m a m M 0 NE. m i FEBRUF\RI VAN VUUKLANBSCHE INDIANEN HERO si#) 9IV Fphl p|püllft as? 7 V i(j y H DOT :RDAG 12 PEBRTJART 1931 KNUTSELAARS. 'n Portefeuille. UT 'M li IETS UIT HET LEVEN VAN VERDI. beek anLdaoit- [\e shbbulu 133t bloemenknc sm elL En duizend Verheffen Lueer hun hopjes. ONZE AARDRIJKSKUNDIGE SERIE. WÊÊÊi Ifrë MIJNHEER BUITENLIJST DE REKENMEESTERS U* DEN BRAND. Oplossing. jast Vuur la ad 'S KONINGS HAAN# KRAAIER. 'N FIJNPROEVER! ^(9/ (ij <?(SJ (yj /i (/j EVEN LACHEN. Oplossing legpuzzle vorige week. Oplossing van den vorige» rebus. Deze week gaan we 'na 'n fijne portefeuille ma- ken, eentje, die 'ang mee kar. Snijd vier rechthoeken van stevig karton, dat '11 stootje verdragen kan. Iedere rechthoek 16 x 16 c.M. Zet ze twee aan twee aan elkaar met scharnieren, te maken van reepen linnen Voor ieder scharnier 2 reepen, een van 16 en een van 18 c.M. Leg de reep van 16 op de stukken karton, welke je met de lengtezijden precies tegen elkaar gedrukt hebt (fig. I) Dro gen laten. Strijk at en toe met den botten kant van 'n mes langs de stippellijn. Pas op, snijd je niet in je rug 1 i I i V' '4; op Droog? Goed zoo? Vouw het eene stuk het andere en leg het tweede scharnier. Knip het uit-stekende gedeelte van het linnen zóó in, dat je het naar binnen kunt omslaan. Heb je zoo de rechthoeken 2 aan 2 met scharnieren bevestigd, dan wordt het grootste, middelste scharnier gelegd (IV). Hiertoe linnen van 3 c.M. breed. c.M. komt aan beide zijden op het karton en er blijft dan 'n strook van 2 c.M. open. Eerst leggen we de reep van 18 c.M. als Op fig. IV. Sla het uit-stekende deel naar bin- hou om Leg lang en de binnenkant de strook van 16 c.M. lang en de scharnieren zijn klaar. Nu 4 driehoekige stukken linnen knippen (fig VI). Zie je de smalle plakstrookjes? Bevestig die tusschen de portefeuille-helften Fig. V ver duidelijkt dit. Klaar? Nu het ouwe recept; omranden en van bin nen en buiten met sierpapier beplakken. Je kunt er lang plezier van hebben, dat verzeker ik je Giuseppe Verdi (spr. Wer.di) behoort met Rossini en Donizetti tot de grootste toondich ters van Italië. Hij is bekend door zijn opera's, waarvan er vele, Traviata, Troubadour, Rigo- leito, thans nog gespeeld worden en den naam van den meester onsterflijk hebben gemaakt Hij werd geboren in 1813. dicht bij Parma. Zgn ouders waren eenvoudige menschen, die ct n soort herberg op na hielden met 'u win keltje erbij. Nog bewaart men in het kerkje van Busseto Giuseppe's doopbewijs, in de 1'ranscbe taal: het hertogdom Parma behoor- ie in die jaren tot het groote Fransche keizer rijk. Het had niet veel gescheeld, of de mensch- teid zou met den naam Verdi volslagen onbe kend zijn gebleven. In het begin van 1814 over stroomden Oostenriikets en Russen het dorpje Roncoie, zeventien mijlen van Parma. waar de Verdi's woonden. Vooral de Russen stelden zich als barbaren en Hunnen aan. verbrand den. blakerden, plunderden naar hartelust. De weerlooze vrouwen vluchtten binnen de veilige kerkruimte met haar kinderen; moeder Verdi met Giuseppe eveneens. Maar de Russen van toen waren at even weinig met eerbied voor de heilige plaatsen vervuld als die van thans: zij trapten de kerkdeur in en moordden alles uit, wat ze maar tegen kwamen. Vrouw Verdi was een van de weinigen, die zich redden kon met haar baby door zich te verbergen achter een balk in den klokkentoren. Door het toe vallige ontdekken van deze schuilplaats, ble ven die twee gespaard. Giuseppe deed niets liever, toen hij wat ouder geworden was, dan naar de oude viool van een zijner dorpsgenooten luisteren. De muziek was alles voor hem. Op zekeren morgen, toen hij de H. Mis diende, luisterde hij zóó aandachtig naar het orgelspel, dat hij tot driemaal toe niet hoorde, dat hij wijwater moest aanreiken. De dienstdoende pater, met Zuidelijke warmbloedigheid, gaf den droomer 'n draai om z'u ooren, dat hij alle trappen van het altaar afrolde! Bij wijze van troostpremie mocht hij nu hij den organist gaan studeeren en het duurde niet lang, of hij werd in eenige kerken benoemd tot dirigent. Op 'n wandeling van Busseto naar Roncoie raakte hij in 'n diepen sloot en wéér zou de wereld van zéér veel schoons zijn ver stoken gebleven, als enkele voorbijkomende boeren hem niet uit de ijzige omklemming van het water hadden bevrijd! Hij was toen zoo wat vijftien jaar. Omstreeks 1840 stierven kort na elkaar Verdi's beide kinderen en den 19de Juni óók hun moeder. Onder deze smartelijke omstandigheden moest hij een komische opera afmaken, of hij wilde of niet. Bij de uitvoering te Milaan werd dit werk uitgefloten en ééns voor altijd uitge maakt, dat de componist voor deze soort opera's geen schimmetje aanleg had! Verdi was als vernietigd Nog geen twee jaar later de dichter liet den moed niet zinken was hij te Milaan de musicus der groote mode, ze droegen er het haar a la Verdi, hadden Verdi-hoeden en dron ken punch h la Verdi! Te Londen werd in 1847 voor de Koninklijke Opera „De Roovers" gespeeld, getoonzet naar het bekende spektakelstuk van Schiller. De heldentenor Lablache moest daarbij den rol zingen van een, die jarenlang honger en dorst geleden had in een donkeren toren. Tót overschuimende vroolijkheid van heel het publiek kwam er een erg-weldoorvoede, ge weldig dikbuikige meneer te voorschijn! Lablache! Het stuk viel! Iets dergelijks gebeurde met „La Traviata' te Venetië. De hoofdrol, die der aanvallige jonkvrouw werd voorgesteld door 'n zwaar lijvige dame van allesbehalve gracieus voor voorkomen en, toen de dokter tot deze boersch- gezonde juffrouw in het laatste bedrijf zeide dat ze nog maar 'n paar uur zou kunnen leven, kwam er aan het gescbaterlack van de toe schouwers haast geen einde! De Onderkoning van Egypte, Ismaël Pascha, bestelde Verdi de opera „Aïda", welke het eerst In Cairo werd gespeeld. De componist verdien de er schatten gelds mee, waar aan hij een edele en menschlievende bestemming gaf. Hij zorgde voor blinden en doofstommen, voor arme, begaafde kinderen, ziekenhuizen en hospitalen. Hij bleef bescheiden en wilde zelfs de hoogste Italiaansche. ridderorde niet aan nemen. In plaats daarvan vroeg hij Zijne Maje. steit te Milaan ooit in de kapel van zijn muziek tempel begraven te mogen worden. Na een langen doodsstrijd van acht dagen overleed de Meester den 27ste Januari 1901, te Milaan. IQJ3JB5 c/ We weten allemaal wel waar Vuurland er gens ligt? Anders maar even naar het kaartje gekeken, dat 'k erbij geteekend heb, het Zuidelijkste nippertje van Zuid-Amerika, van het vasteland gescheiden door Straat Magalliaês (spr. Ma-gal-ljaisj). Die ongemakkelijke Straat toch altijd nog 583 K.M. lang! werd ge noemd naar Fernao de Magalhaês, den koenen ontdekker, over wien 'n volgende maal méér onder de vaste rubriek voor zulke top- raenschen! Deze zee-passage heeft trouwens 'n heele rits namen gehad, maar tenslotte hebben de geleerde heeren op haar tegenwoordigen naam afgestemd! Bijgaand het laatste plaatje onzer serie „Uit eigen Land". De oplossing van alle vijf prentjes kunnen nu in den loop der week maar vóór Zondag 14 Februari worden gezonden aan mijn adres: Jeugdredacteur, KRUISBERG Doetinchem. Onder de goede oplossers worden twee prij zen verloot. We behouden ons voor bij leuke uitwerking vanden tekst of zoo nog 'n prijs apart be schikbaar te stellen. Oplossing komt in het volgend nummer. .ft*::' Oma-krijgers. Maar nou dat Vwarland? Dat lijkt toch nergens od? 'n Eiland, waar het meest niet warmer is dan 5 gr. C., en dan: vuur? Wel, toen Magalhaês de eilandengroep in 1520 ontdekte, nam hij des nachts en overdag groot vuur op de kust waar, aangelegd dooi de inlanders. Naar 'n gepasten naam hoefde hij toen niet lang meer te zoeken: Tierra del Fuego", „Vuurland" lag toen immers voor de hand? Ja, in die dagen is óók de Stille Oceaan aan zbu romantisch opschrift gekomen want. hoe wel het hier ooit geducht spoken kan, toen de Portugees, in Spaanschen dienst „Magalla- nes" er kwam. was het er zoo kalm als in 'n theekopje en ook, er bliezen winden uit zeer gunstigen hoek! Maar nu wou ik jullie eigenlijk iets over de bewoners van Vuurland vertellen, zooals de geleerde missionaris, monseigneur Alberto M. de Agostlni, die heeft leeren kennen. Het zijn Indianen van drie verschillende stammen en daarvan zijn de Ona of Land- Indianen het bekendst. De anderen houden tueer van het water, zie je, vandaar het onder scheid. Nou. daar is al heel wat door ontdek kingsreizigers over gefantaseerd! Eén, Plgafetta, 'n metgezel van Magellan, beweert: „D'r kwam 'n man naar ons toe, zóó groot, dat wij maar net even tot aan ztjn ueupen reikten! Hij was goed gebouwd en had 'n beschilderd gezicht. Deze reuzen kunnen harder loopen dan paarden. Wij grepen er twee, en ieder van hen at 'n mand scheepsbe schuit op en dronk in één slok 'n halven em mer water leeg!" Je moet maar 'n breeden duim hebben en »rg geduldig papier, dan laat zich nog wel meer verhalen! Den Spanjool de Oviedo was dit nog niet Interessant genoeg. Zijn reisverhaal vermeldt, dat de Vnurlanders zóó schrikwekkend groot waren, dat 'n flinke blanke met hooggestrek- ten arm neg niet hun heup kon aanraken! Met iederen hap werkten ze twee pond rauw vleesch naar binnen en, om hun dorst te lesschen, dronken zij wel zes „Arrobas" water één aroba is 23 pond! in één keer! De meer tot nuchterheid gestemde Hollandsche ontdekkers waren óók nogal onder den indruk gekomen: de grootte der Vuurlanders aldus Sebaldus Vert was angstwekkend, -zij kon den zóó maar dikke boomen omtrekken! Le Maire en Schouten (1615) beweerden geraam ten gevonden te hebben van méér dan drie Meter lengte; de gevonden schedels konden ze héél gemakkelijk als helmen aanwenden! We kunnen dus wèlaan nemen, dat de Vuur. landers 'n krachtig menschentype vertegen woordigen, zij hebben harde botten, maar zijn toch niet grooter dan de bleekgezichten. Zij zijn dan ook best bestand tegen het soms ruwe klimaat en de kinderen worden van jongsaf al gehard. De babies worden zorgvul dig in blanke goeanako-huiden gewikkeld of in vogelvellen; ze krijgen 'u leeren kap over de oogen; des te scherper, meenen hun ouders, kunnen zij later zien. 'n Heelen tijd wordt zoo'n borelingske over het gansche lijf gewre ven en gemasseerd met 'n zalfje, bestaande uit 'a mengsel van klei en speeksel. Waar dat goed voor is, weten de moeders zélf niet, maar het is nu eenmaal zoo de oude zede in Tierra del Fuego! Gekke namen dat ze dien kinderen geven! Idioot gewoon! Als ze er hier op school 'n jongen mee zouden aanduiden, gaf 't 'n klop partij met -minstens 'n bloedneus en 'n paar blauwe oogen! Moet je hooren: Koschtell: klndergezichie!Kosch-toon: Grootgezicht!; Otr-Sos: Scheeloog!; Or-Katen: De Platneus!; Ken-Kat: De Dikbuik!; Kamén- koiner: Schraalhals!Ceu-nam: Verbrand- bandje! Kau-mar: Geschonden Gezicht! Mesten: De Slaapkop!Con-helesj: Zomer, man!; Olka: De Traan (omdat-ie heel den dag griende!) Nou, 'n lief lijstje, hé? Als je je geprangd gemoed nog ereis luchten wil en de kansen bij het handgemeen staan niet él te safe. dan zeg je maar op z'n Vuurlandsch: leelijke Ken- Kat of Mesten, en dan kan niemand buiten onzen jeugdkring je wat maken 'n Jongen moet al vroeg met vader mee, leeren boogschieten, marcheeren en rennen en dat liefst in 'n hondenweertjp! Kou-kleumers zijn daar heelemaal niet in tel! Is hij veertien, dan heeft moeder niet veel meer over hem te commandeeren, want dan begint zijn proeftijd Kloketén na afloop waarvan hij ln alle geheimen wordt ingewijd van den stam. 'n Vuurlandsehe jongen van veertien staat zóó hoog in dit opzicht, dat hem gerust 'n geheim kan worden toevertrouwd. Dat is geen klets! "-jongen! En niet van die flauwe ge heimen, dat vader voor Sint Nicolaas heeft gespeeld of zoo, nee, geheimen waar de man nen érg zuinig mee zijn en wie ze schenden zou, wordt gedood. nelm gehouden, dat snap je! Anders was de aardigheid er gauw af. Vóórdat de veertien-jarige knapen dit ge wichtige nieuws mogen vernemen, moeten zij twee weken alleen blijven ln een eenzame boschstreek en zelf maar, door het vangen van goeangko's, voor hun kostje zorgen. Daarna moeten zij voor iangeren tijd afzien van lekker eten, overal probeert men hen te doen schrik ken, zelfs in bun slaap, geheimzinnig kraakt t in de struiken en duistere geruischen zijn overal waarneembaar, geestverschijningen doemen op maar van schrik mag de „klokete" niets laten merken. Tenslotte wordt zoo'n dappere jongen ingewijd, plechtig be- ëedigd en liem gezegd, dat de doodstraf staat op het laaghartig schenden van 'n geheim, waardoor de vrouwen in gehoorzaamheid aan haar mannen worden getoomd! De domineeszoon Lucas Bridges is achter dit geheim gekomen. In den herfst van 1913 maakte hij, de zoon van 'n AmerikaanscheD zendeling, 'n geestenprocessie mee; hij schrijft er dit over: het doordringende, gillende ge schrei klonk zóó ontzettend naar in de verte dat ik zélf stond te beven op m'n beenen, hoe wel ik alles wist! Jammer, dat de Indianen van Vuurland op het punt staan uit te sterven! Sedert de komst der blanken het eiland behoort deels aan Chili, deels aan Argentinië is hun getal zéér opvallend verminderd. De „Koliot", (vreem deling) die met zijn vuurwapens op schatten kwam azen, zal weldra zijn erbarmelijk werk voltooid zien De Argenfijnsche generaal Ramón Lista, die in 18S6 'n expeditie leidde, schoot de Indianen om nietswaardige voorwendsels als honden neer; vrouwen eii kinderen, dat was hem net gelijk! 'n Heldendaad werd toen gesteld door den pater Salesiaan G. Fagnano, die den ruwen onverlaat zijn onnienschelijk optreden in krach tige woorden onder het oog bracht. Reeds richtten de trawanten van Lista hun geweren op den koenen priester, toen de kapitein zich in zijn geweten voelde aangegrepen en zijn daad berouwde. Zéér veel heeft pater Fagnano voor de Ona's gedaan, zijn naam wordt met eere door hen genoemd. Het optreden der blanken, die met vergift zelfs de inboorlingen trachtten uit te roeien, hen meesleepten naar verre landen om hen als vee tentoon te stel- len, blijft 'n schandvlek in de geschiedenis der ontdekkingsreizen. Van de 3000 Indianen der „Jahgan"-groep, ln 1883, leven er nu misschien nog vijftig! Van de 3500 Alakaloefs in 1S80, thans misschien 'n 150. De Ona's 1880 nog 3600 sterk tellen nog 'n 250 zielen. Alles in hoofdzaak door de bleekgezichten zoo geworden. Nog enkele jaren, en 'n idyllisch, onver- valscht natuurvolk behoort tot de geschiedenis! Vuurlandsehe jongen Dat zit "m zoo: Eens aldus de Ona-Indianeo speelden in Vuurland de vrouwen den baas en de man nen moesten de vernederendste en zwaarste karweitjes opknappen. De heerschzuchtige dames verkleedden zich en „verschenen" als spoken, welke door de mannen voor boven- aardsche wezens werden aangezien. De bijge- loovigheid is daarginder niet zoo héél gering! Maar op 'n goeien dag lekte dit geheim uit; de mannen zagen in, dat zij zwaar bedot waren, zij wierpen hun „slavenjuk" af en de listige dames werden geducht gestraft! Alleen diege nen werden gespaard, die van het heele be drog niets afwisten op hun beurt gingen nu de mannen spoken en zoodoende werden zij weer de baas in Vuurland! Verkleed, met ont zettend gebrul, springend en hossend storten zij zich in de tenten, waar de vrouwen zich be vinden en vooral zij worden niet zoo erg mak behandeld, die hun echtgenoot met te weinig respect gewoon zijn te beschouwen. Om de list nog beter te doen slagen, zijn er bij zulke car naval vertoooingen óók mannen in de tent, die net doen of ook zij vreeselijk onder den Indruk zijn! Het heele relletje wordt strikt ge- Al 'n heel zonderling gebruik heersehte vroeger aan het Engelsche hof. Gedurende den Vastentijd moest een officier met den titel van ,,'s Konings haankraaier"! iederen nacht binnen bet paleis kraaien, zoodra de klok héél sloeg, ieder uur dus. Toen nu in Engeland het Huis Hannover aan de Regeering kwam en de kroonprins, de latere George II, zich op dien gedenkwaardigen Asch- Woensdag van het jaar 1715 aan tafel begaf, trad plotseling deze booge kukelekuër de eet zaal binnen en kraalde zoo luid als 'n haan 't maar even zou kunnen, ten teeken, dat de klok tién had geslagen. De kroonprins, die het gebruik niet kende, en die meende, dat men hem wilde hoonen, sprong hoogrood van woede op om den kraaiman persoonlijk bij den kraag te nemen, maar gelukkig, dat hem de situatie nog net bijtijds kon wordén uitgelegd! Na dien werd de belachelijke plechtigheid evenwel afgeschaft. De grootste lekkerbek van zijn tijd was de president van het Berlijnsche Gerechtshof, dr. Tlsmar (in 1836). Eens had hij zijn vrienden ten eten gevraagd op aan het braadspit gebraden fazanten en patrijzen. Allen waren het erover eens, dat hei wild kostelijk smaakte en naar een fijn recepi was klaar gemaakt. Tismar beweerde echter, dat de fazanten hier en daar naar patrijzen en deze naar fazanten smaakten. Er was blijkbaar een grove fout in de keuken begaan. Niemand vond dit óók, maar Tismar wou het fijne van de zaak weten, begaf zichzelf naar de chef-kok zijner villa en Informeerde naar de bereidings wijze. Reeds na 'n paar minuten kwam hij, van den witmute vergezeld, bij zijn gasten terug en verklaarde: „Ik kan mij wel heel goed op da onfeilbaarheid van m'n smaak verlaten; de kok heeft moeten toegeven, dat hij de fazan ten en patrijzen aan hetzelfde spit gebraden heeft." H.f.X I Tot jullie aller geruststelling kan p mededeel-en, dat meneer Buitenlust niet ondergrondsche tuinarchitectuur uit den W® geholpen is, Onwraakbaar duidelijk maakt dat de Bt° moedig opgevatte teekening, die jullie onder zien. Alles klopt als 'n bus, hè? Moet ook! De rekenmeesters kunnen het prakkiz^^ aan kant zetten: ook déze oplossing werd' hun en onzen troost, gevonden. Aanschouw slechts BIJ DEN PASPOORT.PHOTOGRAAF „Meneer, wilt u éven lachen, voor ik „Waarom? Als 'k van de zeereis aan stap, naar de douane, zal ik keusch £e lachend gezicht hebben!" Op 't buurtstationnetje, terwijl de bllksel!l trein langs davert Marlet je tot Juf: „Ze hebben zeker geen in ons gehad, juffrouw!" ett OP HET VOETBALVELD Hoffelijk slachtoffer, dat 'n schop tegen gezicht kreeg: ,Neem me niet kwalijk, ik hoop, dat u schoen niet beschadigd heeft". THEATER-DIRECTEUR TOT TOONEE^" SPELER „Üw salaris is inderdaad niet buiten8P°r'l' maar u moet niet vergeten, dat u telken' het tweede bedrijf 'n paar fijne appels eten i oS4 Het is veel zwaarder een dag in waarach1'-"^ opmerkzaamheid van het begin tot het ei te doorleven, dan een jaar in groote v°° nemens en hoogdravende plannen. Z rn.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6