UT DE ONDERWERELD DER
MISDADIGERS
MINISTERIEELS ZEEPwOORTEN
DE VLUCHT UIT HET
VREEMDELINGENLEGIOEN
DE MAN, DIE ZIJN HOED
VERLOOCHENDE
WOENSDAG 22 OCTOBER 1930
Door de licht gerimpelde golven der Mid-
dellandsche zee, die in heerlijken gloed
prijkt onder de gouden zonnestralen, gleed
ons schip naar de kusten van Afrika. De
ecne zeemijl na de andere werd afgelegd
door onze trotsche Monte Sarmiento, die
koers liep naar Algiers. De Balearen met
hun weelderigen, tropischen plantengroei
lagen reeds vele uren achter ons.
Aan boord bevond zich een dame uit
Hamburg die na oneindig veel moeilijkhe
den tenslotte er in geslaagd was om van
de Fransche Militaire Overheid toestem
ming te verkrijgen, dat haar broer, die in
het vreemdelingenlegioen diende, twee da
gen verlof kreeg en haar in Algiers mocht
ontvangen. Misschien had de offervaardige
zuster wel gehoopt, dat zij haar broer bij
deze gelegenheid op de een of andere ma
nier zou kunnen bevrijden. Dat zou haar
echter niet gelukken, want, toen de val
reep neergelaten was en zij als eerste pas
sagier het schip verliet, stond haar broer in
de uniform van legionair aan de kade, be
geleid door twee Fransche korporaals, die
hem geen oogenblik alleen lieten totdat het
schiD weer zee koos. Roerend was het we-
derzien tusschen broer en zuster, vele passa
giers hadden de tranen in de oogen; nog
droeviger echter was het afscheid.
Met een klein groepje het waren Ver
passagiers maakten wij onze eerste wan
deling door de stad. die door de «loeiende
zon geblakerd werd. Telkens werden wij
lastig gevallen door het bedelvolkje, dat
hier overal rondzwerft, tot wij het „Place
de Gouvernement" bereikten, waar wij eeni-
ge legionairs uit het vreemdelingenlegioen
aantroffen die zich stralend van vreugde
als landslieden aan ons voorstelden
Spoedig zaten wij gezellig bijeen aan een
der vele marmeren tafeltjes voor een der
talrijke café's, die het open plein omzoo
men. Men stelde ons duizend vragen over
den toestand in het Vaderland. Toen begon
ieder op zijn beurt zijn eigen lotgevallen te
vertellen. En wat wij tot nu toe slechts uit
boeken konden en gedeeltelijk van jeugdige
avonturiers gehouden hadden, werd bier
met weinige woorden werkelijkheid.
Elk dezer jonge mannen die hier bij ons
zaten, in hun typisch iegionairsuniform
EEN ONGEWOON BEELD VAN POLITIEKE RECLAME in de straten van Stamboel, waar
voor het eerst verkiezingen plaats hadden
rand der woestijn, bezochten de Chiffaeng-
te, het beruchte Arabieren kwartier La
Kasba genaamd en maakten kennis met
het leven aan de Afrikaansche kust. Ten
slotte brak de laatste dag aan. Om 5 uur
na den middag liep een groot Ilollandsch
pasagierschip, dat o p reis naar Neder-
landsch-Indië was, de haven binnen en
sloeg naast ons schip het anker uit. Daar
door werd de opmerkzaamheid wel wat van
ons afgeleid. Reeds om 2 uur in den mid
dag stonden talrijke vrijwilligers in de
gloeiende zon aan de kade, om afscheid te
nemen. Zij waren allen aanwezig op één na.
Zou hij het dus wagen? Zouden wij hem in
den steek laten?...
Voor de laatste maal gingen wij aan land
namen afscheid van hem en drongen ons
door de schaar inboorlingen, die luid
schreeuwend en gesticuleercnd de laatste
gelegenheid wilden aangrijpen om ons een
Oostersch souvenir tegen exorbitant hoo-
ge prijzen aan te smeren! Spoedig gingen
wij weer aan boord. Nog bevonden zich de
Fransche beambten cp ons schip, En nu
zou het gebeuren. Een uit onze groep ging
met een handvol koperen munten, die toch
kon ons uit hun hoofd het aantal uren noe- I niet veeeI waarde hadden bij den lagen
men, die er nog verloopen moesten eer hij i ^cer3 naar bakboord. In een ondeelbaar
in vrijheid gesteld werd. Het harde lot had 00Senlj!ik had zich een iroepje donker
diepe voren gegroefd in deze jeugdige uit
gemergelde gezichten, verbrand door de
zon.
Weldra spraken wij over het toeval, dat
ons hier te zamen bracht. Een compagnie
van hew vreemdelingenletgioen, die enkel uit
vrijwilligers bestond en waartoe ook
onze nieuwe vrienden behoorden, zou in de
haven van Algiers ingescheept en naar
Syrië getransporteerd worden. Zoo ze deel
namen aan de gevechten in Syrië, werd
hun geringe soldij verdubbeld; daarom
gingen de meeste vrijwilligers liever in Sy
rië, dan in Marokko vechten, ten slotte was
het voor hen gelijk, waar zij den dood zou
den vinden.
Terwijl we zoo over de reis naar Syrië
spraken overwogen we ook de mogelijk
heid, om bij deze gelegenheid te vluchten.
Hoe gaarne zouden zij dit wagen. Maar hoe
zou het mogelijk zijn? En dan.wanneer
het eens mislukte? Tien, vijftien jaar op
sluiting of de doodstraf. Daar konden ze
van verzekerd zijn. En toch, men zou al
les wagen, liever dan in de hel van het
Vreemdelingenlegioen te blijven!
Ten slotte stonden we op, namen onze
legionairs mee op onzen verderen tocht
door de stad en sloegen hij het vallen van
den avond den weg in naar de haven, naar
ons schip.
Onderweg echter, heel voorzichtig, opdat
niemand van degenen, die vooraf gingen
of volgden een woordje zou ontsnappen,
ontwikkelde een van hen, wien het verlan
gen naar huis den moed der vertwijfeling
ingaf een plan tot ontvluchting. Zwijgend
hoorden wij hem aan. Zou het hem werke
lijk gelukken, of zou hij zich zeir of ons on
gelukkig maken? Dat de Franschen den
laatsten tijd dubbel waakzaam waren was
zeker. Zouden zij niet alles, wat er op ons
schip gebeurde, nauwkeurig controleeren?
Ondertusschen waren wij bij ons schip
aangekomen. Op de kade stonden verschil
lende groepen vrijwilligers, omringd door
talrijke pasagiers van het schip. De soldaten
moesten vertellen van alles wat zij beleefd
hadden, de passagiers van hun vaderland
en wanneer er toevallig iemand uit een
stad kwam, waar een vrijwilliger ook thuis
behoorde, kwam er geen einde aan het vra
gen. Duitsch bier werd van het schip ge
haald. Pingel s-he sigaretten werden rond
gedeeld, photografische opnamen ge
maakt. Even na acht uur in den avond
namen de vrijwilligers afscheid. Om negen
uur moesten zij in de kazerne zijn. Men
kon niemand van hen mee naar het schip
nemen want de toegang tot de valreep was
slechts een smal pad, dat nog bewaakt
werd door de Fransche gendarme, criminee-
.0 politie en inspecteurs van de douane en
aveppolitie. Men moest hen een voor een
bruine gestalten aan den oever ontkleed en
dook recht naar de geldstukken.
Iedereen keek met belangstelling naar
dit tooneel! Spoedig waren er wel twintig
zwemmers te water. Intusschcn hadden
volgens afspraak drie van ons een bad-
costuum aangetrokken en sprongen aan
sturboordzijde te water. Het was werkelijk
geen pretje om in die vuile haven een bad
te nemen, maar we doken en zwommen er
op los, als bestond er geen grooter genoe
gen.
geven. Doodkalm had hij hier zijn kleeren
afgelegd en tegen een zwempak verwisseld.
Toen was hij listig aan het strand gaan
baden en langzamerhand zwemmend een
Zuidelijke richting langs de kust ingesla
gen. \oor het bastion had hij zich meer en
meer van de kust verwijderd en zwom door
de open zee voorhij het Musoir du Nord
naar de Handelshaven. Hier zag hij in de
verte, vlak bij de Monte Sarmiento de Ara
bieren, die naar geld doken, en naderde toen
ongemerkt van de tegenovergestelde zijde
ons schip. Het laatste stuk moest hij met
inspanning van alle krachten duikend af
leggen. Hij kwam pas aan de oppervlakte,
toen hij zich reeds midden tuschen de drie
zwemmende scheepspassagiers bevond. In
een onbewaakt oogenblik had hij zich aan
den ankerketting omhoog getrokken, was
door het ankergat in het scheepsruim ge- i
sprongen en hier van uitputting en over-
spanning half bewusteloos blijven liggen,
tot wij hem in open zee naar boven haalden.
Hij kon mraa ij nbiepegrt enetaoetaoin
Hij kon maar niet begrijpen dat hij ont
snapt was uit de hel van het Vreemdelin
genlegioen. Den volgenden dag werkte hij
reeds in matrozenkleeding aan boord, om
zoo den overtocht te verdienen. Telkens,
wanneer we een haven binnen liepen werd
hij onrustig. Dan bleef hij zoolang onzicht
baar tot hij de schroeven weer hoorde wer
ken. Daar wij echter alleen Spaansche en
Portugeesche havens aandeden had hij in
werkelijkheid niets meer te vreezen. Ook
toen wij door het kanaal voeren bleven wij
met ons schip zoover van de Fransche kus
ten dat er geen gevaar voor hom dreigde.
Onder de passagiers werd 'n geldinzameling
gehouden en met de opbrengst hiervan kon
hij in Hamburg kleeren koopen en de reis
maken naar zijn overgelukkige ouders, die
Een half uur bleven wij zoo in het water j smachtend naar zijn komst uitzagen,
tot we op het afgesproken toetten aan een Ginds in Afrika echter, smachten duizen-
;seeren, ortt bij het schip te komen.
volgende dagen maakten wij uilstap-
fer het land, gingen per auto tot den
touwladder weer naar boord kruipen. Wij
werden nauwkeurig gemonsterd door de
Fransche beambten die juist het schip gin
gen verlaten. Men zog echter onze blanke
welgevoede lichamen en ging heen... dat
konden geen vrijwilligers zijn.
Nog een vol uur duurde het eer de
scheepssirene voor de eerste maal het ver
trek aankondigde. Ons duurde het een hal
ve eeuwigheid. Als nu alles maar goed af
liep. Weer wachtten wij tien minuten, keken
zoo onverschillig mogelijk rond, maar raad
pleegden toch telkens het horloge.
Daar het hart stond haast stil kwam
een kleine motorboot haastig door de haven
recht op onze Monte Sarmiento toegeschoten.
De loopplank was reeds ingehaald, men
liet een touwladder uit en een ambtenaar
klauterde er legen op. Zou men ons plan
ontdekt hebben? Een steen viel ons van het
hart, toen wij hoorden, dat het de loods
was, die ons de haven uit zou brengen. Nog
maals loeide de sirene, langzaam begon
nen de schroeven te draaien en onmerkbaar
gïeed ons schip weg van de kade. Zoowel
op het schip a's aan den oever werd met
zakdoeken gewuifd ten afscheid en de zus
ter van een der vrijwilligers, die achter
moest blijven wenkte en wuifde naar haar
broer, die nog geen twee diennn moest een
laatsten groet! Zij bleef zwaairn tot de ge
stalten aan de kust nog slechts k'eine
zwarte stippen waren.toen zakte zij in
elkaar.
Ondertusschen keken wij angstva'lig naar
alle kanten uit of er niet een schip op ons
afkwam, zoolang wij in Fransche wateren
waren. Werkelijk kwam er weer een klei
ne grijze motorboot op ons afgeschoten,
vlak achter het uiterste havenhoofd, maar
ook nu was het weer een loodsvaartuig.
Men kwam den loods afhalen van 't schip
alvorens men 't ruime sop koos.
Met volle kracht zetten wij koers naar
Gibraltar, om de haven van Cadix te berei
ken. Na een goed uur. toen wij er van ver
zekerd waren, dat we de Fransehe zone
voorbij waren gingen wij onzen vrijwilliger
zoeken. En werkelijk, hij bevond zirh aan
boord
Twee uren voor den tijd van onze af
vaart had hij zich naar Bhet ad Nelson,
een badinrichting ver buiten de stad, be
den jonge mannen naar het uur, dat ook
zij weer mensch kunnen worden en naar
het vaderland terug mogen keeren.
Kan men in Den Haag van een als heer ge
kleed persoon zeggen:
1. of hij ambtenaar aan een departement is;
2. zoo ja, aan welk departement hij ambte
naart
3. of hij aan dat departement behoort tot
da hoogere, middelmatige of lagere ambte
naren?
Waarschijnlijk kan men het wel. Ik heb
ten minste nog zelden gehoord van iets dat
men van een ambtenaar van een Haagsch de
partement niet zeggen kan.
In Londen is dat natuurlijk veel moeilijker,
daar hier, behalve ambtenaren, nog pen kleine
acht millioen menschen wonen. Ministers heeft
men steeds vrij gemakkelijk herkend, doordat
zij niet lijken op de caricaturen, die de penny
bladen van hen geven, maar een dergelijk her
kenningsmiddel bestaat niet voor permanente
secretarissen en commiezen zooveelste klasse
en wat op de tusschensporten van den hierarchi-
schen iadderstaat. Maar nu heeft de „Morning
Post" het gevonden. Men behoeft maar te
ruiken.
Ieder departement heeft zijn eigen zeep. De
minister en de departements-chefs hebben een
voorname zacht geurende zeep. Da middenran
gen wasschen zich met een iets minder fijn-
samengesteld en minder narcotisch fabrikaat.
Ds laagste rangen behelpen zich met een
ordinair product.
Men behoeft dus maar over een tabel te be
schikken, waarop de namen der departemen
ten met de in elk departement gebruikte zeep-
soort voorkomen, om te ruiken of men naast
den minister van oorlog dan wel naast den
derden klerk van afdeeling Q 42% van het
Foreign Office op de bus zit.
Verwonderlijk is het evenwel dat er zooveel
zeepsoorteu bestaan. Wanneer ministers hun
kiesdistricten bezoeken, gebruiken zij een an
der soort zeep, verzekert de „Morning Post".
Dit is steeds een van onze voornaamste be
zwaren tegen ministers geweest, ofschoon wij
van nature humaan zijn, en zeggen: ministers
moeten óók leven.
Ia dit verband heeft zelfs Tayllerand niet
gezegd: Je n'ea vois paa ia nórwnnirl
Jack Diamond heeft er aan moeten gelooven.
Hij is in een New Yorksch hotel dcor drie
„onbekenden" neergeschoten en ligt nu in een
ziekenhuis, in
afwachting wat
de dokters over
hem zullen be
slissen: een
operatie, die
hem evenveel
kans geeft als
geen operatie.
De drie schut
iters h^bbem
goed gemikt.
Twee schoten in
zijn borst rechts
en links en een
schot in zijn
schedel. Drie
Jack Diamond. mogelijkheden
voor een dood»
lijk schot. Maar Jack leeft nog
Een kogel is een centimeter onder zijn hart
doorgedrongen. De doktors hopen echter, dat
hij het nog zal kunnen halen. Ze geven hem
„a fighting chance". Hij zal dus voor ziju leven
moeten vechten. Dat is volkomen in stijl. Vól
kernen in stijl is ook, dat hij weigert, de namen
van zijn aanvallers ts noemen, hoewel hij waar
schijnlijk heel goed weten zal, wie het zijn
geweest. Men west, dat Jack Diamond, de
handigste dranksmokkelaar on bendeleider
van New York, door den koning van mi3dadig
Chicago ter dood is veroordeeld. Al Oapone
hesft New York geannexeerd en da onafhan
kelijke .Tack moest daarom verdwijnen. En daar
tienduizend man politie een door de misdadigers
veroordeelde niet kunnen beschermen, vlucht
te Jack Diamond naar Europa. De Duilsche
autoriteiten transporteerden hem echter naar
de Nieuwe Wereld terug eu bezegelden aldus
zijn doodvonnis.
Al Capono, üie pas een jaar gevangenisstraf
achter den rug heeft, wegens het verboden dra
gen van vuurwapenen wegens het verboden
gebruik van vuurwapenen heeft men hem nog
niet kunnen snappen stuurde zijn mannetjes
er op uit en in nauwelijks drie weken kregen
zo den zich zoo veel mogelijk verbergenden
Jack onder schot.
Vijftig detectives onderzoeken nu, wie Ce
schutters kunnen zijn geweest en aan Jack
Diamond's bed zit een stonografa, die
klaar is, om alles cp te schrijven, wat de zwaar
gewonde zal vertellen, wanneer de ijlkoortsen
beginnen, die stellig worden verwacht en die
vermoedelijk het begin van het einde zullen
beteekenen.
Da vijftig detectives, die in dezen aanslag
klaarheid moeten brengen, hebben reeds het
één en ander ontdekt, dat behalve een tip op
te lichten van den sluier, die Jack Diamond's
leven van de laatste weken bedekte, tevens iet3
onthult van hetgeen er in den laatsten tijd aan
interessante gebeurtenissen in ds Amerikaan-
sche misdadigerewereld heeft plaats gevonden.
Het is niet de eerste maal, dat Jack Diamond
door ziju tegenstanders werd belaagd. Reeds
vroeger heeft men hem naar de andere wereld
willen helpen en bij die gelegenheid bliezen de
aanvallers Jack'3 luitenant Pisano, in wiens
gezelschap hij toon was, het levenslicht uit.
Jack achtte het toen verstandiger, naar
Europa uit. te wijken. Hij camoufleerde zijn
vlucht op handige wijze cn zijn afvaart werd
voor negen varschillende mailbooten afgekon
digd. Tenslotte bleek hij aan boord van een Red
Star Liner ,,Bc!geuiand" naar Antwerpen op
v. to zijn. 2'n t;v.' rafisch portret ging hem
echter vooraf on in Antwerpen zorgden de Bel-
gen vcor een vrijgeleide naar Duitschland. Ver
moedelijk waren ze weinig geneigd, een heer
schap te herbergen, dat reeds in Engeland was
geweigerd en wellicht een aantal Amerikaansche
misdadigers naar Eolgië zou lokken. Ook
Duitschland noest niet3 van hem hebben. Het
nam een kloek besluit cn Jack toog, na met het
interieur van verschillende Duitsche gevange
nissen kennis to hebben gemaakt, met de i
vrachtboot Hannover" (geen enkele passa-
gisrsboot wilde hem als passagier boeken) tegen
wil cn clank naar zijn vaderland terug.
K:j zette te Philadelphia, waar hij geboren
werd, voet aan wal. Zijn vaderstad ontving hem
niet bepaald met open armen. Hij kreeg als
„verdacht individu" een uur gelegenheid, om
zich zoo gauw mogelijk uit de voeten te maken.
Van die gelegenheid profiteerde hij. Jack ver
dween. Men hoorde niets meer van hem, tot
hst bericht van den aanslag bekend werd.
Behalve de drie kogels, die Jack Diamond
mede naar 't ziekenhuis heeft moeten nemen,
vonden de detectives in de kamer, waar hij werd
neergeschoten nóg vier kogels. Twee in den
vloer en twee in de zoldering
De heer Frans van der M. had een heel ouden
en heel leelijken hoed, die na elke regenbui
een anderen vorm kreeg; die oorspronkelijk
bruin w as geweest en nu grijs zag van den
schimmel en waarvan 't vilt op vele plaatsen
zoo kaal en vaal was al3 een mui9. 't Was 1
dus niet alleen wegens zijn vooruitstrevende
denkbeelden op het gebied der hygiëne dat
men genoemden heer vaak zonder hoed zag. 1
Eens op een keer moet de heer Frans van
der M. heusch lieve lezer, probeer maar
niet uit te vinden hoe de volledige naam van
dien persoon luidde; geloof me, 't verhaal is
eerlijk en echt verzonnen; eens op een keer
moest hij een bezoek afleggen bij „den baas".
„De baas", dat was de chef van 't kantoor,
waar de heer Frans v. d. M. werkte, een streng
heer met weinig haren, veel nukken, maar een
goed hart.
Bij deze gecompliceerde persoonlijkheid
moest onze held 'n bezoek afleggen. Het spreekt
vanzelf, dat hij niet blootshoofds kon gaan.
Mevrouw deed altijd zelf open-
Dienstboden zijn schaarsch en je mag blij
wezen, als je er in slaagt en meisje-voor-halve
dagn voor de belangen van je huis te inte
resseeren, zoodanig, dat die belangstelling lan
ger duurt dau een volle week van zes halve
dagen en één hooien vrijen dag.
Ging hij 't bezoek in gezelschap van z'n hoed
afleggen, dan moest hij wel overwegen, dat z'n 1
hoed, dat vormloos samenstel van versleten
vilt, beschimmeld leer en verkleurd lint, onder
't oog zou komen van de echtgenoote van zijn
te eerbiedigen superieur en daarna zou komen
te hangen aan diens kapstok.
De overweging van 't feit, dat de echtgenoote
van z n chef bijziende was, deed hem besluiten
z n hoed op te zetten, en alles geschiedde naar
wensch. Mevrouw deed open, begroette hem
recht hartelijk en bleek er niets van te mer
ken, dat do hoed, die zoo sierlijk voor haar
afgenomen en daarna aan den kapstok gehan
gen werd, allesbehalve een Borsalino was. Ook
m'nheer ontving hem zeer vriendelijk, stelde
hem voor aan en anderen m'nheer, die daar
ook op bezoek wa3 en wiens naam hij meer had
hooren noemen, als zijnde die van m'nheesr
besten vriend.
De heer Frans v. d. M. geraakte heelemaal op
z'n gemak, vergat de onaangename, hoofddek-
selsche zorgen, rookte dure sigaren! dronk fijiiè
thee en toen hij eindelijk opstond om afscheid
te nemen, rees ook m'nhears vriend uit z'n
clubfauteuil overeind. Het afscheid was aller
hartelijkst. Mevrouwtje moet maar kalm blijven
zitten. Ze zouden de deur wel vinden, en beiden
gingen naar de vestibule om huu jassen aan
te doen.
„Loopt U een eindje met me op vroeg hem
m'nhears vriend. „Had U geen hoed bij U
De heer Frans v. d. Af. verschoot van kleur
Het was hem, of z'n hoed ham vanaf den kap
stok smeekend aanzag, hem wilde verzoeken:
„Neem me mee Laat me niet alleen temid
den van die deftige spullen. Ik voel me zoo
weinig op m'n gemak!" Eén oogenblik aar
zelde hij, toen zei hij:
„Nee, m'nheer. Ik draag zelden een hoed.
Blootshoofds loopcn most zoo gezond zijn
Hst was middernacht. Uit 'n luidspreker in
'n naburig huis had het Wilhelmus geklonken,
en nu was 't stil. Aan den kapstok hing nog de
ongslukkige hoed van deu heer Frans v. d.
AI. en wachtte op 't uur der bevrijding.
Hst was stil
Dan klonk er buiten een gedempt gerucht,
gefluister, 'n licht gerinkel van sleutels, 'n
Sleutel werd in 't slot gestoken en er weer uit
getrokken. Een andere sleutel onderging het
zelfde lot. Met den derden sleutel werd de deur
geopend en een gemaskerd man trad binnen,
keek rond, ging een kamer in.
Een half uur later kwam hij terug, grijnsde
voldaan, sloot de voordeur open en verdween
Er blafte een hond
Eenigen tijd bleef het stil; toen kraakte de
trap onder haastigs voetstappen, 't Was m'n
heer. Hij speurde rond, met 'n blaker in de
hand, zag open laden, loege vakjes in z'n schrijf
bureau en aan den kapstok een vreem
den hoed
Afevrouw kwam ook beneden, slaakte kreet
jes toen ze de sporen van den diefstal en een
gil, toen ze den hoed zag.
Er werd licht aangestoken en m'nheer her
kende in den hoed het voorwerp zijner vele
vaderlijke vermaningen aan 't adres van den
heer Frans van der M.
AL CAPONE, Jack Diamond's tegenstander,
in zijn villa aan het strand van Miamo
(Florida)
„Maar hij fs toch gelijk met Charles weg
gegaan", zei mevrouw met een stem, die van
angst en slaap vrij teemerlg klonk.
„Dat zal blijken bromde m'nheer.
De heer Frans v. d. M. was met een gemoed
vol vrede en innige voldoening in slaap geval
len met het voornemen eens vroeg op te staan.
Hij was op 't kantoor meestal „de laatste",
maar nu ,de baas" hem zoo vriendelijk had
ontvangen en diens vriend hem had verteld,
welk een hoogen dunk de chef van hem, Frans
v. d. Af. had, achtte hij het een groote ondank
baarheid het in hem gestelde vertrouwen ook
maar in 't geringste te beschamen.
En de heer Frans v. d. M. stond vroeg op,
zelfs vroeger dan hij ooit in z'n leven opgestaan
was.
Om half twee stond hij al op straat, zonder
hoed, of liever met twee „hoeden". Twee agen
ten namelijk wachtten hem op en ten tweede
male verscheen hij ten huize van zijn chef.
Van daar verhuisde hij naar het politie
bureau, genoot vrij nachtverblijf, kreeg 's moi-
gens een ontbijt, dat hem ondanks alles de
opmerking ontlokte, dat het hem speet, dat de
politie geen kostheeren hield, de heer Frans
v. d. Af. had namelijk een krenterig kosthuis,
en werd des middags op vrije voeten gesteld.
Z'n alibi was zonneklaar gebleken.
Sinds dien nacht vol emoties wist de heer
Frans van der M. zich een waTe vermaardheid
te verwerven door de elegante hoeden, die hij
sedert te dragen placht. Immers, hij was er
toch eigenlijk de man niet naar om zich on
der, of liever: zonder een hoedje te laten van
gen.
Maastricht.
F. A. BRUNKLAUS.
Hij was er mee vereerd.
Bij de Inspectie van een Zweedseh regiment
dat de Zweedsche koning persoonlijk leidde,
ontspon zich het volgend gesprek:
De koning: „Hoe heet je?"
Rocruut: Andree, Majesteit".
De koning: „Nou dan draagt ge een be
roemden naam. Weet je daar wat van?"
Rocruut: „Ja Majesteit. Dat was de man die
naar de Noordpool wilde vliegen.
De koning verheugde zich over de algemeene
ontwikkeling van den recruut, en vroeg ver
der:
„Hoe v/eet je dat?"
,,Dat heeft ons de luitenant verteld".
„Zoo, en heeft hij daar nog meer van ver
teld?"
,,Ja Majesteit!" antwoordde de recruut met
een stralend gezicht. „Hij zei nog speciaal
tegen mij „jammer, dat hij jou niet heeft mee
genomen".
DE HOI PRIESTERS V AN NEGUS TAFARI, den ni-juwen keizer van Abeeeynlë; de groot»
I PPMOiefld&MTOen zijn het sum booi soar den zegen .dar goden