DE TSCHEKA VONNIST.., DE KAARS IN DE LITURGIE TEGEN DEN PÈRE NOËL OUDE GEBRUIKEN IN ENGELAND WOENSDAG 31 DECEMBER 1930 ALLERLEI Komt u!t ■pv»f' mtïM In verband met en als aanvulling op het geen we Woensdagavond van de kaars vertel den. boeft het geen betoog, hoe de Kerk zich voor de kaars interesseerde. Zij ruimde haar zeer veel plaatsvin in de liturgie, die zich langzamerhand begon te standaardiseeren. En deze plaats bleef tot op den dag van heden gehandhaafd. Later kwam nog een andere kracht de kaars vereeren. In den rokokotijd raakte men verzot op het mooie, zachte kaarsenlicht en van dien tijd af dringt de kaars ook in overvloe dige mate binnen, eerst in de vorstelijke ho ven en van daar uit in de behuizingen v an den burgerman. Mooie kaarsenkronen aan het plafond en kandelaars allerwegen op secretai res en -schrijftafels begonnen meer en meer tot onmisbare elementen van den welstand te behooren. Natuurlijk eerst in de katholieke landen, want in protestantsche streken zat aan de kaars nog immer een luchtje van paapsche stoutigheid en afgoderij, en daarom zat men daar maar liever in het donker. En zoo naderde dan het jaar 1812. Daar mede begon voor de kaars een nieuwe glans periode, die echter maar kort geduurd heeft. Napoleon was in Rusland verslagen geworden en allerwegen vlamden er bevrijdingsoorlogen op, die krachtig door den tsaar werden ge steund. Deze liet daartoe zijn kozakken over het rampzalige Europa uitzwermen en deze ruiters gaven de kaars eene nieuwe bestem ming. Ze aten haar n.l. op. De kozakken heb ben ook ons Brabant doorgereden en in oudere families kan men daar nog vele verhalen hoo- ren over de wonderlijke verrichtingen van die overigens nog al hinderlijke bevrijdings- troepen, maar geen verhaal is zoo goed be waard gebleven als dat van de goede apetijt, waarmede de kozakken de vetkaarsen ver schalkten. Wanneer ze wat erg lastig werden, hield men hen eenvoudig een vetkaars voor den neus en daarmede waren ze direct ge temd. Waren de Russische lieeren een beetje later gekomen, dan hadden ze naar iets anders moe ten zoeken om hun honger te stillen, want in 1831 brak eindelijk het groote jaar voor de kaars aan. Zeventien eeuwen lang was zij in compositie en uiterlijke gedaante onveranderd gebleven, maar in genoemd jaar legde dr. Mo- tard zijn schennende handen op de talk en de was en verving hij deze door paraffine, stea rine en zeresin. Daarmede niet genoeg, vond de heer Milly, kamerheer van koning Karei X, terzelfder tijd de kunst uit om kaarsen te gieten en dan kwam Cambêceris nog als derde een duit in het zakje leggen door de pitten voor het eerst te vlechten. De kaars uit bijenwas bleef nog in de kerk in eere, maar de moderne huis-, tuin- of keu kenkaars is van eene geheel andere composi tie. Zij wordt niet meer met de hand gedraaid of gerold, maar ze wordt op den loopenden band samengesteld, geheel en al machinaal en zonder eenig ingrijpen haast van menschelijke vingeren. De kaarsjes, die dezer dagen aan den kerstboom flonkeren, bestaan uit een meng sel van stearine en paraffine met wat palm olie en knokenvet er door. Om de zekere hard heid te geven, voegt men hier nog een beetje was aan toe en ten slotte nog een scheutje kokosvet om kristalisatie te voorkomen. Veel moeite heeft men gehad om de pit op het niveau van haar omhulsel te brengen. Bij uitdooving van de kaars bleven de oude pitten nagloeien en daarbij ontwikkelden zij gassen, die alles anders dan welriekend waren. Tegen woordig echter bestaat de pit uit katoen, die gedenkt is in zekere chemische preparaten, welke het nawalmen bijna geheel voorkomen. De kaars zelf wordt gegoten in machines van Amerikaansch patent en aldus is zij hee- lemaal up tot date geworden. Maar of haar poëzie door dat proces niet een beetje gele den heeft? De bisschop van Fréjus en Toulon heeft de geloovigen gevraagd toch eens af te rekenen met den Père Noël, dien roodgekapten wit- baard, met den zak op den rug, die niet anders dan een magonnieke imposteur is om het Kerstkribje m|£. Kindeke en al te verjagen. Natuurlijk heeft deze bisschop, die een groot kindervriend is, er geen bezwaar tegen, dat op het Kerstfeest de kinderen met speelgoed en geschenken worden bedacht. Maar, waarom niet het geschenk dat toepasselijk is? En in het diocees heeft men zulk geschikt speelgoed Want het is daar de bakermat der aardige san tons, die in Italië en Frankrijk de kinderen van het Christelijk gezin veel meer verblijden dan welke moderne knutsels ook. Pierre 1' Ermite heeft ook dit jaar den strijd aangebonden tegen den Père Noël, die op som mige plaatsen Bonhomme Noël wordt genoemd. Het is een gelukkig verschijnsel, dat het Christelijk gezin weer meer de gewoonte neemt klein en groot om het Kribje te verzamelen. Dat is iets wat mogelijk is voor iedereen, want de stalletjes kunnen niet eenvoudig genoeg zijn. Dat van Bethlehem had ook niet veel archi tectuur. In het Zuiden van Frankrijk hebben de Ka tholieke gezinnen goed de gewoonte van het Kribje vastgehouden, zóó dat zelfs in gezin nen, die weinig of niet meer gelooven de kin deren ten minste met Kerstmis nog eens iets van den Petit Jesu hooren. Ze hebben met Ste Barbe, in begin December (den 4den) een platten aarden schotel klaar gezet en daarin allerlei granen gezaaid. Die zijn opgekomen en vormen een miniatuur grasvlakte. markt van de Parijsche boulevards, waar ze een menschenleeftijd lang verdwenen waren ge weest. Men moet echter niet denken dat het groote artisten zijn die de kleine santons maken. Sommige kunstenaars hebben er naam mee ver worven, als de Berthet's de Porteu's, als Mar guerite Gastine, die voor alles kleine kunst werkjes hebben willen maken. Er zijn er die zeer gezocht zijn en die van kinderhand kwa men en in hun naiveteit zeer schoon zijn. Zoo als die van Roger Blancc, Durand Bébé, P'tit Pol. En nu er in de laatste jaren weer goed de aandacht op is gevestigd, leeft ook de santons- industrie weer op in de dorpen, waar potten bakkers en anderen zich amuseerend een boter ham meer verschaffen door de kleine vormpjes met klei te vullen teneinde het beeldje te vormen, dat gedroogd door de geheele familie beschilderd wordt. Zoo verschijnen die „Heilige mannetjes", zooals „santon" schijnt te beduiden. En die bouwen dan het stalletje op, leggen den P'tit Jésu" op 't stroo, vertrouwen het toe aan de wake van Maria, het gebed van Jozef, de aan bidding der herders en laten de heele gemeente toestroomen, alle bekenden van weg en straat, en als dan daarboven nog een engeltje met een lichtster kan zweven, dan zijn ze den koning te rijk. En gelooft u niet dat ze elkaar over die kleine gemeente heel wat meer te vertellen hebben, dan wanneer Père Noêl komt met de dure doozen en het speelgoed dat ze bang zijn stuk te maken? In elk geval voor ouders die ,,er wat bij weten te vertellen", is het een vreugdebron die ook voor het kind blijvend een weldaad is. E. K.. EEN SANTON: DE MOLENAARSYROUW Op Kerstavond hebben ze dat bij den schoor steen gezet, omdat de schouw van oudsher de plaats is, waar de familie zich bijeenschaart. De ouders zijn naar de Kerstmarkt geweest, dooh hebben nog iets anders meegebracht dan vette ganzen en truffels. Ze hebben aan de Kerstkraampjes de kleine samtons gekocht, aarden poppetjes, hel gekleurd, een handvol voor een paar stuivers. Die hebben nu hun plaats ingenomen in het grasveldje, waarin een miniatuur schouw, ook van aardewerk, is geplaatst. Daarvoor zit in 't midden Maria, met het Kindeke. St. Jozef is moeilijker te herken nen tusschen de herders, zoo eenvoudig hij is. De schaapjes voelen zich in hun element, de herdertjes liggen geknield, maar verder komen alle types uit het dorp, van de vischvrouw tot den schareslijper, de molenaar tot de melkster, terwijl de tamboerijnspelers en fluiters hun instrumenten hebben meegebracht. Tegenwoordig worden die kleine santons, die niet langer zijn dan een vinger, onder de meest opmerkelijke voorwerpen van volks kunst beschouwd. Handig gekleurd drukken ze veTbazend goed het type uit dat ze moeten weergeven Natuurlijk zijn de types door de traditie geijkt. Zoo vindt men altijd de zigeu nerin, den slijper, den boerenknecht met zijn vruchtenmand en de gans, den tamboerijnspeler, den molenaar, den fluitspeler, de vischvrouw, de molenaarsvrouw met den ezel, de gardian op zijn paard, en de herdertjes natuurlijk in den provencaalschen huikmantel, de drie koningen in hun bonte kleedij met sieraden overladen. Omstreeks 1800 heeft Agnel de types her nieuwd, door de elementen te verwijderen die met het Kerstfeest niets te maken hadden. Lagnet d'Aubagne, de gebroeders Brémond zijn bekende santonkunstenaars geweest van. den lateren tijd. Elzeard Rougier heeft in de laatste jaren van dié kleine beeldjes bijzondere studie gehaakt en Louis Laget heeft ook veel tot hun bekendheid buiten de Midi bijgedragen Sinds een paar jaar verschijnen ze weer op de Kerst- Het klopte precies Een glimmende blauwe auto stond voor een café te Monte Carlo. In de lakglanzende nieuwe auto zit een chauf feur en rookt een cigarette. Daar nadert een heer met een Engelscbe sportmuts op, en met een brief in z'n hand. Hij reikt dezen brief aan den chauffeur en zcgit waardig en plech tig: ,,Geef dezen brief dadelijk aan Uw heer". De chauffeur gaat naar binnen en geeft den brief aan zijn patroon. Deze opent het couvert en leest verbaasd: „Als 't klopt is 't goed, als 't niet k-lopt, is 't ook goed". „Wat moet dit beduiden", vraagt hij aan zijn chauffeuf. Deze denkt een oogenblik na, rent naar bui ten, ziet over de straat, en bomt ademloos terug. ,,'t Klopt!" zegt hij. „Wat klopt?" vraagt zijn heer. ,,De auto is gestolen!" Niet als solied genoteerd Gelezen in „de Tijd" van 13 Dec. 1930: Nog een bommenfonds. ,,Havas meldt uit Lissabon, dat de politie wederom vier kisten met 93 bommen, alsmede materiaal tot vervaardiging van bommen in beslag heeft genomen, verborgen bij een amb tenaar in het ministerie van h a n d e 1". „De Tijd" beweerde onlangs nog wel, dat het geen bankiersblad wilde zijn. Phonetiek „Hoor 's, als je Engelsch wil spreken, dan moet je niet huilen, als een ziekè hond. Waar heb je die merkwaardige uitspraak vandaan?" „Ik heb een radiocursus voor 't Engelsich meegemaakt, en ik denk dat mijn loudspeaker een beetje versleten is". Dat klopt ook „Jan, hoe weet je dat de aarde rond is?" Omdat U dat den vorigen keer ook al ge zegd hebt, meester". Het verschil Een reiziger komt 's avonds in een hotel: „Heeft U een kamer voor mij?" vraagt hij den portier. „Ja", antwoordt deze. '^Hoe duur?" „Van vier tot zes gulden". ,,En wat is dan het verschil?" „Die van vier zijn alle bezet". BÜZIAÜ DRESSEERT zijn stier voor de nieuwe Bouwmeesters-revue, waarvan 1 Januari a.s. de première gaat. DE WINTERSPORT, IN, JOLLEN, O AN O; op de drukke ijsbanen van St. Moritz bedient de toeltaer per echaate Om de oude Engelscbe kerstgebruiken te be grijpen, moeten we teruggaan naar tijden, lang voordat Julius Caesar zijn voet bad gezet op de Engelscbe kust of dat Sint Augustinus het christendom predikte onder de bewoners van Kent. De oude gebruiken werden, zoodra het christendom ingang had gevonden, met kracht tegengegaan, maar dikwijls was het den christenpredikers onmogelijk deze uit te roeien en derhalve gaven zij er vaak de voorkeur aan voor die oude gebruiken een christelijke ver klaring te geven Zulk een vermenging van christendom en heidendom komt op geen enkel feest zoo sterk tot uiting ais bij Kerstmis; de oude feestelijk heden. die oorspronkelijk ontleend waren aan de Romeinsche Saturnaliën werden later ver mengd met de ceremoniën van de Britsche Druiden ten tijde van den Zonnestilstand, die veel overeenkomst vertoonen met die der som bere mythologie van de oude Saksen. Twee gebruiken in het hijzonder, die onaf scheidelijk met het Kerstfeest verhonden wa ren, zijn ontleend aan den eeredienst der hei- densche voorouders: het ophangen van de mis- letoe en het verbranden van het Kerstblok. Wat de misletoe betreft weten we, dat deze bij de Druiden in een zeer hooge vereering stond, wann-eer ze groeide op een elk, den boom van hun godheid Titanus, die overeen schijnt te komen met de Phoenicische god Baal of de Zon, die onder zoovele namen door de volken der oudheid werd aanbeden. Wanneer de zon, zocals men dat noemde, in deze streken „stilstond" dus ongeveer 21 De cember. werd dit met groote feestelijkheid ge vierd in het vooruitzicht, dat nu langzamer hand haar verkwikkende stralen weer tot het aardrijk gingen doordringen. Bekend is de legende over de misletoe, zoo als ze in de Noorsche mythologie voorkomt. Balder, de god van dichtkunst en welsprekend heid en de tweede zoon van Odin en Friga, ver telde op een dag aan zijn moeder, dat hij ge droomd had te zullen sterven. Friga wilde haar zoon hiertegen- beschermen en bezwoer alle krachten der natuur, vuur, licht, aarde en wa ter, evenals de dieren en planten, dat zij Bal der niet zouden dooden. Allen legden hun eed van trouw af en ongedeerd kwam Balder terug uit den hevigsten strijd. Loki, zijn vijand trachtte het geheim van Balder's onkwetsbaarheid te ontdekken en ver kleed als een oude vrouw ging hij naar Friga om haar geluk te wenschen met het succes van haar zoon. De godin vertelde, dat niets Balder schade kon -berokkenen, daar alle krachten der natuur zich door een eed verbonden hadden hem geen leed te doen. Alleen deelde ze mee, dat een klein nietig plantje een parasiet, ver geten was om den eed te laten afleggen, maar ze was van meening, dat dit onmogelijk haar zoon zou kunnen schaden. Loki vroeg, welke plant dit was en vernam toen, dat ze op den stam van een eik groeide. Hij haastte zich een tak van de misletoe mach tig te worden, trad de vergadering der goden binnen en zeide tot den blinden Hedda of Ho- diir: „Waarom doet ge niet mee aan het boog schieten op Balder?" Hedda antwoordde: ,,Ik hen blind en beb geen wapenen". Loki gaf hem een pijl, gevormd uit de misletoe en zei toen: Balder staat voor u". Hedda schoot en doodelijk getroffen viel de godheid ter aarde. De oude Britten, vergezeld van hun pries ters, de Druiden, trokken er met veel plechtig heid op uit om de mystieke parasiet te verza melen, waaraan een wonderbare geneeskracht werd toegekend. Wanneer de eik bereikt was, waarop de mis letoe groeide, werden twee witte ossen aan den boom gebonden en een Druide-priester, in- het wit gekleed en voorzien van een gouden sikkel, klom naar boven en sneed de heilige plant, die door een anderen priester werd cpgevangen. De ossen en dikwijls ook menscben werden daarna geofferd bij de feestelijkheden, die volgden. De aldus verzamelde misletoe werd verdeeld onder het volk en men hing de takjes op boven den drempel van de deur als zoenoffer voor de go den en beschermingsmiddel in het seizoen van vorst en koude. De misletoe, waaraan, zooveel mystieks ver bonden is, komt thans zelden meer op eiken voor, maar in de boomgaarden aan de kusten van Gloucester en Worcester wordt de plant overvloedig aangetroffen op appelboomen. Groote hoeveelheden worden tegen de Kerst dagen naar Londen en andere plaatsen verzon den tot versiering van huizen en winkels. Men kent het gebruik, een takje van de mys tieke plant aan den muur of aan het plafond te hangen en elk lid van het zwakke geslacht, dat óf wel onwetend, óf wat meestal het ge- val zal zijn expres onder de misletoe door loopt, haalt zich de straf op den hals dan ge kust te mogen worden door iederen heer der schepping, die van dit voorrecht gebruik wil maken. Het branden van het Joelblok of Kerstklok, zooals het bij ons heet, is eveneens een oud ge bruik, tot ons gekomen uit Scandinavië,, waar 1 men cp het Joelfeest, het winter-zonnestilstand- feest reusachtige vreugdevuren placht te om steken ter eere van Thor. Dit gebruik, ofschoon ontdaan van alle praal en plechtigheden, die er vroeger aan verbonden waren, heeft zich tot nu toe in enkele deelen van Engeland ge handhaafd. Het brengen en plaatsen van het zware blok bij den haard van de wijden schoorsteen in de hall van den landheer was een van de meest vroolijke kerstgebruiken. Het eerwaardige blok, dat bestemd was een welkom te knetteren aan allen, die Kerstmis kwamen vieren, wera in triomf uit het bosch gehaald. Iedere voorbijganger nam zijn hoed af, wan neer het passeerde, want hij wist, dat het vo! goede belofte was en dat zijn vlammen alle haat en wrok uit de wereld zou wegnemen en de geliefde wassailbowl zou doen koken. Zoo werd het Joelblok hoog vereerd en de oude barden verwelkomden het bij zijn binnen komst- Welcome be thou, heavenly King, Welcome born on this morning, Welcome for whom we shall sing, Welcome Yule. In den regel werd het blok niet geheel opge brand, maar het overschot bewaard tot het volgend jaar, waar het dan gelijk met het nieu we werd ontstoken. Bovendien was aan dat be waren het bijgeloof verbonden, dat het oudo Kerstblok een beveiligingsmiddel was tegen brand. Als een ongelukkig vonrteeken werd het be- schouw^, wanneer iemand die scheel was of blootsvoets ging, binnentrad, wanneer het blok brandde en vooral een vrouw met platvoeten bracht dan groot ongeluk aan. Een ander attribuut van Kerstmis was een geweldige groote kaars. Yule-candle of Christ mas-candle geheeten, die men brandde bij het avondeten tusscben Kerstmis en Driekoningen. Moge het mededeelen dezer bijgeloovigheden echter in geen geval er toe medewerken om het verhei denschen van ons Kerstfeest, in deze dagen goed te praten! W. S. Hij klopt, hij zuigt, hij veegt Gelezen advertentie in „de Tribune" „Wat Stalin is, onder de volksleiders, is Excelsior, onder de stofzuigers". Hij kreeg, wat hij vroeg Rechter: „Heb je nog iets tot je verdediging aan te voeren?" „Geef mij tijd, Edelachtbare geef mij tijd". „Goed dan, laten wij zeggen acht maanden". Kort en bondig „Vader", vroeg Jan, „wat is eigenlijk Es peranto?" „Dat is een algemeene wereldtaal, jongen", ,,En waar wordt die dan gesproken?" „Nergens!" zegt Pa. -&- Goede opmerker „Kijk Jantje", zei tante, als ik gaap, dan houd ik altijd m'n hand voor den mond. Waarom?" „Opdat Uw tanden niet uit uw mond zullen vallen", meent Jantje. IN EEN DER BERDIJNSCHE MUSEA neemt men momenteel proeven met gramofoonplaten aismuseum-gldi II. (Slot). Niemand antwoordde. Matusehoff begon nu, het hoofd voorover gebogen, zoodat zijn mach tige baard over zijn gekruiste armen gohde, rusteloos op en neer te loopen, van de deur yua.a.r het luchtgat en weer terug. Berger zat, een weinig ineengedoken op het puntje van die bank, Miartkulin staarde wezenloos ivoor zich uit, imimer nog een spottend lachje op 't gelaat. Hij hief een vinger in de booste: Luister eens! Hoe wonderlijk is deze stilte! Ais waren we diep op den bodeim van de z<e®. Ja, zei Matusehoff, men hoert, hce de tijd voorbijsnie.lt, seconde na seconde. Er is geen tijd; er is slechts eeuwig heldhoe zou men het anders kunnen verdra gen uit dezen tijd te moeten treden! ]k heb vrouw en kind, zeide Bergen- toon loos, zij weten van niets, zij wachten op mij miaar zij zullen weten, dat ik nog tot het laatst aan hen gedacht heb. Hij scheurde een blaadje uit zijn notitie boek en begon haastig te schrijven. MlerkuKin echter verhief opnieuw zijn stem: Ik wil de mijnen, niets meer zeggen. Een leef wel? Wat is het voor een wereld, waar men de menschen als het ware kan wegva gen. Ik weet niet, wat met imij geschieden za], ik sta voor de groote reis, waarvan nog niemand is teruggekeerd. Ik ben begeenig diie onbekende gewaarwording nu zelf te bele> ven. Reeds menigeen, die mij vooruitging, heb ik ijverzuchtig nagestaard. Er is niéts hier, dat me terughoudt Ik haat niemand, ook hen niet, die daar boven zitten en „recht" spre ken. Zij lieten ons voor ons examen zakken, zooals wij onze studenten lieten zakken, al9 se niet genoeg kénden. Kennen wij genoeg? Neen, o neen, we hebben de teekenen déa tijda niet gezien, we -verhardden, grauw en kleurloos, in den gang van zaken, we hadden geen vitaliteit. Miaar die diaair boven, hebben die dat dan? zei Berger met een grimmig Jatehjn, Ik weet het millet; het moet wiel zoo zijn En als dat niet zoo is, dan zullen ook zij ten onder gaan. Ik kan niet, ik kan miet! gilde Berger, ach had. ik iets van je rust, Merkulin.ja, venonsc huldig me, dat ik „je" zeg, maar nu in dit uur.neon, hier geschiedt een mis. daad, en ik wil niet berusten. De knol van ©en schot vertscheurdie plotse ling de stilte daarbuiten; eenige niet te be palen klanken volgden nog. Stlil, Berger, ik geloof, dat nu de beurt aan ons komt- Ook Matusehoff hnld een oogenblik het hoofd luisterend opgeheven. Dan knikte hi], streek met zijn vuiugers door zijn baard, en trad op zijn lotgenooten toe. Bergier stond op en liet het blaadje, waarop hij geschreven had, ach teloos op den grond glijden. Zijn gelaat was eensklaps rustig geworden. - Ik difl.-n.ir j,e, beste Merkulin, zei hij, het geeft niéts, in het geheel niets. Mlenkulan raapte zijn hoed. op, die van de bank op djen grond gevallen was en legde hem zorgvuldig op het handkoffertje, waarin hij bij de gevangeunaime in der haast eenige za ken had gepakt, en zei vriendelijk: - Zoo zal dan ieder van ons voor zijn rechter verschijnen en daarheen gaan, waar hij behoort. Wij zijn heusch niet zoo gewichtig alis we gewoonlijk wel denken, miaar toch ge wichtig genoeg, dat ieder zijn plaats zal vin- dieoL IntinsfllGben. weerklanken sahresdien op Hie treden van de keldertrap. Merkulin strekte de b^mA uit en reikte ze den beiden anderen tot een fcnachtigen handdruk, terwijl Matusehoff, d'iie den geheelen tijd nog haast geen woord had gezegd, zijn arm om diéns hals sloeg en hem op beide wangen kuste. Dan trok hij zich blozend terug. Op de hengsels piepend giinlg de dleur lang zaam" open, rood® gardisten standen op (den drempel. Eén sléchts kwam haar binnen, een jomg- miensch met bleek gelaat en een vlot, zwart baardje. Kom, zei hij. Berger greep met Ogn instinctief opleven van zijn hoop naar zijn handkoffertje. Dat „u kunt gaan" klonk hem wildier in de ooren. Doch zander dé sigaret uit den mond te ne men, zei de soldaat lijzig: Dat heeft u niet noodig, ikom malar! Door soldaten omringd, klommen de drie de wenteltrap op. Daar was een kleine tuin, een hooge muur zander deur vormde de af sluiting. In een hoek brandde helder een lan taarn. De bloote hemel liet reedis een sche mer van licht zien, het eerste imorgiengrau- wen. En nu stonden opeens de drie alleen bij dan muur en tegenover hen rezen donker de sombere figuren der soldaten. Wat moet dat! Men zal toch niet gild© Berger, die op dc|i ©ogenblik door doodsangst werd overvallen en wendde als om hulp smeekend het gelaat naar MeTkulin. Deze hief stlil de hand omhoog en weer zag Berger hem alleen maar glimlachen, toen wendde hij rich tot Matusehoff. Deze streek echter met de handen door zijn baard en scheidde hem in tweeën, alsof hij de weg naar zijn brn-st voor den kogel vrijmaken wilde. Een zuchtje wiind voer zocht door den tuin, de klok aan den gevel van hot huis begon te slaan, als krank zinnig zochten de oogen van Berger naar een uitwegnu, nu nog zou er iets gebeuren, een bevelende stem zon weerklinken en een einde maken aan deze gnap en zeggen: ,,U kunt gaan! U kunt gaan!" Berger voelde, dat zijn knieën knikten, in zijn oaren ruischite het. Een ruw oom mand o weerklonk, hij wilde schreeuwen, doch daar veegde reeds het salvo als een bliksemstraal over den tuin. Berger en Matusehoff zakten onmiddellijk dn elkaar, maar Merkulin Stoud nog, zijn hoofd zonk voorover, zijn handen grepen iim de lucht en eerst toen nog een enkel schot, een echo wek kend dn den stillen morgen weerklonk, zakte hij rn de knieën, rekte nog eenmaal uit en verstomde na een laatste diepen, zucht, en de man die toegeeft als hij In 't ongelijk is", zei de redenaar, „is een wijie man, de man echter, die toegeeft, als hij ge lijk heeft, is... jpls ijetoonwdf," ijei» te(m&if J£ «ai.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 13