FEUILLETON
het geheim van het
teöriTf
Z:TLTZfZvan de
LEVENDE MENSCHEN
TUSSCHïN GESCHILDERDE
MENSCHEN
DE WATERKUNSTENAAR
DE WEG NAAR ROEM
DE KEÜLSCHE DOM
OPEN RAAM.
WOENSDAG 22 OCTOBER 1930
i4-
,Z3^ a?cn werd er in Keulen feest ge
ler tei eere van de vijftig jarige vol
tooiing van den beroemden dom.
Ei is in Duitschland wel geen bouwwerk aan
e wijzen, dat zulk eene wereldreputatie geniet
als de dom van Keulen. Zij geldt in bet buiten
land veelal als bet zinnebeeld van de gansche
duitsche middeleeuwen en daarom zal mis
schien bier en. daar iemand zich verbaasd af
vragen boe deze eerbiedwaardigheid in over.
eenstemming te brengen is me.t het feit, dat
man deze week pas het vijftigjarig jubileum
van de voltooing viert.
In de dagen van Karei den Grooten reeds
had men aan de Rijnoevers een kathedraal ge-
honwd, maar daar deze op den duur niet beviel
liepen bisschoppen en burgerij al ©enigen tijd
met het plan rona een nieuwen tempel te doen
verrijzen, toen een brand in het jaar 1248 deze
Plannen zeer gelukkig in de hand werkte. Het
vuur verwoestte toen namelijk het oude bede.
huis, waardoor aartsbisschop Koenraad van
Hochstaden zicht in de gelukkige omstan
digheid verplaatst zag direkt een begin te
kunnen maken met de reeds uitgewerkte plan
nen voor een nieuwen dom.
In die dagen beleefde Frankrijk het hoog-
tepuat van zijn prestaties op het gebied van d°e
gothische architectuur en het was derhalve naar
bet trans-rijnsehe, dat z,ch
tie wendde. Men nam de kathedraal van
Amiens tot voorbeeld en meester Gerhard van
Rille wordt tegenwoordig algemeen 2 Te ont-
tWee mas®ieve torens.
tektonische5IdS? kdTo'a*® DieUWe TM"
den deze aan met
t i men.op 4 Augustus 1248 reeds mét
'8 p ac Righeid den eersten steen voor den
nieuwen tempel gelegd had was deze in 1322 zoo
ver gevorderd, dat men tot de inwijding van
net koor kon overgaan.
Maar van dien tijd af ging het slechts met
oen s akkengangeije verder. Oorlog, politiek en
mancieele knoeierijen waren oorzaak, dat men
n de veertiende en vijftiende eeuw haast niet
verder kwam. Een stukje van den zuidelijken
oren kwam nog tot stand en 'n deel van de bui
enmuren maar in 1437 ging men er toe over
de groote kraan door een dak te overhuiven als
oen ooort teeken, dat dat instrument nog lang
dienst zou blijven doen. Inderdaad springt dit
dak dan ook in het oog van een iegelijk, die
oude keulsche stadsprenten bekijkt.
In de dagen van de reformatie en van de re
naissance bekommerde men zich heelemaal niet
meer om het heiligdom en dit begon meer en
meer het aanzien te krijgen van eene toch
auvju nog imposante ruine. En de Fransehen
«j». gelijk wij dat uit onze eigen geschiedenis
ook ZOO goed weten, hun oorlogen altijd met
fluweelen handschoenen gevoerd hebben,
maakten van den tempel kortweg een hooima-
gazijn.
Maar deze vernedering was toch de laatste
stoot voor eene spoedigs herrijzenis En be-
geestering, die door de vrijheidsoorlogen out-
vlamd was zocht naar 'n symbool en de roman-
^vers, in het bijzonder Schlegel, Forster en
™^eree wsze'1 nu uaar het oude, vervallen
oude if f naar de belichaming van het
Wem nen. Ook de onmisbare Goethe
t 1U3 Z1C me!t geval, en vervolgens
een toeval te hulp in den vorra van
P i,iv;se T<mdst» die men deed. Men vond
Zur TranK (ia dakkamertje van het hotel
SDronkelf ?arms:;;'U deel van de oor-
twTe t "6n- De raat on«ekte men
twee jaar later in Parijs en au werd de groote
bouwmeester Sch.nkel op bet skelet afgestuurd
om onderzoeken, wat er nog van gemaakt
kon worden. Deze vond de zaak in orde maar
slechts één ding ontbrak nog en wel de cash
die men noodïg had om den tempel te voltooien'
Hiertoe stichtte men in 1842 de „Dombouw-!
vereeniging", en in hetzelfde jaar werd de
tweede eerste steen met veel plechtigheid ge.
legd in tegenwoordigheid van den romaiitischen
koning Frederik Willem IV. August Reichen-
sperger had zich inmiddels ook voor den afbouw
in het gareel gelegd en onder zijn bezielend
■woord begon tec slotte gansc.li Duitschland
zich zeer intensief voor het geval te interes-
Beerea De leidende gedachte bij de afwerking,
waaraan Schmidt, de bouwheer van het Ween-
sche stadhuis, o.a. een groot aandeel had, was
2 eokl; I® doen aan den geest van de oudste plan-
uonmakers, en zulks door zich zooveel mogelijk
aau de oorspronkelijke plannen te houden.
Op den twaalfden Augustus, juist dus op den
den daS, waarop vele eeuwen vroeger de al-
^reerste steen gelegd was, werd de bouw als
voltooid verklaard maar de allerlaatste sluit»
steen werd toch pas op 15 October 1S80 boven
op den 160 M. hoogen toren ingevoegd en wel
ijdens een glansrijk feest, dat opgeluisterd
door de tegenwoordigheid van den ouden
keizer Willem 1.
elcct'eve verhaal door Anthony Gilbert
45) GEAüTOR1SEERDE VERTALING
een ]la'la.,Uff.CUr Palmde een bankblljetje in met
ding getuig6'0 die van Jarenlange onder zin-
te ondervt-f 611 begon t06n al ziin coI1e?a'S
terug m Sen" T*en minuten later kwam hij
zwarten Vkk* Umelijk klein kereltie in eeu
teru-smi er' dat juist met zijn taxi was
delliik mannetje beweerde onuiiu-
me er^'i 't' U°s beei goed w-ist hc,e die dl
■geven Z3S. bad ke,m drie Muiver £ooi S1-'"
zen k °rl 3' Üaar ba£aS® °P te laden, een reu
en ea° f' <n eBn kleine doos en een mandje
hoedendoos en een bundel reisdek»;n.
haar eJ8 Welllcht ook gezien, waarheen ze
0„a 5asage heeft bevracht? vroeg Beaum mt
quasi zenuwachtig.
de mU !V6r,< keeIemaai niet bevracht, bromde
die dri 'f f°S al"4'd 231 na te mopperen over
me due stuivers fooi.
iroonUte°vn haa'de heel verleidelijk een halve
Kroon te voorschijn.
hingen^ ')CC'0< 1 dle labels, die aan de doozen
kofpr'^tnr^0 lle') :k niet gezierL- Maar op den
de h i i e<3n S100te M. p. ©n op de doo3 en
«e hoedendoos niks zoover ik weet
had rXOü dn' kI°Pt precl«« Lieve hemel, ze.
had nooit alleen moeten wonen, maar Ik heb
moete 0 V00r miJn fh'ma m h®t Noorden
zenii^11 ,1,eiZ6n en met een beetje
kon g6n gUmlach nam bij afscheid. Je
tr«\? 200 SOed €en naald In een hooiberg
Victntf1 ViDden dacht h« toen hij naar
oria wandelde, als deze eenzame oude aa-
opspeuren, die in het drukke vacaute-
zoea PP bet enorme Victoria Station natuur
VROUWEN VAN A8SI8IE MAKEN HET BRUIDSKLEED, voor prinses Giovanna, wier
huwelijk in de basiliek van St. Franciscus zal plaats vinden
Het is dit aanbrengen van den sluitsteen, dat
men nu heeft herdacht Maar hier
mee is de afbouw nog niet voltooid want een
steenen kolos, zeoals de dom er een is, heeft
altijd behoefte aan reparatie. Momenteel heeft
men nog middelen in de hand, die tot begin
1931 reiken en welke vooral dienen om de so
liditeit van het heiligdom, welke niet al te
groot schijnt te zijn, te hulp te komen. Daarna
zal men nog tot 1936 moeten werken om de
sterk verweerde oudere deelen wat op te, knap
pen en wanneer men daarmee klaar is, komt
zich snel weer een nieuw zwak punt melden.
Wintertijd is museumtijd.
Als het huiten koud wordt en het zelfs in
menig goed verwarmd huis door allerlei ge
niepige trekgaten haast niet om uit te houden
Is, beginnen de mensehen er aan te denken,
eens een bezoek te brengen aan het een of
andere museum. Want daar heersebt gewoon
lijk een behaaglijke temperatuur. In den win
ter, warm en in den zomer koel. Dit laatste
feit ls velen onbekend, anders zou het museum
bezoek in den zomer tijdens de hondsdagen
een heel wat hooger cijfer vertoonen, dan dit.
doorgaans het geval is.
Maar de wintertijd is toch de echte museum-
tijd, omdat dan velen naar een museum gaan,
zonder dat ze door een bepaalden drang gedre
ven worden, al is die drang dan vermoedelijk
in faun onderbewustzijn aanwezig en het ge
volg van een unheimisch en rillerig gevoel.
In den zomer zijn het de toeristen, die de
musea vullen. Doch die komen meestal, om
dat eeu bezoek nu eenmaal op het programma
stond en men toch moet kunnen zeggen, dat
men dit of dat beroemde museum heeft ge
zien. De schoonheden er van zijn zoo'n beetje
aan dezulken verspild, aangezien ze er even
gauw uitloopen, als ze gekomen zijn.
De mensehen, die in den winter een museum
betreden, hebben echter meestal niets anders
te doen, dus een overvloed van tijd en het
komt vaak voor, dat ze hierdoor bijna tegen
wil en dank tot het echte genieten van do
schoonheid komen. Ze zetten zich immers af
en toe rustig in een hoekje neer en dan kan
bet gebeuren, dat de aandacht opeens door „a
thing of beauty" wordt getroffen. En dan
ergert de schoonheidsgenieter zijn evennaaste,
die een half uur op en neer moet wandelen,
■vooraleer hij kans krijgt, even op den eenigen
stoei neer te vallen.
Ren museum biedt stof te over voor karak
terstudie. Er zijn lieden, die onmiddellijk naar
den prijs van een schilderij of een kunstwerk
informeeren. Er zijn er, die direct op eigen
gelegenheid een raming doen. Er zijn er óók,
Pi® hij een gobelin even voelen, wat voor een
stofje het is.
Deze soort museumbezoekers zijn overigens
log niet de slechtste. Ze interesseeren zich
tenminste voor hetgeen ze zien. Ze onder
scheiden zich gunstig van het soort, dat meer
belangstelt in den meneer of de juffrouw, die
een schilderij kopieert, dan in het schilderij
zelf.
Overigens heeft ieder zijn manier, om alles
in een museum op te nemen, maar bij de
meesten geeft een geweldig cijfer toch den
doorslag bij de waardeering.
Een Amerikaansche teekenaar heeft zich
door de museumbezoekers tot een buitenge
woon geestige teekening laten inspireeren en
van deze teekening geven we hierbij een aar
dig fragment. Niemand zal ontkennen, dat hij
goed heeft gezien en de beste typen uitk-oos.
Hij deed het in een schilderijenmuseum en on
getwijfeld vormen de levende mensehen tus-
sehen de geschilderde mensehen een tafreel,
dat tallooze constrasten biedt en stof geeft
voor een reeks hoogst interessante karakter
studies.
Wintertijd is museumtijd. Nu, de musea zijn
niet de slechtste oorden, waar een mensch zijn
ledigen tijd zoek kan brengen. En daarvan
zijn zoo ongemerkt duizenden en duizenden
overtuigd. En gelukkig worden velen naar de
musea gedreven, niet omdat het buiten kil is,
maar wijl ze in den troosteloozen sleurgang
ran het dagelijksche leven zich willen ver
kwikken aan de grootsche uitingen van den
menschelijken geest en van het menschelijke
kunnen.
De personificatie der Parljsche esprit, de
befaamde Mistinguott, wordt door minder
geestdriftigen in enthousiaste bewondering
aangestaard dan haar stemme rivale, de Ve-
uns van Mile. Op een Zondag lokt de Venus
meer publiek dan de ster van het variété. De
vverfranschte Hoilandsehe rcodcschilder van
Parijs, Kees van Dongen, geniet heel wat
minder belangstelling dan Leonardo da Vinei,
die sinds eeuwen in het graf ligt.
Dat is een gelukkig verschijnsel. Nu be
schikt het Louvre wol over buitengewone
attracties. Maar over het algemeen kan men
zeggen, dat de mensehen de musea toch nog
steeds waardeeren. En, dat is óók gelukkig,
niet alleen omdat het er 's zomers keel en
's winters behaaglijk warm i3
Levende mensehen tusschen geschilderde
mensehen
Da musea trekken dan ook meer bezoekers,
dan men zou verwachten. Zelfs in een stad
als Parijs, die doorgaat voor een stad van
plezier, komen in sommige musea heel wat
meer mensehen binnen, dan in de theaters.
Men zou het haast niet gelooven, maar het is
waar. De statistiek zegt het.
Het Louvre is b.v. in feite „Ie plus grand
spectacle de Paris". In 1P2S werden de Parlj
sche theaters die van de voorsteden inbe
grepen door ongeveer tien millioen men
sehen bezocht, terwijl drie millioen mensehen
over de drempels der Parijsche musea schre
den. Van die drie millioen nu nam het Louvre
er een millioen voor zijn rekening, zegge één
millioen.
Le Nótre is niet alleen bekend bij het on
noemelijk aantal bezoekers van Versailles, zijn
roep als tuinkunsteuaar is universeel. Maar
vraagt men de honderdduizenden die eiken
zomer, als Versailles op zijn schoonst is, dus
„als de waterwerken spelen", aan wien ze de
schouwspelen der tallcczc fonteinen en fontein-
groepen danken, dan is het zeer tem onrechte
dat ze met den vermaarden tuinarchitect ko
men aandragen. Nu doet dit wel aan de betee-
kenis van Le Nótre niet veel af, het is toch
billijker een ander kunstenaar zijn eigen plui
men te laten.
De man van de waterwerken is niet Le Nótre,
maar Franeine. Deze is het, die in het tuinplan
van Le Nótre de plekken heeft uitgezocht, die
voor waterwerken in aanmerking zouden ko
men. En aan hom en aan den steun dien hij
hij Lodewijk XIV vond. danken we het „Water-
parterre", de „Fonteinenlaan", het „Water
paviljoen", de „Fonteincnberoeau", de „Water
berg", de „Drie fonteinen", de „Groote casca
des", die later veranderd zijn in het machtige
bassin van Neptunus, de „baden van Apollo
en de „Bronnen".
In den tijd dat het paleis van Versailles ge
bouwd werd, hadden de meeste lusthoven reeds
uitgebreide waterwerken en de koningen onder
hielden daarvoor een bepaalden dienst, met een
deskuAwiige, een fonteinen-Ingenieur, aan het
hoofd. Die soort verfraaiing der lusthoven, met
vijvers en fonteinen, was al heel oud, doch voor
al tijdens de renaissance heeft men Ihet water
in actie gebracht. Omdat die kostbare kunst
uit Italië naar Frankrijk is gekomen, kan hot
niet vérwonderen dat het de Medicis waren,
die hier de kunst dea* waterwerken tot bloei
hebben gebracht en evenmin, dat groote „water-
kunstenaars" uit Italië naar Frankrijk zijn ge
komen.
Een van de knapste aanleggers van zulke
waterwerken te Florence was een zekere Fran-
cini. Deze was zich omstreeks 1600 naar Parijs
geroepen en werd door Lodewijk XIII in 1623,
bij zijn zilveren ambtsjubileum benoemd tot „lei
der van de fonteinen en grotten des konings".
Toen hij in 1643 de „grotten" van het kasteel
van St. Germain veltooid had kreeg hij zelfs de
collier van St. Michel wat wel de hoogste be
looning was die aan een hoveling kon worden
gegeven. Want een soort „tuinopziohter" was
zoo'n „waterkunstenaar" niet. Zijn kunst werd
zóó boog geschat, dat hij aan het bof verkeerde
on dat 't een vertrouwenspost was, kan blijken
uit de fabelachtige sommen die hij te verwer
ken had.
Die Francini heeft zich wel weten in te bur
geren en verandere a.1 spoedig zijn Italiaan-
schen naa.m in een die ten minste een weinig
Frans oh leek. Hij noemde zich later Franeine
en zoo werd ook de naam door de zonen gedra
gen. Van de kunstwerken van den eersten Fran
eine zijn slechts herinneringen overgebleven.
De waterwerken van St. Germain en de grot
ten zijn verdwenen die van FomtaineMeau ook
en van die van 't Luxembourg is slechts een
vijver over waarop de jeugd haar bootjes laat
ronddrijven.
Zijn zoon Franciscus Franeine, die hem in
1651 opvolgde, toen de waterwerken van Fon-
tainebleau reeds gereed waren, kreeg den titel
van „intendant der waterwerken" en moest er
voor zorgen dat de viaducten en hydraulische
machines, die het water van de Seine naar de
lusthoven bracht, in goeden staat bleven en
dat de fonteinen spoten op het oogenblik dat
de koning, het hof of hooge gasten voorbij
kwamen. Men was toen druk bezig met den
parit aanleg van Versailles.
In 1662 kreeg hij de opdracht Versailles van
waterwerken te voorzien. Zijn jongeren broer
werd hem als adjunct gegeven en de Francine's
togen onmiddellijk aan den arbeid. Hun ont
werpen waren die van ware kunstenaars, maar
tevens van knappe waterbouwkundigen. Bij
Versailles was wel een moeras dat later uit-
gediept en gereinigd is geworden tot het be
kende „Pr des Suisses", omdat de „suisses" er
in hun a rijen tijd gingen vissehen, maar voor
de rest was er weinig water te vinden. Eu
aangezien Lodewijk XVI wilde dat de water
werken van St. Germain, Compiègne en Fon-
tainebleau verre overtroffen zouden woril.a,
daar was geen sloot maar een heele rivier water
noodig.
Tusschen Versailles en de Seine was het land
zeer heuvelachtig, met hoogten van vijf en
twintig zelfs veertig meter en even diepe dalen.
Zulks belette de Francine's niet te besluiten
het Seine-water aan te voeren van dichtbij het
kasteel van Marlv af. In de Seine werd een
enorme stuwdam aangelegd en geweldige wa
termolens werden daar gebouwd, die nog steeds
de bewondering trokken. Natuurlijk zijn die
thans gemordeniseerd en van motorische kracht
voorzien, dcch aanvankelijk had men een zeer
handig stel van waterporsing bedacht. De
zwaarte van den opgehouden vloed bracht groo
te schepraderen in beweging, die op hun beurt
weer water oppompten tot op de hoogte van
Marly. Daar viel het water in een gemetseld
kanaal, 'n ware aquaduct, dat 't over 't eer
ste dal veerde, waarna het door bulzen stroom
de naar Versailles, tot in het bekende „Gehucht
van Maria Antoinette", waar het nog steeds in
een hooggelegen bekken wordt verzameld.
Da Francine's werkten te Versailles vele ja
ren. Ze maakten eerst de fonteinen gereed aan
den voet van het parterre en in de particuliere
wandeling vau den koning, waar hij schaduw
en verfrissching moest kunnen vinden. Die
laatste groepen fonteinen en cascades waren
bskend als de grotten van Thetys en in 1672
gereed. Drie jaar later waren ook die van de
Encelade klaar, die het beste bewaard zijn ge
bleven, en eik jaar kwamen er weer nieuwe bij
tot in 1673. De werken zijn toen blijkbaar te
duur geworden. De totale aanlegkosten hadden
niet minder dan 40 millioen goudponden ge
kost.
Franciscus Franeine, op wiens naam vooral
de waterwerken van Versailles gesteld zijn,
'vond bij den koning veel dankbaarheid. Niet
alleen was zijn salaris veel hooger dan dat der
kunstenaars die het paleis zelf decoreerden en
wier kunstwerken den rijkdom uitmaken van
het museum en het paleis van Versailles, zoo
als Le Brun, Girardon en Coypel, doch toen
Francine's zoon in het huwclyk trad met de
dochter van Lulli, mocht niet alleen het huwe
lijk gesloten worden in de koninklijke kapel,
doch woonde de koning zelf met den dauphin
en diens echtgenoot© de huwelijksplechtig
heid bij.
Thans is de naam der Francine's vrijwel ver
geten en toch ls het juist op het oogenblik dat
de waterwerken „spelen" dat het lustoord Ver
sailles zijn scharen van tienduizenden trekt.
E. K.
'Is:
-•-'■"P Aw'.\
PRINSES GIOVANNA, de toekomstige koningin
van Bulgarije, in <le straten van Rome
Zoo was 't.
,,Wie kan mij zeggen" vroeg pathetisch de
volksredenaar, wie in de negentiende eeuw 't
meest gedaan heeft om de arbeiders te helpen
opstaan?"
„Ik!" riep een stem uit het gehoor, de uit-
vinder van de wekkerlclok".
Hoewel Boston ver van Hollywood verwijderd
ligt, bevat het onder zijn inwoners toch ook
lieden, die naar 'n beetje roem snakken, die er
alle krachten voor inspannen en desondanks
onbekend en ongenoemd blijven.
Maar toen er 'n tijdje geleden architect
Austin zijn vijf en twintig-jarig ambtsjubileum
vierde, en er te zijner eere een groot diner ge
geven werd, en het oogenblik was aangebro
ken, dat de tafelpresident de binnengekomen
gelukwenschen voorlas, toen las hij daar ook
een uitvoerig, maar oprecht hartelijk gesteld
telegram voor van John. B. Mickelson, een
naam, dio nog niemand gehoord had, de naam
van een man, dien niemand kende.
Eveneens applaudiseerde men eensgezind en
even hartelijk op de woorden des heeren John.
B. Mickelson als op die van den voorzitter van
de kamer van koophandel, den burgemeester,
den wethouder van openbare werken, den voor
zitter van den bond van houthandelaren, idem
van de voreeniging van architecten, aannemers,
timmerlieden, schilders, metselaars etc. etc.
Veertien dagen later werd om een soortge
lijke reden als aan architect Austin, aan den
bekenden Bunniagham, bekend immers om
zijn prachtige stoeterij, een banket aangebo
den en onder de talrijke telegrafische geluk
wenschen kwam er een voor van John. B.
Mickelson. Een paar gasten, die ook het feest
bij den architect hadden meegemaakt, herin
nerden zich den naam, en klapten 'n beetje har
telijker in hun handen, als gold het 'noude
bekende.
De vrienden van Austin, de kennissen van
Bunningham, de nabestaanden van Curek, zij
verzekerden Drive, dat die Bickelson een in
het oog springende persoonlijkheid was, en
daarom liet de rechter het in de krant er bv)
drukken, dat er onder de gelukwenschen, die
hij bij zijn benoeming had mogen ontvangen,
ook die van den bekenden John B. Mickelson
waren geweest.
Intusschen had niemand ooit Mickelson ge
zien. Maar zijn naam werd met Iedere maand
meer populair. Er kon spoedig geen diner, geen
receptie, geen thea, geen begrafenis, geen
stemdag, geen feest, kortom geen officieuse ea
officieele plechtigheid zijn die meer dan 5 perso
nen vereenigden, of de post bracht een geluks
telegram of een passend woord van dien John
B. Bickelson.
En mocht die felecitatie 'n enkelen keer ach-,
terwege blijven, dan werd het feest een schit
terend fiasco, want dan schimpten de men
sehen: ,,Mickelson heeft niet eens gefelici
teerd. Nou, dan is 't feest ock niet zoo veel
bizonders. Dan ls de jubilaris niet, wat we
van 'm gedacht haddenen de stemming
werd tot vriespunt gedrukt
Toen besloot men dien John B. Mickelson
zelf een feest aan te bieden.
Men spoorde zijn adres op, en men ging hem
hooggehoed en gefrakt zoeken en men vond
hem ergens in de buitenwijken van de stad,
op de zesde verdieping van 'n katoenspinnerij:
daar had hij de wacht en hij zat er gebogen over
'n boek.
Nu meent gij, waarde lezer, dat het doel
van den heer John B. Mickelson bereikt was,
en dat de afstand van Boston naar Hollywood
plotseling veel korter was dan vóór het zil
veren ambsjuhileum van architect Austin.
Men noodigde John B. Mickelson op het diner,
dat hem ter eere was aangericht, en omdat
geen der feestredenaars eigenlijk wist, waarom
hü zóó beroemd was. dat men voor hem goed
ging eten, veel drinken en pathetisch of nog
geestloozer ging spreken, daarom zweeg men
van zijn geld, zijn zooveel jaren dienst, ziin
ouderdom en alles, wat bij zulke gelegenheden
betoast wordt, verdiensteloosheden, die gezet
worden in gouden lijsten en prees men in
vage termen zijn bescheidenheid in zijn arbeid
zaamheid.
En op 't moment dat de stapels binnengeko
men telegrammen werden voorgelezen, die van
architect Austin, van Bunningham, van de
weduwe Curek en van rechter Drive, toen rees
bij het telegram van een zekeren Richard M.
Smith, die bij niemand bekend was, opeens de
ster van een nieuwe beroemdheid omhoog, die
de glans van de ster dee beeren John B. Michel-
son verduisterde
Ook geen schitterend menu.
Gelezen in een reclame van een firma, die
specialiseert in:
Ochtend- een Opfokvoer.
„Leveren aan verschillende Klooster-
schole n".
lük verloren was gegaan. Toch begon hij daar
aangekomen zijn verhaal opnieuw.
Het is van het allergrootste belang, dat
ik haar weer op het spoor kom drong hij oij
den stationschef aan, dien hij heel resoluut
had aangeklampt. Ja ziet u, ze is niet erg
non compos mentis zooals wij dat noemen. Le
stationschef wist niet zoo heel zeker, wa; hij
ntet deze uitdrukking bedoelde, maar hij maak
te vooral uit de begeleidende bewegingen op,
dat.de zuster van dezen pseudo-brosr gaeste-
lUk niet erg bij was. HU zei, dat hij zijn best
sou doen.
Ik hen alleen bang mijnheer, voegde hij
er aan toe, dat u niet vlug iemand zult vla.
den, die haar heeft gezien, vooral niet op een
Woensdag, als er zoo'n massa goedkoope fre,-
neu loopen.
Hij keek erg vriendelijk naar het eenvoudig
kleine mannetje, dat er zoo slordig uitzrg
alsof het zich heelemaal in het donker had
aangekleed.
Beaumont had weinig hoop op succes, maai
het geluk, dat hem al dien tijd had gesard,
lachte hem plotseling toe. Hij vond een kruier
die vast en zeker wist, deze dame geholpen te
hebben. Hij beschreef haar als een kort, zenuw
achtig persoontje met verbazend katachtige
manieren. Zij had een heele hoop bagage bij
zich en zei dat iemand op het station haa>- zou
ontmoeten. Het was verbazend druk op het
perron, zei de kruier veelbtteekenend, en of
schoon hij heel wat geld had kunnen verdie
nen door meer bereisde passagiers te helpen
was hij bij haar blijven staan om haar wat op
haar gemak te brengen.
Hoe laat was dat?
Nou, toen het één uur werd zei ze dat er
beslist een vergissing in het spel moest zijn.
Haar vriendin kwam biykbaar niet meer op
dagen, toen zei ik waarom zou u bagage niet
■in het depot brengen, ik zal ze wel even vu.jr
u brengen, neem dan iu de wachtkamer een
sandwich tot uw vriendin misschien met den
lateren trein komt. Ze scheen het met me eens
te zijn, ik droeg het spul dus weg en zij v*r
dween. Ze was naar een bakker geweest mijn-
keer, zei ze en had daar brood en melk gekoeld.
Ja, ja. Ik geloot dat ze al haar geld had be
steed aan haar kaartje. In Ieder geval kon het
by mij niet eens een sixpence lijden. Ik kroeg
niet meer dan wat koper.
Beaumont viel hem opgewonden in de rede-li.
Maak je daar niet druk om. Ik zal wel
zorgen, dat je voor je vriendelijke diensten aan
mijn zuster bewezen behoorlijk schadeloos
wordt gesteld. Maar heb je haar niet terug ziea
komen
Ik niet. V/e hadden het allemaal druk en
ik denk dat zs weer een anderen kruier gevjr
den heeft, want ze zat hier niet meer. Wie dat
geweest is, zou ik niet kunnen vertellen.
Dat is toch verschrikkelijk, jammerde
Beaumont. Zoo vlak by het doel en toch zto
ver er vandaan. Weet je ook of zij nog bagage
meegenomen heeft naar de wachtkamer?
Dat zou ik u niet kunnen zeggen, sir. De
klerk weet er misschien meer van.
Beaumont stopte hem vijfshilling in zijn
hand. De man wist niet waar hü hot had van
verbazing en ging zijn weldoener met vlugge
passen voor naar het bagagedepot. Hier stjnd
iemand een beetje te luieTen.
Zeg eens Percy, zei de kruier, deze miju-
heer is op zoek naar een dame, die hier verie
den Woensdag wat bagage heeft laten staan,
een mensch op leeftijd, in 't zwart, een groo
ten koffer, een platte doos en een hoedendoos
Ik heb het hier zelf gebracht. Weet je dat r.og'.
Percy grinnikte.
Dat zou ik denken. Ik vergeet zoo gauw
niet, wat jij van d'r gezegd hebt.
Anderson keek een beetje sip, maar voordat
hU nog iets kon zeggen, kwam Beaumont al
zenuwachtig tusschen beiden
Dat herinner jij je dus? Dan weet je zeker
ook wel of ze teruggekomen is?
De ambtenaar schudde zijn hoofd.
Ze is niet teruggekomen, sir.
Beaumont stond hem met open mond aa.a te
staren.
Niet teruggekomen?
Neen, sir. Al haar bagage is nog hier. 51/
F. niet waar? Daar staat ze. Ik zei vanmorgen
nog tegen mijn maat, dat je tegenwoordig 'n
rilling over je hart krijgt als je een koffer van
iemand aan moet nemen, nou ze weer pas dat
ltik in den koffer hebben gevonden. Ik vind liet
verschrikkelijk hoor. Ik hoop maar dat er weer
niets zoo iets inzit als we deze openen.
Beaumont slaagde er keurig in om een hui
vering te imlteeren.
Kou toch op, mompelde hij. Hat nieuws
scheen hem hec'.emaal over stuur gebracht te
hebban. Zij kwam dus niet meer terug, fiuis
terde hy. Maar dat is verschrikkelijk. Zij heeft
wel eens last van verstrooidheid legde hij voor
de zooveelste maal uit. Wie weet, waar zij nu
naar toe getrokken is. Heeft ze al haar baga
ge achtergelaten?
Alles behaive die hoedendoos, sir. Die wit
de ze by haar houden, zei ze, omdat er geen
naam op stond. Ze was zeker bang, dat ze an
ders verloren raakte. Het was een van die
glimmende zwarts dingen, dit dat soort dames
altijd onder hun arm dragen U kent ze «s-
ker wel?
Beaumont knikte terneergeslagen.
Ja. Dat hield ze du3 bij zich? Nou ik dank
je wel hoor. Als soms iemand hier naar haar
zou komen vragen en haar bagage wilde <ip-
eischen, wilt u die persoon dan eerst naar
mij zenden, voordat u het afgeeft. Strand 100001
Als ik uitga, zal ik wel een boodschap achter,
laten, waar ik- ben, zoodat ze mij onmiddellijk
kunnen vinden. O, de heele week heb ik n et
kunnen slapen van angst.
Hij schoof een verbazend hooge fooi in de
banden van den ambtenaar en verdween in de
grootste wanhoop. De twee mannen keken el
kaar eens aan en knipoogden.
Ik dacht daar net bij m'n eigen, wat heb
je aan zulke ouwe vrijsters merkte Perev on
met een ruwen lach. Maar nu mogen ze voori
aan i-ederen dag komen, als ze maar zorgen,
dat ze nog een broer hebben, die zijn eigen dim
betaalt aan fooien om te weten te komen waar
zijn gekke zuster uithangt
II
Toen Beaumont naar het kantoor terug keer
de, vond hy het antwoord op zijn telegram. Dit
veroorzaakte grooter verbazing dan zijn ontdek
kingen van miss Ferris' gedragingen. Hy stond
verbluft naar het papier te kijken. Het was ge.
teekend door een bediende uit de Rue Versail
les en vertelde dat monsieur Legrand in het
begin van de maand reeds uit Calais was ver.
trokken en ®A«4 voor begin Juni terug verwaaft!
werd.
Zenuwachtig als een terrier, die een rat heef',
gevonden, stuurde Beaumont een kruier naar
Eaton Square met een brier, waarin hij du
telegram sloot en nam zelf den laatstsn boot
trein, waarmede hij den volgenden morgen
vroeg in Parys hoopte aan te komen. Hij na l
nog een paar uur voordat hij zijn bezoek zou
brengen ar.n de Rue Etranger en besloot om
zijn toestand eens kalm te overzien. Het was
duidelijk, dat Chaumier een speciale rerU-n
moest hebben, om zijn huishoudster om den tuin
te leiden. Was hij naar Calais gekomen om
Ascher te ontmoeten? wilde hy hem daar op
wachten of was er een ander motief? Waarom
zou iemand naar Calais reizen, indien hij var
plan was dsnzrlfden avond reeds terug te so
men? Toen herinnerde hy zich, dat Chaumier
zich had voorgenomen cm tot Donderdagmorgen
te blijven. Dat klcnk erg verdacht en roman
tisch. Als hij den man onder vier oogen te
spreken kon krijgen, zou hij niet rusten, voor
dat hij hem de absolute waarheid had afge
dwongen. Hij belde in de Rue Etranger aan,
zoo vroeg als mar.r mcgelyk was en zag mada
me, dia volkomen in deze burgerlijke omge
ving paste. Haar voeten vielen hard op as.it
parketvloer en ze had iets log majasteus eu w-
rekends over zich. Hij stelde zic.lt voor a
klerk van monsieur Legrand
Monsieur Legrand is toch niet erger h-> -p
ik, zsi ze. Maar hij zag uit het gemak, waarmee
zij die vraag stelde, dat zij niet oprecht was.
Die denkt zeker wat van die erfenis bin
nen te scharrelen, dacht hij geslepen en hy urn.
woordda:
Neen, madame, ik kan u tot mijn vreug
de vertellen dat hy heel wat beter is. Hij wil
zelfs voor een paar weken vacantie nemen,
maar hij heeft me verzocht om voor zijn vei tick
enkele details niet monsieur Chaumier te re
geien. Ik zal miinheer geeD twee minuten od
houden.
Hij is erg ziek geweest, zei madame. De
dokter wil nog niet dat hij al uitgaat.
Dat spyt me verschrikkelijk. Monsieur
Legrand vertelde me verleden week al, lat
mijnheer verre van lekker was. Hij heeft zich
zeker overwerkt?
Dat scheen ze met hem eens te zijn, maar erg
hartelijk klonk dat niet
Ik zal even tegen mijn man vertellen,
dat u hier bent, zei ze. Vijf minuten later liet
een bediende Beaumont In monsieur Chau-
mier's studeervertrek.
De Fransche advocaat was ditmaal heele
maal gekleed, maar hij verwachtte blykbaar
slecht nieuws, want heel zijn manier van op
treden was zenuwachtig en arrogant.
Komt u van monsieur Legrand?
Neen, my n li eer. Ik ben een Engelsche de-
tectieve. Ik kom om het verhaal dat u enkele
dagen geleden aan monsieur Lestrange hebt
gedaan aan een nader onderzoek te onderwer
pen. U treft het niet erg, dat monsieur Le
grand heelemaal niet thuis geweest is.
Chaumier liet een vloek ontsnappen, Beau
mont schonk hier echter geen aandacht aan.
De man maakte zijn droge lippen nat en zijn
groote plompe handen rustten zwaar op zijn
bureau.
Eh bien? Wat zou dat?
Ik wilde u dit maar zeggen, mijnheer. In
dien een onderdeel van een document valsch
is, bestaat de mogelijkheid, dat heel het docu
ment valsch is. Tot nu toe hebben wij geen en
kel onderdeel van uw verklaringen betreffende
uw verblijf te Calais aan de waarheid kunnen
toetsen. Wy zijn dus verplicht u te verzoe
ken ons mede te deelon, om welke reden u
daar heen ging. U moet toch een reden gehad
hebben. Een man reist niet voor zijn genoegen
vier uur in een trein?
Chaumier bleef een heeler. tijd zwijgen. Hij
klapte telkens zy'n handen open en dicht. Hij
scheen mat zijn positie geen raad te weten.
Tenslotte vroeg Beaumont tamelijk vrien
delijk?
Moest u er misschien een dame ont
moeten?
De man lichtte verschrikt zijn hoofd op. In
dien hij den moordenaar van sir Hector
Ascher geweest wa3, had hij moeilijk wilder
uit zijn ocgen kunnen zien.
Ben je van plan omdat allemaal in jullie
vervloekte kranten te zetten? vroeg Chaumier
brutaal.
Neen, mijnheer, indien het megel'jk is
niet. De reet hangt van u af U ging dus om
daar een dame te untmueten? Hoe lang bent
u er nu gebleven? (Wordt vervolflH