"1 i 1 QUO VADIS? 7 DINSDAG 23 SEPTEMBER 1930 ALS DE ZOMER VOORBIJ IS, RABINDRAMATH TAGORE. MODEPRAATJES. '*<*5 •k.v., RECEPTEN, AMSTERDAMSCH KIEKJE, amandelbeschuitjes KANTOORMEISJES Eventjes helpen. Tin. BOUDOIR. Correspondentie. Priyskruiswooirdraadsèl. 7 1 8 o AAN „SAVENDEL". Kalender van deze week. CITROEN ALS SCHOONHEIDS MIDDEL MONDWATER de en Waar gaat gij heen? Waar gaat het heen? De verkiezingen in Duitsehland zijn voorbij en de ergste vrees is nog overtroffen. Menig zakenmenscb en huisvadere, onenig vrouwe des huizes die na volbrachten dag taak hun krantje lazen, zullen zorgerlijk het voorhoord gerimpeld hebben en de zwartste voorspellingen zullen de blijde huiselijke at- mospheer vertroebeld hebben. Het is hier niet de plaats om ons aan poli tieke beschouwingen te wagen, maar waaï ons de schrik om het harte slaat en niet zonder reden, mogen wij dit gebeuren als een waar schuwing van den Allerhoogste aanvaarden. Quo Yadis? Waar gaat gü heen? Waar gaat het, waar gaan wij, waar gaat de •wereld heen. Een wereld, ach het is om te schreien van machtelooze woede, een wereld door God ge schapen in den aanvang als een Paradijs een lusthof van al wat mooi, heerlijk zaligend, ver rukkend was. Een wereld van zeeën en stroomen, van ber gen en dalen, van landen en volkeren. Een wereld vol vruchtbaarheid en kiemen, vol mooglijkheden tot geluk, welvaart, vreugde, een wereld geschapen als een oord waar enkel liefde zou heerschen. Menschen en liefde. Mensohen de zuiverste afbeelding van hun Schepper. Liefde. De weer kaatsing van een Goddelijk harte, dat slechts liefde kent. Wereld, waar gaat gij heen? Had God niet alles en allen zóó geschapen, dat wij allen met opgeheven hoofde Hem zou den aanschouwen, gekeerd naar de bron van licht, warmte en leven. Is 't niet genoeg dat hoogmoed vele Engelen ten val dreef, en een dier ongelukkige wezens als duivel bezit nam van het lichaam der slang, het reptiel dat een maal fier rechtop ging en heitr glanzende huid deed glanzen en pronken in het zonnelicht. Is het niet genoeg dat dit schepsel, eenmaal den duivel ten dienste geweest zijnde, tot straf Voortaan kruipend keur leven moet dragen, en als afschrikwekkend, angstaanjagend gedierte ieders afschuw opwekt. Is het niet genoeg dat voor het eerste men schepaar de poorte van eeuwig leven en geluk gesloten werd, tot een Godmensch zelve Zich opofferen zoude om hen en hun nakomeling schap, het reoht op den hemel en kindschap Gods te hergeven. Neen dat alles is niet genoeg. Millioenèn martelaren hebben goed en bloed veil gehad voor den Christus. Duizenden en legioenen hebben nooit in oorlogen het leven met vreugde geofferd voor het vaderland. Maar dat alles is niet genoeg. Satan rust nooit, is nooit tevreden; in kolken van afin hellekrochten is plaats ruimte over. Het zijn geen medemenschen meer die als aardsche duivels en soms als duivelinnen rond gaan om een stelsel te prediken en te beleven dat alle gezag ondermijnt, omver werpt, dat «pot met het heiigste goed dezer aarde mét de zelfs ba heidenen zoo zeer vereerde on schendbare eigen haardstede. Tronen en machten ondergraven, omver werpen, Gods gezalfden ontwijden en vermoor den rijken en generatie's vernietigen, dat is geen menschen- dat is duivelswerk. Quo Vadis? Naar den ondergang! Daar gaat het heen. De donkere wolk komt al nader en nader, slechts een kwestie van tijd en ook onze hemel zal verduisterd worden. Maar wij zijn er ook nog. Wij vrouwen, wij moedert, wij de draagsters van de toekomst. Niet alles, maar veel daarvan berust in onze handen. Wij zijn het die ons afvragen.... Waar gaat het heen? Waarheen met de jeugd, met dat groot pro bleem der huidige opstandigheid en ze.fstan- digheid onzer kinderen. Twee eigenschappen die ons als we niet blind willen zijn, vlijmend in de oogen priemen Wij moeten het wel aanvaarden, dat de jeugd opstandig en soms te zelfstandig is. En toch mogen wij die eigenschappen niet vernietigen. „Du choc des opinions jaillit la vérité". De opstandigheid der jeugd heeft ons veel doen inzien wat werkelijk verkeerd was, in een oud stekel dat soms alle individualiteit knechtte en versmoorde en hen tot willooze sla- yen of huichelaars maakte. Slechts waarlijk groote zielen en karakters kennen den waren deemoed, de nederigheid en onderwerping. En die opstandigheid doet ons naar ie mid delen zoeken grijpen en gebruiken om dien trek in goede banen te leiden den hoógmoed met zachtheid of hardheid met kennis en rode te beteugelen. Uit iets kwaads wórdt altijd iets goeds ge borenen. Aan ons vrouwen en moeders de plichten- de taak dien opstandigen wil ten goede te leiden, te vormen tot een wil, die het lmogere het mooie, het edele zoekt, voorstaat en onbulg. zaam het kwade den handschoen toeslingert. Quo Vadis? Waar gaat gij heen. Waar gaan zij heen, die zelfstandige kinderen die denken alles beteh te weten, te kunnx, te mogen? Neen zij zullen niet gaan naar de verwoes tende holen van zonde en bederf, van harts tocht en verdwazing, van vernielzucht en ver nietiging. Qua Vadis? Waar gaat gij heen opstandige jeugd? Naar het ideaal, naar de glorie, de zegepraal yan het goede. Daar zullen wij voor zorgen, ouders, moeders opvoeders. Ge zyt al te zelfstandig soms, maar dan denkt ge maar, het is sleohts het dartel toomloos spel van het jong en ongebreideld veulen, dat daar heen draaft en zich niet vangen laat. Telketis en telkens ontschiet het den lasso, onvermoeid, omvangtbaar, niet te temmen. Doch eindelijk vermoeid, na herhaalde strui keling, verwonding misschien, geeft het zich noode gevangen. Ofwel gelokt en gestreeld buigt het in dee moedige overgave zich voor de hand, die het hetoomen zal. Ziet dat is onze huidige jeugd is dat niet het gevolg van dat wat een generatie terug al luider en luider in ons ouderen sprak. Is het dan wonder dat die trek van geslacht tot geslacht sterker wordend zich eindelijk in •volle gedaante, belichaamd in onze klnder-en aich vertoont? De opstandigen van mevr. van Ammers Kühler waren ook niet van gisteren noch van vandaag. Un homme averti en vaut deux. Wij zijn Biet onvoorbereid, wij staan gereed met raad en zoo men die versmaadt, met de daad om met de schoonste de blinkendste wa pens, die Godzelf ons gaf den strijd te aanvaar den. Den strijd om het kind, om de ziel van het kind om het recht van vrede, geluk en wel vaart, een eeuwige zaligheid. dienst, geloof en liefde, met het schild van rein heid en deugd. Met al onze liefde dien machtigen factor, zul len wij onzen zonen, onzen dochteren, eerbied in prenten voor het door God gestelde gezag, wij zullen hen leeren eeren en liefhebben, de no bele Vrouwe die ons regeert en geen spot geen kwaad dulden, noch op Haar noch op Haar Huis in figuurlijken noch letterlijken zin. Wij zullen onze kinderen in het ltcht des geloofs, hun wil en zelfstandigheid doen spie gelen en weerkaatsen, tot zij zelf de hen aan klevende vlekken en fouten ziende, zelf zul len streven naar loutering en zelfbeheersching Reinheid en deugd, als bondgenootea, zul len hen sterk maken, veerkrachtig tegen iedere aanval van den gezienen en ongezienen vijand. Dan zal eenmaal de opstandigheid en de so heisz ersehnte zelfstandigheid door zuivere en mooie motieven geleid, hun ten zegen sterk- ken. Aan ons vrouwen, moeders en toekomstige moeders, de plicht, de taak een nienw ge slacht te kweeken, opgeschoten als ceders op den Libanon, lieflijk als granaatbloesems, prachtkerels en maagden die dicht aaneen ge schaard een nieuwe maatschappij zullen grond vesten een maatschappij van vrede en eens gezindheid, van volkomen onderwerping aan Gods plaatsbekleeders, van een volk, dat fier en trouw, in liefde en arbeidzaamheid zijn dagen beleeft. Een jong, bloeiend geslacht, dat elkander steunt en helpt, waar de man de vrouw, de vrouw den man steunt, waar alle menschen onderling een staat van heil zullen stichten, die eenmaal niet in wanhoop zal uitsnikken: „Quo Vadis?" Doch eens voor God zal staan niet met ledige, doch met volle handen: „Ziet heer tien talenten gaaft gij mij, Heer ik heb niets verworpen, met uwe hulp mocht ik ze verdubbelen tot heil van Kerk en Staat; tot heil van Uwe maatschappij het rijk van Chris- tus Koning", HELLENEN. Waar wij tegenwoordig zooveel over dezen Indischen dichter lezen en vernemen is het wel eens interessant voor ons vrouwen, de teedere zijde van dit veelbewogen en aan studie gewijde leven, belicht te zien. In het boekje van Heinrich MeyerBenfey, lezen wij hoe Rabindrmath Tagore op zijn 13e jaar zijn moeder verloor, een verlies, dat nem, den fijngevoeligen knaap ten zeerste aangreep, doch de dichter was nog niet in hem ont waakt om deze geliefde moeder in zangen te huldigen. Op vier en twintigjarigen leeftijd, twee jaar na zijn huwelijk, trof hem een sterfgeval in zijn naaste omgeving. Wie het was zegt hij niet, doch hij beschrijft de smart die hem aangrijpt als een smart zoo diep, zoo ondraaglijk schier, totdat uit die smart zich een soort begeestering verhief. De erkenning dat wij dan toch slechts tij delijk gevangenen zijn in dit aardsche om hulsel gaf hem troost en vrede. In het jaar 1901 stierf zijn innig geliefde vrouw en de dichter, ontroostbaar zoekt haar, overal in huis en daarbuiten. Hoort hoe hij klaagt: „In vertwijfelend hopen ga ik rond en Zoek haar in alle vertrekken en hoeken van mijn huis en vind haar niet. Klein is m(jn huis en toch zal ik datgene wat ik verloor er niet wedervlnden. Maar Uw Hart O Heer is eindeloos groot en Haar zoekend ben ik Uwe deur genaderd. Ik sta onder het gouden dak van Uw avond hemel, en verhef mijn smeekende oogen tot li w aangezicht, Ik ben tot de oever der eeuwig heid gekomen, een eeuwigheid, waarin niets ten onder gaat, waar geen hoop, geen geluk geen gelaat door tranen verduisterd worden. O, dompel mijn vereenzaamd leven in dezen oceaan, laat het in zijn diepste diepte ver zinken. Mocht ik nog eenmaal de zoete vervoering dezer verlorene liefde ervaren". Aldus zong Rabindranath Tagore bij den dood zijner echtgenoote. Als zulk een mensch eens de genade van het ware Geloof geschonken ware. HELENEN P a rij s, 16 September. Met wat smaak en een beetje goede keuz3 is het vaak o zoo gemakkelijk om met behulp van een reels gedragen en misschien terzijde gelegd kleedingstult een aardig geheel te com bineeren, dat zich uitstekend leent, bijv. voor een ochtend- costuum, of 'n een voudig toilet tij dens de daagsche werkzaamheden. In uw kast hebt gij misschien een rok hangen, die geen dienst meer doet. omdat het wat te kil wordt voor de dunne blouse van linon, of crêpe-de-chine. Met een wat war mer casaque kan men er een practi- sche en heel aan trekkelijke deux- pièee3 van maken, die iü heel wat ge vallen nog nuttig te pas zal komen. Het nevenstaan de plaatje geeft er eén aardig voor beeld van. Bij een „ouden" rok van tweed is een petite casaque van kas- Koude dagen vragen warme kleeding en is 't bovenstaande elegante tailleurtje juist van pas Premet ontwierp dit kleedingstuk uit fijne wollen stof, gratielijk als Pieds de poule bleuebetiteld. Een blouse in Lavendelblauwe crepe de chine, met donkerder tint gegarneerd wordt onder het vlotte jasje gedragen. Bijkleurend vilthoedje, met een klein don zig vederbosje versierd, de moderne dikke kralen ketting, 'f is al „du ton". PANIETTE. Aardappelcroquetteh500 gr. gekookte aard- appelen, peper, zout, nootmuscaat, 20 gr. boter, 2 eieren, (wat melk), paneermeel. Bereiding: Maak de aardappelen fijn. Zijn het koude aardappelen, maak ze dan eerst even warm door ze een oogenblik op te koken met wat water en dat af te gieten zoodra het kookt. Vermeng de fijn gemaakte aardappelen met peper, zout en nootmuscaat, 1 ei, de boter en zoo noodig wat melk. De puree moet vrij stijf zijn. Maak er dan balletjes -van, haal ze door geklopt ei en paneermeel en bak ze in een heet frituurvet bruin. Laat ze even uitlekken op grauw papier. Applepie. 120 gr. bloem, 60 gr. boter, 30 suiker, zout, pl.m. */4 d.L. water. Voor het vul sel: pl.m. 6 flinke moesappelen, pl.m. 50 gr. suiker. Bereiding: Doe de boter en bloem in een koim, snijd met 2 messen de boter in kleine stukjes door dé bloem heen. Voeg 30 gr. suiker toe, wat zout en ongeveer dL. water. Roer dit even met een lepel door elkaar en kneed het deeg zoo kort mogelijk tot een stevige massa. Bestrooi een tafel of plank met bloem, wrijf de deegrol ook in met bloem en rol het deeg uit tot een groote lap. Leg een reep hier van op den natgemaakten rand van een pie of vuurvast schoteltje. Vul het schoteltje met de appelen, die in schijfjes gesneden zijn en met suiker zijn bestrooid. Maak den rand deeg weer nat en leg er de lap deeg ruim overheen. Druk met oen vork de beide randen op elkaar en snijd het deeg langs den buitenwand af. Maak van de resten deeg een paar versierselen en plak die met wat water op het deksel. Be strijk het deeg met geklopt ei en prik er enkele gaatjes in om de waterdamp te laten ontsnap pen. Laat de pie in een matig warmen oven bruin en gaar worden( pl.m. uur). M. M. Het gebeurde j.l. Zondagmiddag, toen de veel gesmade regenheilige, als toegiftje nog eens wat gezellige buitjes, liefst zoo plotseling mo gelijk op ons deed neerkomen. Ongewapend voor dergelijk offensier waren wij wel gedwongen een schuilplaats te zoeken in een der vele gerenommeerde eethuizen, in een der voornaamste straten. Een gezellig plaatsje werd ons toegewezen en een knus thee'tje voorgezet. Het goot waarlijk pijpesteeien. Tegenover ons was juist een der vele dwarsstraatjes en dat z.g. steegje werd weldra het tooneel van een allerleukst kinderspel. Twee kleine kleuters, misschien 4 of 5 jaar, zaten samen in een kelderstoepje. Om te schui len? Mis hoor. Ze hapten naar de dikke drop pels die op hun vroolijke toetjes neervielen. Plots ging daar eenige verdiepingen aooger een raam open. En Kenau Simons Hassel .ar of wat daar misschien een afstammeling van was, stak een vervaarlijk hoofd naar ouiten. Pietje, Mietje! Ai, dat kraakte in je ooren. Pie,....tje Mietjeü! Ha, de bengels boven wier hoofden deze be namingen in alle toonaarden in stijgend tempo werden uitgeroepen, doken ineen, ond'-r in het stoepje, giegelend en met gezichten van „Stil, hou je stil" Ze ontdekten boven hun hoofd een opgerold oud zeil, dat zeker op andere dagen een snoep- Uitstalllng moest bedekken. Reuze vondst. Piet je en Mietje de tengere lijfjes tegen den kelder ingang gedrukt wisten het zeil los te maken, af te rollen en scholen er onder weg. Het was vermakelijk om af te kijken. Moe der gilde steeds luider, steeds harder, trachtte over de breede ouderwetsche goot heen te zien tevergeefs, de bandietjes hielden zich schuil, zaten met hun Zondagsche schoentjes en blous- jes in het keldergat, waar het water in stroomde. We hadden geen kans de moeder te waar schuwen, misschien ook geen moed om verraad te plegen, tegenover die twee schavuitjes. die telkens eens om het zeil heengluurden of moe der er nog was. Eindelijk gaf vrouwe Kenau het op, het raam ging met een smak dicht. Gelukkig, de rakkers schoten het keldertrapje op en voerden een ware indianendans uit daar in dat smalle straatje van keien en plassen, waar de regen en modder hoog opspatte. Ze zongen en dansten echte jolige Hóiland- sche waterrotten. Geen mensch op straat, alles blééf binnen, al leen daar jubelde en genoot een stel men- schenkinderen in bemodderdë schoentjes en doornatte kleertjes. Gelukkige jeugd, en we moesten even het oude weemoedige Czaren- lied herdenken: „O, Selig, O seiig ein Kind noch zu sein" Toen het droog werd, gingen ze de oude houten bovenstoep op, nu was het voor hen niet leuk meër huiten. Aan het drama, dat binnenshuis het blijspel van buitenshuis volgde durfde geen onzer te dénken. „O Selig, O Selig ein Kind wieder sein" AMSTERDAMSCHE Daarvoor hebben wij noodig 2 eieren, 100 gr, poedersuikeT, 90 gram meel en 80 gr. aman delen. Pel de amandelen door ze in kokend water te leggen, dan gaat de schil er gauw af, Splijt ze in tweeën en Iaat ze in den oven drogen tot ze mooi bruin zijn. In dien tijd breekt gij de twee eieren in een kom en klopt ze met suiker tot room, daarna wordt er het meel doorgeklopt en daarna de amandelen. Als alles goed dooreengewei'kt is, maakt men er twee lange veepen van, die men op een stevig stuk papier legt. In een heel matig warmen oven legt men nu dit papier gedu rende 15 minuten, vooral zorg dragen dat het mengsel niet verbrandt. Wanneer het mooi bruin is, trekt men het baksel uit den oven en legt het om het papier los te weeken even op een natten marmeren of steenen plaat Als het papier verwijderd is, kan men er met een scherp mes reepjes van snijden^ ongeveer 2 c.M. breedte, die men een minuut of 5 voor den open oven laat dtogen. ha gekozen, waar van de nuance natuurlijk met den rok moet harmonieeren. Heeft men van het tweed nog wat over, dau kan men de casaque garneeren zooals op het plaatje is aangegeven, waarme de dan een zeer aardig effect bereikt wordt. Anders neemt men een breede ceintuur van soepel leer, dat in tint geheel met den rok overeen moet komen. Prefereert men in plaats van kasha het iets soepelere jersey, dan kan men dit in een lichte en effen tint kiezen ep zoo mogelijk met tweed garneeren. De kleine baret kieze men dan ook van dezelfde stof, gegarneerd met een bandeau en een knoop van tweed. Voor de koudere dagen kan een drie-kwart i«h, oen ccuniBo mu'suciu. mantel van fantalsie-wol dit eenvoudige toilet JVlj staan daar met de wapenen van gods- heel te pas aanvullen. „Wat,voor meisjes neemt u het liefst op uw bureau in dienst?" werd onlangs gevraagd aan den leider van een groote zaak. En deze antwoordde: ,,Een met goede spijs vertering en die een drukke straat vol auto's goed weet over te steken. Ik bedoel dit: Als een meisje komt solliciteeren en zij heett de vereischte bekwaamheden, dan weet ik nog niet of ^jj de rechte persoon is, Ik wil t,een meisje dat te teer en te broos is, om op s.raat zich door de drukte heen te kunnen wei Ken, want zij zal ook niet flink zijn in de moeuijk. beden van haar werkkring. Ilc houd van ste vige, opgewekte meisjes, die er uit zien alsof zij een goeden eetlust hebben, niet van ge knakte lelies. Naast de noodzakelijke bekwaam heden verlang ik dus allereerst een goedu ge zondheid, weinie last van vermoeidheid, een gezond verstand. Ik moet niets hebben van meisjes die trachten te flirten met het manne lijk personeel of met haar chefs en evenmin van haar, die bij de minste vermaning in tra nen uitbrasten. Ook wil ik er geen hebben, die tracht voordeel te trekken uit het feit dat ze een meisje is. Ik heb meisjes noodig die flink aanpakken, niet op mijn zenuwen werken en gezond verstand genoeg hebben om haar po sitie goed te begrijpen. Ik vind het prettig dat ze er elegant gekleed uitzien, maar niet te op vallend. Ook dat is in een zaak, waar veel en velerlei personen m- en uitloopen onge- wenspht". Mevr. D. te G. Op uw vraag of men druiven goed bewaren kan, diene het volgende: Druiven kan men goed houden, tot ver voorbij Kerstmis, wanneer men ze, al zij niet overrijp zijn natuur lijk, aan de snedevlakte aflakt of met was. cine bedruipt. Ophangen op een koele plaats is aanbevolen. Mej. U. KI. te M. Lakvlekken verwijdert men, door ze in te wrijven met wijngeest (apotheek of drogisterij) waarna men het week geworden lak met een mesje er afneemt en de nagellak- plekken met spiritus afwrijft. Middel tegen het krimpen van tvolgoed. De koffers worden ontpakt en moeder de vrouw vindt verschillende wollen kleeding- stukjes niet zoo friseh en fleurig als zij wel dacht ze terug te zien. Dus velerlei moet gewasschen. Als het nog nieuwe truitjes of jurkjes zijn, is het 't beste deze in lauw water, waarin een weinig geest van salmiak is opgelost, te was- schén. Op 15 liter water heeft men 10 gram salmiak geest noodig enz. Het najaar brengt veel aanslag en z.g. huid op ons mooie koper en tin. Er zijn menschen, die zeggen hoe meer aan geslagen, hoe mooier, hoe echter; doch vergeten wij niet dat onze voorvaderen alles poetsten en wreven tot 't als een zonnetje glom. Denk maar eens aan onze schilderijen van oude interieurs. Tinnen voorwerpen moet men wasschen met aschloog en napoetsten met fijn gewreven zout. Een mengsel van 12 deelen water en 1 deel zwavelzuur (oppassen voor wondjes) maken het tin als nieuw. Een blinkende tinnen vaas met heide gevuld, of roode eik en chrysanten, 't is een verruk king in voornamen stijl voor ieders oog. HUISMOEDER. AUGURKEN. 1 K.G. augurken, ongev. 1 flesch goede in- maakazijn, 2 Sp. pepers, 2>/3 gr. gedroogde gember, 2V- gr. laurierbladen, 5 gr. mieriks wortel, 1 takje venkel (1 takje dragon). Bereiding; Snijd van augurken de kroon tjes af en veeg ze goed af mét een Vochtige doek. Bestrooi ze met zout en laat ze zoo een nacht staan. Laat ze den volgenden dag goed uitlekken. Waseh de flesschen of potten met zeep en soda uit en spoel ze met azijn om. Doe er de augurken in en leg er dan de kruiden tusschen. Giet er de azijn op, zoo dat de augurken onder staan. Giet er een laagje sla olie op en sluit a£ met vochtig perkament papier, SJALOTJES. 1 K.G. sjalotjes, 5 gr. laurierbladen, 5 gr. foêlle, 2 Sp. pepers, 1 flesch inmaakazijn. Bereiding: Maak de sjalotjes met een vruchtenmesje schoon. Bestrooi ze met zout laat ze zoo een nacht staan om ze den vol genden dag droog uit te laten lekken. Behan del ze verder als augurken. SAMBAL VAN KOMKOMMER. 6 komkommers, 1 flesch inmaakazijn, 25 gr. mosterdzaad, 2 gr. kurkuma, 2% gr. gedroogde gember, 'n paar laurierbladen, Sp. peper, ('n paar takjes dragon). Bereiding: Schil de komkommers dun af. snijd er de punten af als déze hittér zijn. Trek er met den sambaltrekker lange reepen van tot het zaad toe. Wring ze dan uit in een schoone doek en vermeng zê zorgvuldig met den azijn. Doe de sambal in goed schoonge maakte en met azijn omgespoelde flesschen of potten, leg er de kruiden tusschen, (het mos terdzaad is in een dun doekje gebonden). Voeg zooveel azijn toe, tot alles goed ondèr staat. Giet er een dun laagje slaolie op en sluit af met vochtig perkamentpapier. Déze sambal kan niet langer dan 3 h 6 weken bewaard worden. ZOETZUUR VAN MELOEN. 114 K.G. meloenschil of onrijpe meloen, 1 K.G. suiker, 1 flesch azijn, kruidnagel, pijp kaneel. Bereiding: Snijd de meloen in stukken en schep er met een lepel het rijpe gedeelte uit. Snijd van het overblijvende deel de buitenste schil af. Snijd de stukken in blokjes. Weeg deze en steek in de eene helft der blokjes een kruidnagel in de andere helft een klein stukje pijpkaneel. Breng de azijn met de suiker aan de kook, laat daarin de stukjes meloen meekoken tot ze glazig zijn geworden. Schep ze over in flesschen of potten, die goed schoongemaakt zijn en met azijn omgespoeld. Sluit ze af met een laagje olie en perkament papier. GROENTEN IN MOSTERDZUUR. Ongeveer 500 gr. groenten (worteltjes, bloemkool, doperwten, slaboonen, augurken, komkommers, uitjes, enz.), L. azijn, 50 gr. mosterdpoeder, 3 gr. Kurkuma, 3 gr. gember poeder, 10 gr. zout. Bereiding: Maak de groenten schoon, snijd ze in kleine stukjes, kook ze 5 min. in kokend water en droog ze daarna in een doek. Meng al de kruiden door elkaar en meng ze aan met wat van den azijn tot een gelijke dunne vloeistof. Breng de rest van den azijn aan den kook, giet daarbij roerende het aangemengde poeder en laat de saus 10 min. doorkoken. Doe er dan de groente in en laat die nog 5 min. mee koken. Giet de massa over in goed schoonge maakte potten en sluit ze af met olie en per kament of een schroefdeksel. M. M. Dear Cousins. Overvloed van copy lieve meisjes, was de oorzaak dat mijn schrijven aan jullie niet ge plaatst werd. 't Was een babbeltje waarin jullie aandacht werd gevraagd voor de komende prijsvraag. En nu is deze er, een kruiswoordenpuzzle. Is dat nu niet een gezellig werkje, voor Zon dag of avonden. Maar o wee als je er maar niet aan denkt op schóól, in de studie. O lieve help, breng de lieve Aunty niet in miscrediet. Er worden drie prijzen beschikbaar gesteld. Ie. prijs. Een vulpenhouder, 2e. prijs. Een leesboek. 3e prijs. Een schilderij. Dus meisjes doet je best. Oplossing voor 11 October; deze worden een wéék later bekend gemaakt. Ik geef maar ecu beetje veel tijd, 't is beusch niet zoo eenvoudig dit Puzzeltje. In dien tusschentijd behandelen wij dan weer wat correspondentie, want alle nichtjes komen zoo zoetjes aan weer eens goeden dag zeggen. Er is ook een nieuwelingtje bij dat zich „Lavendel" noemt en ergens diep in Engeland verblijf houdt. Ze is daar voor de taal en belooft al heel gauw Engelsche briefjes te sturen. Misschien hooren we wel eens iets nieuws en dan deel ik het jullie ook mede. Nu meisjes lief, aan den slag. Always best greetings. AUNTY ELLEN. 1 i9 IQ XI ij i li r l r 6 i/tf li fi /V L HBU LI Lief eenvoudig blauw laken jasje gegar* neerd met grijs astrakan. Een echt gezellig herfst- en wintermantel- tje voor onze tien a twaalfjarige meisjes. Groote dochter, klein meiske. Het was dan besloten dat je gaan zoudt naar het vreemde land om deszelfs taal en gewoon ten te leeren kennen, je geest te verruimen, te verrijken. En het was na de afwachtende stilte een plotselinge drukte en gejacht en gehaast een mengeling van vreugde en nog niet geheel doorvoelde - afscheidsstemming. En ieder die je kende en liefhad wilde Je nog een blijk van sympathie schenken en je ging groetende rond aanvaardend en garend en gretigde naar alles wat met je reis in verband stond. Alleen zou je gaan, alleen, daar ben j9 dap per genoeg voor. Geen twijfel geen vrees, noch angst voor het onbekende. En toch ging je niet alleen. God en je Engelbewaarder, Maria de Moeder der Zee zouden je begeleiden. Dat wisten zij die achterbleven, Je vader en moeder allen die je liefhebben. Toen de koffers gereed en alles en alles in orde was kwam de ure van het vertrek. Een stoet van familie, vrienden en vriendin nen bracht je het afscheid. Het was ajles vroolijkheid en pleizier. Toch waren er twee wier hart in gemengde gevoelens juichte en weende. Blijde en fier op hun flinke dochter die zoo vroolijk en welgemoed, het nieuws tegemoet ging. «---v. Al verder en verder vah wal ging de boot. Zie toen was je niet meer de groote dochter, toen was je het klein meiske. Thuis is het nu stil, een ledige plaats, een verstomd instrument. Breng daar een zonnetje te meer, wij weten het zóó je kunt het en wij zullen ons ver heugen in de liefde, de vriendschap, de sympa thie die daar je deel zullen zijn. Groote dochter, klein meiske. God bless you and good luck. AUNTIE ELLEN HORIZONTAAL. 1. Een van onze, in het buitenland meest be kende, plaatsen. 2. Schaap. 3. Gevolgelte. 4. Een maat. 5. Lidwoord. 6. Plaatsnaam. 7. Meisjesnaam. 8. Een niet meer modern vaartuig. 9. Niet veel. 10. Muziekinstrument. 11. Pontificaal. 12. Van het begin af. 13. Een mensch omgeven door water. 14. De gevolgen van rust. 15. Wordt soms gebruikt in plaats van „zeer". VERTIKAAL. 1. Een uitstervend menschensoort. 2. Vloeistof. 3. De woonplaats van een bekend Vlaamsch schrijver. 4. Meisjesnaam. 5. Eerlijk in een andere taai. 6. Een viervoetig dier. 7. Bekend lid van de Katholieke Staats partij. 8. Iets, wat niemand graag zou willen missen 9. Gedicht. 10. Bekend Poolreiziger. 11. Voorzetsel. 12. Familielid. 13. Stoel, 23 September. Slechts eenmaal heeft de menschheld haar Paradijs gekend, waar onschuld en onbezorgd heid hand aan hand gingen. J. Ligthart. 24 September. Gelukkig is een vast gemoed dat in geen blijde weelde smilt en stuit gelijk één taaie Bchild den onvermijd-bren tegenspoed. J. v. d, Vondel. 25 September. Onze tijd is er eén van hét innerlijk con flict, eii van de worsteling om zich daaruit op te werken, tot de harmonie, tot het evenwicht. W. ten Katé. 26 September. Hoe dichter bij God, hoe zuiverder on3 aestethisch gevóel en ons althetisch oordeel. W. A. P. Smit. 27 September. De intuïtie is als de antennedraad die op vangt en doorgeeft, gevoelig voor de lichtste beroering. E. G. van Tellingen. Citroen is een uitstekend mid-dèl tegen sproe ten. Wrijf -met een (doorgesneden citroen over de huid, nadat gij u met warm water hebt gie- wass'ohen, en de sproeten -zullen langzamerhand verbleek en. Men kan citroensap gebruiken oim het veil onder do nagels witter te maken en om vlekken van de vingems te ver-wijderén. Wanneer men koude heelt gevalt, neemt men voor het naar bed gaan een' warm had en een heeté kwast. Tegen heesohheid doet men het volgende: men druppelt, een weinlgje citroensap op bruine suiker en zuigt dit langzaam op. Wie hoest, -mengt gelijks deelen citroensap en honing en neemt daar af en toe een trèe- lepeltje van. Ook legen zenuwhoofdpijn en gal zucht helpt citroen. Men neeftit op de nuchtere maag ec-n theelepeltje citroensap in een thee kopje heet water. En heerlijk verfriisechend mondwater ver krijgt men, wartneer men twee theelepels peper munt-olie en twee eetlepels Eau de Cologne vermengd met een halven liter gekookt en afgekoeld water. Bewaren in een goed gesloten flesch. Eenige druppels in een wasdhtafélgleè tred water aijm voldoende.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6