m
ï^ni
WASHINGTON
DE SCHADUW VAN HET FEES1 HET BLINDE PAARD
WOENSDAG 8 OCTOBER 1930
li»
■x^
z
Mijnheer Pastoor!
Paschen is voor mij de meest heerlijke,
maar ook tegelijk de meest treurige dag.
De gelukkigste. Ik kom uit de kerk; ze
is heel erg ruim, maar men zou er de mu
ren van hebben kunnen achteruitzetten.
Wat een menschenmassa!
Niet slechts vrouwen: niet alleen man
nen, maar heele familiën: vader, moeder,
kinderen, die allen samen denzelfden God
komen aanbidden. Naast mij zat een offi
cier, die de gebeden opzocht voor zijn klei
nen jongen; wat verder zag ik een man in
meditatie verzonken.
Overal gebed!
Men zag slechts gevouwen handen, gebo
gen hoofden, menschen, aandachtig in ge
bed verzonken.
O Christus! Gij wint het ten slotte toch
niettegenstaande de slechte courant; de
schouderophalende intelectueelen; het on
derwijs, waar men U geheel buiten laat.
Maar wat onze oogen zien beleekent nog
niets.
Wie zal ze tellen de overwinningen op
geest en gemoed, behaalt in dezen heiligen
tijd?.,. Gij zoekt de zielen overalzielen,
die Gij verandertdie Gij er toe brengt
U te beminnen.
En toch, toen ik terugkeerde in mijn
kamer, ben ik in tranen uitgebarsten-
De vreugde van anderen, mijn eigen
vreugde deed me pijn.
Ik bezat in mijn ziel een oneindigon
schat en toch kon ik dien niet deelen mei
't wezen dat ik 't meeste liefheb en 't hoog
ste vereer bier op aarde.
Laat eerst uwe lezeresse u haar zieleleed
eens uitzeggen.
Mijn vader is een grijsaard van twee en
zeventig jaar- -een bewonderenswaardi
ge man, een man, die altijd hard werkte
en dat nog doet voor zijn kinderen en zijn
kleinkindereu.
Industrieel van een absolute eerlijkheid
^.'en een zeldzame energie; als ik met hem
wandel in ons provincie-stadje, neemt ieder-
a[) .iCen den hoed voor hem af en wordt hij
door allen gegroet.
En ik, zijne dochter, ik loop hier naast
mijn vader en ben grootsch op hem. Hij
heeft me door religieusen doen opvoeden;
hij heeft me uitgehuwelijkt aan een uit
stekend kal hollek; hij vergoodt zijn vijf
kleinkinderen, hij gaat graag met ze 's Zon
dags naar de Mis!-..
Maar., maar., helaas! hij houdt zijn
Paschen niet!
Dadelijk, als ik dezen brief klaar heb,
dien ik na terugkomst uit de kerk, nog
met den hoed op 't hoofd schrijf, zullen
we ons allen samentreffen, allen vol innig
geluk na 't houden van ons Paschen-.. al
len, behalve hij!....
En als we over de mooie plechtigheden
zullen spreken en mijn vijf lievelingen
zullen dat zeker doen zal grootpapa
zich in een treurig zwijgen hullen; die
eerbiedwaardige man zal zich genegeerd
gevoelen; die enthousiast, die dadelijk klaar
staat voor elke edelmoedige daad, zal naar
zijn bord kijken!...
Hij, de eerste overal, hij zal zelfs hier
nog niet eens de laatste wezen.hij is
een vreemdeling.... hij bestaat niet!...
En waarom?
Geheim van wat er omgaat in de diepten
van het menschelijk hart-
En dan-... dan word ik wanhopend-..
Dan ga ik zitten met 't hoofd in de han
den!... Maar het woord te vinden, dat zijn
ziel moet treffen?Wie zal den roep doen
hooren, die de windsels mag losmaken en
mijn vader uit zijn graf doen verrijzen!
Kom naar buiten!
Mijnheer Pastoor! Mijn arme vader is twee
en zeventig jaar oud!--.. Hoe lang zal ik
hem nog mogen behouden?.-. Dus u be
grijpt...? Het is aan u, dat ik, zijn doch
ter, zijn ziel koin vragen... zijn ziel zoo be
mind en niettegenstaande alles, zoo mooi.
Ik heb gezien hoe over do menschenmassa
het bloed is gevloeid van den Christus-
Ach, wat verlang ik, dat ook hij daar een
maal deelgenoot van mag wezendat
tenminste één droppel over zijn witte haren
mag neerdruppen... Ik wilde, dat u een
schets schreef, die ik hem kan laten lezen
U is priesterU moet toch den weg ken
nen, die naar een verstokt hart voert- Ik,
ik kan hem niets geven dan mijn goed voor
beeld, en ik tracht, zacht te zijn en goed,
opdat hij een weinig Christus in mij moge
zien en Hem moge herkennen!
Ik eindig mijn brief op m'n knieën:
Mijn God, Gij Die den goeden moor
denaar de poorten van het Paradijs ont
sloten hebt, heb medelijden met dien goe
den man, die mijn vader is.
Gij, Die gezegd hebt: Als gij met
meerderen vereenigd zult wezen om iets in
mijn naam aan Mijn Vader te vragen, dan
zal Hij u verhooren.
Bedenk, .dat ieder en avond mijn
Er zijn van die menschen die al wat God
hun aan goedheid, vriendelijkheid, naasten
liefde en andere schoone deugden geschon
ken heeft altijd op de beste manier weten
te gebruiken, zoodat zij door iedereen ge
acht en bemind worden terwijl iedereen
hun dankbaar gezind is: hun naam zal
steeds met eere genoemd worden.
Er zijn echter ook menschen die deza
goede eigenschappen eveneens bezitten,
maar dan verborgen onder allerlei gebre
ken en ondeugden. De mensch heeft helaas
maar al te vee! gebrek aan inzicht en zui
ver oordeel om die hoedanigheden te kon
nen en naar waarde te schatten, zoodat het
vaak alleen aan Gods Voorzieningheid te
danken is, dat de echte en eigenlijke waai
de van deze menschen aan het licht kom'
Meestal geschiedt dit voor een mooi doei
en met verdienste voor de eeuwigheid even
als immers al het aardsche, al het vergan
kelijke ir> dienst van het onvergankelijk'
staat-
Dit blijkt ook weer uit de geschiedenis
van een boer, die in een afgelegen dorp
aan de Duitsch-Ilussische grens woonde.
Hij was een dronkaard en verkwister zon
der weerga, toch werd hij daarom door
niemand veracht, vooral omdat hij overi
gens een goede kerel was. Er waren genoeg
mannen in heht dorp, die evenveel dronken
ais hij, maar er was een groot verschil in
die mannen; onze boer mishandelde zijn
vrouw nooit, al was hij nog zoo dronken,
maar hij liet zich een geduchte- aframme
ling van haar welgevallen; en het mooiste
was nog, dat hij haar later groot gelijk gaf,
dat, hij slaag verdiend had, want hij was
verplicht om te werken voor zijn
vrouw en voor zijn kind, anders waren zij
er alle drie mee bedrogen-
Hij vond het zelf zeer vervelend, dat hij
telkens aan zijn ondeugd toegaf en had
heel graag het drinken gelaten, maar he
laas, hij was niet Sterk genoeg. Telkens
maakte hij goede voornemens, maar ook
telkens herviel hij weer in zijne kwaal en
hij leed er ontzettend door, hij maakte zich
zelf de grootste verwijten en noemde zich
een lafaard en een vent van niets-maar
even dikwijls gaf hij weer toe aan het ver
derfelijke kwaad- Daarom dreven de hu
ren en kennissen den spot met hom, even
als met zijn goedhartigheid en toegevend
heid
Hij had n.l. slechts zelden zin of kracht
genoeg om voor zijn eigen gezin te werken
of om zelf don kost te verdiepen, maar uil
pure goedheid werkte hij des te vaker voor
anderen, zonder daarvoor eenig loon t»
ontvangen-
T Is niet de moeite waard om er over
te spreken, zeide hij wanneer men hem
vroeg wat hij verdiend had, en dan werden
zij.ne diensten meestal betaald met jeno
ver..-, daaraan kon hij nooit weerstaan
Was hij eenmaal dronken dan werd hi]
uitgelachen en voor den gek gehouden en
als men er genoeg van had, stuurdo men
hem naar huis. Dan kwamen de dro-nke-
manstranen, het dronkemansverdriet-
Wanr.eer zijn vrouw hem in dien toestand
zag, werd ze bedroefd of kwaaden het
kind staarde hem met groote oogen aan,
kortom.hij was en ellendeling, die door
niemand kon geholpen worden.
Wie had zich ook om zoo'n klein, afge
legen dorpje kunnen bekommeren! Het
scheen wel dat de menschen, die hier
woonden, uit de maatschappij verbannen
waren! De armzalige met stroo gedekte hut
ten stonden hier en daar verspreid in de
open plek van een bosch, dat aan de eene
zijde aan een uitgesrkt onbegaanbaar moe
ras grensde en aan de andere zijde over
ging in een dicht reusachtig groot oerwoud.
Tusschen het moeras cn het woud lag een
eenzame, slecht onderhouden drassige weg
die naar het dichtbijgelegen dorp leidde
de afstand was intusschem nog minstens een
halve dagreis en van dit dorp uit kon
men langs hetere straten de stad, een grens
vesting bereiken.
De hoer reed nogal vaak naar dit dorp.
Hij had er altijd een of ander te doen en
dacht er zelfs niet aan, om zich Ie bedrin
ken, maar waar kon hij anders gaan rusten
jeugd haar kleine handjes vouwt en bidt
om de bekeering van een ziel, zonder te we
ten wie en dat ik dan stil den naam fluister
van mijn beminden vader. Ach, mochten
we toch ooit de vreugde smaken hem tot
U te zien terdgkeeren. Die alleen hem meer
liefheeft dan wij allen te samen.-..
-..- Dat er dan toch voor mij eindelijk
eens een Paaschfeest mag aanbreken, waar
over geen schaduw hangt!-
Ik weet niet wat 't lot zal wezen van
doze regelen. Ik stel ze onder de onzichtbare
bescherming van al degenen, die beminnen
en die weten, dat „beminnen" boteekent het
beste te verlangen voor die men liefheeft.
Aanvaard, Mijnheer Pastoor, de uitdruk-
lens. b. N.
(Pierre l'Emdte)
dan in een herberg? En als hij ook maar
een kleinigheid gedronken had, dan kon
hij niet meer weerstaan!
Gelukkig, dat hij op zijn terugweg een
voorzichtig en betrouwbaar paard had!
Het dier was weliswaar blind, haast ner
gens voor te gebruiken; maar die eene lan
ge weg naar het dorp en weer terug vond
het zoowel hij dag als bij nacht met dezelfde
zekerheid en zonder teugel of zweep!
De boer kon onder het Tijden gerust sla
pen, het blinde beestje bracht hem gemak
kelijk en behouden thuis, zeker 7.00 goed
als een paard met goede oogen, want het
schrok nooit voor een dwaallicht of vooi
een opgejaagd -dié-r in het woud.
Ieder ander in het dorp zcu reeds lang
zoo'n gebrekkig dier geslacht cn zijne huid
verkocht hebben. De huren raadden hem
dikwijls genoeg aan om toch zoo'n onwillig
dier weg te deen uit zijn stal; want behalve
het blinde paard had de Loer ook nog een
gezonden klepper die de boerin gebruikte
voor het werk op den akker, maar die goede
raad werd niet gevolgd.
De zonderlinge drinkebroer was niet al
leen vriendelijk en goed voor de menschen,
hij hield ook veel van dieren en menige
driftkop had aan hem een voorbeeld kun;
nen némen. Daar hij échter heëlemaal niet
in aanzien stond, was ook dit Weer een
reden te meer, om hem uit te luehen en te
bespotten- Niemand wist dat hij het blinde
paard met een heel bijzondere liefde bemin
de niet alleen, omdat het hem zoo veilig naar
huis bracht, maar vooral omdat hij zoo'n
medelijden had met hst dier, omdat het blind
was.
Toen kwam de dag waarop God den el-
lëndigen zwakkeling, om zij.n geringe deug
den uitverkoos en hem boven alle andere
verhief-
Het was een heete, droge zomer, zóó
droog, dat het reusachtige woud begon ie
branden, zonder dat men de oorzaak hier
van kon aanwijzen Het duurde lang voor
men het gevaar bemerkte, want van het
dorp uit had men geen ver uitzicht en de
brand had al dagen lang nu hier en d-ÏTi'
daar gewoed- Toen echter allerhande vrihj
err gevogelte in groote Scharen- uit lj£i
diepste van het bosch gedreven wercL, toen
zelfs een arend, die men sedert menschen-
heugenis niet meer gezien had, in de nabij
heid van het dorp ontdekt werd, toen zicli
langzamerhand een harsachtige brandlucht
begon te verspreiden, gingen de boe
ren op onderzoek uit. Een tocht door bet
bosch bevestigde hun bange vermoedens
Het vuur was weliswaar nog ver af, maar
wie kon zeggen, waarheen hef zich wenden
zou? Achter hen lag het moeras. Vandaar
dreigde geen gevaar. Zij besloten dus rondom
het dorp een breede sloot te graven in een
grooten hal ven cirkel-
Mannen. vrouwen en kinderen gingen
aan het werk. Van den vroegen morgen tot
c!en ia to 11 nacht werd er gegraven. Maar
daar moesten ook boomen geveld von'eu
en dat werk vorderde slechts langzaam.
Sommigen werden zóó moe cn overspan
nen, dat zij hun gereedschap wegslingerden
en weggingen-morrendomdat het
werk misschien toch wel tevergeefsch was,
als het vuur tenslotte niet zou komen
liet vlijtigste en het meest onvermoeid
werkte onze boer, die in deze dagen aan
geen drank scheen te denken, al had hij er
misschien meer dan ooit behoefte aan. 11 ij
wist ook telken» alles het beste te regelen
wanneer er iets te doen viel.... hij toonde
daarbij een overleg en kennis van zaken
die allen verbaasd deed staan en hij be
proefde telkens de moedeloozen door woord
en voorbeeld aan te sporen.
Toen de nacht aanbrak en zij het. werk
van dien dag overschouwden, moest hij
echter met de anderen bekennen dat hun
aantal niet voldoende was en dat zij hulp
noodig hadden, wanneer het groote uitge
strekte woud rond hen in vlammen zou
opgaan. De met riet gedekte hutten zouden
wel heeleinaal niet te redden' zijn en zij
zelve en hun vee en hunne bezittingen?
Achter hen lag het moeras- Wel waren
er daar tengevolge der langdurige droogte
hier en daar smalle paden en kleine eiland
jes ontstaan; al zouden ze dan het veege
lijf kunnen hergen..-. W'at dan nog? Moes
ten zij dan, afgescheiden van de wereld, den
hongerdood sterven?
In heel den omtrek was geen hulp te ha
len. De soldaten uit de vesting waren mis
schien de eenigen, die over voldoende ma
teriaal en krachten beschikten, om een
bosehbrand te blusschen, en daarom zou
een hunner te paard naar het dorp en ver
der naar de stad rijden.
Maar eenige uren later was deze weer te
rug en meldde met ontzetting, dat de brand
op één plaats tot aan den weg bij het moe
ras doorgedrongen was. Ondanks alle moei
lijkheden had hij toch den rit willen door
zetten, maar zijn paard wilde geen stan
meer doen, toen het de hoog oplaaiende
vlammenzee zag, die den nacht onheilspel
lend en spookachtig verlichtte.
De menschen stonden daar als verlamd
van schrik bijeen, nu het tot hen doordrong
dat zij als in een val govangen zaten, den
dood voor oogen.... alleen vaan God kon
nog redding komen- Maar toen allen rade
loos waren en niemand uitkomst wist, toen
sommigen begonnen te bidden en anderen
zich aan vertwijfeling overgraven, en weer
anderen hunne geringe bezittingen naar
het moeras brachten, zadelde onze boer zijn
bi In 1 paard en nam afscheid van zijn
vrouw, die zachtjes begon ie vveencn-
-- Ik moet het probeeren, zei hij, mis
schien kan ik alles goedmaken. Waarom
'had God mijn paard anders blind laten
werden? ik hen tot niets anders van enig
.nut, dan misschien voor dit eene, er> dal
wil ik nu ook doen.
Zijn gezicht had een vroolijke uitdruk
king, en zijn vrputv antwoordde treurig:
Rijd, ik kan je niet. terughouden!
De boer reed neg, niemand zag het, en
'oen hij ccn eind gereden had, bond hij zich
mét een riem op het zadel vast zooals hij
wel meer gedaan had, al was het dan om
andere rodenen. Op goed geluk dreef hij
toen zijn paardje aan, en het draafde flink
door. Hij was niet bang voor het vuur, dat
opzij aan den boschrand oplaaide cn alles
verteerde.
De hitte cn de rook werden haast onver
draaglijk cn paard en ruiter kreunden en
hijgden naar adem-... En toen de ruiter
tenslotte het bewustzijn verloor-... jaagde
het beest angstig met wijd opengesperde
neusgaten voortsteeds sneller en sneller.
Het drong zich door het gevaar heen en
lóen liet eindelijk het brandende woud ach
ter zich had en zijne longen zich weer met
frdsSehe lucht vulden, toen werd het weer
rustig en kwam in het dorp bij de herberg
aan.
Men kende ze allebei, maar zij zagen er
'uit, als kwamen ze uit de heb Daar men
intusschen in het dorp reeds uit verschei
dene teekens opgemaakt had, dat er brand
uitgebroken was in het woud, vermoedde
ir.on ook het gevaar, waarin het afgelegen
dorp zich moest bevinden. Men maakte den
ruiter- los van zijn paard, goot vocht tusschen
de lippen en tenslotte gelukte het toch, hem
tot zichzelve te brengen. Toen vertelde hij
van het dreigende gevaar en spoorde aan tot
onmiddellijke hulpverlcening-
Nog denzelfden nacht trok dé bezetting
de stad uit om de hulpeloozen te redden-
Hoe verbaasd waren de boeren, toen den
volgenden morgen de soldaten kwamen on'
het begonnen v.erk te voltooien, juist toen
de nood het hoogst gestegen was en zij aan
iedTe redding wanhoopten!
Wel hadden de menschen uit het dorp
vernomen dat de boer met zijn blind paard
vertrokken was: maar de dronkaard scheen
bun niet moedig genoeg om zulk een waag
stuk tot een goed einde te brengen. Daarom
was hunne verwondering nu des te grooter
cn vroegen zij naar hem. Maar niemand
wist iets van hem. In hun geluk vergabm
zij hern toon weer.-., zij hielpen de solda
ten in den strijd tegen het vuur on nadat
het gevaar bezworen was, slachtten zij een
varken en noodigden de soldaten te gast-
De boerin echter zat met haar kind voor
de deur van hare huit cn wachtte op den te
rugkeer van haar man. Maar zij wachtte
tevergeefs. Na twee dagen spande de boerin
haar gezond paard voor den wagen en ging
met haar kind naar het dorp. Zij deed na
vraag in de herberg en daar verwees mer
haar naar de stad, waar haar man in het
hospitaal lag. De boerin reed haastig weg
en kwam juist op tijd om hem te zeggen, dat
liet. dorp gered was.
Toen gleed er een lachje over zijn ge
zicht, dat er haast onkenbaar uilzag.
Nu is het goed, zeide hij.en stierf,
De boerin nam het, lijk mee in den wa
gen en reed naar huis. Onderweg vroeg
zij overal naar het biin ie paard, maar nie
mand wist haar te zeggen, waar het bee3t
dien nacht gebleven was. Of het gesloten
was, of weggeloopen en verdwaald... mis
schien gestoVven- -men wist het niet. Toen
ging zij eindelijk naar huis voor de armoe
dige begrafenisplechtigheid. De boeren deden
niets om den redder van hun dorp te eeren
cn de woorden van den priester die van een
andere plaats gekomen was, konden de ver
achting. waarmede men den overledene al-
lijd behandeld had, niet wegnemen.
Toen echter den volgenden dag plotseling
het blinde paard-in het dorp terugkaam, ver
magerd, verschroeid, met brandwonden be
dekt, en zoo een sprekend getuigenis afleg
de voor de heldhaftige daad van zijn mees
ter, toen schenen hun pas do oogen open
te gaan. Zij begonnen nu den lof van hun
redder te zingen on iedcren dag, in de her
berg en op het veld werd er over niets
anders gesproken.
Na verloop van tijd begonnen zij den
dronkaard te missen, omdat er niemand on
der hen voorniets zooveel werkte. Hij werd
do beste van allemaal.
De minste vriendelijkheid, de geringste
daad van goedheid, die de doode hun ooit
bewezen had, werd nu aan de vergetelheid
ontrukt- Langzamerhand geraakte zijn on
deugd in het vergeetboek, de deugden straal
den in helder licht.
De geschiedenis van hot brandend bosch,
het blinde paard en koenen ruiter werd de
geschiedenis van het dorp en zij wordt daar
altijd nog met eere verteld,
Op zekeren dag ging er door eene der
afgelegen straten van Philadelphia, een
main, wiens houding cn wiens uitwendig
voorkomen een aanzienlijk persoon ken-
teekenden. Het was vroeg in den morgen,
het gewoel verlevendigde de straten nog
niet. Een jongeling met bleeke, kommer
volle gelaatstrekken, trad bedeesd, vréezeud,
ja bevend cn zonder hem aan te zien tot
hem en had hem om een kleine onder
steuning. De man zag liem scherp aan,
maar zijn gelaatstrekken begonnen op te
klaren na eenig onderzoek, want de uitdruk
king van den jongen man, de bevende sten.,
zij gansche houding toonden, dat hij geen
bedelaar van professie voor zich lia.fl, maar
in den vollen zin van het woord een on
gelukkige-
Gij ziet er mij niet uit als iemaind die
het bedelen gewoon is. Wat brengt u daar
toe? Wees openhartig en oprecht, zeg mij
do volle waarheid, maar ook de waarheid,
want daarvan zal mijn bijstand afhangen.
Aldus sprak de heer op een vriendelijken
toon die vertrouwen inboezemde.
O, dat zal ik, zeide de jonge man met
een diepen zucht, terwijl hij nu voor het
eerst zijn blik op het gelaat van den man
wierp. Het is waar, ik ben niet in den toe
stand geboren, waarin gij mij nu ziet. De
ongelukken die mijn vader troffen, de on
beschrijfelijke ellende, waarin zich mijn bra
ve moeder bevindt, nopen mij tot de stout
heid, die ik met een kloppend hart onderno
men heb-
Wie is dan uw vader? vroeg de man
vervolgens, die nu vernam, dat het een
welgesteld koopman geweest was, die het
schandelijk bankroet van een vriend, die zijn
zaken bestuurde, geheel ten gronde gericht
en tot den bedelstaf gebracht had. De zorgen
over Rat onverdiende ongeluk, ontwikkelden
spoedig de kiem eener ongesteldheid en
weinige maanden daarna overleed hij; zijn
gemis deed de maat van de rampen bij de
familie overvloeien- De moeder, cj.e jonge
ipain, en, een jongere broeder zonken tot de
diepste armoede. Een vriend des vaders gaf
den jongen man een onderkomen in zijn
huis; de moeder trachtte door arbeid voor
haar zélve en den jongeren broeder het brood
te verdienen, maar den laatsten nacht over
viel haar een hevige ongesteldheid, die haai'
leven in gevaar bracht. De jonge man had
geen cent om geneeskundige hulp en genees
middelen te verschaffen. Ach, besloot hij, ik
heb den moed niet om onze bekenden op te
zoeken cn om een aalmoes te verzoeken. De
rijken zijn hardvochtig. De armen, die nog
medelijden hebben, kunnen niet helpen, al
wildon zij ook nog zoo gaarne- Daarom.
Do heer had innig bewogen naar hem
geluisterd; dit was de stem der waarheid
zeide hem zijn hart, zoo zij ergens te vin
den is. Nu, ga voort zeide hij vriendelijk
lot don jongen man.
Daarom, ging hij voort, terwijl twee
groote tranen langs zijne wangen biggelden,
trok ik de stoute schoenen aan, om u, een
vreemdeling, aan te spreken, ik overwon de
schaamte, die zich met kracht daartegen
Verhief. Ach! heb medelijden met mijne ar
me moeder!
Woont uwe moeder ver van hier? vroeg
de man wiens hart week werd.
In het laatste huis van deze straat,
links op cle derde verdieping, zeide de jonge
man. die hem ootmoedig aanzag-
bin gij heht nog gpen geneesheer? Nu,
daar zijn eenige dollars. Spoed u om een
geneesheer te halen!
De jonge man greep zijn hand en be
vochtigde ze met tranen. Spreken kon hij
niet, alleen de woorden: God zegene u! sprak
hij; daarop spoedde hij zich weg met een
haast alsof hij scheen te vliegen-
De man zag hem een oogenblik na, schud
de het hoofd, cn sprak in zich zeiven: Neen!
Daarop wendde hij zijne schreden naar het
aangeduide huis en bevond zich weldra aan
de deur der weduwe, waar hij zacht aan
klopte. Een kleine, schoone knaap, wiens
oogen van tranen bevochtigd waren, opende
cle deur en hij trad binnen- Zijne scherpe
blikken hadden het kamertje spoedig rond
gezien. Er stond een oude tafel van den
nenhout, twee stoelen van hetzelfde gehalte
als de tafel, en op de tafel eenige onafge-
werkte vrouwelijke handwerken. Overal
beerschte orde en zindelijkheid, maar de
grootste nooddruft. De zieke lag op een el'
lendig bed; haar koortsachtgie toestand wa»
duidelijk zichtbaar. Hij naderde en vroeg
naar haar toestand, zoodat zij hem voor
een geneesheer hield- Zij zeide hem, hetgeeD
hij verlangde te weten, en daarop voegde
zij erbij hoe ongelukkig zij was, en hoe de
dood voor haar geneesmiddel zou zijn, die
haar alleen daarom verschrikkelijk toe'
scheen omdat zij hare beide zonen -in eeö
hulpeloozen toestand moest achterlaten, dat
was hartverscheurend voor haar.
De vermeende geneesheer spreekt haaf
troost in, en de wijze waarop hij dit doet»
is zoo weidaig en wekt haar vertrouwen
zoo zeer op, dat zij haar hart voor hem
opent, cn alle slagen vain het noodlot, die
de zoen hem op straat slechts kort ver
haald had, uitvoerig mededeelt. Hij luistert
naar haar met een bewogen hart, troost
haar en vermaant haar vervolgens
er zorg voor te dragen, dat haaf
dierbaar leven voor hare kinderen
behouden blijft. Daarop verzoekt hij pa
pier. Maar dit bezit de armoede niet. Ef
ligt een gebedenboek, de troost der wedu
wen, op de beddeplank. Hij neemt het in de
hand cn zegt: Dit witte blad is overtollig
en genoeg voor mij. Hij neemt het er uit
on de knaap geeft hetn zijn inktfleschje en
zijne pen. De gewaande geneesheer zet zich
aan tafel en schrijft. Daarop geeft hij de
zieke de hand, spreekt nog eenige rtoost-
volle woorden en vertrekt.
Kort daarop komt de oudste zoorr terug-
Lieve rnoedpr, roept hij vol vreugde. Gods
genade verlaat ons niet! Een grootmoedig
vreemdeling heeft mij vijf dollars gegeven-
God zegene hem! Terstond zal de genees
heer hier komen, en ik hoop op den ver
deren genad'igen bijstand van God! vat
weder moed!
De moeder drukte hare zomen aan haar
hart en had voor hen. Daarop zeide zij: gij
zijt om een geneesheer geweest! Zonder
ling, hij is er reeds geweest!
Onmogelijk! zeide de zoon verwonderd-
Inderdaad, mijn zoon, hernam de moe
der, hij is ook een goede' geneesheer, voor
het hart.. Ach, hoe liefdevol, hoe troostrijk
waren zijne woorden. Daar ligt het recept,
dat hij geschreven heeft Zij wees naar d»
tafel, waar het beschreven papier lag. Ge
troffen loopt de jongeling naar de tafel,
leest hetgeen de vreemdeling geschreven
heeft, en begint te beven. Moeder, roept hij
uit, het is geen recept! Iloor eens! En nu
las hij een obligatie van een zeer aanmer
kelijke som die terstond kon ontvangen
worden. De moeder richt zich vol schrik
en vreugde op. De handteekenimg! mijn
zoon, de handteekening! roept zij. George
Washing'on! leest de jongeling. President
van het Congres Nu zinkt de moeder in
onmacht neer- Tot geluk voor de troosteloo-
ze zonen die dachten, dat hunne moeder
gestorven was, komt de geneesheer, cn het
gelukt hem de moeder weder hij te brengen-
Het was een edel mensch; ook hij las met
diepe ontroering het briefje van Washing
ton.
De odele man Het het. daarbij niet berus
ten. Na eenige dagen kwam hij terug en
vond tot zijn vreugde, dat de weduwe aan
merkelijk herstelde. O, hoe dankbaar waren
zij. Hoe trof het hem, toen de kindeern zijn
handen aangrepsn, ze met zoenen bedek
ten en met tranon bevochtigden. Hetgeen
hij medebracht, was nog meer. Hij had bij
een wakkeren koopman, zijn vriend, den
oudsten zoon.op het kantoor geplaatst, wel
ke bediening hij terstond kon aanvaarden,
den jongsten had hij een plaats bezorgd op
een goed-ingerichte school. Het geschenk
stelde de weduwe in staat om in een be
hoorlijken stand te leven zonder gebrek, en
van de nioeitevolle werkzaamheden van
zijn beroep zonderde hij nog siteeds den tijd
af, om naar hen, die zijner zorgen waren
aanbevolen, te vernemen, en de weduwe
steeds van het noodige te voorzien, hetgeen
hij getrouwelijk volhield, totdat de oudste
die het volle vertrouwen van zijn meester
rechtvaardigde hem in staat stelde om
rijkelijk voor de moeder, voor de opvoeding
en verdere opleiding van den jongeren
broeder te zorgen.
■F*#*-';
HET COMPLEX VER MISSIEGEBOUWEN IN DE STAD VAN MGR. AERTS, LANQGOER.
Links van de spoorbaan dé kerk en. het bisschoppelijk paleis; rechts scholen, en werfei
plaatsen, waar de Jeugd fQdiri&usteadffi^ maar «ofc vakonderwijs krijgt* ljkj