encycliek van onzen H. VADER PIUS XI. °VER HET CHRISTELIJK HUWELIJK «MM» »a8&SSBWM«!' D0OR de goddelijke voorzienigheid paus. ftïET Eft het oog op den tegenwoordigen toestand van gezin maatschappij, hun nooden, dwalingen en ondeugden. Aan onze Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, andere plaatselijke Ordinarii, gemeenschap leven met den en en die in vrede A poslolischen Stoel 111 Middelen om het huwelijk in EERE TE HERSTELLEN. DE KERK: VERTOLKSTER DER GODDELIJKE WETTEN- Eerbiedwaardige Broeders Heil en Apostolischen Zegen. hebben Wij, Eerbiedwaardige Broe- 5n V V°^ €erhie,i bewonderd, wat de Schepper fyjj wJ°sser ran ons geslacht, in Zijn groote om'ren'; het huwelijk heeft vastge- Haar terens hebben Wij het betreurd Ijjk *eh Plan, dat ran zooveel liefde en godde- ter]6 Goedheid getuigt, thans overal door de lus- dwaliugen en ondeugden der menschen J- Verijdeld en geminacht. En zoo betaamt ns> 'dat Wij nu met een vaderlijke bezorgd- r}f;tl ®nze aandacht gaan wijden aan het vdn- van passende middelen, waardoor de bo- aeaoemde allerverderfelijlcste misbruiken 1^5®eilomen mogen worden en de achting voor huwelijk overal hersteld. liET GODDELIJK PLAN: MAATSTAF VAN ALLE HERSTEL. ^Allereerst willen wij daartoe in herinnering êroUfl6n d€Ze onmnstootelijke waarheid, die een Viish rege' uitmaakt, zoowel van de gezonde ®®eerte als van de heilige godgeleerdheid, Uj a' wat afgeweken is van de juiste orde, anders tot zijn oorspronkelijken, aan zijn 'Uur passenden staat kan terugkeeren, dan 'J°r zich weer te richten naar het goddelijk aa dat, (volgens den Engelachtigen Leeraar) het model ds van alle orde. Terecht heeft Onze voorganger Leo XIII z.g. 3Ui; t*n ïen Di st dit met zooveel klem tegen de naturalis- toogd in deze zeer ernstige bewoordin- De Goddelijke Vcorzieningheid heeft be- dat hetgeen God en do natuur hebben gesteld, des te nuttiger en heilzamer voor ons ®9n, naarmate het ongeschonden en onver- uerljjk, zijn oorspronkelijken vorm beter be- j a-rt. God immers, de Maker van alle schepse- W heel goed wat dienstig zou zijn voor rs inrichting en instandhouding, en in Zijn hiacht en Alwetendheid heeft Hij het zóó ge- ^Seld, dat alles op passende wijze zijn doel zou huiken. Maar als de onbezonnenheid of de hdorvenheld der menschen het er op aanlegt Jh de wereldorde, in zoo wijze Voorzienigheid j, stëesteld, te veranderen en te verstoren, dan au zelfs de verstandigste en nuttigste instel- ^hgen nadeelig worden of houden althans op 0r4eelig te zijn; de reden ervan is ofwel, dat Uu ze veranderd zijn, geen hulp meer kun- h bieden, ofwel, dat God zelf liever zoo de utschheid en de vermetelheid der menschen j straffen". (75) Om dus het huwelijksleven o aijn ware orde te herstellen, is het noodig .a' allen de door God gewilde inrichting eTvan Schouwen en hun best doen die te eerbiedi- onder God en het vlcesch onder u. ,^aar evenwel het groote beletsel hiervoor de j^hke, onbedwongen hartstochten zijn, die ze- de voornaamste oorzaak uitmaken van de ,0llflen tegen de heilige huwelijkswetten, en ,aar de mensch zijn hartstochten niet kan he- aersohen, als hij zichzelf niet eerst aan God "derwerpt, zal dit dus, volgens de door God orde, de eerste zorg moeten zijn. Want 'seds gaat de regel op, dat alwie zich aan God eeft onderworpen, ook aan zich onderworpen zien, met Gods' genade, zijn begeerlijkheid h de driften zijner ziel; maar wie zich tegen ^°d heeft verzet, zal in zijn binnenste een hevi- «h strijd te doorstaan en te betreuren hebben ,au den kant zijner hartstochten. De H. Augus tus zet de wijsheid van deze beschikking al- du 8 uiteen: „Het is immers goed, dat de man- **9 onderworpen is aan zijn meerdere, zoodat die, wat onder hem staat, aan zich onder- °rPen wil zien, zich op zijn beurt zelf onder- arPt«aan wat boven bem staat. Erken de erde, den vrede! Gij onder God, Tiet vleesch on- *r u. Wat Is billijker, wat schooner? Gij on tworpen aan uw meerdere, uw mindere on tworpen aan u. Gij moet dienen Dengene die schiep, opdat betgeen geschapen is voor u, diene. Niet toch déze orde erkennen wij of dien wij er voor houden: Het vleesch onder pn gij onder God], maar: Gij onder God, en t vleesch onder u\ Verwerpt gij echter het: onder God, dan zult gij nooit bereiken: Het 'tseh onder u. Als gij Góds dienaar niet we- ,etl wilt, zult gij gekweld worden door uw ai&naar." (76) yan deze beschikking der Goddelijke Wijs- a><l getuigt óók de H. Paulus, geïnspireerd ?0qt den H. Geest; na immers herinnerd te abben aan die oude wijzen, dis niet wilden Afbidden en eeren Dengene, van wien zij toch alle zekerheid wisten, dat Hij de Schepper yAs van het heelal, zegt hij: „Daarom heeft naar de lusten van hun hart hen prijsge ven aan onreinheid, zoodat ze hun eigen 'chamen onteeren" en even verder: „Daarom ~®é£t God hen overgeleverd aan onteerende (77) «God (immers) weerstaat de hoo- genade" (78) zonder welke, volgens de waar schuwing van denzelfden Leeraar der Heidenen, de mensch zijn weerspannige hartstochten niet kan heheerschen (79). Omdat Wij derhalve deze onstuimige driften geenszins kunnen bedwingen, zooals dat van ons gevorderd wordt, als wij onzen geest niet eerst in liefde en eerbied aan onzen Schepper onderwerpen, daarom is het allereerst noodig, dat zij, die zich verbinden door den heiligen huwelijksband, in geheel bun wezen doordron gen worden van een diepe en oprechte liefde tot God; deze liefde moet een zegel drukken op heel hun leven, en hun verstand en wil vervul len van den grootsten eerbied jegens Gods Majesteit. De taak der zieleleiders. En dus handelen die Zieleleiders zeer con sequent en geheel in christelijken geest, diie, om te voorkomen, dat do echtgenooten in het huwelijk afwijken van Gods wet, hen eerst en vooTal opwekken tot vrome en godsdienstige oefeningen, hen aansporen zich geheel aan God over te geven, voortdurend Zijn hulp in te roepen, dikwijls tot de Heilige Sacramenten te naderen, in liefdevolle gezindheid jegens God, Hem steeds in alle omstandigheden trouw te blijven. Zij echter dwalen ten zeerste, die, met ach terstelling of verwaarloozing van deze boven natuurlijke middelen, meenen, dal zij, door bet aanwenden, van de vondsten der natuurweten schap (van de biologie nl., de erfelijkheidsleer en dergelijke), de menschen er toe kunnen brengen om hun vleeschelijke driften te beteu gelen. Wij willen dat niet zóó verstaan hebben, alsof de natuurlijke middelen, die betamelijk zijn, gering moeten worden geschat; één en dezelfde immers is de oorsprong van natuur en genade, n.l God, die het goed van beiderlei orde bestemd 'heeft tot nut en voordeel der tnensolien. Dus kunnen en moeten de geloovi- gen ook de natuurlijke middelen benutten; maar als zij meenen, dat deze voldoende zijn om de reinheid van het echtelijk verbond te bestendigen, of deze meer afdoend achten dan do bovennatuurlijke hulpmiddelen der genade, dan vergissen zij zich. Deze harmonie van echtverbintenis en zeden met Gods wetten over het huwelijk, die noodig is om het herstel ervan te verwezenlijken, eiseht, dat allen gemakkelijk, met volkomen zekerheid en zonder eenige dwaling, kunnen weten, welke die wetten zijn. Iedereen ziet ech ter in, hoe gemakkelijk allerlei bedrog vrij spel zou krijgen en hoe groote dwalingen zich met de waarheid zouden vermengen, als iedereen dit zelf alleen maar met zijn eigen natuurlijke kennis zou moeten onderzoeken of als ieders persoonlijke uitleg van de geopen baarde waarheid dit zou moeten uitmaken. En is dit reeds het geval hij vele andere waarheden van de zedelijke orde, het meest toch vraagt dit onze aandacht hier, nu het over huwelijksaangelegenheden gaat, waar de zinne lijke hartstocht zich zoo gemakkelijk van de zwakke menschennatuur kan meester maken, en haar verblinden en verleiden kan; en dit te meer, wijl de echtgenooten, bij het onderhon den van Gods wet, soms zware en langdurige moeilijkheden hebben te doorstaan, die de zwakke mensch de ondervinding leert het ons als evenzoovele motieven aangrijpt, om zich van bet onderhouden van Gods wet ont slagen te achten. Gehoorzaamheid aan de leiding der Kerk. Wil derhalve de mensoh niet door een of andere valsehe of verdraaide voorstelling, maar door een ware en zuivere kennis van Gods wet voorgelicht en op zedelijk gebied geleid worden, dan is het noodzakelijk -dat, met een ijverige en liefdevolle onderdanigheid jegens God, ook een oprechte en nederige gehoorzaamheid aan de Kerk gepaard ga. Christus onze Heer immers heeft zelf de Kerk tot leermeesteres d-er waarheid aangesteld, ook waar het geldt het regelen der goede zeden, ofschoon, c<p zioh gen-omen, hier veel door de menschelijke rede kan gekend worden. Want evenals God, voor natuurlijke waarheden, die geloof en zeden betreffen, Zijn openbaring voegde bij bet licht der rede, opdat het goede en ware, „ook in de tegenwoordige gesteltenis van het mienschelijk geslacht, door allen ge makkelijk, met volle zekerheid en zonder eeni ge dwaling zou kunnen gekend worden", 80), zoo stelde Hij ook, met de-zelfde bedoeling, de Kerk aan als bewaakster en leerares van heel de godsdienstige en zedelijke waarheid; aan haar derhalve moeten de geloovigen in. gehoor zaamheid verstand en hart onderwierpen, om van geestesafd-waling en zedenbederf vrij te blijven. En willen zij zich niet berooven \an een hulpmiddel, dat God hun met zooveel vrijge- noodzakelijkerwijze die gehoorzaamheid niet al leen toonen bij de meer plechtige uitspraken der Kerk, maar ook binnen zekere grenzen bij de overige bepalingen en besluiten, waar door sommige meeningen als gevaarlijk of ver derfelijk worden verboden en veroordeeld. 81) Laten daarom de Ohristen-geloovigen op hun hoede zijn, ook bij die vraagstukken, welke he den ten dage over het huwelijk aan de orde zijn; laten zij tobh niet al te veel vertrouwen op hun eigen oordeel, en zich niet laten ver lokken door een valsehe wijsheid van den men- schelijken geest, die men „autonomie" pleegt te noemen. H-et past immers een waren Christen vol strekt niet zóó hoovaardig op eigen inzicht te vertrouwen, dat hij alleen zou willen aannemen wat in zijn diepste gronden door hem als waar wordt ingezien, en te meenen, dat de Kerk, die tot leering en leiding van alle volkeren door God gezonden is, van de nieuwere toe standen en omstandigheden minder goed op de hoogte is; ook past het hem niet, slechts dan instemming en gehoorzaamheid te toonen, wanneer de Kerk door een dier bovengenoemde plechtige uitspraken iets strikt oplegt, alsof het zoo maar vrijstaat en verstandig is, te mee nen, dat haar overige besluiten ófwel onwaar heid bevatten, óf niet genoeg op waarheid en zedelijkheid steunen. Neen, het is een eigen schap van ied-eren waren Christen-mens-ch, hij moge geleerd -zijn of niet, z.ich in alles, wat geloof en zeden betreft, te laten leiden en be sturen door Gods H. Kerk, in haar Opperherder den Paus van Rome, die zélf geleid wordt door Jesus Christus onzen Heer. Noodzakelijk onderricht der geloovigen. Daar derhalve alles moet teruggebracht wor den tot Gods wet en bes-tel, is het, wil de ver nieuwing van het huwelijk ove-r de heele linie blijvend worden doorgevoerd, zeker van het grootste belang, dat de geloovigen aangaande het huwelijk goed onderridht worden: in woord en geschrift, niet slechts één keer en opper vlakkig, maar herhaaldelijk en terdege, met duidelijkheid en kracht van redenen, opdat de waarheden, die daarop betrekking hebben, in het verstand doordringen en indruk maken op het gemoed. Mogen de geloovigen toch begrij pen en voortdurend bij zichzelve overdenken, 'hoe groote wijsheid en heiligheid en goedheid God het menschelijk geslacht betoond heeft, toen Hij het huwelijk instelde en het met Zijn heilige wetten schraagde, en dat nog veel meer, toen Hij het op wonderbare wijze -tot de waar digheid van Sacrament verhief, waardoor een zoo overvloedige bron van genaden voor d-e christelijke echtgenooten openstaat, om de al lerverhevenste 'bedoelingen van de echtveree- nlging zuiver en getrouw te kunnen dienen, tot geluk en welzijn van zichzelf en hun kinde ren, van de gansche burgerlijke maatschappij en mensohelijke gemeenschap. Voorwaar, als de hedendaagsche verwoesters van het huwelijk al hun krachten inspannen, om door woord en geschrift, in -boeken en bro chures, en op tallooze and-ere manieren geesten en harten tot in den grond te bederven, als zij er op uit zijn, d-e reinheid van zeden in het huwelijk aan bespotting prijs te geven en op de schandelijkste vergrijpen tegen d-e zedelijk heid een loflied aan te heffen, dan moet Gij, Eerbiedwaardige Broeders, die „de H. Geest ah bewakers gesteld heeft om Gods Kerk te be sturen, die Hij zich door Zijn eigen Bloed heeft verworven" 82) des te meer al uw kradhten in spannen, om met alle gepaste middelen tegen over de dwaling: de waarheid te stellen, tegen over de sohande der ondeugd: den glans de-r kuischheld, tegenover de slavernij der booze begeerten: de vrijheid der kinderen Gods 83), tegenover de booze lichtvaardigheid der echt scheiding: de -bestendigheid van de ware hu- wel ijkslief-de en een tot den -d-ood toe ongeschon den eed van eenmaal gegeven trouw. En. dit alles moet niet alleen Gijzelf doen maar ook de U toevertrouwde priesters, ja zelfs d-e door U rnet zorg uitgekozen leeken van de zoozeer door Ons gewenschte en aanbevolen Katholieke Actie, die geroepen zijn am aan het Hierar chisoh Apostolaat hun bijstand te verleenen. Zoodoende zullen de Christenen van ganseher harte God danken, da.t zij door Zijn gebod ge bonden zijn en als met zacht geweld worden gedwongen, zoo ver mogelijk we-g te blijven van iedere vergoding van het vleesch en van de imen-sohonteerende slavernij d-er zinnelijke lus ten. Zoo ook krijge-n zij 'n grooten afschrik en zullen zij zich met alle kracht afwenden van die misdadige vindingen, die, tot schande voor zeker van d-e menschelijke waardigheid, in woord en geschrift, onder den titel van „vol komen huwelijk", juist in dezen tijd overa! worden verspreid, welks vinding-en dat zooge naamde volkomen -huwelijk tot niets ander maken dan een „ontaard huwelijk", zooals men het ook wel, en terecht, genoemd heeft. Ddze heilzame leering en godsdienstige on derrichting omtrent het Christelijk huwelijk zal hemelsbreed verschillen van die overdreven physiologische voorlichting, waarmee, in onze dagen, sommigen, die zich als verbeteraars van de echtelijke samenleving opwerpen, beweren den echtgenooten een dienst te bewijzen, door alleruitvoerigst over deze physiologische za ken te handelen, waardoor echter eerder de kunst om behendig te zondigen aangeleerd wordt dan de deugd om rein te leven. Derhalve, Eerbiedwaardige Broeders, nemen Wij met volle instemming de woorden over, die Onze voorganger, Leo XIII z.g.. in zijn Ency cliek over het Christelijk huwelijk, tot de Bis schoppen van de geheele wereld heeft gespro ken „Draagt zorg, dat Gij met alle inspan ning en met heel Uw gezag de leer, die Christus de Keer, en de Apostelen, de vertolkers van deu G-eddeüjken Wil, hebben onderwezen, en i die de Katholieke. Kerk godvruchtig heeft be waard cn door alle tijden aan de geloovigen ter onderhouding heeft opgelegd, ook bij het volk, aan uwe zorgen toevertrouwd, gaaf en zuiver weet te bewaren." 84) Vaste wil der echtgenooten opi cle huwelijkswetten te onderhouden. Opdat zij dit echter ernstig willen en met volharding dezen wil uitvoeren, zal een veel vuldig beschouwen van hun staat en een vlijtig zich in herinnering brengen van het Sa crament, dat zij ontvingen, hun van veel nut zijn. Laten zij er zich doorloopend van bewust zijn, dat zij tot de plichten en waardigheid van hun staat als gewijd en gesterkt zijn, door een bijzonder Sacrament, dat wel geen merkteeken indrukt, maar welks kracht toch altijd door werkt. Laten zij daarom de woorden van den H. Kardinaal Robertus Bellarmino overwegen, die waarlijk vol zijn van deugdelijken troost. Met andere beroemde theologen heeft hij in een vroom gevoelen aldus geschreven: „Op twee wijzen kan men het Sacrament in het huwe lijk beschouwen: vooreerst in zijn wording, en vervolgens in den blijvenden toestand daarna. Het is immers een Sacrament, dat op de II. Eucharistie gelijkt, die niet alleen bij de Consecratie, maar zoolang de gedaanten blij ven, een Sacrament is want zoolang de echt genooten in leven blijven, is hun vereeniging altijd een Sacrament in Christus en de Kerk." 85) Opdat echter de genade van dit Sacrament haar volle kracht ontplooie, moet, zooals Wij eeds vermaanden, de medewerking der echt genooten daarbij komen, welke hierin bestaat, dat zij zich, naar hun beste krachten, ijverig toeleggen op het vervullen van hun plichten. Want, zooals in de natuurlijke orde de mensch, met inspanning en ernst, de van God ontvan gen krachten moet aanwenden, om ze tot haar voll-e vrucht-baarheid te brengen -wordjt dit erwaarloosd, dan bereikt men immers niets zoo moeten ook de krachten der genade, die uit het H. Sacrament in de ziel overvloeien en daarin blijven, door den eigen toeleg en arbeid van den menscli benut worden. Laten derhalve de echtgenooten zich wel wachten zorgeloos te zijn ten opzichte van de genade van het Sacrament, die in hen is 86), maar ijverig de onderhouding van hun plich ten, hoe moeilijk die ook zijn mogen, be trachten, opdat zij van dag tot dag de kracht van die genade des te werkzamer in zich on dervinden. En als zij zich ooit, door zorgwek kende levensomstandigheden, dblit in moeilijk heden bevinden, dat zij dan niet den moed ver liezen, maar in zekeren zin tot zich gesproken achten, wat de H. Apostel Paulus over het Sa crament van het Priesterschap schreef, aan zijn beminden leerling Timotheus, die bijna ver pletterd lag onder moeilijkheden en verguizin gen „Ik herinner u er aan, dat ge Gods ge nade moet doen opleven, die ge door mijn han denoplegging verkregen hebtWant God schonk ons niet een geest van vreesachtigheid, maar van kracht, van liefde en zelfbehser- sching." 87) Voorbereiding lot liet huwelijk. Maar dit alles, Eerbiedwaardige Broeders, hangt voor een groot gedeelte af van de nood zakelijke voorbereiding der echtgenooten tot het huwelijk, zoowel de verwijderde als de on middellijke. Want men kan niet ontkennen, dat, reeds gedurende de kinderjaren en de jeugd, in de ziel van de jongens en meisjes de hechte grondslag wordt gelegd voor een geluk kige echtverbintenis maar ook de ondergang wordt voorbereid van een ongelukkige. Want gegrond is de vrees, dat wie vóór hun huwelijk in alles zich zelf zochten, en aan hun harts tochten toegaven, ook in het huwelijk zullen zijn, wat zij vóór het huwelijk waren, dat zij niets anders zullen oogsten dan wat zij gezaaid hebben 88): in hun woning droefheid, rouw, onderlinge minachting, twist, jaloezie, afkeer van liet samenzijn en in hun eigen ziel, wat nog veel erger is, de ongetemdheid van al hun hartstochten. In de goede gesteltenis en wèl voorbereid moeten dus de verloofden den huwelijksstaat ingaan, opdat zij naar behooren elkaar kunnen steunen in het dragen van de tegenslagen van dit leven, en meer nog in het behartigen van hun eeuwige zaligheid en in het vormen van hun inwendig leven tot zij de mannenmaat van den volmaakten Christus hebben bereikt. (89) Dat zal cv ook toe bijdragen, dat zij voor hun dierbare kinderen werkelijk dat ziin, wat God van de ouders ten opzichte van hun kinderen verwacht; dat n.l. de vader waarlijk vader, de moeder een ware moeder zij, door wier toege wijde liefde en voortdurende zorgen de huise lijke haard, ook in groote ontbering, wanneer de aarde echt een tranendal wordt, voor de kinderen als een verre herinnering weze aan dat verrukkelijke paradijs, waarin de Schepper van het menschelijk geslacht ^de eerste men schen heeft geplaatst. Hieruit* zal ook voort vloeien, öait ze hun kinderen gemakkelijker op voeden tot volmaakte menschen en volmaakte Christenen, hen doordringen van den waren geest der Katholieke Kerk, en -hun die edele vaderlandsliefde inprenten, waartoe wij uit piëteit en dankbaarheid gehouden zijn. Zij, die er over denken, eens deze heilige echtverbintenis aan te gaan, alsook degenen, die de zorg hebben voor de opvoeding van de christelijke jeugd, moeten daarom hun taak zoo hoog opvatten, dat zij, wat goed is voor bereiden, wat kwaad is voorkomen, en zich in herinnering brengen de vermaningen uit Onze Encycliek over de opvoeding: „Derhalve moe ten, van de kinderjaren af, de slechte neigin gen van den wil bedwongen, de goede ontwik keld worden, en vooral moeten de kinderen doordrongen worden van de door God geopen baarde leer en gesterkt door de hulpmiddelen der Goddelijke genade. Want zonder deze, zal niemand zijn hartstochten kunnen bedwingen, en zal de opvoeding en vorming door de Kerk niet tot haar laatste volmaaktheid opgeroerd kunnen worden. Christus heeft immers juist daarom Zijn Kerk met hsmelsche leer en God delijke Sacramenten verrijkt, opdat zij met den gewenschten uitslag als leermeesteres al ler menschen zou kunnen optreden." (90). De. keuze van een echtgenoot. hun toekomstigen echtgenoot; bovendien moe ten zij in het huwelijk die doeleinden nastre ven, om welke het door God Is ingesteld. Ten slotte mogen zij niet nalaten, bü de keuze van hun echtgenoot, den wijzén raad hunner ouders in te winnen. Laten zij dezen raad niet gering schatten; want door de rijpere kennis en on dervinding, die de ouders hebben van al het geen er in het menschelijk leven omgaat, zul len de verloofden zich tegen een verderfelijke misleiding kunnen behoeden, ten wanneer zij het huwelijk ingaan, zullen zij overvloediger den zegen erlangen, in. het vierde gebod be loofd: „Eer Uw vader en Uw moeder, (dit is het eeret-e gebod, waaraan een belofte verbon den is) opdat het U wèl moge gaan, en ge lang moogt leven op aarde." (91). Zorg voor tijdelijke goederen Niet zelden echter ontstaan er ernstige moeilijkheden voor het volmaakt onderhoudeu van Gods geboden en de eerbaarheid des huwe lijks hieruit, -dat de echtgenooten gebukt gaan onder zware stoffelijke zorgen en groot gebrek aan tijdelijke goederen. En daarom moet men zeer zeker, zoo goed mogelijk, aan die behoef ten tegemoet komen. En vóór alles moet er, met inspanning van alle krachten, naar gestreefd worden gelijk reeds Onze Voorganger, Leo XIII, met zooveel wijsheid heeft voorgeschreven 92), dat in de burgerlijke maatschappij dusdanige econo mische en sociale toestanden geschapen wor den, dat alle gezinshoofden, zoowel voor zich zelf a!s voor vrouw en kinderen, overeenkom stig hun rang en stand, de noodzakelijke levens behoeften kunnen verdienen en verkrijgen: „want de arbeider heeft recht op zijn loon" 93). Dit weigeren, of lager stellen dan billijk is, is een groote onrechtvaardigheid en wordt door de H. Schrift onder de grootste zonden gere kend 94)evenmin is het geoorloofd, loonen vast te stellen zóó laag, dat zij, gezien den te- enwoordigen levensstandaard, voor het onder houd van een gezin ontoereikend zijn. Maar er moet ook voor gezorgd worden, dat de echtgenooten zelf en dat wel, lang vóór zij in het huwelijk treden trachten, de lasten en behoeften, die het leven in de toekomst zal medebrengen, te voorkomen of althans te ver minderen, en dat zij van menschen, die op de hoogte zijn, leeren, hoe zij dit op een afdoende en tegelijk passende manier kunnen hereiken. Eveneens moeten er maatregelen getroffen worden, voor het geval, dat zij zichzelf alleen .niet kunnen helpen. Dan moeten degenen, die in gelijke omstandigheden verkeeren, zich aan eensluiten en particuliere en publieke vereeni- ginigen oprichten, om aldus in hun levensbe hoefte te worden bijgestaan 95). Mochten zij met behulp van alles, wat Wij hier hebben op gesomd, nóg niet de uitgaven van hun gezin kunnen dekken, vooral wanneer dit nogal groot is, of minder weerstandsvermogen bezit, dan is het volstrekt een eisch van christelijke naas tenliefde, dat de christelijke liefdadigheid aan vult, wat aan de hulpbehoevenden ontbreekt. Vooral de rijken moeten dan de minder bedeel den helpen, en zij, die overvloed van aardsche goederen bezitten, mogen deze niet besteden voor nuttelooze uitgaven of ze dwaas verspil len, maar moeten zo aanwenden tot behoud van leven en gezondheid van hen, wien zelfs het noodzakelijke ontbreekt. Wie, in de armen, aan Christus, van het hunne gegeven hebben, zij zullen van den Heer, als Hij komt om de we reld te oordeelen, een overrijk loon ontvangen: wie echter anders hebben gehandeld, zullen hun straf niet ontgaan 96). Niet zonder reden im mers vermaant ons de Apostel: „Wie dan di goederen der wereld bezit en zijn broeder im nood ziet, maar zijn hart voor hem sluit, hoe blijft dan in hem de liefde tot God?" 97). Staatszorg. Opdat het huwelijk weer in overeenstem ming kome met de wet van God, is echter zelfs de beste onderrichting van den kant der Kerk alleen niet voldoende. Immers, ook al zijn de echtgenooten volledig op de hoogte van de leer over het Christelijk huwelijk, toch is het noo dig, dat zij van hun kant ook deu vasten wil hebben, de heilige wetten over het huwelijk, die God in de natuur heeft gelegd, te onder houden. Tenslotte, wat men ook, in woord cn geschrift, hoort beweren en propageeren, laat de echtgenooten dit in ieder geval altijd klaar voor oogen houden als iets heiligs onaantast baars dat zij n.l. in alles, wat het huwelijk betreft, zonder eenige aarzeling aan de gebo den van God getrouw willen blijven, dat zij elkaar altijd daartoe den steun van hun weder- zijdsehe liefde willen bieden, de kuische huwe lijkstrouw bewaren, den onverbreekbaren hu welijksband nooit schenden, van de rechten, door het huwelijk verkregen, altijd slechts Christelijk en beheerscht gebruik maken; dit laatste vooral in den eersten tijd van het huwe lijk, opdat, wanneer de omstandigheden later onthouding mochten eischeu, beiden zich ge makkelijker kunnen onthouden, daar zij zich de gewoonte hiervan reeds eigen gemaakt LVf-, a- w-fa Tot de naaste voorbereiding echter van een goed huwelijk, moet allereerst gerekend wor den, ae voorzichtige keuze van een echtgenoot; daarvan immers hangt het voor het grootste gedeelte af, of het huwelijk gelukkig zal zijn of niet. Want voor een echt christelijk huwe lijksleven kan de eene echtgenoot den ander ofwel een krachtige steun ofwel een groot ge vaar of beletsel zijn. Laten derhalve de ver loofden, op straffe van anders hun heele leven te moeten hoeten voor een onberaden keuze, toch rijpelijk bij zichzelf overleggen, alvorens zij de partij kiezen, waarmee zij daarna, voor altijd, door het leven moeten gaan. Hierbij heb ben zij op de eerste plaats rekening te houden met God en den waren godsdienst van Chris tus; vervolgens moeten zij denken aan hun eigen belang en dat van hun verloofden en toe komstige kinderen, en eveneens aan dat van de menschelijke en burgerlijke maatschappij, die lu do ecflitv&reaniglng, a.ls in haar bron, haar oorsprong vinden. Laten zij vurig Gods hulp afbidden, om, overeenkomstig de christe lijke voorzichtigheid, een keuze te doen en zich in het geheel niet te laten leiden door een blinde en onbeheersebte opwelling der begeer lijkheid, noch enkel en alleen door verlangen naar geldelijk voordeel of een ander minder edel motief, maar <Joor een geregelde en zui- Is echter particuliere hulp niet voldoende, dan is het aan het staatsbestuur, datgene aan te vullen waartoe de private middelen ontoe reikend zijn. Dit geldt vooral in een zaak van zoo groot belang voor het algemeen welzijn, als het menschwaardig bestaan van huisgezin nen en gehuwden. Immers, wanneer huisge zinnen, voornamelijk de kinderrijke geen ge schikte woningen hebben; als de man geen ge legenheid kan vinden om zich arbeid en levens onderhoud te verschaffen; indien de dagelijk- sche gebruiksvoorwerpen, niet dan tegen over dreven hooge prijzen te koop zijn; wanneer zelfs de moeder, niet zonder groot nadeel voor het huishouden, gebukt gaat onder den dwin gender, last van door eigen arbeid geld te moe ten verdienen; wanneer het haar, bij de gewone of ook zelfs buitengewone ongemakken van het moederschap, ontbreekt aan behoorlijk voedsel, geneesmiddelen, de hulp van een bekwaam ge neesheer en meer dergelijke zaken; dan ziet toch iedereen in, hoe moeilijk de huiselijke sa menleving en het onderhouden van Gods ge boden wordt voor dio echtgenooten; want dan begint hun immers de moed te ontzinken. En het is ook duidelijk, welk een groot gevaar voor openbare veiligheid eai voor het heil en zelfs het bestaan van de burgerlijke maatschappij daaruit voortvloeien kan, wanneer die men sehen tot zulk een graad van wanhoop gebracht worden, dat zij er al hun hoop op durven gaan stellen, door een totale omverwerping der gan- scho maatschappelijke orde, misschien nog veel te kunnen winnen, daar zij toch niets te verliezen hebben. Daarom kunnen degenen, die de zorg voor het staatsbestuur en het algemeen welzijn in hand-en hebben, zulke nooden van gehuwden en huisgezinnen niet achteloos voorbijgaan, zon der den Staat cn het algemeen welzijn groote schade toe te brengen. Daarom moeten zij, hij het uitvaardigen van wetten en het vaststellen der Staatsbegrooting, een zoodanige aandacht schenken aan het lenigen van den nood der behoeftige gezinnen, dat zij dit als een der voornaamste zorgen van hun ambt beschouwen. Hieromtrent mosten wij, heden ten dage, met droefheid het niet zelden voorkomend ver schijnsel constateeren, dat, tegen de juiste orde in, aan een moeder en haar onwettige kinderen (aan wie ongetwijfeld, al was het maar om er ger kwaad te voorkomen, hulp moet worden verschaft) zonder eenige moeilijkheid overvloe dige hulp oogonblikkelijk wordt verleend, ter wijl die aan een wettige moeder ófwel wordt geweigerd óf zóó spaarzaam gegund, dat het wel lijkt alsof ze tegen wil en dank werd af gedwongen. Voor den Staat echtsr, Esrbiedwaardige Broeders, is het niet alleen van het hoogste belang, dat huwelijk en huisgezin veilig ge steld worden in tijdelijke aangelegenheden, maar ook in hun zuiver-geeètelijke belangen: rechtvaardige wetten moeten er worden uitge vaardigd, over kuische huwelijkstrouw en we- derzijdsch hulpbetoon der echtgenooten, en deze moeten nauwlettend gehandhaafd wor den; vooral omdat de geschiedenis ons leert, dat het heil van den Staat en het tijdelijk ge luk der burgers niet veilig zijn noch behouden kunnen Wijven, wanneer het fundament waar op zij steunen, nl. een gezonde zedelijke toe stand, niet stevig staat, en dat door het zede lijk verval der burgers de bron wordt verstopt, waar de Staat uit voortkomt: het huwelijk na- Gemeenschappelijke zorg van Kerk en staat op zedelijk gebied. Om echter de zedelijke orde intact te bewa ren, zijn geen uitwendige staatsmacht en straf fen toereikend, noch is het voldoende den menschen de schoonheid en noodzakelijkheid der deugd voor te houden, maar hierbij moet noodzakelijk een godsdienstig gezag intreden, om aan het verstand het licht der waarheid en aan den wil zijn richting te geven, en om de menschelijke zwakheid te versterken door dé hulp der goddelijke genade: en dat is alleen de door Christus, Onzen Heer, gestichte Kerk, Daarom sporen Wij, met allen aandrang in den Heer, de opperste rijksregeerders aan, om met deze Kerk van Christus vrede en vriendschap te sluiten en deze steeds hechter te maken, op dat, door de samenwerking en het vereenlgd streven van heider macht, de verschrikkelijke rampen worden afgewend, welke door de onbe schaamde bandeloosheid, die bezig is huwelijk en huisgezin te bestormen, zoowel de Kerk als de burgerlijke maatschappij bedreigen. Immers, de burgerlijke wetgeving kan de Kerk In dit hoog-ernstig ambt tot grooten steun zijn, Indien zij, hij het uitvaardigen van haar verordeningen, rekening houdt met datgene, wat door goddelijke en kerkelijke wet bepaald is, en de overtreders met straffen vervolgt. Want er zijn er maar al te veel, di^ wat de staatswet toestaat of althans niet sfraft, ook volgens de zedenwet veor geoorloofd houden, of izoo het geweten zich al verzet, hierin toch maar hun gang gaan, omdat zij God niet vree zen, en zij heel goed zien, dat er van de men schelijke wetten voor hen niets te duchten valt;] en zóó storten zij niet zelden zichzelve en, helaas, vele anderen in het verderf. En uit dit samengaan met de Kerk zal niet het minste gevaar voor of de geringste be snoeiing van de rechten en onafhankelijkheid van deu Staat ontstaan; immers elke argwaan en vrees van dien aard is ingebeeld en onge grond, wat reeds Leo XIII helder heeft uiteen gezet; „Niemand twijfelt er aan", zoo zegt hij, „of de stichter der Kerk, Jesus Christus, heeft gewild, dat de godsdienstige macht van de bur gerlijke onderscheiden zou zijn en dat ieder voor zich, vrij en onbelemmerd, haar eigen, aan gelegenheden zou behartigen; ik voeg er ech ter aan toe, da.t het voor beide diensitlg en voor alle menschen van belang is, dat er een goede verstandhouding en eensgezindheid tus- schen baar heersobe. Als het burgerlijk gezag vriendschap pelijk met de heilige macht der Kerk samen gaat, dan kan het niet anders, of voor beidé zal daar groot voordeel uit voortvloeien. Im mers de Staat stijgt alzoo in waardigheid en, waar de godsdienst voorgaat, kan het staats bestuur nooit anders dan rechtvaardig zijn: en de Kerk vindt hier hulp, bescherming en ver dediging, die aan de gemeenschap der geloo vigen ten goede komen." (98). En om een schitterend voorbeeld uit den laatsten tijd aan te halen: dit is, volgens de juiste orde en de wet van Christus, volkomen het geval geweest, toen bij bet gelukkig tot stand gekomen plechtig verdrag tusschen den H. Stoel en het Koninkrijk Italië, ook in huwe lijksaangelegenheden een vreedzame overeen komst en vriendschappelijke schikking is ge troffen, zooals dat aan de roemrijke geschiede nis van het Italiaansche volk en zijn oude heilige overlevering betaamde. En inderdaad, in het verdrag van Lateranen vindt men het volgende bepaald: „De Italiaansche Staat tvil de instelling van het huwelijk, het fundament van het huisgezin, in die waardigheid herstel len, welke met de tradities van zijn volk over eenkomt en kent het Sacrament de® Huwelijks,, dat door het Canonieke Recilit geregeld wordt, burgerlijke rechtskracht toe" (99)hieraan zijn vervolgens, als aan den maatstaf en grondslag, de verdere paragrafen der gesleten overeen komst toegevoegd. Dit gebeuren kan allen tot voorbeeld en be wijs dienen, dat ook in onzen tijd (waarin helaas zoo dikwijls de volkomen scheiding der burgerlijke macht van de Kerk, ja zelfs van allen godsdienst, openlijk voorgestaan wordt), het hoogste gezag der Kerk met dat van den Staat in onderlinge eensgezindheid en vriend- schapsverband vereenigd en verbonden kan worden, tot gemeenschappelijk welzijn, en zon der eenig nadeel voor de rechten en het hoog ste gezag van 'beide. Het leert en bewijst ons, dat beide gemeenschappelijk voor het huwe lijk zorg kunnen dragen, waardoor de verder felijke gevaren, ja zelfs de reeds dreigende on dergang, ver verwijderd kan worden gehouden van de christelijke echtverbintenissen. DAT 'S PAUSEN WOORDEN GEKEND EN IN PRAKTIJK GEBRACHT MO- -t. GEN WORDEN ONDER DEN ZEGEN DER ALLERHEILIG STE DRIEVULDIGHEID. Wij zouden wenschen, Eerbiedwaardige Broe ders, dat dit alles, wat Wij, in Onze Herder lijke bezorgdheid, zorgvuldig met U hebben na gegaan, naar den maatstaf der Christelijk® voorzichtigheid, in ruimen kring onder al Onze geliefde kinderen verspreid en toegelicht zou worden, die meer direct aan Uw zorgen zijn toevertrouwd, en die te zamen de groote Chris tus-familie uitmaken, opdat allen ten volle da zuivere huwelijksleer mogen kennen en zich met zorg in acht mogen nemen tegen de ge- varen, waaraan zij door de verkondigers den dwaling worden blootgesteld, en vooral, „opdat zij, aan de goddeloosheid en wereldsche be geerlijkheid verzaken, ingetogen, rechtschapen, godvruchtig in deze wereld mogen leven; om. de zalige hoop te verwachten en de openha ring der glorie van onzen grooten God en Za ligmaker: Christus Jesus." (100). Geve derhalve de almachtige Vader, „naar, Wien alle vaderschap in den hemel en op de aarde genoemd wordt" (101), die de zwakken «aerkft «n k'airm'ooöigen en vreesachitigem moed instort; geve Christus, onze Heer en Ver losser, „de ins teller en voltooier der hooghei lige Sacramenten'' (102), die wilde en bewerk te, dat bet huwelijk een mystieke afbeelding zou zijn van Zijn onuitsprekelijke vereeniging met de Kerk; geve de H. Geest, de God, die Liefde is, die de harten verlicht en de geesten versterkt, dat allen in zich opnemen, met be- reidvaardigen wil omhelzen, en onder den bij stand van Gods genade in praktijk mogen brengen, alles, wat Wij in dit Ons Schrijven hebben uiteengezet over het H. Sacrament des Huwelijks, over Gods wonderbaren wil en vet daaromtrent, over de dwalingen en gevaren, die hier dreigen, over de middelen, die daarte gen kunnen worden aangewend. Zoodoende zal in de Christelijke huwelijken wederom ontlui ken en opbloeien de Godgewijde vruchtbaar heid, de smettelooze trouw en ongeschokte hechtheid, de heiligheid van het Sacrament en de volheid der genadegaven. En opdat God, de oorsprong van alle gena den, van Wien voortkomt alle willen en vol tooien, (103) volgens Zijn goedheid en ftlfflatfift dit uitwerke en Zich gewaardiga te verteenaa, leggen Wij in diepe nederigheid Onze vurigé smeekbede voor den Troon Zijner genade, eit schenken, als onderpand van den overvloeiJgeaj, zegen van dienzelfden almachtigen God, het hu

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5