#1 FEUILLETON P, 1 BfklP Het GEHEIM VAN HET OPEN RAAM. m^WÊÊÊÊ WOENSDAG 15 OCTOBER 1930 DE GEHEIMZINNIGE PORTE FEUILLES DE VROME KAARTSPELER ALLERLEI -±±- De laatste hmnnermgen „Het was een dezer dagen 3 jaar gele den, dat iemand in een grasperk van bet Vondelpark te Amsterdam een pakje vond, 'waartin een bedrag van 14 mille aan bankbiljetten zat. Ondanks alle mo gelijke nasporingen van de politie, kwam de eigenaar van bet geld nimmer op dagen, zoodat bet bedrag thans aan den vinder werd uitgekeerd." Stil gleed de buisknecht op z'n vilten pan toffels de bibliotheek binnen, waar de oude beer, in z'n clubfauteuil gezeten, onsamenhan gende woorden stamelde. Met 'n bezorgd ge zicht dekte Frans hier de tafel, omdat hij wel wist, dat het vergeefsche moeite zou zijn den ouden heer naar de eetkamer te geleiden In de bibliotheek van het groote heerenhuis op één der deftige grachten, toefde mijnheer van R. 't liefst. En 't was alsof hij, ondanks zijn gekrenkte geestvermogens, toch nog bezeiling voelde uitgaan van de geschilderde portretten en de vele foto's, die de wanden versierden. Uren lang kon hij voor zich uit zitten staren, lange gesprekken met zichzelf voerende. Hier meende hij nog omringd te zijn van vrouw en kinderen, die hem allengs ontvallen waren. Nu voor 5 jaren was hij alleen gebleven, na dat laatste droeve ongeluk. Hij was nadien niet meer de man met den sterken wil, vol energie, de stuwkracht van het groote handelshuis. Hij was vervallen in dat doffe berusten, hetwelk de kenmerkende hoedanigheid is voor de onge vaarlijk geestelijk gekrenktenToen zijn compagnon hem dan ook het contract voor legde, dat zijn uittreden uit het handelshuis inhield, waarin hij als jonge man z'n carrière begon, teekende bij gewillig. Do toestand werd na eenige maanden zóó, dat de familieleden na. beraad besloten, den notaris alle uitgaven te doen regelen, ter wijl hiervan elk kwartaal verantwoording afge legd zou worden. Den patiënt ergens opnemen bleek niet mogelijk; hij wilde blijven in de omgeving, die hem zoo lief was. Eén was er in dat huis, die zijn macht voelde stijgen.... Frans, de huisknecht, die nu alles te bedisselen kreeg. Het dienstpersoneel, zoo was de familie overeengekomen, zou de aan wijzingen van Frans op te volgen hebben, ter wijl de notaris hem maandelijks de benoodig- de gelden zou verstrekken voor de huishou ding. Van de uitgaven zou Frans aanteekening moeten houden in een boek. Had hij niet steeds het grootste vertrouwen in de familie genoten om zijn stipte eerlijkheid? Waarom zou men hem dat vertrouwen ontzeggen, juist nu mijn heer van R. die hem steeds graag bad mogen leiden, min of meer hulpbehoevend was ge worden? En steeds had hij de hem opgelegde taak naar beliooren en tot volle tevredenheid vervuld: de uitgaven klopten precies, waarop door den no taris, in opdracht der familie, een nogal vrij scherpe controle uitgeoefend werd. Alles ging z'n geregelden gang en voor mijnheer van R. kon men het zeker niet beter wenschen. Van alles wat er in huis voorviel deed hij verslag aan den notaris, die hem meermalen om z'n gedrag prees. Maar één voorval had bij toch angstvallig verborgen gehouden z'n wetenschap om trent het aanwezig-zijn van een vrij belangrij- e som gelds in het bureau van mijnheer, die hij daar toevallig ontdekt had, toen hij mijn heer op zekeren dag, gedurende een korte af wezigheid van de verpleegster, op den grond zag zitten met alle laden van het bureau om zich heen. Dat was me een ontdekking voor hem ge weest! En in een eerste opwelling meende hij dit onmiddellijk den notaris te moeten rncde- deelen. Maar neen, hij kon dat ook nog wel wat uitstellen niemand toch scheen er iets van te weten! En allengs rijpte in hem een plan, dat naar hij meende in zeker opzicht niet zoo héél onredelijk was. Zéér zeker zou het een zwaar strafbare handeling worden en toch Had hij mijnheer nu niet reeds sinds 3 jaren als een hond nageloopen, alle nukken verdra gen, dag en nacht met hem getobd, terwijl bovendien nog een extra-zware verantwoorde lijkheid op hem rustte de goede gang van zaken in dat groote huis? En de verpleegster dan?fNu. ja dat was wel zoo, maar mijnheer kon bet evengoed zonder hem niet stellen, het was bij alles: „Frans". Angst greep hem daar om aan als hij aan het oogenblik dacht waarop mijnheer misschien wel plotseling, zou ko men te overlijden. Dan zou hij dit huis moeten verlaten! Zou er dan wel voldoende voor zijn toekomst gezorgd zijn? Op zyn leeftijd zou hij toch nergens meer een betrekking kunnen vin- DE WERKZAAMHEDEN AAN DE BRUG'over de Maas bij Barendrecht vorderen: de eerste pijlers worden reeds zichtbaar den en wat moest er dan van hem worden? Mijnheer ging hard achteruit, dat zag bij vau dag tot dag duidelijker voor zich! De gedach ten aan dat geld lieten hem niet meer los. Angstvallig hield hij de dienstboden uit de bi bliotheek. Moest daar gestoft of schoongemaakt worden, dan gebeurde dat onder zijn persoon lijk toezicht! Op een avond vertoonde mijn heer een groote inzinking. De huisdokter was spoedig aanwezig, die tegen de verpleegster en Frans bedenkelijk het hoofd schudde „Direct familieleden bijeenroepen," was het advies van den dokter. „Mijnheer zal het wel niet lang meer maken Groote onsteltenis! Dien nacht bleven de bloedverwanten bij el kander totdat in den morgen mijnheer Van R. rustig ontsliep In oprechte droefheid bracht Frans de laat ste dagen in het groote huis door. Den dag na de begrafenis zou het huis verzegeld wor den. Frans en het overige personeel zouden in afwachting van verdere besluiten één maand salaris ontvangen. Dien laatsten nacht lag Frans in z'n bed te woelen.... hij streed een zwaren 'strijd tegen z'n eerlijkheidsgevoel. Maar diep in den nacht sloop hij naar de bibliotheek trok de lade open, griste het pak bankbiljetten eruit.... en keerde als een dief op z'n slaapkamer terug! De begrafenis vond onder groote belangstel ling plaats. Frans trok bij een familielid in huis. Een paar weken gingen voorbij, terwijl gewetens wroeging zijn ziel kapot knaagde. Nog steed3 bad hij het geld niet durven aanraken... maar nu hij dien middag alleen thuis was, haalde hij het pak bankbiljetten te voorschijn en be gon zenuwachtig te tellen.... duizend, tweedui zend, vijfduizend, tienduizend, met klein pa- Pier tezamen 10.000! Groote goedheid! Wat moest hij met het geld beginnen.... waar moest hij liet opbergen! Radeloos liep hij de kamer °P en neer.... op en neer. Plotseling herinner de hij zich het bezit van twee portefeuilles die in zijn koffer moesten zijn! De eene bad hij eens als prijsje uit een loterij getrok ken, de andere voor dien tijd voor een Paar dubbeltjes op de markt gekocht. En ter- hij de bankbiljetten van duizend in de eene portefeuille opborg, vond het kleine bank papier een plaats in de andere. Hij wikkelde de beide portefeuilles in een zeildoekje en verstopte dit pakje op een plaats in de kast onder wat romimel! Het klamme zweet brak hem uit. Een uurtje later kwam z'n nicht thnis en zag hem aan de tafel zitten, z'n krant le zende, schijnbaar onbewogenDienzelfdsn middag bracht de post hem een uitnoodiging van den notaris om den volgenden morgen precies 10 uur op z'n kantoor te komen. Met kloppend hart beilde hij dien morgen aan en werd binnengelaten. Het andere personeel was reeds aanwezig. De familie van wijlen Mijnheer van R. kwam eenigen tijd daarna. Plechtig las de notaris bet testament voor betrekking hebbend» op het dienstpersoneel, opgemaakt toen mijnheer nog in het bezit was van z'n volle verstandelijke vermogens. Aan de oud© dienstbode en de keukenmeid, reeds vele jaren bij de familie in dienst, legateerde mijnheer 10 per week levenslang, aan het tweede meisje 250 ineens en aan Frans 25 per week levenslang! Als versteend zat hij daar op z'n stoel te luisteren. En toen de notaris hem, in liet bij zijn van de familie, prees voor z'n trouwe hulp en eerlijkheid, Ivarstte hij in snikken uit Bemoedigend klopte een broeder van wijlen mijnheer van R., als oudste lid van de familie, hem op den schouder en sprak hom vriendelijk toe. Wankelend verliet hij daarna het kantoor van den notaris, wensebt© niet, dat een der anderen ham vergezellen zou. „Ja ja", zeide een der familieleden nog, „hij was zeer aan de familie gehecht en deze droeve gebeurtenis heeft ook hem schijnbaar erg getroffen". „O God", prevelde hij onderweg, „ik ben een dief een dief en terwijl het niet noodig was geweestTegen z'n nicht zeide hij dien avond op visite te gaan bij een van z'n kennissen om zich een beetje te verzetten een kaartavondje. Het pakje stak hij in z'n jaszak. Doelloos liep hij rond, overdacht alias om op een goede manier van het geld af te komen. In het water gooien...? Stel je voor, dat juist iemand achter hem lie® en hem be trapte. Zoo slenterde hij zonder bet te weten het Vondelpark in en viel daar uitgeput op een bank neer! Eensklaps flitste hem een gedachte door het hoofd!. Eindelijk... eindelijk een uit weg hij zou het pakje in een boschje wer pen. Mocht het dan gevonden worden wat dan nog niemand kon toch de herkomst vaststellenAls geëlectrlseerd sprong hij op, liep een eind verder het park in en daar in een stil laantje wierp hij het pakje met z'n kostbaren inhoud en dat toch tevens zijn schul denlast bevatte, met afschuw van zich af Met een doffen slag kwam bet in een grasperk terecht. Den volgenden dag reeds werd het gevonden. Hilversum. G. J. P. Jr. OOK EEN LOGISCHE REDENEERING Een bekende dronkaard stond weer eens terecht. „Vijf gulden boete, of één dag hechtenis", oordeelde de magistraat. „O, edelachtbare", zei, de schuldige, „ik bezit in heel de wereld maar één gulden." „Dan één dag hechtenis", concludeerde de strafrechter, „want als jij je geld niet had be steed om je dronken te drinken, dan had je nu die boete kunnen betalen". HET VERSCHIL „Moeder ik wou dat u mijn kiespijn hadt". „Maar, jongen, dat is ook niet lief van je!" „Ja maar, u kan uw tanden uit je mond leggen." CARAMBOLE „Schaam je je niet", zei tante Mina tegen haar kleinen neef, „om zoo lui te zijn. De meester heeft gezegd, dat je zeker blijft zitten." „Moet u zich daar zoo boos over maken", ant_ woordde Jantje, „vader zei van de week toch ook tegen u, dat u ook leelijk was blijven zit ten." ALS DAT NIET TREKT Gelezen in een dagbladreclame voor de film „De 4 Duivels": „Deze super-Foxfilm 1930 is een film van zaagsel, zand, circusglans, liefde, haat, en droefenis, maar in de beste beteekenis." VREEMD GEVAL Wij lezen in de „Eindh. en Meijerijsche Cou rant": „Zaterdagavond is uit de kuilen achter de boerderij van den heer M. een drenkeling de 25-jarige N. opgehaald. Hij u-as 't hiermee niet eens." OOK NIET TE HAASTIG GEBAKERD Advertentie gelezen in „Het Vaderland" van 10 October: „Verloren Januari 1930 zw. zijden Ital. Doek. Verzoeke tegen bel. terug te brengen." Misschien lezen wij eerstdaags nog een ad vertentie over het verlies van de bekende 14.000 in het Vondelpark. Populairder spel dan Bet kaartspel zal wei moeilijk zijn aan te wijzen. Als wij de geschie denls mogen gelooven, en waarom zouden wij niet, is er bij menschcnheugenis kaart ge speeld. Zoo wordt verhaald, dat reeds de Egyp- tenaren zeven eeuwen vóór Christus liet be oefenden. In die historie willen we ons voor het oogenblik niet verdiepen; wij willen enkel vertellen, hoe eens een soldaat in Enge land van een kaartspel een godsdienstige ver handeling maakte. Iats oneerbiedigs moet men er niet achterzoeken. Da geschiedenis gaat vele jaren terug en de soldaat heette Ridhard Lee. Hij was voor den rechter gebracht, omdat bij tijdens een gods dienstoefening kaart had gespeeld. In de kerk. Inderdaad een snood misdrijf. Ziehier bet verloop van deze aangelegen- beid, welke zich afspeelde te Glasgow: Een sergeant had de soldaten van zijn com pagnie naar de kerk geleid. De geestelijke ging voor, zooals te doen gebruikelijk, en de kerkgangers hadden hun kerkboeken voor zich en volgden aandachtig. Zooals het be hoort. Onze Lee eebter had een spel kaarten voor zich en bekeek iedere kaart met hee! veel aandacht en oplettendheid. Die aandacht en oplettendheid lieten niets te wenschen over, maar de sergeant vertrouwde zijn oogen niet. Hij fluisterde hem toe: „Riahard, doe die kaarten weg: het is hier niet de plaats voor zulke dingen „Waarom niet antwoordde Lee en onze soldaat ging rustig zijn gang. Maar toen de godsdienstoefening was afge- loopen, trad een dienaar des gerechts op hem toe, verklaarde hem tot zijn gevangene en bracht hem voor den rechter. „Wat heeft deze man gedaan 7' vroeg de Mayor. „Hij heeft ip de kerk kaart zitten spelen „Wat heb je tot je verdediging daartegen in te brengen vroeg de rechter aan den soldaat. „Heel veel, edelachtbare luidde het ant woord. „Dat is voor je te hopen, want anders wacht een zware straf". En daarop begon Richard Lee zijn verdedi ging: „Zes weken hen ik al c>p marsch, en ik heb geen kerkboek bij me, maar wel een spel kaar ten; dat nam ik mee naar de kerk, en als U hooren wilt, zult U vernemen met hoeveel godvruchtige aandacht ik de kaarten heb be schouwd". Hij legde de kaarten uit en zeide: „De aas herinnert er mij aan, dat er slechts één God is; de twee in het spel doet me denken aan den Vader en den Zoon. Bij de drie komt de H. Drieënheid mij in de gedaohte. Als ik de vier o-nder de oogen krijg, denk ik aan de vier Evangelisten. De vijf brengt me de vijf wijze Maagden in het geheugen, die voor haar lampen zorgden. Er waren wel is waar tien, maar vijf waren dwaas, de andere vijf echter wijs. De zes wijst mij er op, dat God in zes dagen Hemel en Aarde schiep. De zeven herinnert me er aan, hoe God op den zeven den dag uitrustte van Zijn arbeid en dien dag heiligde. De acht roept mij in de gedachte terug de acht rechtvaardigen, die vóór den zondvloed werden gered, n.l. Noé en zijn vrouw, zijn drie zonen en schoondochters. Bij do negen denk ik aan de negen melaatschen, die door Christus werden genezen; het waren ondankbaren, want van de tien genezenen keerde slechts een terug om zijn Weldoener te danken. En bij do tien Waaraan zou ik anders kunnen denken dan aan de tien gebo den De Koning of Heer 'herinnr 'j aan den Koning der Hemelen, de F a of Vrouw aan de vriendin van Sale. een wijze vrouw was, zooals bij was een wijs man. Toen zij eens een bezoek bracht aan zijn hef, had zij onder haar gevolg vijftig jongens en vijftig meisjes, allen echter in jongenskleeding. Zij vroeg den koning hoe 'hij de jongens van de meisjes zou kunnen onderscheiden. De koning was, zooals bekend, een wijs man: hij liet een dienaar water brengen en vroeg aan ds honderd kinderen, dat zij zich zouden was- salien. De jongens maakten hunne handen nat nauwelijks tot aan de polsen; de meisjes echter waschten ook de onderarmen tot min stens aan de ellebogen. Het door de wijze vrouw gestelde vraagstuk werd op deze wijze door den wijzen koning opgelost. En als ik alle teekans op de kaarten te zamen tel, krijg ik hat cijfer 365, zijnde de dagen van het jaar". „Alles goed «n wel", eelde de Mayor lachend. „Je hebt voor iedere kaart een medi- teerende verklaring gegeven, op één kaart na". „Eén, ik weet het riep de soldaat uit. „De Boer Als Uw Edelachtbare heit niet kwalijk neemt, wil ik daarvoor ook de ver klaring geven". Livingstone en Stanley MERKWAARDIGHEDEN ALS M USEU MG ESCHEN K Het is genoegzaam bekend, hoe Henry M. Stanley, toenmaals reeds een bekend journa list in 1S69 van James Gordon Bennett junior, directeur van de „New York Herald opdracht kreeg om Livingstone te gaan opsporen. Dr. Livingstone, een Engelsch Afvika-reizi- ger, was .reeds drie jaren spoorloos verdwe nen; hij had zich een grondig onderzoek van het gebied rondom het Tanganjika-meer en de bronnen van den Nijl tot doel gesteld en moest zich derhalve, indien hij nog in leven was, in d9 buurt tusschen het Victoria Nianza. en het Tanganjikameer ophouden, een paar graden ten zuiden van den evenaar. Stanley reisde naar Zanzibar, zocht zich daar wat betrouwbare mensehen en wat lastdieren, vormde daarmee een bescheiden expeditie en ving 21 Maart 1871 zijn avontuurlijke en ge. vaariijke reis door bet Centraal-Afrikaansch oerwoud aan. Door moerassen en woestenijen, vechtend en strijdend tegen de vijandig gestemde inboorlin gen en rooversbenden wist bij door te dringen tot het dorp Ujiji aan bet zoozeer verlangde Tangajikameer. Stanley heeft dezen tocht, het zoeken en het vinden van Livingstone boeiend genoeg be schreven, en aan avonturen is zijn boek zeker niet armer dan dat van Robinson Crusoë. Toen bij het dorp Ujiji van uit de verte in diepe rust verzonken zag, liet hij de bewoners met geweerschoten wekken, wel wetende, dat een karavaan geen goedgezinde stad stil en zonder voorkennis mocht binnentrekken. Het verbaasd© en nieuwsgierige volk vau inboorlingen dromde naderbij in grooten ge. tale, en juist wilde Stanley gaan informeeren, of er bij bun een zekere dr. Livingstone bekend was, als hij in goed Engelsch: good moning, sir, toegewensebt kreeg van twee negers: Susi en Chuma, die weldra bleken te zijn dienaren van den verloren gewaandea ontdekkingsrei ziger Livingstone is natuurlijk de laatste niet ge weest, die Afrika is gaan onderzoeken. Pas nog is er een Amerikaan thuisgekomen, namelijk Willington Furlong, die een veertien maanden lange studiereis heeft gemaakt, vooral om het leven van het dwergvolk der pugmeën nader te onderzoeken. Op zijn zwerftochten heeft hij ook de streek be zocht waar Livingstone vertoefd heeft en waar Stanley heeft gereisd en zoo heeft hij 'n ouden neger ontmoet, die meer dan een halve eeuw geleden tot Livingstone's gevolg heeft behoord, en nog veel van hem wist te verhalen. Deze neger, die zich Chengwimbl liet noe men, heeft ondanks zijn hoogen leeftijd ook aan den Amerikaa-nschen reiziger zijn diensten niet onthouden en hem den weg gewezen naar dien stam, van negers, in wier midden Livingstone is gestorven en waarmee Stanley trouwens ook vriendschappelijk© betrekkingen beeft onder houden. D© hoofdman van dien stam Matubi geheeten, was ai jaren dood, maar diens zoon Goddy was nog in leven en bewaarde ook nog menige herinnering uit dien tijd, herinneringen, die hij niet alleen in den geest bewaard had, en waaruit hij rijkelijk verhalen en anecdoten kon putten, maar ook herinneringen, die ge hecht waren aan menig wapen en stuk der uit rusting, door Livingston© en Stanley eenmaal gebruikt, of gedragen door hun begeleiders, bovendien vele sieraden, die zij van verschil lende stammen ais bewijs van vriendschap en vereering hadden ontvangen, en last not least verschillende schriftelijke documenten, waar onder talrijke brieven, geschreven door de echtgenoote van Stanley. Furlong heeft de verzekering gegeven, dat men die relikwieën op 't oogenblik evenwel al niet meer zal kunnen vinden, omdat Goddy ieder, die bij hem komt en met kennis van zaken, met piëteit en vereering praten komt, zoowel over Livingstone als over Stanley, royaal begiftigt met datgene, wat van die twee koene mannen in Afrika was achtergeble ven. Wellington Furlong heeft daarvan in de laatste, maar niet in de minste plaats geprofi teerd; hij heeft de resten zorgvuldig verzameld en van den vrijgevigen Goddy weten los te krij gen, en een Amerikaansch museum zal deze ge denkwaardige dingen ten geschenke krijgen. „Als je er mij niet mee beleedigt, ga dan je gang zeide de Mayor. „De grootste Boer, dien ik ken, is de man, die mij 'hier heeft gebracht", zeide de soldaat met een grimimigen blik naar de deur, waar de gerechtsdienaar stond. Dit alles is nog geen aanbeveling om in de kerk met een kaartspel te gaan zitten medi- teeren. Onze lezers weten trouwens wel beter. A. K. Defectieve verhaal door Anthony Gilbert GEAUTORISEERDE VERTALING 39.) Hebben wij dus carte blanche? Ik geloof het wel. Htl dacht niet, dat U zich met de zaak zou bemoeien. Hij kon niet inzien, waarom, daar hij niet het minste recht kon doen gelden op uwe hulp. Egerton stond op. Er viel voor vanavond niets meer te doen en morgen zou het een zware dag worden. Ik zal doen wat ik kan. Wanneer komt Miss Parkton naar de stad? Ik voel er niets voor om morgen naar Merlin St. Hugh te gaan, daar wij zoo weinig mogelijk bij elkander moe ten worden gezien en alle praatjes moeten zien te voorkomen. De menschen zullen toch spoedig genoeg gaan kletsen. Hoe eerder Miss Dark'ten zich sterk genoeg za' voelen om naar Londen te komen, des te beter. We moeten Weciës weten, wat er gebeurd is, maar ditmaal natuurlijk naar de laatste waarheid. Weet U eok of die veel verschilt van de eerste? Ik geloof zoowat in elk onderdeel, ant woordde Ruth met de kalmte der wanhoop. Ik meen goed te doen U te waarschuwen, dat Miss Parkton op het oogenblik allerminst in staat is om de gedragingen der politie logisch te bezien. Zij schijnt het met Mr. Newnham eens ie zyn, dat Sir Hector tegelijkertijd Wind, doof en suf was. Ze kan maar niet gelooven, dat de Politie ten slotte zeer goede gronden heeft voor deze arrestatie. Zij blijft er bij dat haar verkla ringen een voldoende alibi voor hem zijn; en Voor zoover ik die ken, hen ik het met haar tens, 't Is alleen jammer, dat de politie van een tegengestelde meening is. Ik vermoed niet, dat U hen dit kwalijk zult nemen. Ik heb me reeds vaak afgevraagd, waarom de menschen het toch als aangenomen beschouwen, dat liegen een natuurlijke gave is. Het mag zoo nu en dan bij wijze van uitzon dering eens voorkomen, maar bij de meeste menschen heeft de leugen evenals alle dingen in ons leven een zekere praktijk en training noodig, Indien het reeds moeilijk is de waar heid te ontdekken, dié zich schuil houdt achter duizend wentelende sluiers der verbeelding, hoe oneindig veel zwaarder moet het dan niet zijn, om voortdurend voor uw geest te houden het beeld van iets, dat heelemaal niet bestaat en dus vorm noch inhoud heeft. Ruth zuchtte. Ik hoop maar, dat U daar Miss Parkton van zult overtuigen. U snapt wel dat ik niets kan doen. Ze is er verbazend slecht aan toe. Ach, merkte Egerton nadenkend op. Ik heb wel erger gevallen gekend dan dit, die ten slotte goed terecht kwamen. Het is een ver schrikkelijke tragedie dat geef ik toe Zij viel hem in de reden en voegde hem toe: Al dien tijd hebben zy als 't ware op een tragedie zitten wachten, 't Is hun eigen schuld. Begrijp me goed. Ik heb niet het minste mede lijden met hen, dat verdienen ze nu eenmaal niet, maar ongelukkig genoeg hangt mijn ziels- vrede af van Mr. Newuham's bevrijding. Zij sprak deze woorden in zoo kalme belijde nis uit, dat geen van drieën er zich door gehin derd voelden. Egerton stak haar zijn hand toe. Dank je, zei hij. Ik vind het heel flink van je, dat je open kaart wilt spelen. Dat spaart heel wat tijd uit. Er is nog een ding, zeide Ruth, toen zij al bij de deur kwamen. Slane vertelde me van- daags iets dat hij z. i. naar hij zegt, vergeten heeft aan de politie bekend te maken en dat toch zijn nut kan hebben voor iemand, die zich met deze zaak bezig houdt. Woensdagmorgen belde iemand op, en vroeg of er nog kans zou zijn Sir Hector te spreken, voordat hij wegging. Slane gelooft dat het een vrouw was, ai was de stem verdraaid. Hij antwoordde dat Sir Hector dienzelfden middag over zou steken en dus onmogelijk iemand kon ontvangen en vroeg naar den naam. Maar zooals U wel begrijpen kunt hing de ander de telefoon op. Ik heb niet *t minste idee, wie het geweest kan zyn. Ik dacht even aan Mr. Burgoyne of zijn secretaris, maar ik durf niets met zekerheid te zeggen. Ik vertel het U alleen, voor het geval U zich met de zaak gaat bemoeien. Het is altijd heel goed om niets over het hoofd te zien indien je niet vast en zeker bant, dat het onbruikbaar is, gaf Egerton toe. Dank je wel, Miss Marlowe. Ik zal waarschijnlijk in den loop dezer dagen naar Merlin St. Hugh komen Dat is een verbazend wonderlyke vrouw, zeide hy toen hij terug in de huiskamer kwam. Wat een geweldige leefkracht schuilt daar achter. Maar heel diep verborgen Hij maakte met zijn hand een gebaar, alsof liij wilde aan wijzen hoe diep het wel was. Hij zelf was een en al enthousiasme. Rosemary merkte zeif cri- tisch op, dat hij eerlijk genoeg was om zyn ge voelens niet te verbergen. En met echt vrouwelijke hatelijkheid ver volgde ze: Als jij met zoo'n vrouw getrouwd was, zouden jullie samen zoo dikwyls in extase zijn gevlogen, dat het huis van de gezamenlijke hitte in lichte laaie stond. Egerton lachte en de rest van het gesprek had niets meer uit te staan met den moord op Ascher. II. Paula kwam in Eaton Square aan even na half twaalf en vond Rosemary alleen. Het ver pletterende nieuws van Newuham's arrestatie, dat zij nooit had verwacht, had het laatste streepje kleur uit haar gezicht gehaald en haar wilskracht gesloopt. Ze liep alsof elke stap haar een druppel bloed kostte en haar oogen stonden zoo hol, dat Rosemary haar oogen moest afwenden om haar ontroering te verber gen. Egerton die het beter had geoordeeld dat zyn vrouw haar eerst zou ontmoeten om hun gast wat op haar gemak te stellen, kwam even later binnen, gaf haar een hand en zei ter loops: Komt miss Marlowe ook? of Nee, zei Paula Parkton. Ze zei dat ze U allea reeds .verteld had, en dat ze er niets aan had toe te voegen. Daarom was liet niet noodig dat ze zou komen. Ha, hh, inompelde de jongeman, dan be hoeven we dus op niets meer te wachten. Hij kon natuurlijk zyn onmiddellijke teleurstelling niet verbergen. Maar 't feit dat miss Pauia waarschijnlijk de mooiste vrouw van heel En geland was, bleek onvoldoende compensatie voor een man, die ds lieve heldinne van 't dra ma liever in zijn detectieve-verhalen dan in zijn bibliotheek ontmoette. Ik weet eigenlijk niet, waar ik moet be ginnen, zei Paula op een smartelijk wianhopigen toon. Ik weet niet wat U precies weet. In ons belang, dat wil zeggen in het be lang van hen dié de waarheid wenschen te wetefl of te weten doen komen, lijkt het my het beste van het standpunt uit te gaan, dat we heelemaal niets weten. Wij hebben natuurlijk do krant gelezen, maar ik hoorde van Miss Marlowe, dat U daar wellicht iets aan toe te voegen had. Indien nou begint by het begin, dat wil zeggen, voegde hij er haastig aan toe, om te voorkomen dat zij ook maa.r een oogenblik zou vermoeden, dat hij nieuwsgierig was naar heel den roman van haar leven, vanaf den tijd dat Newnham opdagen komt, zullen wy niet ver miszijn. Ik zag hein voor het eerst, nu vijf jaar geleden, toen mijn voogd hem aannam als parti culier secretaris. Wij woonden toen in Londen. Mijn vader was ongeveer een jaar geleden ge storven. Tante Honoria, je kent tante Honoria toch nog wel? vroeg ze met een smeekenden blik op Rosemary, maar die schudde ontken nend het hoofd. Zy was toen zooveel als mijn meter. Ze wa3 verbazend rijk, maar ze kreeg het in haar hoofd om haar gevallen zusters weer op te heffen. Dat nam haar tyd In beslag on daarom probeerde zy mij onder voogdij te krijgen van Sir Hector. Het vait niet mee, ging ze verder en haar stem kreeg nu even wat gloed, om jullie duidelijk te maken, hoe dat allemaal in z'n werk is gegaan als je niet pre cies weet wat voor type tante Honoria was. Maar dat weten we toch al, viel Egerton haar onverwachts in de rede. Dat heb je ons juist verteld. O! Paula schrok ineens op. Zy wilde dus een soort moeder heil stichten voor die geval len meisjes en daar zelf ook gaan wonen. Maar ze hield er rare principes op na. Een van die principes was. dat je een nichtje, een kind van je bloedeigen zuster niet alleen op ds wereld kon laten staan. Alsof er geen enkele kost school geweest was, waar ik mijn opvoeding had kunnen voltooien. Hoe het ook zij, ze wilde met alle geweld een beschermer voor me heb ben, want ik kon onmogelijk in de stichting komen wonen, vond ze. Toen zocht ze naar iemand anders en ongelukkig genoeg viel haar oog op Ascher. Ik was toen veertien en hij had zich sinds dertig jaar verdiept in de boeken en zich herhaaldelijk aan bedrog schuldig ge maakt. Ik vond het natuurlyk verschrikkelijk bij hem, maar ik stond voor het alternatief de eenzaamheid van Merlin St. Huh met zijn mooie bibliotheek of het ondraaglijk gezelschap van tante Honoria. Toen Arthur kwam, was ik byna reeds besloten om den moed op te geven. Ik weet nog niet wat ik in mijn wanhoop gedaan zou hebben. Allerlei dwaze plannen speelden door mij: hoofd. Het was duidelijk dat Sir Hector het op mijn geld gemunt had of liever op de erfenis van tante Honoria. Toen kwam Newnham <lus en alles veranderde. Sir Hector was voor mij een streng, een hardvoch tig voogd, een gewetenloos mensch voor ande ren en een egoistisch berekend minnaar, doch vanaf het ©ogenblik dat ik hem heel duidelijk te kennen had gegeven dat hij mijn jawoord slechts onder den grootsten dwang zou kun nen verkrijgen, bleef hy mij als klein stout kind behandelen en aan eiken omgang met anderen onttrekken. Ik leefde als in een ver laten slot. Ik had het goed en werd met rust gelaten. Dat waren de verschrikkelijke garan ties van mijn bestaan en zoo zou ik nog min stens vijf jaren moeten voortleven, vootlat ik me wettelyk aan zijn dwingelandij zou kunnen onttrekken. Zes maanden nadat Hector het huis op Merlin St. Hugh had gebouwd, verhuis den wij allen daar heen. Tot nog toe was Arthur voor my niets anders geweest dan de sprookjesprins, die de prinses in haar ver latenheid kwam troosten. Ik zou iederen jonge man en zelfs iederen ouderen man met dezelfde vriendelijkheid hebben ontvangen. Hij van zyn kant betuigde mij niets dan een zuivere vriend schap, die ik eveneens van elk normaal mensch zou hebben mogen vrngen. Toen wij echteT zoo wat een jaar op het Museum waren, begon er verandering in onze verhouding te komen. Ook hij zag dat in en stelde voor om weg te gaan. Ik kon de gedachte aan dat leege huis niet verdragen met zijn barschen cipier. Hy scheen altijd zoo in zyn boeken verdiept, dat ik meende, dat hem nog niets was opgevallen. Op een avond, twee dagen voor dat bij stierf," bracht Arthur een snoer topazen als een ca deautje voor mijn verjaardag. Myn voogd zag die en wist waar ze vandaan kwamen. O ik dacht dat hij gek werd en even later gaf hij Arthur op staanden voet ontslag. Ik wist toen nog niet, dat hij ons had laten nagaan. Hy bediende zich van de meest laaghartige spion nen. Ze keek even naar Egerton, die met een klein bronsje op zijn schrijftafel zat te spe len. Het scheen hem niet in het minst te ver wonderen of te interesseeren zelfs, dat zij aan den jongen Newnham de voorkeur had gegeven boven den ouden Ascher. Toch vond hij haar naieve verwondering en klacht over het gedrag van haar voogd wel wat hinderlijk. Dienzelfden avond nog, ging zij haastig verder, vertelde hij mij, dat hij er genoeg van had. Eerst voegde hij my de grootste beleedigingen toe. Zoozeer voelde ik mij gekrenkt, dat ik op dat oogenblik tot alles in staat geweest zou zijn. Toen besloot ik van zijn reis naar Frankrijk gebruik te maken om te vluchten en mij ergens te ver stoppen. Ik wilde hem in ieder geval nooit meer onder de oogen komen. Terwijl ik 's mid dags rustig mijn plannen zit te maken, komt Arthur ineens opdagen. Hij wist niets van het uitstel der reis af en meende dat Sir Hector rustig in Frankrijk zat. Hij dwong mij om met hem mee te gaan en ik was onmiddellijk bereid. Na alles wat er gebeurd was, wilde ik geen oogenblik langer meer in dat huis blijven. (Terloops zij even opgemerkt dat niemand, noch Newnham zelf, noch Rosemary, noch Ruth Marlowe, ooit ontdekt hebben wat voor dreige menten Hector Ascher had uitgedacht om den tegenstand van zyn pleegdochter te breken. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 11