m ï^ni WASHINGTON DE SCHADUW VAN HET FEES1 HET BLINDE PAARD WOENSDAG 8 OCTOBER 1930 li» ■x^ z Mijnheer Pastoor! Paschen is voor mij de meest heerlijke, maar ook tegelijk de meest treurige dag. De gelukkigste. Ik kom uit de kerk; ze is heel erg ruim, maar men zou er de mu ren van hebben kunnen achteruitzetten. Wat een menschenmassa! Niet slechts vrouwen: niet alleen man nen, maar heele familiën: vader, moeder, kinderen, die allen samen denzelfden God komen aanbidden. Naast mij zat een offi cier, die de gebeden opzocht voor zijn klei nen jongen; wat verder zag ik een man in meditatie verzonken. Overal gebed! Men zag slechts gevouwen handen, gebo gen hoofden, menschen, aandachtig in ge bed verzonken. O Christus! Gij wint het ten slotte toch niettegenstaande de slechte courant; de schouderophalende intelectueelen; het on derwijs, waar men U geheel buiten laat. Maar wat onze oogen zien beleekent nog niets. Wie zal ze tellen de overwinningen op geest en gemoed, behaalt in dezen heiligen tijd?.,. Gij zoekt de zielen overalzielen, die Gij verandertdie Gij er toe brengt U te beminnen. En toch, toen ik terugkeerde in mijn kamer, ben ik in tranen uitgebarsten- De vreugde van anderen, mijn eigen vreugde deed me pijn. Ik bezat in mijn ziel een oneindigon schat en toch kon ik dien niet deelen mei 't wezen dat ik 't meeste liefheb en 't hoog ste vereer bier op aarde. Laat eerst uwe lezeresse u haar zieleleed eens uitzeggen. Mijn vader is een grijsaard van twee en zeventig jaar- -een bewonderenswaardi ge man, een man, die altijd hard werkte en dat nog doet voor zijn kinderen en zijn kleinkindereu. Industrieel van een absolute eerlijkheid ^.'en een zeldzame energie; als ik met hem wandel in ons provincie-stadje, neemt ieder- a[) .iCen den hoed voor hem af en wordt hij door allen gegroet. En ik, zijne dochter, ik loop hier naast mijn vader en ben grootsch op hem. Hij heeft me door religieusen doen opvoeden; hij heeft me uitgehuwelijkt aan een uit stekend kal hollek; hij vergoodt zijn vijf kleinkinderen, hij gaat graag met ze 's Zon dags naar de Mis!-.. Maar., maar., helaas! hij houdt zijn Paschen niet! Dadelijk, als ik dezen brief klaar heb, dien ik na terugkomst uit de kerk, nog met den hoed op 't hoofd schrijf, zullen we ons allen samentreffen, allen vol innig geluk na 't houden van ons Paschen-.. al len, behalve hij!.... En als we over de mooie plechtigheden zullen spreken en mijn vijf lievelingen zullen dat zeker doen zal grootpapa zich in een treurig zwijgen hullen; die eerbiedwaardige man zal zich genegeerd gevoelen; die enthousiast, die dadelijk klaar staat voor elke edelmoedige daad, zal naar zijn bord kijken!... Hij, de eerste overal, hij zal zelfs hier nog niet eens de laatste wezen.hij is een vreemdeling.... hij bestaat niet!... En waarom? Geheim van wat er omgaat in de diepten van het menschelijk hart- En dan-... dan word ik wanhopend-.. Dan ga ik zitten met 't hoofd in de han den!... Maar het woord te vinden, dat zijn ziel moet treffen?Wie zal den roep doen hooren, die de windsels mag losmaken en mijn vader uit zijn graf doen verrijzen! Kom naar buiten! Mijnheer Pastoor! Mijn arme vader is twee en zeventig jaar oud!--.. Hoe lang zal ik hem nog mogen behouden?.-. Dus u be grijpt...? Het is aan u, dat ik, zijn doch ter, zijn ziel koin vragen... zijn ziel zoo be mind en niettegenstaande alles, zoo mooi. Ik heb gezien hoe over do menschenmassa het bloed is gevloeid van den Christus- Ach, wat verlang ik, dat ook hij daar een maal deelgenoot van mag wezendat tenminste één droppel over zijn witte haren mag neerdruppen... Ik wilde, dat u een schets schreef, die ik hem kan laten lezen U is priesterU moet toch den weg ken nen, die naar een verstokt hart voert- Ik, ik kan hem niets geven dan mijn goed voor beeld, en ik tracht, zacht te zijn en goed, opdat hij een weinig Christus in mij moge zien en Hem moge herkennen! Ik eindig mijn brief op m'n knieën: Mijn God, Gij Die den goeden moor denaar de poorten van het Paradijs ont sloten hebt, heb medelijden met dien goe den man, die mijn vader is. Gij, Die gezegd hebt: Als gij met meerderen vereenigd zult wezen om iets in mijn naam aan Mijn Vader te vragen, dan zal Hij u verhooren. Bedenk, .dat ieder en avond mijn Er zijn van die menschen die al wat God hun aan goedheid, vriendelijkheid, naasten liefde en andere schoone deugden geschon ken heeft altijd op de beste manier weten te gebruiken, zoodat zij door iedereen ge acht en bemind worden terwijl iedereen hun dankbaar gezind is: hun naam zal steeds met eere genoemd worden. Er zijn echter ook menschen die deza goede eigenschappen eveneens bezitten, maar dan verborgen onder allerlei gebre ken en ondeugden. De mensch heeft helaas maar al te vee! gebrek aan inzicht en zui ver oordeel om die hoedanigheden te kon nen en naar waarde te schatten, zoodat het vaak alleen aan Gods Voorzieningheid te danken is, dat de echte en eigenlijke waai de van deze menschen aan het licht kom' Meestal geschiedt dit voor een mooi doei en met verdienste voor de eeuwigheid even als immers al het aardsche, al het vergan kelijke ir> dienst van het onvergankelijk' staat- Dit blijkt ook weer uit de geschiedenis van een boer, die in een afgelegen dorp aan de Duitsch-Ilussische grens woonde. Hij was een dronkaard en verkwister zon der weerga, toch werd hij daarom door niemand veracht, vooral omdat hij overi gens een goede kerel was. Er waren genoeg mannen in heht dorp, die evenveel dronken ais hij, maar er was een groot verschil in die mannen; onze boer mishandelde zijn vrouw nooit, al was hij nog zoo dronken, maar hij liet zich een geduchte- aframme ling van haar welgevallen; en het mooiste was nog, dat hij haar later groot gelijk gaf, dat, hij slaag verdiend had, want hij was verplicht om te werken voor zijn vrouw en voor zijn kind, anders waren zij er alle drie mee bedrogen- Hij vond het zelf zeer vervelend, dat hij telkens aan zijn ondeugd toegaf en had heel graag het drinken gelaten, maar he laas, hij was niet Sterk genoeg. Telkens maakte hij goede voornemens, maar ook telkens herviel hij weer in zijne kwaal en hij leed er ontzettend door, hij maakte zich zelf de grootste verwijten en noemde zich een lafaard en een vent van niets-maar even dikwijls gaf hij weer toe aan het ver derfelijke kwaad- Daarom dreven de hu ren en kennissen den spot met hom, even als met zijn goedhartigheid en toegevend heid Hij had n.l. slechts zelden zin of kracht genoeg om voor zijn eigen gezin te werken of om zelf don kost te verdiepen, maar uil pure goedheid werkte hij des te vaker voor anderen, zonder daarvoor eenig loon t» ontvangen- T Is niet de moeite waard om er over te spreken, zeide hij wanneer men hem vroeg wat hij verdiend had, en dan werden zij.ne diensten meestal betaald met jeno ver..-, daaraan kon hij nooit weerstaan Was hij eenmaal dronken dan werd hi] uitgelachen en voor den gek gehouden en als men er genoeg van had, stuurdo men hem naar huis. Dan kwamen de dro-nke- manstranen, het dronkemansverdriet- Wanr.eer zijn vrouw hem in dien toestand zag, werd ze bedroefd of kwaaden het kind staarde hem met groote oogen aan, kortom.hij was en ellendeling, die door niemand kon geholpen worden. Wie had zich ook om zoo'n klein, afge legen dorpje kunnen bekommeren! Het scheen wel dat de menschen, die hier woonden, uit de maatschappij verbannen waren! De armzalige met stroo gedekte hut ten stonden hier en daar verspreid in de open plek van een bosch, dat aan de eene zijde aan een uitgesrkt onbegaanbaar moe ras grensde en aan de andere zijde over ging in een dicht reusachtig groot oerwoud. Tusschen het moeras cn het woud lag een eenzame, slecht onderhouden drassige weg die naar het dichtbijgelegen dorp leidde de afstand was intusschem nog minstens een halve dagreis en van dit dorp uit kon men langs hetere straten de stad, een grens vesting bereiken. De hoer reed nogal vaak naar dit dorp. Hij had er altijd een of ander te doen en dacht er zelfs niet aan, om zich Ie bedrin ken, maar waar kon hij anders gaan rusten jeugd haar kleine handjes vouwt en bidt om de bekeering van een ziel, zonder te we ten wie en dat ik dan stil den naam fluister van mijn beminden vader. Ach, mochten we toch ooit de vreugde smaken hem tot U te zien terdgkeeren. Die alleen hem meer liefheeft dan wij allen te samen.-.. -..- Dat er dan toch voor mij eindelijk eens een Paaschfeest mag aanbreken, waar over geen schaduw hangt!- Ik weet niet wat 't lot zal wezen van doze regelen. Ik stel ze onder de onzichtbare bescherming van al degenen, die beminnen en die weten, dat „beminnen" boteekent het beste te verlangen voor die men liefheeft. Aanvaard, Mijnheer Pastoor, de uitdruk- lens. b. N. (Pierre l'Emdte) dan in een herberg? En als hij ook maar een kleinigheid gedronken had, dan kon hij niet meer weerstaan! Gelukkig, dat hij op zijn terugweg een voorzichtig en betrouwbaar paard had! Het dier was weliswaar blind, haast ner gens voor te gebruiken; maar die eene lan ge weg naar het dorp en weer terug vond het zoowel hij dag als bij nacht met dezelfde zekerheid en zonder teugel of zweep! De boer kon onder het Tijden gerust sla pen, het blinde beestje bracht hem gemak kelijk en behouden thuis, zeker 7.00 goed als een paard met goede oogen, want het schrok nooit voor een dwaallicht of vooi een opgejaagd -dié-r in het woud. Ieder ander in het dorp zcu reeds lang zoo'n gebrekkig dier geslacht cn zijne huid verkocht hebben. De huren raadden hem dikwijls genoeg aan om toch zoo'n onwillig dier weg te deen uit zijn stal; want behalve het blinde paard had de Loer ook nog een gezonden klepper die de boerin gebruikte voor het werk op den akker, maar die goede raad werd niet gevolgd. De zonderlinge drinkebroer was niet al leen vriendelijk en goed voor de menschen, hij hield ook veel van dieren en menige driftkop had aan hem een voorbeeld kun; nen némen. Daar hij échter heëlemaal niet in aanzien stond, was ook dit Weer een reden te meer, om hem uit te luehen en te bespotten- Niemand wist dat hij het blinde paard met een heel bijzondere liefde bemin de niet alleen, omdat het hem zoo veilig naar huis bracht, maar vooral omdat hij zoo'n medelijden had met hst dier, omdat het blind was. Toen kwam de dag waarop God den el- lëndigen zwakkeling, om zij.n geringe deug den uitverkoos en hem boven alle andere verhief- Het was een heete, droge zomer, zóó droog, dat het reusachtige woud begon ie branden, zonder dat men de oorzaak hier van kon aanwijzen Het duurde lang voor men het gevaar bemerkte, want van het dorp uit had men geen ver uitzicht en de brand had al dagen lang nu hier en d-ÏTi' daar gewoed- Toen echter allerhande vrihj err gevogelte in groote Scharen- uit lj£i diepste van het bosch gedreven wercL, toen zelfs een arend, die men sedert menschen- heugenis niet meer gezien had, in de nabij heid van het dorp ontdekt werd, toen zicli langzamerhand een harsachtige brandlucht begon te verspreiden, gingen de boe ren op onderzoek uit. Een tocht door bet bosch bevestigde hun bange vermoedens Het vuur was weliswaar nog ver af, maar wie kon zeggen, waarheen hef zich wenden zou? Achter hen lag het moeras. Vandaar dreigde geen gevaar. Zij besloten dus rondom het dorp een breede sloot te graven in een grooten hal ven cirkel- Mannen. vrouwen en kinderen gingen aan het werk. Van den vroegen morgen tot c!en ia to 11 nacht werd er gegraven. Maar daar moesten ook boomen geveld von'eu en dat werk vorderde slechts langzaam. Sommigen werden zóó moe cn overspan nen, dat zij hun gereedschap wegslingerden en weggingen-morrendomdat het werk misschien toch wel tevergeefsch was, als het vuur tenslotte niet zou komen liet vlijtigste en het meest onvermoeid werkte onze boer, die in deze dagen aan geen drank scheen te denken, al had hij er misschien meer dan ooit behoefte aan. 11 ij wist ook telken» alles het beste te regelen wanneer er iets te doen viel.... hij toonde daarbij een overleg en kennis van zaken die allen verbaasd deed staan en hij be proefde telkens de moedeloozen door woord en voorbeeld aan te sporen. Toen de nacht aanbrak en zij het. werk van dien dag overschouwden, moest hij echter met de anderen bekennen dat hun aantal niet voldoende was en dat zij hulp noodig hadden, wanneer het groote uitge strekte woud rond hen in vlammen zou opgaan. De met riet gedekte hutten zouden wel heeleinaal niet te redden' zijn en zij zelve en hun vee en hunne bezittingen? Achter hen lag het moeras- Wel waren er daar tengevolge der langdurige droogte hier en daar smalle paden en kleine eiland jes ontstaan; al zouden ze dan het veege lijf kunnen hergen..-. W'at dan nog? Moes ten zij dan, afgescheiden van de wereld, den hongerdood sterven? In heel den omtrek was geen hulp te ha len. De soldaten uit de vesting waren mis schien de eenigen, die over voldoende ma teriaal en krachten beschikten, om een bosehbrand te blusschen, en daarom zou een hunner te paard naar het dorp en ver der naar de stad rijden. Maar eenige uren later was deze weer te rug en meldde met ontzetting, dat de brand op één plaats tot aan den weg bij het moe ras doorgedrongen was. Ondanks alle moei lijkheden had hij toch den rit willen door zetten, maar zijn paard wilde geen stan meer doen, toen het de hoog oplaaiende vlammenzee zag, die den nacht onheilspel lend en spookachtig verlichtte. De menschen stonden daar als verlamd van schrik bijeen, nu het tot hen doordrong dat zij als in een val govangen zaten, den dood voor oogen.... alleen vaan God kon nog redding komen- Maar toen allen rade loos waren en niemand uitkomst wist, toen sommigen begonnen te bidden en anderen zich aan vertwijfeling overgraven, en weer anderen hunne geringe bezittingen naar het moeras brachten, zadelde onze boer zijn bi In 1 paard en nam afscheid van zijn vrouw, die zachtjes begon ie vveencn- -- Ik moet het probeeren, zei hij, mis schien kan ik alles goedmaken. Waarom 'had God mijn paard anders blind laten werden? ik hen tot niets anders van enig .nut, dan misschien voor dit eene, er> dal wil ik nu ook doen. Zijn gezicht had een vroolijke uitdruk king, en zijn vrputv antwoordde treurig: Rijd, ik kan je niet. terughouden! De boer reed neg, niemand zag het, en 'oen hij ccn eind gereden had, bond hij zich mét een riem op het zadel vast zooals hij wel meer gedaan had, al was het dan om andere rodenen. Op goed geluk dreef hij toen zijn paardje aan, en het draafde flink door. Hij was niet bang voor het vuur, dat opzij aan den boschrand oplaaide cn alles verteerde. De hitte cn de rook werden haast onver draaglijk cn paard en ruiter kreunden en hijgden naar adem-... En toen de ruiter tenslotte het bewustzijn verloor-... jaagde het beest angstig met wijd opengesperde neusgaten voortsteeds sneller en sneller. Het drong zich door het gevaar heen en lóen liet eindelijk het brandende woud ach ter zich had en zijne longen zich weer met frdsSehe lucht vulden, toen werd het weer rustig en kwam in het dorp bij de herberg aan. Men kende ze allebei, maar zij zagen er 'uit, als kwamen ze uit de heb Daar men intusschen in het dorp reeds uit verschei dene teekens opgemaakt had, dat er brand uitgebroken was in het woud, vermoedde ir.on ook het gevaar, waarin het afgelegen dorp zich moest bevinden. Men maakte den ruiter- los van zijn paard, goot vocht tusschen de lippen en tenslotte gelukte het toch, hem tot zichzelve te brengen. Toen vertelde hij van het dreigende gevaar en spoorde aan tot onmiddellijke hulpverlcening- Nog denzelfden nacht trok dé bezetting de stad uit om de hulpeloozen te redden- Hoe verbaasd waren de boeren, toen den volgenden morgen de soldaten kwamen on' het begonnen v.erk te voltooien, juist toen de nood het hoogst gestegen was en zij aan iedTe redding wanhoopten! Wel hadden de menschen uit het dorp vernomen dat de boer met zijn blind paard vertrokken was: maar de dronkaard scheen bun niet moedig genoeg om zulk een waag stuk tot een goed einde te brengen. Daarom was hunne verwondering nu des te grooter cn vroegen zij naar hem. Maar niemand wist iets van hem. In hun geluk vergabm zij hern toon weer.-., zij hielpen de solda ten in den strijd tegen het vuur on nadat het gevaar bezworen was, slachtten zij een varken en noodigden de soldaten te gast- De boerin echter zat met haar kind voor de deur van hare huit cn wachtte op den te rugkeer van haar man. Maar zij wachtte tevergeefs. Na twee dagen spande de boerin haar gezond paard voor den wagen en ging met haar kind naar het dorp. Zij deed na vraag in de herberg en daar verwees mer haar naar de stad, waar haar man in het hospitaal lag. De boerin reed haastig weg en kwam juist op tijd om hem te zeggen, dat liet. dorp gered was. Toen gleed er een lachje over zijn ge zicht, dat er haast onkenbaar uilzag. Nu is het goed, zeide hij.en stierf, De boerin nam het, lijk mee in den wa gen en reed naar huis. Onderweg vroeg zij overal naar het biin ie paard, maar nie mand wist haar te zeggen, waar het bee3t dien nacht gebleven was. Of het gesloten was, of weggeloopen en verdwaald... mis schien gestoVven- -men wist het niet. Toen ging zij eindelijk naar huis voor de armoe dige begrafenisplechtigheid. De boeren deden niets om den redder van hun dorp te eeren cn de woorden van den priester die van een andere plaats gekomen was, konden de ver achting. waarmede men den overledene al- lijd behandeld had, niet wegnemen. Toen echter den volgenden dag plotseling het blinde paard-in het dorp terugkaam, ver magerd, verschroeid, met brandwonden be dekt, en zoo een sprekend getuigenis afleg de voor de heldhaftige daad van zijn mees ter, toen schenen hun pas do oogen open te gaan. Zij begonnen nu den lof van hun redder te zingen on iedcren dag, in de her berg en op het veld werd er over niets anders gesproken. Na verloop van tijd begonnen zij den dronkaard te missen, omdat er niemand on der hen voorniets zooveel werkte. Hij werd do beste van allemaal. De minste vriendelijkheid, de geringste daad van goedheid, die de doode hun ooit bewezen had, werd nu aan de vergetelheid ontrukt- Langzamerhand geraakte zijn on deugd in het vergeetboek, de deugden straal den in helder licht. De geschiedenis van hot brandend bosch, het blinde paard en koenen ruiter werd de geschiedenis van het dorp en zij wordt daar altijd nog met eere verteld, Op zekeren dag ging er door eene der afgelegen straten van Philadelphia, een main, wiens houding cn wiens uitwendig voorkomen een aanzienlijk persoon ken- teekenden. Het was vroeg in den morgen, het gewoel verlevendigde de straten nog niet. Een jongeling met bleeke, kommer volle gelaatstrekken, trad bedeesd, vréezeud, ja bevend cn zonder hem aan te zien tot hem en had hem om een kleine onder steuning. De man zag liem scherp aan, maar zijn gelaatstrekken begonnen op te klaren na eenig onderzoek, want de uitdruk king van den jongen man, de bevende sten., zij gansche houding toonden, dat hij geen bedelaar van professie voor zich lia.fl, maar in den vollen zin van het woord een on gelukkige- Gij ziet er mij niet uit als iemaind die het bedelen gewoon is. Wat brengt u daar toe? Wees openhartig en oprecht, zeg mij do volle waarheid, maar ook de waarheid, want daarvan zal mijn bijstand afhangen. Aldus sprak de heer op een vriendelijken toon die vertrouwen inboezemde. O, dat zal ik, zeide de jonge man met een diepen zucht, terwijl hij nu voor het eerst zijn blik op het gelaat van den man wierp. Het is waar, ik ben niet in den toe stand geboren, waarin gij mij nu ziet. De ongelukken die mijn vader troffen, de on beschrijfelijke ellende, waarin zich mijn bra ve moeder bevindt, nopen mij tot de stout heid, die ik met een kloppend hart onderno men heb- Wie is dan uw vader? vroeg de man vervolgens, die nu vernam, dat het een welgesteld koopman geweest was, die het schandelijk bankroet van een vriend, die zijn zaken bestuurde, geheel ten gronde gericht en tot den bedelstaf gebracht had. De zorgen over Rat onverdiende ongeluk, ontwikkelden spoedig de kiem eener ongesteldheid en weinige maanden daarna overleed hij; zijn gemis deed de maat van de rampen bij de familie overvloeien- De moeder, cj.e jonge ipain, en, een jongere broeder zonken tot de diepste armoede. Een vriend des vaders gaf den jongen man een onderkomen in zijn huis; de moeder trachtte door arbeid voor haar zélve en den jongeren broeder het brood te verdienen, maar den laatsten nacht over viel haar een hevige ongesteldheid, die haai' leven in gevaar bracht. De jonge man had geen cent om geneeskundige hulp en genees middelen te verschaffen. Ach, besloot hij, ik heb den moed niet om onze bekenden op te zoeken cn om een aalmoes te verzoeken. De rijken zijn hardvochtig. De armen, die nog medelijden hebben, kunnen niet helpen, al wildon zij ook nog zoo gaarne- Daarom. Do heer had innig bewogen naar hem geluisterd; dit was de stem der waarheid zeide hem zijn hart, zoo zij ergens te vin den is. Nu, ga voort zeide hij vriendelijk lot don jongen man. Daarom, ging hij voort, terwijl twee groote tranen langs zijne wangen biggelden, trok ik de stoute schoenen aan, om u, een vreemdeling, aan te spreken, ik overwon de schaamte, die zich met kracht daartegen Verhief. Ach! heb medelijden met mijne ar me moeder! Woont uwe moeder ver van hier? vroeg de man wiens hart week werd. In het laatste huis van deze straat, links op cle derde verdieping, zeide de jonge man. die hem ootmoedig aanzag- bin gij heht nog gpen geneesheer? Nu, daar zijn eenige dollars. Spoed u om een geneesheer te halen! De jonge man greep zijn hand en be vochtigde ze met tranen. Spreken kon hij niet, alleen de woorden: God zegene u! sprak hij; daarop spoedde hij zich weg met een haast alsof hij scheen te vliegen- De man zag hem een oogenblik na, schud de het hoofd, cn sprak in zich zeiven: Neen! Daarop wendde hij zijne schreden naar het aangeduide huis en bevond zich weldra aan de deur der weduwe, waar hij zacht aan klopte. Een kleine, schoone knaap, wiens oogen van tranen bevochtigd waren, opende cle deur en hij trad binnen- Zijne scherpe blikken hadden het kamertje spoedig rond gezien. Er stond een oude tafel van den nenhout, twee stoelen van hetzelfde gehalte als de tafel, en op de tafel eenige onafge- werkte vrouwelijke handwerken. Overal beerschte orde en zindelijkheid, maar de grootste nooddruft. De zieke lag op een el' lendig bed; haar koortsachtgie toestand wa» duidelijk zichtbaar. Hij naderde en vroeg naar haar toestand, zoodat zij hem voor een geneesheer hield- Zij zeide hem, hetgeeD hij verlangde te weten, en daarop voegde zij erbij hoe ongelukkig zij was, en hoe de dood voor haar geneesmiddel zou zijn, die haar alleen daarom verschrikkelijk toe' scheen omdat zij hare beide zonen -in eeö hulpeloozen toestand moest achterlaten, dat was hartverscheurend voor haar. De vermeende geneesheer spreekt haaf troost in, en de wijze waarop hij dit doet» is zoo weidaig en wekt haar vertrouwen zoo zeer op, dat zij haar hart voor hem opent, cn alle slagen vain het noodlot, die de zoen hem op straat slechts kort ver haald had, uitvoerig mededeelt. Hij luistert naar haar met een bewogen hart, troost haar en vermaant haar vervolgens er zorg voor te dragen, dat haaf dierbaar leven voor hare kinderen behouden blijft. Daarop verzoekt hij pa pier. Maar dit bezit de armoede niet. Ef ligt een gebedenboek, de troost der wedu wen, op de beddeplank. Hij neemt het in de hand cn zegt: Dit witte blad is overtollig en genoeg voor mij. Hij neemt het er uit on de knaap geeft hetn zijn inktfleschje en zijne pen. De gewaande geneesheer zet zich aan tafel en schrijft. Daarop geeft hij de zieke de hand, spreekt nog eenige rtoost- volle woorden en vertrekt. Kort daarop komt de oudste zoorr terug- Lieve rnoedpr, roept hij vol vreugde. Gods genade verlaat ons niet! Een grootmoedig vreemdeling heeft mij vijf dollars gegeven- God zegene hem! Terstond zal de genees heer hier komen, en ik hoop op den ver deren genad'igen bijstand van God! vat weder moed! De moeder drukte hare zomen aan haar hart en had voor hen. Daarop zeide zij: gij zijt om een geneesheer geweest! Zonder ling, hij is er reeds geweest! Onmogelijk! zeide de zoon verwonderd- Inderdaad, mijn zoon, hernam de moe der, hij is ook een goede' geneesheer, voor het hart.. Ach, hoe liefdevol, hoe troostrijk waren zijne woorden. Daar ligt het recept, dat hij geschreven heeft Zij wees naar d» tafel, waar het beschreven papier lag. Ge troffen loopt de jongeling naar de tafel, leest hetgeen de vreemdeling geschreven heeft, en begint te beven. Moeder, roept hij uit, het is geen recept! Iloor eens! En nu las hij een obligatie van een zeer aanmer kelijke som die terstond kon ontvangen worden. De moeder richt zich vol schrik en vreugde op. De handteekenimg! mijn zoon, de handteekening! roept zij. George Washing'on! leest de jongeling. President van het Congres Nu zinkt de moeder in onmacht neer- Tot geluk voor de troosteloo- ze zonen die dachten, dat hunne moeder gestorven was, komt de geneesheer, cn het gelukt hem de moeder weder hij te brengen- Het was een edel mensch; ook hij las met diepe ontroering het briefje van Washing ton. De odele man Het het. daarbij niet berus ten. Na eenige dagen kwam hij terug en vond tot zijn vreugde, dat de weduwe aan merkelijk herstelde. O, hoe dankbaar waren zij. Hoe trof het hem, toen de kindeern zijn handen aangrepsn, ze met zoenen bedek ten en met tranon bevochtigden. Hetgeen hij medebracht, was nog meer. Hij had bij een wakkeren koopman, zijn vriend, den oudsten zoon.op het kantoor geplaatst, wel ke bediening hij terstond kon aanvaarden, den jongsten had hij een plaats bezorgd op een goed-ingerichte school. Het geschenk stelde de weduwe in staat om in een be hoorlijken stand te leven zonder gebrek, en van de nioeitevolle werkzaamheden van zijn beroep zonderde hij nog siteeds den tijd af, om naar hen, die zijner zorgen waren aanbevolen, te vernemen, en de weduwe steeds van het noodige te voorzien, hetgeen hij getrouwelijk volhield, totdat de oudste die het volle vertrouwen van zijn meester rechtvaardigde hem in staat stelde om rijkelijk voor de moeder, voor de opvoeding en verdere opleiding van den jongeren broeder te zorgen. ■F*#*-'; HET COMPLEX VER MISSIEGEBOUWEN IN DE STAD VAN MGR. AERTS, LANQGOER. Links van de spoorbaan dé kerk en. het bisschoppelijk paleis; rechts scholen, en werfei plaatsen, waar de Jeugd fQdiri&usteadffi^ maar «ofc vakonderwijs krijgt* ljkj

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6