1871
18 JANUARI
HET DUITSCHE HOOFD
KWARTIER VOOR PARIJS.
H
kei
Hlllllll lllll
lil. I |i!i:ii:ill!ll!llllllli:illll!IHI!llllll!lll;ilili:illUllllllllllil illlllHlllEllllllli;illll!ll I I ll'l 1 I 1 I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I l!ll I I I I I M I I I
,t>Pe die heel veel met-elkaar
"Stelleri' hadden: Keizer
l^elm I an von Bismarck
^echts van jen fop: repro-
van den Rijksadelaar
'^r kroonprins Friedrich
Vilhelm ontworpen.
Justus mor
t 6 Ouitsche vlag, als door onzichtbare band
wappert op den Kyffhauser, vaar vol-
1 de sage Barbarossa sluimert: zijn rosse
;!ai'd groeit om de marmeren tafel. De keizer
zijn uur: ontwaken zal hij als nieuwe
jj0rl9 dagen"zal voor het Duitsche rijk, als de
l,itsche eenheid zal volgroeien.
'-Oij was die vlag op den Kyffhauser, in de
aêen, dat de Duitsche stammen in aaneen
sloten gelederen, sa&mgeperst als 't vaie in
greep van den IJzeren Kanselier, optrokken
6êea den erfvijand, een symbool!
Uleer dan dat: een kreet, om de vervulling
v'"1 een. lang sluimerenden wensch, die voor
5tWezeniijking rijp was.
^enige maanden later!
V°or Parijs in Versailles.
Duitsche legers staan na zegevierenden
^arsch, voor de „ville lumière", die zich
'^««t en kromt in den greep der „barbaren!"
Bismarck grijpt naar het doel, waarom hij
oorlóg uitlokte: De Duitsche eenheid en
onder een keizer: politieke noodzakelijk-
e'dalleen om een keizer is de Duitsche een-
e!d mogelijk. Van een keizer gaat meer
'■Schwungkraft" uit dan van een president,
beent Bismarck. En 't moet gebeuren op vijan-
ijken loden, en dat wel tijdens den veld
hut; hij vreesde het maar al te zeer: thuis
in vollen vrede zou men weer volop ruzie
M^ken,
En dan bleven er nog moeilijkheden genoeg:
Moeilijkheden met de volkeren, moeilijkheden
Met de vorsten, met Beieren en zijn koning
v°oral. Nog in September 1870 had het rijk
Joc Wlttelsbaehers zich gekant tegen aansluiting
■i tien Noord-Duitschen Bond; in ieder geval
het een geheel bijzondere stelling blijven
>,Sc-'hen, b.v. voor zijn leger en zijn diplomatie.
bijzondere verdiensten tijdens den veldtocht
stroomde het onstuimige Beiersche bloed
'et- haast in ontstellende mate? steunden
^eischen.
dan koning Ludwïg II? Van hem diende
Ssaiijk alles uit te gaan; van hem, den dweper
]®t de Pransche kunst; den genialen, nauwe-
te bereiken zonderling. Zelfs in de span-
^Ofle Juli-dagen van 1870 oorlog of niet?
kenschte hij alleen in uiterste noodzakelijk-
te worden gestoord in zijn gemijmer en
gepeins. Slechts een enkele maal ging hij
J'1 zijn lustsloten naar München en dan nog
jj 6en voor theater-bezoek. Hij deed mee aan
jj11 oorlog met het vaste doel.vergrooting van
6'®ren, b.v. door aaneenhechting van de beide
Inheiden deelen van zijn rijk. En vastberaden
zijn woord geklonken tot den kroonprins:
J den krijg mag niets volgen, dat de politieke
filing van Beleren ook slechts eenigermate
aantasten.
j. als Bismarck met dezen poëet, met dezen
j^biaien zonderling, met dezen wereldvreemden
- b^ast klaar zou zijn dan zou hem wachten
11 strijd met het harde brok nuchtere, pro-
60,
''denkpenning bij gelegenheid van den
sten herdenkingsdag geslagen Het beeld
van Keizer Wilhelm I.
6 realiteit, dat hij nu eenmaal in zijn
meester vond.
JU lsmarck zal zich echter wederom toonen in
j volle kracht van uiterst handigen real-
j^'iicus. Hij duldt geen inmenging in deteere
ijj^tie; hij is uiterst terughoudend. Maar hoe
kf0 groote werk tot stand moeten komen?
ht November is alles onzeker; Bismarck
geheel over zijn zenuwen, en de groot
je °g van Baden vindt hem vol vertwijfeling,
(I O0i?0"e woede uitvarend tegen de militairen,
de oude Wilhelm is in slecht humeur:
ton11 ®e'eren i® de ham gezwollen door hun
va ««"lauweren", zoo meent hij. Tot overmaat
lid tamp verdwijnen op 13 November plotse-
V* de Würtembergsche gevolmachtigden uit
failles.
J'1 toch, 23 November 's avonds verschijnt
atelier in zijn gewonen kring bij de thee
'uisieri mei stralende voldoening het veel
zeggend woord:
„Die deutsche
Einheit ist ge-
macht und der
KaiseT auch."
Abeken kon
het getuigen:
Dat was het
werk van Bis
marck alleen,
die in haast
wonderbaarlijke
werkkracht, de
laatste dagen
schier geen
slaap had ge
kend.
Hoe was 't ge
gaan
16 November
had re kanselier
een zeer heftig
onderhoud met
ien kroonprins,
die ten slotte met hem meeging; 19 Nov. gaat
hij naar den groot-hertog van Baden: hij heeft
in een zeer gewichtige zaak diens hulp noodig;
de internationale politieke omstandigheden
manen tot haast; wij moeten „das Gute dem
Besserem vorziehen", de goedkeuring van
Beieren met concessies koopen en „der Zu-
kunft die bessere Entwicklung getrost überlas-
sen" Groote politieke veranderingen lateu zich
nu eenmaal niet maken; wij moeten den
loop der dingen volgen en het gerijpte binnen
halen. De koning zal niet willen vanwege het
leger; de kroonprins maakte mij een paar
dagen geleden nog geheel van streek; de mili
tairen zijn tegen mij. Gij zult het zien: Duitsch
land staat op een keerpunt: 't groote gevaar
dreigt dat Beieren zich naar Oostenrijk zal
wenden, „Hep mij!" En „nxit ach weren Her
zen" zegt de groot-hertog hem zijn hulp toe,
op ééne voorwaarde: Dat Beieren voorgaat in
de keizerfcwestie. 23 November is Bisimarck
klaar met Beieren, dat zijn wenschen op leger
en postgebied etc. vervuld ziet tot hittere
woede van de andere vorsten en van de mili
tairen. Het scherpe woord valt: „Um Vorteile
von Preuszen zu erlangen miisse man sein
Feind, um Fusztritte ein zu ernten sein
Freund sein".
In den Rijksdag kondigde mini
ter Delbrück- de groote ge
beurtenis aan: „Eisigei
Schweigen" wegens de
concessies aan Beie
ren; in den Bonds
raad was het nog
erger. De kroonprins
was over de wijze,
waarop Delbriick zich
van zijn hachelijke
taak kweetalles -
behalve voldaan: het
was juist alsof hij de
keizerskroon „in oud
krantenpal ier gewik
keld uit doi broekzak
haalde", zoo meen -
de hij.
Hoe was Bismarck
met Ludwig II klaar
gekomen?
De Beiersche koning
had zijn ouden eisch
herhaald: gebieds-uit-
breiding, maar Bis
marck suste dit ver
langen voorloopig in
slaap met de verkla
ring: zoolang de oor
log duurt valt daar
over niets bepaalds te
beslissen. Maar Bis
marck kon den Beier-
schen vorst niet mis
sen voor de keizer-
kwestie. Hij liet het
initiatief uitgaan van
Baden en oefende zelf
geen druk op Beieren.
Ludwig wilde er aan
vankelijk niets van
weten: de keizertltel
beteekende een terug
zetting van de konink
lijke waardigheid; hij.
zelf stamde uit een
eeuwenoud geslacht
dat reeds drie keizers
had geleverd de
vorsten waTen tegen;
Pruisen telde tallooze
tegenstanders.
Om dit lastige kind
tot reden te brengen,
bediende Bismarck
zich vooral van den
opperstalmeester van
koning Ludwig, graaf
Holnstein, in 't geheel
geen politicusnog
minder een diplomaat,
maar 'n ronde, liebens-
wiirdige Beier, die
immer recht op zijn
doel afging, wat Bis
marck erg beviel. Hü
ontbiedt hem, onder
het voorwendsel van
de regeling van een
eventueel bezoek van
koning Ludwig aan
Versailleswaarvan
eenvoudig geen sprake
was: zelfs met het
voor den Beierschen
vorst zoo verleidelijk
aanbod, dat hij in het
echte Trianon zou ver
blijven, was hij niet te
verlokken geweest. De
zaak zou dus per brief
moeten worden ge
regeld, en toen men
over den vorm beraad
slaagde, sprak Holn
stein: „Wlssens was,
Excellenz, schreiben
gleich selbst einen
Brief auf so wie er sein soil, sonst gibst hinter-
nach doch wieder Anstand". Bismarck zet
aanstonds op de afgeruimde diner-tafel zijn
gedachten op papier, en twee uren later is
Holnstein even geheimzinnig verdwenen als
hij gekomen was. De kroonprins dacht: het
zaakje is mislukt.
't Was echter door Bismarck's hamdigheid
op den goeden weg. Deze had niet alleen de
formule opgesteld, waarin de uitroeping tot
keizer moest worden gegoten, maar deze verge
zeld doen gaan van een zeer menschkundig
schrijven aan den koning persoonlijk: Hij looft
de „hochherzige Entschlieszungen" van den
vorst bij het uitbreken van den nationalen oor
log en roemt den heldenmoed van 't Beiersche
leger. De lceizerkwestie kon natuurlijk alleen
worden aangeroerd door den machtigsten
bondsvorst. Daarom was hij maar zoo vrij aan
Holnstein, op diens verlangen, de formule mede
te geven. De grondgedachte der Duitsche stam
men is; „der Deutsche Kaiser 1st ilhr Lands-
mann, der König von Preuszen ihr Nachbar."
M.a.w. wil Bismarck zeggen: aan een keizer
kunt ge gerust toestaan, wat ge aan den ko
ning yan Pruisen zoudt moeten weigeren.
Daarom, zoo .schrijft Bismarok verder, heto ik
in de formule opgenomen, dat Beleren aan de
eenheid heeft medegewerkt in de hoop, dat het
presidium van den Bond door een keizer zou
worden bekleed. Zoo sloeg de sin-werd, zooals
hij in zijn Oedanken und Erinnerungen vertelt,
een dubbelen slag: hij kreeg aldus ook een mo
tief om Wilhelm tot den keizerstitel over te
halen.
Holnstein reist snel naar München; zijn mees
ter leed echter aan tandpijn. Hij werd eerst
toegelaten, toen hij verklaarde te komen na
mens Bismarck en met een brief van diens
hand. Ludwig las den brief tweemaal met aan
dacht en schreef „wahrhaftig" (aldus de
kroonprins) hem in 't bed over.
3 December was Holnstein na een schier
slaaplooze week met de verlangde toezegging
in Versailles terug, ietwat verlegen met het
buitengewoon nuchter, geheel ondiplomatiek
verloop van zaken. Men heeft dit alles dan ook
maar zoo lang mogelijk geheim gehouden. EeTst
in 1889 waagde de hertog van Coburg
in zijn memoires een lichte
toespeling.
Thans kon de zaak voortgang hebben. De
groot-hertog van Baden kreeg onder veel ge
scharrel en moeite de toezegging van de andere
rijksvorsten. Maar Wilhelm zelf hood nog den
meest hardnekkigen tegenstand; 't kwam tot
zulke opwindende scènes, dat Bismarck na een
onderhoud met den koning zich dagen lang niet
liet zien en de groot-hertog de verhouding weer
iO 't reine moest brengen. De strijd tusschen
den vorst en zijn kanselier eindigde als immer
na bitteren kamp met de overwinning van den
laatste: 17 December aanvaardde Wilhelm den
keizerstitel maar alleen „uit plicht".
Intusscben kwamen berichten uit Beieren,
die Bismarck een „fleberhafte Autregung" en
totale slapeloosheid bezorgden. Van de plech
tige afkondiging der aangenomen waardigheid
kon voorloopig niets komen. In de Beiersche
Kamer stiet de kwestie, ondanks de voorstel
ling van de bijzondere Beiersche concessie's als
een kolossalen triomf, op feilen tegenstand;
heftig kantte men zich tegen het gehate „Preus-
zentuim", dat geen grein zelfstandigheid zou
laten, en tegen de uitsluiting van Oostenrijk;
zoo maakte men het groot-Duitsohe Rijk onmo
gelijk; zelfs was de kans niet uitgesloten, dat
men met Pruisen en Rusland tegen Oostenrijk
zou moeten vechten. Men schold het een „Un-
tertanigkeitsvertrag"; wil de Kroon er aan,
goed't Beiersche volk wil niet. De Beiersche
soldaten wenschten van hun roemvollen krijgs
tocht niet in hun vaderland terug te koeren
als In een Pruisische provincie. (21 Januari na
tien dagen hartstochtelijk debat legde zich de
meerderheid toch bij het gebeurde neer.)
Wilhelm had geweldig het land; Ludwig
voelde zich nu voorgoed „unwohl", en Bismarck
was zelfs voor den groothertog van Baden niet
te genaken. De Duitsche keizer scheen weer in
den Kyffhauser te ruste gegaan. De groother
tog brengt de zaak weer aan 't rollen, door met
groote moeite door te zetten, dat hij op Nieuw
jaarsdag een tafelrede mocht houden, waarin
Wilhelm reeds als opperheer van 't Duitscihe
Keizerrijk werd begroet. Van toen af was men
op de plechtige proclamatie bedacht.
Toen stond Bismarck plotseling voor een
nieuwen strijd met zijn „alter Herr": deze, met
den kroonprins en den groot-her
tog, wenschte
Het proclameeren van de nieuwe Duitsche keizerlijke waardigheid in het slot te Versailles op 18 Januari 1871, naar de be
kende schilderij van Werner. Het oogenblik, waarop de groot-hertog van Baden het bekende „Hoch" uitbrengt: „Seine Kai
ser li che und Königliche Majesteit KAISER WILHELM lebe hoch". (Links van den keizer de kroonprins, rechts: groother.
tog van Baden, v. Bismarck en v. Moltke).
Graaf von Bismarck en zijn adviseurs in het hoofdkwartier van VersaillesIn het midden von B„ staande v. 1. n. rvon ff ai
tensleben, Woilman, graaf Bismarck-Bohlen en Delbriick. Reclis van von B. zittend graaf Hatzfeldt en von Keudell. Daar
achter staande V a geneer en Holstein.
als titel: „Kaiser von Deutschland", Bismarck:
„Deutscher Kaiser". Wat zat daar achter?
Busch, Bismarck's persmuskiet, vertelt dat
men hierover bij de thee een lang gesprek voer
de. Bismarck zweeg en vroeg plotseling: „Weet
Iemand van jullie wat .worst" in 't Latijn is?"
Abeken antwoordt: Farcimentum. Busch meent:
Faroimen. Bismarck antwoordt: Farcimentum
oder Far ei men, einerlei; nesclo quid mihi magis
farcimen es set. (Ik weet niet, wat voor mij meer
„Wurgt" zou zijn). Bismarck vond de kwestie
dus van geen belang, maar ook hier zat Beie
ren achteT: zijn gezanten hadden reeds in No
vember uitdrukkelijk bedongen, dat de titel niet
mocht zijn: Kaiser von Deutschland.
Felle woede over het wederom toegeven aan
Beieren's eischen, onder de Duitsche vorsten,
toen dit ln Januari bekend werd. Bismarck
zond 13 Januari minister Delbrück naar den
groot-hertog van Baden met het betoog (het
standpunt van Beieren)de titel Kaiser von
Deutschland" houdt in een „territorialau-
spruch"; vergeefs. Zelfs de groothertog ver
sterkte daags daarna koning Wilhelm, die het
niet kon zetten dat Beieren weer zijn zin zou
krijgen, in zijn voorkeur voor den gewraakten
titel.
15 Januari gaf Wilhelm als zijn wil te kennen,
dat de proclamatie zou plaats hebben op IS
Januari, den verjaardag van de eerste Pruisi
sche koningskroning in 1701. De kroonprins
werd met de voorbereiding belast. 16 Januari
besliste de koning uitdrukkelijk ten gunste van
den titel Kaiser von Deutsdhland". Bismarck,
den nadruk leggend op zijn verantwoordelijk
heid, handhaafde zijn, (of liever Beieren's) be
zwaar. Men kreeg zelfs den indruk dat de ka-
biuetskwestie gesteld werd. Meerdere vorsten
wilden toegeven, de groot-hertog betoogde tegen
over den kroonprins dat het veel te gevaarlijk
was Beieren al weer zijn zin te geven.
17 Januari had dan de conferentie plaats,
waarvan Bismarck zelf een wel zeer sterk ge
kleurde voorstelling geeft: Wilhelm verkeerde
in de hevigste opwinding. Kaiser von Deutsr.i-
land Oder gar midht" klonk het beslist. Hij zou
in tranen zijn uitgebarsten, heel het gezelschap
den rug hebben toegekeerd en met de vuist op
tafel hebben geslagen, toen ook de kroonprins,
uit vrees voor erger, de zijde van Bismarck
koos. De koning had reeds bevel gegeven de
geheele plechtigheid af te zeggen, toen het ge
lukte hem weer te kalmeeren. Hij ver
klaarde echter, dat de 18e Januari de
ongelukkigste dag zijns levens zou
zijn en liet den groot-hertog
weten, dat hij, ofschoon
Bismarck den titel
„Kaiser von Deutsch
land" niet wenschte,
dezen toch moest ge
bruiken, wanneer hij
na de proclamatie het
„hoch" op den nieuwen
keizer zou uitbrengen.
De ongelukkige groot
hertog, die tusschen
den koning en den
ijzeren kanselier in
de meest hachelijke
positie stond, had geen
t()d mepr tot onder
handeling. Hem restte
niets dan de poging
om de heide partijen
nog even onmiddellijk
voor de plechtigheid
te spreken. In een der
zalen zeide Bismarck
hem uitdrukkelijk, dat
de koning den titel
„Deutscher Kaiser"
had bekrachtigd en
verzocht hem, daar
mede rekening te hou
den. Toen de groot
hertog hem zeide wat
de koning wenschte,
raakte de kanselier
als huiten zich zelf
van ergernis en barst
te los in de bitterste
klachten, dat bet on
mogelijk was op zulk
een wijze de zaken te
leiden. Hij wees den
groot-hertog op de
grondwet, maai" ein
digde met het wan
hoopsgebaar: „Als de
koning bevolen heeft
kan ik er niets meer
aan doen; ik moet
het aan u overlaten'
Intusscihen arriveer
de de koning, zeer
teneergeslagenliep
zoo gejaagd de groote
marmeren trap op dat
hij buiten adem ge
raakte, en uitte zich
in de heftigste be
woordingen aan het
adres van Bismarck
toen de groot-hertog
hem in de gauwigheid
nog vroeg, zich wat
den -titel betrof te
mogen houden aan de
afspraken. Ten einde
raad, stelde de groot
hertog voor, hij zijn
„hoch" noch den eenen
noch den anderen
titel te gebruiken
waarop de koning ant
woordde: „Je kan doen
wat je wil; ik zal mij
later toch alleen zóó
noemen als ik wil, en
niet zooals Bismarck
het wenscht".
Deze stond intusschen
in de angstigste span
ning af te wachten
welken kreet de groot
hertog na 's konings
rede en het voorlezen
der proclamatie zou
slaken. „Seine kaiser-
liche und königliche
Majestat Kaiser
Wilhelm lebe hoch
Dat had de handige
groot-hertog met den kroonprins afgesproken
Toen de keizer de aanwezigen de hand ging
drukken, liep liij den kanselier, die vlak voor
hem stond op een geheel vrije plaats, voorbij,
zonder hem zelfs een blik waardig te keuren.
Aan tafel dronk hij hem echter bijzonder har
telijk toe, ofschoon hij nog dagen lang zijn kan
selier weinig vriendelijk aankeek.
Busch teekent in zijn dagboek op 18 Januari
aan; „Het schijnt dat de kanselier vandaag zeer
uit zijn humeur en buitengewoon prikkelbaar
is". Hij sprak 's avonds met ongewoon zwakke
en matte stem en zag er vermoeid en over
spannen uit.
Nog 25 Januari zuchtte Bismarck: „Ja, als
men zelf beslissen en bevelen kon. Maar ande
ren daaTtoe te brengen
Toen de proclamatie was voltrokken en de
keizer, nadat hij den groot-hertog van Baden
allerhartelijkst de hand had gedrukt, zich
wendde tot den kroonprins, werden dezen zijn
gevoelens te machtig: hij zonk voor zijn vader
op zijn knie neer en vroeg hem den zegen zijner
hand. De keizer hief hem op in zeer innige
omarming en met een ontroering, die zich aan
de omstaanders mededeelde.
Als wij ons dit schouwspel voor oogen
roepen, en wij denken ons daarbij de figuren
van een Bismarck en een Moltke, die lmn
werk van bloed en beleid met de vervulling
hunner hoogste aspiraties zagen bekroond,
dan komt ons onmiddellijk voor den
Aan de andere zijde der penning de oude
Duitsche rijksadelaar, omgeven door de
wapens der 25 bondstaten.
diezelfde Spiegelzaal van Versailles, nauwelijks
vijftig jaren later.
De kleinzoon van den pas geproclameerden
keizer, de eigen zoon van dien kroonprins, die
daar in diepe ontroering aan de voeten van
vader lag, biddend om zijn zegen, zit in
ballingschap in 't gastvrije Nederland, dat de
rechten van hem, die, beladen met den liaat of
den afkeer van vriend en vijand, In uitersts
hulpeloosheid om onderdak kwam bedelen, met
fiere vrijmoedigheid handhaaft.
Het uur van den „tijger" was geslagen 50
jaar had hij er op gewacht.
Verbrijzeld ligt het werk van Bismarck
in lugubren bloei staat het werk van een
Ludendorff, die geen Bismarck tegenover zich
vond.
Men kan er over twisten, of een oorlog als
de wereldoorlog mogelijk ware geweest, als
een Bismarck de Duitsche politiek had geleid.
Waarschijnlijk had hü hem weten te verhoeden.
Maar ontkend kan niet worden, dat Bismarck,
juist op het terrein, waarop de wereldkrijg
ontbrandde, d-e Oostenrijksch-e Balkan-politiek,
aan zijn opvolgers een uiterst hachelijke taak
had nagelaten.
Maar één zaak staat onherroepelijk vast:
als Ludendorff een Bismarck tegenover zich
had gehad, dan ware het, toen de krijg een
maal in lichte laaie stond, met Duitschland
niet zóó ver gekomen. Deze militaire demon,
door geen politicus van eenig postuur op zijn
soldaten-terrein teruggehouden, heeft een
zwakke maar rechtschapen figuur als Von
Bethmann Hollweg, toen deze niet ongevoelig
bleek voor het manende vredeswoord van Paus
Benedictus, gesproken op een oogenblik, met
het zuiverst diplomatiek instinct en het
scherpste politieke inzicht gekozen, weggewerkt
en vervangen door een in zijn soldaten-knuisten
willoos ambtenaartje als Micliaëlls, gevolgd
door den afgeleefden Von Hertllng.
Over den strijd van Bismarck met de
militairen denk aan Nikolsburg, waar liij
uit de zooveelste verdieping naar beneden
dreigde te springen, in wanhoop over de mi
litaire verblinding, die zich een triomfantelij
ken intocht in het diep vernederde Weenen
droomde ware een serie van drama's te
schrijven; de houding van zijn opvolgers tij
dens den wereldoorlog tegenover diezelfde door
den Duitschen „Stolz" in zijn meest onsym
pathieke en verdwaasde uiting bezeten macht,
is één groot treurspel, een enkele maal zelfs
in zijn diepe tragiek het hulpeloos-comische na
derend.
Dót staat vast; dat „das Mllitar" geen
Bismarck tegenover zich vond, dat heeft aan
de wereld stroomen bloeds gekost en aan
Duitschland de kruim en de pit van zijn volks
kracht.
Versailles in 1871!
Versailles in 1919!
Het blijft een pakkende illustratie van het
broze van alle menschelijke macht; de Schep
per blijft de eenige Leider, die alles zetten kan
naar den greep van Zijn almachtige hand.
De dichter-politicus, Schaepnian, liad gelijk»]
„De scheppingen der menschen verrijzen en]
vergaan." h 3»
OM EEN KEIZERSTITEL