#1
FEUILLETON
P,
1
BfklP
Het GEHEIM VAN HET
OPEN RAAM.
m^WÊÊÊÊ
WOENSDAG 15 OCTOBER 1930
DE GEHEIMZINNIGE PORTE
FEUILLES
DE VROME KAARTSPELER
ALLERLEI
-±±-
De laatste hmnnermgen
„Het was een dezer dagen 3 jaar gele
den, dat iemand in een grasperk van bet
Vondelpark te Amsterdam een pakje
vond, 'waartin een bedrag van 14 mille
aan bankbiljetten zat. Ondanks alle mo
gelijke nasporingen van de politie, kwam
de eigenaar van bet geld nimmer op
dagen, zoodat bet bedrag thans aan den
vinder werd uitgekeerd."
Stil gleed de buisknecht op z'n vilten pan
toffels de bibliotheek binnen, waar de oude
beer, in z'n clubfauteuil gezeten, onsamenhan
gende woorden stamelde. Met 'n bezorgd ge
zicht dekte Frans hier de tafel, omdat hij wel
wist, dat het vergeefsche moeite zou zijn den
ouden heer naar de eetkamer te geleiden
In de bibliotheek van het groote heerenhuis
op één der deftige grachten, toefde mijnheer
van R. 't liefst. En 't was alsof hij, ondanks zijn
gekrenkte geestvermogens, toch nog bezeiling
voelde uitgaan van de geschilderde portretten
en de vele foto's, die de wanden versierden.
Uren lang kon hij voor zich uit zitten staren,
lange gesprekken met zichzelf voerende. Hier
meende hij nog omringd te zijn van vrouw en
kinderen, die hem allengs ontvallen waren.
Nu voor 5 jaren was hij alleen gebleven, na
dat laatste droeve ongeluk. Hij was nadien niet
meer de man met den sterken wil, vol energie,
de stuwkracht van het groote handelshuis. Hij
was vervallen in dat doffe berusten, hetwelk
de kenmerkende hoedanigheid is voor de onge
vaarlijk geestelijk gekrenktenToen zijn
compagnon hem dan ook het contract voor
legde, dat zijn uittreden uit het handelshuis
inhield, waarin hij als jonge man z'n carrière
begon, teekende bij gewillig.
Do toestand werd na eenige maanden zóó,
dat de familieleden na. beraad besloten,
den notaris alle uitgaven te doen regelen, ter
wijl hiervan elk kwartaal verantwoording afge
legd zou worden. Den patiënt ergens opnemen
bleek niet mogelijk; hij wilde blijven in de
omgeving, die hem zoo lief was.
Eén was er in dat huis, die zijn macht voelde
stijgen.... Frans, de huisknecht, die nu alles
te bedisselen kreeg. Het dienstpersoneel, zoo
was de familie overeengekomen, zou de aan
wijzingen van Frans op te volgen hebben, ter
wijl de notaris hem maandelijks de benoodig-
de gelden zou verstrekken voor de huishou
ding. Van de uitgaven zou Frans aanteekening
moeten houden in een boek. Had hij niet steeds
het grootste vertrouwen in de familie genoten
om zijn stipte eerlijkheid? Waarom zou men
hem dat vertrouwen ontzeggen, juist nu mijn
heer van R. die hem steeds graag bad mogen
leiden, min of meer hulpbehoevend was ge
worden?
En steeds had hij de hem opgelegde taak naar
beliooren en tot volle tevredenheid vervuld: de
uitgaven klopten precies, waarop door den no
taris, in opdracht der familie, een nogal vrij
scherpe controle uitgeoefend werd. Alles ging
z'n geregelden gang en voor mijnheer van R.
kon men het zeker niet beter wenschen. Van
alles wat er in huis voorviel deed hij verslag
aan den notaris, die hem meermalen om z'n
gedrag prees.
Maar één voorval had bij toch angstvallig
verborgen gehouden z'n wetenschap om
trent het aanwezig-zijn van een vrij belangrij-
e som gelds in het bureau van mijnheer, die
hij daar toevallig ontdekt had, toen hij mijn
heer op zekeren dag, gedurende een korte af
wezigheid van de verpleegster, op den grond
zag zitten met alle laden van het bureau om
zich heen.
Dat was me een ontdekking voor hem ge
weest! En in een eerste opwelling meende hij
dit onmiddellijk den notaris te moeten rncde-
deelen. Maar neen, hij kon dat ook nog wel wat
uitstellen niemand toch scheen er iets
van te weten! En allengs rijpte in hem een
plan, dat naar hij meende in zeker opzicht niet
zoo héél onredelijk was. Zéér zeker zou het een
zwaar strafbare handeling worden en toch
Had hij mijnheer nu niet reeds sinds 3 jaren
als een hond nageloopen, alle nukken verdra
gen, dag en nacht met hem getobd, terwijl
bovendien nog een extra-zware verantwoorde
lijkheid op hem rustte de goede gang van
zaken in dat groote huis? En de verpleegster
dan?fNu. ja dat was wel zoo, maar mijnheer
kon bet evengoed zonder hem niet stellen, het
was bij alles: „Frans". Angst greep hem daar
om aan als hij aan het oogenblik dacht waarop
mijnheer misschien wel plotseling, zou ko
men te overlijden. Dan zou hij dit huis moeten
verlaten! Zou er dan wel voldoende voor zijn
toekomst gezorgd zijn? Op zyn leeftijd zou hij
toch nergens meer een betrekking kunnen vin-
DE WERKZAAMHEDEN AAN DE BRUG'over de Maas bij Barendrecht vorderen: de eerste pijlers worden
reeds zichtbaar
den en wat moest er dan van hem worden?
Mijnheer ging hard achteruit, dat zag bij vau
dag tot dag duidelijker voor zich! De gedach
ten aan dat geld lieten hem niet meer los.
Angstvallig hield hij de dienstboden uit de bi
bliotheek. Moest daar gestoft of schoongemaakt
worden, dan gebeurde dat onder zijn persoon
lijk toezicht! Op een avond vertoonde mijn
heer een groote inzinking. De huisdokter was
spoedig aanwezig, die tegen de verpleegster
en Frans bedenkelijk het hoofd schudde
„Direct familieleden bijeenroepen," was het
advies van den dokter. „Mijnheer zal het wel
niet lang meer maken
Groote onsteltenis!
Dien nacht bleven de bloedverwanten bij el
kander totdat in den morgen mijnheer Van
R. rustig ontsliep
In oprechte droefheid bracht Frans de laat
ste dagen in het groote huis door. Den dag
na de begrafenis zou het huis verzegeld wor
den. Frans en het overige personeel zouden
in afwachting van verdere besluiten één
maand salaris ontvangen.
Dien laatsten nacht lag Frans in z'n bed te
woelen.... hij streed een zwaren 'strijd tegen z'n
eerlijkheidsgevoel. Maar diep in den nacht
sloop hij naar de bibliotheek trok de lade open,
griste het pak bankbiljetten eruit.... en keerde
als een dief op z'n slaapkamer terug!
De begrafenis vond onder groote belangstel
ling plaats.
Frans trok bij een familielid in huis. Een
paar weken gingen voorbij, terwijl gewetens
wroeging zijn ziel kapot knaagde. Nog steed3
bad hij het geld niet durven aanraken... maar
nu hij dien middag alleen thuis was, haalde
hij het pak bankbiljetten te voorschijn en be
gon zenuwachtig te tellen.... duizend, tweedui
zend, vijfduizend, tienduizend, met klein pa-
Pier tezamen 10.000! Groote goedheid! Wat
moest hij met het geld beginnen.... waar moest
hij liet opbergen! Radeloos liep hij de kamer
°P en neer.... op en neer. Plotseling herinner
de hij zich het bezit van twee portefeuilles
die in zijn koffer moesten zijn! De eene bad
hij eens als prijsje uit een loterij getrok
ken, de andere voor dien tijd voor een
Paar dubbeltjes op de markt gekocht. En ter-
hij de bankbiljetten van duizend in de
eene portefeuille opborg, vond het kleine bank
papier een plaats in de andere. Hij wikkelde
de beide portefeuilles in een zeildoekje en
verstopte dit pakje op een plaats in de kast
onder wat romimel! Het klamme zweet brak
hem uit. Een uurtje later kwam z'n nicht thnis
en zag hem aan de tafel zitten, z'n krant le
zende, schijnbaar onbewogenDienzelfdsn
middag bracht de post hem een uitnoodiging
van den notaris om den volgenden morgen
precies 10 uur op z'n kantoor te komen.
Met kloppend hart beilde hij dien morgen aan
en werd binnengelaten. Het andere personeel
was reeds aanwezig. De familie van wijlen
Mijnheer van R. kwam eenigen tijd daarna.
Plechtig las de notaris bet testament voor
betrekking hebbend» op het dienstpersoneel,
opgemaakt toen mijnheer nog in het bezit was
van z'n volle verstandelijke vermogens. Aan
de oud© dienstbode en de keukenmeid, reeds
vele jaren bij de familie in dienst, legateerde
mijnheer 10 per week levenslang, aan het
tweede meisje 250 ineens en aan Frans 25
per week levenslang!
Als versteend zat hij daar op z'n stoel te
luisteren. En toen de notaris hem, in liet bij
zijn van de familie, prees voor z'n trouwe hulp
en eerlijkheid, Ivarstte hij in snikken uit
Bemoedigend klopte een broeder van wijlen
mijnheer van R., als oudste lid van de familie,
hem op den schouder en sprak hom vriendelijk
toe. Wankelend verliet hij daarna het kantoor
van den notaris, wensebt© niet, dat een der
anderen ham vergezellen zou. „Ja ja", zeide
een der familieleden nog, „hij was zeer aan de
familie gehecht en deze droeve gebeurtenis
heeft ook hem schijnbaar erg getroffen".
„O God", prevelde hij onderweg, „ik ben een
dief een dief en terwijl het niet noodig
was geweestTegen z'n nicht zeide hij
dien avond op visite te gaan bij een van z'n
kennissen om zich een beetje te verzetten
een kaartavondje. Het pakje stak hij in z'n
jaszak. Doelloos liep hij rond, overdacht alias
om op een goede manier van het geld af te
komen. In het water gooien...? Stel je voor,
dat juist iemand achter hem lie® en hem be
trapte. Zoo slenterde hij zonder bet te weten
het Vondelpark in en viel daar uitgeput op een
bank neer! Eensklaps flitste hem een gedachte
door het hoofd!. Eindelijk... eindelijk een uit
weg hij zou het pakje in een boschje wer
pen. Mocht het dan gevonden worden wat
dan nog niemand kon toch de herkomst
vaststellenAls geëlectrlseerd sprong hij
op, liep een eind verder het park in en daar in
een stil laantje wierp hij het pakje met z'n
kostbaren inhoud en dat toch tevens zijn schul
denlast bevatte, met afschuw van zich af
Met een doffen slag kwam bet in een grasperk
terecht.
Den volgenden dag reeds werd het gevonden.
Hilversum. G. J. P. Jr.
OOK EEN LOGISCHE REDENEERING
Een bekende dronkaard stond weer eens
terecht.
„Vijf gulden boete, of één dag hechtenis",
oordeelde de magistraat.
„O, edelachtbare", zei, de schuldige, „ik bezit
in heel de wereld maar één gulden."
„Dan één dag hechtenis", concludeerde de
strafrechter, „want als jij je geld niet had be
steed om je dronken te drinken, dan had je nu
die boete kunnen betalen".
HET VERSCHIL
„Moeder ik wou dat u mijn kiespijn hadt".
„Maar, jongen, dat is ook niet lief van je!"
„Ja maar, u kan uw tanden uit je mond
leggen."
CARAMBOLE
„Schaam je je niet", zei tante Mina tegen
haar kleinen neef, „om zoo lui te zijn. De
meester heeft gezegd, dat je zeker blijft zitten."
„Moet u zich daar zoo boos over maken", ant_
woordde Jantje, „vader zei van de week toch
ook tegen u, dat u ook leelijk was blijven zit
ten."
ALS DAT NIET TREKT
Gelezen in een dagbladreclame voor de film
„De 4 Duivels":
„Deze super-Foxfilm 1930 is een film van
zaagsel, zand, circusglans, liefde, haat, en
droefenis, maar in de beste beteekenis."
VREEMD GEVAL
Wij lezen in de „Eindh. en Meijerijsche Cou
rant":
„Zaterdagavond is uit de kuilen achter de
boerderij van den heer M. een drenkeling de
25-jarige N. opgehaald.
Hij u-as 't hiermee niet eens."
OOK NIET TE HAASTIG GEBAKERD
Advertentie gelezen in „Het Vaderland" van
10 October:
„Verloren Januari 1930 zw. zijden Ital. Doek.
Verzoeke tegen bel. terug te brengen."
Misschien lezen wij eerstdaags nog een ad
vertentie over het verlies van de bekende
14.000 in het Vondelpark.
Populairder spel dan Bet kaartspel zal wei
moeilijk zijn aan te wijzen. Als wij de geschie
denls mogen gelooven, en waarom zouden wij
niet, is er bij menschcnheugenis kaart ge
speeld. Zoo wordt verhaald, dat reeds de Egyp-
tenaren zeven eeuwen vóór Christus liet be
oefenden. In die historie willen we ons voor
het oogenblik niet verdiepen; wij willen
enkel vertellen, hoe eens een soldaat in Enge
land van een kaartspel een godsdienstige ver
handeling maakte. Iats oneerbiedigs moet men
er niet achterzoeken.
Da geschiedenis gaat vele jaren terug en de
soldaat heette Ridhard Lee. Hij was voor den
rechter gebracht, omdat bij tijdens een gods
dienstoefening kaart had gespeeld. In de kerk.
Inderdaad een snood misdrijf.
Ziehier bet verloop van deze aangelegen-
beid, welke zich afspeelde te Glasgow:
Een sergeant had de soldaten van zijn com
pagnie naar de kerk geleid. De geestelijke
ging voor, zooals te doen gebruikelijk, en de
kerkgangers hadden hun kerkboeken voor
zich en volgden aandachtig. Zooals het be
hoort. Onze Lee eebter had een spel kaarten
voor zich en bekeek iedere kaart met hee!
veel aandacht en oplettendheid. Die aandacht
en oplettendheid lieten niets te wenschen over,
maar de sergeant vertrouwde zijn oogen niet.
Hij fluisterde hem toe:
„Riahard, doe die kaarten weg: het is hier
niet de plaats voor zulke dingen
„Waarom niet antwoordde Lee en onze
soldaat ging rustig zijn gang.
Maar toen de godsdienstoefening was afge-
loopen, trad een dienaar des gerechts op hem
toe, verklaarde hem tot zijn gevangene en
bracht hem voor den rechter.
„Wat heeft deze man gedaan 7' vroeg de
Mayor.
„Hij heeft ip de kerk kaart zitten spelen
„Wat heb je tot je verdediging daartegen
in te brengen vroeg de rechter aan den
soldaat.
„Heel veel, edelachtbare luidde het ant
woord.
„Dat is voor je te hopen, want anders wacht
een zware straf".
En daarop begon Richard Lee zijn verdedi
ging:
„Zes weken hen ik al c>p marsch, en ik heb
geen kerkboek bij me, maar wel een spel kaar
ten; dat nam ik mee naar de kerk, en als U
hooren wilt, zult U vernemen met hoeveel
godvruchtige aandacht ik de kaarten heb be
schouwd". Hij legde de kaarten uit en zeide:
„De aas herinnert er mij aan, dat er slechts
één God is; de twee in het spel doet me denken
aan den Vader en den Zoon. Bij de drie komt
de H. Drieënheid mij in de gedaohte. Als ik
de vier o-nder de oogen krijg, denk ik aan de
vier Evangelisten. De vijf brengt me de vijf
wijze Maagden in het geheugen, die voor
haar lampen zorgden. Er waren wel is waar
tien, maar vijf waren dwaas, de andere vijf
echter wijs. De zes wijst mij er op, dat God in
zes dagen Hemel en Aarde schiep. De zeven
herinnert me er aan, hoe God op den zeven
den dag uitrustte van Zijn arbeid en dien dag
heiligde. De acht roept mij in de gedachte
terug de acht rechtvaardigen, die vóór den
zondvloed werden gered, n.l. Noé en zijn
vrouw, zijn drie zonen en schoondochters. Bij
do negen denk ik aan de negen melaatschen,
die door Christus werden genezen; het waren
ondankbaren, want van de tien genezenen
keerde slechts een terug om zijn Weldoener te
danken. En bij do tien Waaraan zou ik
anders kunnen denken dan aan de tien gebo
den De Koning of Heer 'herinnr 'j aan
den Koning der Hemelen, de F a of
Vrouw aan de vriendin van Sale. een
wijze vrouw was, zooals bij was een wijs man.
Toen zij eens een bezoek bracht aan zijn hef,
had zij onder haar gevolg vijftig jongens en
vijftig meisjes, allen echter in jongenskleeding.
Zij vroeg den koning hoe 'hij de jongens van de
meisjes zou kunnen onderscheiden. De koning
was, zooals bekend, een wijs man: hij liet
een dienaar water brengen en vroeg aan ds
honderd kinderen, dat zij zich zouden was-
salien. De jongens maakten hunne handen
nat nauwelijks tot aan de polsen; de meisjes
echter waschten ook de onderarmen tot min
stens aan de ellebogen. Het door de wijze
vrouw gestelde vraagstuk werd op deze wijze
door den wijzen koning opgelost. En als ik
alle teekans op de kaarten te zamen tel, krijg
ik hat cijfer 365, zijnde de dagen van het
jaar".
„Alles goed «n wel", eelde de Mayor
lachend. „Je hebt voor iedere kaart een medi-
teerende verklaring gegeven, op één kaart na".
„Eén, ik weet het riep de soldaat uit.
„De Boer Als Uw Edelachtbare heit niet
kwalijk neemt, wil ik daarvoor ook de ver
klaring geven".
Livingstone en Stanley
MERKWAARDIGHEDEN ALS
M USEU MG ESCHEN K
Het is genoegzaam bekend, hoe Henry M.
Stanley, toenmaals reeds een bekend journa
list in 1S69 van James Gordon Bennett junior,
directeur van de „New York Herald opdracht
kreeg om Livingstone te gaan opsporen.
Dr. Livingstone, een Engelsch Afvika-reizi-
ger, was .reeds drie jaren spoorloos verdwe
nen; hij had zich een grondig onderzoek van
het gebied rondom het Tanganjika-meer en de
bronnen van den Nijl tot doel gesteld en moest
zich derhalve, indien hij nog in leven was, in
d9 buurt tusschen het Victoria Nianza. en het
Tanganjikameer ophouden, een paar graden ten
zuiden van den evenaar.
Stanley reisde naar Zanzibar, zocht zich daar
wat betrouwbare mensehen en wat lastdieren,
vormde daarmee een bescheiden expeditie en
ving 21 Maart 1871 zijn avontuurlijke en ge.
vaariijke reis door bet Centraal-Afrikaansch
oerwoud aan.
Door moerassen en woestenijen, vechtend en
strijdend tegen de vijandig gestemde inboorlin
gen en rooversbenden wist bij door te dringen
tot het dorp Ujiji aan bet zoozeer verlangde
Tangajikameer.
Stanley heeft dezen tocht, het zoeken en het
vinden van Livingstone boeiend genoeg be
schreven, en aan avonturen is zijn boek zeker
niet armer dan dat van Robinson Crusoë.
Toen bij het dorp Ujiji van uit de verte in
diepe rust verzonken zag, liet hij de bewoners
met geweerschoten wekken, wel wetende, dat
een karavaan geen goedgezinde stad stil en
zonder voorkennis mocht binnentrekken.
Het verbaasd© en nieuwsgierige volk vau
inboorlingen dromde naderbij in grooten ge.
tale, en juist wilde Stanley gaan informeeren,
of er bij bun een zekere dr. Livingstone bekend
was, als hij in goed Engelsch: good moning,
sir, toegewensebt kreeg van twee negers: Susi
en Chuma, die weldra bleken te zijn dienaren
van den verloren gewaandea ontdekkingsrei
ziger
Livingstone is natuurlijk de laatste niet ge
weest, die Afrika is gaan onderzoeken.
Pas nog is er een Amerikaan thuisgekomen,
namelijk Willington Furlong, die een veertien
maanden lange studiereis heeft gemaakt, vooral
om het leven van het dwergvolk der pugmeën
nader te onderzoeken.
Op zijn zwerftochten heeft hij ook de streek be
zocht waar Livingstone vertoefd heeft en waar
Stanley heeft gereisd en zoo heeft hij 'n ouden
neger ontmoet, die meer dan een halve eeuw
geleden tot Livingstone's gevolg heeft behoord,
en nog veel van hem wist te verhalen.
Deze neger, die zich Chengwimbl liet noe
men, heeft ondanks zijn hoogen leeftijd ook aan
den Amerikaa-nschen reiziger zijn diensten niet
onthouden en hem den weg gewezen naar dien
stam, van negers, in wier midden Livingstone
is gestorven en waarmee Stanley trouwens ook
vriendschappelijk© betrekkingen beeft onder
houden.
D© hoofdman van dien stam Matubi geheeten,
was ai jaren dood, maar diens zoon Goddy was
nog in leven en bewaarde ook nog menige
herinnering uit dien tijd, herinneringen, die
hij niet alleen in den geest bewaard had, en
waaruit hij rijkelijk verhalen en anecdoten
kon putten, maar ook herinneringen, die ge
hecht waren aan menig wapen en stuk der uit
rusting, door Livingston© en Stanley eenmaal
gebruikt, of gedragen door hun begeleiders,
bovendien vele sieraden, die zij van verschil
lende stammen ais bewijs van vriendschap en
vereering hadden ontvangen, en last not least
verschillende schriftelijke documenten, waar
onder talrijke brieven, geschreven door de
echtgenoote van Stanley.
Furlong heeft de verzekering gegeven, dat
men die relikwieën op 't oogenblik evenwel al
niet meer zal kunnen vinden, omdat Goddy
ieder, die bij hem komt en met kennis van
zaken, met piëteit en vereering praten komt,
zoowel over Livingstone als over Stanley,
royaal begiftigt met datgene, wat van die
twee koene mannen in Afrika was achtergeble
ven. Wellington Furlong heeft daarvan in de
laatste, maar niet in de minste plaats geprofi
teerd; hij heeft de resten zorgvuldig verzameld
en van den vrijgevigen Goddy weten los te krij
gen, en een Amerikaansch museum zal deze ge
denkwaardige dingen ten geschenke krijgen.
„Als je er mij niet mee beleedigt, ga dan je
gang zeide de Mayor.
„De grootste Boer, dien ik ken, is de man,
die mij 'hier heeft gebracht", zeide de soldaat
met een grimimigen blik naar de deur, waar
de gerechtsdienaar stond.
Dit alles is nog geen aanbeveling om in de
kerk met een kaartspel te gaan zitten medi-
teeren. Onze lezers weten trouwens wel beter.
A. K.
Defectieve verhaal door Anthony Gilbert
GEAUTORISEERDE VERTALING
39.)
Hebben wij dus carte blanche?
Ik geloof het wel. Htl dacht niet, dat U
zich met de zaak zou bemoeien. Hij kon niet
inzien, waarom, daar hij niet het minste recht
kon doen gelden op uwe hulp.
Egerton stond op. Er viel voor vanavond
niets meer te doen en morgen zou het een zware
dag worden.
Ik zal doen wat ik kan. Wanneer komt
Miss Parkton naar de stad? Ik voel er niets
voor om morgen naar Merlin St. Hugh te gaan,
daar wij zoo weinig mogelijk bij elkander moe
ten worden gezien en alle praatjes moeten
zien te voorkomen. De menschen zullen toch
spoedig genoeg gaan kletsen. Hoe eerder Miss
Dark'ten zich sterk genoeg za' voelen om naar
Londen te komen, des te beter. We moeten
Weciës weten, wat er gebeurd is, maar ditmaal
natuurlijk naar de laatste waarheid. Weet U
eok of die veel verschilt van de eerste?
Ik geloof zoowat in elk onderdeel, ant
woordde Ruth met de kalmte der wanhoop. Ik
meen goed te doen U te waarschuwen, dat Miss
Parkton op het oogenblik allerminst in staat
is om de gedragingen der politie logisch te
bezien. Zij schijnt het met Mr. Newnham eens
ie zyn, dat Sir Hector tegelijkertijd Wind, doof
en suf was. Ze kan maar niet gelooven, dat de
Politie ten slotte zeer goede gronden heeft voor
deze arrestatie. Zij blijft er bij dat haar verkla
ringen een voldoende alibi voor hem zijn; en
Voor zoover ik die ken, hen ik het met haar
tens, 't Is alleen jammer, dat de politie van een
tegengestelde meening is.
Ik vermoed niet, dat U hen dit kwalijk
zult nemen. Ik heb me reeds vaak afgevraagd,
waarom de menschen het toch als aangenomen
beschouwen, dat liegen een natuurlijke gave
is. Het mag zoo nu en dan bij wijze van uitzon
dering eens voorkomen, maar bij de meeste
menschen heeft de leugen evenals alle dingen
in ons leven een zekere praktijk en training
noodig, Indien het reeds moeilijk is de waar
heid te ontdekken, dié zich schuil houdt achter
duizend wentelende sluiers der verbeelding,
hoe oneindig veel zwaarder moet het dan niet
zijn, om voortdurend voor uw geest te houden
het beeld van iets, dat heelemaal niet bestaat
en dus vorm noch inhoud heeft.
Ruth zuchtte.
Ik hoop maar, dat U daar Miss Parkton
van zult overtuigen. U snapt wel dat ik niets
kan doen. Ze is er verbazend slecht aan toe.
Ach, merkte Egerton nadenkend op. Ik
heb wel erger gevallen gekend dan dit, die ten
slotte goed terecht kwamen. Het is een ver
schrikkelijke tragedie dat geef ik toe
Zij viel hem in de reden en voegde hem toe:
Al dien tijd hebben zy als 't ware op een
tragedie zitten wachten, 't Is hun eigen schuld.
Begrijp me goed. Ik heb niet het minste mede
lijden met hen, dat verdienen ze nu eenmaal
niet, maar ongelukkig genoeg hangt mijn ziels-
vrede af van Mr. Newuham's bevrijding.
Zij sprak deze woorden in zoo kalme belijde
nis uit, dat geen van drieën er zich door gehin
derd voelden.
Egerton stak haar zijn hand toe.
Dank je, zei hij. Ik vind het heel flink
van je, dat je open kaart wilt spelen. Dat spaart
heel wat tijd uit.
Er is nog een ding, zeide Ruth, toen zij
al bij de deur kwamen. Slane vertelde me van-
daags iets dat hij z. i. naar hij zegt, vergeten
heeft aan de politie bekend te maken en dat
toch zijn nut kan hebben voor iemand, die zich
met deze zaak bezig houdt. Woensdagmorgen
belde iemand op, en vroeg of er nog kans zou
zijn Sir Hector te spreken, voordat hij wegging.
Slane gelooft dat het een vrouw was, ai was de
stem verdraaid. Hij antwoordde dat Sir Hector
dienzelfden middag over zou steken en dus
onmogelijk iemand kon ontvangen en vroeg
naar den naam. Maar zooals U wel begrijpen
kunt hing de ander de telefoon op. Ik heb niet *t
minste idee, wie het geweest kan zyn. Ik dacht
even aan Mr. Burgoyne of zijn secretaris, maar
ik durf niets met zekerheid te zeggen. Ik vertel
het U alleen, voor het geval U zich met de zaak
gaat bemoeien.
Het is altijd heel goed om niets over het
hoofd te zien indien je niet vast en zeker bant,
dat het onbruikbaar is, gaf Egerton toe. Dank
je wel, Miss Marlowe. Ik zal waarschijnlijk in
den loop dezer dagen naar Merlin St. Hugh
komen
Dat is een verbazend wonderlyke vrouw,
zeide hy toen hij terug in de huiskamer kwam.
Wat een geweldige leefkracht schuilt daar
achter. Maar heel diep verborgen Hij maakte
met zijn hand een gebaar, alsof liij wilde aan
wijzen hoe diep het wel was. Hij zelf was een
en al enthousiasme. Rosemary merkte zeif cri-
tisch op, dat hij eerlijk genoeg was om zyn ge
voelens niet te verbergen.
En met echt vrouwelijke hatelijkheid ver
volgde ze:
Als jij met zoo'n vrouw getrouwd was,
zouden jullie samen zoo dikwyls in extase zijn
gevlogen, dat het huis van de gezamenlijke hitte
in lichte laaie stond.
Egerton lachte en de rest van het gesprek
had niets meer uit te staan met den moord
op Ascher.
II.
Paula kwam in Eaton Square aan even na
half twaalf en vond Rosemary alleen. Het ver
pletterende nieuws van Newuham's arrestatie,
dat zij nooit had verwacht, had het laatste
streepje kleur uit haar gezicht gehaald en haar
wilskracht gesloopt. Ze liep alsof elke stap
haar een druppel bloed kostte en haar oogen
stonden zoo hol, dat Rosemary haar oogen
moest afwenden om haar ontroering te verber
gen.
Egerton die het beter had geoordeeld dat zyn
vrouw haar eerst zou ontmoeten om hun gast
wat op haar gemak te stellen, kwam even
later binnen, gaf haar een hand en zei ter
loops:
Komt miss Marlowe ook? of
Nee, zei Paula Parkton. Ze zei dat ze U
allea reeds .verteld had, en dat ze er niets aan
had toe te voegen. Daarom was liet niet noodig
dat ze zou komen.
Ha, hh, inompelde de jongeman, dan be
hoeven we dus op niets meer te wachten. Hij
kon natuurlijk zyn onmiddellijke teleurstelling
niet verbergen. Maar 't feit dat miss Pauia
waarschijnlijk de mooiste vrouw van heel En
geland was, bleek onvoldoende compensatie
voor een man, die ds lieve heldinne van 't dra
ma liever in zijn detectieve-verhalen dan in zijn
bibliotheek ontmoette.
Ik weet eigenlijk niet, waar ik moet be
ginnen, zei Paula op een smartelijk wianhopigen
toon. Ik weet niet wat U precies weet.
In ons belang, dat wil zeggen in het be
lang van hen dié de waarheid wenschen te
wetefl of te weten doen komen, lijkt het my het
beste van het standpunt uit te gaan, dat we
heelemaal niets weten. Wij hebben natuurlijk
do krant gelezen, maar ik hoorde van Miss
Marlowe, dat U daar wellicht iets aan toe
te voegen had. Indien nou begint by het
begin, dat wil zeggen, voegde hij er haastig aan
toe, om te voorkomen dat zij ook maa.r een
oogenblik zou vermoeden, dat hij nieuwsgierig
was naar heel den roman van haar leven, vanaf
den tijd dat Newnham opdagen komt, zullen
wy niet ver miszijn.
Ik zag hein voor het eerst, nu vijf jaar
geleden, toen mijn voogd hem aannam als parti
culier secretaris. Wij woonden toen in Londen.
Mijn vader was ongeveer een jaar geleden ge
storven. Tante Honoria, je kent tante Honoria
toch nog wel? vroeg ze met een smeekenden
blik op Rosemary, maar die schudde ontken
nend het hoofd. Zy was toen zooveel als mijn
meter. Ze wa3 verbazend rijk, maar ze kreeg
het in haar hoofd om haar gevallen zusters
weer op te heffen. Dat nam haar tyd In beslag
on daarom probeerde zy mij onder voogdij te
krijgen van Sir Hector. Het vait niet mee, ging
ze verder en haar stem kreeg nu even wat
gloed, om jullie duidelijk te maken, hoe dat
allemaal in z'n werk is gegaan als je niet pre
cies weet wat voor type tante Honoria was.
Maar dat weten we toch al, viel Egerton
haar onverwachts in de rede. Dat heb je ons
juist verteld.
O! Paula schrok ineens op. Zy wilde dus
een soort moeder heil stichten voor die geval
len meisjes en daar zelf ook gaan wonen. Maar
ze hield er rare principes op na. Een van die
principes was. dat je een nichtje, een kind van
je bloedeigen zuster niet alleen op ds wereld
kon laten staan. Alsof er geen enkele kost
school geweest was, waar ik mijn opvoeding
had kunnen voltooien. Hoe het ook zij, ze wilde
met alle geweld een beschermer voor me heb
ben, want ik kon onmogelijk in de stichting
komen wonen, vond ze. Toen zocht ze naar
iemand anders en ongelukkig genoeg viel haar
oog op Ascher. Ik was toen veertien en hij had
zich sinds dertig jaar verdiept in de boeken
en zich herhaaldelijk aan bedrog schuldig ge
maakt. Ik vond het natuurlyk verschrikkelijk
bij hem, maar ik stond voor het alternatief de
eenzaamheid van Merlin St. Huh met zijn
mooie bibliotheek of het ondraaglijk gezelschap
van tante Honoria. Toen Arthur kwam, was
ik byna reeds besloten om den moed op te
geven. Ik weet nog niet wat ik in mijn wanhoop
gedaan zou hebben. Allerlei dwaze plannen
speelden door mij: hoofd. Het was duidelijk dat
Sir Hector het op mijn geld gemunt had of
liever op de erfenis van tante Honoria. Toen
kwam Newnham <lus en alles veranderde. Sir
Hector was voor mij een streng, een hardvoch
tig voogd, een gewetenloos mensch voor ande
ren en een egoistisch berekend minnaar, doch
vanaf het ©ogenblik dat ik hem heel duidelijk
te kennen had gegeven dat hij mijn jawoord
slechts onder den grootsten dwang zou kun
nen verkrijgen, bleef hy mij als klein stout
kind behandelen en aan eiken omgang met
anderen onttrekken. Ik leefde als in een ver
laten slot. Ik had het goed en werd met rust
gelaten. Dat waren de verschrikkelijke garan
ties van mijn bestaan en zoo zou ik nog min
stens vijf jaren moeten voortleven, vootlat ik
me wettelyk aan zijn dwingelandij zou kunnen
onttrekken. Zes maanden nadat Hector het
huis op Merlin St. Hugh had gebouwd, verhuis
den wij allen daar heen. Tot nog toe was
Arthur voor my niets anders geweest dan
de sprookjesprins, die de prinses in haar ver
latenheid kwam troosten. Ik zou iederen jonge
man en zelfs iederen ouderen man met dezelfde
vriendelijkheid hebben ontvangen. Hij van zyn
kant betuigde mij niets dan een zuivere vriend
schap, die ik eveneens van elk normaal mensch
zou hebben mogen vrngen. Toen wij echteT zoo
wat een jaar op het Museum waren, begon er
verandering in onze verhouding te komen. Ook
hij zag dat in en stelde voor om weg te gaan.
Ik kon de gedachte aan dat leege huis niet
verdragen met zijn barschen cipier. Hy scheen
altijd zoo in zyn boeken verdiept, dat ik
meende, dat hem nog niets was opgevallen.
Op een avond, twee dagen voor dat bij stierf,"
bracht Arthur een snoer topazen als een ca
deautje voor mijn verjaardag. Myn voogd zag
die en wist waar ze vandaan kwamen. O ik
dacht dat hij gek werd en even later gaf hij
Arthur op staanden voet ontslag. Ik wist toen
nog niet, dat hij ons had laten nagaan. Hy
bediende zich van de meest laaghartige spion
nen. Ze keek even naar Egerton, die met een
klein bronsje op zijn schrijftafel zat te spe
len. Het scheen hem niet in het minst te ver
wonderen of te interesseeren zelfs, dat zij aan
den jongen Newnham de voorkeur had gegeven
boven den ouden Ascher. Toch vond hij haar
naieve verwondering en klacht over het gedrag
van haar voogd wel wat hinderlijk. Dienzelfden
avond nog, ging zij haastig verder, vertelde hij
mij, dat hij er genoeg van had. Eerst voegde
hij my de grootste beleedigingen toe. Zoozeer
voelde ik mij gekrenkt, dat ik op dat oogenblik
tot alles in staat geweest zou zijn. Toen besloot
ik van zijn reis naar Frankrijk gebruik te
maken om te vluchten en mij ergens te ver
stoppen. Ik wilde hem in ieder geval nooit
meer onder de oogen komen. Terwijl ik 's mid
dags rustig mijn plannen zit te maken, komt
Arthur ineens opdagen. Hij wist niets van het
uitstel der reis af en meende dat Sir Hector
rustig in Frankrijk zat. Hij dwong mij om
met hem mee te gaan en ik was onmiddellijk
bereid. Na alles wat er gebeurd was, wilde ik
geen oogenblik langer meer in dat huis blijven.
(Terloops zij even opgemerkt dat niemand, noch
Newnham zelf, noch Rosemary, noch Ruth
Marlowe, ooit ontdekt hebben wat voor dreige
menten Hector Ascher had uitgedacht om den
tegenstand van zyn pleegdochter te breken.
(Wordt vervolgd).