w T YAN GROOTE DADEN EN GKOOTE PERSONEN. n Êws K\r DE WRAAK DER DOODEN. 1 DONDERDAG 5 MA ART 1931 DE NATUUB EV. orsneemw. wmmi LETTERRAADSEL. x Oplossing van den vorigen rebus. nq.=u HELBEN*LEGENBE. DE SLAAP DEE VISSCHEN. EIGEN WEEK. VOOE KNUTSELAAES. Leuke mandjes. ■PH EVEN LACHEN. BEEOEMBE LAND* GENOOTEN. Wie is dit OPLOSSING VOBIG TOOVEBVIEEKANT. ONZE NIEUWE LEGPUZZE& 'n versneeuwde weg in den „Onschuld is dageraad. Waar alleen het naïeve voetspoor van 'n vogel geteekend staat". Deze versregels vallen me te binnen, ter- ■wijl het buiten sneeuwt en 'k wat wil schrij ven voor jullie over de natuur. De vlokken dwarrelen stoeiend, tuimelend, buitelend over en langs en boven elkander en ze schijnen er zelfs plezier in te hebben, dat zóó gauw aan hun luchtig bestaantje een eind zal komen. Het kittige meqzenvolk houdt zich schuil in struiken of boomen. straks komt het wel weer aan de tralies voor mijn venster, waar Chris, n koelkast of 'n koopje geïmproviseerd heb bend, tusschen gaas en ruit mijn half pondje boter heeft gestopt. Pikken vinnig door het dikke papier been en hakken dan dapper op het gele goedje los; vanavond, als 'k 't op tafel krijg, zit 't dan vol van ondiepe pitjes. de smaak is er niks minder om en het meezenvolk heeft 'n even gerusten slaap; mij verschaft 't 'n genoegen door 'n kier van 't blauwe gordijntje alles te hebben afgegluurd van hun smulpartijen.' Wie gaat er mee naar buiten, spoorzoeken? Prenten kijken! Kom, kom, u wil toch geen prentenboek meesjouwen met ai dat weer? Nee, zóó'n prentenboek bedoel ik niet, ik denk alleen maar aan de prenten of sporen, die allerlei dieren in de versch gevallen sneeuw hebben gedrukt! Wat stil is 't hier, hè, tus schen de dennen „masten" zeggen m'n Brabantsche vrindjes net of de sneeuw alle geluid heeft gedempt, zooals 'n sourdine op de snaren van 'n viool werkt. Geen dreigende auto's, geen gegalm van trams langs de draden, geen getoet of gegil, wat alles bij el kaar onze steden zoo zachtjes aan onbewoon baar maakt voor natuurvrienden. Tóch wordt ook hier gewerkt, de zwellende knoppen van de loofboomen bewijzen het, maar de natuur doet alles zonder veel gerucht, waar de menschen vaak 'n heele drukte om heen maken. Is er iets mooiers, dan straks het ontluiken van hst jonge blad? Geraas is er nochtans niet bij. Kijk me die elzen eens! Komen al gauw in bloei. De vruchtomhulsels. „Jodenpruimpjes" zeien wij vroeger zit- ten er volop aan en tusschen de ijle takken scharrelt de familie sijs, die zoo'n boetje de meezen nabootst bij haar buitelingen! Hier 'n klein spoor! Van 'n konijn. Makke lijk te zien, ja, als je 't eenmaal weet! Zoo ging het ook met de ontdekking der Nieuwe Wereld, je vaart alsmaar naar 't Westen, hé, nou, dan kan je niet dolen! Maar 'k heb er, als beginneling, toch eens 'n reuze-flater mee gemaakt. Niet met de Nieuwe Wereld, maar met vriend Langoor! Volgde zijn spoor tot aan den stam van 'n boom en ddar hield bet heel valsch op! 'n klimmend konijn ontdekt! In de tooneel- wereld kennen ze 'n klimgeit, maar ik bad 'n klimkonijn! 'n Bejaarde boer, vertrouwd met de natuur, 'n orgaan van den bodem ge worden, keek me, op m'n verwonderde vraag, even oolijk aan; 'n eekhoorn was 't! Ik redde me eruit, met ..0, dus óók 'n knaagdier!" „Ja" die oolijkerd toen weer „dat zijn muizen óók!" 'k Had me wel willen verkruimelen op dat oogenblik! We komen nog langs 'n kraaienspoor de verdikkingen aan de teenen geeft de sneeuw duidelijk weer, waarvan de achterteenen allerlei krasjes en streepjes maakten, 'n Lijster drukt meer z'n hip-gang af, hip, hip, ga maar eens kijken, als hij van je voederplaatsje weg gaat, dan vergis je je nooit meer! y- /tt/vyr'- - Els en sijsje. Dol op zaden, van elzen, berken of naald- boomen, komt er minder op aan, erg kies keurig is de sijs niet. Mijnheer is wat opzich tig gekleed, zoo naar den trant van de Fran- sche markiesjes der achttiende eeuw; 'n olijf groen jacquet, 'n geel vest, 'n zwarten hoed. draagt-ie. Mevrouw is soberder in haar costuum, minder geel en zónder zwart bollet je. Sijsjes-lijmers zijn niet te bekennen, dat is voor 't vogelvolk 'n heele geruststelling. Die lijmgarden aan je veerenpak te voelen is niet zoo héél plezierig! Kijk, kijk, hier heeft 'n haas gehuppeld! Twee prenten achter elkaar van de voor- loopers, de voorpootjes, zeggen niet-jagers! die van de aebterpooten zijn wat greoter en staan naast elkaar. Vriend Lampe is nog al op z'n gemak geweest, voorzoover 'n hazenhart op dit ondermaanscbe ooit rust kent! Dreigt er gevaar, dan flitst hij er als 'n kogel zoo snel vandoor, het spoör komt dan duidelijker uit, de prenten staan dieper, verder uit elkaar en de aebterpooten hebben geen Indrukken naast, maar schuin achter elkaar. Kijk, kijk, 'n tweede spoor loopt er naast! Kleiner, met heel scherpe puntjes van de venijnige nagels, 'n Drama in de sneeuw! Berst 'n wèdloop met den dood; niets, niets dat Lampe kon redden de struikrooVer heeft hem besprongen, het bloed van zijn slachtoffer opgezogen wedden, dat we Lampe aan het eind van 't spoor dood vin den liggen? 1. Haas (vluchtspoor) 2. Haas fhuppelend 3. Wezel. 4. Bunzing. 5. Eekhoorn. 1 3 X 4 5 X G 7 X 8 9 X 10 11X12 10X14 15 X 1G 17 X 18 19 X 20 21 X .22 X 2 12: naam en voornaam van beroemd Italiaanseh kunstenaar. 1: duizend. 3—4; nogmaals. 56: poeder-chocla. 78: geen mevrouw! 910: Naar de letter. 1112: herbergierster. 1314: diep ingeworteld. 1516: soms in zeven kleuren aan de lucht. 1718: vreemd woord voor booggang in tuinen. 1920 n: koning der Elfen. 2122: Friesche jongensvoornaam. 2: nul. „Perzische Golf". 1: p.(iano). 34 men. 56: Varus. 78: Kadzand 910: Perzische. 1112: philosophie. 1314: verificateurs. 1516: schacheraar. 1718: ruggemerg. 1920: rotgans. 21—22: Knots. 23—24: Ale. 2: F. (Fahrenheit). Herbergier tot twee strulkroovers, die onder zijn venster hun slachtoffer toetakelen: „kun nen jullie niet 'n beetje verder op gaan? Je maakt alle gasten nog wakker!" WAAR ONS INNERLIJK LEVEN HELDER EN VAST VOOR ONS LIGT, DAAR KUNNEN DE UITERLIJKE OMSTANDIGHEDEN GEEN INGRIJPENDEN INVLOED UITOEFENEN. Apeldoorn, Wstl _jr—"7" y BarrU'vsid Stsev// p lTL JaliüUiH Fernando de Magellan, koning der Zee. II. Toen Fernando weinig ouder dan twaalf jaar was, gebeurde er iets, dat een beslissen- den indruk voor zijn ganscbe verdere leven op hem maakte. Met nog andere edelknapeu de,s konings, waarmede hij een slaapzaal deelde, werd hij tijdens een inuwen lentenacht in de maand Maart plotseling ge wekt door tumult en geraas in de straten, dichte drommen menschen spoedden zich blijk baar naar den havenkant, het doffe brommen van het kanon was duidelijk waarneembaar, de rosse gloed van fakkels spookte fantastisch te gen de duisternis van het nachtelijk uur. Er moest een zéér aanzienlijk reiziger zijn bin nengekomen, wien al deze vreugde en belang stelling gold. Twee voorbijgangers boorde bij tot eikaar zeggen: „D'r is 'n nieuwe wereld ontdekt. Het schip van don Columbus, de „Hei lige Maria", is net binnengeloopcn. De Koning rijdt er heen om den ontdekker te verwelko men!" Fernando horirde 't al niet meer. Vlug in de kleeren, de zaal af, de balustrade over, straat in, straat uit, onder de menschen door, langs hen been, ieder kiertje benuttend om verder te komen tot bij eindelijk dicht aan den oever van de Taag stond. Goeie genade wat 'n volk, wat 'n volk! Schouder aan schouder stonden de nieuwsgierigen; bet gegons van hun Zuide- lijk-klaterende stemmen was als het aanrollen van 'n golf over de branding. Daar kon zelfs de lenige knaap, vlug en slank als 'n jong roof dier, niet door. Kon hij dien muur nu maar bereiken, met dat ijzeren bek erop, dan zat hij hoog en droog 'n Kat, die in 't nauw zit maakt rare spron gen, maar 'n baas van 'n jongen, met 'n leeu wenhart, is óók voor geen klein geruchtje ver vaard, als bij wat bereiken wil. 'n Duw hier, n knauw in 'n hand daar, op vuistslagen en wèl-gemikit schoppen niet lettend, zóó kwam Fernando, de edelknaap van Z. M. Joanno II, aan den voet van liet bouwwerk. Kijk, dat viel nou eens mee, daar stond 'n reus van 'n man, langs wiens armen, schouder en hoofd de jongen rap als 'n kat naar boven klauterde, 'n Greep hooger, en daar hadden z'n stevige knuisten beet in het traliewerk. Geluk kig nou kon-ie alles eens precies op z'n gemak bekijken Op de Taag lag 'n kleine schuit, zoo'n soort drijvende n-otedop. Overal in de takelage hingen lampen; hier en daar vlamden fakkels. Baar dige zeevaarders waren zichtbaar, met de fiere, trotsche houding van mannen, die iets heel grootsoh verricht hebben. De kannonen der „Santa Maria" slingerden brandende-werk- toortsen door de lucht, wier vurige loop baan door bet kalme water werd weerspiegeld. Nu kwam er iemand op bet dek, wiens ver schijnen de geestdrift ten top voerde, zoodat de losbarstingen van bet' geschut nauwelijks meer te hooren waren: „Columbus, Columbus!" Als 'n steen uit 'n catapult werd de geliefde naam naar den nachtelijken hemel gestooten, honderd, duizendmaal herhaald: „Columbus" en „Santa Maria!" Maar ook van de andere zijde kwam er teekening in den toestand en be weging, want daar naderde 's konings hofstoet voorafgegaan door flambouwen en rijzige helle baardiers. De koning van bet land en de heer- scher ter zee gingen elkaar tegemoet. Zijne Majesteit steeg van zijn muildier eu Col.unbus stapte aan wal. De ontdekker bo'. g zijn knie; de vorst richtte hem op. iGVE.Wö „Zijt Gij het werkelijk, Columbus?" „Ja, Majesteit, ik ben dezelfde, dien Gij van Uw Hof hebt gewezen, toen hij U aanbood gansch een nieuwe wereld onder Uw scepter te brengen!" „Hebt Gij dan werkelijk Indië ontdekt?" „Zooals Ge ziet, Majesteit!" Twee Indianen met koperrood vel bogen zich neer voor den koning. „Zij meenen, Majesteit, dat zij hun nieuwen vorst eer bewijzen, maar dat is de koning van Spanje, die mij wèl gelooven wilde. Hopelijk wilt U hun bun domheid niet al te kwalijk nemen?" ,,'k Had beter gedaan naar U te luisteren, don Columbus! Maar hoe dan ook, ik verzoek u dezen nacht mijn gast te willen zijn." Zóó reden Colnmbus en Joanno II ieder op een muildier, naar het paleis, omstuwd door eea deinende menigte, zoodat het soms leek, °f de dieren dreven op fel bewogen wateren. -Altijd door vlamden de kanonnen der „Santa Maria" hun vreugde uit over de havenstad en de vuurmonden der kustbatterijen gaven ant woord. Gedurende al deze vroolijkheid was Fernando met 'n goedmoedig heer in ge sprek gekomen, die het Portugeesch met een vreemd accent sprak. Hij lei zijn liand op den schouder van den page en vertelde hem over den zeeweg, dien Columbus naar alle waar schijnlijkheid had gekozen, over de geestelij ken, die dezen altijd wel zoo hadden berekend, over den bolvorm der aarde, over de sterren groepen aan de lucht en de verre oceanen, die Gods wijde wateren zijn. En zóó kreeg Fer nando de Magellan zijn eerste les in aardrijks kunde en de kennis der sterren van Don Mar- tinus Behaim, oen Duitscher! De jaren gingen rusteloos voorbij. Europa daverde onder indruk van steeds nieuwe ont dekkingen. Koning Joanno overleed enkele ja ren na dien gedenkwaardigen nacht. Hij werd opgevolgd door Don Manoël. De groole Columbus, onderkoning nu, kwam van een tweede ontdekkingsreis terug; Vasco da Gama deed in moed eó koenheid weinig voor hem onder. Pedro Alvarez de Cabral zeilde eveneens uit om nieuwe gebieden voor Portugal te vero veren en voor Fernando scüeen er weinig meer te ontdekken over te blijven. Hij werkte maar verder aan de kaart der wereld, die hij onder Martin Behaim was begonnen en vulde daarop alles in, wat hij in de woelige havenstad van matrozen, soldaten en kapiteins uit die verre land-en aan de weet kon komen. Wat hij eigenlijk wou, wist bij zelf niet zoo precies, maar nog eens ooit zoo'n ontvangst als Columbus eens bereid was, scheen hem niet zoo erg verwerpeliik! Eén ding wist hij: den weg Westwaarts aan, altijd maar Westwaarts, en dtin moest hij uitkomen daar, waar hij ver trokken was Behaim had hem veel verteld van een zeestraat, die de beide aardhelften zou verbinden. Maar geld om schepen te koopen en soldaten te werven bad Fernando niet. Daar kon hij lang op wachten! Voorspraak bij koning Manoël evenmin. Wel, dan schoot er niks anders over als zelf dienst te nemen, als gewoon soldaat, onder Don d' Almeida, die vijftien honderd soldaten naar de kust van Malabar uitzond. Onder dezen troep viel de thans drie-en-twiniig-jarige nauwelijks op. De oude Francisco, die niet mee kon, had van dit uitzeilen verdriet genoeg! Meer dan twintig bodems telde de vloot en het ging eT vroolijk genoeg op toe! Oók op Fernando's schip, de „Groene Eenhoorn", kapitein Don Pereira, 'n onversaagd zeeheld. 24 kanonnen telt het en het eikenhout is zoo best, als het maar wezen kon. Voor de goede vaart moeten verder schutsheiligen maar zorgen, wier beeltenis aan boeg en commandobrug is aangebracht. Zoodra het begint te spoken en het water hoi wordt, worden de devotie-lampen bij de geliefde voor sprekers aangestoken en dan maar verder alles aan hun gebed bij den Ileerscher over wolken, wind en wateren overgelaten! De kleine vloot wordt door de Mohammedanen aangevallen, verbitterd wordt van weerskanten gestreden, bot Kruis houdt de overhand op de Halve Maan, maar zes schepen verliezen de Christe nen, dooden en gewonden ook. Fernando krijgt 'n wond aan den linker schouder, waarvan hij gelukkig weer herstelt door de goede zorgen van den aalmoezenier. Nu ging het altijd voorwaarts, vaak van ge vecht tot gevecht, onder d' Almeida, die na 'n strijd van drie dagen zijn verloren krijgsroem hei-won, onder den somberen d' Albuquerque, dien Manoël had uitgezonden om d' Almeida te vervangen. Fernando was altijd vooraan, sleepte zijn gewonde makkers uit het vuur, deelde met hen laatste druppels water, de laatste bete broods. Hooger en hooger klom hij, werd bevelhebber over de „Groene Eenhoorn", toen de kapitein was gesneuveld, kreeg 'n ge wichtige stem in den Vlootraad, al vond de admiraal, dat hij zijn meening daar wel eens met al te groote vrijpostigheid naar voren bracht. Aan draaien en konkelen had de ronde Magellan evenwel 'n broertje dood en hij liet zich door de ontstemming van den opperbevel hebber in 't geheel niet van stuk brengen! Eindelijk, na enkele jaren van dolen en avonturen, ging de „Groene Eenhoorn" weer naar huis terug. Zieken en verminkten had zij aan boord, arme drommels, die door het wreede krijgsbedrijf voor hun leven gehavend werden. De vreemde zon had hun gelaten ge bruind, ziekte en allerhand ongemak hadden zij met meer of minder weerstand verduurd in dienst van hun koning. Nu, moede en afgestre den, verlangden zij naar rust. Toen kapitein Fernando de Magellan te Lissa bon aan land stapte, was er niemand om hem de hand te drukken. De 2»o levendige visschen van overdag, nemen rust zoodra het donker begint te wor den. Zij kunnen dan uren aaneen op eenzelfde plaats vertoeven, in 'n hoek, rotsspleet, naast 'n waterplant, op den bodem. De oogen kun nen niet gesloten worden, maar zij bewegen zich niet meer en staan stil. Er zijn visschen, die tijdens hun slaap op de zijde gaan liggen, de lipvlsch b.v., en de maanvisch. Zeelui zien dit dier soms drijvende op de golven in dezen toestand, hetgeen den indruk maakt, of het ziek is. Bij héél voorzich. tige nadering kan men den slaper zelfs grijpen en uit het water tillen. Knipt men de vinnen af, die spoedig genoeg, als de haren hij 'n mensch, weer aangroeien, dan staan de slapende visschen loodrecht naar omlaag in het water, omdat zij nu hun evenwicht kwijt zijn, 'n proef, die onder ons geen navolging verdient 'n Slapend mensoh is óók kenbaar, doordat hij alleen met de borst ademt en niet meer met buik en middelrif. Zoo'n aanwijzing heeft men voor het al of niet slapen der visschen nog niet ontdekt. Raadsels: Verborgen vloeistoffen. Er was geen enkele pink te zien. Zeg, weet gij, wat er in die pan is? Wij nemen 'n koekje uit den trommel. Wij dansen om elkander heen. Robbie rinkelt met de glazen. Hij was erg ten achte-r na zijn ziekte. Ingezonden door Paula T., Rotterdam. Zoek uit de onderstaande zinnen verborgen dieren. 1. Zeg, Jan, wat maak Je toch 'n kabaal, eeuwig heb je ruzie en vecht Je!" 2. Ze hadden 'n groote feestpartij; gere geld hadden ze veel plezier. 3. „Zeg, Jacob, eer wij verder gaan, moet ik even rusten!" 4. Mijn schoenen waren juist kapot, terwijl Ik in de modder zakte. 5. „Kees, langjjaaiu aan» dan breekt het touwtje nilet!" Ingezonden door „Caesar." 'k Zal jullie eens leuke, eenvoudige mandjes leeren maken Lastig? Wel nee! Dat zie je al we-1 dadelijk aan fig. I en II, onder en boven. Doodeenvoudige teekeningen toch! Niks geen gevaar bij! Die gaan we overbrengen op 'n stuk karton. G-eteekend? Uitsnijden. Je krijgt 'n rand en 'n bodem. Prik er gaatjes in met 'n breinaald, zooals de teekening aantoont. In rand en bodem even veel. Zoek verder zooveel evenlange, afgebrande lucifers als er gaatjes zijn. Steek ze vast in den bodem. Knip strookjes papier zoo breed als het vier de deel van de lengte der lucifers. Vlecht deze strookjes'om de houtjes en bevestig tenslotte de lucifers in de gaatjes van den rand en: 't mandje is klaar! Niks an, hè? Wil je de mandjes grooter maken, neem dan spijiltjes in plaats van lucifers. Ook al geen heksentoer. Probeer 't maar gerust, 't valt heusch mee. Het eiland Chios in de Egeïsche Zee Homerus werd er geboren - sloot zich bij den Grlekschen opstand tegen Turkije aan. Als straf daarvoor werd bet In 1822 door de Turken nagenoeg geheel uitgemoord bijna 30.000 ver moorde bewoners werden in de zee-engte tus schen Chios en Tschesme gesmeten, waar de vloot der Mohammedanen voor anker lag. De dooden zonken naar de diepte, en bleven daar .eenlge dagen. Plotseling echter, omstreeks mid dernacht, kwam bet den Turkschen schildwach ten voor, alsof een menigte menschen naar hun vloot toe zwom en deze boe langer hoe meer omsingelde. De admiraal, de Kapoedan Pascha der oorlogsschepen, gelastte tenslotte op deze zwemmers te schieten. Maar daardoor lieten zfcl zich niet afschrikken zonder SeI'u kwamen zij dl nader en nader. Het begon te worden en le onverlaten merkten met a zen, dat héél hun vloot door lijken was 0 geven, welke op de oppervlakte der w'a dreven. Het akelige gebeuren versenrikte deze ruwe barbaren, want ieder meende °n^ de dooden-processie den persoon te herken dien hijzelf had omgebracht. Het toeval w> dat de eerbiedwaardige bisschop van het ei a waar ééns Sint Paulus toefde, en een sc.ult. Zijner priesterschap vlak onder het kaj venster van den Kapoedan Pascha opstuw de golven deden het stoffelijk overschot den edelen kerkvoogd soms röclit staan in Het «vu v-uv/iou ouuio ivuuu w«»nofl water, als dreigend en waarschuwend, vlootoverste greep een geweldige schrik a Hij gelastte aanstonds de ankers te lichten dé schepen stoven heen, om aan de droe geesten-processie te ontkomen. Maar juist h bewegingen voerden er tallooze in het kie' mede en zij kwamen des te sneller naar®a de vloot sneller voer. Eerst na langen tijd w' men van de zwijgende aanklagers af. Maar wraak zette, onzichtbaar, de vliedende boot na. Weinige dagen later gelukte bet den Gr ken twee branders vast te laten grijpen het admiraalsschip. Het vloog met twinth» andere vaartuigen In de lucht en 'n omvallen mast sloeg wrekend en verpletterend neer 0 het hoofd van den aanvoerder, die zich in e® sioep had willen redden. Bedelaar: „Meneer, hebt U nog lorren ®B beenen vandaag Meneer: „Alleen die 'k in en aan heb!" mi) M a r 1 e t J e ziet 'n eenzame locomotief o? de rails rijden: „Kijk 'ns, tante, die locomotief heeft vaca tie!" Mevrouw, tot den tuinjongen: „Waarom r®4' je me, Jan „Jan: O, mevrouw, de nieuwe maaimachin ligt daarginder in den vijver". Mevrouw: „Maar, ezel van 'n jongen, heb je d'r dan mee uitgevoerd Jan: „Ik niks, mevrouw, maar de tninmau' Die zat erin! En hij zit er nóg in!" waf die Kaalhoofdig heer tent kellner: „Ober, d'r drijft 'n baar in de soep en is vast niet van mij 1" Ober: Hebt U Uw haren wel goed get«1(J' meneer, voor U binnen kwam?" i. fes Wij geven een serie va® vijf plaatjes, vooi* stellend beroemde landgenootenelke wecK één. Zoodra plaatje V verschenen is, verwach ten we de oplossing per kaart of brief aan on® adres gedurende de week, die dan volgt. Onder de goede oplossers worden ditmaa1 verloot: één hoofdprijs; 'n eerste en tweed® prijs. De plaatjes kunnen gezamenlijk worden oV" gezonden. Ie rijtje van links naar rechts: 7 3 2e rijtje idem: 3 V 7 Onderste rijtje: 5 7 3. Zoek 'n naam voor deze puzzle en maak et een passend hokje om. Oplossing de andere week. 'Ctens 'A'e-klrc,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6