UT DE ONDERWERELD DER MISDADIGERS MINISTERIEELS ZEEPwOORTEN DE VLUCHT UIT HET VREEMDELINGENLEGIOEN DE MAN, DIE ZIJN HOED VERLOOCHENDE WOENSDAG 22 OCTOBER 1930 Door de licht gerimpelde golven der Mid- dellandsche zee, die in heerlijken gloed prijkt onder de gouden zonnestralen, gleed ons schip naar de kusten van Afrika. De ecne zeemijl na de andere werd afgelegd door onze trotsche Monte Sarmiento, die koers liep naar Algiers. De Balearen met hun weelderigen, tropischen plantengroei lagen reeds vele uren achter ons. Aan boord bevond zich een dame uit Hamburg die na oneindig veel moeilijkhe den tenslotte er in geslaagd was om van de Fransche Militaire Overheid toestem ming te verkrijgen, dat haar broer, die in het vreemdelingenlegioen diende, twee da gen verlof kreeg en haar in Algiers mocht ontvangen. Misschien had de offervaardige zuster wel gehoopt, dat zij haar broer bij deze gelegenheid op de een of andere ma nier zou kunnen bevrijden. Dat zou haar echter niet gelukken, want, toen de val reep neergelaten was en zij als eerste pas sagier het schip verliet, stond haar broer in de uniform van legionair aan de kade, be geleid door twee Fransche korporaals, die hem geen oogenblik alleen lieten totdat het schiD weer zee koos. Roerend was het we- derzien tusschen broer en zuster, vele passa giers hadden de tranen in de oogen; nog droeviger echter was het afscheid. Met een klein groepje het waren Ver passagiers maakten wij onze eerste wan deling door de stad. die door de «loeiende zon geblakerd werd. Telkens werden wij lastig gevallen door het bedelvolkje, dat hier overal rondzwerft, tot wij het „Place de Gouvernement" bereikten, waar wij eeni- ge legionairs uit het vreemdelingenlegioen aantroffen die zich stralend van vreugde als landslieden aan ons voorstelden Spoedig zaten wij gezellig bijeen aan een der vele marmeren tafeltjes voor een der talrijke café's, die het open plein omzoo men. Men stelde ons duizend vragen over den toestand in het Vaderland. Toen begon ieder op zijn beurt zijn eigen lotgevallen te vertellen. En wat wij tot nu toe slechts uit boeken konden en gedeeltelijk van jeugdige avonturiers gehouden hadden, werd bier met weinige woorden werkelijkheid. Elk dezer jonge mannen die hier bij ons zaten, in hun typisch iegionairsuniform EEN ONGEWOON BEELD VAN POLITIEKE RECLAME in de straten van Stamboel, waar voor het eerst verkiezingen plaats hadden rand der woestijn, bezochten de Chiffaeng- te, het beruchte Arabieren kwartier La Kasba genaamd en maakten kennis met het leven aan de Afrikaansche kust. Ten slotte brak de laatste dag aan. Om 5 uur na den middag liep een groot Ilollandsch pasagierschip, dat o p reis naar Neder- landsch-Indië was, de haven binnen en sloeg naast ons schip het anker uit. Daar door werd de opmerkzaamheid wel wat van ons afgeleid. Reeds om 2 uur in den mid dag stonden talrijke vrijwilligers in de gloeiende zon aan de kade, om afscheid te nemen. Zij waren allen aanwezig op één na. Zou hij het dus wagen? Zouden wij hem in den steek laten?... Voor de laatste maal gingen wij aan land namen afscheid van hem en drongen ons door de schaar inboorlingen, die luid schreeuwend en gesticuleercnd de laatste gelegenheid wilden aangrijpen om ons een Oostersch souvenir tegen exorbitant hoo- ge prijzen aan te smeren! Spoedig gingen wij weer aan boord. Nog bevonden zich de Fransche beambten cp ons schip, En nu zou het gebeuren. Een uit onze groep ging met een handvol koperen munten, die toch kon ons uit hun hoofd het aantal uren noe- I niet veeeI waarde hadden bij den lagen men, die er nog verloopen moesten eer hij i ^cer3 naar bakboord. In een ondeelbaar in vrijheid gesteld werd. Het harde lot had 00Senlj!ik had zich een iroepje donker diepe voren gegroefd in deze jeugdige uit gemergelde gezichten, verbrand door de zon. Weldra spraken wij over het toeval, dat ons hier te zamen bracht. Een compagnie van hew vreemdelingenletgioen, die enkel uit vrijwilligers bestond en waartoe ook onze nieuwe vrienden behoorden, zou in de haven van Algiers ingescheept en naar Syrië getransporteerd worden. Zoo ze deel namen aan de gevechten in Syrië, werd hun geringe soldij verdubbeld; daarom gingen de meeste vrijwilligers liever in Sy rië, dan in Marokko vechten, ten slotte was het voor hen gelijk, waar zij den dood zou den vinden. Terwijl we zoo over de reis naar Syrië spraken overwogen we ook de mogelijk heid, om bij deze gelegenheid te vluchten. Hoe gaarne zouden zij dit wagen. Maar hoe zou het mogelijk zijn? En dan.wanneer het eens mislukte? Tien, vijftien jaar op sluiting of de doodstraf. Daar konden ze van verzekerd zijn. En toch, men zou al les wagen, liever dan in de hel van het Vreemdelingenlegioen te blijven! Ten slotte stonden we op, namen onze legionairs mee op onzen verderen tocht door de stad en sloegen hij het vallen van den avond den weg in naar de haven, naar ons schip. Onderweg echter, heel voorzichtig, opdat niemand van degenen, die vooraf gingen of volgden een woordje zou ontsnappen, ontwikkelde een van hen, wien het verlan gen naar huis den moed der vertwijfeling ingaf een plan tot ontvluchting. Zwijgend hoorden wij hem aan. Zou het hem werke lijk gelukken, of zou hij zich zeir of ons on gelukkig maken? Dat de Franschen den laatsten tijd dubbel waakzaam waren was zeker. Zouden zij niet alles, wat er op ons schip gebeurde, nauwkeurig controleeren? Ondertusschen waren wij bij ons schip aangekomen. Op de kade stonden verschil lende groepen vrijwilligers, omringd door talrijke pasagiers van het schip. De soldaten moesten vertellen van alles wat zij beleefd hadden, de passagiers van hun vaderland en wanneer er toevallig iemand uit een stad kwam, waar een vrijwilliger ook thuis behoorde, kwam er geen einde aan het vra gen. Duitsch bier werd van het schip ge haald. Pingel s-he sigaretten werden rond gedeeld, photografische opnamen ge maakt. Even na acht uur in den avond namen de vrijwilligers afscheid. Om negen uur moesten zij in de kazerne zijn. Men kon niemand van hen mee naar het schip nemen want de toegang tot de valreep was slechts een smal pad, dat nog bewaakt werd door de Fransche gendarme, criminee- .0 politie en inspecteurs van de douane en aveppolitie. Men moest hen een voor een bruine gestalten aan den oever ontkleed en dook recht naar de geldstukken. Iedereen keek met belangstelling naar dit tooneel! Spoedig waren er wel twintig zwemmers te water. Intusschcn hadden volgens afspraak drie van ons een bad- costuum aangetrokken en sprongen aan sturboordzijde te water. Het was werkelijk geen pretje om in die vuile haven een bad te nemen, maar we doken en zwommen er op los, als bestond er geen grooter genoe gen. geven. Doodkalm had hij hier zijn kleeren afgelegd en tegen een zwempak verwisseld. Toen was hij listig aan het strand gaan baden en langzamerhand zwemmend een Zuidelijke richting langs de kust ingesla gen. \oor het bastion had hij zich meer en meer van de kust verwijderd en zwom door de open zee voorhij het Musoir du Nord naar de Handelshaven. Hier zag hij in de verte, vlak bij de Monte Sarmiento de Ara bieren, die naar geld doken, en naderde toen ongemerkt van de tegenovergestelde zijde ons schip. Het laatste stuk moest hij met inspanning van alle krachten duikend af leggen. Hij kwam pas aan de oppervlakte, toen hij zich reeds midden tuschen de drie zwemmende scheepspassagiers bevond. In een onbewaakt oogenblik had hij zich aan den ankerketting omhoog getrokken, was door het ankergat in het scheepsruim ge- i sprongen en hier van uitputting en over- spanning half bewusteloos blijven liggen, tot wij hem in open zee naar boven haalden. Hij kon mraa ij nbiepegrt enetaoetaoin Hij kon maar niet begrijpen dat hij ont snapt was uit de hel van het Vreemdelin genlegioen. Den volgenden dag werkte hij reeds in matrozenkleeding aan boord, om zoo den overtocht te verdienen. Telkens, wanneer we een haven binnen liepen werd hij onrustig. Dan bleef hij zoolang onzicht baar tot hij de schroeven weer hoorde wer ken. Daar wij echter alleen Spaansche en Portugeesche havens aandeden had hij in werkelijkheid niets meer te vreezen. Ook toen wij door het kanaal voeren bleven wij met ons schip zoover van de Fransche kus ten dat er geen gevaar voor hom dreigde. Onder de passagiers werd 'n geldinzameling gehouden en met de opbrengst hiervan kon hij in Hamburg kleeren koopen en de reis maken naar zijn overgelukkige ouders, die Een half uur bleven wij zoo in het water j smachtend naar zijn komst uitzagen, tot we op het afgesproken toetten aan een Ginds in Afrika echter, smachten duizen- ;seeren, ortt bij het schip te komen. volgende dagen maakten wij uilstap- fer het land, gingen per auto tot den touwladder weer naar boord kruipen. Wij werden nauwkeurig gemonsterd door de Fransche beambten die juist het schip gin gen verlaten. Men zog echter onze blanke welgevoede lichamen en ging heen... dat konden geen vrijwilligers zijn. Nog een vol uur duurde het eer de scheepssirene voor de eerste maal het ver trek aankondigde. Ons duurde het een hal ve eeuwigheid. Als nu alles maar goed af liep. Weer wachtten wij tien minuten, keken zoo onverschillig mogelijk rond, maar raad pleegden toch telkens het horloge. Daar het hart stond haast stil kwam een kleine motorboot haastig door de haven recht op onze Monte Sarmiento toegeschoten. De loopplank was reeds ingehaald, men liet een touwladder uit en een ambtenaar klauterde er legen op. Zou men ons plan ontdekt hebben? Een steen viel ons van het hart, toen wij hoorden, dat het de loods was, die ons de haven uit zou brengen. Nog maals loeide de sirene, langzaam begon nen de schroeven te draaien en onmerkbaar gïeed ons schip weg van de kade. Zoowel op het schip a's aan den oever werd met zakdoeken gewuifd ten afscheid en de zus ter van een der vrijwilligers, die achter moest blijven wenkte en wuifde naar haar broer, die nog geen twee diennn moest een laatsten groet! Zij bleef zwaairn tot de ge stalten aan de kust nog slechts k'eine zwarte stippen waren.toen zakte zij in elkaar. Ondertusschen keken wij angstva'lig naar alle kanten uit of er niet een schip op ons afkwam, zoolang wij in Fransche wateren waren. Werkelijk kwam er weer een klei ne grijze motorboot op ons afgeschoten, vlak achter het uiterste havenhoofd, maar ook nu was het weer een loodsvaartuig. Men kwam den loods afhalen van 't schip alvorens men 't ruime sop koos. Met volle kracht zetten wij koers naar Gibraltar, om de haven van Cadix te berei ken. Na een goed uur. toen wij er van ver zekerd waren, dat we de Fransehe zone voorbij waren gingen wij onzen vrijwilliger zoeken. En werkelijk, hij bevond zirh aan boord Twee uren voor den tijd van onze af vaart had hij zich naar Bhet ad Nelson, een badinrichting ver buiten de stad, be den jonge mannen naar het uur, dat ook zij weer mensch kunnen worden en naar het vaderland terug mogen keeren. Kan men in Den Haag van een als heer ge kleed persoon zeggen: 1. of hij ambtenaar aan een departement is; 2. zoo ja, aan welk departement hij ambte naart 3. of hij aan dat departement behoort tot da hoogere, middelmatige of lagere ambte naren? Waarschijnlijk kan men het wel. Ik heb ten minste nog zelden gehoord van iets dat men van een ambtenaar van een Haagsch de partement niet zeggen kan. In Londen is dat natuurlijk veel moeilijker, daar hier, behalve ambtenaren, nog pen kleine acht millioen menschen wonen. Ministers heeft men steeds vrij gemakkelijk herkend, doordat zij niet lijken op de caricaturen, die de penny bladen van hen geven, maar een dergelijk her kenningsmiddel bestaat niet voor permanente secretarissen en commiezen zooveelste klasse en wat op de tusschensporten van den hierarchi- schen iadderstaat. Maar nu heeft de „Morning Post" het gevonden. Men behoeft maar te ruiken. Ieder departement heeft zijn eigen zeep. De minister en de departements-chefs hebben een voorname zacht geurende zeep. Da middenran gen wasschen zich met een iets minder fijn- samengesteld en minder narcotisch fabrikaat. Ds laagste rangen behelpen zich met een ordinair product. Men behoeft dus maar over een tabel te be schikken, waarop de namen der departemen ten met de in elk departement gebruikte zeep- soort voorkomen, om te ruiken of men naast den minister van oorlog dan wel naast den derden klerk van afdeeling Q 42% van het Foreign Office op de bus zit. Verwonderlijk is het evenwel dat er zooveel zeepsoorteu bestaan. Wanneer ministers hun kiesdistricten bezoeken, gebruiken zij een an der soort zeep, verzekert de „Morning Post". Dit is steeds een van onze voornaamste be zwaren tegen ministers geweest, ofschoon wij van nature humaan zijn, en zeggen: ministers moeten óók leven. Ia dit verband heeft zelfs Tayllerand niet gezegd: Je n'ea vois paa ia nórwnnirl Jack Diamond heeft er aan moeten gelooven. Hij is in een New Yorksch hotel dcor drie „onbekenden" neergeschoten en ligt nu in een ziekenhuis, in afwachting wat de dokters over hem zullen be slissen: een operatie, die hem evenveel kans geeft als geen operatie. De drie schut iters h^bbem goed gemikt. Twee schoten in zijn borst rechts en links en een schot in zijn schedel. Drie Jack Diamond. mogelijkheden voor een dood» lijk schot. Maar Jack leeft nog Een kogel is een centimeter onder zijn hart doorgedrongen. De doktors hopen echter, dat hij het nog zal kunnen halen. Ze geven hem „a fighting chance". Hij zal dus voor ziju leven moeten vechten. Dat is volkomen in stijl. Vól kernen in stijl is ook, dat hij weigert, de namen van zijn aanvallers ts noemen, hoewel hij waar schijnlijk heel goed weten zal, wie het zijn geweest. Men west, dat Jack Diamond, de handigste dranksmokkelaar on bendeleider van New York, door den koning van mi3dadig Chicago ter dood is veroordeeld. Al Oapone hesft New York geannexeerd en da onafhan kelijke .Tack moest daarom verdwijnen. En daar tienduizend man politie een door de misdadigers veroordeelde niet kunnen beschermen, vlucht te Jack Diamond naar Europa. De Duilsche autoriteiten transporteerden hem echter naar de Nieuwe Wereld terug eu bezegelden aldus zijn doodvonnis. Al Capono, üie pas een jaar gevangenisstraf achter den rug heeft, wegens het verboden dra gen van vuurwapenen wegens het verboden gebruik van vuurwapenen heeft men hem nog niet kunnen snappen stuurde zijn mannetjes er op uit en in nauwelijks drie weken kregen zo den zich zoo veel mogelijk verbergenden Jack onder schot. Vijftig detectives onderzoeken nu, wie Ce schutters kunnen zijn geweest en aan Jack Diamond's bed zit een stonografa, die klaar is, om alles cp te schrijven, wat de zwaar gewonde zal vertellen, wanneer de ijlkoortsen beginnen, die stellig worden verwacht en die vermoedelijk het begin van het einde zullen beteekenen. Da vijftig detectives, die in dezen aanslag klaarheid moeten brengen, hebben reeds het één en ander ontdekt, dat behalve een tip op te lichten van den sluier, die Jack Diamond's leven van de laatste weken bedekte, tevens iet3 onthult van hetgeen er in den laatsten tijd aan interessante gebeurtenissen in ds Amerikaan- sche misdadigerewereld heeft plaats gevonden. Het is niet de eerste maal, dat Jack Diamond door ziju tegenstanders werd belaagd. Reeds vroeger heeft men hem naar de andere wereld willen helpen en bij die gelegenheid bliezen de aanvallers Jack'3 luitenant Pisano, in wiens gezelschap hij toon was, het levenslicht uit. Jack achtte het toen verstandiger, naar Europa uit. te wijken. Hij camoufleerde zijn vlucht op handige wijze cn zijn afvaart werd voor negen varschillende mailbooten afgekon digd. Tenslotte bleek hij aan boord van een Red Star Liner ,,Bc!geuiand" naar Antwerpen op v. to zijn. 2'n t;v.' rafisch portret ging hem echter vooraf on in Antwerpen zorgden de Bel- gen vcor een vrijgeleide naar Duitschland. Ver moedelijk waren ze weinig geneigd, een heer schap te herbergen, dat reeds in Engeland was geweigerd en wellicht een aantal Amerikaansche misdadigers naar Eolgië zou lokken. Ook Duitschland noest niet3 van hem hebben. Het nam een kloek besluit cn Jack toog, na met het interieur van verschillende Duitsche gevange nissen kennis to hebben gemaakt, met de i vrachtboot Hannover" (geen enkele passa- gisrsboot wilde hem als passagier boeken) tegen wil cn clank naar zijn vaderland terug. K:j zette te Philadelphia, waar hij geboren werd, voet aan wal. Zijn vaderstad ontving hem niet bepaald met open armen. Hij kreeg als „verdacht individu" een uur gelegenheid, om zich zoo gauw mogelijk uit de voeten te maken. Van die gelegenheid profiteerde hij. Jack ver dween. Men hoorde niets meer van hem, tot hst bericht van den aanslag bekend werd. Behalve de drie kogels, die Jack Diamond mede naar 't ziekenhuis heeft moeten nemen, vonden de detectives in de kamer, waar hij werd neergeschoten nóg vier kogels. Twee in den vloer en twee in de zoldering De heer Frans van der M. had een heel ouden en heel leelijken hoed, die na elke regenbui een anderen vorm kreeg; die oorspronkelijk bruin w as geweest en nu grijs zag van den schimmel en waarvan 't vilt op vele plaatsen zoo kaal en vaal was al3 een mui9. 't Was 1 dus niet alleen wegens zijn vooruitstrevende denkbeelden op het gebied der hygiëne dat men genoemden heer vaak zonder hoed zag. 1 Eens op een keer moet de heer Frans van der M. heusch lieve lezer, probeer maar niet uit te vinden hoe de volledige naam van dien persoon luidde; geloof me, 't verhaal is eerlijk en echt verzonnen; eens op een keer moest hij een bezoek afleggen bij „den baas". „De baas", dat was de chef van 't kantoor, waar de heer Frans v. d. M. werkte, een streng heer met weinig haren, veel nukken, maar een goed hart. Bij deze gecompliceerde persoonlijkheid moest onze held 'n bezoek afleggen. Het spreekt vanzelf, dat hij niet blootshoofds kon gaan. Mevrouw deed altijd zelf open- Dienstboden zijn schaarsch en je mag blij wezen, als je er in slaagt en meisje-voor-halve dagn voor de belangen van je huis te inte resseeren, zoodanig, dat die belangstelling lan ger duurt dau een volle week van zes halve dagen en één hooien vrijen dag. Ging hij 't bezoek in gezelschap van z'n hoed afleggen, dan moest hij wel overwegen, dat z'n 1 hoed, dat vormloos samenstel van versleten vilt, beschimmeld leer en verkleurd lint, onder 't oog zou komen van de echtgenoote van zijn te eerbiedigen superieur en daarna zou komen te hangen aan diens kapstok. De overweging van 't feit, dat de echtgenoote van z n chef bijziende was, deed hem besluiten z n hoed op te zetten, en alles geschiedde naar wensch. Mevrouw deed open, begroette hem recht hartelijk en bleek er niets van te mer ken, dat do hoed, die zoo sierlijk voor haar afgenomen en daarna aan den kapstok gehan gen werd, allesbehalve een Borsalino was. Ook m'nheer ontving hem zeer vriendelijk, stelde hem voor aan en anderen m'nheer, die daar ook op bezoek wa3 en wiens naam hij meer had hooren noemen, als zijnde die van m'nheesr besten vriend. De heer Frans v. d. M. geraakte heelemaal op z'n gemak, vergat de onaangename, hoofddek- selsche zorgen, rookte dure sigaren! dronk fijiiè thee en toen hij eindelijk opstond om afscheid te nemen, rees ook m'nhears vriend uit z'n clubfauteuil overeind. Het afscheid was aller hartelijkst. Mevrouwtje moet maar kalm blijven zitten. Ze zouden de deur wel vinden, en beiden gingen naar de vestibule om huu jassen aan te doen. „Loopt U een eindje met me op vroeg hem m'nhears vriend. „Had U geen hoed bij U De heer Frans v. d. Af. verschoot van kleur Het was hem, of z'n hoed ham vanaf den kap stok smeekend aanzag, hem wilde verzoeken: „Neem me mee Laat me niet alleen temid den van die deftige spullen. Ik voel me zoo weinig op m'n gemak!" Eén oogenblik aar zelde hij, toen zei hij: „Nee, m'nheer. Ik draag zelden een hoed. Blootshoofds loopcn most zoo gezond zijn Hst was middernacht. Uit 'n luidspreker in 'n naburig huis had het Wilhelmus geklonken, en nu was 't stil. Aan den kapstok hing nog de ongslukkige hoed van deu heer Frans v. d. AI. en wachtte op 't uur der bevrijding. Hst was stil Dan klonk er buiten een gedempt gerucht, gefluister, 'n licht gerinkel van sleutels, 'n Sleutel werd in 't slot gestoken en er weer uit getrokken. Een andere sleutel onderging het zelfde lot. Met den derden sleutel werd de deur geopend en een gemaskerd man trad binnen, keek rond, ging een kamer in. Een half uur later kwam hij terug, grijnsde voldaan, sloot de voordeur open en verdween Er blafte een hond Eenigen tijd bleef het stil; toen kraakte de trap onder haastigs voetstappen, 't Was m'n heer. Hij speurde rond, met 'n blaker in de hand, zag open laden, loege vakjes in z'n schrijf bureau en aan den kapstok een vreem den hoed Afevrouw kwam ook beneden, slaakte kreet jes toen ze de sporen van den diefstal en een gil, toen ze den hoed zag. Er werd licht aangestoken en m'nheer her kende in den hoed het voorwerp zijner vele vaderlijke vermaningen aan 't adres van den heer Frans van der M. AL CAPONE, Jack Diamond's tegenstander, in zijn villa aan het strand van Miamo (Florida) „Maar hij fs toch gelijk met Charles weg gegaan", zei mevrouw met een stem, die van angst en slaap vrij teemerlg klonk. „Dat zal blijken bromde m'nheer. De heer Frans v. d. M. was met een gemoed vol vrede en innige voldoening in slaap geval len met het voornemen eens vroeg op te staan. Hij was op 't kantoor meestal „de laatste", maar nu ,de baas" hem zoo vriendelijk had ontvangen en diens vriend hem had verteld, welk een hoogen dunk de chef van hem, Frans v. d. Af. had, achtte hij het een groote ondank baarheid het in hem gestelde vertrouwen ook maar in 't geringste te beschamen. En de heer Frans v. d. M. stond vroeg op, zelfs vroeger dan hij ooit in z'n leven opgestaan was. Om half twee stond hij al op straat, zonder hoed, of liever met twee „hoeden". Twee agen ten namelijk wachtten hem op en ten tweede male verscheen hij ten huize van zijn chef. Van daar verhuisde hij naar het politie bureau, genoot vrij nachtverblijf, kreeg 's moi- gens een ontbijt, dat hem ondanks alles de opmerking ontlokte, dat het hem speet, dat de politie geen kostheeren hield, de heer Frans v. d. Af. had namelijk een krenterig kosthuis, en werd des middags op vrije voeten gesteld. Z'n alibi was zonneklaar gebleken. Sinds dien nacht vol emoties wist de heer Frans van der M. zich een waTe vermaardheid te verwerven door de elegante hoeden, die hij sedert te dragen placht. Immers, hij was er toch eigenlijk de man niet naar om zich on der, of liever: zonder een hoedje te laten van gen. Maastricht. F. A. BRUNKLAUS. Hij was er mee vereerd. Bij de Inspectie van een Zweedseh regiment dat de Zweedsche koning persoonlijk leidde, ontspon zich het volgend gesprek: De koning: „Hoe heet je?" Rocruut: Andree, Majesteit". De koning: „Nou dan draagt ge een be roemden naam. Weet je daar wat van?" Rocruut: „Ja Majesteit. Dat was de man die naar de Noordpool wilde vliegen. De koning verheugde zich over de algemeene ontwikkeling van den recruut, en vroeg ver der: „Hoe v/eet je dat?" ,,Dat heeft ons de luitenant verteld". „Zoo, en heeft hij daar nog meer van ver teld?" ,,Ja Majesteit!" antwoordde de recruut met een stralend gezicht. „Hij zei nog speciaal tegen mij „jammer, dat hij jou niet heeft mee genomen". DE HOI PRIESTERS V AN NEGUS TAFARI, den ni-juwen keizer van Abeeeynlë; de groot» I PPMOiefld&MTOen zijn het sum booi soar den zegen .dar goden

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 10