Daar heb je het gepensionneerd school
hoofd; waar ze het van doen kunnen, begrijp
je gewoonweg niet. Ieder jaar precies afge
teld: zooveel. En toch ieder jaar een bui-
tenlandsche reis. Het zusje van ons tweede
meisje, dat daar dn betrekking was, had van
de keukenmeid gehoord, dat er heel wat
losgekomen was van een oud-heeroom. Maar
mijn man wist nergens van.
Dan zult u misschien wel gehoord heb
ben.
„Hé, juffrouw, gaat u nu al weg? Al zoo
Iaat?"
„Ja, gezelligheid kent geen tijd. Je komt
wel eens gauw terug, niet? En Woensdag
verwachten we u. Goed, dat u zoowat op
de hoogte bent, ook voor Woensdag. Want
dat gepraat, ziet u, o dat gepraat, dat is
hier een echte plaag....
Ja, een echte plaag". i
„GöTZ".
Hoe de kleine Jan zich een rookerij voor-
stelt.
-O-
Detectieve verhaal door Anthony Gilbert
GEAUTORISEERDE VERTALING
15.)
Hoe kon ik nu weten wat zoo'n geweten-
looze vlegel als Ascher gedaan zou hebben
Maar ik was besloten, koste, wat het koste, mijn
boek terug te hebben.
O juist, meneer. En u hebt hem dus in
Londen gezien
Man, ik heb hem vierkant tegen het lijf
geloopen op Victoria-Station. Gelukkig was de
trein tien minuten te laat, anders zouden wij
hem alle twee gemist hebben. Hij zat nog al
niet in de knijpert. Wat is er nou weer
Ken je die uitdrukking niet Hij was erg bang.
Man, vraag me niet telkens wat of ik zeg, hij
was spinnijdig dus, omdat hij zijn kostbare
koffers niet bij hem kon hebben. De trein was
nog al aardig vol en telkens als ik langs zijn
venster voorbijkwam zaten er andere menschen
in zijn coupé en daarom besloot ik mijn kans
maar af te wachten. Ik zag hem niet op de
boot, maar hij staat bekend voor zijn zeeziekte,
en daarom dacht Ik, dat ik hem in Calais wel
zou vinden. Maar er kwam 'n klink ln de kabel.
Kerel, wat is er nou weer. Daar was Iets niet
ln orde, bedoel ik, en daarom ontglipte bij mij.
Maar ik kreeg hem toch weer in de smiezen.
Wat zeg je Leer dan toch je Fransch. Ik kreeg
hem toch weer in de gaten. En toen vond ik
hem. in 'n coupé, met zijnen koffer bij hem.
Nou, dat heeft hem heel wat gele ruggen ja,
bankbiljetten natuurlijk lieve deugd, ver
staan jullie je eigen taal niet gekost, om
den conducteur te bewegen den koffer bij hem
te mogen hebben. O, man, elke franc is wel
een druppel bloed voor hem geweest, geloof me
vrij. Hij Is zoo krenterig, Ja, ja, gierig bedoel
ik, legde bü den verschrikten detectieve nog
eens omstandig uit. Toen ik bij de eerste halte
langs hem kwam, zat er een andere kerel in
den coupé.
Pardon, monsieur, hoe zag die er uit?
Burgoyn© werd ineens woedend en vaag.
O, een reuze groote kerel en nogal een
buikje, een Franschman zou ik zeggen. Zoo
ver ik er uit op kon maken was het de kerel
die Ascher in Parijs zou ontmoeten. Ze waren
aan het bekvechten ja ruziemaken dat
het een lust was. Het ging over boeken en ze
spraken Fransch, als een paar van die poppatjes
uit de Printemps ze ratelden van geweld.
Nou, dat begon me al gauw te vervelen en Ik
had het idéé dat ik hem nooit meer voor mij
alleen zou krijgen. En toch was het van het
hoogste belang dat dit nog gedurende de reis
zou geschieden. Ik moest hem in ieder geval te
grazen krijgen ja te spreken voordat
hij in bed stapte. Maar mijn plannen liepen
evenals de muls van Burns in een verkeerd
gat. Burns was een kerel die verzen schreef
la Poéslo voegde hij er gelaten aan toe en
hij zei: O, Egerton, waarom help je me niet
eens even om in het Fransch te vertalen „gang'
aft agley" in plaats van dat je daar als een
mummie staat te droomen.
Egerton gaf zonder een glimlach aan zijn
verzoek toe.
Een oogenblik, meneer, zei Lestrange. U
zei dat hij met een Franschen man sprak. Zou
u dien man herkennen?
Natuurlijk niet, kerel. Ik heb hem maar
even gezien. Ik dacht alleen dat het een
Franschman was, omdat liij er zoo gezet uit
zag en die taal brabbelde.
Dat scheen voor hem overtuigend te zijn,
waarom zou iemand zich met Parijsche
idiomen en Idioterieën kwellen, indien hij geen
Franschman was?
Wist hij niet dat u in den trein was?
Waarschijnlijk niet. En ik was toch niet
van plan om hem dat even te vertellen ook.
Als hij dat wist, had hij het boek slechts
uit den koffer te nemen en om mij met mijn
mond vol tanden te zettenik bedoel dat
ik dan niets had kunnen zeggen. Neen, ik wil
de hem dwingen zijn handen op tafel te leggen.
Nog een oogenblik alstublieft, yroeg
Lestrange. Droeg hij een overjas toen u hen
samen zag?
Burgoyne keek verschrikt op.
Een overjas? Ja dat geloof ik wel. Waar
om?
Was die open of i dicht?
Wel lieve hemel
Dat is van het grootste belang meneer,
want deze mr. Ascher
Sir Ascher, heb ik je nu al drie keer
gezegd.
Goed. Deze Sir Ascher dan werd dood
gestoken, toen hij geen overjas droeg of toen
die open was.
Ja, ja, natuurlijk. Indien ze open was kon.
die kerel nog dichter hij hem zitten, onder het
voorwendsel gezamenlijk een boek te bestu-
deeren en hem dan onverwacht een por hebben
gegeven.
Daar is nog een punt, zei Egerton nuch
ter, en dat is dat de dokter zegt, dat Ascher
van achteren is gestoken.
'Lestrange scheen door deze opmerking even
van zijn stuk gebracht.
Burgoyne, die verbazend prikkelbaar was ge
worden en die veel last bad van zijn weinige
uren slaap, vroeg sarcastisch:
Heb u daar niets op aan te merken?
Misschien is die kerel wel in het bagagenet ge
klommen en heeft hij van daaruit die pen
met een vaartje in Ascher's rug geworpen. Of
hij heeft zich vermomd als een spoorwegkussen
en Ascher rustig tegen zich aan laten leunen.
Dan zat hij er nog dichter bij.
Er is maar één logische verklaring voor
dit feit, merkte Egerton uiterst kalm op. Was
er geen restauratierijtuig aan den trein?
Natuurlijk was er een restauratierijtuig
aan den trein. Dat weet je net zoo goed
als ik.
Welnu, als twee menschen gaan dineeren
en hij sprak nu weer tot den detectieve
is het een gewoonte dat zij hun jassen uitdoen.
En als ze dan naar denzelfden coupé terug
komen, zullen ze waarschijnlijk achter elkaar
loopen en als de kleinste dan voorloopt
Lestrange viel hem vlug in de rede.
Ik begrijp wat u wil zeggen, menoM?.,,
Hij beeft kalm de kans afgewacht, Éwrel-
en het is misschien dezelfde max, ge mr.
Ascher in Parijs wilde bezoeken. Zij dineeren
samen. Hier volgt dan vanzelf do verklaring
voor de vleeschpen, want dat is een allerzon
derlingst wapen. Aan den ingang van den coupé
stoot hij eenmaal vlug en zeker toe, dan duwt
hij zijn medereiziger op z'n zitplaats, opent den
koffer en haalt er de boeken uit.
Burgoyne merkte sceptiseb op:
Doet hij dat allemaal in een trein, die
boordevol zit met menschen?
Waren er dien avond zooveel passagiers?
Neen, dat kan ik niet zeggen.
Welnu, waarom zou iemand hen komen
storen? We gaan dus verder. Zooveel tijd is er
niet noodig om wat groote boeken uit een koffer
te halen. En deze boeken waren verbazend
groot. En trouwens bij een moord moet je al
tijd een beetje risico nemen
Ik geloof nauwelijks dat het allemaal
groote bleken waren, mompelde Egerton.
Waarom niet, meneer?
Dat zou een slechte politiek zijn, ant
woordde de jongeman. Indien u een emerald
wenscht te verbergen, zou u toch geen hoop
robijnen uitzoeken. Dat valt immers te zeer op.
Indien hij zijn dure 'boeken tusschen een heele
stapel zware deelen had verborgen, zouden ze
te gemakkelijk herkenbaar zijn.
Burgoyne, die een telkens toenemende span
ning in de atmosfeer gewaar werd, deed stom
miteit op stommiteit en werd elk oogenblik
onsamenhangender en inoonsequenter. Hij voel
de de lucht der verdachtmaking al dikker en
dikker worden en dat maakte hem zenuwachtig.
Hij verloor al zijn zeifbebeersching.
Op het eind van zijn verhaal snauwde hij
Lestrange op de meest hoffelijke vragen, wan
trouwend af. Terwijl hij half woedende, half
smoekende blikken naar Egerton wierp, alsof
hij vermoedde en hoopte, dat de jongeman hem
ter hulp zou komen. Maar die jongeman scheen
klaarblijkelijk verdiept in zijn eigen gedachten
en had alle belangsteling voor deze moordzaak
verloren. Hij stond met zijn handen in zijn
jaszakken en zijn nauwe zoekende oogen staar
den door het open venster over het sombere
vergezicht van Parijsche daken. Het was echter
duidelijk dat zij Iets anders zagen.
Die zit zeker weer te broeien over zijn mis
lukte liberale voorstellen, dacht Burgoyne nij
dig. Een lekkere vent om naast je te hebben,
als Je ln moeilijkheden, zit. Maar Lestrange
bestudeerde den Engelschman niet minder dan
den Ier en het kwam bij hem een enkel oogen
blik op, dat Egerton de pro's en contra's van
zijn partijpolitiek aan het overwegen was. In
tegendeel h(j had wel alles willen geven om
te w^eten, wat diens aandacht gaande maakte.
Hij vermoedde wel dat, Egerton geheel door
dezen moord in beslag werd genomen ©n de
Franschman vroeg zich geslepen af waarom,
of er niet eenige verwantschap bestond tus
schen hem en den doode. Nog even vermoedde
hij, dat er misschien een vrouw tusschen zat,
maar het was onmogelijk om van het staalharde
gezicht van dien Engelschman iets te weten te
komen. Hij gooide van tijd tot tijd zeer be
koorlijke veronderstellingen uit, hopend dat
de visch boven zou komen, maar zonder eenig
resultaat. Toen Burgoyne ten slotte zijn tame-
lijk-onsamenhangende verhaal had beëindigd,
flapte Lestrange zijn boek dicht, stak zijn vul
potlood op zijn plaats en zei beleefd:
Zouden de heeTen wellicht zoo beleefd
willen zijn om mij te volgen naar de Süreté
en daar hunne verklaringen af te leggen? Dat
zou verbazend vriendelijk zijn. Niet, voegde hij
er aan toe, in antwoord op de loop-naar-de-maan
uitdrukking op Burgoyne's roekeloos veront
waardigd gezicht, alsof het niet mogelijk zou
zijn u binnen enkele seconden te pakken te
krijgen. Daar u jammer genoeg niet tot mor
genochtend in Frankrijk kunt blijven
Hij hield een oogenblik op, teneinde de kee
ren gelegenheid te geven alsnog van plan te
veranderen, maar Burgoyne zag er uit als een
man, die weet dat hij schuld heeft en zijn
tegenstander uitdaagt om hem vast te zetten,
terwijl Egerton nog altijd uit het venster
staarde. Indien dit dus zoo blijft, ging Lestrange
even later verder, zou u ons daarmede van
groot nut zijn.
Maar waarom zouden wij jullie eigenlijk
van groot nut zUn, vroeg Burgoyne op vijan-
digen toon. Egerton, die ondanks zijn verstrooi
de houding alles scheen afgeluisterd te hebben,
zei rustig:
Ik geloof best, dat wij het doen kunnen.
Indien er niet te veel tijd verknoeid wordt en
daar uw bagage toch aan het station is, Bur
goyne, is die alvast in orde.
De detectieve keek den jongeman dankbaar
aan voor zijn vriendelijke tusschenkomst. Toen
rekende deze piet dep patr oon af ep allien namen
plaats ln een taxi, die hen naar het Fransche
Scotland Yard bracht. Hier herhaalde Bur
goyne zijn verhaal ln tegenwoordigheid van den
chef, die op een of andere geheimzinnige wijze
reeds de voornaamste feiten van de misdaad
was te weten gekomen. Het verhaal van den
Ier vlotte nu beter, daar Lestrange hem heel
tactisch te hulp kwam, indien hij onvergeeflijk
afdwaalde en Egerton stond als een mijlpaal
naast hem, onvermurwbaar en zonder eenige
poging om te helpen, wat volgens Burgoyne
den meest spraakzamen redenaar nog den mond
gesnoerd zou hebben.
Yoor M. Degas, een man van een zeer scherp
waarnemingsvermogen, was heel de houding
van den Ier doorzichtig genoeg. De man kon
zijn oogen nooit langer dan een seconde op het
zelfde voorwerp gevestigd houden. Ze vlogen
als een rusteloos insect van het een naar het
ander. Zijn vingers gingen zenuwachtig over
de tafel, zijn nagels volgden de inkepingen
van den rand, dan weer betastte hij den knop
van zijn wandelstok of een boek, dat bij hem
lag; zelfs de slordigste toeschouwer moest zijn
inwendige onrust bemerkt hebben. Maar ten
slotte brak bij in antwoord op een heel simpele
vraag in verbazende woede uit en trappelend
van ongeduld schreeuwde hij:
Snappen jullie dan niet dat mijn boek al
dien tijd al verder en verder geraakt en dat
ik daarvoor in de plaats niets anders bezit dan
het ellendige prul van een namaak, waar zelfs
een Oxford student zjch niet mee zou laten
bedotten? Eerst toen had M. Degas de oorzaak
gevonden van Burgoyne's zenuwachtigheid.
Toen zij ten slotte werden vrijgelaten, wend
de Burgoyne zich opgewonden tot Egerton en
schreeuwde dezen toe:
Wat vent! Die denkt zeker dat ik het
gedaan heb?
Egerton zei niets. Hij zag er erg somber uit
en zijn oogen waren voortdurend op den grond
gevestigd.
Zou je nou eindelijk niet eens vijf minu
ten op kunnen houden met aan die vervloekte
politiek te denken? vloekte Burgoyne woedend.
Waarom hebben die bemoeiallen bet juist op
mij gemunt?
(Wordt vervolgd), j