feuilleton
HET WAS NACHT,
STIKDONKERE NACHT...
HET GEHEIM VANHET
OPEN RAAM.
-n—
WOENSD> zi SEPTEMBER 1930
HET GROOTSTE WARENHUIS TER WERELD vindt men in Chicago; het werd kort
geleden voltooid, en opengesteld
II. (Slot).
Toen er geen antwoord kwam, begon hij
met de deurknop te rammelen, eerst zacht
jes, maar dan met klimmende heftigheid.
Toen zijn pogingen geen succes bleken te
hebben, draaide hij zich om en keek de
kamer rond naar een anderen Uitweg; maar
het venster, dat uitzag op den kleinen ach
tertuin, was zoo dicht en zwaar van ijze
ren spijlen voorzien, dat zelfs een kleine
aap geen schijn van kans had gehad om
te ontsnappen.
Bob was juist op het punt nog eens een
beroep te doen op.de betere gevoelens van
oom Arnold met een stem, die je eenige wij
ken ver zou kunnen hoorcn, toen hij een
tweede deur bemerkte aan het einde van
de kamer. Toen hij zich er naar toe haastte
om de zaak eens nader te onderzoeken,
kwam hij tot zijn verwondering en opluch
ting tot de ontdekking, dat deze deur niet
gesloten was. Haar openend, stapte hij in
het portaal op een punt vlak. bij de eerste
trede van de trap.
Hij had zich nauwelijks georienteerd, of
iets suisde door de lucht en gaf hem een
geweldigen stoot opzij van zijn hoofd, ter
wijl een luide en booze stem bulkte:
Geraakt, verdorie!
De onfortuinlijke Bob, half verdoofd,
leunde achterover tegen den muur, terwijl
een groot aantal schitterende sterren voor
zijn oogen wentelden en de vloer met groote
snelheid om hem heen draaide. Toen het
natuurverschijnsel langzaam verdween en
de mist een beetje opklaarde zag hij voor
zich, niet den idioten oom Arnold van daar
net, maar een volkomen vreemdeling. En
geen gewonen vreemdeling: want dit nieu
we personage was de langste man, dien
Bob ooit gezien had. Hij had een grooten
gebogen neus, een roode baard en doordrin
gend blauwe oogen; zijn schouders waren
zoo breed als een flinke schuurdeur, terwijl
zijn hoofd slechts een paar centimeter van
het plafond af scheen te zijn- Hij was ge
kleed in een levendig vleeschkleurig pyja
ma, scharlaken roode pantalon en daar
overheen een veelkleurige kamerjapon. Met
zijn enorme rechterhand omklemde hij het
voorwerp, waarmee hij zich aan Bob had
voorgesteld, een geweldige parapluie.
Ik had je te, pakken, jou pokdalige lum
mel! zei de verschijning met een triomfan
telijken zwaai van zijn parapluie-
Ik zal je leeren om mijn huis binnen
te komen klauteren, jou beschimmelde klei
ne oorwurm!
Met groote moeite slaagde Bob erin een
beetje van zijn zelfbeheersching bij elkaar
te rapen. Zijn hoofd bromde nog altijd als
een korf vol bijen. Hij voelde zich alles be
halve lekker, maar een pokdaligen lummel
en een beschimmelden kleinen oorwurm
genoemd te worden door een persoon aan
wien hij nog nooit officieel was voorgesteld,
was meer dan zijn trotsche geest kon ver
dragen. Daarom richtte hij zich zoo hoog
mogelijk op, keek den grooten man recht
in de oogen en vroeg op een toon van ge
kwetste waardigheid.
Wie voor den donder ben je wel, jij
groot varken?
Roodbaard barstte los als een vulcaan;
zijn baard ging recht naar voren staan,
zijn oogen puilden uit zijn hoofd en de
greep om zijn parapluie werd nog vaster.
Groot varken, ben ik dat!? brulde hij,
met een stem als een mijnontploffing. Wel
jou spillebeenige, afgekloven scheeloogige
schelvisc.h, voor een halve cent trap ik
recht, door dien muur daar in de volgende
week! Ben ik een groot varken!? Wel, ik
zal dat akelige ding, dat jij je gezicht
noemt tusschen je schouders inslaan, jou
kleine vloo!
Bob was nooit een zachtmoedige jonge
man geweest doch den laatsten tijd hadden
Defectieve verhaal door Anthony Gilbert
GEAUTORISEERDE VERTALING
21)
Ze had tegen Bruce gezegd, dat ze in den
tuin zou gaan wandelen. Toen wilde Bruce een
van haar wollen manteltjes nemen, die zij bijna
altijd in den tuin draagt, maar toen nam
ze dit.
Juist. Ik zie het al. En nu denk je dat ze
naar Londen is vertrokken?
Ja. Met dien. schurk.
Davidson trok zijn donkere wenkbrauwen op.
U schijnt niet zooveel met dien mr. Newn-
ham op te hebben?
Een kerel als hij? vroeg Slane woest. Dat
woont hier in huis, dat strijkt sir Hector's geld
op en trekt erop het zelfde oogenblik dat zijn
meester voor zaken op reis gaat met diens
pleegdochter tusehen uit. Indien u het my
vraagt, geloof ik dat heel die geschiedenis met
dat telegram verzonnen was en dat zij alle twee
van plan waren om 'm te smeren. En al dien
tijd zat sir Hector
Wederom ging er een rilling door den ouden
man. Hij moest ondanks de krachtdadige po
gingen om zich goed te houden, steun zoeken
bij de tafel.
O ja. Je zou ons nog vertellen, hoe je het
nieuws te weten was gékomen. Uit de kranten,
Zei je?
Ja. Toen miss Marlowe binnenkwam
Een oogenblik. Hoe laat was dat?
Zoowat half drie.
Werkte ze hier dan alleen 's middags?
Neen, ze kwam gewoonlijk om negen uur
's morgens, soms al vroeger en bleef dan wer
ken tot sir Hector door al zijn correspondentie
was. Ik geloof dat ze volgens afspraak om zes
de omstandigheden hem nooit aanleiding
gegeven zijn humeur te verliezen. Nu ech
ter ,-tot woede geprikkeld door dien onver-
wachten klap op zijn hoofd en dien regen
van scheldwoorden, vergat hij alles, behal
ve dat hij een oorwurm en nog erger was
genoemd door een menschelijken mam-
mouth in een vleeschkleurig pyjama.
Een roode mist trok op voor zijn oogen,
zijn kin schoot naar voren en zijn rechter
vuist vloog op en neer. Er was een geluid
als een natte zak cement, die tegen een
houten kist aanbonst, en Boodbaart, pre
cies in het midden van zijn kaak getroffen,
wankelde achteruit tot hij met een smak,
die het huis tot. in zijn grondvesten deed
daveren, tegen den muur terecht kwam
Het was een stoot, die iederen anderen
man bewusteloos tegen den vloer zou heb
ben gesmakt en zelfs Roodbaard was een
oogenblik wezenloos. Maar het was slechts
voor een oogenblik, haast onmiddellijk
was hij weer zichzelf en door een opening
in zijn bakkebaarden kwant een breede, doch
vreugdelooze grijnslach Ite voorschijn.
Vastberaden zijn parapluie wegwerpend,
begon hij zijn mouwen op te stroopen, waar
bij zich een paar zeer respectabele biceps
aan Bobs oogen vertoonden-
Ila! zei hij met duivelsch leedvermaak-
Nou zal ik je eens krijgen, mijn pienter
vrijertje!
En hoogstwaarschijnlijk zou hij Bob bin
nen eeriige oogenblikken inderdaad „gekre
gen" bebben, als op dat criticke moment niet
plotseling een donderend gebons op de deur
was vernomen.
Roodbaard keek verbaasd op, fronste zijn
wenkbrauwen, en bleef in dreigende hou
ding staan wachten.
Wat voor den donder is dat nu weer,
zei hij verwonderd, terwijl in zijn toon de
verontwaardiging doorklonk, die hij koes
terde over deze onderbreking van zijn
eenvoudige genoegens. Zijd bliksemend oog
was dreigend gevestigd op zijn toekomstig
slachtoffer, toen hij ruggelings naar de
deur week:
Blijf staan, waar je bent! Ik ben in
een oogenblikje bij je!
Hij bereikte de voordeur en wierp die
open, waardoor hij twee figuren onthulde,
die op de stoep stonden te wachten het
slanke figuurtje van Ivitty 'Iluiskcns en de
imposante verschijning van een politie
agent.
Hallo! zei Roodbaard, de anderen aan
starend.
Bob zei niets meer, daar zijn vermogen
om zichzelf te verbazen hem allang verla
ten had. Ilot scheen hem toe, dat je in dit
huis alles kon verwachten en hij zag dan
ook geen reden om zich te verwonderen
over de verschijning van een doodgewonen
politieagent.
De dienaar van Hermandad tikte aan
zijn helm en stapte zwaarwichtig de hal
binnen, gevolgd door juffrouw Iluiskcns,
die verward en tamelijk beangst om zich
heen staarde-
Kom binnen, agent! zei Roodbaard hof
felijk. Ik weet niet, waarom je hier op be
zoek komt., maar je bent precies op tijd.
Ik heb een klein presentje voor je.
De handhaver van wet en orde staarde
strak naar Bob, knikte eenige malen on
heilspellend en schraapte zijn keel.
Wel meneer, zei hij gewichtig, dat is
juist waarom ik hier ben, as u het wete
wil- Ik liep door de laan aan den achter
kant fan die huizen een paar minuten ge-
lejen, toen ik dat jong gooser tégen de re
genpijp op zie klauteren om uw raam bin
nen te dringen. Ik roep, hard, maar hij
slaat daar geen acht op, daarom loop ik den
tuin in en roep nog eens. Maar hij 19 ai
door uw raam naar binnen, daarom doch
ik, dat het 't beste was 0111 eens naar voren
te loopen en te knike wat der aan-'t hand-,
je was- Ik heb zijn hoed gevonden, voegde
de politieman er met een zekeren trots aan
toe, terwijl hij het besmeurde wrak van wat
eens een kostelijke hooge hoed was'geweest,
uur weg kon gaan, maar dikwijls genoeg werd
het zeven en zelfs wel later, voordat zij vertrok,
TVeet je °ok waarom ze vandaag zoo laat
kwam
Ze was voor sir Hector naar de stad ge
weest. Toen ze terug kwam had ze enkele boe.
ken onder haar arm. Ze vroeg 6f er brieven
aangekomen waren en of ik soms het nieuwe
adres had gekregen van mr. Newnham, omdat
er ook voor hem correspondentie was.' Ik zei,
dat ik er niets van wist. Ook aan haar had hij
geen ander adres opgegeven, maar dan zou ze
maar wachten tot sir Hector terug kwam en
zien of die wellicht ons uit den nood kon hel
pen. Er waren een heele hoop brieven en heel
dien tijd was ze bezig met antwoorden te tik
ken, voortdurend ging de telefoon. Toen ik de
kranten binnenbracht, schoot mij ineens te
binnen dat er een boodschap was gekomen van
een zekeren mr. Murray, of sir Hector daar
dien avond wilde komen eten. Hij woont zoo
wat een halve mijl buiten ons dorp. Ik zei het
tegen miss Marlowe en zij antwoordde, dat ze
met geen mogelijkheid kon zeggen, wanneer
hy thuis zou zijn. Ze had afspraken voor hem
gemaakt voor den volgenden dag dat is dus
morgen sir en mr. Murray moest dus maar
wachten tot Vrijdag. Toen vroeg zij om de
kranten. Zij had veel belangstelling in de po
litiek en er waren juist twee districtsverkie
zingen aan den gang. We spraken een tydje
over politiek en ze zei dat ze dacht, dat de
conservatieven in Plumperton wel stand zou
den houden, maar dat de liberalen hen zouden
slaan in Corston Mannering. Ik ben zelf con
servatief, sir, en dat zei ik ook tegen haar. Ik
voel er niets voor om de zaken weer overhoop
te gooien. Wat heb je er aan? Een heeleboel
geharrewar, een hoop modder en dorre blade
ren. Ze lachte er eens mee. Zij zei, dat ieder
land van tijd tot tijd eens duchtig moet wor
den omgeploegd. Dat hield de geesten wakker.
Zij opende de kranten en ik bleef wachten, om
dat ik er zelf ook een beetje belangstelling
voor heb, maar ik zeg u dit mijnheer, en dat
heb ik altijd gezegd en daar blijf ik bij, er zal
nog we! eens een tyd komen, dat ze heel dien
rommel voor goed opruimen en elke verkiezing
beslissen met drie papiertjes in een hoed. Dat
zal heel wat minder kosten en ik geloof niet
te voorschijn haalde-
Ik heb 'm in de waterton gevonden.
Is 't een vriend van je, meneer?
Een vriend van mij! snouwde Rood
baard. Als je denkt, dat mijn vrienden de
gewoonte hebben in mijn huis in te breken,
me in mijn slaapkamer op te sluiten, mijn
zilver te gappen en 111e op mijn kaken te
stompen, dan heb je het leelijk mis, beste
man! Deze jonge menschelijke granaat-
Een verbaasde kreet van Kitty deed hem
afbreken.
Maar oom Arnold, waar hebt u het
nu over! Dit is mijnheer v. d. Heuvel!
Wat moet dat? zei Roodbaard scherp.
Ken je dien idioot, Kitty?
Natuurlijk ken ik hem! Hij heeft me
juist thuis gebracht van het partijtje van
mevrouw Randers. Ik kwam tot de ont
dekking, dat ik mijn sleutel had vergeten
en u wilde niet opendoen, toen we klopten.
Daarom klom mijnheer v. d. Heuvel naar
het raam van het trappenhuis om me bin
nen te laten- En terwijl ik wachtte, kwam
deze agent aanloopen, en.
Maar hier kwam Bob, die tott nu toe aan
houdend Roodbaard had staan aanstaren
met een schok tot zichzelf en gaf blijk van
zijn aanwezigheid.
Bent, u oom Arnold? zei hij ongeloovig:.
Wie was die andere vent dan?
Welke andere vont? vroegen Kitty en
Roodbaard tegelijk-
Wel, die vent, dien ik op de trap tegen
kwam- De vent, die me in de kamer opsloot.
Een klein, kaalhoofdig kereltje. Hij zei, dat
hij oom Arnold was tenminste hij zei
het wel niet, mam- ik hield heit voor van
zelfsprekend.
Een verwonderde stilte volgde op deze
mededeeling. Eindelijk schraapte de poli
tieagent opnieuw zijn keel en nam de lei
ding in handen.
Beier bij liet begin beginnen, mijnheer,
stelde hij oom Arnold voor, en laat ons
al de feiten nagaan. Schijnt een beetje als
een hutspot.
Ik lag in bed te slapen, zei 00111 Ar
nold, toen ik wakker werd floor kloppen op
de voordeur- Ik veronderstelde, dat het mijn
nichtje was ze was naar de een of an
dere krankzinnige partij gegaan en om
persoonlijke redenen maakte ik geen haast
om dé deur open te gaan doen. Na een
poosje merkte ik echter, dat het regende en
daarom wipte ik m'n bed uit om haar bin
nen te laten. Toen kwam ik echter tot de
ontdekking, dat de deur van mijn slaapka
mer van buiten af gesloten was. Ik luister-
do en hoorde vreemde geluiden van bene
den komen, waarop ik de deur forceerde.
Daar had ik eenigen tijd voor noodig en
toen ik ermee klaar was, zag ik, dat een
half dozijn van mijn zilveren bekers
boxprijzen en zoo van de -tafel, waarop
zij stonden, naar het trappenhuis waren
gebracht.- Ik ging naar beneden en toen
kwam deze jonge menschelijke granaat
plotseling uit de eentkamer te voorschijn.
Ik gaf hein een oplawaai met mijn
parapluie en hij gaf me een klap op mijn
kaak. Gaf m ij een klap op m'n kaak! her
haalde oom Arnold, als kon hij nauwelijks
aannemen, dat men zooiets zou gelooven.
Ik was juist van plan hem eens een lesje
te geven, loen jij binnenkwam. Dat is alles.
Dankie, meneer, zei de man der wet,
neerbuigend knikkend. Zeer uitvoerig, als
ik het zoo 2egge mag. Nou, jong gooser,
wat hebbie hierop te zegge? Wat was dat
over een klein, kaalhoofdig kereltje?
Bob,, die geluisterd had met verbazing
en klimmenden artgst naar het getuigenis
Van oom Arnold, had een heele boel te zeg
gen en hij zei het, zonder iets weg te laten.
Toen zijn verhaal uit was, zei oom Arnold
ongeloovig-
Sioot je in die kamer op, zeg je? Ver
dorie, je was niet opgesloten! Je rende de
kamer uit als-
De andere deur heeft hij gesloten, zei
Bob koel. Ik veronderstel, dat hij deze heeft
vergeten.
Ilm! was oom Arnolds antwoord. Wel,
jongeman, ik ken geen kleine, kaalhoofdi
ge kereltjes en als ik erkende, zouden
ze in ieder geval niet in het holle van den
nacht door mijn huis schuimen. En waar
is je klein, kaalhoofdig kereltje nu, vraag
ik me af.
Aha, juist! knikte de dienaar der wet.
Dat is, om zoo te zeggen, de moeilijkheid.
Waar is het gooser, dat je volgens je zegge
ontmoet heb, jongeman.
Iloe moet i k dat weten? zei Bob nij
dig. Ik herhaal, dat hij me die kamer in
duwde en de beenen nam. Maar ik wil er
een kwartje om verwedden, voegde hij oom
Arnold toe, dat het de kerel is, die u in
uw slaapkamer opsloot en uw zilver gapte.
Ik zou je gelijk geven, zei 00111 Arnold
grimmig, als ik geloofde, dat hij bestond,
maar dat doe ik niet.
Oom Arnold! riep Kitty uit, met een
stem, die trilde van verontwaardiging; u
denkt toch niet dat mijnheer v. d. Heuvel
het gedaan heeft'? Wel, u moet gek zijn!
Heb je dien vent, wel eens eerder ont
moet, meisje? vroeg haar oom zoetsappig-
Nee, maar.
Wat weet je dan van hem? Hoe weet
je, dat hij me niet in mijn kamer heeft op
gesloten, daar hij geloofde zijn buit binnen
te hebben, voor hij de deur voor je opende?
Hij had tijd genoeg, als hij vlug werkte en
kon je daarna binnengelaten hebben en
weggewandeld met zijn hakken vol ziij
ver. Je zou niet3 vermoed hebben tot je
me op m'n deur had hooren slaan.
Oom Arnold! Ik heb nog nooit zoo'in..
Denk nu eens na, zei oom Arnold lank
moedig. Ik zeg niet, dat hij hier kwam met
de vooropgezette meening om te gappen. Ik
veronderstel alleen, dat hij de gelegenheid
schoon zag en er gebruik van maakte-
O, hoe kunt u! zei Kitty, terwijl zij op
den grond stampte- Heeft mijnheer v. d.
Heuvel u dan niet verteld, dat hij een man
op de trap ontmoette?
O ja, gaf oom Arnold toe, maar dat
is'natuurlijk al te doorzichtig.
Kijk eens hier, kwam Bob nu tusschen-
beide, bijna sprakeloos van woede, als u
denkt, dat u me beschuldigen kunt van
diefstal.
Makkelijk! stelde de politieman vader
lijk vast. Praatjes vullen geen gaatjes, zooals
se zeggen. Heb ik goed begrepen, dat u een
vervolging tegen dit jonge gooser instelt-
mijnheer.
Natuurlijk, zei 00111 Arnold, natuur
lijk, ik
Dan zou ik graag es een kijkie ne
men op de plek, waar het zilver vandaan
gehaald is, astublief. Boven is 't niet?
Kom maar mee, noodigde oom Arnold
hem uit.
Hij begon de trap op te loopen en de
agent maakte aanstalten om hem te vol
gen. Een oogenblik kon Bob de verleiding
haast niet weerstaan den constabel tegen
den grond te slaan en met de parapluie
zijn wraak op oom Arnold te koelen; maar
bij nader inzien vond hij het verstandiger
een kalme waardigheid ie bewaren, opdat
oom Arnolds vernedering des te grooter
zou zijn, als de waarheid aan het licht kwam
wat in ieder geval spoedig moest gebeuren-
Daarom onderdrukte hij zijn woede, stak
zijn kin uitdagend naar voren en begon even
eens de trap te beklimmen. Vlak op zijn hie
len volgde de politieman en Kitty met een
blos van verontwaardiging op de wangen
sloot de stoet-
'Dit, zei oom Arnold, £oen zij bijna
boven waren gekomen, is de' tafel- De be
kers. wat is dat?
Uit de hal beneden klonk een eigenaar
dig geluid- Als op commando omkijkend,
zagen zij een kleine, kaalhoofdige figuur bij
de voordeur staan, in de in elkaar gedoken
houding van iemand, die bang is, te veel
de aandacht te trekken. Terwijl zij nog in
verbazing naar beneden stonden te kijken,
vloog de voordeur open en het kaalhoofdige
mannetje sprong de straat in de veiligheid
tegemoet.
Hij heeft haar nooit bereikt. Met een kreet,
di» voldoende zijn zucht naar wraak te
kennen gaf, kwam Bob in actie. Den po
litieagent opzij schuivend, schoot hij langs
de verbaasde Kitty en vloog in drie kange-
roe-achtige sprongen naar beneden. Met
mik een snelheid legde hij dezen afstand af,
•lat hij de hal bereikte, voordat het kaal
hoofdige mannetje tijd had gehad de drie
treden van de stoep af te dalen, die leidden
naar het trottoir.
De vluchteling, over zijn schouder kijkend
zag het noodlot boven zijn hoofd zweven en
versnelde zijn tpch al halsbrekenden spoed
nog meer- Bob echter kreeg plotseling een
higeving. Bliksemsnel greep hij oom Arnolds
parapluie uit den hoek, waar zij neergewor
pen was en slingerde zich letterlijk, dit
voorwerp op een armslengte van zich af
houdend, naar den vluchteling. Het gebogen
handvat greep den ongelukkige juist bij den
linkerenkel, waarop het kereltje eensklaps
van den grond werd gerukt, een bewonde
renswaardige salto-mortale door de lucht
maakte en met een slag, die hem ailen
adem benam, op de steenen terecht kwam-
Drie seconden later zat tachtig kilo Hol-
landsch vleesch en beenderen op den onge-
lukkigen vluchteling en hield hem aan de
aarde gekluisterd.
In het rommelhok onder de trap, zei
Kitty. Daar heeft ie natuurlijk gezeten en
daarom kon ie niet wegkomen, toen we in
de hal stonden. Hij moet zich daar verbor
gen hebben, toen liij u naar beneden hoorde
komen en hij is er blijven zitten tot hij kans
zag om te ontsnappen.
Ja, zei oom Arnold, een vreemde, on
derworpen oom Arnold, die zoo schaapach
tig keek als een man met vuurroode bakke
baarden, maar bij mogelijkheid kan- ik hal
er 0111 moeten denken-
Zoo hadt u, vroeg zijn nicht koel.
Ja, antwoordde ootn Arnold
Nu, ging Kitty beschuldigend verder,
nu ziet u eens, wat er van komt als u dat
idiote humeur van u verliest en mij buiten
in den regen laat staan wachten.
Ja, zei oom Arnold.
Hij zuchtte diep, wierp een blik op Rob
en stak zijn enorme hand uit.
Ik. heb mezelf bespottelijk aangesteld.
Het meisje had gelijk. liet spijt me.
Dat is in orde, zei Bob grootmoedig.
Nu zijn woede was bekoeld, voelde hij. dat
hij zich de weelde veroorlooven kon. groot
moedig ie zijn, want hij, die valscheüjk be
schuldigd was geworden van diefstal. li ad
daardoor een goede kans op de svmpadtle
van zijn beschuldigers nicht- En het scheen
Bob, dat een beetje sympathie van Kitty
Iluiskens hem een hoop goed zou doen.
Is dat alles, wat u te zeggen hebt, oom
Arnold? vroeg Kitty spijtig. Na al die ver
schrikkelijke dingen, die u gezegd heeft-
Al goed, al goed! zei oom Arnold met
een zweem van zijn oude geestkracht. En tot
Bob:
Nogmaals, het spijt me. Ik... verdorie,
wat gebeurd is, is gebeurd. Denk, aan wat
11 met, mijn kaak hebt gedaan! Blijf ontbij
ten, als u wilt.
Alstublieft, was het prompte antwoord-
Blijf lunchen, theedrinken en dineeren
ook, als u er zin in hebt, noodigde 00111 Ar
nold gul uit-
Bob keek naar Kitty, die op liaar beurt
hem aankeek.... maar niet lang, want plot
seling slodg ze haar oogen neer en besteed
de buitengewone aandacht aan het karpet.
Maar niet voordat jongeheer v. d. Heuvel,
daarin had gezien, wat hij wilde.
Graag! Het zal me een waar genoegen
zijn, zei Bob tevreden.
"C- r.::V - -
HET TRIO qHARLEY-WILLIAMS.BONO,
is na een succesvolle Europeesclae tournee
weer in Nederland teruggekeerd
Niet getroffen.
„Als U mij even gezond maakt, dokter, blijf
ik m'n leven lang uw schuldenaar
„Dat zal niet gaan, mannetje, hij mij moet
a contant betaald worden!"
dat het gouvernement er veel scha door zal lei
den. Ik wachtte en ze begon me voor te lezen
wat er gebeurd was. Toen zag ik ineens haar
handen op de tafel rusten, terwijl de krant
zoo maar uit haar vingers viel. D'r kwam
zoo'n bleeke uitdrukking op haar gezicht, dat
ik zelf mijn bloed in müa lijt' voelde stil staan.
U begrijpt dat natuurlijk niet, omdat u miss
Marlowe niet kent, maar ik had daar nog nooit
zoo over stuur gezien. Ik begreep wel, dat er
iets verschrikkelijks gebeurd moest zijn en dat
dit verband hield met iemand uit hare onmid
dellijke omgeving. E11 daar miss Marlowe zelf
zoo goed als geen vrienden heeft, moest die
iemand tot onze onmiddellijke omgeving behoo-
ren. Plotseling stond ze op en voegde me ta
melijk norsch toe: Stond je te wachten op de
districtsverkiezingen, Slane? Nou die kunnen
wel wachten. Lees dit eerst maar eens. En ze
ging weg, stapte naar haar bureau en bleef daar
zitten zonder iets te zeggen. Ik kon maar niet
begrijpen, wat er aan de hand was. Ik dacht
alleen, dat het misschien iets met miss Park-
ton uit te staan kon hebben en mr. Newnham,
totdat ik het eindelijk zelf zag, nou ik ben al
twaalf jaar bij sir Hector en dat is een heel
stuk van je leven.
Zell's bij de herinnering aan dit oogenblik
trok heel zyn lichaam weer samen, op zijn ge
zicht kreeg een akelig bleeke lijkkleur, alsof
hy nog altijd voor het verschrikkelijke gebeu
ren stond.
En toen? vroeg Davidson, onbewogen.
Veel. kan ik er mij niet meer van herin
neren. Ik geloof dat ik gezegd heb, groote God
het is verschrikkelijk! of zoo iets en dat ik
meende flauw te zullen vallen. Maar miss Mar
lowe scheen zich weer ineens hersteld te heb
ben. Ze beide en zei tegen een van de dienst
meisjes, dat ze wat brandewün moesten bren
gen. Toen ik die uit had, begon ze opnieuw de
kranten te lezen. Ik had een gevoel, alsof ik
niet meer op mijn eigen beenen stond. Maar
toen ik haar rustig de verschrikkelijke tijding
zag bestudeeren aan de hand van de nieuwsbe
richten, zei ik: Lees dat nu niet.
Toen keek zij naar mij en ik heb nooit een
grooter verdriet in haar oogen gezien. Ik ge
loof dat zij meer om sir Hector gaf, dan w>
ooit heeft laten blijken.
Wat u gelooft gaat een rechter van in
structie niet aan, viel de detectieve hem onge
duldig in de rede. Gebeurde er nog iets anders?
Ja. Ik hoorde haar nog zeggen. Ik zou
wel eens willen weten, wat Scott Egerton daar
te doen had. Toen hield ze plotseling haar
handen hoven haar oogen, alsof ze hem wil^e
afweren. Het is vreemd, vreemd, voegde hy er
verontschuldigend aan toe en het maakte op
mij een zonderlingen indruk, toen ik haar zoo
heelemaal van streek zag.
Lestrange dacht een kort oogenblik aan die
andere koele persoon, wiens naam zoo juist
genoemd was en die de misdaad op bijna ge
heel dezelfde wijze had begroet.
Toen, ging Slane verder, vertelde ik haar
van mr. Newnham. Hoe ik hem hier gisteren
middag had gezien en zü antwoordde, dat ik
goed moest weten of ik er wel heel zeker van
was, omdat het verbazend verantwoordelijk was
om zooiets te zeggen en ik zei dat ik het niet
zou zeggen, indien het niet waar was,. Ze
vroeg of ik van plan was om het aan de po
litie te vertellen en ik zei, dat ik dat natuur
lijk doen zou. Indien iemand onschuldig was,
zou hem dat niets kunnen schelen, voegde ik
er nog aan toe.
- Zal er nooit eens iemand komen die deze
onjuistheid rectificeert! mompelde Davidson.
Niemand gaf er antwoord op. Slane's getui
genis was dus biykhaar afgeloopen, hij vertrok
en Bruce nam zijn plaats in.
Toen deze vrouw de kamer binnen kwam,
werd Lestrange's belangstelling veel intenser.
Ze was een zwaarlijvig iemand, met een vastbe
raden uitdrukking op haar gezicht, die haar
onmiddellijk karakteriseerde als de overwin-
nares van menige huiselijke ontmoeting; op
haar korten dikken hals stond een mager geel
gelaat met verbazend krachtige kaken en een
eigenwijzen mond. Maar vooral haar oogen
trokken iemands aandacht. Ze stonden iets
loens onder dunne achterdochtige wenkbrau
wen. D© buitengewone doffe glans deed aan
zachtschemerende agaatsteenen denken. Die
oogen verrieden een scherp geheugen. Zij zou
den zelfs de kleinste indrukken, die hun
eigenares hadden ontvangen, weten op te roe
pen, welke zij best ten eigen bate zou weten
toe te passen. De Franschman kreeg onmaC
dellyk medelijden met het gekwelde leven van
het meisje, dat onder de strenge bewaking
van een dergelijke vrouw had moeten leven.
Deze romantiek bezorgde hem een koude
rilling.
Bent u Bruce? vroeg Davidson. Ga zitten,
als je wil. Je kunt ons wellicht zeer van
dienst zijn.
De stem van de vrouw was verrasend zacht
en vriendelyk.
Ik hoop het, mijnheer. Gaat het over
miss Parkton?
Ze is op het oogenblik niet thuis als ik
het wel heb?
Neen, ze is niet thuis.
Weet je niet, wanneer ze terug zal
konten?
Niet in het minst. Dat nest
Maar Davidson sneed haar onmiddellijk den
pas af en vroeg:
Zou je misschien ook kunnen zeggen, waar
ze eigenlijk naar toe is. Of weet je daar zelf
niets van?
Toch wel, sir.
Nu was het Davidsons beurt om verwonderd
te zyn
Weet je dat wel?
Ja zeker. Indien een meisje, dat net zoo
veel van haar bed houdt als wij allemaal, zegt,
dat ze een uur vroeger wenscht te ontbijten en
van plan is om heel den dag in den tuin door
te brengen, klinkt dat natuurlijk erg vreemd.
Vooral in het licht, van wat mr. Slane gisteren
avond gezien heef.
Wij hebben nog geen enkel bewijs, dat mr.
Newnham daar was, als je soms daar op zin
speelt. Het is mogelijk dat hij er geweest is,
maar even sterk blijft de mogelükheid, dat hij
een volledig alibi zal kunnen toonen. Je kent
het spreekwoord, in het donker zijn alle
katjes grauw.
Maar alle katten loopen niet zoo komiek
als mr. Newnham, viel de vrouw hem gehaaid
in de reden.
Davidson lette hier niet op.
Ik zou wel eens willen weten waarom jü
wist dat miss Paula uitging en waar zij heen
ging.
Ik zei niet, dat ik wist, waar zij heen
ik zei alleen dat ik wist dat ze zou
gaan. Ze zei immers, dat ze in den tuin ging
werken en toen antwoordde ik, dat ik het tegen
den ouden Brent zou vertellen, maar ze was er
als de kippen bij om me dat te verbieden. Ze
wilde zoo maar wat rondscharrelen. Ik legde
voor haar een tweede costuum gereed, dat zij
altyd in den tuin draagt en ze zei onmiddel
lijk dat ze dit niet wilde hebben. Ik vroeg wat
ze dan wel wou aandoen en even later koos ze
een goudbruin wollen japon. Even later keek
ze verbazend sip, toen ik dikke wollen kousen
voor den dag haalde, omdat ze nooit zijden
kousen in den tuin draagt, maar ze scheen
niets te durven zeggen. En toen ik haar met
veel tegenzin de grove schoenen zag hantee-
ren, was ik er zeker van, dat ze een uitvlucht
had gezocht en later werd ik daar nog in be
vestigd. Vlak na het ontbijt kwam ze stiekum
de trap op naar haar kamer, maar ik had
fyn gezorgd dat ik op mijn post was. Ik zei,
dat ik het nou eens een echte goede dag vond
om de heele garderobe van de miss na te kij
ken, omdat ze toch niet thuis zou ziju. Ze
fluisterde iets van een zakdoek, maar ik wist
goed, wat dat te beteekenen had. Want ze
had er twee, die nog niet eens uit de vouwen
waren. Toen ging ze weg en ev«,s later kwam
ik voor een kleinigheid naar beneden, en toen
schoot zij als een schim weer naar boven en
ik zag haar terug gaan naar haar kamer en
in haar hoedendoos een prachtigen breeden
zwarten hoed grijpen, die een paar dagen te
voren van de modiste was gekomen. Een oogen
blik zag ze mij niet. Ik vermoed, dat ze hang
was, maar ze glimlachte toen door haar vrees
heen. Tk kwam naar haar toe en zei, laat mij
die even voor u pakken, miss. En ze draaide
zich lijkbleek om. Ze zei, dat ze bang was, dat
ik den nieuwen hoed zou laten vallen en be
gon toen een heel verhaal, dat de bandeau
niet paste en dat de modiste, die moest veran
deren. Ook de manier, waarop de veeren op
den hoed waren gelegd, deugde niet en ze
boog er een paar over den rand. Ik zag haar
met haar oogen knipperen, toen ze dit deed,
want ze is verzot op kleeren. Ze waren wer
kelijk voor haar een afgod. Ik ging naast haar
staan en begon ook over den hoed te praten.
(Wordt vervolgd).