DE TSCHEKA VONNIST..,
DE KAARS IN DE LITURGIE
TEGEN DEN PÈRE NOËL
OUDE GEBRUIKEN IN
ENGELAND
WOENSDAG 31 DECEMBER 1930
ALLERLEI
Komt u!t
■pv»f'
mtïM
In verband met en als aanvulling op het
geen we Woensdagavond van de kaars vertel
den. boeft het geen betoog, hoe de Kerk zich
voor de kaars interesseerde. Zij ruimde haar
zeer veel plaatsvin in de liturgie, die zich
langzamerhand begon te standaardiseeren. En
deze plaats bleef tot op den dag van heden
gehandhaafd.
Later kwam nog een andere kracht de kaars
vereeren. In den rokokotijd raakte men verzot
op het mooie, zachte kaarsenlicht en van
dien tijd af dringt de kaars ook in overvloe
dige mate binnen, eerst in de vorstelijke ho
ven en van daar uit in de behuizingen v an
den burgerman. Mooie kaarsenkronen aan het
plafond en kandelaars allerwegen op secretai
res en -schrijftafels begonnen meer en meer
tot onmisbare elementen van den welstand te
behooren. Natuurlijk eerst in de katholieke
landen, want in protestantsche streken zat aan
de kaars nog immer een luchtje van paapsche
stoutigheid en afgoderij, en daarom zat men
daar maar liever in het donker.
En zoo naderde dan het jaar 1812. Daar
mede begon voor de kaars een nieuwe glans
periode, die echter maar kort geduurd heeft.
Napoleon was in Rusland verslagen geworden
en allerwegen vlamden er bevrijdingsoorlogen
op, die krachtig door den tsaar werden ge
steund. Deze liet daartoe zijn kozakken over
het rampzalige Europa uitzwermen en deze
ruiters gaven de kaars eene nieuwe bestem
ming. Ze aten haar n.l. op. De kozakken heb
ben ook ons Brabant doorgereden en in oudere
families kan men daar nog vele verhalen hoo-
ren over de wonderlijke verrichtingen van
die overigens nog al hinderlijke bevrijdings-
troepen, maar geen verhaal is zoo goed be
waard gebleven als dat van de goede apetijt,
waarmede de kozakken de vetkaarsen ver
schalkten. Wanneer ze wat erg lastig werden,
hield men hen eenvoudig een vetkaars voor
den neus en daarmede waren ze direct ge
temd.
Waren de Russische lieeren een beetje later
gekomen, dan hadden ze naar iets anders moe
ten zoeken om hun honger te stillen, want in
1831 brak eindelijk het groote jaar voor de
kaars aan. Zeventien eeuwen lang was zij in
compositie en uiterlijke gedaante onveranderd
gebleven, maar in genoemd jaar legde dr. Mo-
tard zijn schennende handen op de talk en de
was en verving hij deze door paraffine, stea
rine en zeresin. Daarmede niet genoeg, vond
de heer Milly, kamerheer van koning Karei
X, terzelfder tijd de kunst uit om kaarsen te
gieten en dan kwam Cambêceris nog als derde
een duit in het zakje leggen door de pitten
voor het eerst te vlechten.
De kaars uit bijenwas bleef nog in de kerk
in eere, maar de moderne huis-, tuin- of keu
kenkaars is van eene geheel andere composi
tie. Zij wordt niet meer met de hand gedraaid
of gerold, maar ze wordt op den loopenden
band samengesteld, geheel en al machinaal en
zonder eenig ingrijpen haast van menschelijke
vingeren. De kaarsjes, die dezer dagen aan den
kerstboom flonkeren, bestaan uit een meng
sel van stearine en paraffine met wat palm
olie en knokenvet er door. Om de zekere hard
heid te geven, voegt men hier nog een beetje
was aan toe en ten slotte nog een scheutje
kokosvet om kristalisatie te voorkomen.
Veel moeite heeft men gehad om de pit op
het niveau van haar omhulsel te brengen. Bij
uitdooving van de kaars bleven de oude pitten
nagloeien en daarbij ontwikkelden zij gassen,
die alles anders dan welriekend waren. Tegen
woordig echter bestaat de pit uit katoen, die
gedenkt is in zekere chemische preparaten,
welke het nawalmen bijna geheel voorkomen.
De kaars zelf wordt gegoten in machines
van Amerikaansch patent en aldus is zij hee-
lemaal up tot date geworden. Maar of haar
poëzie door dat proces niet een beetje gele
den heeft?
De bisschop van Fréjus en Toulon heeft de
geloovigen gevraagd toch eens af te rekenen
met den Père Noël, dien roodgekapten wit-
baard, met den zak op den rug, die niet anders
dan een magonnieke imposteur is om het
Kerstkribje m|£. Kindeke en al te verjagen.
Natuurlijk heeft deze bisschop, die een groot
kindervriend is, er geen bezwaar tegen, dat op
het Kerstfeest de kinderen met speelgoed en
geschenken worden bedacht. Maar, waarom niet
het geschenk dat toepasselijk is? En in het
diocees heeft men zulk geschikt speelgoed
Want het is daar de bakermat der aardige san
tons, die in Italië en Frankrijk de kinderen
van het Christelijk gezin veel meer verblijden
dan welke moderne knutsels ook.
Pierre 1' Ermite heeft ook dit jaar den strijd
aangebonden tegen den Père Noël, die op som
mige plaatsen Bonhomme Noël wordt genoemd.
Het is een gelukkig verschijnsel, dat het
Christelijk gezin weer meer de gewoonte neemt
klein en groot om het Kribje te verzamelen.
Dat is iets wat mogelijk is voor iedereen, want
de stalletjes kunnen niet eenvoudig genoeg zijn.
Dat van Bethlehem had ook niet veel archi
tectuur.
In het Zuiden van Frankrijk hebben de Ka
tholieke gezinnen goed de gewoonte van het
Kribje vastgehouden, zóó dat zelfs in gezin
nen, die weinig of niet meer gelooven de kin
deren ten minste met Kerstmis nog eens iets
van den Petit Jesu hooren. Ze hebben met Ste
Barbe, in begin December (den 4den) een platten
aarden schotel klaar gezet en daarin allerlei
granen gezaaid. Die zijn opgekomen en vormen
een miniatuur grasvlakte.
markt van de Parijsche boulevards, waar ze een
menschenleeftijd lang verdwenen waren ge
weest.
Men moet echter niet denken dat het groote
artisten zijn die de kleine santons maken.
Sommige kunstenaars hebben er naam mee ver
worven, als de Berthet's de Porteu's, als Mar
guerite Gastine, die voor alles kleine kunst
werkjes hebben willen maken. Er zijn er die
zeer gezocht zijn en die van kinderhand kwa
men en in hun naiveteit zeer schoon zijn. Zoo
als die van Roger Blancc, Durand Bébé, P'tit
Pol. En nu er in de laatste jaren weer goed de
aandacht op is gevestigd, leeft ook de santons-
industrie weer op in de dorpen, waar potten
bakkers en anderen zich amuseerend een boter
ham meer verschaffen door de kleine vormpjes
met klei te vullen teneinde het beeldje te
vormen, dat gedroogd door de geheele familie
beschilderd wordt.
Zoo verschijnen die „Heilige mannetjes",
zooals „santon" schijnt te beduiden. En die
bouwen dan het stalletje op, leggen den P'tit
Jésu" op 't stroo, vertrouwen het toe aan de
wake van Maria, het gebed van Jozef, de aan
bidding der herders en laten de heele gemeente
toestroomen, alle bekenden van weg en straat,
en als dan daarboven nog een engeltje met een
lichtster kan zweven, dan zijn ze den koning
te rijk.
En gelooft u niet dat ze elkaar over die
kleine gemeente heel wat meer te vertellen
hebben, dan wanneer Père Noêl komt met de
dure doozen en het speelgoed dat ze bang zijn
stuk te maken? In elk geval voor ouders die
,,er wat bij weten te vertellen", is het een
vreugdebron die ook voor het kind blijvend
een weldaad is.
E. K..
EEN SANTON: DE MOLENAARSYROUW
Op Kerstavond hebben ze dat bij den schoor
steen gezet, omdat de schouw van oudsher de
plaats is, waar de familie zich bijeenschaart.
De ouders zijn naar de Kerstmarkt geweest,
dooh hebben nog iets anders meegebracht dan
vette ganzen en truffels. Ze hebben aan de
Kerstkraampjes de kleine samtons gekocht,
aarden poppetjes, hel gekleurd, een handvol
voor een paar stuivers. Die hebben nu hun
plaats ingenomen in het grasveldje, waarin
een miniatuur schouw, ook van aardewerk, is
geplaatst. Daarvoor zit in 't midden Maria, met
het Kindeke. St. Jozef is moeilijker te herken
nen tusschen de herders, zoo eenvoudig hij is.
De schaapjes voelen zich in hun element, de
herdertjes liggen geknield, maar verder komen
alle types uit het dorp, van de vischvrouw tot
den schareslijper, de molenaar tot de melkster,
terwijl de tamboerijnspelers en fluiters hun
instrumenten hebben meegebracht.
Tegenwoordig worden die kleine santons,
die niet langer zijn dan een vinger, onder de
meest opmerkelijke voorwerpen van volks
kunst beschouwd. Handig gekleurd drukken ze
veTbazend goed het type uit dat ze moeten
weergeven Natuurlijk zijn de types door de
traditie geijkt. Zoo vindt men altijd de zigeu
nerin, den slijper, den boerenknecht met zijn
vruchtenmand en de gans, den tamboerijnspeler,
den molenaar, den fluitspeler, de vischvrouw, de
molenaarsvrouw met den ezel, de gardian op
zijn paard, en de herdertjes natuurlijk in den
provencaalschen huikmantel, de drie koningen
in hun bonte kleedij met sieraden overladen.
Omstreeks 1800 heeft Agnel de types her
nieuwd, door de elementen te verwijderen die
met het Kerstfeest niets te maken hadden.
Lagnet d'Aubagne, de gebroeders Brémond zijn
bekende santonkunstenaars geweest van. den
lateren tijd. Elzeard Rougier heeft in de laatste
jaren van dié kleine beeldjes bijzondere studie
gehaakt en Louis Laget heeft ook veel tot hun
bekendheid buiten de Midi bijgedragen Sinds
een paar jaar verschijnen ze weer op de Kerst-
Het klopte precies
Een glimmende blauwe auto stond voor een
café te Monte Carlo.
In de lakglanzende nieuwe auto zit een chauf
feur en rookt een cigarette. Daar nadert een
heer met een Engelscbe sportmuts op, en
met een brief in z'n hand. Hij reikt dezen brief
aan den chauffeur en zcgit waardig en plech
tig:
,,Geef dezen brief dadelijk aan Uw heer".
De chauffeur gaat naar binnen en geeft den
brief aan zijn patroon.
Deze opent het couvert en leest verbaasd:
„Als 't klopt is 't goed, als 't niet k-lopt,
is 't ook goed".
„Wat moet dit beduiden", vraagt hij aan
zijn chauffeuf.
Deze denkt een oogenblik na, rent naar bui
ten, ziet over de straat, en bomt ademloos
terug.
,,'t Klopt!" zegt hij.
„Wat klopt?" vraagt zijn heer.
,,De auto is gestolen!"
Niet als solied genoteerd
Gelezen in „de Tijd" van 13 Dec. 1930:
Nog een bommenfonds.
,,Havas meldt uit Lissabon, dat de politie
wederom vier kisten met 93 bommen, alsmede
materiaal tot vervaardiging van bommen in
beslag heeft genomen, verborgen bij een amb
tenaar in het ministerie van h a n d e 1".
„De Tijd" beweerde onlangs nog wel, dat het
geen bankiersblad wilde zijn.
Phonetiek
„Hoor 's, als je Engelsch wil spreken, dan
moet je niet huilen, als een ziekè hond. Waar
heb je die merkwaardige uitspraak vandaan?"
„Ik heb een radiocursus voor 't Engelsich
meegemaakt, en ik denk dat mijn loudspeaker
een beetje versleten is".
Dat klopt ook
„Jan, hoe weet je dat de aarde rond is?"
Omdat U dat den vorigen keer ook al ge
zegd hebt, meester".
Het verschil
Een reiziger komt 's avonds in een hotel:
„Heeft U een kamer voor mij?" vraagt hij
den portier.
„Ja", antwoordt deze.
'^Hoe duur?"
„Van vier tot zes gulden".
,,En wat is dan het verschil?"
„Die van vier zijn alle bezet".
BÜZIAÜ DRESSEERT zijn stier voor de nieuwe Bouwmeesters-revue,
waarvan 1 Januari a.s. de première gaat.
DE WINTERSPORT, IN, JOLLEN, O AN O; op de drukke ijsbanen van St. Moritz bedient de toeltaer per echaate
Om de oude Engelscbe kerstgebruiken te be
grijpen, moeten we teruggaan naar tijden, lang
voordat Julius Caesar zijn voet bad gezet op
de Engelscbe kust of dat Sint Augustinus het
christendom predikte onder de bewoners van
Kent.
De oude gebruiken werden, zoodra het
christendom ingang had gevonden, met kracht
tegengegaan, maar dikwijls was het den
christenpredikers onmogelijk deze uit te roeien
en derhalve gaven zij er vaak de voorkeur aan
voor die oude gebruiken een christelijke ver
klaring te geven
Zulk een vermenging van christendom en
heidendom komt op geen enkel feest zoo sterk
tot uiting ais bij Kerstmis; de oude feestelijk
heden. die oorspronkelijk ontleend waren aan
de Romeinsche Saturnaliën werden later ver
mengd met de ceremoniën van de Britsche
Druiden ten tijde van den Zonnestilstand, die
veel overeenkomst vertoonen met die der som
bere mythologie van de oude Saksen.
Twee gebruiken in het hijzonder, die onaf
scheidelijk met het Kerstfeest verhonden wa
ren, zijn ontleend aan den eeredienst der hei-
densche voorouders: het ophangen van de mis-
letoe en het verbranden van het Kerstblok.
Wat de misletoe betreft weten we, dat deze
bij de Druiden in een zeer hooge vereering
stond, wann-eer ze groeide op een elk, den
boom van hun godheid Titanus, die overeen
schijnt te komen met de Phoenicische god Baal
of de Zon, die onder zoovele namen door de
volken der oudheid werd aanbeden.
Wanneer de zon, zocals men dat noemde, in
deze streken „stilstond" dus ongeveer 21 De
cember. werd dit met groote feestelijkheid ge
vierd in het vooruitzicht, dat nu langzamer
hand haar verkwikkende stralen weer tot het
aardrijk gingen doordringen.
Bekend is de legende over de misletoe, zoo
als ze in de Noorsche mythologie voorkomt.
Balder, de god van dichtkunst en welsprekend
heid en de tweede zoon van Odin en Friga, ver
telde op een dag aan zijn moeder, dat hij ge
droomd had te zullen sterven. Friga wilde haar
zoon hiertegen- beschermen en bezwoer alle
krachten der natuur, vuur, licht, aarde en wa
ter, evenals de dieren en planten, dat zij Bal
der niet zouden dooden. Allen legden hun eed
van trouw af en ongedeerd kwam Balder terug
uit den hevigsten strijd.
Loki, zijn vijand trachtte het geheim van
Balder's onkwetsbaarheid te ontdekken en ver
kleed als een oude vrouw ging hij naar Friga
om haar geluk te wenschen met het succes van
haar zoon. De godin vertelde, dat niets Balder
schade kon -berokkenen, daar alle krachten der
natuur zich door een eed verbonden hadden
hem geen leed te doen. Alleen deelde ze mee,
dat een klein nietig plantje een parasiet, ver
geten was om den eed te laten afleggen, maar
ze was van meening, dat dit onmogelijk haar
zoon zou kunnen schaden.
Loki vroeg, welke plant dit was en vernam
toen, dat ze op den stam van een eik groeide.
Hij haastte zich een tak van de misletoe mach
tig te worden, trad de vergadering der goden
binnen en zeide tot den blinden Hedda of Ho-
diir: „Waarom doet ge niet mee aan het boog
schieten op Balder?" Hedda antwoordde: ,,Ik
hen blind en beb geen wapenen". Loki gaf
hem een pijl, gevormd uit de misletoe en zei
toen: Balder staat voor u". Hedda schoot en
doodelijk getroffen viel de godheid ter aarde.
De oude Britten, vergezeld van hun pries
ters, de Druiden, trokken er met veel plechtig
heid op uit om de mystieke parasiet te verza
melen, waaraan een wonderbare geneeskracht
werd toegekend.
Wanneer de eik bereikt was, waarop de mis
letoe groeide, werden twee witte ossen aan den
boom gebonden en een Druide-priester, in- het
wit gekleed en voorzien van een gouden sikkel,
klom naar boven en sneed de heilige plant, die
door een anderen priester werd cpgevangen. De
ossen en dikwijls ook menscben werden daarna
geofferd bij de feestelijkheden, die volgden. De
aldus verzamelde misletoe werd verdeeld onder
het volk en men hing de takjes op boven den
drempel van de deur als zoenoffer voor de go
den en beschermingsmiddel in het seizoen van
vorst en koude.
De misletoe, waaraan, zooveel mystieks ver
bonden is, komt thans zelden meer op eiken
voor, maar in de boomgaarden aan de kusten
van Gloucester en Worcester wordt de plant
overvloedig aangetroffen op appelboomen.
Groote hoeveelheden worden tegen de Kerst
dagen naar Londen en andere plaatsen verzon
den tot versiering van huizen en winkels.
Men kent het gebruik, een takje van de mys
tieke plant aan den muur of aan het plafond
te hangen en elk lid van het zwakke geslacht,
dat óf wel onwetend, óf wat meestal het ge-
val zal zijn expres onder de misletoe door
loopt, haalt zich de straf op den hals dan ge
kust te mogen worden door iederen heer der
schepping, die van dit voorrecht gebruik wil
maken.
Het branden van het Joelblok of Kerstklok,
zooals het bij ons heet, is eveneens een oud ge
bruik, tot ons gekomen uit Scandinavië,, waar 1
men cp het Joelfeest, het winter-zonnestilstand-
feest reusachtige vreugdevuren placht te om
steken ter eere van Thor. Dit gebruik, ofschoon
ontdaan van alle praal en plechtigheden, die
er vroeger aan verbonden waren, heeft zich tot
nu toe in enkele deelen van Engeland ge
handhaafd.
Het brengen en plaatsen van het zware blok
bij den haard van de wijden schoorsteen in de
hall van den landheer was een van de meest
vroolijke kerstgebruiken. Het eerwaardige
blok, dat bestemd was een welkom te knetteren
aan allen, die Kerstmis kwamen vieren, wera
in triomf uit het bosch gehaald.
Iedere voorbijganger nam zijn hoed af, wan
neer het passeerde, want hij wist, dat het vo!
goede belofte was en dat zijn vlammen alle
haat en wrok uit de wereld zou wegnemen en
de geliefde wassailbowl zou doen koken.
Zoo werd het Joelblok hoog vereerd en de
oude barden verwelkomden het bij zijn binnen
komst-
Welcome be thou, heavenly King,
Welcome born on this morning,
Welcome for whom we shall sing,
Welcome Yule.
In den regel werd het blok niet geheel opge
brand, maar het overschot bewaard tot het
volgend jaar, waar het dan gelijk met het nieu
we werd ontstoken. Bovendien was aan dat be
waren het bijgeloof verbonden, dat het oudo
Kerstblok een beveiligingsmiddel was tegen
brand.
Als een ongelukkig vonrteeken werd het be-
schouw^, wanneer iemand die scheel was of
blootsvoets ging, binnentrad, wanneer het blok
brandde en vooral een vrouw met platvoeten
bracht dan groot ongeluk aan.
Een ander attribuut van Kerstmis was een
geweldige groote kaars. Yule-candle of Christ
mas-candle geheeten, die men brandde bij het
avondeten tusscben Kerstmis en Driekoningen.
Moge het mededeelen dezer bijgeloovigheden
echter in geen geval er toe medewerken om
het verhei denschen van ons Kerstfeest, in deze
dagen goed te praten!
W. S.
Hij klopt, hij zuigt, hij veegt
Gelezen advertentie in „de Tribune"
„Wat Stalin is, onder de volksleiders, is
Excelsior, onder de stofzuigers".
Hij kreeg, wat hij vroeg
Rechter: „Heb je nog iets tot je verdediging
aan te voeren?"
„Geef mij tijd, Edelachtbare geef mij tijd".
„Goed dan, laten wij zeggen acht maanden".
Kort en bondig
„Vader", vroeg Jan, „wat is eigenlijk Es
peranto?"
„Dat is een algemeene wereldtaal, jongen",
,,En waar wordt die dan gesproken?"
„Nergens!" zegt Pa.
-&-
Goede opmerker
„Kijk Jantje", zei tante, als ik gaap, dan
houd ik altijd m'n hand voor den mond.
Waarom?"
„Opdat Uw tanden niet uit uw mond zullen
vallen", meent Jantje.
IN EEN DER BERDIJNSCHE MUSEA neemt
men momenteel proeven met gramofoonplaten
aismuseum-gldi
II. (Slot).
Niemand antwoordde. Matusehoff begon nu,
het hoofd voorover gebogen, zoodat zijn mach
tige baard over zijn gekruiste armen gohde,
rusteloos op en neer te loopen, van de deur
yua.a.r het luchtgat en weer terug. Berger zat,
een weinig ineengedoken op het puntje van
die bank, Miartkulin staarde wezenloos ivoor
zich uit, imimer nog een spottend lachje op
't gelaat.
Hij hief een vinger in de booste:
Luister eens! Hoe wonderlijk is deze
stilte! Ais waren we diep op den bodeim van
de z<e®.
Ja, zei Matusehoff, men hoert, hce de tijd
voorbijsnie.lt, seconde na seconde.
Er is geen tijd; er is slechts eeuwig
heldhoe zou men het anders kunnen verdra
gen uit dezen tijd te moeten treden!
]k heb vrouw en kind, zeide Bergen- toon
loos, zij weten van niets, zij wachten op mij
miaar zij zullen weten, dat ik nog tot het
laatst aan hen gedacht heb.
Hij scheurde een blaadje uit zijn notitie
boek en begon haastig te schrijven.
MlerkuKin echter verhief opnieuw zijn
stem:
Ik wil de mijnen, niets meer zeggen. Een
leef wel? Wat is het voor een wereld, waar
men de menschen als het ware kan wegva
gen. Ik weet niet, wat met imij geschieden
za], ik sta voor de groote reis, waarvan nog
niemand is teruggekeerd. Ik ben begeenig
diie onbekende gewaarwording nu zelf te bele>
ven. Reeds menigeen, die mij vooruitging, heb
ik ijverzuchtig nagestaard. Er is niéts hier,
dat me terughoudt Ik haat niemand, ook hen
niet, die daar boven zitten en „recht" spre
ken. Zij lieten ons voor ons examen zakken,
zooals wij onze studenten lieten zakken, al9
se niet genoeg kénden. Kennen wij genoeg?
Neen, o neen, we hebben de teekenen déa
tijda niet gezien, we -verhardden, grauw en
kleurloos, in den gang van zaken, we hadden
geen vitaliteit.
Miaar die diaair boven, hebben die dat
dan? zei Berger met een grimmig Jatehjn,
Ik weet het millet; het moet wiel zoo zijn
En als dat niet zoo is, dan zullen ook zij
ten onder gaan.
Ik kan niet, ik kan miet! gilde Berger,
ach had. ik iets van je rust, Merkulin.ja,
venonsc huldig me, dat ik „je" zeg, maar nu
in dit uur.neon, hier geschiedt een mis.
daad, en ik wil niet berusten.
De knol van ©en schot vertscheurdie plotse
ling de stilte daarbuiten; eenige niet te be
palen klanken volgden nog.
Stlil, Berger, ik geloof, dat nu de beurt
aan ons komt-
Ook Matusehoff hnld een oogenblik het hoofd
luisterend opgeheven. Dan knikte hi], streek
met zijn vuiugers door zijn baard, en trad op
zijn lotgenooten toe. Bergier stond op en liet
het blaadje, waarop hij geschreven had, ach
teloos op den grond glijden. Zijn gelaat was
eensklaps rustig geworden.
- Ik difl.-n.ir j,e, beste Merkulin, zei hij, het
geeft niéts, in het geheel niets.
Mlenkulan raapte zijn hoed. op, die van de
bank op djen grond gevallen was en legde hem
zorgvuldig op het handkoffertje, waarin hij
bij de gevangeunaime in der haast eenige za
ken had gepakt, en zei vriendelijk:
- Zoo zal dan ieder van ons voor zijn
rechter verschijnen en daarheen gaan, waar
hij behoort. Wij zijn heusch niet zoo gewichtig
alis we gewoonlijk wel denken, miaar toch ge
wichtig genoeg, dat ieder zijn plaats zal vin-
dieoL
IntinsfllGben. weerklanken sahresdien op Hie
treden van de keldertrap. Merkulin strekte de
b^mA uit en reikte ze den beiden anderen tot
een fcnachtigen handdruk, terwijl Matusehoff,
d'iie den geheelen tijd nog haast geen woord
had gezegd, zijn arm om diéns hals sloeg en
hem op beide wangen kuste. Dan trok hij zich
blozend terug.
Op de hengsels piepend giinlg de dleur lang
zaam" open, rood® gardisten standen op (den
drempel.
Eén sléchts kwam haar binnen, een jomg-
miensch met bleek gelaat en een vlot, zwart
baardje.
Kom, zei hij.
Berger greep met Ogn instinctief opleven
van zijn hoop naar zijn handkoffertje. Dat „u
kunt gaan" klonk hem wildier in de ooren.
Doch zander dé sigaret uit den mond te ne
men, zei de soldaat lijzig:
Dat heeft u niet noodig, ikom malar!
Door soldaten omringd, klommen de drie
de wenteltrap op. Daar was een kleine tuin,
een hooge muur zander deur vormde de af
sluiting. In een hoek brandde helder een lan
taarn. De bloote hemel liet reedis een sche
mer van licht zien, het eerste imorgiengrau-
wen. En nu stonden opeens de drie alleen bij
dan muur en tegenover hen rezen donker de
sombere figuren der soldaten.
Wat moet dat! Men zal toch niet
gild© Berger, die op dc|i ©ogenblik door
doodsangst werd overvallen en wendde als om
hulp smeekend het gelaat naar MeTkulin. Deze
hief stlil de hand omhoog en weer zag Berger
hem alleen maar glimlachen, toen wendde hij
rich tot Matusehoff. Deze streek echter met
de handen door zijn baard en scheidde hem
in tweeën, alsof hij de weg naar zijn brn-st
voor den kogel vrijmaken wilde. Een zuchtje
wiind voer zocht door den tuin, de klok aan den
gevel van hot huis begon te slaan, als krank
zinnig zochten de oogen van Berger naar een
uitwegnu, nu nog zou er iets gebeuren,
een bevelende stem zon weerklinken en een
einde maken aan deze gnap en zeggen: ,,U
kunt gaan! U kunt gaan!"
Berger voelde, dat zijn knieën knikten, in
zijn oaren ruischite het.
Een ruw oom mand o weerklonk, hij wilde
schreeuwen, doch daar veegde reeds het salvo
als een bliksemstraal over den tuin. Berger
en Matusehoff zakten onmiddellijk dn elkaar,
maar Merkulin Stoud nog, zijn hoofd zonk
voorover, zijn handen grepen iim de lucht en
eerst toen nog een enkel schot, een echo wek
kend dn den stillen morgen weerklonk, zakte
hij rn de knieën, rekte nog eenmaal uit en
verstomde na een laatste diepen, zucht,
en de man die toegeeft als hij In 't
ongelijk is", zei de redenaar, „is een wijie
man, de man echter, die toegeeft, als hij ge
lijk heeft, is...
jpls ijetoonwdf," ijei» te(m&if J£ «ai.