feuilleton HET WAS NACHT, STIKDONKERE NACHT... HET GEHEIM VANHET OPEN RAAM. -n— WOENSD> zi SEPTEMBER 1930 HET GROOTSTE WARENHUIS TER WERELD vindt men in Chicago; het werd kort geleden voltooid, en opengesteld II. (Slot). Toen er geen antwoord kwam, begon hij met de deurknop te rammelen, eerst zacht jes, maar dan met klimmende heftigheid. Toen zijn pogingen geen succes bleken te hebben, draaide hij zich om en keek de kamer rond naar een anderen Uitweg; maar het venster, dat uitzag op den kleinen ach tertuin, was zoo dicht en zwaar van ijze ren spijlen voorzien, dat zelfs een kleine aap geen schijn van kans had gehad om te ontsnappen. Bob was juist op het punt nog eens een beroep te doen op.de betere gevoelens van oom Arnold met een stem, die je eenige wij ken ver zou kunnen hoorcn, toen hij een tweede deur bemerkte aan het einde van de kamer. Toen hij zich er naar toe haastte om de zaak eens nader te onderzoeken, kwam hij tot zijn verwondering en opluch ting tot de ontdekking, dat deze deur niet gesloten was. Haar openend, stapte hij in het portaal op een punt vlak. bij de eerste trede van de trap. Hij had zich nauwelijks georienteerd, of iets suisde door de lucht en gaf hem een geweldigen stoot opzij van zijn hoofd, ter wijl een luide en booze stem bulkte: Geraakt, verdorie! De onfortuinlijke Bob, half verdoofd, leunde achterover tegen den muur, terwijl een groot aantal schitterende sterren voor zijn oogen wentelden en de vloer met groote snelheid om hem heen draaide. Toen het natuurverschijnsel langzaam verdween en de mist een beetje opklaarde zag hij voor zich, niet den idioten oom Arnold van daar net, maar een volkomen vreemdeling. En geen gewonen vreemdeling: want dit nieu we personage was de langste man, dien Bob ooit gezien had. Hij had een grooten gebogen neus, een roode baard en doordrin gend blauwe oogen; zijn schouders waren zoo breed als een flinke schuurdeur, terwijl zijn hoofd slechts een paar centimeter van het plafond af scheen te zijn- Hij was ge kleed in een levendig vleeschkleurig pyja ma, scharlaken roode pantalon en daar overheen een veelkleurige kamerjapon. Met zijn enorme rechterhand omklemde hij het voorwerp, waarmee hij zich aan Bob had voorgesteld, een geweldige parapluie. Ik had je te, pakken, jou pokdalige lum mel! zei de verschijning met een triomfan telijken zwaai van zijn parapluie- Ik zal je leeren om mijn huis binnen te komen klauteren, jou beschimmelde klei ne oorwurm! Met groote moeite slaagde Bob erin een beetje van zijn zelfbeheersching bij elkaar te rapen. Zijn hoofd bromde nog altijd als een korf vol bijen. Hij voelde zich alles be halve lekker, maar een pokdaligen lummel en een beschimmelden kleinen oorwurm genoemd te worden door een persoon aan wien hij nog nooit officieel was voorgesteld, was meer dan zijn trotsche geest kon ver dragen. Daarom richtte hij zich zoo hoog mogelijk op, keek den grooten man recht in de oogen en vroeg op een toon van ge kwetste waardigheid. Wie voor den donder ben je wel, jij groot varken? Roodbaard barstte los als een vulcaan; zijn baard ging recht naar voren staan, zijn oogen puilden uit zijn hoofd en de greep om zijn parapluie werd nog vaster. Groot varken, ben ik dat!? brulde hij, met een stem als een mijnontploffing. Wel jou spillebeenige, afgekloven scheeloogige schelvisc.h, voor een halve cent trap ik recht, door dien muur daar in de volgende week! Ben ik een groot varken!? Wel, ik zal dat akelige ding, dat jij je gezicht noemt tusschen je schouders inslaan, jou kleine vloo! Bob was nooit een zachtmoedige jonge man geweest doch den laatsten tijd hadden Defectieve verhaal door Anthony Gilbert GEAUTORISEERDE VERTALING 21) Ze had tegen Bruce gezegd, dat ze in den tuin zou gaan wandelen. Toen wilde Bruce een van haar wollen manteltjes nemen, die zij bijna altijd in den tuin draagt, maar toen nam ze dit. Juist. Ik zie het al. En nu denk je dat ze naar Londen is vertrokken? Ja. Met dien. schurk. Davidson trok zijn donkere wenkbrauwen op. U schijnt niet zooveel met dien mr. Newn- ham op te hebben? Een kerel als hij? vroeg Slane woest. Dat woont hier in huis, dat strijkt sir Hector's geld op en trekt erop het zelfde oogenblik dat zijn meester voor zaken op reis gaat met diens pleegdochter tusehen uit. Indien u het my vraagt, geloof ik dat heel die geschiedenis met dat telegram verzonnen was en dat zij alle twee van plan waren om 'm te smeren. En al dien tijd zat sir Hector Wederom ging er een rilling door den ouden man. Hij moest ondanks de krachtdadige po gingen om zich goed te houden, steun zoeken bij de tafel. O ja. Je zou ons nog vertellen, hoe je het nieuws te weten was gékomen. Uit de kranten, Zei je? Ja. Toen miss Marlowe binnenkwam Een oogenblik. Hoe laat was dat? Zoowat half drie. Werkte ze hier dan alleen 's middags? Neen, ze kwam gewoonlijk om negen uur 's morgens, soms al vroeger en bleef dan wer ken tot sir Hector door al zijn correspondentie was. Ik geloof dat ze volgens afspraak om zes de omstandigheden hem nooit aanleiding gegeven zijn humeur te verliezen. Nu ech ter ,-tot woede geprikkeld door dien onver- wachten klap op zijn hoofd en dien regen van scheldwoorden, vergat hij alles, behal ve dat hij een oorwurm en nog erger was genoemd door een menschelijken mam- mouth in een vleeschkleurig pyjama. Een roode mist trok op voor zijn oogen, zijn kin schoot naar voren en zijn rechter vuist vloog op en neer. Er was een geluid als een natte zak cement, die tegen een houten kist aanbonst, en Boodbaart, pre cies in het midden van zijn kaak getroffen, wankelde achteruit tot hij met een smak, die het huis tot. in zijn grondvesten deed daveren, tegen den muur terecht kwam Het was een stoot, die iederen anderen man bewusteloos tegen den vloer zou heb ben gesmakt en zelfs Roodbaard was een oogenblik wezenloos. Maar het was slechts voor een oogenblik, haast onmiddellijk was hij weer zichzelf en door een opening in zijn bakkebaarden kwant een breede, doch vreugdelooze grijnslach Ite voorschijn. Vastberaden zijn parapluie wegwerpend, begon hij zijn mouwen op te stroopen, waar bij zich een paar zeer respectabele biceps aan Bobs oogen vertoonden- Ila! zei hij met duivelsch leedvermaak- Nou zal ik je eens krijgen, mijn pienter vrijertje! En hoogstwaarschijnlijk zou hij Bob bin nen eeriige oogenblikken inderdaad „gekre gen" bebben, als op dat criticke moment niet plotseling een donderend gebons op de deur was vernomen. Roodbaard keek verbaasd op, fronste zijn wenkbrauwen, en bleef in dreigende hou ding staan wachten. Wat voor den donder is dat nu weer, zei hij verwonderd, terwijl in zijn toon de verontwaardiging doorklonk, die hij koes terde over deze onderbreking van zijn eenvoudige genoegens. Zijd bliksemend oog was dreigend gevestigd op zijn toekomstig slachtoffer, toen hij ruggelings naar de deur week: Blijf staan, waar je bent! Ik ben in een oogenblikje bij je! Hij bereikte de voordeur en wierp die open, waardoor hij twee figuren onthulde, die op de stoep stonden te wachten het slanke figuurtje van Ivitty 'Iluiskcns en de imposante verschijning van een politie agent. Hallo! zei Roodbaard, de anderen aan starend. Bob zei niets meer, daar zijn vermogen om zichzelf te verbazen hem allang verla ten had. Ilot scheen hem toe, dat je in dit huis alles kon verwachten en hij zag dan ook geen reden om zich te verwonderen over de verschijning van een doodgewonen politieagent. De dienaar van Hermandad tikte aan zijn helm en stapte zwaarwichtig de hal binnen, gevolgd door juffrouw Iluiskcns, die verward en tamelijk beangst om zich heen staarde- Kom binnen, agent! zei Roodbaard hof felijk. Ik weet niet, waarom je hier op be zoek komt., maar je bent precies op tijd. Ik heb een klein presentje voor je. De handhaver van wet en orde staarde strak naar Bob, knikte eenige malen on heilspellend en schraapte zijn keel. Wel meneer, zei hij gewichtig, dat is juist waarom ik hier ben, as u het wete wil- Ik liep door de laan aan den achter kant fan die huizen een paar minuten ge- lejen, toen ik dat jong gooser tégen de re genpijp op zie klauteren om uw raam bin nen te dringen. Ik roep, hard, maar hij slaat daar geen acht op, daarom loop ik den tuin in en roep nog eens. Maar hij 19 ai door uw raam naar binnen, daarom doch ik, dat het 't beste was 0111 eens naar voren te loopen en te knike wat der aan-'t hand-, je was- Ik heb zijn hoed gevonden, voegde de politieman er met een zekeren trots aan toe, terwijl hij het besmeurde wrak van wat eens een kostelijke hooge hoed was'geweest, uur weg kon gaan, maar dikwijls genoeg werd het zeven en zelfs wel later, voordat zij vertrok, TVeet je °ok waarom ze vandaag zoo laat kwam Ze was voor sir Hector naar de stad ge weest. Toen ze terug kwam had ze enkele boe. ken onder haar arm. Ze vroeg 6f er brieven aangekomen waren en of ik soms het nieuwe adres had gekregen van mr. Newnham, omdat er ook voor hem correspondentie was.' Ik zei, dat ik er niets van wist. Ook aan haar had hij geen ander adres opgegeven, maar dan zou ze maar wachten tot sir Hector terug kwam en zien of die wellicht ons uit den nood kon hel pen. Er waren een heele hoop brieven en heel dien tijd was ze bezig met antwoorden te tik ken, voortdurend ging de telefoon. Toen ik de kranten binnenbracht, schoot mij ineens te binnen dat er een boodschap was gekomen van een zekeren mr. Murray, of sir Hector daar dien avond wilde komen eten. Hij woont zoo wat een halve mijl buiten ons dorp. Ik zei het tegen miss Marlowe en zij antwoordde, dat ze met geen mogelijkheid kon zeggen, wanneer hy thuis zou zijn. Ze had afspraken voor hem gemaakt voor den volgenden dag dat is dus morgen sir en mr. Murray moest dus maar wachten tot Vrijdag. Toen vroeg zij om de kranten. Zij had veel belangstelling in de po litiek en er waren juist twee districtsverkie zingen aan den gang. We spraken een tydje over politiek en ze zei dat ze dacht, dat de conservatieven in Plumperton wel stand zou den houden, maar dat de liberalen hen zouden slaan in Corston Mannering. Ik ben zelf con servatief, sir, en dat zei ik ook tegen haar. Ik voel er niets voor om de zaken weer overhoop te gooien. Wat heb je er aan? Een heeleboel geharrewar, een hoop modder en dorre blade ren. Ze lachte er eens mee. Zij zei, dat ieder land van tijd tot tijd eens duchtig moet wor den omgeploegd. Dat hield de geesten wakker. Zij opende de kranten en ik bleef wachten, om dat ik er zelf ook een beetje belangstelling voor heb, maar ik zeg u dit mijnheer, en dat heb ik altijd gezegd en daar blijf ik bij, er zal nog we! eens een tyd komen, dat ze heel dien rommel voor goed opruimen en elke verkiezing beslissen met drie papiertjes in een hoed. Dat zal heel wat minder kosten en ik geloof niet te voorschijn haalde- Ik heb 'm in de waterton gevonden. Is 't een vriend van je, meneer? Een vriend van mij! snouwde Rood baard. Als je denkt, dat mijn vrienden de gewoonte hebben in mijn huis in te breken, me in mijn slaapkamer op te sluiten, mijn zilver te gappen en 111e op mijn kaken te stompen, dan heb je het leelijk mis, beste man! Deze jonge menschelijke granaat- Een verbaasde kreet van Kitty deed hem afbreken. Maar oom Arnold, waar hebt u het nu over! Dit is mijnheer v. d. Heuvel! Wat moet dat? zei Roodbaard scherp. Ken je dien idioot, Kitty? Natuurlijk ken ik hem! Hij heeft me juist thuis gebracht van het partijtje van mevrouw Randers. Ik kwam tot de ont dekking, dat ik mijn sleutel had vergeten en u wilde niet opendoen, toen we klopten. Daarom klom mijnheer v. d. Heuvel naar het raam van het trappenhuis om me bin nen te laten- En terwijl ik wachtte, kwam deze agent aanloopen, en. Maar hier kwam Bob, die tott nu toe aan houdend Roodbaard had staan aanstaren met een schok tot zichzelf en gaf blijk van zijn aanwezigheid. Bent, u oom Arnold? zei hij ongeloovig:. Wie was die andere vent dan? Welke andere vont? vroegen Kitty en Roodbaard tegelijk- Wel, die vent, dien ik op de trap tegen kwam- De vent, die me in de kamer opsloot. Een klein, kaalhoofdig kereltje. Hij zei, dat hij oom Arnold was tenminste hij zei het wel niet, mam- ik hield heit voor van zelfsprekend. Een verwonderde stilte volgde op deze mededeeling. Eindelijk schraapte de poli tieagent opnieuw zijn keel en nam de lei ding in handen. Beier bij liet begin beginnen, mijnheer, stelde hij oom Arnold voor, en laat ons al de feiten nagaan. Schijnt een beetje als een hutspot. Ik lag in bed te slapen, zei 00111 Ar nold, toen ik wakker werd floor kloppen op de voordeur- Ik veronderstelde, dat het mijn nichtje was ze was naar de een of an dere krankzinnige partij gegaan en om persoonlijke redenen maakte ik geen haast om dé deur open te gaan doen. Na een poosje merkte ik echter, dat het regende en daarom wipte ik m'n bed uit om haar bin nen te laten. Toen kwam ik echter tot de ontdekking, dat de deur van mijn slaapka mer van buiten af gesloten was. Ik luister- do en hoorde vreemde geluiden van bene den komen, waarop ik de deur forceerde. Daar had ik eenigen tijd voor noodig en toen ik ermee klaar was, zag ik, dat een half dozijn van mijn zilveren bekers boxprijzen en zoo van de -tafel, waarop zij stonden, naar het trappenhuis waren gebracht.- Ik ging naar beneden en toen kwam deze jonge menschelijke granaat plotseling uit de eentkamer te voorschijn. Ik gaf hein een oplawaai met mijn parapluie en hij gaf me een klap op mijn kaak. Gaf m ij een klap op m'n kaak! her haalde oom Arnold, als kon hij nauwelijks aannemen, dat men zooiets zou gelooven. Ik was juist van plan hem eens een lesje te geven, loen jij binnenkwam. Dat is alles. Dankie, meneer, zei de man der wet, neerbuigend knikkend. Zeer uitvoerig, als ik het zoo 2egge mag. Nou, jong gooser, wat hebbie hierop te zegge? Wat was dat over een klein, kaalhoofdig kereltje? Bob,, die geluisterd had met verbazing en klimmenden artgst naar het getuigenis Van oom Arnold, had een heele boel te zeg gen en hij zei het, zonder iets weg te laten. Toen zijn verhaal uit was, zei oom Arnold ongeloovig- Sioot je in die kamer op, zeg je? Ver dorie, je was niet opgesloten! Je rende de kamer uit als- De andere deur heeft hij gesloten, zei Bob koel. Ik veronderstel, dat hij deze heeft vergeten. Ilm! was oom Arnolds antwoord. Wel, jongeman, ik ken geen kleine, kaalhoofdi ge kereltjes en als ik erkende, zouden ze in ieder geval niet in het holle van den nacht door mijn huis schuimen. En waar is je klein, kaalhoofdig kereltje nu, vraag ik me af. Aha, juist! knikte de dienaar der wet. Dat is, om zoo te zeggen, de moeilijkheid. Waar is het gooser, dat je volgens je zegge ontmoet heb, jongeman. Iloe moet i k dat weten? zei Bob nij dig. Ik herhaal, dat hij me die kamer in duwde en de beenen nam. Maar ik wil er een kwartje om verwedden, voegde hij oom Arnold toe, dat het de kerel is, die u in uw slaapkamer opsloot en uw zilver gapte. Ik zou je gelijk geven, zei 00111 Arnold grimmig, als ik geloofde, dat hij bestond, maar dat doe ik niet. Oom Arnold! riep Kitty uit, met een stem, die trilde van verontwaardiging; u denkt toch niet dat mijnheer v. d. Heuvel het gedaan heeft'? Wel, u moet gek zijn! Heb je dien vent, wel eens eerder ont moet, meisje? vroeg haar oom zoetsappig- Nee, maar. Wat weet je dan van hem? Hoe weet je, dat hij me niet in mijn kamer heeft op gesloten, daar hij geloofde zijn buit binnen te hebben, voor hij de deur voor je opende? Hij had tijd genoeg, als hij vlug werkte en kon je daarna binnengelaten hebben en weggewandeld met zijn hakken vol ziij ver. Je zou niet3 vermoed hebben tot je me op m'n deur had hooren slaan. Oom Arnold! Ik heb nog nooit zoo'in.. Denk nu eens na, zei oom Arnold lank moedig. Ik zeg niet, dat hij hier kwam met de vooropgezette meening om te gappen. Ik veronderstel alleen, dat hij de gelegenheid schoon zag en er gebruik van maakte- O, hoe kunt u! zei Kitty, terwijl zij op den grond stampte- Heeft mijnheer v. d. Heuvel u dan niet verteld, dat hij een man op de trap ontmoette? O ja, gaf oom Arnold toe, maar dat is'natuurlijk al te doorzichtig. Kijk eens hier, kwam Bob nu tusschen- beide, bijna sprakeloos van woede, als u denkt, dat u me beschuldigen kunt van diefstal. Makkelijk! stelde de politieman vader lijk vast. Praatjes vullen geen gaatjes, zooals se zeggen. Heb ik goed begrepen, dat u een vervolging tegen dit jonge gooser instelt- mijnheer. Natuurlijk, zei 00111 Arnold, natuur lijk, ik Dan zou ik graag es een kijkie ne men op de plek, waar het zilver vandaan gehaald is, astublief. Boven is 't niet? Kom maar mee, noodigde oom Arnold hem uit. Hij begon de trap op te loopen en de agent maakte aanstalten om hem te vol gen. Een oogenblik kon Bob de verleiding haast niet weerstaan den constabel tegen den grond te slaan en met de parapluie zijn wraak op oom Arnold te koelen; maar bij nader inzien vond hij het verstandiger een kalme waardigheid ie bewaren, opdat oom Arnolds vernedering des te grooter zou zijn, als de waarheid aan het licht kwam wat in ieder geval spoedig moest gebeuren- Daarom onderdrukte hij zijn woede, stak zijn kin uitdagend naar voren en begon even eens de trap te beklimmen. Vlak op zijn hie len volgde de politieman en Kitty met een blos van verontwaardiging op de wangen sloot de stoet- 'Dit, zei oom Arnold, £oen zij bijna boven waren gekomen, is de' tafel- De be kers. wat is dat? Uit de hal beneden klonk een eigenaar dig geluid- Als op commando omkijkend, zagen zij een kleine, kaalhoofdige figuur bij de voordeur staan, in de in elkaar gedoken houding van iemand, die bang is, te veel de aandacht te trekken. Terwijl zij nog in verbazing naar beneden stonden te kijken, vloog de voordeur open en het kaalhoofdige mannetje sprong de straat in de veiligheid tegemoet. Hij heeft haar nooit bereikt. Met een kreet, di» voldoende zijn zucht naar wraak te kennen gaf, kwam Bob in actie. Den po litieagent opzij schuivend, schoot hij langs de verbaasde Kitty en vloog in drie kange- roe-achtige sprongen naar beneden. Met mik een snelheid legde hij dezen afstand af, •lat hij de hal bereikte, voordat het kaal hoofdige mannetje tijd had gehad de drie treden van de stoep af te dalen, die leidden naar het trottoir. De vluchteling, over zijn schouder kijkend zag het noodlot boven zijn hoofd zweven en versnelde zijn tpch al halsbrekenden spoed nog meer- Bob echter kreeg plotseling een higeving. Bliksemsnel greep hij oom Arnolds parapluie uit den hoek, waar zij neergewor pen was en slingerde zich letterlijk, dit voorwerp op een armslengte van zich af houdend, naar den vluchteling. Het gebogen handvat greep den ongelukkige juist bij den linkerenkel, waarop het kereltje eensklaps van den grond werd gerukt, een bewonde renswaardige salto-mortale door de lucht maakte en met een slag, die hem ailen adem benam, op de steenen terecht kwam- Drie seconden later zat tachtig kilo Hol- landsch vleesch en beenderen op den onge- lukkigen vluchteling en hield hem aan de aarde gekluisterd. In het rommelhok onder de trap, zei Kitty. Daar heeft ie natuurlijk gezeten en daarom kon ie niet wegkomen, toen we in de hal stonden. Hij moet zich daar verbor gen hebben, toen liij u naar beneden hoorde komen en hij is er blijven zitten tot hij kans zag om te ontsnappen. Ja, zei oom Arnold, een vreemde, on derworpen oom Arnold, die zoo schaapach tig keek als een man met vuurroode bakke baarden, maar bij mogelijkheid kan- ik hal er 0111 moeten denken- Zoo hadt u, vroeg zijn nicht koel. Ja, antwoordde ootn Arnold Nu, ging Kitty beschuldigend verder, nu ziet u eens, wat er van komt als u dat idiote humeur van u verliest en mij buiten in den regen laat staan wachten. Ja, zei oom Arnold. Hij zuchtte diep, wierp een blik op Rob en stak zijn enorme hand uit. Ik. heb mezelf bespottelijk aangesteld. Het meisje had gelijk. liet spijt me. Dat is in orde, zei Bob grootmoedig. Nu zijn woede was bekoeld, voelde hij. dat hij zich de weelde veroorlooven kon. groot moedig ie zijn, want hij, die valscheüjk be schuldigd was geworden van diefstal. li ad daardoor een goede kans op de svmpadtle van zijn beschuldigers nicht- En het scheen Bob, dat een beetje sympathie van Kitty Iluiskens hem een hoop goed zou doen. Is dat alles, wat u te zeggen hebt, oom Arnold? vroeg Kitty spijtig. Na al die ver schrikkelijke dingen, die u gezegd heeft- Al goed, al goed! zei oom Arnold met een zweem van zijn oude geestkracht. En tot Bob: Nogmaals, het spijt me. Ik... verdorie, wat gebeurd is, is gebeurd. Denk, aan wat 11 met, mijn kaak hebt gedaan! Blijf ontbij ten, als u wilt. Alstublieft, was het prompte antwoord- Blijf lunchen, theedrinken en dineeren ook, als u er zin in hebt, noodigde 00111 Ar nold gul uit- Bob keek naar Kitty, die op liaar beurt hem aankeek.... maar niet lang, want plot seling slodg ze haar oogen neer en besteed de buitengewone aandacht aan het karpet. Maar niet voordat jongeheer v. d. Heuvel, daarin had gezien, wat hij wilde. Graag! Het zal me een waar genoegen zijn, zei Bob tevreden. "C- r.::V - - HET TRIO qHARLEY-WILLIAMS.BONO, is na een succesvolle Europeesclae tournee weer in Nederland teruggekeerd Niet getroffen. „Als U mij even gezond maakt, dokter, blijf ik m'n leven lang uw schuldenaar „Dat zal niet gaan, mannetje, hij mij moet a contant betaald worden!" dat het gouvernement er veel scha door zal lei den. Ik wachtte en ze begon me voor te lezen wat er gebeurd was. Toen zag ik ineens haar handen op de tafel rusten, terwijl de krant zoo maar uit haar vingers viel. D'r kwam zoo'n bleeke uitdrukking op haar gezicht, dat ik zelf mijn bloed in müa lijt' voelde stil staan. U begrijpt dat natuurlijk niet, omdat u miss Marlowe niet kent, maar ik had daar nog nooit zoo over stuur gezien. Ik begreep wel, dat er iets verschrikkelijks gebeurd moest zijn en dat dit verband hield met iemand uit hare onmid dellijke omgeving. E11 daar miss Marlowe zelf zoo goed als geen vrienden heeft, moest die iemand tot onze onmiddellijke omgeving behoo- ren. Plotseling stond ze op en voegde me ta melijk norsch toe: Stond je te wachten op de districtsverkiezingen, Slane? Nou die kunnen wel wachten. Lees dit eerst maar eens. En ze ging weg, stapte naar haar bureau en bleef daar zitten zonder iets te zeggen. Ik kon maar niet begrijpen, wat er aan de hand was. Ik dacht alleen, dat het misschien iets met miss Park- ton uit te staan kon hebben en mr. Newnham, totdat ik het eindelijk zelf zag, nou ik ben al twaalf jaar bij sir Hector en dat is een heel stuk van je leven. Zell's bij de herinnering aan dit oogenblik trok heel zyn lichaam weer samen, op zijn ge zicht kreeg een akelig bleeke lijkkleur, alsof hy nog altijd voor het verschrikkelijke gebeu ren stond. En toen? vroeg Davidson, onbewogen. Veel. kan ik er mij niet meer van herin neren. Ik geloof dat ik gezegd heb, groote God het is verschrikkelijk! of zoo iets en dat ik meende flauw te zullen vallen. Maar miss Mar lowe scheen zich weer ineens hersteld te heb ben. Ze beide en zei tegen een van de dienst meisjes, dat ze wat brandewün moesten bren gen. Toen ik die uit had, begon ze opnieuw de kranten te lezen. Ik had een gevoel, alsof ik niet meer op mijn eigen beenen stond. Maar toen ik haar rustig de verschrikkelijke tijding zag bestudeeren aan de hand van de nieuwsbe richten, zei ik: Lees dat nu niet. Toen keek zij naar mij en ik heb nooit een grooter verdriet in haar oogen gezien. Ik ge loof dat zij meer om sir Hector gaf, dan w> ooit heeft laten blijken. Wat u gelooft gaat een rechter van in structie niet aan, viel de detectieve hem onge duldig in de rede. Gebeurde er nog iets anders? Ja. Ik hoorde haar nog zeggen. Ik zou wel eens willen weten, wat Scott Egerton daar te doen had. Toen hield ze plotseling haar handen hoven haar oogen, alsof ze hem wil^e afweren. Het is vreemd, vreemd, voegde hy er verontschuldigend aan toe en het maakte op mij een zonderlingen indruk, toen ik haar zoo heelemaal van streek zag. Lestrange dacht een kort oogenblik aan die andere koele persoon, wiens naam zoo juist genoemd was en die de misdaad op bijna ge heel dezelfde wijze had begroet. Toen, ging Slane verder, vertelde ik haar van mr. Newnham. Hoe ik hem hier gisteren middag had gezien en zü antwoordde, dat ik goed moest weten of ik er wel heel zeker van was, omdat het verbazend verantwoordelijk was om zooiets te zeggen en ik zei dat ik het niet zou zeggen, indien het niet waar was,. Ze vroeg of ik van plan was om het aan de po litie te vertellen en ik zei, dat ik dat natuur lijk doen zou. Indien iemand onschuldig was, zou hem dat niets kunnen schelen, voegde ik er nog aan toe. - Zal er nooit eens iemand komen die deze onjuistheid rectificeert! mompelde Davidson. Niemand gaf er antwoord op. Slane's getui genis was dus biykhaar afgeloopen, hij vertrok en Bruce nam zijn plaats in. Toen deze vrouw de kamer binnen kwam, werd Lestrange's belangstelling veel intenser. Ze was een zwaarlijvig iemand, met een vastbe raden uitdrukking op haar gezicht, die haar onmiddellijk karakteriseerde als de overwin- nares van menige huiselijke ontmoeting; op haar korten dikken hals stond een mager geel gelaat met verbazend krachtige kaken en een eigenwijzen mond. Maar vooral haar oogen trokken iemands aandacht. Ze stonden iets loens onder dunne achterdochtige wenkbrau wen. D© buitengewone doffe glans deed aan zachtschemerende agaatsteenen denken. Die oogen verrieden een scherp geheugen. Zij zou den zelfs de kleinste indrukken, die hun eigenares hadden ontvangen, weten op te roe pen, welke zij best ten eigen bate zou weten toe te passen. De Franschman kreeg onmaC dellyk medelijden met het gekwelde leven van het meisje, dat onder de strenge bewaking van een dergelijke vrouw had moeten leven. Deze romantiek bezorgde hem een koude rilling. Bent u Bruce? vroeg Davidson. Ga zitten, als je wil. Je kunt ons wellicht zeer van dienst zijn. De stem van de vrouw was verrasend zacht en vriendelyk. Ik hoop het, mijnheer. Gaat het over miss Parkton? Ze is op het oogenblik niet thuis als ik het wel heb? Neen, ze is niet thuis. Weet je niet, wanneer ze terug zal konten? Niet in het minst. Dat nest Maar Davidson sneed haar onmiddellijk den pas af en vroeg: Zou je misschien ook kunnen zeggen, waar ze eigenlijk naar toe is. Of weet je daar zelf niets van? Toch wel, sir. Nu was het Davidsons beurt om verwonderd te zyn Weet je dat wel? Ja zeker. Indien een meisje, dat net zoo veel van haar bed houdt als wij allemaal, zegt, dat ze een uur vroeger wenscht te ontbijten en van plan is om heel den dag in den tuin door te brengen, klinkt dat natuurlijk erg vreemd. Vooral in het licht, van wat mr. Slane gisteren avond gezien heef. Wij hebben nog geen enkel bewijs, dat mr. Newnham daar was, als je soms daar op zin speelt. Het is mogelijk dat hij er geweest is, maar even sterk blijft de mogelükheid, dat hij een volledig alibi zal kunnen toonen. Je kent het spreekwoord, in het donker zijn alle katjes grauw. Maar alle katten loopen niet zoo komiek als mr. Newnham, viel de vrouw hem gehaaid in de reden. Davidson lette hier niet op. Ik zou wel eens willen weten waarom jü wist dat miss Paula uitging en waar zij heen ging. Ik zei niet, dat ik wist, waar zij heen ik zei alleen dat ik wist dat ze zou gaan. Ze zei immers, dat ze in den tuin ging werken en toen antwoordde ik, dat ik het tegen den ouden Brent zou vertellen, maar ze was er als de kippen bij om me dat te verbieden. Ze wilde zoo maar wat rondscharrelen. Ik legde voor haar een tweede costuum gereed, dat zij altyd in den tuin draagt en ze zei onmiddel lijk dat ze dit niet wilde hebben. Ik vroeg wat ze dan wel wou aandoen en even later koos ze een goudbruin wollen japon. Even later keek ze verbazend sip, toen ik dikke wollen kousen voor den dag haalde, omdat ze nooit zijden kousen in den tuin draagt, maar ze scheen niets te durven zeggen. En toen ik haar met veel tegenzin de grove schoenen zag hantee- ren, was ik er zeker van, dat ze een uitvlucht had gezocht en later werd ik daar nog in be vestigd. Vlak na het ontbijt kwam ze stiekum de trap op naar haar kamer, maar ik had fyn gezorgd dat ik op mijn post was. Ik zei, dat ik het nou eens een echte goede dag vond om de heele garderobe van de miss na te kij ken, omdat ze toch niet thuis zou ziju. Ze fluisterde iets van een zakdoek, maar ik wist goed, wat dat te beteekenen had. Want ze had er twee, die nog niet eens uit de vouwen waren. Toen ging ze weg en ev«,s later kwam ik voor een kleinigheid naar beneden, en toen schoot zij als een schim weer naar boven en ik zag haar terug gaan naar haar kamer en in haar hoedendoos een prachtigen breeden zwarten hoed grijpen, die een paar dagen te voren van de modiste was gekomen. Een oogen blik zag ze mij niet. Ik vermoed, dat ze hang was, maar ze glimlachte toen door haar vrees heen. Tk kwam naar haar toe en zei, laat mij die even voor u pakken, miss. En ze draaide zich lijkbleek om. Ze zei, dat ze bang was, dat ik den nieuwen hoed zou laten vallen en be gon toen een heel verhaal, dat de bandeau niet paste en dat de modiste, die moest veran deren. Ook de manier, waarop de veeren op den hoed waren gelegd, deugde niet en ze boog er een paar over den rand. Ik zag haar met haar oogen knipperen, toen ze dit deed, want ze is verzot op kleeren. Ze waren wer kelijk voor haar een afgod. Ik ging naast haar staan en begon ook over den hoed te praten. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 7