sï sv s I s 5? De fluit van Frederik den Grooten 58 SWEEPSTAKE DE ROODE BROEK WAT VINNETOU HEEFT UITGEHAALD GRIEP TT- Si« h IN V s, Cy {c if WOENSDAG 25 FEBRTfAItl 1931 W ALLERLEI m.jml Sde 1 •N'a. K* W C vai \obh iS> A Si 1 v -Ü A De mail-boot kliefde snel de gladde zee en trok een wit spoor van woelig schuim over net water. Links en rechts deinden traag de golven weg, die de sch-erpe boeg gespleten bad. De fel blauwe Indische hemel met de witte gloeiende zon maakte alles loom en luste loos. Het was of de boot door olie dreef, zoo effen en zonder beweging was de wijde oceaan. Zij, die aan dek waren, schenen geen last van de warmte te hebben: het altijd aan wezige lauw-warme briesje nam de ergste hitte weg en verkoelde de vier apatisch in hun i ieten stoelen liggende heeren, die zwij gend over de zee tuurden, ieder met een glas flswater voor zich. „Hoeveel zou de schuit loopen"? vroeg de jongste. „Geen idee van", gaapte een der anderen. „Voor mijn part tweehonderd knoopen. Ik ken ®P geen stukken na de capaciteit van de boot." „Kom, laten we eens gaan kijken wat de Sweepstake van gisteren heeft gebracht. Ik ga vanmiddag ook eens een kansje wagen. Drinkenburg heeft gisteren eventjes vijf-en- twintig pop gewonnen." „Doe toch niet mee aan die dwaasheid", vermaande de derde. Het was een oud achtige man met grijs haar, roodbruin verbrand door een lang jarig verblijf in de tropen. „Kom, van den Heuvel, doe niet zoo vader lijk! Je hebt het toch zeker zelf ook wel eens gedaan." „Ja juist. En daarbij iets meegemaakt, dat me er af hoeft geholpen. Ik zal jullie de ge schiedenis vertellen: Jaren geleden, ik was een jongeman van vijf-en-twintig jaar, kwam ik op een van de groote oceaan-stoomers van New-York naar Rotterdam. Ik had een opdracht gehad in een petroleum-affaire en was op den terug weg naar Holland. Zooals dat gewoonlijk het geval is, waren er de meest uiteenloopende typen aan boord: Amerikaansche miilionnairs, bekende handelsmagnaten uit Europa, een Spaansch edelman, leden van de Engelsche society en sporthelden, enfin, zoo van alles en nog wat. Ik maakte met enkele van die menschen kennis en onder hen bevond zich een Italiaan, Mazinettl genaamd. De man was twintig jaren achtereen in Amerika geweest, doodarm ge gaan en met een aardig sommetje op de terug reis. Hij ging naar vrouw en kinderen, die wgens in een klein dorpje in Italië woonden en raakte niet uitgepraat over zijn toekomst plannen. Het was een aardige kerel en ik leefde zoo met den man mee, als hij over zijn land begon, dat ik hem zijn geluk haast be nijdde. In dien tijd bloeide het sweepstake-bedrijf op alle groote schepen. Ik zeg „bedrijf", om dat ik daar zoo mijn theorieën over heb ge kregen. Ook ik wierp me met grooten harts tocht op het spel en het duurde niet lang, of ik had bij de honderd gulden verloren. Dat was voor mij in 'dien tijd een tamelijk groot bedrag en dus nam ik mij voor het verder op te geven. Ook Mazinetti wedde en verloor. „Mazinetti", zei ik, „Schei er mee uit. Het is zonde van je zuur verdiende geld. Het is onzin om te wedden. Er hoeft maar een kleinigheid te gebeuren. Als het schip om de een of andere i-eden moet stoppen en bij draaien, heeft de laagste wedder gewonnen. Een ongeluk ligt in een klein hoekje en het lijkt me niet eens onmogelijk, dat er een on geluk wordt geësceneerd. Het zou me niets verwonderen nis twee van die schurken een of anderen dag zooiets afspraken en samen de winst verdeelden. Schei er mee uit, Bignore"! Maar de speehluivel had hem te pakken. „Nog een keer", zei hij tot mij. „Ik heb al aooveel verloren. Morgen moet ik winnen". Ik haalde mijn schouders op en zei hem, dat hij gek was. Den volgenden morgen ging ik niet kijken. Ik was bang, dat ik weer mee zou gaan doen. Aan tafel hoorde ik, dat de twee grootste be dragen dien dag verwed werden door Mazi netti en Johnston, eon milUonnair uit Chicago. Dien middag toen Mazinetti en ik aan onze thee en sandwiches begonnen waren, kwam Johnston voorbij. „Ja verliest de sweepstake vandaag, Mazi netti", riep hij lachend. „We loopen nu al zoo- en zooveel mijlen; dat zal vanavond dus een heel wat grooter afstand zijn dan je dacht. Ik -ben bij den stuurman gaan informeeren. Ik zag Mizinetti doodble-ek worden. En u mijnheer Johnston? vroeg ik haastig. De Amerikaan haalde de schouders op. „Ik heb óók te laag geraden, maar wat kunnen mij dio paar duizend dollar schelen!" Toen liep hij verder. Mazinetti bedekte het gezicht met de han den. „Kom, wat weet Johnston ervan", zei ik, in een poging om hem te troosten. „Het was maar een plagerij van hem". De Italiaan stond zwijgend op. Ik zag even den doffen blik van zijn oogen toen hij zich afwendde. Hij liep weg met onzekere, dralende stappen, als vreesde bij nu alleen te zijn, terwijl hij toch piet in gezelschap wilde blijven. Ik voelde heel goed, dat Johnston de waar heid had gesproken en nam mij voor dien avond naar den uitslag te gaan kijken. Als de Italiaan werkelijk geruïneerd was, zou ik, zoodra ik in Holland was, hem aan een baan tje bij de maatschappij zien te helpen. Onze thee was dien middag geen succes. Ik voélde me onrustig, het was alsof er iets verschrikkelijks zou gebeuren. Tegen half zeven maakte ik me op om naai den uitslag van de sweepstake te gaan luiste ren. Ik was juist in een' van gangen, toen ik roepen hoorde: „Man over boord!" Kreten, signalen. Als een bezetene rende lk naar boven. Het Bchip minderde vaart, draalde bij, stopte; een boot werd uitgelatenmaar Mazinetti werd niet meer gevonden. Zijn degen en zijn fluit zijn de meest be kende voorwerpen uit het leven van Frederik den Grooten. Den degen nam Napoleon mee, toen hij in 180G als overwinnaar van Pruisen de grafstede des konings te Potsdam bezocht later ging het wapen weer naar zijn oor spronkelijke plaats terug en de fluit is, of wordt dezer dagen in 't openbaar verkocht! Het is bijna te prozaisch voor zulk een be roemd muziekinstrument. Maar de eigenaar, een Pruisische prins, die te Lugano woont, heeft het met den gedeeltelijken inboedel van een kasteel, dat hij te Potsdam bezit, onder den hamer gebracht. En zoo zal wellicht straks de een of andere rijke Engelschman of Ameri kaan de vermaarde dwarsfluit van den ver maarden Fritz aan zijn lippen kunnen zetten, tenzij een gevoelvolle Duitscher er in slaagt uit piëteit voor den artistieken vorst het voor werp te bemachtigen. Frederik was een verdienstelijk fluitist. Hij bespeelde ze niet alleen, maar schrééf ook voor de fluit, en liet zijn composities uitvoeren op de concerten, welke hij in den intiemen kring van het slot Sanssouei te Potsdam placht te geven. Voltaire, die een tijdlang zijn gunst en vriendschap genoot, en die het in de kunst van vleien ver gebracht had, roemde hem als den „gekroonden Orpheus". De koning componeerde zijn fluitsolo's des morgens, terwijl hij gezeten was voor een clavecimbaal en de hofkapper ba zig was hem te friseeren! Des avonds werden deze composities ten gehoore gebracht. De fluit was het eenige instrument, dat Frederik be speelde, en feitelijk ook het eenige, dat hij op zijn concerten duldde, want de overige dienden alleen voor accompagnement. Natuurlijk wer den er ook andere werken dan die van den koninklijken componist uitgevoerd. Doorgaans begonnen de concerten des avonds om zeven uur. Behalve de spelers waren er dikwijls ge- noodigden aanwezig, wier getal echter steeds zeer beperkt bleef, en het gold voor een bui tengewone onderscheiding tot de geïnviteerden te behooren. De leermeester van den koning was Johann Joachim Quanz, die in 1740, toen Frederik den troon besteeg, tot hofcomponist werd benoemd. Een gemakkelijken leerling bad Quanz aan den grooten Fritz niet, hoewel deze nog al wat van hem kon verdragen en meestal zijn aanmerkin gen en crltiek goed opnam. Tal van concerten en andere werken voor de fluit werden door Quan* voor den koning geschreven, en men zegt, dat hij ook wel eens de hand had in diens composities. Zoolang Frederik kroonprins was, kon hij slechts in 't geheim de kunst beoefenen. Zijn strenge en ruwe vader, wiens eenige ontspan ning in het drillen van soldaten, in het rooken en bierdrinken bestond, duldde fluit noch fluit spel. Zijn moeder daarentegen, artistiek en muzikaal van temperament, begunstigde in stilte den aanleg van haar zoon. Zij organiseer de concerten, die ver van het paleis in de bos- schen, of in een grot werden gehouden, terwijl het heette dat koningin en prins zich met hun genoodigden op een jachtpartij bevonden. Deze voorzorgsmaatregelen waren niet overbodig, want de koning deinsde voor geen middelen, hoe hard en sterk ook, terug tegen hen, die zijn bevelen overtraden, of handelden tegen zijn zin. Op 28-jarigen leeftijd zelf koning geworden, kon Frederik zich naar hartelust, en voor zoo ver zijn menigvuldige staatszorgen en oorlogen hem daartoe den tijd lieten, aan zijn gelief koosde kunst wijden. Zelfs beweerde hij, dat fluitspel uitermate bevorderlijk was voor de spijsvertering en zoo placht hij aan den maal tijd een kwartiertje het instrument aan den mond te zetten. Een halve eeuw lang bleef Frederik de mu ziek beoefenen en zijn fluit getrouw. Het ver lies zijner tanden maakte hem allengs het spel moeilijk en ten slotte onmogelijk. Het zoo ge liefkoosde instrument kon hij niet meer ge bruiken. En daar hij liever zichzelf dan anderen hoorde, was het ook met de concerten gedaan. Da fluit ging „in ruste". Maar haar Toem bleef bestaan. En Frederik zal wei. nooit heb ben vermoed, dat zij nog eens onder den hamer zou worden gebracht. B. Een nieuwtje dat groote vreugde zal bren gen in het Fransche leger, is, dat de regee ring besloten heeft de roode broek weer in te voeren. Nog wel niet voor allen rang en stand, alleen nog maar voor de officieren, maar de generalisatie zal spoedig volgen. Inderdaad heeft de minister van oorlog thans weer de roode broeit voorgeschreven voor het groot tenue der officieren, nadat ver leden jaar reeds de generaais de roode broek badden teruggekregen voor het galatenue. Al leen de koloniale troepen zullen nog piet die beroemde broek krijgen. Zij vertoonen trou wens al meekrap genoeg, men weet dat do mantel van sommige tirailleursregimenten en van de spahis ook met meekrap is geverfd. Binnenkort zullen we dus weer de artille rieofficieren zien met de zwartlakensche broek met de beide breede roode banden, de infan terie zal in puur meekrap zijn gestoken, en zelfs zal de cavalerie die eerst de lichtblauwe broeken droeg, thans ook een zwarte tuniek dragen op roode broek. Met de roode broek komen tevens de epauletten terug, zoodat binnenkort voor de officieren althans de herinnering aan het oorlogskakhi en grijs nog slechts voor het veldtenue zal blijven bestaan mi de uniform weer zal gaan lijken op die van voor 1914. Onlangs hebben we naar aanleiding van het feit, dat een Fransoh poëet Paul Napoleon Roi- nard door middel van een gramofooniplaajt zijn eigen begrafenis-rede hield, het panorama ont rold over de toelkomst in de gramofoonplaten- branche, afdeeling rouwspeechen. En wij heb ben gevraagd, waarom ook. niet de kiankfiim in dienst van zijn eigen begrafenis gesteld? En wij stelden deze vraag, in de aibsollute overtui ging, dat wij weer eens 'n steek van ons scherpzinnig vernuft lieten vallen. Welnu, leest wat James Vinnetou in de stad Virginia heeft uitgehaald. De farmer James Vinnetou had zich door gelukkige grondspeculatie3 een vrij aanzien lijk vermogen verworven, dat hem veroorloof de, 'n flink aantal huizen in Virginia te koo- pen, verder te gaan rentenieren, en zioh met meer aandacht dan hij het tot dusver kon doen aan een zeer persoonlijke liefhebberij te wijden. Die persoonlijke liefhebberij van den bedaag den man bestond daarin, dat hij een uitge breide kever-verzameling aanlegde, die nage noeg alle in Zuid- en Noord-Amerika levende kevers omvatte. Om ean curieus of zeldzaam exemplaar in handen te krijgen, getroostte hij zich de grootst mogelijke offers., en deinsde voor de aanzienlijkste geldsommen niet terug. Deze merkwaardige entomologische collectie nam heel een etage van zijn villa in beslag, welke etage in een voorbeeldig museum was omgebouwd. De eemiige zoon van James Vinnetou en de vele verdere verwanten van den ouden heer bespotten de verzamelwoede van den farmer genoeg en zij Meten niets na, om zoo mogelijk de dure aankoopen van kevers te verijdelen, uit vrees, dat de eventueele erfenis uit louter op geprikte en op sterk water gezette insecten zou bestaan. Zoo kwamen er van tijd tot tijd nog al eens oneenigheden in de familie voor, die zich toe spitsten, toen de zoon tegen 's vaders wil in het huwelijk trad. Don jongen Vinnetou werd de deur gewezen, en de laatste vijf jaren van zijn leven leefde de oude heelemaal alleen, met het gezelschap van twee dienaren en de tal- looze doode kevers. Twea maanden echter ongeveer geleden, werd de oude farmer plotseling erg ziek. En zijn zoon èn zijn andere familieleden, die wel graag vrede wilden sluiten, werden hardnekkig bui ten de ziekenkamer gehouden, en door den zieke n iet on vangen. 'n Paar dagen, voor hij sterven ging, maakte hij zijn testament, of liever maakte hij er twee: een op zuiver juridisohen grondslag en 't ander zoo, dat er de Western Electric of eein derge lijke maatschappij bij te pas moest komen. De opnamen hadden in de ziekenkamer plaats. In het testament werd vriend Alvarez opge dragen den laatsten wil van den fanner fen uit voer te brengen. James Vinnetou stierf en werd begraven. Het lijk ward, dat had de overledene zoo beschikt, naar crematorium gebracht. En toen de heer Vinnetou. vepascht was, en de plechtigheid een einde zou nemen, toen werd het licht in de hal 'zachtjes uitgeschakeld, en werd op een gespannen linnen doek een. per fecte Mank film afgedraaid. Daar verscheen de ziekenkamer, en in het bed de reeds veraschte Jaimes. James hoestte en kuchte en richtte zich op en begon zijn laat ste woorden te zeggen. Kort maar krachtig vermaande hij de aan-, wezijgen, en spoorde hij hen van uit zijn ster venssponde, of indien men wil, vanaf gene zijde van het graf hartelijk aan, godvruchtig te we zen en naa-stenlievehd. Hij zei-de, dat hij zioh weinig vrienden ver worven had tijdens zijn 'leven, en dat hij thans zijn fout zou pogen te herstellen. Daarom zou hij 't grootste gedeelte van zijn vermogen aan liefdadige doeleinden besteden. Zijn grootste schat evenwel, zijn kevercoliectie, schonk hij aan 't staatsimuseum. Zijn zoon ontving twee dollar met den raad, zijn leven te beteren, en de andere verwanten kregen één dollar. Dan legde James Vinnetou zich weer in het bed; toen trilde op 't doek: The End. 't Licht ging aan, en geen mensch van 't auditorium bleek ontroerd; men zwoer onmiddellijk samen, om de geldigheid van dit testament te ontken nen Of de gevechtswaarde van het léger er door verhoogd zal worden, weet ik niet te zeggen. Maar het oog wil ook wat hebben en dje roode broek is een van de meest frappante herinneringen uit mijn soldaatjesdoos. De Fransehen, die waren ten minste te herkennen. De Uhlanen kon ik niet uitspre ken, ik noemde ze nooit anders dan luhanen. Tegenwoordig vindt men zulk speelgoed niet goed. Ik heb me er echter zoo kostelijk mee geamuseerd. Werkelijk handig knipte ik van zakkenpapier in dien tijd was een kinder hand nog gauw gevuld paarden, die uitge zet natuurlijk acht pooten en een dubbelen kop en staart bleken te hebben, maar dat was g-een bezwaar en ze stonden er des te steviger om overeind. De eerste roodbroek die ik op de 'boulevards zal tegen komen, belooft me aangename herinneringen, en geenszins oor logszuchtige. Maar om op de gevechtswaarde terug te komen, veel riskeeren doet men niet, want een broek geeft altijd de faculteit om haar uit te trekken en voor een andere te verwisselen. De ves'timentaire zorgen zijn anders niet te veronachtzamen. Gek, alle groote veld- heeren hebben zich daar altijd mee bezigge houden. Behalve de koning van Napels. Men weet dat de prins Murat nogal van parade hield toen hij aan 't hof was. Maar toen Marie Caroline haar broeder Napoleon Bonaparte had weten te bewegen om haar man op den troon van Napels te plaatsen, dacht hij minder om de uniform zijner soldaten. Toen men den zeer moedigen cavalerist die .menige historische charge op zijn dienststaat had, vroeg hoe men het armzalige leger zou kleeden dat hij in zijn nieuwe koninkrijk had gevonden, sprak hij het bekende woord, dat vleugelen nam: „Kleedt ze in het rood, kleedt ze in 't groen, ze gaan toch op den loop". Dat is natuurlijk het laatste wat men van een Fransch officier zou kunnen zeggen, maar op den keper beschouwd kunnen we ons de voorliefde voor de roode broek met geen moge lijkheid verklaren. Khakl en veldgrijs hebben zin, doch men weet hoezeer men de regeering in 1914 hard is gevallen wegens de lichtzin nigheid om de troepen met roode pantalon in den strijd te jagen, waardoor ze des te duide lijker aan het vijandelijk vuur werden bloot gesteld. Het schijnt dus dat men met louter een vestimentaire maatregel te doen heeft die de traditie wil eeren. Maar ook dft verwondert, waar het meekrap- rood nimmer uit militaire overwegingen is in gevoerd. Onder Karei X waren er wel troepen die het nieekraprood droegen, o.a. de zouaven en de sapeurs, maar onder Napoleon III werd deze kleur pas over alle linies ingevoerd, toen deze de meekrapbouwers in het Noorden wilde te hulp komen, die hun cultuur zagen ver- loopen, door de verfstofextractle van uit- heemsche houtsoorten. Een dergelijk motief bestaat nu natuurlijk niet. Maar welk dan wel? De hoop dat het leger toch slechts nog voor do parade zal dienen? Dat is een hoop die hier dieper leeft, dan elders wel beweerd wordt. Daarvoor heeft men diep genoeg gevoeld dat soldaatjespelen nog elders plaats heeft da.n op zolder of op een malieveld.. E. K. ^Ik lees toevallig ergens, dat in het jaar 1725 een Engelsch geestelijke Jonathan Grips de griep uitgevonden heeft. Ik hen, zooals ieder ander fatsoenlijk mensch, die beschei den prat gaat op 'n beetje intellectueels stan ding, gewoonweg gek op jaartallen. Nauwelijks had ik dat tot dusver ongeweten evenement chronologisch in mijn hersens gerangschikt, of ik schreef ook reeds een verhandeling over die kwaaleen teeken, dat ik mij reken tot de intellectueele upperten. Op zekeren morgen ontwaakte viear Jona than Grips in zijn landelijke pastorie door een eigenaardig gekriebel in zijn neus, steken in de voet, gekuchel en genies, en met 'n absolute tegenzin om op te staan. Als de heer Grips geen viear ware geweest, zou men zijn kwaal een kater genoemd hebben, hadde hij in Oxford of Cambridge gewoond, dan ware hij college-ziek geweest, 'n kwaal, die tegen den avond wel radicaal overwonnen zou zijn; hadde mijnheer Grips de vorige dag gepreekt, zoo had hij zijn gemeente aanspra kelijk kunnen stellen voor het misbruik van zijn kerk: „Mijn huis is geen hoestlocaal", kon de Heer gezegd hebben; ware de zieke geen twee eeuwen te vroeg geweest, zoo bad hij de vorige avond beslist in 'n bioscoop ge zeten; en zou hij op de beurs geweest zijn, dan had hij verhooging van temperatuur met de daaraan verbonden gevolgen opgeloopen door het dalen'van de beurstliermometer. En onulat historisch vaststaat, dat viear Grips de vorige avond geen mensch ter wereld 'n afscheidskus had gegeven, bleef er niets anders over, dat de eigenaardige gewaar wording van den eerwaarden lijder naar zijn eigen persoonlijkheid te noemen, gelijk de geschiedenis daar meerdere voorbeelden voor aanbiedt, niet het minst de geschiedenis der medicijnen; zoo heet Jazz naar Jazz. Van belang is het ongetwijfeld om na te gaan, op welken dag van dat rampspoedige jaar 1725 viear Jonathan Grips zijn ontdek king deed. Hoewel de dag zelf nauwkeurig vast te stellen tot de wetenschappelijke onmogelijk heden hoort, kunnen wij wel zeggen, dat het niet in den zomer is geschied, omdat in alle tijden van iemand, die in dat seizoen zijn zakdoek voor de dag haalt, geconstateerd is, dat hij eens gezond heeft moeten niezen. Die in de herfst kuchen en hoesten, hebben alle eeuwen door 'n doodgewone verkoudheid opge loopen, terwijl zij, die, wanneer de lente naar de zomer dringt, de warmte in hun lichaam al wat te hoog gestookt voelen, „koorts" hebben gehad. Maar in de maand Januari vallen de nie'zers, de verkouwelingen, de koortslijders in één categorie samen, en hebben ze allen met elkander de griep. Ergo: Januari 1725: Jonathan Grips vindt de griep uit. De huishoudster van vicar Grips, een ver standig mensch, wist onmiddellijk een dozijn probate middelen te bereiden, en bedekte Grips' borst met warme watten, kocht hem laurier drop, zoute drop, anijstabletten, en kookte hem kannllenthee, vliertee, gewone thee en andere thee, zoodat het sedert gebruikelijk is gewor den, om voor „griep" geen arts te raadplegen, maar onmiddellijk te beginnen, een systhema- tisch mensch zal het vanzelf alphabetisch doen, met aspirine, pyramidol, lakerol, wyber- tjes, sanatogen, abdijsiroop, valda, of iets wat ongeveer uitgesproken wordt als Acethyleen- dynami't-parapberinanpiporol, waarbij het uit spreken op zich al geneeskrachtig werkt. Wanneer men deze middelen goed inneemt, is men binnen 21 dagen genezen; gaat men er toch toe over om 'n dokter te halen, dan duurt de genezing drie weken, 't Benige verschil is, dat 'n dokter, ook 'n busdokter goedkooper Is. Wanneer men op den twee-en-twintigsten Januari, verondersteld, dat men als 'n rechtgeaard burger Nieuwjaar met griep heeft ingezet nog het eigenaardige gekriebel in de neus, steken in de voet, gekuchel en genies, en absolute tegenzin om op te staan waarneemt, vermeerderd met nijpend besef van geldgebrek, dan is dat 'n feilloos teeken, dat de eerste aan val genezen is, maar dat men de tweede te ver duren heeft. Sinds 1725 is de griep dezelfde gebleven. Slechts heeft men er apocrief een Spaansche afkomst aangegeven, wat des te merkwaardi ger is, omdat nog nooit de griep aanleiding heeft gegeven tot internationale onpleizierig- heden. Frankrijk heeft Duitschland nog nooit km lijk genomen, dat alle Duitschers een griep aanval deden, en omgekeerd. Hoe verliest een hotel zijn clientèle? Een Amerikaansch hotel, dat wellief 6e» oude befaamdheid tanen zag, heeft ^5 vraag gehouden over de vraag, hoe komen kan, dat een renommé zoo snel nen kan. Misschien hoopte het, dat zou 1 komst althans voor de helft verwijten slaken aan het geachte publiek en grilligheid, onbetrouwbaarheid, etc. Maar verwachting is falikant uitgekomen. „pi Want geconstateerd is, dat S pet. zich êe etl gevoelden ergens anders gastvrijheid te doordat zij zich geraakt gevoelen dort tekort aan hoffelijkheid; 6 pet., door da (J begon te verdrieten, al maar aansporing krijgen om meer te consumeeren; 2 pot* fu den over een te nonchalante bedieni11"'^ keerden niet weer; 14 pet. hadden de erV®',jiv gekregen, dat er fouten in de rekening pen waren; 10 pet. konden voor de keuken voldoende noteeren; even zoo groot pei'ceD'ge kregen de spijzen te koud of te heet; door leidende reclame verliest 'n hotel 4 Pct" de kamers niet perfect in orde zijn 'Wge tan** PHing 'em "at 6e Htroi zul] ie c flrh aar spijzen niet hoogst aanlokkelijk, zijn er 3 ,f| 5 pct., die wegblijven; bij 6 pct. moet nrt0 probeeren hen bij wisselen van vreemd S lC» benadeelen12 pct. stoort zich aan tekort' properheid; en 10 pct. loopt weg, wanneer^ niet spoedig genoeg bedient, terwijl nion resteerende 7 pct. de deur uitjaagt, door sPL' van de spijslijst uitverkocht te noemen. En er blijft er niet één over, die uit lijden met den gerant, klant'blijft. ede- Het visschenoor. juS' Vissollen werden tot nu toe onder de ki.gsite schepselen van deze wereld ge-re^. Men vermoedde namelijk, dat zij stokdoof ren en dat zij dus nimmer gehinderd ,lv door jazz, radio en ander g-eruisch. Wol 3 men gemerkt, dait zij op geluiden rea maar men vermoedde, dat zij een -bijzonder ontwikkelden tastzin beizaten en dat zij mede de trillingen konden aanvoelen, door 'lawijt veroorzaakt worden. Maar niu Iheeft -de zoöloog, professor Prisoh milt Miineih-en, todh vastgesteld, dat *ft eohen wel degelijk kunnen kooreu. Hij een paar van die -dieren in een goudvis' rond 'laten zwammen en dn deze kom d-e©d geluiden op zoo-danige wijze ontstaan, dat a trillingen er bij vermeden werden. DesH'i^..' M 1 een ie j Mi atrc ien va 'eb r2 61 N c V ê6sl 8 OVf h 79- min reageerden de visohen op professor Frisch' geluiden en daarmede is bewezen* zij, naast hun tastzin, ook wel degelijk •hebben. Dè geleerde ging no.g verder en 9 er in door verzwakking of intensiveeri-m? t zijn geruiisch den graad vast te stellen, een vlsclh hooren kan. Hierbij bleek, dat foe opperste tooorgrens bij deze waterbewoners tot twee octaven lager is dan -bij de men terwijl de onderste grens zich ia hetzelfde veau beweegt. H Een-maal zoo ver ging de heer von naar een orgaan zoeken, dat voor het dient. Hierbij stelde hij vast dat een viecb d'" wordt wanneer men hem het onderste deel va zijn oor-labyrint wegneemt. Neemt men bovenste d-eel weg, dan kan hij zi-dh niet B1® oriëmteeren. Waaruit volgt, dat de gehoord van onze waterbewoners ia de onderste &e> van hun oorlabyrint huist. P aardenvleesch. i«t Dit alles noopt ons ertoe om de uitvlssching van Grips niet als 'n ziekte te betitelen, maar veeleer als 'n toestand, en gelijk te stellen aan 't lauwe regenwater in de winter en de koude stormwind van de zom-er.... Jk sie nog hot gezicht van Johnston voor me, toen hij een uur later het geld van zijn sweepstake incasseerde Zwijgend tuurden de vier Indisch gasten over de zee. „Kom," sprak van den Heuvel. „Nog een partijtje omber". JULIETTE MAC CORMICK. Oook, diezelfde die naam gemaakt heeft 10 de ontdekking van de Noord-pool maar 0°°!! naam, dat men die met gevangenisstraf de vergetelheid heeft verwezen, dezelfde A Oook doet mu weer van zich spreken, doofd3 hij der waereld heeft kond gedaan, dat b3 -zijn meening het vleesch goedkooper dieBt worden, en den volk© overvloedig dient te w den voortgezet. Daarom propageert hij heftig de consumP^j van nijlpaardeinv'leesöh. Als dat nobele Pee6t zes jaar oud is, weegt het ai 4000 pond, 9*^*] tien huigezimnen -zich er 'n jaar lang mee den kunnen voeden, en zich vergasten aa® lij'ke carbonaden, cotelettes, beafstuk, gebakt lever, balkebrij en worst. e De vraag -dringt zioh bij -dit pb-i'laHtraplficlJ idee op: „kan men op de plaats van koeien en varkens nijlpaarden 'brengen, eB, niet, zon 't transport van dit heerlijke kaansclie vleesch naar onze dinertafels nogal wat kosten?" Oook zeif wil een nijlpaaxdenfarm oprich^ in het stroomgebied van de Amazone, en voor heeft 'hij slechts noadig ©en.,,, kapif3 ltrachtlgen geldschieter. Het lied bij huwelijksplechtigheden. Het schijnt in Zuid-Frankrijk bij huwelijk1*, plechtigheden te gaan als ten onzent. De kelijke plechtigheid Is solemneel genoeg. het burgerlijk ceremonieel is kil en koud e weinig hartverheffend. Nu Is de burgemeester van 'n Zuid-Fran^ plaatsje op het idee gekomen, om daarin eC en ander te wijzigen. Dies heeft hij een gn>nlt f-oon gekocht en 'n feestelijke huwelijksplB^ die aan -de eene zijde de „Hochzeitsmarsch" v3 Mendelssohn en aan den anderen kant 't Bruid lied uit de Lohengrin ten gehoore kan breng6 Jammer, dat er geen andere liuwelijksnu'z'e bestaat Hoe dit experiment zoo'n succes kan hebb6'1^ dat het bij verschillende andere biirgenieeA"'^, uit den omtrek navolging heeft kunnen vind6 is mij 'n raadsel Nog raadselachtiger lijkt het mij, hoe er gelukkig huwelijk gesloten kan worden v" Wagner's inspiratie lh*t De fyne opmerker De et FAN DB INDUSTRIE-TENTOONSTELLING, die op drie plaatsen in Londen en te Birmingham plaat» had; bovenstaande charmante zending stalde bj poppembmllog) voor kleine Jan heeft op Vastenavond 01 vader en moeder zwarte Piet gespeeld, en 1 zijn schik heeft hij telkens zwarte Piet troffen, waarbij hij tot zijn steeds groeie3 vermaak telkens een zwarte streep over 1 gezicht krijgt. Den anderen morgen komt Anna de Bte' uit de kerk en draagt het Aschkruisje nog haar voorhoofd. Jantje kijkt verwonderd b*3 haar op en vraagt: „Heb jij nu al Plot gespeeld?" dn t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6