FEUILLETON DE PIANIST WINTERKUREN AAN ZEE DE EERSTE MENSCHEN IN AMERIKA EEN MAN IN DE KLEM, WOENSDAG 24 DECEMBER 1930 Kwam precies uit EEN VERHAAL VOL WIJSHEID VOOR ZELFGENOEGZAME VERLOOFDEN. HOE DE SOBERE KRIBBE-VOORSTELLING ONS .AAN HET GROOTSCHE LIEFDE WONDER HERRINNERT. Driftig liep hij in zijn hotel-lcamer op en neer. Woedend was hij. Wat dacht dat stadje WeiMeende het soms met een kwajongen te doen te hebhen Wel jaJe doet hun de eer aan, over te komen, om een piano-recital te geven Je laat overal gras-groene affiches aanbrengen, om aan hun smaak tegemoet te komen Je huurt den ouden stadsomroeper voor een middag af, om overal te laten rond bazuinen, dat je dien avond in „De Vergulde Leeuw" zult spelen. En wat doet dat volk. Het blijft thuis zitten achter de warme kachel achter hun potje bier, of achter hun glas sèmp of saliemelk en tracteert je op een leege zaal met ëén veldwachter erin, die bovendien nog brandwacht, toehoorder, zaal wachter en misschien nog wel „de pers was ook Schande is hetMaak je daai voor een reis van een paar uur, om in zoo n krottig gehucht gekleineerd te worden! De schade komt voor rekening van den impresario. Maar dat anderedie hoon Uitgeput van drift en ergernis laat hij zich in een fauteuil neervallen. Met donkeren blik neemt hij' de kamer eens op, en mompelt: „Dat valt nu tenminste nog al mee. Ik had het nög slechter kunnen treffen. Kijk, een ■piano ook. Ik heb er voor den avond wel een klein beetje genoeg van, maar töch ben ik nieuwsgierig, hoe die rammelkast wel klinken zal". Hij gaat er naar toe, opent haar, glim lacht als hij op den toetsenlooper de eerste maten van een „Romance" van Wenzel gebor duurd ziet, draait het pianokrukje öp tot de gewenschte hoogte, en speelt dan eenige toon ladders. ,,'t Gaat wel", bromt hij, zich nog ver zettend tegen de mildere stemming, welke zich van hem meester maken wil. „Kom, ik zit er nou toch; ik kon de nieuwe programma-nummers voor de uitvoering van die volgende week Maandag nog wel eens door nemen. Jammer, dat ik de muziek er van niet bij me heb» Maar 't zal misschien zóó ook wel gaan". Zijn eigen muziek kalmeert zn toorn. Hij geeft zich geheel over aan z n spel, en hoort niet het bewonderend gefluister achter de deur, waar personeel en hotelgasten ontroerd luisteren. Als het slot-accoord verklonken is, wekt een luid applaus den speler uit zijn muzikale mijmering op. Verstrooid mompelt hij. „Zoo, speel ik dus toch voor een zaal. Ik meende heusch, dat...." Doch de deur gaat open, de „madame" van het hotel komt hem een kop dampende koffie brengen, en verzekert, dat „ze het allemaal toch zoo mooi gevonden hadden". De hoofden in de deuropening bevestigen deze UitBpraak door een vurig geknik en een veel- mondig: „Ja, f was prachtig De pianist wist niet beter te doen, dan zijn bewonderaars binnen te noodigen, daar het buiten in de gang wel wat koud was om te luisteren. Bij zichzelf dacht hij: „Als al die dames en heeren mijn spel zoo bewonderen, hadden ze naar „De Vergulde Leeuw" moeten gaan. Nu ze het „voor niks" kunnen hooren, zijn ze enthousiast genoeg!" „Neemt u toch plaats", noodt hij, met een tikje sarcasme in z'n stem, z'n wat schuchtere luisteraars. Aarzelend nog, gaan ze zitten, kijken elkaar aan, en lachen verlegen. „U zult wel niet veel toehoorders voor uw uitvoering van vanavond gehad hebben merkt er een op. „Ja, maar", zegt een ander, bijna kinderlijk verbaasd, „om half acht zou t. be ginnen, en nu is het al acht uurOnaan genaam verrast ziet de pianist van den een naar den ander. Dan zegt hij kort en droog: „Mijn recital kan wegens bijzondere omstan digheden niet plaats hebben". En vrij scherp ondervraagt hij den eersten spreker, naar den grond van zijn vermoeden, dat het in „De Ver gulde Leeuw" nu juist niet volloopen zou. „Maar, mijnheer!" valt hem de vrouw van den hotelhouder verwonderd in de rede, ,,'t is morgen toch Kerstmis. En wie naar de Nacht mis wil, en dat wil iedereen haast, gaat vanavond bijtijds naar bed. Want morgen is het vroeg dag." „Kerstmis?" zegt de pianist, als In een droom. „Is 't morgen Kerstmis?" Want lang is het geleden, dat hij nog onderscheid maakte tusschen dagen en feestdagen, tusschen werk dagen en Zondagen. Hij hield er een aller-ba- naalste tijdrekening op na, welke slecht3 de avonden telde, en geen ander verschil kende, dan tusschen succesvolle avonden en die, wel ke „slecht" waren. Maar nu vergeet hij, dat deze avond een „slechte" is; hij weet hem den voor-avond van Kerstmis. Vreemd voelt hij zich ontroerd. Wat hij lang dood dacht, leeft weêr in hem op. Onwillekeu rig bijna, als beheerscht door een macht, ster ker dan zijn wil, keert hij zich weêr op zijn piano-tabouret naar de piano, en begint te spe len. Het is een fantasie zonder vaste motieven, aanéén-geweven uit ijle. ,teêre tonen. Vage, maar schoone herinneringen zijn het, welke hij verklankt. Zijn rug is gebogen; en zijn hoofd neer-gewend, terwijl zijn oogen droome- rig naar de toetsen en zijn slanke, bezige vin gers staren. 't Is stil in de kamer. In eerbiedige aan dacht luisteren allen toe, schier zonder adem, bang 't rag-fijne klank-kristal te breken. Door een kier van het gordijn is, de winterhemel zichtbaar, donker-blauw fluweel waarop hel dere diamanten fonkelen. Nu en dan komt er een eenzame wandelaar voorbij, blijft staan, luistert lang, gaat dan weêr voort, als be schroomd, zijn schreden, die luid klonken op het vries-hard plaveisel, dempend. En al maar blijft de klare klankenstroom vloeien. Doch plots is het, als klinken er blijde klok ken tusschen de vervagende klanken door. De melodieën krijgen vaster vorm, en de al-oude, schoone Kerstmis-wijzen ruischen door de ka mer. Hij eindigt met een langzaam verster vende accoorden-reeks. De pianist-zelf is de eerste, die de stilte ver breekt en aarzelend vraagt, hoe laat de Nacht mis begint. Allen haasten zich, hem hierop te antwoorden: om half drie. „Mooi, wilt u me dan om kwart voor twee doen wekken, me vrouw," verzoekt hij de vrouw van den hotel houder. ,,'t Is zoo lang geleê, dat ik den Kerst nacht meê heb kunnen vieren dat we de eer ste gelegenheid na zooveel jaren niet voorbij mogen laten gaan." Hij zegt het stil voor zich heen, als schaamde hij zich voor zooveel vroomheid. Na lang blozen zegt eindelijk één der luiste raars, de zoon van den hotelhouder: „Neemt u mijn vraag niet al te kwalijk, mijnheer, maar zoudt u onder de Nachtmis in onze kerk, orgel willen spelen? Onze organist is een goeie ke rel, kan ook wel aardig begeleiden, maar tot solo-spel is hij niet in staat. En eenige, goed- gespeelde orgel-solo's kunnen de plechtige, feestelijke stemming zoo mooi verhoogen." „Dat wil ik heel, héél graag doen" zegt de pianist, haast blij, „maar hoe weet u, dat ik ook orgel spelen kan?" „Ja, ik dacht: u speelt zoo prachtig piano; dus zult u ook wel mooi orgel kunnen spelen." „Nu", glimlacht de artist, „dat is een vreem de theorie, die toevallig in mijn geval juist is. Ik voor mij speel veel liever orgel dan piano. Maar nu wat anders, zou de pastoor dat goed vinden, dat ik vannacht speel? Zouden we niet eerst toestemming moeten vragen?" „O, neen, mijnheer," is het zelfbewuste ant woord, „ik ben directeur van het kerkkoor". „Ah, zoo". Voor het monumentaal kerk-orgel zit hij, wegdroomend in zijn machtig spel. ,,'t Is Kerst mis", weet hij. En ook in zijn hart leeft iets van het Kerstgeluk: dat moet hij nu uiten in dreunende harmonieën, en in hooge, fijne to nen, rein als een knapen-stem. Weêr heeft zijn fantasie, vol herinneringen aan het verleden, hem overweldigd. Weêr weeft hij de Kerst-me lodieën aanéén tot een raggen sluier, een ge schenk voor het Heilig Kindje in de Kribbe. Hij kan Het zien vanaf zijn verheven zit plaats. Het lacht, en strekt Zijn armpjes uit naar de kinderen, die'er devoot bij# liggen neêr-geknield. Hij weet Het wonen achter het blinkende, deurtje van het tabernakel En dus speelt hij met heel z'n ziel. Nog schooner dan gisterenavond is zijn spel. Hij hoeft niet tc zoe ken naar fraaie accoorden of wendingen. De tonen bronnen spontaan uit het orgel op, zich heffend en dalend, als de golven der zee. Den volgenden %vond staat de pianist, in deftig zwart pak, weêr te buigen voor een luid applaudisseerend publiek. En het is hem, als lag die genaderijke Kerstnacht al weêr heel ver in het verleden; en bleef er niets meer voor hem over, dan de herinnering aan iets moois, dat voor immer heen is. F. A. BRUNKLAUS. Wat is 'n vrouw? Einstein heeft op de vraag van 'n Ameri- kaansch journalist, wat hij over de vrouw in 't algemeen dacht en of hij ook van meening was, dat liet Amerikaansóhe meisje bekoor lijker is dan haar Europeesc'he zuster, het vol gende geantwoord: „Gij beschouwt de vrouw, als een loodrecht biologisch verschijnsel, iu korte rokken ge huld, maar wie zegt u, dat zij niet Is een ovale massa van atomen, voortgebracht als de eOiec- tronen van niithoilwatt en sneil rondwer velend met de volledige snelheid van een I-drol Voiia, de vrouw geperst in de relativiteits theorie Alle dames, brillen op Toen Miss Tucker, een Amorikaansche deze definitie van haar sexe-las, riep zij spontaan: „Ik soap geen woord van wat de geleerde prof. heeft verklaard. Zeker is 't, dat hij nooit juffrouw Tucker heeft ontmoet, wamt dan zo-u hij dat wetenschappelijk Jargon niet gebruikt hebben om zulk een objectief feit te om schrijven. *1*T In zijn eigen belang De bekende bokser Dempsey kwam eens bij een tandarts. „Ik heb geweldige kiespijn", zei de man. „Die eene kies moet getrokken worden", meende de tandarts. „Goed", zei Dempsy. „Zal ik 't pijnloos doen?", vroeg de arts. Waarom vraagt U dat?" vroeg Dempsy. ,!üaar 't anders leelijk pijn zal doen". De bokser keek den arts een oogenblik veel- beteekenend aan en zelde: „Trek hem pijnloos in je eigen belang". R. V. D. Er begint zicb een nieuwe toe komst te open, voor zeebadplaatsen. Een eiland zooals Sylt, heeft bereids sedert lang met zwak ke stem gestameld, dat het zich zoo goed voor den winter eigent en in den loop der laatste weken is het geen uitzondering van zijn vrien den te hooren ie krijgen, dat zij hun Kerst- vacamtie in Swinemümde of zoo iets gaan slij ten. In Westerlamd op Sylt is onlangs zelfs een „Winterhui' Verband" gegrondvest en men weet wanneer do Duitscbers bonden beginnen op te richten, dat het hun dan ernst is. Iutusschen is deze oprichting eene vertolking van de was sende belangstelling, waarin de eilanden Sylt en Föhr zich als winberbadplaatsen verheugen mogen. Er is volgens de zede des lands dadelijk natuurlijk ook een prof. op het geval toege schoten en deze, die den Hollandschen naam „van der Reis" draagt, maar uit Danzig stamt en daar de wetenschap der zeegeneeskunde be oefent, heeft op de laatste vergadering van zijn branche zulke winterkure-n aan het strand als eene geneesmethode van den eersten rang afgestempeld voor nerveuse amomalien, kranke ademhalingsorganen, neigingen om verkouden te worden, tuberculose en asthma. Inmiddels zijn het bijzonder de kinleren, die bij een winter aan do zeekust baat schijnen te vinden. Het initiatief hiertoe is meestal van de ouders -zelf uitgegaan en daaraan is het te danken, dat de kindertehuizen in de genoemde badplaats in de barre maanden meer en meer gevuld raken. De mensohen, die in de binnenlanden wonen, maken zich van een winter aan de kust meestal een zeer verkeerde voorstelling. Zij imee-nen, dat het daar aan de zee nog veel ongemoedelij ker moet zijn dan bij zich zelf in de bergen of op ijzige vlakten, maar d>it inzicht is natuurlijk valsch. Het zeewater is warm en daardoor is de temperatuur van de genoemde eilanden steeds hooger dan die in het diepe binnenland. Bo vendien is ze constanter, zij het dan a». dat de vele beweging in de lucht, gewoonlijk kouder aanvoelt dan ze inderdaad is. Oostw inden kun nen op beide genoemde eilanden wel eens zeer onaangenaam zijn maar ze waaien slechts zel den en bovendien is men aan die kust zelf door de duinen beschut Overigens wordt juist de vele wind als de voornaamste gezondheid bren gende fac.tor beschouwd en dat vanwege de prikkeling, die hij op de huid uitoefent. Deze ontdekking dateert niet van gisteren, want reeds zoo vroeg als 1753 brak Russel een lans voor winterverblijven aan de zee in gevallen van skrofulose. Eerst later werd ontdekt welke baat asthmalij-ders des winters aan de zee kun nen vin-den. Het ongeluk wil nu, dat s-tadjes, zooals Wes- terland, heelemaal op den zomer gebouwd zijn. Maar het aantal van de logeerhuizen, die cen trale verwarming aanbrengen en zich anders zins op den winter gaan toeleggen, stijgt regel matig en naarmate de behagelijkheid aldus toe? neemt hoopt men ook op toename vah bet aan tal wintergasten. Zoo Westeriand op Sylt ten deze de leiding heeft en ook reeds oegonnen is een winterbad te openen, heeft Föhc toch het voordeel, dat het klimaat er nog milder heet te zijn dan op Sylt zoodat dit eiland Wjzonder goed voor totaal afgotakelden in aanmerking komt. Sinds het Columbus gelukte het werelddeel te ontdekken, dat weinig later den naam Ame rika zou ontvangen, en dat deze benaming tot op heden behield, hebben zeergeleerde mannen zich het hoofd gebroken omtrent het vraag stuk over de herkomst van de mensohen, welke de Spaansche conquistadoren in deze opeens aan het licht gekomen regionen aantroffen. Door een rij geleerde pluizers is de meening uitgesproken (door anderen met voorbeeldigen ijver wéérsproken), dat Oost-Aziatische volken reeds in de grijze oudheid met wat men tegen woordig Amerika heet, in contact zijn geraakt, en dat naar alle waarschijnlijkheid de oor. sprong der oud-Amerikaansche volken, en der- zelve culturen, in het verre Oost-Azië moet ge zocht worden. Meerdere van deze geleerden geloofden uit eenige oude Chineesche geschiedschriften te moeten bsluiten, dat de Westkust van Noord- Amerika reeds in het jaar 499 der Christelijke tijdrekening van het Hemelsch Rijk uit is be zocht geworden. Daartoe gaf vooral aanleiding de reisbeschrijving van een Boeddhistisch priester, Hoei Shin, die in genoemd jaar uit het land, dat hij Fusang doopt, naar zijn vader land, China, terugkeerde, en van dit door hem bezocht gebied een beschrijving leverde. Vol gens dit bericht lag Fusang 20.000 Li (een Li is 575 M.) ten Oosten van Ta han (Mid denrijk). In het verre gewest groeiden vele Fu- sangboomen, vanwaar de naam van het ont dekte land. Van de bewoners van Fusang wordt verhaald dat zij huizen bouwden van planken dat zij echter geen ommuurde steden kenden dat zij een schrift bezaten en de kunst verstonden uit de vezels van den Fusang papier te maken. Het krijgshaftig tuig, als pantsers en lansen was bun niet bekend de bewoners van dit ideale land voerden nimmer krijg. Verder wordt ons medegedeeld, dat in Fusang twee ge vangenissen bestonden, één in het Noorden en een in de tegenovergestelde windstreek. Een edelman, die zich een misdaad had veroorloofd, werd in een onderaardsch gewelf opgesloten, waar men hem zeer menschlievend wat spijs en drank voorzette doch dan strooide men asch om hem heen en liet hem zeer onmenseh- lievend alleen, voor een tijdsduur, welken hij niet bij machte was te overleven. Ook kunnen wij vöër kennisgeving aannemen, dat de toen malige monarch van Fusang zich over den naam I-ki, waaraan men een zekeren graad van welluidendheid niet kan ontzeggen, mocht ver heugen dat hij bij optochten en dergelijke door trommelaars en hoornblazers op den voet werd gevolgd en dat de kleur van zijn gewaad do eigenaardigheid had met de seizoenen te wisselen. Met verbazing zal men de vermelding lezen van een soort ossen, die het bestonden op bun zeer uitvoerige horens een gewicht van zegge 20 Ho (Ho is gelijk 20 schepels) te tor sen. Het bericht sluit met de volgende woorden: „In den ouden tijd kende men In Fusang de leer van Boeddha niet, maar rond 458 na Chr. kwamen er vijf Bhitschus bedelmonniken) uit het koninkrijk Kipin Kaboelistan) als reizigers in het land. Zij verbreidden de wet ten, de boeken en de afbeeldingen van Boeddha." Uit dit bericht heeft men willen afleiden, dat Fusang in Amerika lag en met Mexico identiek was. De Fusangboom hield men voor de in Mexico inheemsche Magney-plant, welke stellig met den Fusang vele eigenschappen ge meen heeft. De overige mededeelingen van den Boeddhist passen echter in het geheel niet bij Amerika, en allerminst bij Mexico. Tot welke rare voorstellingen de overigens niet zoo dwaze meening, dat men den oorsprong der oud-Amerikaansche culturen in Azië moet zoeken, gevoerd hebben, illustreert zeer duide lijk de stelling van een zekeren John Ranking, dat in de 13de eeuw een heerscher der Mongo len Kublai Khan, notabene vergezelscbapt door olifanten, met een vloot naar Japan stevende, welke, uit den koers geslagen, Peru bereikte, alwaar de zoon van Kublai Khan als eerste heerscher over het Incarijk .optrad. Toch kan deze bewering best een kern van waarheid bevatten. Want heeft het relaas van den Boeddhistischen monnik klaarblijkelijk be trekking op Japan, de mogelijkheid, dat Oost- Aziaten reeds in voor-Columbisohe tijden met schepen de Westelijke kusten van Amerika be reikten, is niet uitgesloten. Integendeel, dit is nu zeer waarschijnlijk en het bewijs daarvoor^ ligt in bet feit, dat b.v. Japansche dschonken dikwijls naar de N.-W.-kusten van Noord- Amerika uit den koers drijven. In den jaar gang 1873 van de „Overland Monthly", van San Francisco alleen zijn vijftien geloofwaar dige gevallen vermeld, welke zich binnen de laatste negentig jaar voordeden. De „Kuro Siwo", de „èwarte Stroom", is het, welke deze schepen naar het Oosten stuwt. Zoo strandde in 1805 een dschonke in de buurt van Sitka. In 1813 vond kapitein Jennings bij de Koningin Charlottë-eilanden een groote Japansche bark. Bij kaap Flattery strandde in 1833 een Ja- pansch schip, waarvan de bemanning deels vermoord weTd. Verder zijn er strandingen van Japansche schepen op de Amerlkaansehe kust bekend uit de jaren 1853, 1855 en 1871. Al deze gevallen bewijzen, dat er mensehen, zelfs tegen hun wil, van Oost-Azië naar Amerika kwamen, en dat zulke overtochten ook reeds vele eeuwen geleden hebhen plaats gehad, schijnt o-a. op gemaakt te kunnen worden uit het feit, dat In oud-Indiaansche Mounds op Vancouver Chi neesche munten uit de 15de eeuw zijn gevon den. i B- Schotsche Kerstavond 'n Schotsche familie ging Kerstavond vieren, en dan weten we al vooruit, dat 't er niet royaal aan toe gaat. De vader bracht een kerstboompje mee naar huis. De moeder zet het boompje in een pot, en plaatst twee kaarsjes op de takken. Als 't Kerst avond is worden de kaarsjes aangestoken. De kinderen staan rond den boom. Vader zegt: „Wij hebben Oom uitgeiioodigd. Hij zal straks wel wat onder den boom op tafel leggen." En oom komt, kijkt aandachtig de kamer rond, ziet den kerstboom, treedt langzaam toe op de tafel, en legt er zijn hoed en para- pluie neer. „Uw hart is puik. Daarmee kan Je zeventig jaar worden.'' „Maar dokter, ik ben zeventig Jaar." „Nou, wat heb ik Je gezegd?" EEN GEZICHT OP BETHLEHEM, HET STEDEKE, WAAR JESUS GEBOREN WERD HET. TEHUIS JOOR PELGRIMS TE BETHLEHEM (links) EN DE KERK DER GEBOORTB, (rechts). Geauthoriseerde vertaling. Naar het En gelach van E. EVERETT GREEN. 12.) Wat een typisch en aangenaam gevoel was dat toch, om iemand zoo dicht bij je te hebben (lie zich onbaatzuchtig bereid verklaard had, om bij hem t,e komen wonen, zijn kameraad te zijn en deze vriendschap op de eerste plaats ging beschouwen als een bondgenootschap tegen den vüand van den haar dierbaren grond. Daar zkt arbeidslust in dat meisje. Het groote verlangen om haar eigen krachten te meten, haar leven te leven en tegelijkertijd bezat 'ze iets van het bescheidene, het terugge- trokkene van een heel klein meisje, dat met groote onschuldige oogen naar het verhaal van kabouters en feeën kan zitten luisteren. Nu schonk ze thee voor liem in, met al de coquetterie, waarmee de vele vriendinnen hem verveelden. Hij volgde haar nog steeds, en nam haast werktuigelijk zijn kop aan Sheila Mary overwoog tegelijkertijd haar vreugde. Ook Marcus vervolgde zijn gedachtengang. Wat was het heerlijk hier iemand te heb ben in dat groote eenzame buis, die veel charme bezat in baar bewegingen, verborgen charme, maar die hij nu reeds begon te ont dekken. Die alle liefde getoond had voor bet landgoed, dat voor hem zoovele dierbare herin neringen bewaarde. Waar hij in zijn jeugd de dolste jongensstreken had uitgehaald, en waar hij nu zijn tweede jeugd ging doorbrengen ,Het is niet goed, dat de mensch alleen «ijdat was een der eerste wijsheden der menechheid geweest en in alle tijden was die waarheid door bewijzen gestaafd geworden. Niet goed om alleen te zijn; maar er was niets op tegen om een vriendin te nemen, die geheel in iemands keuze lag: iemand, die men niet zoo toevallig tegen was gekomen, maar die men jaren geleden reeds had leeren waar. deeren als een bijzondere bloem tusschen de bedden varieerende middelsoorten. Neen, hij had zich wijselijk bewaard, voor de domme streken waardoor zooveel van zijn vrienden enkele jaren na hun huwelijk reeds naar het einde van die verbintenis verlangden. Marcus wa^ „verstandig". De verloving zou 'n heerlijke vriendschap bevestigen en later., later... *ou het huwelijk volgen. Marcus ontving zijn tweede kop thee uit Sheila Mary's handen. Zij keken elkander een oogenblik aan en wellicht lazen zij ook elkan ders gedachten. Zou dit het eerste van de vele heerlijke theeuurtjes zijn, die zij hier in dezen zonnigen tuin nog zouden kennen? Was dit slechts een voorproefje van wat het leven voor hen in de toekomst aan stil geluk ging brengen? Een heerlijk voorproefje in ieder geval. Dat zeide Marcus lachende oogenen Sheila Mary bevestigde het met een kleinen blos. Marcus zette zijn kop neer. Sheila Mary waar zouden we eigenlijk nog op wachten? Wat bedoel je, Marcus? Ik bedoel precies, wat Ik zeg. Is er eigen lijk nog eenige reden om te wachten, nu wij onze afspraak hebben gemaakt? Wil je zeggen? Dat ik niet inzie, waarom wij onze ver loving niet onmiddellijk zouden bekrachtigen. Zonder al dat hatelijk en vervelend' gedoe, officieele krantenberichten en receptie, expo sitie van jp gezicht en je vermogen en je vrouw aan al de jaloersche vriendinnen. Heb jij voor een prettige verloving al die niet gemeende gelukwenschen noodig? Heb je be hoefte aan een verzamelde menigte, die daarbij tegenwoordig moet zijn en die zuchten och arme, en niet weten of ze zich zelf dan wel bruid en bruidegom bedoelen? O, nee, dat nooit asjeblief! riep Sheila Mary, terwijl ze zichtbaar voor al die verschrik kelijkheden terugdeinsde. Ik dacht wel, dat jij dit antwoord geven zou, kleine Sheila Mary. Kijk eens, kindje. Jij bent meerderjarig en kunt dus zelf heslissen in deze kwestie. Je bent er toch zeker wel van overtuigd nietwaar, dat ik je in geenen deele tot een beslissing heb willen dwingen. En ik geloof ook niet, dat jij je erg gedwongen ge voelt, om eerst eens met je nichten te gaan praten om hun oordeel en toestemming tot dezen stap te verkrijgen, is het wel? Heelemaal niet. Integendeel. Touwens, ze zullen het vreeselijk aardig vinden. Dat geloof ik ook wel, sprak Marcus en Sheila keek op, maar te laat. Zijn oogen had den het glimpje spot weer verloren. Op zijn zakelijken toon ging hij weer verder. Natuur- lijk zal ik er wel met je oom over spreken. Ik vind hem een besten man. Ik acht hem zeer hoog, Sheila Mary, wees daarvan overtuigd. Ik hen van plan om morgen naar de stad te gaan en daar een speciale vergunning aan te vragen. Dan heb jij hier ondertusschen rustig den tijd om over alles nog eens na te denken. Want ik weet wel, dat er in Jouw hersens een kleine revolutie heeft plaats gevonden en daarom vind ik het wel geschikt, dat jij weer eens wat op verhaal komt. Maandagavond denk ik dus terug te zijn met in mijn zak mr. Clithertoe's toestemming en vaderlijken zegen en Dinsdagmorgen kun nen we in de rustige omgeving van dit land ons verbond sluiten voor God en ons beiden. Geef me de maat van Je vinger eens op, wil je, Sheila Mary. Voorloopig moet onze liefde zich vooral kenmerken door een wederzijdsch verlangen dit landgoed weer tot bloei te brengen. Laten we samen onze zinnen zetten op een stevige bebouwing van den grond, dat zai de beste basis voor ons geluk zijn, denk ik. We zullen dus erg on-modern zijn. Sheila "Mary. Eerst zullen we samen hard werken, Daarna zullen we bruiloft vieren. Nu, wat zeg je van mijn plan, kleine Sheila Mary? O, Marcus. Sheila Mary's oogen schitterden van een groot en stil geluk. Het viel Marcus ook nu weer op, hoe tii al haar vreugden, van binnen scheen te beleven en geen enkel oogenblik den lust getoond had, om haar vreugde door een uiterlijke liefkoozing te bewijzen of te verster ken. Bij hem te zijn, scheen baar voldoende. En ondertusschen liet Shella zich op haar eigen gedachten voortdrijven. Het was alles zoo wonderlijk snel gekomen en toch zoo natuur lijk en onvermijdelijk haast. Hoe onuitsprekelijke verlichting had ze niet gekend, toen alle zorgen voor haar toekomst, die als een ware mantel haar hadden omhan gen, door Marcus met een enkel vriendelijk woord waren afgenomen. Met een sterk reso luut en toch vriendelijk gebaar van zijn stevige, aristocratenbanden. Marcus Wyevale! Nog geen drie dagen geleden had ze zich in wanhoop op haar kamertje teruggetrokken, niet wetende wat te zullen beginnen. Geen flauw besef had ze gehad van den vorm, dien de toekomst voor haar zou aannemen. En nu, binnen het snel verloop van enkele zonnige uren had deze plotselinge en magische wen ding in haar leven zich voltooid! Het was schooner dan eenige droom, dien ze doorleefde, eenig verhaal dat ze vernomen, eenigen ro man, dien ze gelezen bad. Dit prachtige huishiér huis haar woningen de rijke, knappe Marcus Wyevale hdar man Zij durfde hem In dit oogenblik van uiterste exhaltatie niet vol in de oogen te zien, daar ze bang was, zich te zullen verraden. Hem te zullen toonen, hoe ze niets liever zou wenschen dan zich aan zijn schouder te nestelen, het uit te kreunen, lang, zoo lang dat alle besef van tijd haar ontvlieden zou, hoezeer gelukkig ze wel was. Zij durfde niet. Ze vreesde, dat haar oogen verraden zonden het verlangen, dat hij, Marcus, haar ia zijn armen zou nemen, haar koesteren zou met zijn handen, haar streelen zou met lieve woordjes, de woordjes van liefde tusschen jongverloof- den, die ze kende... uit boeken. Maar niets gebeurde. Wat is ze stil, spoedig tevreden en nu ge heel gelukkig, peinsde Marcus de man die zich nooit vergiste. Je bent je wonderland dus nog niet moe, Shaila Mary? O, Marcus. Ze kon geen woord vinden om haar vreugde uit te drukken. Ze kwamen haar alle nu ba naal en te klein en krachteloos voor. Naast hem ontbraken haar altijd de moed en de kracht om veel te spreken. Maar hij scheen dit alles niet te bemerken. Hij nam haar hand en hield die een wijle vast. Sheila Mary, weet Je nu. wel zeker, dat je dezen stap met volle overtuiging en geheel uit eigen wil zult doen? Toen spande zij al haar krachten in om hem aan te zien en stelde op haar beurt een vraag. Marcus, weet jij heel zeker, heel zeker, dat jij niet anders wil? Heel zeker, Shedla MaTy. Waaraan twijfel je? Toen nam ze al haar moed «amen en ant woordde: Ik denk op het oogenblik aan je mooie nicht, Marcus. Waarmee je vroeger hebt willen trouwen. Voordat wij tot onze verloving be sluiten, moet ik weten, dat ik nooit de tweede plaats in je leven zal innemen. Ik kan nu nog met alle vrijheid dit wonderland verlaten, dat dan voorzeker voor mij zijn naam eer zal aan doen. Maar als ik er bezit van zal nemen, doordat ik jou naam ga aannemen, moet het tevens mijn koninkrijk worden. Goed zoo, Shedla Mary. Het doet me wer kelijk goed, dat jij dat onderwerp hebt aange roerd. Je zegt, dat je gedachten bij Maura waren. Kun je er vrede mee nemen, als ik je vertel dat ik deze laatste vijf jaren nog geen twee minuten gekend hebben, die aan haar waren gewijd? Sheila Mary sprak niet, maar bh-' hem strak aanzien. J5n hij vervolgde. Misschien zul je zeggen, dat het geen sterk bewijs is, voor mijn standvastigheid in de liefde, zei hij een beetje gepikeerd. Ik weet wei, dat er mannen zijn, die heelemaal van streek geraken, doordat ze de vrouw van hun keuzo niet kunnen krijgen. Hun verdere leven maken, ze van hun hart een relikwiekastje en elk mooi oogenblik van hun leven wordt verspild in noodelooze wake bij een verlept verleden. Zelfs als zulk een vrouw zich van haar laagste zijde heeft laten zien, blijven zij het idool, dat zij zich van die vrouw hadden gevormd, hun eeuwige aanbidding toedragen. Het is wellicht een zeer prijzenswaardige geestesgesteldheid. Maar ik behoor niet tot dat soort ridders van de droevige figuur, Mijn trouw en liefde schonk ik aan een groot karakter en toen Maura be wees, dit niet te bezitten, verbeurde ze tegelij kertijd al mijn verdere aandacht. Ik geef graag toe, dat ik heel veel van Maura, gehouden Iheb, toen wjj nog kinderen waxen. Zij heeft toen een zeer sterken indruk op me weten te maken. Toen er kans was, dat ik spoedig goede vorderingen zou maken, ver zette ze zich zelfs niet tegen mijn zeer positieve plannen te haren opzichte, en ik deed toen dubbel mijn best om me van mijn goede zijde te laten kennen. Geen gelegenheid heb ik laten voorbijgaan om te toonen, dat het bezit van Maura voor mij het hoogste geluk beteekende, dat ik kende. Dat wist ze, en ze beeft er eigen lijk misbruik van gemaakt, ofschoon Ofschoon Maura het (heelemaal niet erg vond, om door jou zoo aanbeden te worden, vulde Sheila Mary aan. Iedereen weet voldoen de, Marcus, dat Maura niet onverschillig was voor de groote bewijzen van hoogachting, die jij haar steeds hebt getoond. Daarom ook, durf ik je nu openlijk te vragen, hoe staat het met jullie gevoelens, zoowel die van jon voor Maura als die van Maura voor jou? Welnu, ik was in ieder geval verliefd op Maura. Maar ik geloof dat het van haar kamt meer berekening dan gevoel is geweest. Ik heb toen een tijd lang me overgegeven aan dit ge luk, en meende dat het een voorproefje was van de vreugde, die ik eenmaal met haar sma ken zou. Dat werd nog versterkt door de schijn bare volledige toestemming, tot onze verloving van haar kant. Totdat ze plotseling na zich eigenlijk niet eens moe gemaakt te hebben met een inleiding tot het verbreken van onze ver loving zonder opgave van eenige reden, waarom ze onze huwelijksplannen zoomaar liet varen, in het huwelijk trad met dien ouden Jos. Vawdrey een echten Midas met ezels oor ea (Wondt vervolgd)!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 7