FEUILLETON
DE PIANIST
WINTERKUREN AAN ZEE
DE EERSTE MENSCHEN IN
AMERIKA
EEN MAN IN DE KLEM,
WOENSDAG 24 DECEMBER 1930
Kwam precies uit
EEN VERHAAL VOL WIJSHEID
VOOR ZELFGENOEGZAME
VERLOOFDEN.
HOE DE SOBERE KRIBBE-VOORSTELLING ONS .AAN HET GROOTSCHE LIEFDE
WONDER HERRINNERT.
Driftig liep hij in zijn hotel-lcamer op en
neer. Woedend was hij. Wat dacht dat stadje
WeiMeende het soms met een kwajongen
te doen te hebhen Wel jaJe doet hun de
eer aan, over te komen, om een piano-recital
te geven Je laat overal gras-groene affiches
aanbrengen, om aan hun smaak tegemoet te
komen Je huurt den ouden stadsomroeper
voor een middag af, om overal te laten rond
bazuinen, dat je dien avond in „De Vergulde
Leeuw" zult spelen. En wat doet dat volk.
Het blijft thuis zitten achter de warme
kachel achter hun potje bier, of achter hun
glas sèmp of saliemelk en tracteert je op
een leege zaal met ëén veldwachter erin, die
bovendien nog brandwacht, toehoorder, zaal
wachter en misschien nog wel „de pers was
ook Schande is hetMaak je daai voor een
reis van een paar uur, om in zoo n krottig
gehucht gekleineerd te worden! De schade
komt voor rekening van den impresario. Maar
dat anderedie hoon
Uitgeput van drift en ergernis laat hij zich
in een fauteuil neervallen. Met donkeren blik
neemt hij' de kamer eens op, en mompelt:
„Dat valt nu tenminste nog al mee. Ik had
het nög slechter kunnen treffen. Kijk, een
■piano ook. Ik heb er voor den avond wel een
klein beetje genoeg van, maar töch ben ik
nieuwsgierig, hoe die rammelkast wel klinken
zal". Hij gaat er naar toe, opent haar, glim
lacht als hij op den toetsenlooper de eerste
maten van een „Romance" van Wenzel gebor
duurd ziet, draait het pianokrukje öp tot de
gewenschte hoogte, en speelt dan eenige toon
ladders. ,,'t Gaat wel", bromt hij, zich nog ver
zettend tegen de mildere stemming, welke zich
van hem meester maken wil.
„Kom, ik zit er nou toch; ik kon de nieuwe
programma-nummers voor de uitvoering van
die volgende week Maandag nog wel eens door
nemen. Jammer, dat ik de muziek er van
niet bij me heb» Maar 't zal misschien zóó ook
wel gaan". Zijn eigen muziek kalmeert zn
toorn. Hij geeft zich geheel over aan z n spel,
en hoort niet het bewonderend gefluister
achter de deur, waar personeel en hotelgasten
ontroerd luisteren.
Als het slot-accoord verklonken is, wekt een
luid applaus den speler uit zijn muzikale
mijmering op. Verstrooid mompelt hij. „Zoo,
speel ik dus toch voor een zaal. Ik meende
heusch, dat...." Doch de deur gaat open, de
„madame" van het hotel komt hem een kop
dampende koffie brengen, en verzekert, dat „ze
het allemaal toch zoo mooi gevonden hadden".
De hoofden in de deuropening bevestigen deze
UitBpraak door een vurig geknik en een veel-
mondig: „Ja, f was prachtig
De pianist wist niet beter te doen, dan zijn
bewonderaars binnen te noodigen, daar het
buiten in de gang wel wat koud was om te
luisteren. Bij zichzelf dacht hij: „Als al die
dames en heeren mijn spel zoo bewonderen,
hadden ze naar „De Vergulde Leeuw" moeten
gaan. Nu ze het „voor niks" kunnen hooren,
zijn ze enthousiast genoeg!" „Neemt u toch
plaats", noodt hij, met een tikje sarcasme in
z'n stem, z'n wat schuchtere luisteraars.
Aarzelend nog, gaan ze zitten, kijken elkaar
aan, en lachen verlegen.
„U zult wel niet veel toehoorders voor uw
uitvoering van vanavond gehad hebben merkt
er een op. „Ja, maar", zegt een ander, bijna
kinderlijk verbaasd, „om half acht zou t. be
ginnen, en nu is het al acht uurOnaan
genaam verrast ziet de pianist van den een
naar den ander. Dan zegt hij kort en droog:
„Mijn recital kan wegens bijzondere omstan
digheden niet plaats hebben". En vrij scherp
ondervraagt hij den eersten spreker, naar den
grond van zijn vermoeden, dat het in „De Ver
gulde Leeuw" nu juist niet volloopen zou.
„Maar, mijnheer!" valt hem de vrouw van
den hotelhouder verwonderd in de rede, ,,'t is
morgen toch Kerstmis. En wie naar de Nacht
mis wil, en dat wil iedereen haast, gaat
vanavond bijtijds naar bed. Want morgen is
het vroeg dag."
„Kerstmis?" zegt de pianist, als In een
droom. „Is 't morgen Kerstmis?" Want lang
is het geleden, dat hij nog onderscheid maakte
tusschen dagen en feestdagen, tusschen werk
dagen en Zondagen. Hij hield er een aller-ba-
naalste tijdrekening op na, welke slecht3 de
avonden telde, en geen ander verschil kende,
dan tusschen succesvolle avonden en die, wel
ke „slecht" waren. Maar nu vergeet hij, dat
deze avond een „slechte" is; hij weet hem den
voor-avond van Kerstmis.
Vreemd voelt hij zich ontroerd. Wat hij lang
dood dacht, leeft weêr in hem op. Onwillekeu
rig bijna, als beheerscht door een macht, ster
ker dan zijn wil, keert hij zich weêr op zijn
piano-tabouret naar de piano, en begint te spe
len. Het is een fantasie zonder vaste motieven,
aanéén-geweven uit ijle. ,teêre tonen. Vage,
maar schoone herinneringen zijn het, welke
hij verklankt. Zijn rug is gebogen; en zijn
hoofd neer-gewend, terwijl zijn oogen droome-
rig naar de toetsen en zijn slanke, bezige vin
gers staren.
't Is stil in de kamer. In eerbiedige aan
dacht luisteren allen toe, schier zonder adem,
bang 't rag-fijne klank-kristal te breken. Door
een kier van het gordijn is, de winterhemel
zichtbaar, donker-blauw fluweel waarop hel
dere diamanten fonkelen. Nu en dan komt er
een eenzame wandelaar voorbij, blijft staan,
luistert lang, gaat dan weêr voort, als be
schroomd, zijn schreden, die luid klonken op
het vries-hard plaveisel, dempend. En al
maar blijft de klare klankenstroom vloeien.
Doch plots is het, als klinken er blijde klok
ken tusschen de vervagende klanken door. De
melodieën krijgen vaster vorm, en de al-oude,
schoone Kerstmis-wijzen ruischen door de ka
mer. Hij eindigt met een langzaam verster
vende accoorden-reeks.
De pianist-zelf is de eerste, die de stilte ver
breekt en aarzelend vraagt, hoe laat de Nacht
mis begint. Allen haasten zich, hem hierop te
antwoorden: om half drie. „Mooi, wilt u me
dan om kwart voor twee doen wekken, me
vrouw," verzoekt hij de vrouw van den hotel
houder. ,,'t Is zoo lang geleê, dat ik den Kerst
nacht meê heb kunnen vieren dat we de eer
ste gelegenheid na zooveel jaren niet voorbij
mogen laten gaan." Hij zegt het stil voor zich
heen, als schaamde hij zich voor zooveel
vroomheid.
Na lang blozen zegt eindelijk één der luiste
raars, de zoon van den hotelhouder: „Neemt
u mijn vraag niet al te kwalijk, mijnheer, maar
zoudt u onder de Nachtmis in onze kerk, orgel
willen spelen? Onze organist is een goeie ke
rel, kan ook wel aardig begeleiden, maar tot
solo-spel is hij niet in staat. En eenige, goed-
gespeelde orgel-solo's kunnen de plechtige,
feestelijke stemming zoo mooi verhoogen."
„Dat wil ik heel, héél graag doen" zegt de
pianist, haast blij, „maar hoe weet u, dat ik
ook orgel spelen kan?"
„Ja, ik dacht: u speelt zoo prachtig piano;
dus zult u ook wel mooi orgel kunnen spelen."
„Nu", glimlacht de artist, „dat is een vreem
de theorie, die toevallig in mijn geval juist is.
Ik voor mij speel veel liever orgel dan piano.
Maar nu wat anders, zou de pastoor dat goed
vinden, dat ik vannacht speel? Zouden we niet
eerst toestemming moeten vragen?"
„O, neen, mijnheer," is het zelfbewuste ant
woord, „ik ben directeur van het kerkkoor".
„Ah, zoo".
Voor het monumentaal kerk-orgel zit hij,
wegdroomend in zijn machtig spel. ,,'t Is Kerst
mis", weet hij. En ook in zijn hart leeft iets
van het Kerstgeluk: dat moet hij nu uiten in
dreunende harmonieën, en in hooge, fijne to
nen, rein als een knapen-stem. Weêr heeft zijn
fantasie, vol herinneringen aan het verleden,
hem overweldigd. Weêr weeft hij de Kerst-me
lodieën aanéén tot een raggen sluier, een ge
schenk voor het Heilig Kindje in de Kribbe.
Hij kan Het zien vanaf zijn verheven zit
plaats. Het lacht, en strekt Zijn armpjes uit
naar de kinderen, die'er devoot bij# liggen
neêr-geknield. Hij weet Het wonen achter het
blinkende, deurtje van het tabernakel En dus
speelt hij met heel z'n ziel. Nog schooner dan
gisterenavond is zijn spel. Hij hoeft niet tc zoe
ken naar fraaie accoorden of wendingen. De
tonen bronnen spontaan uit het orgel op, zich
heffend en dalend, als de golven der zee.
Den volgenden %vond staat de pianist, in
deftig zwart pak, weêr te buigen voor een luid
applaudisseerend publiek. En het is hem, als
lag die genaderijke Kerstnacht al weêr heel
ver in het verleden; en bleef er niets meer
voor hem over, dan de herinnering aan iets
moois, dat voor immer heen is.
F. A. BRUNKLAUS.
Wat is 'n vrouw?
Einstein heeft op de vraag van 'n Ameri-
kaansch journalist, wat hij over de vrouw in
't algemeen dacht en of hij ook van meening
was, dat liet Amerikaansóhe meisje bekoor
lijker is dan haar Europeesc'he zuster, het vol
gende geantwoord:
„Gij beschouwt de vrouw, als een loodrecht
biologisch verschijnsel, iu korte rokken ge
huld, maar wie zegt u, dat zij niet Is een ovale
massa van atomen, voortgebracht als de eOiec-
tronen van niithoilwatt en sneil rondwer velend
met de volledige snelheid van een I-drol
Voiia, de vrouw geperst in de relativiteits
theorie
Alle dames, brillen op
Toen Miss Tucker, een Amorikaansche deze
definitie van haar sexe-las, riep zij spontaan:
„Ik soap geen woord van wat de geleerde
prof. heeft verklaard. Zeker is 't, dat hij nooit
juffrouw Tucker heeft ontmoet, wamt dan zo-u
hij dat wetenschappelijk Jargon niet gebruikt
hebben om zulk een objectief feit te om
schrijven.
*1*T
In zijn eigen belang
De bekende bokser Dempsey kwam eens bij
een tandarts.
„Ik heb geweldige kiespijn", zei de man.
„Die eene kies moet getrokken worden",
meende de tandarts.
„Goed", zei Dempsy.
„Zal ik 't pijnloos doen?", vroeg de arts.
Waarom vraagt U dat?" vroeg Dempsy.
,!üaar 't anders leelijk pijn zal doen".
De bokser keek den arts een oogenblik veel-
beteekenend aan en zelde:
„Trek hem pijnloos in je eigen belang".
R. V. D. Er begint zicb een nieuwe toe
komst te open, voor zeebadplaatsen. Een eiland
zooals Sylt, heeft bereids sedert lang met zwak
ke stem gestameld, dat het zich zoo goed voor
den winter eigent en in den loop der laatste
weken is het geen uitzondering van zijn vrien
den te hooren ie krijgen, dat zij hun Kerst-
vacamtie in Swinemümde of zoo iets gaan slij
ten.
In Westerlamd op Sylt is onlangs zelfs een
„Winterhui' Verband" gegrondvest en men weet
wanneer do Duitscbers bonden beginnen op te
richten, dat het hun dan ernst is. Iutusschen
is deze oprichting eene vertolking van de was
sende belangstelling, waarin de eilanden Sylt
en Föhr zich als winberbadplaatsen verheugen
mogen. Er is volgens de zede des lands dadelijk
natuurlijk ook een prof. op het geval toege
schoten en deze, die den Hollandschen naam
„van der Reis" draagt, maar uit Danzig stamt
en daar de wetenschap der zeegeneeskunde be
oefent, heeft op de laatste vergadering van zijn
branche zulke winterkure-n aan het strand
als eene geneesmethode van den eersten rang
afgestempeld voor nerveuse amomalien, kranke
ademhalingsorganen, neigingen om verkouden
te worden, tuberculose en asthma.
Inmiddels zijn het bijzonder de kinleren, die
bij een winter aan do zeekust baat schijnen te
vinden. Het initiatief hiertoe is meestal van de
ouders -zelf uitgegaan en daaraan is het te
danken, dat de kindertehuizen in de genoemde
badplaats in de barre maanden meer en meer
gevuld raken.
De mensohen, die in de binnenlanden wonen,
maken zich van een winter aan de kust meestal
een zeer verkeerde voorstelling. Zij imee-nen,
dat het daar aan de zee nog veel ongemoedelij
ker moet zijn dan bij zich zelf in de bergen of
op ijzige vlakten, maar d>it inzicht is natuurlijk
valsch. Het zeewater is warm en daardoor is de
temperatuur van de genoemde eilanden steeds
hooger dan die in het diepe binnenland. Bo
vendien is ze constanter, zij het dan a». dat de
vele beweging in de lucht, gewoonlijk kouder
aanvoelt dan ze inderdaad is. Oostw inden kun
nen op beide genoemde eilanden wel eens zeer
onaangenaam zijn maar ze waaien slechts zel
den en bovendien is men aan die kust zelf door
de duinen beschut Overigens wordt juist de
vele wind als de voornaamste gezondheid bren
gende fac.tor beschouwd en dat vanwege de
prikkeling, die hij op de huid uitoefent. Deze
ontdekking dateert niet van gisteren, want
reeds zoo vroeg als 1753 brak Russel een lans
voor winterverblijven aan de zee in gevallen
van skrofulose. Eerst later werd ontdekt welke
baat asthmalij-ders des winters aan de zee kun
nen vin-den.
Het ongeluk wil nu, dat s-tadjes, zooals Wes-
terland, heelemaal op den zomer gebouwd zijn.
Maar het aantal van de logeerhuizen, die cen
trale verwarming aanbrengen en zich anders
zins op den winter gaan toeleggen, stijgt regel
matig en naarmate de behagelijkheid aldus toe?
neemt hoopt men ook op toename vah bet aan
tal wintergasten. Zoo Westeriand op Sylt ten
deze de leiding heeft en ook reeds oegonnen
is een winterbad te openen, heeft Föhc toch het
voordeel, dat het klimaat er nog milder heet
te zijn dan op Sylt zoodat dit eiland Wjzonder
goed voor totaal afgotakelden in aanmerking
komt.
Sinds het Columbus gelukte het werelddeel
te ontdekken, dat weinig later den naam Ame
rika zou ontvangen, en dat deze benaming tot
op heden behield, hebben zeergeleerde mannen
zich het hoofd gebroken omtrent het vraag
stuk over de herkomst van de mensohen, welke
de Spaansche conquistadoren in deze opeens
aan het licht gekomen regionen aantroffen.
Door een rij geleerde pluizers is de meening
uitgesproken (door anderen met voorbeeldigen
ijver wéérsproken), dat Oost-Aziatische volken
reeds in de grijze oudheid met wat men tegen
woordig Amerika heet, in contact zijn geraakt,
en dat naar alle waarschijnlijkheid de oor.
sprong der oud-Amerikaansche volken, en der-
zelve culturen, in het verre Oost-Azië moet ge
zocht worden.
Meerdere van deze geleerden geloofden uit
eenige oude Chineesche geschiedschriften te
moeten bsluiten, dat de Westkust van Noord-
Amerika reeds in het jaar 499 der Christelijke
tijdrekening van het Hemelsch Rijk uit is be
zocht geworden. Daartoe gaf vooral aanleiding
de reisbeschrijving van een Boeddhistisch
priester, Hoei Shin, die in genoemd jaar uit
het land, dat hij Fusang doopt, naar zijn vader
land, China, terugkeerde, en van dit door hem
bezocht gebied een beschrijving leverde. Vol
gens dit bericht lag Fusang 20.000 Li (een
Li is 575 M.) ten Oosten van Ta han (Mid
denrijk). In het verre gewest groeiden vele Fu-
sangboomen, vanwaar de naam van het ont
dekte land.
Van de bewoners van Fusang wordt verhaald
dat zij huizen bouwden van planken dat zij
echter geen ommuurde steden kenden dat zij
een schrift bezaten en de kunst verstonden
uit de vezels van den Fusang papier te maken.
Het krijgshaftig tuig, als pantsers en lansen
was bun niet bekend de bewoners van dit
ideale land voerden nimmer krijg. Verder
wordt ons medegedeeld, dat in Fusang twee ge
vangenissen bestonden, één in het Noorden en
een in de tegenovergestelde windstreek. Een
edelman, die zich een misdaad had veroorloofd,
werd in een onderaardsch gewelf opgesloten,
waar men hem zeer menschlievend wat spijs
en drank voorzette doch dan strooide men
asch om hem heen en liet hem zeer onmenseh-
lievend alleen, voor een tijdsduur, welken hij
niet bij machte was te overleven. Ook kunnen
wij vöër kennisgeving aannemen, dat de toen
malige monarch van Fusang zich over den
naam I-ki, waaraan men een zekeren graad van
welluidendheid niet kan ontzeggen, mocht ver
heugen dat hij bij optochten en dergelijke
door trommelaars en hoornblazers op den voet
werd gevolgd en dat de kleur van zijn gewaad
do eigenaardigheid had met de seizoenen te
wisselen. Met verbazing zal men de vermelding
lezen van een soort ossen, die het bestonden
op bun zeer uitvoerige horens een gewicht van
zegge 20 Ho (Ho is gelijk 20 schepels) te tor
sen. Het bericht sluit met de volgende woorden:
„In den ouden tijd kende men In Fusang de
leer van Boeddha niet, maar rond 458 na Chr.
kwamen er vijf Bhitschus bedelmonniken)
uit het koninkrijk Kipin Kaboelistan) als
reizigers in het land. Zij verbreidden de wet
ten, de boeken en de afbeeldingen van
Boeddha."
Uit dit bericht heeft men willen afleiden,
dat Fusang in Amerika lag en met Mexico
identiek was. De Fusangboom hield men voor
de in Mexico inheemsche Magney-plant, welke
stellig met den Fusang vele eigenschappen ge
meen heeft. De overige mededeelingen van den
Boeddhist passen echter in het geheel niet bij
Amerika, en allerminst bij Mexico.
Tot welke rare voorstellingen de overigens
niet zoo dwaze meening, dat men den oorsprong
der oud-Amerikaansche culturen in Azië moet
zoeken, gevoerd hebben, illustreert zeer duide
lijk de stelling van een zekeren John Ranking,
dat in de 13de eeuw een heerscher der Mongo
len Kublai Khan, notabene vergezelscbapt door
olifanten, met een vloot naar Japan stevende,
welke, uit den koers geslagen, Peru bereikte,
alwaar de zoon van Kublai Khan als eerste
heerscher over het Incarijk .optrad.
Toch kan deze bewering best een kern van
waarheid bevatten. Want heeft het relaas van
den Boeddhistischen monnik klaarblijkelijk be
trekking op Japan, de mogelijkheid, dat Oost-
Aziaten reeds in voor-Columbisohe tijden met
schepen de Westelijke kusten van Amerika be
reikten, is niet uitgesloten. Integendeel, dit is
nu zeer waarschijnlijk en het bewijs daarvoor^
ligt in bet feit, dat b.v. Japansche dschonken
dikwijls naar de N.-W.-kusten van Noord-
Amerika uit den koers drijven. In den jaar
gang 1873 van de „Overland Monthly", van
San Francisco alleen zijn vijftien geloofwaar
dige gevallen vermeld, welke zich binnen de
laatste negentig jaar voordeden. De „Kuro
Siwo", de „èwarte Stroom", is het, welke deze
schepen naar het Oosten stuwt. Zoo strandde
in 1805 een dschonke in de buurt van Sitka. In
1813 vond kapitein Jennings bij de Koningin
Charlottë-eilanden een groote Japansche bark.
Bij kaap Flattery strandde in 1833 een Ja-
pansch schip, waarvan de bemanning deels
vermoord weTd. Verder zijn er strandingen van
Japansche schepen op de Amerlkaansehe kust
bekend uit de jaren 1853, 1855 en 1871. Al deze
gevallen bewijzen, dat er mensehen, zelfs tegen
hun wil, van Oost-Azië naar Amerika kwamen,
en dat zulke overtochten ook reeds vele eeuwen
geleden hebhen plaats gehad, schijnt o-a. op
gemaakt te kunnen worden uit het feit, dat In
oud-Indiaansche Mounds op Vancouver Chi
neesche munten uit de 15de eeuw zijn gevon
den. i B-
Schotsche Kerstavond
'n Schotsche familie ging Kerstavond vieren,
en dan weten we al vooruit, dat 't er niet
royaal aan toe gaat.
De vader bracht een kerstboompje mee naar
huis. De moeder zet het boompje in een pot, en
plaatst twee kaarsjes op de takken. Als 't Kerst
avond is worden de kaarsjes aangestoken. De
kinderen staan rond den boom.
Vader zegt: „Wij hebben Oom uitgeiioodigd.
Hij zal straks wel wat onder den boom op tafel
leggen."
En oom komt, kijkt aandachtig de kamer
rond, ziet den kerstboom, treedt langzaam toe
op de tafel, en legt er zijn hoed en para-
pluie neer.
„Uw hart is puik. Daarmee kan Je zeventig
jaar worden.''
„Maar dokter, ik ben zeventig Jaar."
„Nou, wat heb ik Je gezegd?"
EEN GEZICHT OP BETHLEHEM, HET STEDEKE, WAAR JESUS GEBOREN WERD
HET. TEHUIS JOOR PELGRIMS TE BETHLEHEM (links) EN DE KERK DER GEBOORTB,
(rechts).
Geauthoriseerde vertaling.
Naar het En gelach van E. EVERETT GREEN.
12.)
Wat een typisch en aangenaam gevoel was
dat toch, om iemand zoo dicht bij je te hebben
(lie zich onbaatzuchtig bereid verklaard had,
om bij hem t,e komen wonen, zijn kameraad
te zijn en deze vriendschap op de eerste plaats
ging beschouwen als een bondgenootschap
tegen den vüand van den haar dierbaren
grond.
Daar zkt arbeidslust in dat meisje. Het
groote verlangen om haar eigen krachten te
meten, haar leven te leven en tegelijkertijd
bezat 'ze iets van het bescheidene, het terugge-
trokkene van een heel klein meisje, dat met
groote onschuldige oogen naar het verhaal van
kabouters en feeën kan zitten luisteren.
Nu schonk ze thee voor liem in, met al de
coquetterie, waarmee de vele vriendinnen hem
verveelden.
Hij volgde haar nog steeds, en nam haast
werktuigelijk zijn kop aan
Sheila Mary overwoog tegelijkertijd haar
vreugde.
Ook Marcus vervolgde zijn gedachtengang.
Wat was het heerlijk hier iemand te heb
ben in dat groote eenzame buis, die veel
charme bezat in baar bewegingen, verborgen
charme, maar die hij nu reeds begon te ont
dekken. Die alle liefde getoond had voor bet
landgoed, dat voor hem zoovele dierbare herin
neringen bewaarde. Waar hij in zijn jeugd de
dolste jongensstreken had uitgehaald, en waar
hij nu zijn tweede jeugd ging doorbrengen
,Het is niet goed, dat de mensch alleen
«ijdat was een der eerste wijsheden der
menechheid geweest en in alle tijden was die
waarheid door bewijzen gestaafd geworden.
Niet goed om alleen te zijn; maar er was
niets op tegen om een vriendin te nemen, die
geheel in iemands keuze lag: iemand, die men
niet zoo toevallig tegen was gekomen, maar
die men jaren geleden reeds had leeren waar.
deeren als een bijzondere bloem tusschen de
bedden varieerende middelsoorten. Neen, hij
had zich wijselijk bewaard, voor de domme
streken waardoor zooveel van zijn vrienden
enkele jaren na hun huwelijk reeds naar het
einde van die verbintenis verlangden.
Marcus wa^ „verstandig". De verloving zou
'n heerlijke vriendschap bevestigen en later.,
later... *ou het huwelijk volgen.
Marcus ontving zijn tweede kop thee uit
Sheila Mary's handen. Zij keken elkander een
oogenblik aan en wellicht lazen zij ook elkan
ders gedachten.
Zou dit het eerste van de vele heerlijke
theeuurtjes zijn, die zij hier in dezen zonnigen
tuin nog zouden kennen? Was dit slechts een
voorproefje van wat het leven voor hen in de
toekomst aan stil geluk ging brengen? Een
heerlijk voorproefje in ieder geval.
Dat zeide Marcus lachende oogenen
Sheila Mary bevestigde het met een kleinen
blos.
Marcus zette zijn kop neer.
Sheila Mary waar zouden we eigenlijk
nog op wachten?
Wat bedoel je, Marcus?
Ik bedoel precies, wat Ik zeg. Is er eigen
lijk nog eenige reden om te wachten, nu wij
onze afspraak hebben gemaakt?
Wil je zeggen?
Dat ik niet inzie, waarom wij onze ver
loving niet onmiddellijk zouden bekrachtigen.
Zonder al dat hatelijk en vervelend' gedoe,
officieele krantenberichten en receptie, expo
sitie van jp gezicht en je vermogen en je
vrouw aan al de jaloersche vriendinnen. Heb
jij voor een prettige verloving al die niet
gemeende gelukwenschen noodig? Heb je be
hoefte aan een verzamelde menigte, die daarbij
tegenwoordig moet zijn en die zuchten och
arme, en niet weten of ze zich zelf dan wel
bruid en bruidegom bedoelen?
O, nee, dat nooit asjeblief! riep Sheila
Mary, terwijl ze zichtbaar voor al die verschrik
kelijkheden terugdeinsde.
Ik dacht wel, dat jij dit antwoord geven
zou, kleine Sheila Mary. Kijk eens, kindje. Jij
bent meerderjarig en kunt dus zelf heslissen
in deze kwestie. Je bent er toch zeker wel van
overtuigd nietwaar, dat ik je in geenen deele
tot een beslissing heb willen dwingen. En ik
geloof ook niet, dat jij je erg gedwongen ge
voelt, om eerst eens met je nichten te gaan
praten om hun oordeel en toestemming tot
dezen stap te verkrijgen, is het wel?
Heelemaal niet. Integendeel. Touwens, ze
zullen het vreeselijk aardig vinden.
Dat geloof ik ook wel, sprak Marcus en
Sheila keek op, maar te laat. Zijn oogen had
den het glimpje spot weer verloren. Op zijn
zakelijken toon ging hij weer verder. Natuur-
lijk zal ik er wel met je oom over spreken. Ik
vind hem een besten man. Ik acht hem zeer
hoog, Sheila Mary, wees daarvan overtuigd.
Ik hen van plan om morgen naar de stad te
gaan en daar een speciale vergunning aan te
vragen. Dan heb jij hier ondertusschen rustig
den tijd om over alles nog eens na te denken.
Want ik weet wel, dat er in Jouw hersens een
kleine revolutie heeft plaats gevonden en
daarom vind ik het wel geschikt, dat jij weer
eens wat op verhaal komt.
Maandagavond denk ik dus terug te zijn
met in mijn zak mr. Clithertoe's toestemming
en vaderlijken zegen en Dinsdagmorgen kun
nen we in de rustige omgeving van dit land
ons verbond sluiten voor God en ons beiden.
Geef me de maat van Je vinger eens op, wil
je, Sheila Mary. Voorloopig moet onze liefde
zich vooral kenmerken door een wederzijdsch
verlangen dit landgoed weer tot bloei te
brengen. Laten we samen onze zinnen zetten
op een stevige bebouwing van den grond, dat
zai de beste basis voor ons geluk zijn, denk
ik.
We zullen dus erg on-modern zijn. Sheila
"Mary. Eerst zullen we samen hard werken,
Daarna zullen we bruiloft vieren.
Nu, wat zeg je van mijn plan, kleine Sheila
Mary?
O, Marcus.
Sheila Mary's oogen schitterden van een
groot en stil geluk. Het viel Marcus ook nu
weer op, hoe tii al haar vreugden, van binnen
scheen te beleven en geen enkel oogenblik den
lust getoond had, om haar vreugde door een
uiterlijke liefkoozing te bewijzen of te verster
ken. Bij hem te zijn, scheen baar voldoende.
En ondertusschen liet Shella zich op haar
eigen gedachten voortdrijven. Het was alles zoo
wonderlijk snel gekomen en toch zoo natuur
lijk en onvermijdelijk haast.
Hoe onuitsprekelijke verlichting had ze niet
gekend, toen alle zorgen voor haar toekomst,
die als een ware mantel haar hadden omhan
gen, door Marcus met een enkel vriendelijk
woord waren afgenomen. Met een sterk reso
luut en toch vriendelijk gebaar van zijn stevige,
aristocratenbanden. Marcus Wyevale!
Nog geen drie dagen geleden had ze zich
in wanhoop op haar kamertje teruggetrokken,
niet wetende wat te zullen beginnen. Geen
flauw besef had ze gehad van den vorm, dien
de toekomst voor haar zou aannemen. En nu,
binnen het snel verloop van enkele zonnige
uren had deze plotselinge en magische wen
ding in haar leven zich voltooid! Het was
schooner dan eenige droom, dien ze doorleefde,
eenig verhaal dat ze vernomen, eenigen ro
man, dien ze gelezen bad.
Dit prachtige huishiér huis haar
woningen de rijke, knappe Marcus Wyevale
hdar man
Zij durfde hem In dit oogenblik van uiterste
exhaltatie niet vol in de oogen te zien, daar
ze bang was, zich te zullen verraden. Hem te
zullen toonen, hoe ze niets liever zou wenschen
dan zich aan zijn schouder te nestelen, het uit
te kreunen, lang, zoo lang dat alle besef van
tijd haar ontvlieden zou, hoezeer gelukkig ze
wel was.
Zij durfde niet.
Ze vreesde, dat haar oogen verraden zonden
het verlangen, dat hij, Marcus, haar ia zijn
armen zou nemen, haar koesteren zou met zijn
handen, haar streelen zou met lieve woordjes,
de woordjes van liefde tusschen jongverloof-
den, die ze kende... uit boeken.
Maar niets gebeurde.
Wat is ze stil, spoedig tevreden en nu ge
heel gelukkig, peinsde Marcus de man die
zich nooit vergiste.
Je bent je wonderland dus nog niet moe,
Shaila Mary?
O, Marcus.
Ze kon geen woord vinden om haar vreugde
uit te drukken. Ze kwamen haar alle nu ba
naal en te klein en krachteloos voor. Naast
hem ontbraken haar altijd de moed en de
kracht om veel te spreken. Maar hij scheen dit
alles niet te bemerken. Hij nam haar hand en
hield die een wijle vast.
Sheila Mary, weet Je nu. wel zeker, dat je
dezen stap met volle overtuiging en geheel uit
eigen wil zult doen?
Toen spande zij al haar krachten in om hem
aan te zien en stelde op haar beurt een vraag.
Marcus, weet jij heel zeker, heel zeker,
dat jij niet anders wil?
Heel zeker, Shedla MaTy. Waaraan twijfel
je?
Toen nam ze al haar moed «amen en ant
woordde:
Ik denk op het oogenblik aan je mooie
nicht, Marcus. Waarmee je vroeger hebt willen
trouwen. Voordat wij tot onze verloving be
sluiten, moet ik weten, dat ik nooit de tweede
plaats in je leven zal innemen. Ik kan nu nog
met alle vrijheid dit wonderland verlaten, dat
dan voorzeker voor mij zijn naam eer zal aan
doen. Maar als ik er bezit van zal nemen,
doordat ik jou naam ga aannemen, moet het
tevens mijn koninkrijk worden.
Goed zoo, Shedla Mary. Het doet me wer
kelijk goed, dat jij dat onderwerp hebt aange
roerd. Je zegt, dat je gedachten bij Maura
waren. Kun je er vrede mee nemen, als ik je
vertel dat ik deze laatste vijf jaren nog geen
twee minuten gekend hebben, die aan haar
waren gewijd?
Sheila Mary sprak niet, maar bh-' hem
strak aanzien.
J5n hij vervolgde.
Misschien zul je zeggen, dat het geen
sterk bewijs is, voor mijn standvastigheid in de
liefde, zei hij een beetje gepikeerd. Ik weet wei,
dat er mannen zijn, die heelemaal van streek
geraken, doordat ze de vrouw van hun keuzo
niet kunnen krijgen. Hun verdere leven maken,
ze van hun hart een relikwiekastje en elk
mooi oogenblik van hun leven wordt verspild
in noodelooze wake bij een verlept verleden.
Zelfs als zulk een vrouw zich van haar laagste
zijde heeft laten zien, blijven zij het idool, dat
zij zich van die vrouw hadden gevormd, hun
eeuwige aanbidding toedragen. Het is wellicht
een zeer prijzenswaardige geestesgesteldheid.
Maar ik behoor niet tot dat soort ridders van
de droevige figuur, Mijn trouw en liefde schonk
ik aan een groot karakter en toen Maura be
wees, dit niet te bezitten, verbeurde ze tegelij
kertijd al mijn verdere aandacht.
Ik geef graag toe, dat ik heel veel van
Maura, gehouden Iheb, toen wjj nog kinderen
waxen. Zij heeft toen een zeer sterken indruk
op me weten te maken. Toen er kans was, dat
ik spoedig goede vorderingen zou maken, ver
zette ze zich zelfs niet tegen mijn zeer positieve
plannen te haren opzichte, en ik deed toen
dubbel mijn best om me van mijn goede zijde te
laten kennen. Geen gelegenheid heb ik laten
voorbijgaan om te toonen, dat het bezit van
Maura voor mij het hoogste geluk beteekende,
dat ik kende. Dat wist ze, en ze beeft er eigen
lijk misbruik van gemaakt, ofschoon
Ofschoon Maura het (heelemaal niet erg
vond, om door jou zoo aanbeden te worden,
vulde Sheila Mary aan. Iedereen weet voldoen
de, Marcus, dat Maura niet onverschillig was
voor de groote bewijzen van hoogachting, die
jij haar steeds hebt getoond. Daarom ook, durf
ik je nu openlijk te vragen, hoe staat het met
jullie gevoelens, zoowel die van jon voor Maura
als die van Maura voor jou?
Welnu, ik was in ieder geval verliefd op
Maura. Maar ik geloof dat het van haar kamt
meer berekening dan gevoel is geweest. Ik heb
toen een tijd lang me overgegeven aan dit ge
luk, en meende dat het een voorproefje was
van de vreugde, die ik eenmaal met haar sma
ken zou. Dat werd nog versterkt door de schijn
bare volledige toestemming, tot onze verloving
van haar kant. Totdat ze plotseling na zich
eigenlijk niet eens moe gemaakt te hebben met
een inleiding tot het verbreken van onze ver
loving zonder opgave van eenige reden,
waarom ze onze huwelijksplannen zoomaar liet
varen, in het huwelijk trad met dien ouden Jos.
Vawdrey een echten Midas met ezels oor ea
(Wondt vervolgd)!