sï
sv
s
I
s
5?
De fluit van Frederik den Grooten
58
SWEEPSTAKE
DE ROODE BROEK
WAT VINNETOU HEEFT
UITGEHAALD
GRIEP
TT-
Si«
h
IN
V
s,
Cy
{c
if
WOENSDAG 25 FEBRTfAItl 1931
W
ALLERLEI
m.jml
Sde
1
•N'a.
K*
W
C vai
\obh
iS>
A
Si
1
v
-Ü
A
De mail-boot kliefde snel de gladde zee en
trok een wit spoor van woelig schuim over
net water. Links en rechts deinden traag de
golven weg, die de sch-erpe boeg gespleten
bad.
De fel blauwe Indische hemel met de witte
gloeiende zon maakte alles loom en luste
loos. Het was of de boot door olie dreef, zoo
effen en zonder beweging was de wijde
oceaan.
Zij, die aan dek waren, schenen geen last
van de warmte te hebben: het altijd aan
wezige lauw-warme briesje nam de ergste
hitte weg en verkoelde de vier apatisch in
hun i ieten stoelen liggende heeren, die zwij
gend over de zee tuurden, ieder met een glas
flswater voor zich.
„Hoeveel zou de schuit loopen"? vroeg de
jongste.
„Geen idee van", gaapte een der anderen.
„Voor mijn part tweehonderd knoopen. Ik ken
®P geen stukken na de capaciteit van de
boot."
„Kom, laten we eens gaan kijken wat de
Sweepstake van gisteren heeft gebracht. Ik
ga vanmiddag ook eens een kansje wagen.
Drinkenburg heeft gisteren eventjes vijf-en-
twintig pop gewonnen."
„Doe toch niet mee aan die dwaasheid",
vermaande de derde. Het was een oud achtige
man met grijs haar, roodbruin verbrand door
een lang jarig verblijf in de tropen.
„Kom, van den Heuvel, doe niet zoo vader
lijk! Je hebt het toch zeker zelf ook wel eens
gedaan."
„Ja juist. En daarbij iets meegemaakt, dat
me er af hoeft geholpen. Ik zal jullie de ge
schiedenis vertellen:
Jaren geleden, ik was een jongeman van
vijf-en-twintig jaar, kwam ik op een van
de groote oceaan-stoomers van New-York
naar Rotterdam. Ik had een opdracht gehad
in een petroleum-affaire en was op den terug
weg naar Holland. Zooals dat gewoonlijk het
geval is, waren er de meest uiteenloopende
typen aan boord: Amerikaansche miilionnairs,
bekende handelsmagnaten uit Europa, een
Spaansch edelman, leden van de Engelsche
society en sporthelden, enfin, zoo van alles
en nog wat.
Ik maakte met enkele van die menschen
kennis en onder hen bevond zich een Italiaan,
Mazinettl genaamd. De man was twintig jaren
achtereen in Amerika geweest, doodarm ge
gaan en met een aardig sommetje op de terug
reis. Hij ging naar vrouw en kinderen, die
wgens in een klein dorpje in Italië woonden
en raakte niet uitgepraat over zijn toekomst
plannen. Het was een aardige kerel en ik
leefde zoo met den man mee, als hij over zijn
land begon, dat ik hem zijn geluk haast be
nijdde.
In dien tijd bloeide het sweepstake-bedrijf
op alle groote schepen. Ik zeg „bedrijf", om
dat ik daar zoo mijn theorieën over heb ge
kregen. Ook ik wierp me met grooten harts
tocht op het spel en het duurde niet lang,
of ik had bij de honderd gulden verloren. Dat
was voor mij in 'dien tijd een tamelijk groot
bedrag en dus nam ik mij voor het verder
op te geven.
Ook Mazinetti wedde en verloor.
„Mazinetti", zei ik, „Schei er mee uit. Het
is zonde van je zuur verdiende geld. Het is
onzin om te wedden. Er hoeft maar een
kleinigheid te gebeuren. Als het schip om de
een of andere i-eden moet stoppen en bij
draaien, heeft de laagste wedder gewonnen.
Een ongeluk ligt in een klein hoekje en het
lijkt me niet eens onmogelijk, dat er een on
geluk wordt geësceneerd. Het zou me niets
verwonderen nis twee van die schurken een
of anderen dag zooiets afspraken en samen
de winst verdeelden. Schei er mee uit,
Bignore"!
Maar de speehluivel had hem te pakken.
„Nog een keer", zei hij tot mij. „Ik heb al
aooveel verloren. Morgen moet ik winnen".
Ik haalde mijn schouders op en zei hem,
dat hij gek was.
Den volgenden morgen ging ik niet kijken.
Ik was bang, dat ik weer mee zou gaan doen.
Aan tafel hoorde ik, dat de twee grootste be
dragen dien dag verwed werden door Mazi
netti en Johnston, eon milUonnair uit Chicago.
Dien middag toen Mazinetti en ik aan onze
thee en sandwiches begonnen waren, kwam
Johnston voorbij.
„Ja verliest de sweepstake vandaag, Mazi
netti", riep hij lachend. „We loopen nu al
zoo- en zooveel mijlen; dat zal vanavond dus
een heel wat grooter afstand zijn dan je dacht.
Ik -ben bij den stuurman gaan informeeren.
Ik zag Mizinetti doodble-ek worden. En u
mijnheer Johnston? vroeg ik haastig.
De Amerikaan haalde de schouders op. „Ik
heb óók te laag geraden, maar wat kunnen
mij dio paar duizend dollar schelen!" Toen
liep hij verder.
Mazinetti bedekte het gezicht met de han
den.
„Kom, wat weet Johnston ervan", zei ik,
in een poging om hem te troosten. „Het was
maar een plagerij van hem". De Italiaan stond
zwijgend op. Ik zag even den doffen blik van
zijn oogen toen hij zich afwendde. Hij liep
weg met onzekere, dralende stappen, als
vreesde bij nu alleen te zijn, terwijl hij toch
piet in gezelschap wilde blijven.
Ik voelde heel goed, dat Johnston de waar
heid had gesproken en nam mij voor dien
avond naar den uitslag te gaan kijken. Als
de Italiaan werkelijk geruïneerd was, zou ik,
zoodra ik in Holland was, hem aan een baan
tje bij de maatschappij zien te helpen.
Onze thee was dien middag geen succes.
Ik voélde me onrustig, het was alsof er iets
verschrikkelijks zou gebeuren.
Tegen half zeven maakte ik me op om naai
den uitslag van de sweepstake te gaan luiste
ren. Ik was juist in een' van gangen, toen ik
roepen hoorde: „Man over boord!" Kreten,
signalen.
Als een bezetene rende lk naar boven. Het
Bchip minderde vaart, draalde bij, stopte; een
boot werd uitgelatenmaar Mazinetti
werd niet meer gevonden.
Zijn degen en zijn fluit zijn de meest be
kende voorwerpen uit het leven van Frederik
den Grooten. Den degen nam Napoleon mee,
toen hij in 180G als overwinnaar van Pruisen
de grafstede des konings te Potsdam bezocht
later ging het wapen weer naar zijn oor
spronkelijke plaats terug en de fluit is, of
wordt dezer dagen in 't openbaar verkocht!
Het is bijna te prozaisch voor zulk een be
roemd muziekinstrument. Maar de eigenaar,
een Pruisische prins, die te Lugano woont,
heeft het met den gedeeltelijken inboedel van
een kasteel, dat hij te Potsdam bezit, onder
den hamer gebracht. En zoo zal wellicht straks
de een of andere rijke Engelschman of Ameri
kaan de vermaarde dwarsfluit van den ver
maarden Fritz aan zijn lippen kunnen zetten,
tenzij een gevoelvolle Duitscher er in slaagt
uit piëteit voor den artistieken vorst het voor
werp te bemachtigen.
Frederik was een verdienstelijk fluitist. Hij
bespeelde ze niet alleen, maar schrééf ook voor
de fluit, en liet zijn composities uitvoeren op
de concerten, welke hij in den intiemen kring
van het slot Sanssouei te Potsdam placht te
geven. Voltaire, die een tijdlang zijn gunst en
vriendschap genoot, en die het in de kunst van
vleien ver gebracht had, roemde hem als den
„gekroonden Orpheus". De koning componeerde
zijn fluitsolo's des morgens, terwijl hij gezeten
was voor een clavecimbaal en de hofkapper ba
zig was hem te friseeren! Des avonds werden
deze composities ten gehoore gebracht. De fluit
was het eenige instrument, dat Frederik be
speelde, en feitelijk ook het eenige, dat hij op
zijn concerten duldde, want de overige dienden
alleen voor accompagnement. Natuurlijk wer
den er ook andere werken dan die van den
koninklijken componist uitgevoerd. Doorgaans
begonnen de concerten des avonds om zeven
uur. Behalve de spelers waren er dikwijls ge-
noodigden aanwezig, wier getal echter steeds
zeer beperkt bleef, en het gold voor een bui
tengewone onderscheiding tot de geïnviteerden
te behooren.
De leermeester van den koning was Johann
Joachim Quanz, die in 1740, toen Frederik den
troon besteeg, tot hofcomponist werd benoemd.
Een gemakkelijken leerling bad Quanz aan den
grooten Fritz niet, hoewel deze nog al wat van
hem kon verdragen en meestal zijn aanmerkin
gen en crltiek goed opnam. Tal van concerten
en andere werken voor de fluit werden door
Quan* voor den koning geschreven, en men
zegt, dat hij ook wel eens de hand had in diens
composities.
Zoolang Frederik kroonprins was, kon hij
slechts in 't geheim de kunst beoefenen. Zijn
strenge en ruwe vader, wiens eenige ontspan
ning in het drillen van soldaten, in het rooken
en bierdrinken bestond, duldde fluit noch fluit
spel. Zijn moeder daarentegen, artistiek en
muzikaal van temperament, begunstigde in
stilte den aanleg van haar zoon. Zij organiseer
de concerten, die ver van het paleis in de bos-
schen, of in een grot werden gehouden, terwijl
het heette dat koningin en prins zich met hun
genoodigden op een jachtpartij bevonden. Deze
voorzorgsmaatregelen waren niet overbodig,
want de koning deinsde voor geen middelen,
hoe hard en sterk ook, terug tegen hen, die zijn
bevelen overtraden, of handelden tegen zijn
zin.
Op 28-jarigen leeftijd zelf koning geworden,
kon Frederik zich naar hartelust, en voor zoo
ver zijn menigvuldige staatszorgen en oorlogen
hem daartoe den tijd lieten, aan zijn gelief
koosde kunst wijden. Zelfs beweerde hij, dat
fluitspel uitermate bevorderlijk was voor de
spijsvertering en zoo placht hij aan den maal
tijd een kwartiertje het instrument aan den
mond te zetten.
Een halve eeuw lang bleef Frederik de mu
ziek beoefenen en zijn fluit getrouw. Het ver
lies zijner tanden maakte hem allengs het spel
moeilijk en ten slotte onmogelijk. Het zoo ge
liefkoosde instrument kon hij niet meer ge
bruiken. En daar hij liever zichzelf dan anderen
hoorde, was het ook met de concerten gedaan.
Da fluit ging „in ruste". Maar haar Toem
bleef bestaan. En Frederik zal wei. nooit heb
ben vermoed, dat zij nog eens onder den hamer
zou worden gebracht. B.
Een nieuwtje dat groote vreugde zal bren
gen in het Fransche leger, is, dat de regee
ring besloten heeft de roode broek weer in
te voeren. Nog wel niet voor allen rang en
stand, alleen nog maar voor de officieren,
maar de generalisatie zal spoedig volgen.
Inderdaad heeft de minister van oorlog
thans weer de roode broeit voorgeschreven
voor het groot tenue der officieren, nadat ver
leden jaar reeds de generaais de roode broek
badden teruggekregen voor het galatenue. Al
leen de koloniale troepen zullen nog piet die
beroemde broek krijgen. Zij vertoonen trou
wens al meekrap genoeg, men weet dat do
mantel van sommige tirailleursregimenten en
van de spahis ook met meekrap is geverfd.
Binnenkort zullen we dus weer de artille
rieofficieren zien met de zwartlakensche broek
met de beide breede roode banden, de infan
terie zal in puur meekrap zijn gestoken, en
zelfs zal de cavalerie die eerst de lichtblauwe
broeken droeg, thans ook een zwarte tuniek
dragen op roode broek. Met de roode broek
komen tevens de epauletten terug, zoodat
binnenkort voor de officieren althans de
herinnering aan het oorlogskakhi en grijs nog
slechts voor het veldtenue zal blijven bestaan
mi de uniform weer zal gaan lijken op die van
voor 1914.
Onlangs hebben we naar aanleiding van het
feit, dat een Fransoh poëet Paul Napoleon Roi-
nard door middel van een gramofooniplaajt zijn
eigen begrafenis-rede hield, het panorama ont
rold over de toelkomst in de gramofoonplaten-
branche, afdeeling rouwspeechen. En wij heb
ben gevraagd, waarom ook. niet de kiankfiim
in dienst van zijn eigen begrafenis gesteld? En
wij stelden deze vraag, in de aibsollute overtui
ging, dat wij weer eens 'n steek van ons
scherpzinnig vernuft lieten vallen.
Welnu, leest wat James Vinnetou in de stad
Virginia heeft uitgehaald.
De farmer James Vinnetou had zich door
gelukkige grondspeculatie3 een vrij aanzien
lijk vermogen verworven, dat hem veroorloof
de, 'n flink aantal huizen in Virginia te koo-
pen, verder te gaan rentenieren, en zioh met
meer aandacht dan hij het tot dusver kon doen
aan een zeer persoonlijke liefhebberij te wijden.
Die persoonlijke liefhebberij van den bedaag
den man bestond daarin, dat hij een uitge
breide kever-verzameling aanlegde, die nage
noeg alle in Zuid- en Noord-Amerika levende
kevers omvatte. Om ean curieus of zeldzaam
exemplaar in handen te krijgen, getroostte hij
zich de grootst mogelijke offers., en deinsde
voor de aanzienlijkste geldsommen niet terug.
Deze merkwaardige entomologische collectie
nam heel een etage van zijn villa in beslag,
welke etage in een voorbeeldig museum was
omgebouwd.
De eemiige zoon van James Vinnetou en de
vele verdere verwanten van den ouden heer
bespotten de verzamelwoede van den farmer
genoeg en zij Meten niets na, om zoo mogelijk
de dure aankoopen van kevers te verijdelen, uit
vrees, dat de eventueele erfenis uit louter op
geprikte en op sterk water gezette insecten zou
bestaan.
Zoo kwamen er van tijd tot tijd nog al eens
oneenigheden in de familie voor, die zich toe
spitsten, toen de zoon tegen 's vaders wil in
het huwelijk trad. Don jongen Vinnetou werd
de deur gewezen, en de laatste vijf jaren van
zijn leven leefde de oude heelemaal alleen, met
het gezelschap van twee dienaren en de tal-
looze doode kevers.
Twea maanden echter ongeveer geleden, werd
de oude farmer plotseling erg ziek. En zijn zoon
èn zijn andere familieleden, die wel graag
vrede wilden sluiten, werden hardnekkig bui
ten de ziekenkamer gehouden, en door den
zieke n iet on vangen.
'n Paar dagen, voor hij sterven ging, maakte
hij zijn testament, of liever maakte hij er twee:
een op zuiver juridisohen grondslag en 't ander
zoo, dat er de Western Electric of eein derge
lijke maatschappij bij te pas moest komen. De
opnamen hadden in de ziekenkamer plaats.
In het testament werd vriend Alvarez opge
dragen den laatsten wil van den fanner fen uit
voer te brengen.
James Vinnetou stierf en werd begraven.
Het lijk ward, dat had de overledene zoo
beschikt, naar crematorium gebracht. En
toen de heer Vinnetou. vepascht was, en de
plechtigheid een einde zou nemen, toen werd
het licht in de hal 'zachtjes uitgeschakeld, en
werd op een gespannen linnen doek een. per
fecte Mank film afgedraaid.
Daar verscheen de ziekenkamer, en in het
bed de reeds veraschte Jaimes. James hoestte
en kuchte en richtte zich op en begon zijn laat
ste woorden te zeggen.
Kort maar krachtig vermaande hij de aan-,
wezijgen, en spoorde hij hen van uit zijn ster
venssponde, of indien men wil, vanaf gene zijde
van het graf hartelijk aan, godvruchtig te we
zen en naa-stenlievehd.
Hij zei-de, dat hij zioh weinig vrienden ver
worven had tijdens zijn 'leven, en dat hij thans
zijn fout zou pogen te herstellen. Daarom zou
hij 't grootste gedeelte van zijn vermogen aan
liefdadige doeleinden besteden. Zijn grootste
schat evenwel, zijn kevercoliectie, schonk hij
aan 't staatsimuseum. Zijn zoon ontving twee
dollar met den raad, zijn leven te beteren, en
de andere verwanten kregen één dollar.
Dan legde James Vinnetou zich weer in het
bed; toen trilde op 't doek: The End. 't Licht
ging aan, en geen mensch van 't auditorium
bleek ontroerd; men zwoer onmiddellijk samen,
om de geldigheid van dit testament te ontken
nen
Of de gevechtswaarde van het léger er door
verhoogd zal worden, weet ik niet te zeggen.
Maar het oog wil ook wat hebben en dje
roode broek is een van de meest frappante
herinneringen uit mijn soldaatjesdoos.
De Fransehen, die waren ten minste te
herkennen. De Uhlanen kon ik niet uitspre
ken, ik noemde ze nooit anders dan luhanen.
Tegenwoordig vindt men zulk speelgoed niet
goed. Ik heb me er echter zoo kostelijk mee
geamuseerd. Werkelijk handig knipte ik van
zakkenpapier in dien tijd was een kinder
hand nog gauw gevuld paarden, die uitge
zet natuurlijk acht pooten en een dubbelen
kop en staart bleken te hebben, maar dat was
g-een bezwaar en ze stonden er des te steviger
om overeind. De eerste roodbroek die ik op
de 'boulevards zal tegen komen, belooft me
aangename herinneringen, en geenszins oor
logszuchtige.
Maar om op de gevechtswaarde terug te
komen, veel riskeeren doet men niet, want een
broek geeft altijd de faculteit om haar uit te
trekken en voor een andere te verwisselen.
De ves'timentaire zorgen zijn anders niet
te veronachtzamen. Gek, alle groote veld-
heeren hebben zich daar altijd mee bezigge
houden. Behalve de koning van Napels. Men
weet dat de prins Murat nogal van parade
hield toen hij aan 't hof was. Maar toen Marie
Caroline haar broeder Napoleon Bonaparte had
weten te bewegen om haar man op den troon
van Napels te plaatsen, dacht hij minder om
de uniform zijner soldaten.
Toen men den zeer moedigen cavalerist die
.menige historische charge op zijn dienststaat
had, vroeg hoe men het armzalige leger zou
kleeden dat hij in zijn nieuwe koninkrijk had
gevonden, sprak hij het bekende woord, dat
vleugelen nam: „Kleedt ze in het rood, kleedt
ze in 't groen, ze gaan toch op den loop".
Dat is natuurlijk het laatste wat men van
een Fransch officier zou kunnen zeggen, maar
op den keper beschouwd kunnen we ons de
voorliefde voor de roode broek met geen moge
lijkheid verklaren. Khakl en veldgrijs hebben
zin, doch men weet hoezeer men de regeering
in 1914 hard is gevallen wegens de lichtzin
nigheid om de troepen met roode pantalon in
den strijd te jagen, waardoor ze des te duide
lijker aan het vijandelijk vuur werden bloot
gesteld. Het schijnt dus dat men met louter
een vestimentaire maatregel te doen heeft die
de traditie wil eeren.
Maar ook dft verwondert, waar het meekrap-
rood nimmer uit militaire overwegingen is in
gevoerd.
Onder Karei X waren er wel troepen die
het nieekraprood droegen, o.a. de zouaven en
de sapeurs, maar onder Napoleon III werd
deze kleur pas over alle linies ingevoerd, toen
deze de meekrapbouwers in het Noorden wilde
te hulp komen, die hun cultuur zagen ver-
loopen, door de verfstofextractle van uit-
heemsche houtsoorten.
Een dergelijk motief bestaat nu natuurlijk
niet. Maar welk dan wel?
De hoop dat het leger toch slechts nog voor
do parade zal dienen? Dat is een hoop die hier
dieper leeft, dan elders wel beweerd wordt.
Daarvoor heeft men diep genoeg gevoeld dat
soldaatjespelen nog elders plaats heeft da.n op
zolder of op een malieveld..
E. K.
^Ik lees toevallig ergens, dat in het jaar
1725 een Engelsch geestelijke Jonathan Grips
de griep uitgevonden heeft. Ik hen, zooals
ieder ander fatsoenlijk mensch, die beschei
den prat gaat op 'n beetje intellectueels stan
ding, gewoonweg gek op jaartallen. Nauwelijks
had ik dat tot dusver ongeweten evenement
chronologisch in mijn hersens gerangschikt,
of ik schreef ook reeds een verhandeling over
die kwaaleen teeken, dat ik mij reken
tot de intellectueele upperten.
Op zekeren morgen ontwaakte viear Jona
than Grips in zijn landelijke pastorie door een
eigenaardig gekriebel in zijn neus, steken in de
voet, gekuchel en genies, en met 'n absolute
tegenzin om op te staan.
Als de heer Grips geen viear ware geweest,
zou men zijn kwaal een kater genoemd hebben,
hadde hij in Oxford of Cambridge gewoond,
dan ware hij college-ziek geweest, 'n kwaal,
die tegen den avond wel radicaal overwonnen
zou zijn; hadde mijnheer Grips de vorige dag
gepreekt, zoo had hij zijn gemeente aanspra
kelijk kunnen stellen voor het misbruik van
zijn kerk: „Mijn huis is geen hoestlocaal",
kon de Heer gezegd hebben; ware de zieke
geen twee eeuwen te vroeg geweest, zoo bad
hij de vorige avond beslist in 'n bioscoop ge
zeten; en zou hij op de beurs geweest zijn, dan
had hij verhooging van temperatuur met de
daaraan verbonden gevolgen opgeloopen door
het dalen'van de beurstliermometer.
En onulat historisch vaststaat, dat viear
Grips de vorige avond geen mensch ter
wereld 'n afscheidskus had gegeven, bleef er
niets anders over, dat de eigenaardige gewaar
wording van den eerwaarden lijder naar zijn
eigen persoonlijkheid te noemen, gelijk de
geschiedenis daar meerdere voorbeelden voor
aanbiedt, niet het minst de geschiedenis der
medicijnen; zoo heet Jazz naar Jazz.
Van belang is het ongetwijfeld om na te
gaan, op welken dag van dat rampspoedige
jaar 1725 viear Jonathan Grips zijn ontdek
king deed. Hoewel de dag zelf nauwkeurig vast
te stellen tot de wetenschappelijke onmogelijk
heden hoort, kunnen wij wel zeggen, dat het
niet in den zomer is geschied, omdat in alle
tijden van iemand, die in dat seizoen zijn
zakdoek voor de dag haalt, geconstateerd is,
dat hij eens gezond heeft moeten niezen. Die
in de herfst kuchen en hoesten, hebben alle
eeuwen door 'n doodgewone verkoudheid opge
loopen, terwijl zij, die, wanneer de lente naar
de zomer dringt, de warmte in hun lichaam al
wat te hoog gestookt voelen, „koorts" hebben
gehad. Maar in de maand Januari vallen de
nie'zers, de verkouwelingen, de koortslijders
in één categorie samen, en hebben ze allen met
elkander de griep.
Ergo: Januari 1725: Jonathan Grips vindt
de griep uit.
De huishoudster van vicar Grips, een ver
standig mensch, wist onmiddellijk een dozijn
probate middelen te bereiden, en bedekte Grips'
borst met warme watten, kocht hem laurier
drop, zoute drop, anijstabletten, en kookte hem
kannllenthee, vliertee, gewone thee en andere
thee, zoodat het sedert gebruikelijk is gewor
den, om voor „griep" geen arts te raadplegen,
maar onmiddellijk te beginnen, een systhema-
tisch mensch zal het vanzelf alphabetisch
doen, met aspirine, pyramidol, lakerol, wyber-
tjes, sanatogen, abdijsiroop, valda, of iets wat
ongeveer uitgesproken wordt als Acethyleen-
dynami't-parapberinanpiporol, waarbij het uit
spreken op zich al geneeskrachtig werkt.
Wanneer men deze middelen goed inneemt,
is men binnen 21 dagen genezen; gaat men er
toch toe over om 'n dokter te halen, dan duurt
de genezing drie weken, 't Benige verschil is,
dat 'n dokter, ook 'n busdokter goedkooper Is.
Wanneer men op den twee-en-twintigsten
Januari, verondersteld, dat men als 'n
rechtgeaard burger Nieuwjaar met griep heeft
ingezet nog het eigenaardige gekriebel in de
neus, steken in de voet, gekuchel en genies, en
absolute tegenzin om op te staan waarneemt,
vermeerderd met nijpend besef van geldgebrek,
dan is dat 'n feilloos teeken, dat de eerste aan
val genezen is, maar dat men de tweede te ver
duren heeft.
Sinds 1725 is de griep dezelfde gebleven.
Slechts heeft men er apocrief een Spaansche
afkomst aangegeven, wat des te merkwaardi
ger is, omdat nog nooit de griep aanleiding
heeft gegeven tot internationale onpleizierig-
heden.
Frankrijk heeft Duitschland nog nooit km
lijk genomen, dat alle Duitschers een griep
aanval deden, en omgekeerd.
Hoe verliest een hotel
zijn clientèle?
Een Amerikaansch hotel, dat
wellief
6e»
oude befaamdheid tanen zag, heeft ^5
vraag gehouden over de vraag, hoe
komen kan, dat een renommé zoo snel
nen kan. Misschien hoopte het, dat
zou 1
komst althans voor de helft verwijten
slaken aan het geachte publiek en
grilligheid, onbetrouwbaarheid, etc. Maar
verwachting is falikant uitgekomen. „pi
Want geconstateerd is, dat S pet. zich êe etl
gevoelden ergens anders gastvrijheid te
doordat zij zich geraakt gevoelen dort
tekort aan hoffelijkheid; 6 pet., door da (J
begon te verdrieten, al maar aansporing
krijgen om meer te consumeeren; 2 pot* fu
den over een te nonchalante bedieni11"'^
keerden niet weer; 14 pet. hadden de erV®',jiv
gekregen, dat er fouten in de rekening
pen waren; 10 pet. konden voor de keuken
voldoende noteeren; even zoo groot pei'ceD'ge
kregen de spijzen te koud of te heet; door
leidende reclame verliest 'n hotel 4 Pct"
de kamers niet perfect in orde zijn
'Wge
tan**
PHing
'em
"at 6e
Htroi
zul]
ie
c
flrh
aar
spijzen niet hoogst aanlokkelijk, zijn er 3 ,f|
5 pct., die wegblijven; bij 6 pct. moet nrt0
probeeren hen bij wisselen van vreemd S
lC»
benadeelen12 pct. stoort zich aan tekort'
properheid; en 10 pct. loopt weg, wanneer^
niet spoedig genoeg bedient, terwijl nion
resteerende 7 pct. de deur uitjaagt, door sPL'
van de spijslijst uitverkocht te noemen.
En er blijft er niet één over, die uit
lijden met den gerant, klant'blijft.
ede-
Het visschenoor.
juS'
Vissollen werden tot nu toe onder de
ki.gsite schepselen van deze wereld ge-re^.
Men vermoedde namelijk, dat zij stokdoof
ren en dat zij dus nimmer gehinderd ,lv
door jazz, radio en ander g-eruisch. Wol 3
men gemerkt, dait zij op geluiden rea
maar men vermoedde, dat zij een -bijzonder
ontwikkelden tastzin beizaten en dat zij
mede de trillingen konden aanvoelen,
door 'lawijt veroorzaakt worden.
Maar niu Iheeft -de zoöloog, professor
Prisoh milt Miineih-en, todh vastgesteld, dat *ft
eohen wel degelijk kunnen kooreu. Hij
een paar van die -dieren in een goudvis'
rond 'laten zwammen en dn deze kom d-e©d
geluiden op zoo-danige wijze ontstaan, dat a
trillingen er bij vermeden werden. DesH'i^..'
M
1 een
ie j
Mi
atrc
ien
va
'eb
r2 61
N c
V ê6sl
8 OVf
h 79-
min reageerden de visohen op professor
Frisch' geluiden en daarmede is bewezen*
zij, naast hun tastzin, ook wel degelijk
•hebben. Dè geleerde ging no.g verder en 9
er in door verzwakking of intensiveeri-m? t
zijn geruiisch den graad vast te stellen,
een vlsclh hooren kan. Hierbij bleek, dat
foe
opperste tooorgrens bij deze waterbewoners
tot twee octaven lager is dan -bij de men
terwijl de onderste grens zich ia hetzelfde
veau beweegt. H
Een-maal zoo ver ging de heer von
naar een orgaan zoeken, dat voor het
dient. Hierbij stelde hij vast dat een viecb d'"
wordt wanneer men hem het onderste deel va
zijn oor-labyrint wegneemt. Neemt men
bovenste d-eel weg, dan kan hij zi-dh niet B1®
oriëmteeren. Waaruit volgt, dat de gehoord
van onze waterbewoners ia de onderste &e>
van hun oorlabyrint huist.
P aardenvleesch.
i«t
Dit alles noopt ons ertoe om de uitvlssching
van Grips niet als 'n ziekte te betitelen, maar
veeleer als 'n toestand, en gelijk te stellen aan
't lauwe regenwater in de winter en de koude
stormwind van de zom-er....
Jk sie nog hot gezicht van Johnston voor
me, toen hij een uur later het geld van zijn
sweepstake incasseerde
Zwijgend tuurden de vier Indisch gasten
over de zee.
„Kom," sprak van den Heuvel. „Nog een
partijtje omber".
JULIETTE MAC CORMICK.
Oook, diezelfde die naam gemaakt heeft 10
de ontdekking van de Noord-pool maar 0°°!!
naam, dat men die met gevangenisstraf
de vergetelheid heeft verwezen, dezelfde A
Oook doet mu weer van zich spreken, doofd3
hij der waereld heeft kond gedaan, dat b3
-zijn meening het vleesch goedkooper dieBt
worden, en den volk© overvloedig dient te w
den voortgezet.
Daarom propageert hij heftig de consumP^j
van nijlpaardeinv'leesöh. Als dat nobele Pee6t
zes jaar oud is, weegt het ai 4000 pond, 9*^*]
tien huigezimnen -zich er 'n jaar lang mee
den kunnen voeden, en zich vergasten aa®
lij'ke carbonaden, cotelettes, beafstuk, gebakt
lever, balkebrij en worst. e
De vraag -dringt zioh bij -dit pb-i'laHtraplficlJ
idee op: „kan men op de plaats van
koeien en varkens nijlpaarden 'brengen, eB,
niet, zon 't transport van dit heerlijke
kaansclie vleesch naar onze dinertafels
nogal wat kosten?"
Oook zeif wil een nijlpaaxdenfarm oprich^
in het stroomgebied van de Amazone, en
voor heeft 'hij slechts noadig ©en.,,, kapif3
ltrachtlgen geldschieter.
Het lied bij
huwelijksplechtigheden.
Het schijnt in Zuid-Frankrijk bij huwelijk1*,
plechtigheden te gaan als ten onzent. De
kelijke plechtigheid Is solemneel genoeg.
het burgerlijk ceremonieel is kil en koud e
weinig hartverheffend.
Nu Is de burgemeester van 'n Zuid-Fran^
plaatsje op het idee gekomen, om daarin eC
en ander te wijzigen. Dies heeft hij een gn>nlt
f-oon gekocht en 'n feestelijke huwelijksplB^
die aan -de eene zijde de „Hochzeitsmarsch" v3
Mendelssohn en aan den anderen kant 't Bruid
lied uit de Lohengrin ten gehoore kan breng6
Jammer, dat er geen andere liuwelijksnu'z'e
bestaat
Hoe dit experiment zoo'n succes kan hebb6'1^
dat het bij verschillende andere biirgenieeA"'^,
uit den omtrek navolging heeft kunnen vind6
is mij 'n raadsel
Nog raadselachtiger lijkt het mij, hoe er
gelukkig huwelijk gesloten kan worden v"
Wagner's inspiratie
lh*t
De fyne opmerker
De
et
FAN DB INDUSTRIE-TENTOONSTELLING, die op drie plaatsen in Londen en te Birmingham plaat» had; bovenstaande
charmante zending stalde bj poppembmllog) voor
kleine Jan heeft op Vastenavond 01
vader en moeder zwarte Piet gespeeld, en 1
zijn schik heeft hij telkens zwarte Piet
troffen, waarbij hij tot zijn steeds groeie3
vermaak telkens een zwarte streep over 1
gezicht krijgt.
Den anderen morgen komt Anna de Bte'
uit de kerk en draagt het Aschkruisje nog
haar voorhoofd. Jantje kijkt verwonderd b*3
haar op en vraagt: „Heb jij nu al
Plot gespeeld?"
dn
t