HET
VAM
ST.
JARIG BESTAAN DER PAROCHIE
ANTONIUS ABT TE DELFSHAVEN.
mêéèbê
MAANDAG 27 OCTOBER 1930
1730 28 OCTOBER 1930.
f-V-
massale toren van de nieuwe Sint Antonius-Abt-kerk9 door
Kropholler aan de Jan Kruyffstraat gebouwd.
De geschiedenis van de Katholieke gemeen
schap te Delfshaven begint nog vóór er een
Delfshaven is. als Claes die Vriese met
's graven consent omstreeks het midden der
dertiende eeuw een „uytlant" bedijkt beeft en
het ambaoht Schoonderloo heeft doen ontstaan.
Omtrent 1270 is er al een priester van Schoon
derloo. Er modT dan een gehucht van dien
naam ontstaan zijn, misschien wat hutten van
Poldergasten, met een kerkje in hun midden.
Anderhalve "eeuw later graaft de stad Delft
niet consent van hertog Aelbrecht van Beieren
zich een uitweg naar de Maas en nauwelijks
hebben zich daar de eerste varensgasten neer-
gezet, of het stadsbestuur richt op zijn nieuwe
haven een kapel op „ter eere Gods, van zijn
Lieve Moeder Maria en den heiligen Antonius".
In 1417 wordt de patriarch met het varken
aan zijn voeten de beschermer van het haring-
Pn ieneverstadje, dat zich daar om zijn kapel
Z:l' ontwikkelen. Het zouden dus niet twee,
Inaar dan vijf eeuwen zijn, waarin de Delfs
toven,.^ Katholieken geleefd hadden in zijn
sc mtse, indien alles vlot verloopen was. De
er vorming bracht ook hier de kink in den
"abel. in 1574 installeerde zich Öe eerste
ei-vormde predikant in de Antoniuskapel,
de
pastoor in de rij,
Laurens van Rhern-
men, bracht in zijn
37-jarig pastoraat
tevens de ruïne
over de statie. Hij
koos. de partij van
de Utrechtscihe
scheurmakers en
erkende in 1723
den gekozen aarts
bisschop. In 1729
stierf hij en nu be
noemde de schis
matieke aartsbis -
schop een uitge
weken Vlaamsóhen
priester tot zijn op
volger. Dit werd
het sein voor een
opstand in de Ka
tholieke gemeen -
schap, verdeeld in
twee partijen van
ongelijke sterkte.
Aan den eenen
kant stond een
groepje, dat het
met Utrecht hield,
aan den anderen
kant de groote
meerderheiddie
slechts van Rome
heil bleef ver
wachten. Maar het
is gegaan als over-
al eldersde
Utrechtsch - gezin -
minderheid had de kerk en hield ze. De
Pastoor F. C. van Beukering, naar een
teekening van Toorop.
ha dat de Schoonderloosche kerk al twee jaar
I6 voren in vlammen was opgegaan.
Honderd jaar moest het duren, eer weer de
6erste priester, Erasmus van den Broeck, zich
schuchter waagde in Delfshaven. Hij en drie
opvolgers hebben in de verborgenheid, beloerd
door achterdochtige predikanten en ouder
lingen, getracht te herwinnen, wat verloren
ivas, en te behouden wat nieuw aankwam.
Het schijnt wel meest een immigranten-
contingent geweest te zijn, dat hun statie
vormde, die spoedig vaste woonplaats kreeg
achter de huizen op den hoek van de Lange
Dijkstraat en de Achterhaven. De vierde
hand der Delftsche overheid was boven haar
hoofd, al heeft het taai verzet van de trouw-
gebleven Katholieken ten minste het ergste
belet: gewetensdwang.
Het had in de macht van de Delftsche regee
ring gestaan den Katholieken te beletten een
eigen kerk te bouwen. Dat ze het niet gedaan
heeft, is, hopen wij, niet alleen het gevolg van
bevredigde baatzucht, misschien ook van zeker
gevoel voor recht en billijkheid. Ondanks de
protesten van den hervormden kerkeraad, die
waarschuwde tegen het toelaten van een
Jesuietsgezinden priester, consenteerden de
achtbare Heeren in den zomer van 1730, dat
hun stadskastelein de behulpzame hand zou
bieden om een accoord tot stand te brengen.
Het accoord was er een, dat den tijd teekent.
De scheurmakers hielden de kerk, maar ston
den toe, dat de Katholieken tegen betaling van
238 gulden een nieuwe kerk mochten oprichten
tegen den achtermuur der prijsgegeven kerk.
„Den 28sten Augustus", aldus leert het doop
boek. dat de nieuwe katholieke pastoor aan
legde, „heeft de Roomscihe gemeente van
Delfshaven beginnen op te bouwen een nieuwe
kerk, in de welke den 28en Octobris 1730
d'eerste maal gekerkt is van mij Henricus
Franciscus Cock, Roomsch Priester en Pastoor
aldaar". Deze, gelukkig zeer nauwkeurige, aan-
teekening is het officieele geboortebewijs van
de parochie van Sint Antonius Abt, die sinds
dien onafgebroken heeft voortbestaan en dus
Dinsdag den 28en October a.s. haar 200-jarig
bestaan viert.
Twee eeuwen zielzorg, achtereenvolgens uit
geoefend in vijf kerkgebouwen en door achttien
pastooi s, vormen een geheel, dat in geen
vluchtig overzicht is samen te vatten. De dezer
dagen te Haarlem bij A. Coebergh verschenen
Geschiedenis van Katholiek Delfshaven geeft
het verhaal er van in bijzonderheden. In dit
artikel kunnen maar enkele trekken geteekeod
en een paar voorname persoonlijkheden ge
noemd worden.
Van 28 October 1730 tot 17 April 1782 heeft
het schuilkerfcje in de Compagniestraat dienst
gedaan. Het moet wel een schamel gebouwtje
geweest zijn, want de kosten van opbouw en
inrichting schijnen de som van 1250 niet
te boven gegaan te zijn. Dit bedrag tenminste
leenden de kerkbezorgers tegen 3'A pet. van den
Rotterdamschen bankier Joan Osy. De schare,
die er samenkwam, heeft grootendeels uit
kleine luyden bestaan, arbeiders, werkzaam
in de steeds talrijker wordende fabrieken, waar
van de Delfshavensche geschiedschrijver F. J.
Kleijn, ons de lijst opgeeft. Het was een
eigenaardig stadje, dat achttiende-eeuwsche
Delfshaven. De bevolking leefde er samen
gedrongen tussdhen en langs de beide havens,
die nog tegenwoordig hun oude schilder
achtigheid vrijwel ongerept bewaard hebben.
Als haring en jenever echt-Hollandsche pro
ducten zijn, dan is Delfshaven het type van
een Hollandsch stadje geweest. Tot in het mid
den der 17de eeuw is het voornamelijk de
haring, die de bevolking werk en brood geeft.
Haringvissclier is ook nog die Arien Arents-
zoon de Lange, die den eersten schuilpastoor
Erasmus van den Broeck in 1670 in zijn huis
opneemt. Maar dan is de haringvangst al in
de decadentie en gaat Delfshaven zich ont
wikkelen tot het industrie-stadje, dat het in de
18de en de 19de eeuw in de eerste plaats zou
wezen.
Na 1700 komt vooral het brandersbedrijf op.
Met Weesp, Schiedam en Rotterdam is Delfs
haven in de 18de eeuw een belangrijk jenever
centrum. Het is geen Roomsch kapitaal, waar
mee het bedrijf wordt Uitgeoefend. Onder de
18de-eeuwsche branders van Delfshaven komt
geen enkele Katholiek voor. Terwijl Delfshaven
bloeit, dank zij de jenever, is de Katholieke
statie bijna een verzameling armlastigen. De
élite wordt gevormd door één notabel geslacht
en een klein getal wat
beter gesitueerde ne
ringdoenden: een paar
herbergiers als» de be
roemde Cornells Coec
bergh, een smid, een
barbier.
De notabele familie
is het scheepsbouwers
geslacht De Hoog. Af
komstig uit Geertruiden-
berg, stichtte Bastiaan
de Hoog omstreeks
1730 zijn scheepswerf
aan de Buizenwaal en
wat er ook in twee
eeuwen vergaan is,
hun oude werf is er
nog te vinden en nog
steeds is de familie ge
bleven. Met de parochie
kan ook dit stoere
seheepsbouwersgesladht
jubileeren. De achttien
de eeuwsche De Hoogen
waren, als de grootste
scheepsbouwers van het
stadje, mannen van aan
zien, wier geloof het Het wapen der voormalige gemeente Deljs1862) is de Katholieke
eenige was, dat hun be- hamn (haring cn korenaar) op 't politie- gemeenschap gestadig
lette mee te regeeren rrj, in getal gegroeid. Na
over het half-zelfstan- bureau Aelbrechtskolk. jaren armoede vertoont
over de bevolking zooveel ellende gebracht, dat
de uitredding van 1813 wel nergens geestdrif
tiger gevierd kan zijn dan te Delfshaven. Ook
na 1813 waren de nijpende zorgen niet van de
baan. Allereerst begon de kerk na dertig jaren
dienst zulke gebreken te vertoonen dat het
plaatselijk bestuur met sluiting dreigde. De
uitgeputte kerkekas liet echter geen uitgaven
toe een pas nadat koning Willem I een sub
sidie van 2000 gulden had verleend, kon de
kerk door den Rotter
damschen timmerman
Hendrik Dekker ge
repareerd worden. In
derdaad heeft deze dege
lijk werk geleverd; de
kerk werd tot 1863 als
zoodanig gebruikt, ver
volgens aan de gemeen
te verkocht en diende
tot 1909 als openbare
school. De meeste Delfs-
havenaars herinneren
zich nog het langge
rekte gebouw, dat veel
op een groote stalling
geleek, aan den voet van
den dijk, vlak vóór de
huidige Lage Erfbrug.
Onder de pastoors H.
F. Haohten (1782
1808), A. H. van Pelder
(1808—1835, tot dusver
het langste pastoraat).
H. van der Meijden
(1835—1847), H. J. Zan
ders (1847—1856) en J.
G. van Maaseland (1856
dige Delfshaven. Zij
maken altijd-door den indruk van gecultiveerde
eenzelvigheid. Zij sluiten zich hooghartig op
in hun isolement. Par droit de naissance zijn
ze kerkmeester, van vader op zoon, maar zij
blijven buiten de Katholieke gemeenschap, met
wie ze alleen contact hebben door hun onbe
perkte, maar grauwend en snauwend beoefende
milddadigheid.
In het midden der 19de eeuw schijnt hun
autocratisch zelfbewustzijn zich in het isole
ment vast te werken. Het herstel der kerkelijke
hiërarchie brengt andere machtsverhoudingen
de statie onder den
ijverigen pastoor Van der Meijden de eerste
vleugen van stoffelijken vooruitgang. Het
proces hangt samen met de herleving van Deifs-
havens oude industrie, het brandersbedrijf. In
tegenstelling tot den lSde-eeuwschen toestand
zien we nu ook Katholieke families het bedrijf
ter hand nemen en weldra nemen een Van der
Valk, een Winkelman, een Van der Vloodt, een
Rademaikers, een sociaal-vooraanstaande plaats
in. Zoo wordt het dan omstreeks 1850 wensche-
lijk en mogelijk plannen voor nieuwen kerk
bouw te beramen. Hoe het een lange lijdens-
cjooLHAven
l.SCHOOMDERLOOSCMË KERK.
2..5.AMTOMIU5KERK O.D. KOLK.
3.SCHUILKERK LANGE DIJKSTR.
4. ID. COMPACrNIE5TR,
5. GR0ENErinAAL5ÓHE KERK.
6.HAVEN5TRAATOCHE KERK.
7. NOODKERK J. KRUYFEPTC.,
Ö.NIEUWE KERK.
hen interieurskiek van de tegenwoordige, aan de eischen van den eeredienst zoo
volkomen beantwoordende kerk.
IPaar in den loop der eeuwen de Katholieke gemeenschap van Delfshaven ter kerke
ging.
en ook andere normen voor het bekleeden van
kerkelijke functies. Hun plaats wordt inge
nomen door een nieuw-aangekomene, den land
bouwer Jacobus van de Valk, die, rijk en mild
dadig als de De Hoogen van ouds, èn warm
zou meeleven met het wel en wee van Delfs
haven, dat hem raadslid en wethouder maakte,
èn in een sohoone practijk het geloof tot
stichtend voorbeeld van anderen zou beleven.
Pas tegen het eind van de 18de eeuw schijnt
er toekomst te komen voor de chronisch-nood-
lijdende statie. Zes pastoors hebben haar
achtereenvolgens bediend. Van de eerste drie
is het twijfelachtig of hun bediening de statie
goed gedaan heeft, maar daarna volgen er drie,
de pastoors Meyers. Bono en Tulk, wier werk
rijke vruchten gedragen moet hebben. De beste
van ben is stellig Joannes Petrus Meyers, die
van 1740 tot 1758 de armoede der statie held
haftig deelde en wiens zelfverloochening zóó
ver ging, ,dat bij gedwongen moest worden om
een beter pastoraat te aanvaarden. Hij nam den
bedelstaf op om te Rotterdam steun te zoeken
bij de notabele Katholieken voor zijn altijd
leege kerk- en armenkas. Ook stichtte hij een
fonds, waartoe elke parochiaan, „die het kon
doen", wekelijks een stuiver bijdrpeg, ten einde
te geraken tot den bouw van een betere kerk.
Eerst in 1780 was het fonds zoover ge
vorderd, dat pastoor C. Tulk een stuk gronds
durfde koopen, gelegen aan den Groenendaal,
d.i. de nu verdwenen Beneden-Havenstraat.
Een leening van 12 ooo gulden bracht de gel
den voor den kerkbouw cn den 17en April 1782
kon de aartspriester Aymericus van de
Capelle de nieuwe kerk inwijden. De bekende
orator, later vooral als Jacobijnsch-gezinde
tinnegieter vermaard geworden, Michael Wit-
bols. Rotterdammer van geboorte en een volle
neef van den al te zeer vergeten onderwijs
pionier Hendrik Backers, hield een feestpreek
als een fanfare en vertolkte In zijn bruisende
rbetorlek zeer waarschijnlijk de geestdrift,
waarmee de Katholieke Delfshavenaars uit de
catacomben van Lange Dijkstraat en Com
pagniestraat optrokken naar liet licht.
Ben schaduw werd helaas over het feest
geworpen door de ziekte en den spoedig ge
volgden dood van pastoor Tulk.
Dat het in den Groenendaal voorloopig nog
geen boter tot den boom kon zijn begrijpen
we als we bedenken, boe kort daarna de om
wenteling gekomen is en de benarde Franscke
tijd. Zwaar heeft het industriestadje vooral
onder Napoleon 'geleden. Wel dankte Delfshaven
de definitieve zelfstandigheid als gemeente
aan denzelfdon keizer, maar zijn politiek heeft
geschiedenis moest worden, een driemaal mis
lukt pogen, eer eindelijk in 1862 de grond ver
kregen werd tussclien Havenstraat en Buizen
waal, waaróp de nog altijd overeind-staande
foeileelijke waterstaatskerk van Sdhreijer zou
verrijzen, kan in dit bestek niet uiteengezet
worden. Tegenkanting van buiten de April
beweging speelt den DelMiavenschen Katho
lieken parten onberaden drift van den
onevenwichtigen pastoor Maaseland, verdeeld
heid tussdhen kerkmeesters met oude regenten
allures en last not least noodlottige los
lippigheid van een kerkmeestersvrouw, dit alles
samen biedt de stof voor een dorpsnovelle,
waartoe de gegevens voor wie er roeping tot
schrijven gevoelt bijeen te vinden zijn in de
straks genoemde „Geschiedenis". De eigenlijke
bouwheer van de Havenstraatsohe keiik was
de merkwaardige pastoor Steemvoorden, die in
zijn tweejarig pastoraat (18621864), als een
verfrisschende onweersbui op het warrig Delfs
haven losgelaten, bevrijdend en opbouwend
werk heeft verricht. Den 19en October 1863
consacreerde bisschop Wilmer de nieuwe kerk.
Achtereenvolgens hebben in dit derde kerk
gebouw der herstelde statie de pastoors C. T.
Termaat (18641879), F. J. P. van Etten (1879
1888), J. R. Brouwer (18881896), J. B. Bur
gers (1S961907), J. B. van der Berg (1907
1909) en F. C. van Beukering, aanvankelijk
door een en ten slotte door drie kapelaans
gesteund de zielzorg uitgeoefend. Van dezen
hebben de eerste twee onder de gelukkigste
omstandigheden gewerkt: zij hebben tot den
bloei der parochie, dank zij den stoffelijken
steun van tal van welgestelde parochianen,
zeer veel kunnen bijdragen, al overtrof pastoor
Termaat door zijn gelukkige sociale zorgen
zijn opvolger, den geleerden asceet Van Etten,
op zijn ouden dag Augustijn geworden, ook ver
in practische geschiktheid voor een moeilijke
parochie als Delfshaven zeker was. Na pastoor
Van Etten geraakt de Delfshavensche samen
leving in een staat van ontbinding. De oude
jeneverindustrie gaat ten gronde, tal van ge
zeten families verarmen, kerk- en armbestuur
kampen met stijgende tekorten. Vooral de tot
tobben geneigde pastoor Burgers heeft daar
onder ernsfïg geleden.
Eerst toen Rotterdam, waartoe Delfshaven
sinds 1886 behoorde, zich zoover uitgebreid
had, dat het de oude kern van Delfshaven
kwam in te sluiten kreeg de parochie, die door
de oprichting der St. Josefskerk (1869) en de
St. Elisabethskerk (1904) aanzienlijk ingekrom
pen was, een geheel ander karakter en een
nieuwe toekomst.
Het is de taak geworden van den in 1909
aangestelden pastoor F. C. van Beukering dezen
moeilijken overgang te leiden. De Havenstraat
sohe waterstaatsikerk kon den aap was der be
volking niet langer bergen en als de noodlottige
wereldoorlog niet gekomen was, zou reeds tien
jaar vroeger dan nn een groote nieuwe kerk
aan de Jan Kruyffstraat verrezen zijn. Nu
drong de nood tot een tijdelijke voorziening.
Kerstmis 1918 verhuisde de parochie naar de
nog overeind-staande noodkerk in de Jan
Kruyffstraat. Nadat eerst nog twee belangrijke
splitsingen der parochie voltrokken waren bij
de stichting der St. Nicolaas- en der St. Wil-
lebrordskerk, kon eindelijk op Palmzondag van
dit jubeljaar de nieuwe kerk van Kropholler
door Mgr. Aengenent geconsacreerd worden.
Van het hedendaagsch Delfshaven is even
veel te vertellen als van andere groote parochies
aan de buitenkanten der staag-groeieude ste
den.
Gegroeid in tal en last, In de laatste zestig
jaren viermaal gesplitst, heeft ze alle bezwaren
van een snellen wasdom in ruime mate mee
gemaakt, vooral doordat haar groote expansie
immers juist tijdens en kort na den wereld
oorlog plaats vond. Aan godsdienstige en sociale
vereenlglngen is de parochie rijk. In patronaten
en schoolcomplexen 'belichaamde ze haar moei
zame zorgen voor het behoud der jeugd en nog
is de groote kerkbouw nauwelijks voltooid, of
het mooie Krophollercentrum wordt afgerond
met een nieuwe bewaarschool. Het sociale werk
laat ook hier den zielzorgers geen rust. Na den
oud-gezellenpraeses Van Adriehem en den helaas
al overleden journalist geworden kapelaan Van
Reysen i,s het vooral kapelaan Spoorman,
nu al aan zijn tweede pastoraat bezig dien
de Delfshavenaars zich niet anders kunnen
voorstellen dan omringd door opgroeiende of
opgegroeide beschermelingen, aan wier belan
gen hij zich dag en nacht wijdde. En ook de
tegenwoordige kapelaans behooren tot dat slag
van groote-stadsgeestelijken, wier werkdag spot
met moderne wetseischen.
Er zou veel te roemen zijn op het Delfshaven
van vandaag. Ik kan echter slechts verwijlen
bij de twee grootste merkwaardigheden van de
tegenwoordige parochie: haar pastoor en haar
kerk. Haar pastoor: een man van Internationa
len naam, die zijn bewonderaars telt in Vlaan
deren, Duitschland, Engeland, tot in Amerika
toe. Zooals Toorop hem teekende aan den voor
avond van zijn pastoraat, een veertiger inet
wakkere geestige oogen, door horstels over-
brauwd, zoo heeft hij zich aan Delfshaven ge
geven om een nieuwen tijd te openen voor de
parochie en voor stad en land. Daar heeft hij
zijn getrouwen in congregatie, leering, onder
richting en pa-eek opgeleid in de school van
Pius X tot het daadwerkelijk deelnemen aan
de offerande. „Waar in Nederland", hebben wij
wijlen Deken Bosman booren vragen op een
liturgischen dag, „is het ideaal zoo zeer tot
werkelijkheid geworden als in Delfshaven?"
Hier zijn sdboone .idealen practische daden
geworden en hebben kunst en kennis de gods
vrucht in redelijke vormen belichaamd. Hoe
systematisch hier het herstelproces is uitge
voerd, daarvan kan één Delfshavensche Hoog
mis ons overtuigen.
Laat het dan als een beproefde Christelijke
De patroon der parochie, St. Antonius
Abt, een beeld van J. Th. Stracke, dat zich
in de leegstaande noodkerk aan de Jan
Kruyffstraat bevindt.
gewoonte zijn van de dooden het kwaad en
van de levenden het goed te verzwijgen, wie
boven de middelmaat uitsteekt, heeft berichts
genoeg te verduren om voor lof als blaam
ongevoelig te worden. Encyclopaedic van litur
gische kennis gebaseerd op levenslange
historiestudie en twintig Jaren experimentee-
renide practijk, is de tegenwoordige pastoor van
Delfshaven de gevierde conferencier op liturgi
sche congressen geworden, wien men het alleen
maar kwalijk neemt, dat hij niet reeds lang
dot handboek voor de practijk van den eere
dienst heeft geschreven, waarvan hij de hoofd
stukken achtereenvolgens zoo klaar en vol
fijnen humor heeft behandeld. Zoovelen, die
boeken schrijven of lezingen houden, hebben
hem geraadpleegd en gevraagd of onge
vraagd geplunderd, dat het niet te henade
ren is, hoeveel er van zijn opbouwend werk
al literatuur en practijk geworden is.
Was hij geboren voor den leerstoel, zooals
mij eens een pastoor zeide, dan is er toch niets
verloren gegaan, nu zijn professoraat honoris
causa school maakte. En de Delfshavenaars
kunnen zich gelukkig prijzen, dat hij altijd
hun pastoor is gebleven. Zestig jaar oud, ver
keert hij in de gelukkige omstandigheid, dat
hij alle onderscheidingen nog te wachten heeft
en zijn schoon levenswerk er staat: de kloeke
aan de eischen van den eeredienst zoo volkomen
beantwoordende kerk van Kropholler, die met
den naam van den bouwmeester ook den zijnen
zal doen voortleven, rijpe vrucht van beider
innige samenwerking als ze is.
L. J. ROGIER.
De oud-wethouder-kerkmeester Jacobus
van der Valk.
ITat nog denken doet aan het oude haring- en jenever stad je, dat Delfshaven in vroeger eeuwen wasde Aelbrechtskolk met
de, oude Katholieke, tegenwoordige Hervormde kerk.