i
8*3
:T°3f,
f
1
Si
s
HET KERKKLOKJE
MUZIEK IN UW BEGRAFENIS
NOOJLQTTIG SCHOT
MODERN
ROBINSON CRUSOF.
K
t;
y
s
i
als
K
s
l*1
V
z
S
S
Ju
WOENSDAG 11 FEBRUARI 1931
Flri Ju e
Cjd Ij p 4 3 o i
Sag
be^g:
aen»"
Met
totV
N
Sr o°*
N
wig
MM
s
De kleine parochie Landie-Fleuxie had een
oude klok en een ouden pastoor.
De klok was zoo gebarsten, dat haar geluid
akelig was om aan te hoor en.
De pastoor, de eerw. lieer Coremtin, was nog
kras ondanks zijn vijf en zeventig jaren. Hij
had een frisch gelaat en grijze haren. Hij was
bij zijn parochianen zeer bemind wegens zijn
goedheid en liefdadigheid.
Toen het tijdstip naderde, dat de pastoor
eiju gouden priesterfeest zou vieren, besloten
zijn parochianen hem een mooi geschenk aan
te bieden. Nln stilte werd langs de huizen geld
opgehaald en toen men honderd écus (ongeveer
150 gld.) hijeen had, brachten de kerkmeesters
die naar den pastoor, met het verzoek, naar de
sitad te gaan en zelf een nieuwe klok uft te
kiezen.
„Mijn kinderen'',, zei de pastoor, „mijn goede
kinderen.'t is zieker de goede God, die
om zoo te spreken
"V order kon hij niet, zoo ontroerd was hij.
Den volgenden dag begaf pastoor Coremtin
zich op weg, om de klok te koopen. Hij moest
twee mijlen te voet afleggen, tot Rosy-les-
Roses, waar de diligence voorbij kwam, die
naai- de stad Ponit l'Archevêque leidde.
Het was prachtig weer en de goede pastoor
meende reeds het heldere geluid van zijn nieuw
klokje te hooren. Hij was zoo blij als een kind.
Dicht bij Rosy-les-Roses zag hij aan dan
kant van den weg een kermiswagen staan. Niet
ver van den weg lag een oud paard dood op
den grond. Een oude man en een oude vtouw,
in lampen gehuld, zaten aan den kant van
de sloot en weenden over het oude doode
paard.
Een meisje van vijftien jaar sprong uit de
diepte van de sloot en liep op den pastoor toe.
terwijl ze zei; „Een aalmoesje mijnheer pas
toor.
De stem van het meisje was ruw en tie ge
lijk zacht. Het kind was gekleed in een oude
versleten roode japon.
De pastoor vertraagde zijn tred en haalde
Wit zijn portemonnaie een tweesousstuk. Maar
toen hij de oogen van het kind ontmoette,
hiield hij het geldstuk in zijn hand en begon
haar -tie ondervragen.
„Mijn broer" zei het meisje, ,,zit in de ge
vangenis, omdat men gezegd Iheeft, dat hij een
kip gestolen had. Hij gaf ons te eten en nu
hebben wij sedert twee dagen niets gegeten"
De pastoor stak het koperen geldstuk weer
in zijn beurs en haaide er een zilverstuk uit.
„Ik" vervolgde het meisje, „ik kan gooche
len en mijn moeder voorspelt de toekomst.
Maar men veroorlooft ons niet meer ln de
stad en op de dorpen op te treden, wijil wij er
te ellendig uitzien. En nu Is ons paard nog
gestorven. Wat moet er nu van ons worden?"
„Maar", vroeg de priester, ,,zoudt gij dan
geen werk kutanen zoeken?"
„De menschen zijn bang van ons en gooien
ons met sbeenen, wij hebben niet geleerd te
Werken, wij kunnen alleen kunsten maken. In
dien wij een paard hadden en een weinig geld
om ons te kleeden, zouden wij weer van ons
beroep kunnen leven.Maar nu schiet ons
Wiets anders over dan van honger om te ko
mén,
De pastoor deed het zilverstuk weer in zijn
portemonnaie.
„Bemint gij den goeden God?"
„Ik zal Hem beminnen, als Hij ons helpt"
ised het kind.
De pastoor voelde aan zijn ceintuur het ge-
Wicht van den zak, waarin de honderd écus
Van zijn parochianen waren.
yZijt gij braaf?" vroeg de priester.
„Braaf? vroeg het kind verwonderd.
„Zeg: Mijn God, ik bemin U!"
Het kind zweeg, de oogen vol tranen. Da
goede pastoor had de kmoopen van zijn oein
tuur losgemaakt en gaf den grooten zak met
geld aan het meisje.
Met een gebaar van een aap greep bet meis
je naar dien zak en zei: Mijnheer pastoor, ik
bemin u!"
CHICAGO BEZIT MOMENTEEL HET GROOTSTE POSTKANTOOR DER WERELD:
gebouw is 800 voet laing, 350 voet diiep en 200 voet hoog
het
„Scholastica vergist zich, hier ben ik", zei
de pastoor.
Van Cios-Móussu terugkomend, ontmoette
de pastoor een zijner vroomste parochianen.
„Wel, mijnheer pastoor, goede reis gehad?"
„Uitmuntend, vriend, uitmuntend",
„En de klok?"
Alweer een nieuwe leugen. Helaas, ze wa
ren niet. meer te tellen.
„Prachtig, vriend, prachtig. Net zilver en dan
dat heerlijke geluid1"
„Wanneer zullen wij ze zien?"
„Binnenkort. Maar eerst moet de doopnaam
Ln het metaal gegraveerd worden en eenige
verzen uit de H. Schrift. Dat vereischt veel
werk."
Zij vloog naar haar ouders, die nog steeds
weenden over hun dood paard.
De pastoor vervolgde zijn weg naar Rosy-
les-Roses, denkend aan de groote ellende,
waarin vele schepselen Godis gedompeld zijn,
en God biddend, de kleine bedelares, die niets
wist van godsdienst en die wellicht niet eens
gedoopt was, te verlichten.
Maar plotseling dacht hij er aan, dat hij
niet meer naar Pont-l'Archevêque hoefde te
gaan, daar hij geen gelid meer had voor een
klok. Hij keerde op zijn schreden terug.
Thans had hij moeite te begrijpen, hoe hij
aan eein onbekende bedelares, aan kermis
volk nog wel, een zoo groote som, die hem
niet eens toebehoorde, kon geven.
Hij verhaastte zijn schreden, in de hoop, het
kermisvolk weer te zien. Maar hij zag niets
meer dan het doode paard en het verlaten
wagentje.
Hij dacht nu wat hij moest doen. Hij had
zonder twijfel ernstig gezondigd, misbruik
gemaakt van het vertrouwen zijner parochia
nen, een soort diefstal bedreven. Met ontzet
ting zag hij de gevolgen van zijn fout ln Hoe
die te verbergen? Hoe die te herstellen? Waar
honderd andere écus vinden? Wat zou hij
zeggen aa.n degenen, die hem ondervroegen?
Welke verklaring geven van zijn gedrag?
Onbemerkt trad de pastoor do pastorie bin
hen.
„Zijt gij er al, mijnheer pastoor?" vroeg
zijn meid, de oude Scholastica. „Gij zijt dus
Biet naar Pont l'Archevêque geweest?"
De pastoor verzon een uitvlucht. „Ik heb
de diligence van Rosy-les.Roses gemist. Ik
zal een anderen dag er opnieuw op uitgaan.
Maar zeg tegen niemand, dat ik reeds terug
ben".
Den volgenden dag liet de pastoor zich in
bet geheel niet zien en hield zijn kamer,
M««r den daarop volgenden dag kwam men
hem roepen voor een zieke in het gehucht
dos-Moussu.
..Mijnheer pastoor is nog niet thuis", zei de
„Scholastica", zei «te pastoor, thuiskomende
„indien wij den fauteuil, de pendule en de
mooie kast verkochten, zouden wij daar hon
derd écus van maken?"
„Niet eensdrie pistolen, mijnheer pastoor,
want met allen eerbied gezegd, uw meubilair
is geen vier stuivers waard".
„Scholastica", hernam de pastoor, „ik zal
geen v ie esc li meer eten. Het doet mij geen
goed".
„Mijnheer pastoor", antwoordde de oude
meid, daar steekt iets achter.gij hebt iets
Sedert den dag, dat gij naar PonLl'Arahevê-
que vertrokken zijt, zij't gij geheel anders.
Wat is er toch?"
Zij bracht den priester zoo in het nauw, dat
hij haar ten slotte alles vertelde.
,,Ab!" zei ze, „dat verwondert mij niet,
uw goed hart zal u nog eens ruïneeren. Maar
maak u niet ongerust, mijnheer Pastoor. Ik
zal do menschen wel antwoorden, totdat gij
honderd andere écus bijeen hebt".
Scholastica vond nu allerlei geschiedenis
sen uiit, die zij aan iedereen, die haar onder
vroeg, vertelde. „De nieuwe klok was bij be?
verzenden gescheurd en ze moest opnieuw
gegoten worden. Mijnheer de pastoor hiad het
plan, de klok naar Rome te sturen om door
'den H. Vader gezegend te worden en dat was
een lange reis
De pasfoor liet haar maar vertellen, maar
was en bleef ongerust en voelde zieh diep on
gelukkig.
De dag van het gouden jubiflé was al lang
voorbij en de bewoners van Lande Fleurie
verwonderden zich er over, dat de klok zoo
lang weg bleef. Er ontstond zelfs een partij
tegen den pastoor en velen namen den, hoed
niet meer af voor den waardigen priester.
De arme, heilige dooi werd diep bedroefd
en de wroeging kwelde hem vreeselijlt. Hij
wilde zijn fout herstellen, maar kon het niet.
Zijn geweten liet hem niet met rust. Op
zekeren dag, nadat hij lang in gebed verzon
ken was geweest, besloot hij. don zwaretn last
van zijn hart te schudden door zijn zonde
publiek aan de parochianen te belijden.
Den volgenden Zondag beklom hij na het
Evangelie den predikstoel, bleek ais een doo
de. Met moeite begon hij:
„Dierbare broeders, dierbare vrienden, dier
bare kinderen, ik heb u iets te biechten,
Op dit oogenblik weerklonk door het otide
kerkgebouw de heldere, zilveren klank van een
klok, aller hoofden wendden zich om en ver
heugd fluisterden de geloovigen elkaar (oe:
„De nieuwe klok! De nieuwe klok!"
Was het een mirakel? Had de goede God de
nieuwe klok door Zijn engelen laten bren
gen, ten einde de eer van zijn miiddodigen
dienaar te redden?
Ofwel, had Scholastica de verlegenheid van
haar armen palstoor medegedeeld aan die
twee Amerikaansche dames, Suzie en Bettina
Percival, die op een mooie villa drie mijlen
van Lande-Fleurie woonden, en hadden deze
dames den pastoor die verrassing bereid!
Wait er van zij, de bewoners van Lande-
Fleune kwamen nooit te weten wat hun goe
de pastoor hun te biechten i^ad
Daar is één soort van maatschappijen, wien
bet goed gaat op deze droeve waereld!....
Daar is geen betere zin. om aan het begin
van 'n artikel te plaatsen, wil de schrijver over
tuigd wezen van een onverdeelde, aandoenlijke
aandacht.
In de gramafoonplatenfabricage, daar zit nog
muziek in.
Het spreekt nog al van zelf; weest niet ver
toornd, beklagenswaardige crisislingeu, en
mede-malaisisten. Wij zetten de nieuwste
schlager niet op, 'n jasz-sensatie, die geenszins
past bij uw gecontinueerde down-stemming.
HIER UG IK.!
K KAN
NIET
ANDERS
:..<l ij-o
Wij praten een paar regels over.treur
muziek, naar aanleiding van de twijfelachtige
verdienste, die de onlangs overleden Fransche
dichter Paul Napoleon Roinard zich verwor
ven heeft, nog wel op zijn begrafenis.
Hij heeft namelijk bij deze trieste plechtig
heid onder de treurwilgen zelf het woord ge
voerd; natuurlijk per gramafoonplaat, en hij
is met deze nouveauté de eerste geweest.
De poëet van „Droomedood" en eenige andere
nog minder bekende lyrische bundels had het
bij testamentaire beschikking zoo ingesteld,
dat de treurende nabestaanden, familie en
vrienden en de vele nieuwsgierigen, die door de
Odeon of Columbia, in elk geval door „bis
Masters Voice", door de stem des afgestorvenen
meesters naar het kerkhof Père Laehaise waren
gelokt, een lijkrede zouden aanhooren van hem,
wiens lijk juist in de groeve was neergelaten.
„Aan het graf wordt niet gesproken, tenzij
door mij zelf". Het klinkt waarlijk spiritis
tisch in verbijsterende mate!
Men heeft deze postliume reclame met fijnen
Franschen geest bespottelijk gemaakt, maar dat
neemt niet weg, dat de „rede over mijn lijk
van den dichter Roinard ongemeen wijde pers
pectieven biedt. Aangezien alle menschen nu
eenmaal dood moeten, hebben de gramafoon
platenfabrieken alleen maar de behoefte naar
begrafenisplaten bij gansch het menschdom aan
te kweeken, om voor goed de bacil der werk
loosheid buiten de deur te houden.
Een handelaar in muziekinstrumenten, zelf
een bekend fabrikant van gramafoonplaten op
een der boulevards, is er dan ook als de kippen
bij geweest, en heeft op een groot reclamebord
laten schilderen:
Wilt u lïj uw begrafenis zelf het woord voe.
rent Alhier worden begrafenisplaten opge
nomen!"
Iedereen houdt
oraison funèbre.
van nu af aan zijn eigen
„PASSING SHOW
„Ik heb de stof voor m'n bruidscostuum ge
kocht."
,En goede keus gehad?"
„D&t zou ik denken:. 15 gulden de meter!"
Dit kan gewis verrassingen geven! Menigeen
zal bij zijn laatste reis zijn meening niet onder
stoelen en banken steken. Menigeen zal zich bij
den operateur zonderling genoopt gevoelen, om
een levensfilosofie uit te spreken, die ernstiger
uit zal vallen, dan die hij verkondigde gezond
en actief en midden in de bedrijvigheid zijner
vitaliteit. Menigeen zal zich voor de taak ge
plaatst zien, die vrome en groote mannen rus
tig en overwogen durfden doen, om zijn eigen
bidprentje te maken. En wanneer de begrafe
nisplaten in het familiearchief nog eens opge
zet en afgedraaid mogen worden, doen zij waar
achtig misschien nog meer goed dan de bid
plaat jesMenig groot man van deze wereld
tenslotte zal niets beters weten te zeggen, dan
een variatie op het „ijdelheid der ijdelheden;
alles Is IJdelheid".
De man, die muziek ziet in de begrafenis-
plaat, is met zijn illusie al verder. Waarom
do loudspeaker niet gebruikt, en het geluid van
den afgestorvene gezonden ver buiten de lage
muren van den doodenakker.
Eu waarom dan nog niet één stap verder
gegaan naar de „Begrafenisklankfilm?".
Een ding is 'n veeg teeken, 'n Fransche krant
heeft er 'n enquête over gehouden; dat blad
moest toch óók copie hebben!
Maar veel antwoorden zijn er niet binnen
gekomen. Malaise? Paul Napoléon Roinard zal
toch niet de eenige blijven, die zijn zwanenzang
zelf voorgedragen heeftj
Sinds eenigen tijd waren er bij de politie
van de stille dorpen rond de plassen klachten
binnengekomen, dat dan hier, dan daar, de
uitgezette fuiken werden leeggehaald. En of
schoon de veldwachters hun best deden de
stroopers te snappen, was alle moeite te ver
geef scü.
Het is nog bijna donker, althans dat oogen
blik waarop héél schuchter het licht het duis
ter verdringen gaat. Krakend gaat de deur
open van het oude huisje en Jaap „Jaap de
visscher", zooals hij algemeen genoemd werd
stapt naar buiten. Klikklakkend kleppen z'n
klompen op de steenen, waarvan het geluid
kort nagalmt. Het is zoo ongeveer half zes in
den morgen en zeer stil. Zwaar hangen de
Octobernevelen in de tuintjes en tusschen de
boomen langs den weg, lekkend vallen de drup
pels van blad op blad.
Jaap, z'n handen diep In z'n broekzakken, z'n
versleten Det scheef op z'n ouden verweerden
kop, het korte zwart gerookte pijpje in een van
z'n mondhoeken, stapt langs den weg. En na
een tien minuton loopen is hij bij het vlonder-
tjt> waaraan z'n rooibooit met de bun vastligt.
Uit z'n broekzak diept hij het sleuteltje op,
maakt het slot open, stapt in de boot, die heftig
begint te schommelen, trekt met rinkelend la
waai den ketting uit den ring, zet de riemen
in de pinnen, duwt af en plonst dan inet regel-
matigen slag de riemen in het water. Hij stuurt
de boot langs een rietkraag, terwijl de reeds
geel geworden halmen wuiven met een eigen
aardig suizend geluid. Het water klotst tegen
het bootje, waarvan de pinnen piepen onder het
krachtig heen en weer bewegen der riemen.
Als een sluier hangt de nevel over de wijde
plassenHier en daar staan op verschil
lende plaatsen de stokken geplant, die als
wachtpooten fungeeren bij de uitgezette fuiken.
In stilte hoopt hij vandaag op een goede
vangst en met een paar krachtige rukken
trekt hij de boot om den hoek van den riet
kraag, waar zijn fuiken uitstaan, stuurt op het
einde ervan aan en legt de boot stil. Hij haalt
de eene fuik na de andere opgelicht!
En in z'n woede rukt hij z'n zwart gerookte
pijpje uit z'n mond en smijt het op de hun aan
gruizelementen. Hij zet de fuiken maar weer
uit en roeit terug. Het is al lichter geworden,
de nevel is meer en meer opgetrokken en van
een wondere schoonheid zijn nu de plassen in I
do stilte van den vroegen morgen. Wijd is het
uitzicht tot aan den einder waar boomen ge
plant staan met hier en daar een kerktorentje,
een molen, enkele huisjes. Roestig van kleur
liggen de groote lellënbladeren op het water,
terwijl langs het riet de dauwdruppels parelen
als diamanten.
Jaap wil zoo gauw mogelijk naar het dorp
om den veldwachter op te zoeken. Wanneer hij
hem dan gevonden en hem den diefstal ln geu
ren en kleuren verteld heeft, spreken ze af -om
er samen over een dag of vier, des nachts om
een uur of twee, op uit te gaan. Hij zou Jaap
wel van huis komen halen. „Neem je groots
lantaarn mee Jaap" zei de veldwachter nog.
„die kunnen wij nog wel eens noodig hebben".
En den avond, dat hij er des nachts met den
veldwachter op uit zou trekken, ging hij extra
vroeg naar bed en viel al spoedig in een diepen
slaap
Hij stapte in het zwarte duister van den
nacht met den veldwachter in de roeiboot en
roeide kalm zonder al te veel rumoer te ma
ken. Spreken deden ze bijna niet, alleen bad de
veldwachter gevraagd of Jaap de lantaarn
maar aan wilde steken, die zouden ze dan
indien noodig direct kunnen gebruiken. De
lantaarn zette Jaap brandend in de achterbak,
zoodat het volkomen duister om hen heen
bleef. En aan den anderen kant van den riet
kraag waar Jaap z'n fuiken stonden, bonden
ze de boot vast.... Zoo lagen ze een paar uur
stil te wachten totdatzoo tegen half vijf
in den morgen een geplons van riemen hoor
baar werd. Hun aandacht werd plotseling bo
venmate gespannen -en ze gaven elkander met
de handen veelbeteekenende wenken.
En ja, hoor.... al nader en nader kwam het
geplas, totdat het aan de andere zijde van den
rietkraag ophield. Daar het gemorrel aan de
stokken nogal stil in zijn werk ging en ze er
ook niet bij hoorden praten, wisten ze zeker,
dat er maar één persoon aan het werk was.
Ze zouden met den overval dus wel weinig
moeite hebben. Nog even wachten en toen gaf
de veldwachter het teeken om te roeien. De
boot losgooien was het werk van een oogen
blik en Jaap trok uit alle macht! Maar ook
aan den andereu kant had de fuikenlichter het
plotselinge lawaai qn het harde plonzen der
riemen in het water gehoord en bliksemsnel de
fuik met het leeghalen waarvan hij juist
bezig was over boord gegooid.... Als een
bezetene trok bij aan de riemen. Daar schoot
de boot van Jaap voor den rietkraag De veld
wachter greep de brandende lantaarn uit de
bak, zwaaide die heen en weer en schreeuwde
met dreunende stem die over het water
galmde den vluchteling toe: „Halt, rijks
politie!" Daar het niet veel gaf, trok hij z'n
revolver en riep nogmaals: „Halt of ik schiet!"
Toen ook daaraan geen gevolg gegeven werd,
scheurde plotseling een hevige knal de stilte.
En Jaap, die eerst buitengewoon verheugd
was, dat ze nu eindelijk den strooper te pak-
pen zouden krijgen, begon zich nu toch wel
een beetje ongerust te maken over den afloop,
te meer, omdat er geen leven in de boot wa3
te hespeuren. Wanneer dan beide booten naast
elkander lagen en de veldwachter en Jaap
opsprongen, terwijl het licht schijnt over het
gelaat van den man, die daar achterover in de
boot ligt.... wordt Jaap plotseling met een
gesmoorden angstkreet wakker.... terwijl
kalm de fijne zweetdroppels op z'n voorhoofd
parelenIn z'n droom zag hij daar zijn eigen
zoon Nells liggendoodelijk getroffen.
Juist werd er op do deur getrommeld en
schudde z'n vrouw hem heen en weer: „Jaap,
mot je niet opstaan, daar is de veldwachter!"
Jaap is niet mee gegaan. Hij zei, dat hij zich
niet lekker voelde. De veldwachter heeft nooit
begrepen, waarom de visscher hem dien nacht
In den steek liet. Hij heeft wel eens gedacht,
dat Jaap zelf.... Maar enfin, zekerheid had hij
niet. G. J. P. Jr.
it rUluty
yt- Ir.l; iter o
hoor
v°tige i
[«m8 i
ffeelii
'narvet-,
&iera
ia t
toUal
«ter
°teii
Het is nu ongeveer een jaar geleden, dat de
kranten van alle landen en dorpen verrast wer
den met een paar kolommen onverhoopte copie,
doordat de Berlijnsche dokter Ritter het in
zijn hoofd gehaald had om het waereldrumoer
en de complicaties onzer beschaving te ont
vluchten en te gaan „robinsoneeren" op een van
de verre Galapagoseilanden, aan het uiterste
randje van de bewoonde wereld.
Zoo onthecht aan het menschdom was deze
zeer geleerde niet, of hij nam graag een gelijk
gestemde motgezellin mee, en .bovendien bleef
hij in schriftelijk contact met Duitscblands
hoofdstad.
Gedeeltelijk is hij tot dat contact wel ge
noopt, want zijn verhuizing heeft heel wat
opschudding gebracht en menigeen naar de
pen doen grijpen om bij den dokter te infor-
meeTon, hoe hem dat leven nu wel beviel. Zeer
veel groote-stadsmenschen voelden bovendien
hevig de behoefte in zich opkomen, oim ook de
eenzaamheid te zoeken, maar dan op de Galapa
goseilanden lp
Toen Robinson Ritter zullks in de gaten
kreeg, schreef hij aan zijn neef, dr. Oskar Hle-
ben, arts te Wiesbaden, dat hij alle aspirant-
navolgers bezwoer hun plannen te wijzigen, om
dat hij zelf grootero lichtzinnigheid dan een
reis naar de Galapagoseilamden nauwelijks
denkbaar achtte.
„Verondersteld, dat dezulken het eiland be
reiken zouden, dan nog zouden zij aanstonds
teleurgesteld terugkeeren, omdat onze Oase zoo
klein is dat hij aibsoluut geen ruimte biedt voor
verdere nederzetting. Ook de andere, grootere
eilanden zijn over 't algemeen rotswoestijnen,
en de oasen dóar liggen hoog en vochtig, te
midden van distels en doornstruiken, en om
ringd door velden vol glassplinterachtige la-
vabrokken".
De tallooze brieven, die dr. Ritter ontvan
gen moest, zijn natuurlijk typisch en karak
teristiek genoeg, en het behoeft geen vermel
ding, dat deze pengewroehten een uitgever ge
vonden hebben.
Daar is er een onder van een hartstochte
lijke „coloniste", die getuigt van haar natuur
lijken aanleg voor eenzaamheid met de daarbij
•blijkbaar noodzakelijke nachtelijke wandelin
gen met een dierbare. Een andere vrou
welijke patient, schrijft, dat zij alleen bijzon
der gehecht is aan haar electrisch strijkijzer,
en dat zij in elk geval en eleetro-monteur naar
het Galapagoseiland meeneemt. Een derde in
formeert, of het niet zeer de aanbeveling ver
dient om een aap mee te nemen, om met dat
dier namelijk de eetbaarheid der vruchten te
beproeven.
Gezien deze omstandigheden is het alleszins
'begrijpelijk, dat de dokter op alle brieven ant
woordt met een wanhoopskreet: „Laat ons in's
hemels naam alleen
Met ongelooflijk hard werken en taaie vol
harding heeft de eenzame Ga'lapagos-bewoner
zich een stukje bebouwd en vruchtbaar land
bewerkt, een soort farm gesticht, die hij
„Frido" heeft genoemd.
Het eiland zelf biedt citroenen en sinaas
appelen en andere aromatische vruchten.
Robinson heeft er echter de banaan gebracht
en hij heeft er boonen geplant, waarvan er
één vrucht heeft gedragen, maar dan ook zoo
overvloedig, dat de twee menschen er gerui-
men tijd genoeg aan hebben. Een uit het
vaderland meegebracht radijsje zon zaad leve-
*^<1
DR. RITTERS ZELF
„nederze
EEN DOOR
KEND PLAN
ren voor dit pittige voedsel; maar
radijsje is een knol gekomen en uit
een raap .boven ©en anderhalve meter
stam. rte''
Het klimaat moet er werkelijk heel w ej
lijk wezen; soms is er de lucht 0*a.a e'
vclchtig en benauwend, dan weer heei'S'j ,^<1
een woestijnklimaat; op een kwartier a
kan het vaak regenen, terwijl de dokter
in zonneschijn. oP
Nu, na een verblijf reeds van een 5aa„„t>,
i
l.
het eiland, kan hij er pas aan gaan
om een wat solieder huis te bouwen,
kalk maakt hij van zand en leem. He® f
slechts ten dienste een kruiwagen en
voudig gereedschap.
Over belangstelling en bezoek uit
geving beeft de eenzaamling niet te
vooral komen de Amerikaansche milli®1 ts
die van dezen zonderling gehoord hebben,
kij.ken, hoe verwilderd hij er uitziet eI1
0y, 1
hij het maakt.
Eenmaal nam hij' een paar pond geI11.eJS
koffie aan en ibood hij als tegenge®"
eenige ombekende en heerlijke vruchten- j.
Onmiddellijk gingen de beschaafde A®
kanen zelf de 'boomen plukken en tot P
groote ergernis gebruikten zij de boo®3
men als vreemdenboek en krasten zi) 0
alle mogelijke manieren hun namen jj
„zoodat men zich op een door de tour -
afgetrapte Italiaansche badplaats zou
ln plaats van op een onherbergzaam en
mer .bewoond Galapagoseiland", schrijft
ter Ritter zelf. cd-
Robinson was wel gedwongen om een te
visite op een Amerikaansch luxe-ja®5
brengen; naar aanleiding daarvan vraa£ „t
zich af, waarom die mondaine dingen
zoo'n stil en afgezonderd, ongerept oord
zoeken. -^t-
Ieder normaal mensch zal, gezien deze
sta mededeelingen, kunnen gaan begrf^;.
dat dr. Ritter met zul'ke ervaringen .J
loopig niet naar de „beschaafde" v,'(?
terugkeert
Hoe het Hakenkruis ontstond
tl®9''
Het Hakenkruis, het symbool der Nati®
Socialisten is feitelijk een Indisch geluk^teo
dat Swastika genoemd wondt. Mr. von Sa®^ j
directeur van een altelier voor edelsimeedk
te Frankfort, bradbt het in 1903 in den
in goud en zilver, met brillamten en roW^
versierd. Toen de Tsariitsa van Rusland
op haar kasteel ln Frankfort verbleef dro^
zij zoo'n gouden geluksteeken, dat meit
en versierd was. Nadait zij reeds het
geschonken had aan dirle dochters, hooP^^f
nu eindelijk eens een zoon en tiroonoP'f^Vje
aan haar land te mogen schenken. Zij
dat haar verlangen in vervulling zou gaan,
neer zij het hakenkruis droeg. Toen
ook werkelijk aan een troonopvolger hot
schonk, schreven vele menschen zulks
het dragen van het Swastika. Sindsdien
ben zeer veel hooggeplaatste persoonlijk
dat geluksteeken gedragen. In het beg® -^
den oorlog gaven velen aan hunne
die naar front vertrokken, een dergel'j^ jjt,
luksteekem mee. Eerst na den oorlog werd
Indisch geiukteekan het Hakenkruis de1'
tionaal-Socialisten.
v\.
Ma
lt«ii
Sl
8]
„4
Si
ti
i
ER LOOPEN GERUCHTEN OVER DE DROOGLEGGING VAN DE WESTE1NDERPLASSEN BIJ LEIMÜIDEN-. wij gewen hlertwW»
.van lu$ natuurschoon dat da»s alaam» Jnaes» )Mt