UIT DE EEUWIGE STAD.
\o
s
O
O
zs
DONDERDAG 4 DECEMBER 1930
ONZE ELFDE PRIJSVRAAG.
De vijf portretten.
VOOR KNUTSELAARS.
HET COLOSSEUM.
//Zij, die sterven gaan..."
-
NIEUWE LEGPUZZEE.
Een knikkerspel.
OPLOSSING VORIG LETTER
2.0
*v
IQ
sa
O
5
O
sa
O
a
O
10
ID
O
7 S
ma
D i
;'o
O
515
5
O
s
O
ID
O
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
WIE IS DIT?
Nieuwe serie, no. I
VOOR ONZE MEISJES.
Een tascEje.
WAAR BLIJFT HET GOUD?
\Sg
-%%
Zestig
hiaten.
'■WM'l'frjpil 1
OPLOSSING
voor onze dieren-prijsvraag had 'k eerlijk
gezegd hoewel ik heelemaal niet ontevreden
ben toch een iets grootere deelname ver
wacht. Achteraf blijkt, dat er nogal wat moei
lijkheden aan vastzaten en zoodoende hebben
verschillende anders zoo trouwe oplossers de
plaatjes maar de plaatjes gelaten, voor ons
een wenk om het voortaan wat makkelijker te
maken, voor hèn een bewijs, dat ze niet lang
genoeg in de dierkundeboeken hebben geneusd.
We hebben nu een prijsvraag in het vet staan,
die meer belangstelling zal wekken. De teeke-
naar heeft me zoo het een en ander ervan door
een kiertje laten zien, dat niet zoo heel weinig
was! Enfin, dat heeft nog even tijd! Eerst gaan
we loten, de prijzen verzenden en de briefwis
aeling in orde maken.
Tot volgende week dus.
OPLOSSING ELFDE PRIJSVRAAG
Thea TP., Schiedam.
Maar goede beste teekenaar,
waar gelijken die prentjes nu toch naar,
Als dat het product is van uw arbeid
moet ik zeggen „u bent de kluts toch
leelijk kwijt!
Ziet dien ezel daar droefgeestig staan
met zijn paardestaart als een vaan
Het beestje is zeker bijzonder moe
Het staat ook op pootjes van een koe!
Bovendien vind ik het een akelig gezicht
Dat naar blnnengebogen pootgewrioht.
En dan die bunzing, teekenaar wat een strop
Dat konijnestaartje, neen, dat is een mop
En verder, hè ik zit me te verkniezen
Wie toekent zoo'n beest nu met zwemvliezen?
Die grootoor- „ieermuis lijkt me nog het best
Yan a*
Die vind ik nog niet zoo heel erg mal
Alleen moet ik u doen weten
Dat u den linkerduim hebt vergeten!
Voor spinnen bent u zeker erg benauwd
L weet zeker niet dat die op 8 pootjes sjouwt'
En voelhorens, nou die heeft zoo'n beestje niet
Teekenaar dat is slordig werk hoor vindt
u nlet?
ü.jjK nu toon eons verder naar nummer vijf
Zoon' hert met paardepootjes aan zijn lijf!
En dan nog een sik, het lijkt warempel haast
4 een geit
Met een koeiestaart, mannetje, je bent er
een vast kwijt
Want een struisvogel met een lel en een kam
Veronderstel dat je zoo'n mormel eens
tegenkwam!
Dat beest zou zeggen en je even wakker stooten
„Zeg vriend hou jij voor jezelf liever die
paardopooten"
Dan moet u eons kijken naar nummer zeven
Wie gaat er een nijlpaard nou een paarde-
staart geven?
En laat heim op olifantspooten dwalen
Teekenaar gaat liever je schoolgeld terughalen
En gaat voor dat geld naar een dierentuin heen
En kijkt eens goed rond, maar dan meteen
Of u een zebra niet zooals u hem stelt voor
Warempel man „er loopt een streepje door!"
Die strepen van dat beest staan glad verkeerd
Zoo hebt u dat op school toch nooit geleerd?
Op t lichaam toekent u ze overlangs van
bals tot da
Maar in Artis loopt zoo'n exemplaar er
niet bij.
Want u zult daar wel zien heel ras
Dat op 't lichaam strepen dwars
Evenals op de pooten ook dwars moeten zijn
Nou teekenaar maakt nu geen ohijn
En bovendien ook zien zeker en gewis
Dat de kop van zoo'n diertje ook gestreept
nog is
jvan visschen hebt u schijnbaar geen verstand
Want dergelijke snoeken vindt u in binnen-
nooh buitenland
Met een rugvin als een karper zult g'er geen
vinden
En met flankvinnen nog veel minder
En met twee borstvinnen, beste vrind!
Verder vraag ik u hoe u zelf dien neushoorn
vindt?
Daar teekent u toch zeker een horentje te veel
En kijkt eens goed naar mijnheers aalit er deel!
Een staart van een vos, wat moet u nog
veel leeren
Neushoorns zijn bovendien geen bruine beren
Want dat langharig Idioot serpent
Heeft een berenhuid- en pooten, teekenaar
wat ben je voor 'n vent?
Xk zal maar aannemen dat alles bedoeld is
als een grap
Want is dat niet zoo, dan ben ik een boon
Daarenboven staat het kruis op haar rug glad
verkeerd
Het rag is voor de spin veel te klein,
Maar dat zal wel een klein „foutje" zijn
't Zesde nummer is gansch foutief
De teekenaar speelde hier voor dief
De staart van 'n koe, 't midden van 'n ezel
de kop van een rendier
Maken met 'n schapengezioht een prae-his-
historisch dier.
Dat nummer 6 geheel een struis is, zal wel
niemand meenen,
Want 't beest werd gemaakt van den kop van
een kalkoen en dikke beenen
Dan volgt iets wie zal 't raden?
'i Is heusch geen beestje om in de koekepan
te braden
De kop van een Hypopotamus Amphibius,
De staart van een paard dat is nog al wiedes
En t staat heelemaal niet erg best,
Want van een olifant is de rest.
Die zebra is heel veel te klein
Zoo groot mag hij wel op 'n doosje zijn.
De strepen loopen glad verkeerd
Als had men er kachelglans op gesmeerd:
Op t midden en kop hooren ze verticaal,
Op t plaatje is z'n kop liefst kaal heelemaal.
De voor- en achterpooten zijn eigenlijk hori
zontaal gestreept,
Men is verkeerd als met met de natuur
niet dweept,
Ondervinnen van een snoek, bovenvin van
een stekel,
Kop van een steur, staart van een zalm in
de pekel,
Leveren een visch, die ik stekelsteurzalmsnoek
zou noemen
Maair op welks bezit zioh de wereld niet
kan beroemen
Bruintje doet de deur dicht met z'n kop
van een rhinoceros.
Die staart is niet van hem, die zit veel te los!
De puinen van het Colosseum te Rome.
J. H. Rijswijk.
DE VIJF PORTRETTEN
- Oplossing
Over het algemeen ls de belangstelling voor
onze portretten-galerij van vijf niet gering ge
weest. Deze proef smaakt naar méér en zal
dus worden voortgezet. Volgende week ver
meld ik den naam van den winnaar, aan wien
het fraaie boekwerk als eenige prijs uitge
loofd, werd toegezonden. Onderwijl spitst ieder
zijn aandacht toe op onze nieuwe serie van vijf.'
Oefening baart kunst, öók in deze. Flink aan
gepakt is al half gewonnen.
Bet zwaard van Damocles (2) (klemtoon op Da)
De uitdrukking beteekent een gevaar, dat
iemand bedreigt. Damocles was een gunsteling
van Dionysius den Oudere, tyran van Syracuse
(pl.m. 400 v. Chr.) en een vleier tevens. Hij zei,
dat Dionysius wel de gelukkigste sterveling ter
wereld was! De vorst deed hem nu aanzitten
aan tafel en zette hem de lekkerste spijzen en
dranken voor, maar: boven zijn hoofd zweefde
slechts aan een paardehaar een scherp, glinste
rend zwaard, alsof het Damocles voortdurend
wilde herinneren aan het gevaar, dat de ge
lukkigen bedreigt!
Demostihenes, de grootste redenaar der Oudheid,
heeft met dit zwaard niets van doen. Wie dat
meenden hadden het fout, helaas.
Diogenes en zijn vat (1)
„Quamdiu stabit Oolysoeus, stabif et Roma
Quando Cadet Colysoeus, Cadit et Roma.
Quando Cadet Roma, cadet et mundus".
„Zoolang het Colosseum duurt, duurt Rome
Wanneer het Colosseum stort, stort Rome;
Wanneer Rome stort, stort de wereld"
Zóó heeft de eerbiedwaardige priester Beda
van het Colosseum getuigt, dat zich aan de
voeten van den Palatijnschen heuvel, tusschen
de eerepoort van Constantijn en de baden van
Titus, in zijn machtige bouwvallen tot op heden
heeft gehandhaafd als hèt grootsche monument
van het oude, heidensche Rome. Ter plaatse
waar ééns het gouden paleis van Nero stond
met zijn zuilengaanderijen van honderden Me
ters lengte, met zijn lusttuinen, zijn pronk
zalen, versierd met goud, juweelen en paarl-
moer, waarvan de zolderingen de feestvierende
gasten des keizers overgoten met 'n regen van
rozen en reukwerken, verheft zich thans hel
Colosseum!
als ik nog snap
Hoe iemand die voor zulk werk niet deugt
Zich als teekenaar durft presenteeren bij
de jeugd.
(Deze oplossing verwierf een inzenders-prijs)
fl
NOG EEN BERIJMDE OPLOSSING VAN
ONZE ELFDE PRIJSVRAAG
Toen ik keek in de krant, was ik zeer ontdaan
Waar kwamen ineens toch die beesten vandaan?
iWie zag er ooit een ezelmet dien staart
en pooten?
Onder diegenen zou ik graag een prijsje
verloten.
De bunzing z'n pooten zijn zeker niet goed.
Die teekenaar weet heelemaal niet hoe 't moet
En als 'n kangeroe zit 't beest op een
konijnenstaart
De Vuurtoren wordt heel zeker door zijn
fouten vermaard
Die nuttige vleermuis lijkt waarlijk te
veel op 'n konijn;
In verhouding tot zijn lijf zijn z'n vleugels
te klein
Z'n kop heeft van 'n uil wel wat weg
Neen teeienaar, ge hebt wel wat erg veel pech.
De spin is, met twee pooten te weinig,
niet vereerd
Diogenes van Sinope (aan de Zwarte Zee)
pl.m. 300 voor Christus was een Atheensch
wijsgeer bekend om zijn zonderlinge leefwijze,
zijn geestigheid en gevatheid. Hij heeft wel
nooit een boek geschreven, maar er zijn heel
wat verhaaltjes over hem in omloop. Hij leed
met opzet honger, at de leelijkste gerechten en
ging met den bedelnap rond, zonder schoenen,
zonder mantel, een stok in de hand en een zak
over den schouder!
Hij sliep in een aarden vat, althans in een
huisje dat niet veel grooter was. Toen zee
roovers hem op Creta als slaaf wilden verkoopen
vroegen ze welk vak hij wel verstond? „Men
schen oommandeeren" was het antwoord. „Wie
wil een heer koopen?" moesten de handelaars
voor hem roepen.
Alexander de Groote heeft eens met Diogenes
gesproken: als grootste gunst verzocht de wijs
geer hem toen een eindje uit de zon te gaan
staan. De groote veldheer moet toen gezegd
hebben: „Als ik Alexander niet was, mocht ik
wel Diogenes zijn".
Plato, de wijsgeer noemde hem den dol ge
worden Socrates! HU stierf ergens op straat
in Cor in the.
„Diogenes, de Wijze, die leefde in een vat!
Daaruit kan men bewijzen
Dat wijsheid woont bij het nat"
De vier Heemskinderen (4)
Eerepoort van Constantijn.
zijn de hoofdpersonen uit een ouden Franki-
schen roman: „Renout van Montalbaan" Hun
vader was Haymiin van Ardennen en hun moe
der Aye. ZU heetten Ritsaart, Writsaart
Adelaart en Reinout. Hun paard was Beijaart
geheel zwart, met een bles aan voorhoofd en
borst. Alleen Reinout kon het temmen; prach
tig is de beschrijving hoe Reinout ten slotte
voor zijn vijanden het reuzenpaard moet ver
drinken. In Frankrijk vindt men nog straten
die den naaim der „quatre Hls Aymon" dragen!
Bij de processie in Zuid Nederland op H. Sa
cramentsdag vertoonde zich steeds „het paard
Volbeyert met de vier I-Teems- (is HaymUn's)
kinderen. De rots Be-aart aan de Maas in
België is genoegzaam bekend. Wie er een mooi
hoek over lezen wil moet maar eens naar de
„Karolingsche verhalen" van J. A. Alberdingk
Thijm vragen.
Samson (3 en 5)
Hierbij heeft niemand zich vergist. De naam
schijnt „zonnig" te beteekenen.
De geschiedenis met den jongen leeuw, dien
hu verscheurde als een geitebokje, wordt ons
verhaald in Het Oude Testament. Ook, hoe hy
voor zU'n vijanden de Filistijnen, geboeid met
koperen kettingen, den molen ln zijn gevangenis
moest draaien. Samson's glorie en vernedering
bracht de teekenaar derhalve in beeld.
JVelk teeken kan je van deze stukken leggen? Oplossing den volgenden keer.
„Unter den Tempeln umher und den Bogen
voll einsamer Reste Ragt's, Wie der Vater der
Welt, Unter der Ew'gen hervor.
„Onder de tempels in 't rond en de Poorten
vol eenzame resten, streeft het omhoog, als de
vader der wereld, Onder de eeuwigen
Keizer Vespasianus begon met den bouw;
Titus, de Oogapel van het menschelijk geslacht,
voltooide het amphitheater en wijdde het ln
80 na Christus' geboorte. Er was plaats voor
87.000 menschen! De openingsfeesten duurden
120 dagen, gedurende welke optraden 12.000
wilde dieren en 10.000 vechters, gladiatoren.
De gansche, open ruimte kon oversoannen
worden met 'n purperen zeil als schutting
tegen te felle zonnestralen; 240 masten beur
den het; de keizerlijke matrozen waren voor
dit af-schadu\ven aangewezen.
Dit „Flavische amphitheater", een der kolos
saalste bouwwerken ooit door menschen onder
nomen, heeft 'n muur van 50 M. hoogte; be
neden zijn 80 toegangspoorten. De eigenlijke
kampplaats (arena) is 86 meter lang. De Keul-
sche Dom kan hier grif 'n plaatsje vinden en
'-an 2011 er nog ruimte voor 'n halven Dom
overblijven!
Het mooiste was de zitplaats des Keizers,
die met onvergetelijke pracht was ingericht.
Daarop volgden de plaatsen der senatoren der
priesters en der Vestaalsche maagden, de' rid
ders, de Romeinsche burgers en het „gewone",
mindere volk! Ook de matrozen voor het dek
zeil hadden hun aparte plaats, in den Engelen-
bakï
De „spelen" bestonden in gevechten van gla
diatoren onderling, alsook in hun strijd tegen
wilde dieren. Die „gladiatores" waren ter dood
veroordeelde misdadigers, krijgsgevangenen of
slaven, (gladius kort zwaard, zoowel tot
houwen als tot stooten bestemd), soms ook
vrijen, die voor een zeker loon zich daartoe
verhuurden. Zij waren in troepen familia
verdeeld en stonden onder een drilmeester
(magister). Cicero en Seneca, twee hóóg ge
leerden, hebben de gevechten der gladiatoren
goedgekeurd en verdedigd; zij zouden er toe
bijdragen den militairen geest der Romeinen
aan te vuren en het medelijden tegenover
vijand&n verdooven!
De Staatscourant kondigde vaak de spelen
aan. Wie in een tweegevecht onder lag en niet
al te zwaar was gewond, mocht den wijsvinger
uitstrekken om genade aan de toeschouwers te
vragen. Hielden deze den gebalden vuist met
ingetrokken duim omhoog, dan werd die ge
nade verleend („missio"); strékte echter de
hand zich, dan boteekende dat den dood Deze
gladiatoren kwamen soms in opstand, b.v. on
der keizer Nero. Ook werden zij afgehuurd om
zekere personen uit den weg te ruimen. In het
leger vormden zij soms de dapperste benden.
„Panis et circenses" brood en spelen moest
het Romeinsche volk nu eenmaal hebben van
zijn overheerschers en de keizers kochten er
heel dikwijls een wit voetje mee bij de woelige
menigte!
Ook ter „zee" werd gevochten, want men Kon
de geheele arena onder water zetten. Gewel
dige machines tooverden bosschen en beplan
tingen van onder den bodem te voorschijn,
waartusschen door het wild gedierte zijn weg
nam, leeuwen, tijgers, olifanten.
Keizer Adrianus gaf eens 'n verjaarspartij-
tje, waaraan duizend wilde dieren te pas kwa
men; 200 leeuwen lieten er het leven bij. In
248 bestond de stad Rome duizend jaar; keizer
Philippus gaf bij die gelegenheid 'n feest; 2000
gladiatoren „speelden" mee, 32 olifanten, 70
leeuwen, 30 luipaarden, 10 tijgers en nog 'heel
wat andere beesten. Zelfs des nachts werd, bij
kunstlicht, dóór gewerkt onder bijval van
priesters en Vestaalsche maagden; ook gebeur
de het, dat keizers op de luit speelden voor het
gemeene volk en, als Comodus, in de arena
sprongen om er te kampen. met houten
sabels
De Heilige Augustinus verhaalt van zijn
vriend Alipius, tegelijk met hem Christen ge
worden. Zijn vrinden troonden hem mee naar
het Colosseum, maar hij maakte het vaste voor
nemen zijn oogen stijf gesloten te houden
daar hij, als Christen, toch bij deze onmensche-'
Iykheden niet tegenwoordig mocht wezen. Tot
aan het einde hield hij zich dapper, maar teen
klonk zóó luid de jubel der tienduizenden ter
eere des overwinnaars op, dat hij even de oogen
opende; terzelfder ure nam de hartstocht voor
het spel dadelijk zijn heele ziel weer in beslag.
Ging het man tegen man, dan werd éérst 'n
parade-optocht door de arena gehouden, „In
tocht der gladiatoren", denk maar aan het
bekende muziekstuk van Fupik.
Vóór de keizerlijke loge werd plechtig halt
gehouden: 6
Salve Imperator, morituri te salutant" „Ge
groet, o keizer!, die sterven gaan groeten u!"
an, ylng het gevecht aan onder de schelle
muziek der trompetten, te voet, te paard, per
wagen, man tegen man, maar óók troep tegen
troep, onder het aanhoudend gebrul dor gan
sche toeschouwers-schare, die weldra tot razer-
ny werd gebracht. Gegil, gekrijsch, geschreeuw-
Maak dood!" „sla toe!" „Verbrand". „Waar-
om stort die kerel zich zoo langzaam In het
zwaar „Waarom slaat hy zoo langzaam
"Waarom sterft hij daar zoo met tegen-
zin?"
Na het einde van den strijd werden de duo
den door slaven weggesleept naar de „Poort
der Doodsgodin", en begraven. Nero liet een
afdeeling zfjner ruiterij vechten tegen 400 be
ren en 400 leeuwen om het Romeinsche ge
peupel en niet alleen dat te amuseeren!!
Gedurende de Christen-vervolgingen liet men
de Christen-martelaren, teedere jongvrouwen,
eerbiedwaardige grijsaards, bisschoppen en'
priesters ten prooi aan de wilde dieren. Soms
legden zij zich aan hun voeten (H. Thecla), als
geboeid door de heiligheid hunner persoon;
soms baden de bloedgetuigen zelf om de mar
telaarskroon; soms moest 'n mensch doen, wat
de boesten niet eens vermochten.
Hun reliquieën werden dan wel door geloofs-
genooten of verwanten gekocht bij de ambte
naren van het Colosseum en in de stilte der
duisternis naar de catacomben vervoerd.
Er zijn geleerden, die ontkennen, dat de eer
ste Christenen hier zouden zijn gemarteld;
door anderen daarentegen wordt het „Chris-
tianos ad leones", „de Christenen voor de leeu
wen", evenzoo ontwrikbaar volgehouden.
De gladiatoren-gevechten hebben geduurd
tot 404. Toen wierp zich een Grieksche monnik,
Telemachus, temidden der strijdenden, om heil
te scheiden; hij werd gesteenigd. Maar voor
taan zou een keizerlijk bevel dit soort „spelen"
verbieden. De wreedheden met de dieren duur
den intusschen voort tot na de zesde eeuw
toe.
In 1084 werd een groot gedeelte van het
reuze-gebouw verwoest door de Noormannen
onder Robert Guiscard; later nog werden zijn
steenen uitgebroken om er huizen van te bou
wen, zooals het Palazzo di Venezia, thans de
zetel van Mussolini.
Paus Benedictus XIV liet er een kruisweg
oprichten; lederen Vrijdag werd daar dan een
bezoek gebracht aan de veertien staties dooi
de Romeinsche bevolking. Ook zijn er passie
spelen opgevoerd; die er aan mee deden had
den zich tevoren tot bloedens toe gegeeseld in
een nabij gelegen kerk.
De Hollander v. d. Poorten Schwarz, meer
bekend als Engelscli auteur onder den schuil,
naam Maarten Maartensz deze schrijver had
de gewoonte des nachts in bed sommige zijner
boeken te voltooien, gelijk mij door zijn ka
merdienaar is meegedeeld vertelt van 'n
Amerikaan, die tijdens een rondreis door
„Europe óók enkele uren had bestemd voor
een bezoek aan Rome. Hij kwam vóór de rfint
Pieterskerk, de grootste kerk der Christen
heid.
„Is this the Colosseum?"
„Is dit het Colosseum?"
„Waarom meent u dat
„Because it is so colossal 1"
„Omdat het zoo'n kolossaal gebouw is!"
Voor de ruinen van het Colosseum gekomen,
nam hij met kennersblik den bouwval op
„I think, it wil be quite a fine building,
when it Is finished!"
„Wat zal dat 'n mooi gebouw zijn, wanneer
het voltooid is!"
Wie nu van den winter schik wil hebben,
gaat als de wind aan den slag en maakt het
werkstukje, dat 'k van de week opgeef. Het is
heel niet lastig en erg locnend onmisbaar voor
het spelen van 'n spannend spel.
We beginnen met 'n stevige plank, 80 c.M
lang en 30 c.M. breed. Schaaf deze keurig vlak
en zaag van het eene einde de ronding. Van
dik karton breng je er een opstaanden rand aan
van 5 c.M. hoogte. Bij ab spykeren we een
smal latje en bij S timmeren we een plankje,
waar we vijf halve cirkeltjes uitzagen. De eir
keltjes in de werkteekening met dikke lijnen
stellen voor ondiepe kuiltjes, ingeboord op ca.
3 m.M. Waar de cirkelbogen staan aangeduid
met stippellijnen, komen duims-spijkertjes
ongeveer op elke punt één spijkertje. Hier en
daar 'n spijkertje uitlaten verhoogt de spanning
van het spel! Sla nu bij C aan de onderzijde
een klos van een paar c.M. hoogte, zoodat de
bak hellend komt te staan.
Gespeeld wordt met vijf knikkers en 'n stok.
De knikkers worden stuk voor stuk door de
gleuf A gestooten. Is de knikker 'over het stip-
pellijn.tje bij b geweest en roit hij dan nog
terug, dan is hij af. Stoot je hard genoeg, dan
raakt hij den gebogen rand en rolt omlaag,'mis.
schien in een der spijkeringen of in 'n kuiltje,
of misschien ook niet! Tel de punten op welke
aangegeven staan. Wie er het eerst duizend
heeft is kampioen!
Veel succes!
Neem twee fantasie-zakdoeken en leg die
op elkander, zooals de teekening aangeeft. Be
vestig ze aan elkaar, volgens de stippellijnen
met een kettingsteek.
Knip in één der zakdoeken een rond gat,
dat omgehaakt wordt en bevestig in het midden
der andere zakdoek een kwast of kralen. Rijg
door het omgehaalde een koord of lint en de
tasch is klaar.
12: Charlemagne.
34: thé.
56: Piaam.
78: hoertje.
910: sjpoeltraip.
1112: reukzenuwen.
1314: vademecum.
1516: savanne.
1718: oogst.
1920: Ina.
-JSA_
11
13
15
17
19
1
3
4
5
6
7
a
fl
4
8
fl
a
fl
fl
4
4
10
fl
M
A
fl
fl
fl
M
i
12
II
fl
N
fl
fl
n
i
fl
fl
N
fl
fl
4
N
fl
4
if
II
fl
00
T-H
fl
fl
20
21
fl
22
23
24
25
26
2
14
16
1—2:
3—4:
5—6:
7—8:
Stad aan de Oostkust van Engeland,
bezuiden Newcastle.
Nog 'n keer!
boodschappers,
grappige.
910: bidbank.
1112: laag houtgewas.
1314: schoothondje.
1516: de stad zonder de S.
1718: naamlijst je van boeken.
1920: warm te-eenheden.
2122: heeft de bakker ln zijn kar.
2324: schuim.
2526: Friesche jongensnaam.
Onze nieuwe portretten-galerij ls uitsluitend
ontleend aan de Vaderlandsche Geschiedenis.
Dit plaatje is no. I van 'n serie van vijf
stuks.
Wanneer het laatste plaatje is verschenen,
de oplossing inzenden aan mijn adres niet
eerder.
Onder de goede oplossers wordt 'n fraai boet
werk verloot.
Jullie hadden zeker niet gedacht, dat er nu
al weeT een handwerkje kwam Maar 't is
tegen St. Nicolaas en Kerstmis, dus maar aan
't werk.
Ja. wat is er van het vele goud geworden dat
vroeger in ormiloop was? Waar zijn de gouden
munten van Alexander, van Julius Ceasar ge-
bleven, waar de onmetelijke schatten van Da-
reios en van Ataihualpa den Inca? Waar het
goud van Montezuma? Toen de Romeinsche
keizers regeerden was er wellicht te Rome meer
goud In omloop dan thans op de geheele wereld.
Waar heeft men dat allemaal gelaten?
Iets is er van teruggevonden in Troje en ln
Pompeji ln grafspelonken, mausoleums, pyra
mid-en en ook onder lava. Maar het goud, waar
de Ouden in „zwommen" bestaat niet meer.
Goud toch ls een zéér week metaal, het slijt
heel snel af, verliest aan gewicht en dit goud
stof verdwijnt, onnaspeurbaar voor menschen-
oogen! Ten laatste komt het terecht in de zee
en vermengt zich veelal'met het zand van den
bodem.
God gaf twee hemelsche geschenken
Den mensch, in alle vreugde en smart;
Verstand om scherp en goed te denken
Om zacht en goed te doen bet hart