HARMONIE. DINSDAG 28 OCTBER 1930 ALLERHEILIGEN. MODEPRAATJES. DE EUCHARISTISCHE KRUISTOCHT IN BRABANT. DE MIJNRAMP TE ALSDORF. Pi DURE HOEDJES. Lloe bij afwezigheid de planten verzorgd HANDWERK-ssRUBRIEK. Ifaakjjatrooin. voor een sprei. DE KRANT EN DE SAMENLEVING ROSARIUM. VOOR DE LANGE AVONDEN. Geem schilders ©m toch een schilderij. RECEPT VOOR FOSCO. Correspondentie. ijciiiii De komende dagen van 1 en 2 Nov. bren gen on3 wel twee kerinneringsdagen, wier con trast zoozeer verschilt als dag en nacht. Allerheiligen, het blijde jubelfeest ter eere van alle Gods lieve Heiligen; Allerzielen, droef heid en rouw, boete en tranen van hen, die wel licht nog in de louterende vlammen vertoeven, snakkend naar het uur hunner verlossing. De instelling van het Allerheiligenfeest dag- teekent uit den tijd van Paus Bonifacius IV, die in het begin van de 7e eeuw leefde, en den •wereldberoemden tempel, het Pantheon gehee- ten, plechtig aan den éénen waren God toe wijdde. Toen de Romeinsche keizers het Christendom omhelsd hadden, vaardigden zij wetten uit tegen de afgoderij en lieten de meeste tempels afbreken, slechts die, welke als gedenkteeken der oude kunst verdienden bewaard te blijven, ontgingen het lot. Zoo bleef ook het Pantheon gespaard. Paus Bonifacius wijdde het den éénen waren God toe, onder de bijzondere aanroeping der H. Maagd, en alle H.H. Martelaren. Ofschoon bij deze plechtigheid in den strikten zin des woords niet van alle Heiligen tezamen sprake is, wordt zij toch als eerste aanleiding tot het Instellen van het Allerheiligenfeest beschouwd. Dit laatste geschiedde eerst door Paus Grego- rius IV in 847 en op zijn verzoek vaardigde keizer Lodewijk de zachtmoedige, een bevel schrift uit, waarbij de plechtige viering van dien dag, in de gansche uitgestrektheid van zijn rijk werd bevolen. Tot zoover de historische beteekenis. Maar hoe oneindig groot is voor ons, Katho lieken, deze dag in zijn heilige en blijde betee kenis. Wij kennen het toch alle, het gezegde: Ieder heilige zijn kaarsje. En, waar dit in 't maatschappelijk leven daarop zinspeelt, dat Ieder recht heeft op wat hem toekomt, is het verband niet moeilijk te vinden. Wij allen b >ben groote devotie tot de H. Maagd, St. Jozef, de kleine H. Theresia, en zoovele anderen. Innig is onze godsvrucht tot het Goddelijk Hart van Jesus, vurig onze ver eering tot den H. Antonius, H. Aloysius, H. Gerardus Majella. O, er zijn er zoovelen, tot wie speciaal onze gebeden en vereering uit gaan. Maar wat de H. Kerk bedoelt met het feest van Allerheiligen, is ook nog iets anders. Niet dat er anders Heiligen zijn, die anders minder geëerd, minder aangeroepen worden. Neen, onze Moeder de H. Kerk, wil ons dien dag speciaal erop wijzen, hoe gansch een hemel, vervuld is. van Heiligen, die eenmaal menschen waren ais wij, die leden en streden, die kampten met slechte begeerten en harts tochten, die vielen en opstonden, die toch ondanks bekoring en zwakheden, den palm der eindoverwinning, de zegekroon behaalden. Naast God en de bijzonder vereerde Heiligen, gaat tot hen dien dag onze hulde, voor hen onze jubelzangen, onze kaarsen, onze gebeden. Hoevelen zullen er niet zijn, die dien dag heseffen welk een Heilige voorspraak zij in den hemel bezitten, een kind rein als de Enge len, een vader, een moeder, die als eenvoudige menschen in plichtsbetrachting en liefde, leef den en misschien na korte loutering ter eeuwige Vreugde gingen. Dien dag mogen wij ons verdiepen, in de oneindige weelden en geneugten die God be looft heeft aan wie Hem dienen. Op alle wij zen mogen wij ons de glorie, het onmetelijk geluk Indenken, ons versterkend met de weten schap, dat ook wij dat met Gods hulpe kunnen bereiken. Zij iedere dag Gode gewijd, waardoor iedere daad, iedere handeling, ja de geringste zucht als een sport vorme op die onafzienbare ladder iWaarlangs wij eens ten hemel hopen te stijgen. Maar laten wij dan dien dag, Alle Heiligen om hulp en bijstand smeeken, dat zij onze goede voornemens zegenen, ons helpen, alles te vol brengen, wat God en Zijne wet van ons verlan gen. Juichen wij volmondig het „Laudate" dank baar om de eindelooze, eeuwige zaligheid door God aan hen geschonken. HELLENEN. PARIJS, 21 October. Sedert het voorjaar, toen de tailleur nieuwe triomfen begon te vieren, zijn de blouses uiter aard ook een belangrijke rol bij ons toilet gaan epellen. En ook nu in den herfst hebben zij zich nog steeds gehandhaafd. Ze worden nog altijd graag gedragen onder een practisch ensemble van zwart velours bijv., of onder een molligen bontmantel. Voor de ochtenduren geeft men vooral voor keur aan blouses van het Chemisier-genre met een klein plastron en een neergeslagen col van dun effen, of fantaisie jersev- de-laine. Voor de overige uren van den dag komen meer elegante modellen in aanmerking. Bij deze laatste model len ziet men haast uit sluitend blouses, die over den rok worden gedra gen de blouses, die in den rok vallen, blijven meestal voor de ochtend uren gereserveerd. De meer elegante blouses hc'nben dus over het alge meen een korten, gegolf- den schoot enkele heb ben zelfs het aspect van tunieken, langer, of korter over den rok vallend. Voor dit genre komen als stoffen in aan merking: crêpe-de-chine, crêpe-satin, marocaln en georgette; voor blouses in het tuniek-genre leent lamé zich prachtig. Crêpe-de-chine blijft de klassieke stof, die ook voor de heel eenvoudige modellen uit stekend kan worden toegepast. Ook voor de bovenste blouse van de hiernaast weergegeven modellen kan men deze stof gebruiken; het is een witte chemisier blouse met gepüsseerd plas tron en een kleine garneering van geokerde kant. Het tweede model is van het meer elegante genre het is van havana crêpe-satin met een schoot en ceintuur van dezelfde stof, gesloten met een metalen gesp. De blouse is gegar neerd met nervures en een plissé-strookje, dat bals en manchetten omzoomt. Bij een ensem ble van kastanje laken of fluweel zal de blouse fcMglg kleeden, Wij zijn tegenwoordig zoo verwend met plaat jes en kiekjes, dat 't geen wonder is, zoo er eens iets aan onze aandacht zou ontsnappen. Wij hooren zooveel van bonden, patronaten, jeugdleidinigen, en meestal zoo wij er niet di rect in zitten, gaat 't langs velen heen. Maai* wat dezer dagen te Tilburg geschiedde, en volgens ooggetuigen zoo ontroerend mooi was, mogen wij nog wel eens even herhalen. Er zulen nog wel vrouwen en meisjeszijn ook mannen en jongelui, die er wel iets van hoorden, maar niet opnamen en eens goed be seften, welk een prachtige daad daar gesteld Is. Mgr. Diepen dé Bisschop van den Bosch, wijdde te Tilburg het Tweede E. K. Huis in. Het E. K. Huis Wat wil dat zeggen. Het tehuis voor werkende jonge meisjes, vooral fabrieksmeisjes, kantoonmeisjes winkel meisjes enz. Maar een tehuis dat als het hoofd kwartier is voor de jonge schare van echt bra ve, dappere kinderen, die een waren kruistocht willen voeren voor hun Hoogheilig Eucharis tisch bezit, voor hun Christus Koning, 'n Oogen- tuige, Tilburgenaar, trotsch en fier op wat „onze durske's toch maar aandurven" vertelt hoe treffend mooi dat defile, die inzegening waren. Flinke frissche knappe jonge dingen, sterk en gestaald door goed begrepen sport, gezonde zielen, gezonde lichamen, met de tinteling van geestdrift en bloeiend idealisme in de oogen, een blos van strijdlust op de wangen, van een strijdlust, voor het goeie, het mooie, het edele Wat rector Manders, kapelaan van Oirsckot, in stilte voorbereid en volbracht, briedde zich zoo uit, dat nu gisteren, een grootscke mani festatie kou worden gegeven. Zustervereenigingen, kwamen assisteeren, Wat moet er in die jonge harten zijn omge gaan De plechtige pontificale Inzegening, dien eed van trouw afgelegd, met de hand op het vaan del. O, 't zijn geen koele phrase's, geen uiter lijk vertoon. De jonge harten als was in de handen der lei ders, zoo vatbaar voor Indrukken, zoo licht be smeurd, maar a, zoo angstig voor die smetten. En die angst, die vrees, die wankelmoedigheid, zijn nu omgezet in een durf, een wil, een geest drift, ten goede. „Ce que femme veut, Dieu ie veut". Dat hebben zij begrepen, en daar zit haar kracht. In de teedere zwakheid harer vrouwelijkheid, die slechts als een beschuttend schild hare sluimerende wil en strijdkracht beschut, tot de ure van ingrijpen daar is. Vrouwelijke zachtheid en teederheid behou den die innerlijkj machten ,tot ze groot en vol wassen zijn om naar buiten uit te gaan en dan zaJ de wereld verstomd staan, over de macht der vrouw, de macht der liefde, de macht der deugd. Dat kweekt, dat wil, dat beoogt de beweging van den Eucharistischen Kruistocht. De fabrieksmeisjes, zij vooral, dikwijls arme kinderen, verwaarloosd opgegroeid, aan zich zelve overgelaten, om het tuintje van eigen gemoeds- en zieleleven, te verzorgen, een grond die alles kan en wil- opnemen, ten goede en soms ten kwade. Er zijn zulke pracht-karakters, onder, geboren leidsters, geboren heldinnen van deugd. Pastoor van Mulukom, die eenmaal het ge schriftje gaf „Hoog tijd voor het arbeidende meisje, heeft 't zoo fijn doorvoeld, zoo begrepen en aangegrepen, het lot, de bestemming, de groote mogelijkheden tot deugd en geluk, die het jonge arbeidstertje- in zich bevat. Waar wij nog nader op dit praohtwerk der rijpere jeugd willen ingaan, om het des te meer te doen kennen en waardeeren, willen wij voor heden eindigen met een geluk- en zegenbede voor die nieuwe Jeanne d'Arc volgelingen. God wil het „Te Wapen". Maar een „Te Wapen" met reinheid en deugd en onverzettelijke wilskracht ten goede. Een wilskracht die een nieuw geslacht zal kweeken, waaruit eenmaal het edelste, het hei ligste zal voortvloeien, wat God In den mensch gewild heeft. Jonge, krachtige, dappere kinderen, die een maal als Vrouw en Moeder doohteren en zonen zullen baren, die geen anarchisme en revolutie zullen prediken, doch in vrede, liefde en eens gezindheid het aanschijn der aarde hernieu wen, trouw aan den eed, trouw aan hec vaandel, waar zij lieur woord verpanden. Een trouw die haar, zoo noodig (wij zijn ervan overtuigd) als martelaressen harer overtuiging zal doen leven en sterven. H. Het was geenszins ons plan om, voor wij wijzen op den jubel en vreugde van den Aller heiligendag, ook eene bespiegeling te houden over het droeve gegeven van den Allerzielen dag. Maar, waar een ramp, zóó ontzettend, zóó gruwelijk heeft plaats gevonden, is het, of een zwarte schaduw, ons op den schouder tikt, en fluistert: Memento ntori! (Gedenk te sterven!) Heden ik, morgen gij En 'n angst grijpt ons aan, een oogenblik van beroering, van stilstaan bij de zich met geweld aan ons opdringende waarheid De dood komt als een dief in den nacht. Als een dief in het duister, die, ongezien, rooft wat u het liefste en kostbaarst is. Maar, een aardsche dief, doortrapt en geraf fineerd, blijft soms ongevonden en het geroofde zien wij nimmer weer. Niet aldus de dood. Wat deze neemt, is niet spoorloos verdwenen. Daar is een eeuwigheid, gelukzalig of diep rampzalig, waar iedere ziel te hervinden is. Toch, als zulke rampen ons opschrikken uit de honderd en een beslommeringen, die wij al zoo erg vinden, kan een weemoed ons aangrij pen, een vertwijfeling schier, die allen levens moed en elke vreugde dempt. Zijn we dan wel één seconde veilig, mijn man, mijn kinderen, allen, die mij lief zijn Waartoe werken, strijden, zorgen Morgen, straks misschien, alles voorbij God weet, wat ons boven het hoofd hangt JuistGod weet het, en dat Hij het weet, is ons voldoende Hij weet wat voor ons het beste is, en wil, dat wij door de gedachte aan die wetenschap braaf en naar Zijn wetten leven. Hij wil, dat wij aan den dood denken, als voorzorg, om niet te zondigen, maar niet, dat daarom alle levenslust en energie kwijnen en verslappen in een „Waarom Waartoe God wil, dat wij durven te leven, te minnen, te vermenigvuldigen. God wil ons in Zijn Hemel God had ook hèn noodig, die slachtoffers dezer ramp Is deze combinatie niet om van te water tanden f We weddendat de meesten onzer lezeressen het als „een droom" zullen kwalificeer en. Immers zij streven steeds niet alleen naar een gekleed gaan volgens de modedoch ook naar harmonie in de kleeding. Angstvallig icordt bij het koopen van een nieuw hoedje er op gelet of de kleur wel bij mantel of japon past, terwijl geen enkele modieuse vrouio het zal ivagen kousen te dragen, welke op haar beurt niet „stemmen" met hoedje of ander kleedingstuk. De mode-„koningen" helpen steeds gaarne; zij zijn alle dagen in de weer om den vrouwe lijken smaak en het vrouwelijk verlangen te bevredigen, haar bevalligheid te doen toenemen. Aldus werd ook het hierbij afgebeelde snufje geboren, dat dezer dagen „aan de markt" is gebracht. „Bij de schoentjes ren tasch van hetzelfde leer!" is de jongste leus. Deze kostelijke handtasch van hagedissen-le der, voorzien van kristallen sluiting en fijn bewerkte rozet, met een paar bijpassende schoentjes van de kwaliteit en vorm zooals de foto ze doet zien, lijken wel zeer begeerens- icaard! En het loopt trgen Sint Rieolaas. Rond dezen tijd plegen de cchtgenooten buitenge woon goed gemutst te zijn. Bet beste is dus een kansje te wagen en bij het invullen van het verlanglijstje dit geschenk een „beschei den" plaatsje te geven. Wie weet! ROKO, Dat moge de balsem zijn in de van-een-gere ten harten der achterblij venden O er zullen echtgenooten, moeders, kinde ren treuren om hén, van wie zij vreezen, dat zij niet in staat van genade verkeerden Wie weet het? Gaf God hun een aardsclie hel om hen van een eeuwigen vuurpoel te vrijwaren? Misschien! Hij is oneindig barmhartig en grenzeloos Zijn medelijden. Wie weet hoeveel akten van waarachtig be rouw aan sidderende lippen ontsnapt ten hemel stegen en kwijtschelding verwierven. Laten w(j dan niet achterblijven bij Gods mededoogeD, laten wij ook heden een vurig gebed storten voor de zielen, die nog in de vlammen des vagevuurs misschien, nog meer gezuiverd moeten worden, vooraleer zij ter eeuwige vreugde ingaan. Een gebed om berusting en vrede voor hen die achterbleven, in peillooze smart en tranen, een lied, dat sommigen het verstand wist te rooven. Dan: luistert eens naar wat de priester H. Mohr in zijn leerzaam boek „das Hlmmel- reich auf Erden" ons voorhoudt. Gelijk als de blaren vallen, de houtvester door het woud gaat en de boomen teekent, die In den winter geveld moeten worden, zoo is er misschien een Engel Gods door het „men- scbenwoud" gegaan en heeft hier en daar met zijn bul kruisgewijze een litteeken geschramd op de menschenboomen. Nu leest wellicht iemand deze regels en hij wil zichzelf wijsmaken dat deze vermaning niet tot hem of haar is gericht, dat niet hij of zij ten doode staan opgeschreven.... En toch zit de houw van den doodsengel hem in het vleesch. En als het jaar ten einde zal zijn zullen de klokken reeds over de gi-oeve luiden. Zeg mij eens, is uw ziel in de goede richting voor het geval dat go vandaag of morgen moest sterven" H. Gravin Metternich ontving van haar naai ster eens een rekening groot 112.000 francs. Hoewel zij met lichtelijk bonzend hart haar gemaal dit „doceurtje" aanbood, volgde hij niet het voorbeeld van een vorst Bariatinski, die botweg weigerde 10.000 francs te betalen voor een „petite toilette de matin en crêpe de chine". Met een gebaar, zijn stand waardig, opende hij zijn beurs en de naaister ging tevreden huiswaarts. Daarna echter „vleide" mevrouw de gravin hem met de rekening van haar modiste 2250 francs. Ook dezebetaalde de Oostenrijksche minis ter. Daarbij echter merkte hij op: „Lieveling, je weet, dat ik alles voor je over heb. Maar naarmate de hoedjes kleiner worden, wordt do prijs er van hooger. Als dat zoo doorgaat, komt de modiste vandaag of morgen nog slechts de kwitantie presenteeren...." Wanneer men voor eenige dagen van huis gaat, bezorgt de verzorging der planten steeds veel hoofdbreken. Zeer dikwijls worden ze bij een welwillend buurman tijdelijk in bewaring gegeven of wel even voor het vertrek verdrinkt men ze in een vloedgolf water, om ze voor de rest van den tijd aan haar lot over te laten. Onverzorgd blijven de „weesjes" achter. En toch is dat niet noodig. Een zeer eenvoudig, echter afdoend mid del om ze bij afwezigheid niets aan gezond heid te doen inboeten is het volgende: Men plaatst de planten rondom een teiltje water en neemt een stuk of wqt dikke wollen draden (kousenwol is uitstekend geschikt). Deze worden met het eene einde in het water gehangen, het andere legt men over den rand der bloempotten. De wol zal het water opzuigen, echter het boven weder afgeven. Druppeltje voor ditippeljte valt het op de aarde, deze zoodoende bevochtigend en regel matig drenkend. Naarmate de grootte der potten en het soort planten gebrulke men een, twee of meer dra- denn voor één, echter nimmer meer dan vier. Op verzoek van écn der lezeressen wordt hieronder een patroon voor een sprei gegeven, die in banen gehaakt wordt. Uit de vele patro nen is er eentje gekozen dat bijzonder voor een kinderbedje geschikt is, daar het geheel uit kleine ruiten bestaat, afwisselend dichto en min der dichte. Doch ook op groote bedden staat deze gemakkelijke sprei heel mooi en voldoet even zeer in fijn garen als in grof breikatoen. De lengte en het aantal der banen hangt na tuurlijk af van hot gebruikte materiaal en de grootte van het bed. De onderstaande teekemng geeft de halve breedte van een baan en het kantje dat nader hand om de sprei heengehaakt wordt, wan neer de banen met behulp van naald of haakpen aan elkaar bevestigd zijn. Men begint met 122 losse steken. Ie rij: een stokje in de 6de losse steek (te tellen van de laatste of 122ste steek af), 1 1. st„ 1 stokje op de 8ste steek, 1 1. st., 1 stokje op de 10de steek en zoo doorgaan tot men 7 stokjes heeft, dan 5 1. st.„ 1 vaste steek op de 23ste steek van de 122 losse steken, dan 5 1. st.„ 1 stokje op de 28ste steek, 1 1. st., 1 stokje 30ste steek, 1 1. st., 1 stokje 32ste steek, zoo doorgaan tot men 16 stokjes heeft, dan 5 1 st., 1 vaste steek op de 63ste steek, 5 1. st., 1 stokje op de 68ste steek, 1 1. St., 1 stokje 70ste steek, zoo weer doorgaan tot men weer 16 stokjes heeft, dan 5 1. st„ 1 vaste steek op de 103de steek, 5 1. st., 1 stokje 108ste steek, 1 I. st., 1 stokje op de 110de steek en zoo door tot men 8 stokjes heeft. Het werk nu omkeeren en nu volgt de 2de rij: 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje van de vorige toer, 1 1. st., 1 stokje op het 3de stokje van de vorige rij en zoo doorgaan tot men 6 stokjes heeft, dan 5 1. st., 1 vaste steek in de eerste 5 1. st. vorige rij. 5 1. St., 1 vaste steek in de twee 5 1. st. vorige rij, 5 1. st„ 1 stokje op het 2de stokje van de eerste 16 stokjes vorige rij, 1 1. st., een stokje op het 3de van de 16 stokjes vorige rij en zoo door gaan tot men 14 stokjes heeft, dan weer 5 I. st., 1 vaste steek, 5 1. st. enz. enz.; 3de rij: omkeeren, 5 1. st., 1 stokje op liet 2de stokje vorige rij, I 1. et., 1 stokje op het 3de stokje vorige rij tot men 5 stokjes heeft, dan 5 1. st., 1 vaste steek in de eerste 5 1. st. vorige rij, 3 1. st., 5 dubbele stokjes in de tweede 5 1. st. vorige rij, 3 1. st. en 1 vaste steek in de derde 5 1. st. vorige rij, 5 1. st., 1 stokje op het tweede stokje van de eerste 14 stokjes vorige rij, 1 1. st., 1 stokje op het derde stokje van die 14 stokjes en zoo door gaan tot men 12 stokjes heeft, dan weer 5 1. st.„ 1 vaste steek, 3 1. st., 5 dubbele stokjes. 3 1. st., 1 vaste steek, 5 1. St., 1 stokje op het tweede stokje van de tweede 14 stokjes vorige rij enz. enz.; 4de rij: omkeeren, 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje vorige rij, 1 1. st., 1 stokje tot men 4 stokjes heeft, dan 5 1. st., 1 vaste steek in de eerste 5 1. st. vorige rij, 5 1. st., 1 vaste steek op liet eerste stokje van de 5 dubbele stokjes vorige rij, 5 1. st., 1 vaste steek op het laatste stokje van de 5 dubbele stokjes vorige rij, 5 1. st., 1 vaste steek in de 5 1. st. vorige rij, 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje van de 12 stokjes vorige rij, 1 1. st., 1 stokje op het 3de stokje en zoo tot men 10 stokjes heeft, dan 5 1. st., 1 vaste steek, enz. enz; 5de rij: omkeeren, 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje vorige rij, 1 1. St., 1 stokje, nog 1 1. st., 1 stokje, 5 1. st., 1 vaste steek in de eerste 5 1. st. vorige rij, 3 1. st., 5 dubbele stokjes, 3 1. st., 1 vaste steek, 3 losse st., 5 dubbele stokjes, 3 1. st., 1 vaste steek, 5 I. st„ 1 stokje op het tweede stokje van de 10 stokjes vorige rij, 1 1. st., 1 stokje op het 3de stokje en zoo tot men 8 stokjes heeft, 5 L st., 1 vaste steek, enz. enz.; 6de rij: omkeeren, 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje vorige rij, 1 1. st., 1 stokje, 5 1. st., 1 vaste steek in de eerste 5 1. st. vorige rij, 5 J. st., 1 vaste steek op het eerste stokje van de eerste 5 dubbele stokjes vorige rij, 5 1. st., 1 vaste steek op het 5de stokje van de eerste 5 dubbele stokjes., 5 1. St., 1 vaste steek op het eerste stokje van de tweede 5 dubbele stokjes, 5 1. St., 1 vaste steek op het 5de stokje van de tweede 5 dubbele stokjes, 5 1. st., 1 vaste steek, 5 1. st., 1 stokje op het 2de stokje van de 8 stokjes vorige rij, 1 1. st., 1 stokje tot men 6 stokjes heeft, 5 1. St., 1 vaste steek, enz. enz.; 7de rij: omkeeren, 5 1. st., 1 stokje op het tweede stokje vorige rij, 5 1. St.. 1 vaste steek, 4 1. st., 5 dubbele stokjes, 3 1. St., 1 vaste steek, 3 1. st., 5 dubbele stokjes, 3 1. St., 1 vaste steek, 3 1. st., 5 dubbele stokjes., 3 1. st., 1 vaste steek, 5 1. St., 1 stokje, 1 1. st., 1 stokje tot men 4 stokjes heeft, dan 5 1. st. 1 vaste steek, enz. enz.; 8ste rij is als 6de rij. 9de rij is als 5de rij. 10de rij is als 4de rij. 11de rij is als 3de rij. 12de rij is als 2de rij. 13de rij Is als 1ste rij. 14dé rij is als 2de rij. 15de rij is als 3de rij enz. enz. Voor de rand haakt men eerst om de ge heels rondte 1 1. st., 1 stokje, 1 1. st., 1 stokje; 2de rondte: 5 1. st., 1 v. st., in de opening tusschen de twee eerste stokjes vorige rondte, 5 1. St., 1 v. st., In de opening tusschen het 3de en 4de stokje, 5 1. st., 1 v. st. tusschen het 5de en 6de stokje, enz. enz.; 3de rondte: 1 v. st. in de eerste 5 1. st. vorige rondte.e 5 1. st., 1 v. st. in de tweede 5 I. st., 5 1. St., 1 v. st. in de derde 5 1. st., 3 1. st. en 5 dubbele stokjes in de vierde 5 1. st., 3 1. st., 1 v. st., 5 1. st., 1 v. st., 5 1. st., 1 v. st., 3 1. st., 5 dubbele stokjes, 3 1. St., 1 v. St., enz. enz.; 4de rondte: 1 dubbel stokje op het eerste dubbele stokje van de 5 uit de vorige rondte, dan 5 1. St., 1 v. st. in de eerste steek van d'ize 5 1. st., dus 1 picotje maken, dan nog 1 dubbel stokje op het eerste dubbele stokje van de 5 uit de vorige rondte, 1 picotje (dus 5 1. St., 1 v. st. in de eerste steek van deze 5 1. st.), 1 dubbel stokje op het tweede dubbele stokje, 1 picotje, 1 dubbel stokje op het 3de dubbele stokje, 1 picotje enz. tot men 7 dubbele stokjes afgewisseld met 1 picotje op de 5 dubbele stokjes van de vorige rondte heeft, dan 1 picotje, 1 v. st. op de 5 1. st. vorige rondte, 1 picotje, 1 v. st. op de volgende 5 1. st., 1 picotje, 1 dubbel stokje op de eerste van de 5 dubbele stokjes vorige rondte enz. enz. TANTE TOET. Het dagblad als voetpeluw. Een blad dat zich speciaal wijdt aan huis vrouwen-aangelegenheden, geeft haar lezeres sen de volgende tip: „Een praktisch geschenk is een niet-zware voetpeluw. Deze kan eerstens gemaakt worden van cre tonne e.d. in den vorm van een kussensloop. Dit sloop wordt opgevuld met uitgevouwen kranten, b.v. een tiental op elkaar. Praktisch is de op te vullen ruimte te maken overeen komende met de afmeting van de kranten, die dagelijks worden gebruikt door de personen, die het geschenk ontvangen. Het U. D. b.v. is 78 c.M. bij 56 c.M. Het Handelsblad 90 c.M. bij 60 c.M. Het U.D. is dus geschikt voor ledikan ten van 60 c.M. breed. Het Handelsblad dus perfect voor de gewone één-persoons ledikan ten". We kunnen hierbij de „Maasbode" om haar formaat aanbevelen a-ls uitnemend geschikt voor „twijfelaars" en royale lit jumeaux! De mededeeüng van het liuisvrouwenblad heeft ons blij gestemd omdat ze opnieuw aan toont welke nuttige diensten een dagblad in de samenleving bewijst. We mogen waarlijk trotsch zijn op de vele functies, die een krant heeft. We hebben in oorlogstijd 'f is het „U.D." dat er aan herinnert gediend om, „aange maakt" met pekel en in de kachel gestopt, tot een lekker vuurtje opgepookt te worden concurrent van het absente Limburger anthra- clet we hebben „hooikisten" gevuld om de rijst warm te houden en zachtjes te laten door koken. Dit is nu voorbij, omdat de oorlog voor bij is. We vervangen intusschen nog altijd pull overs, wanneer de snerpende wind den weg tusschen de knoopen van het mannenvest te gemakkelijk vindt. Wij helpen nog steeds hij het aanmaken van kachels, hij het inpakken van varkenscarbonaadjes, en wij spelen in de lliefdadigheid van het Leger des Hells een be langrijke rol. Een zekere papiersoort heeft ons in bepaalde onderdeelen van het huiselijk leven verdrongen en in den meest letterlijken zin „onderkruiperswerk" verricht, maar dagelijks worden nieuwe terreinen voor de nuttigheid van het dagblad ontgonnen. In bovenstaand stukje is zoo'n nieuw ter rein aangewezen: als uiet-zware voetpeluw in een ledikant. Het komt, helaas, nog wel eens voor wij moeten het tot onze schande bekennen dat men bij het lezen van z'n krantje inslaapt. Er zijn lieden die niet kunnen slapen zonder dat hun lijfblad onder bun hoofdkussen ligt. De krant speelt dus ook bij de menschelijke nacht rust een dierbare rol. Nu zal die worden uit gebreid, omdat niemand meer inslaapt dan ten zij hij een voetpeluw boven zich voelt, gevuld met een tiendubbele laag van uitgevouwen kranten. Meer en meer begeleidt de krant ons heele leven En dan geeft zij bovendien nog nieuws, ar tikelen en advertenties ook. Maar laten we bescheiden zijn dat is maar een toevallige, secundaire functie. 30 October. De vrouwen bezitten de genius der liefda digheid. Een man die geeft, schenkt slechts zijn goud; de vrouw legt er haar hart in. 31 October. Een zilverstuk uit vrouwenhand troost méér, dan het goudstuk van den man; de vrouwelijke liefdadigheid vermenigvuldigt van dag tot dag, evenals het wonder der brooden. 1 November. Wanneer gij kwaad met kwaad vergeldt, han delt gij evenals degene dien gij veroordeelt, wanneer gij u wreekt door weldaden te bewijzen en zulks aan een vijand, zijt gij een dubbele glorie waardig. Nog iederen dag „neigt de zonne steeds vroeger ter kimme". De dagen worden kort. Voor haar, die op een der lange avonden niets te doen heeft, hebben wij een aardig karweitje. Zonder veel aanleg kan men toch kunstena res zijn, zoo gemakkelijk is het bijv. om het hierbü afgebeelde schilderij samen te stellen. Met wat handigheid, een weinigje geduld, gekleurd papier, 'n schaar en Oost Indische inkt I is 'n warm getint stemmig „doek" te fabricee- ren, dat een plaatsje aan den wand overwaard is. Het materiaal bestaat uit: Groen, geel, oranje, blauw en zwart papier; een tube Oost-Indische inkt; een stuk glas 1510 c.M.; een stuk dun carton 15 x 10 c.M.; een strookje zwart passé partout; een stuk zeer dun roomkleurig, aan eene ztjde ruw papier, eveneens 15 x 10 cJVl. groot; een pen met een dikke punt en eindelijk kleefpasta, een liniaal en een penseeltje. We beginnen met het leggen van het „fun dament" waarop de vaas behoort te komen staan. Daartoe knippen we een stuk zwart papier ter grootte van 12 x 4.5 c.M. en voor zien dit van smalle inkepingen, welke ongeveer 1% c.M, van elkander liggen, zooals op de afbeelding duidelijk te zien is. Deze strook plakken we op het roomkleurige papier. Voor de vulling van den linkerbovenhoek hebben we twee L vormige strookjes noodig; onderscheidenlijk lang 7 c.M. 1% c.M., breed 5 m.M. en 6 c.M. -f 6 m.M. lang, breed 4 m.M. Voor het gemak der „kunstenares" teekenen wij op de juiste grootte bloemen, knop, bladen en vaas. Ze behoeven deze slechts uit te knip pen, op de lijn dubbel te vouwen en ze te leg gen op het eveneens gevouwen gekleurd papier om te verkrijgen wat noodig is ter volmaking van het meesterwerk. Het gewone kunstje dus om een symetflisch zuivere figuur te krijgen. De het diepst in de vaas staande bloemen zijn geel, ze hebben een oranje li art, de „hoogste" is oranje en bezit een geel hardje, de knop is eveneens oranje: de bladeren natuurlijk groen, de vaas schittert in blauw op een geel voetstuk. We plakken de papiertjes als op het voor beeld in de volgorde: vaas voetstuk, bladeren, topbloem en vervolgens Ie andere bloemen en eindelijk het blad op de .tafel". De blad- en bloemstengels worden geteekend met een dikke pen. gedoopt in den git-zwarten inkt. Nu nog de achtergrond een tikje oranje gekleurd en aan den voet der vaas een streepje schaduw aangebracht en het schilderij is ge reed! Nu komt het „inlijsten" aan de beurt. Het „doek" bevestigen we ter versteviging op het reeds gesneden stuk carton, echter niet voordat door een gleuf in het midden-boven een koperen ringetje aan een stukje band is getrokken en bevestigd. De ruwe kant van het carton behoort naar buiten te zijn gekeerd. Het glas leggen we nu op het paneel en ver binden beide door middel van de gegomde passé partout, welke ongeveer 6 m M. breed behoort te zijn. Aan mevrouw J. F. T. te P Hieronder volgt het door U aangevraagde recept. Fosco: Yi ons cacaopoeder, <4 pond suiker, pakje vanillesuiker, y2 L. water. Bereiding: Vermeng de cacaopoeder, suiker en vanillesuiker in een pannetje door elkaar, meng het dan aan met een klein beetje water. Voeg de rest van het water toe en laat dit samen een half uurtje koken Giet ze daarna in een flesch die eerst met sodawater is schoon gemaakt en met schoon water is nagespoeld of uitgekookt en bewaar ze niet langer dau 2 weken. Verdun ze met koude melk of spuit water naar smaak. M. M.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 6