w
T
YAN GROOTE DADEN EN GKOOTE
PERSONEN.
n
Êws K\r
DE WRAAK DER
DOODEN.
1
DONDERDAG 5 MA ART 1931
DE NATUUB EV.
orsneemw.
wmmi
LETTERRAADSEL.
x
Oplossing van den vorigen
rebus.
nq.=u
HELBEN*LEGENBE.
DE SLAAP DEE VISSCHEN.
EIGEN WEEK.
VOOE KNUTSELAAES.
Leuke mandjes.
■PH
EVEN LACHEN.
BEEOEMBE LAND*
GENOOTEN.
Wie is dit
OPLOSSING VOBIG
TOOVEBVIEEKANT.
ONZE NIEUWE LEGPUZZE&
'n versneeuwde weg in den
„Onschuld is
dageraad.
Waar alleen het naïeve voetspoor van 'n
vogel geteekend staat".
Deze versregels vallen me te binnen, ter-
■wijl het buiten sneeuwt en 'k wat wil schrij
ven voor jullie over de natuur. De vlokken
dwarrelen stoeiend, tuimelend, buitelend over
en langs en boven elkander en ze schijnen er
zelfs plezier in te hebben, dat zóó gauw aan
hun luchtig bestaantje een eind zal komen.
Het kittige meqzenvolk houdt zich schuil in
struiken of boomen. straks komt het wel weer
aan de tralies voor mijn venster, waar Chris,
n koelkast of 'n koopje geïmproviseerd heb
bend, tusschen gaas en ruit mijn half pondje
boter heeft gestopt. Pikken vinnig door het
dikke papier been en hakken dan dapper op
het gele goedje los; vanavond, als 'k 't op
tafel krijg, zit 't dan vol van ondiepe pitjes.
de smaak is er niks minder om en het
meezenvolk heeft 'n even gerusten slaap; mij
verschaft 't 'n genoegen door 'n kier van 't
blauwe gordijntje alles te hebben afgegluurd
van hun smulpartijen.'
Wie gaat er mee naar buiten, spoorzoeken?
Prenten kijken! Kom, kom, u wil toch geen
prentenboek meesjouwen met ai dat weer?
Nee, zóó'n prentenboek bedoel ik niet, ik denk
alleen maar aan de prenten of sporen, die
allerlei dieren in de versch gevallen sneeuw
hebben gedrukt! Wat stil is 't hier, hè, tus
schen de dennen „masten" zeggen m'n
Brabantsche vrindjes net of de sneeuw alle
geluid heeft gedempt, zooals 'n sourdine op
de snaren van 'n viool werkt. Geen dreigende
auto's, geen gegalm van trams langs de
draden, geen getoet of gegil, wat alles bij el
kaar onze steden zoo zachtjes aan onbewoon
baar maakt voor natuurvrienden.
Tóch wordt ook hier gewerkt, de zwellende
knoppen van de loofboomen bewijzen het,
maar de natuur doet alles zonder veel gerucht,
waar de menschen vaak 'n heele drukte om
heen maken. Is er iets mooiers, dan straks
het ontluiken van hst jonge blad? Geraas is
er nochtans niet bij. Kijk me die elzen eens!
Komen al gauw in bloei. De vruchtomhulsels.
„Jodenpruimpjes" zeien wij vroeger zit-
ten er volop aan en tusschen de ijle takken
scharrelt de familie sijs, die zoo'n boetje de
meezen nabootst bij haar buitelingen!
Hier 'n klein spoor! Van 'n konijn. Makke
lijk te zien, ja, als je 't eenmaal weet! Zoo
ging het ook met de ontdekking der Nieuwe
Wereld, je vaart alsmaar naar 't Westen, hé,
nou, dan kan je niet dolen! Maar 'k heb er,
als beginneling, toch eens 'n reuze-flater mee
gemaakt. Niet met de Nieuwe Wereld, maar
met vriend Langoor!
Volgde zijn spoor tot aan den stam
van 'n boom en ddar hield bet heel valsch
op! 'n klimmend konijn ontdekt! In de tooneel-
wereld kennen ze 'n klimgeit, maar ik bad
'n klimkonijn! 'n Bejaarde boer, vertrouwd
met de natuur, 'n orgaan van den bodem ge
worden, keek me, op m'n verwonderde vraag,
even oolijk aan; 'n eekhoorn was 't! Ik redde
me eruit, met ..0, dus óók 'n knaagdier!" „Ja"
die oolijkerd toen weer „dat zijn muizen
óók!" 'k Had me wel willen verkruimelen op
dat oogenblik!
We komen nog langs 'n kraaienspoor de
verdikkingen aan de teenen geeft de sneeuw
duidelijk weer, waarvan de achterteenen
allerlei krasjes en streepjes maakten, 'n Lijster
drukt meer z'n hip-gang af, hip, hip, ga maar
eens kijken, als hij van je voederplaatsje weg
gaat, dan vergis je je nooit meer!
y-
/tt/vyr'- -
Els en sijsje.
Dol op zaden, van elzen, berken of naald-
boomen, komt er minder op aan, erg kies
keurig is de sijs niet. Mijnheer is wat opzich
tig gekleed, zoo naar den trant van de Fran-
sche markiesjes der achttiende eeuw; 'n olijf
groen jacquet, 'n geel vest, 'n zwarten hoed.
draagt-ie. Mevrouw is soberder in haar
costuum, minder geel en zónder zwart bollet
je. Sijsjes-lijmers zijn niet te bekennen, dat
is voor 't vogelvolk 'n heele geruststelling. Die
lijmgarden aan je veerenpak te voelen is niet
zoo héél plezierig!
Kijk, kijk, hier heeft 'n haas gehuppeld!
Twee prenten achter elkaar van de voor-
loopers, de voorpootjes, zeggen niet-jagers!
die van de aebterpooten zijn wat greoter
en staan naast elkaar. Vriend Lampe is nog
al op z'n gemak geweest, voorzoover 'n
hazenhart op dit ondermaanscbe ooit rust
kent! Dreigt er gevaar, dan flitst hij er als
'n kogel zoo snel vandoor, het spoör komt
dan duidelijker uit, de prenten staan dieper,
verder uit elkaar en de aebterpooten hebben
geen Indrukken naast, maar schuin achter
elkaar.
Kijk, kijk, 'n tweede spoor loopt er naast!
Kleiner, met heel scherpe puntjes van de
venijnige nagels, 'n Drama in de sneeuw!
Berst 'n wèdloop met den dood; niets, niets
dat Lampe kon redden de struikrooVer
heeft hem besprongen, het bloed van zijn
slachtoffer opgezogen wedden, dat we
Lampe aan het eind van 't spoor dood vin
den liggen?
1. Haas (vluchtspoor)
2. Haas fhuppelend
3. Wezel.
4. Bunzing.
5. Eekhoorn.
1
3 X 4
5 X G
7 X 8
9 X 10
11X12
10X14
15 X 1G
17 X 18
19 X 20
21 X .22
X
2
12: naam en voornaam van beroemd
Italiaanseh kunstenaar.
1: duizend.
3—4; nogmaals.
56: poeder-chocla.
78: geen mevrouw!
910: Naar de letter.
1112: herbergierster.
1314: diep ingeworteld.
1516: soms in zeven kleuren aan de lucht.
1718: vreemd woord voor booggang in
tuinen.
1920 n: koning der Elfen.
2122: Friesche jongensvoornaam.
2: nul.
„Perzische Golf".
1: p.(iano).
34 men.
56: Varus.
78: Kadzand
910: Perzische.
1112: philosophie.
1314: verificateurs.
1516: schacheraar.
1718: ruggemerg.
1920: rotgans.
21—22: Knots.
23—24: Ale.
2: F. (Fahrenheit).
Herbergier tot twee strulkroovers, die onder
zijn venster hun slachtoffer toetakelen: „kun
nen jullie niet 'n beetje verder op gaan? Je
maakt alle gasten nog wakker!"
WAAR ONS INNERLIJK LEVEN HELDER
EN VAST VOOR ONS LIGT, DAAR KUNNEN
DE UITERLIJKE OMSTANDIGHEDEN GEEN
INGRIJPENDEN INVLOED UITOEFENEN.
Apeldoorn,
Wstl
_jr—"7" y
BarrU'vsid Stsev//
p lTL
JaliüUiH
Fernando de Magellan, koning
der Zee.
II.
Toen Fernando weinig ouder dan twaalf
jaar was, gebeurde er iets, dat een beslissen-
den indruk voor zijn ganscbe verdere leven
op hem maakte. Met nog andere edelknapeu
de,s konings, waarmede hij een slaapzaal
deelde, werd hij tijdens een inuwen
lentenacht in de maand Maart plotseling ge
wekt door tumult en geraas in de straten,
dichte drommen menschen spoedden zich blijk
baar naar den havenkant, het doffe brommen
van het kanon was duidelijk waarneembaar, de
rosse gloed van fakkels spookte fantastisch te
gen de duisternis van het nachtelijk uur. Er
moest een zéér aanzienlijk reiziger zijn bin
nengekomen, wien al deze vreugde en belang
stelling gold. Twee voorbijgangers boorde bij
tot eikaar zeggen: „D'r is 'n nieuwe wereld
ontdekt. Het schip van don Columbus, de „Hei
lige Maria", is net binnengeloopcn. De Koning
rijdt er heen om den ontdekker te verwelko
men!"
Fernando horirde 't al niet meer. Vlug in de
kleeren, de zaal af, de balustrade over, straat
in, straat uit, onder de menschen door, langs
hen been, ieder kiertje benuttend om verder
te komen tot bij eindelijk dicht aan den oever
van de Taag stond. Goeie genade wat 'n volk,
wat 'n volk! Schouder aan schouder stonden
de nieuwsgierigen; bet gegons van hun Zuide-
lijk-klaterende stemmen was als het aanrollen
van 'n golf over de branding. Daar kon zelfs
de lenige knaap, vlug en slank als 'n jong roof
dier, niet door. Kon hij dien muur nu maar
bereiken, met dat ijzeren bek erop, dan zat hij
hoog en droog
'n Kat, die in 't nauw zit maakt rare spron
gen, maar 'n baas van 'n jongen, met 'n leeu
wenhart, is óók voor geen klein geruchtje ver
vaard, als bij wat bereiken wil. 'n Duw hier,
n knauw in 'n hand daar, op vuistslagen en
wèl-gemikit schoppen niet lettend, zóó kwam
Fernando, de edelknaap van Z. M. Joanno II,
aan den voet van liet bouwwerk.
Kijk, dat viel nou eens mee, daar stond 'n
reus van 'n man, langs wiens armen, schouder
en hoofd de jongen rap als 'n kat naar boven
klauterde, 'n Greep hooger, en daar hadden z'n
stevige knuisten beet in het traliewerk. Geluk
kig nou kon-ie alles eens precies op z'n gemak
bekijken
Op de Taag lag 'n kleine schuit, zoo'n soort
drijvende n-otedop. Overal in de takelage hingen
lampen; hier en daar vlamden fakkels. Baar
dige zeevaarders waren zichtbaar, met de fiere,
trotsche houding van mannen, die iets heel
grootsoh verricht hebben. De kannonen der
„Santa Maria" slingerden brandende-werk-
toortsen door de lucht, wier vurige loop
baan door bet kalme water werd weerspiegeld.
Nu kwam er iemand op bet dek, wiens ver
schijnen de geestdrift ten top voerde, zoodat
de losbarstingen van bet' geschut nauwelijks
meer te hooren waren:
„Columbus, Columbus!"
Als 'n steen uit 'n catapult werd de geliefde
naam naar den nachtelijken hemel gestooten,
honderd, duizendmaal herhaald: „Columbus"
en „Santa Maria!" Maar ook van de andere
zijde kwam er teekening in den toestand en be
weging, want daar naderde 's konings hofstoet
voorafgegaan door flambouwen en rijzige helle
baardiers. De koning van bet land en de heer-
scher ter zee gingen elkaar tegemoet. Zijne
Majesteit steeg van zijn muildier eu Col.unbus
stapte aan wal. De ontdekker bo'. g zijn knie;
de vorst richtte hem op.
iGVE.Wö
„Zijt Gij het werkelijk, Columbus?"
„Ja, Majesteit, ik ben dezelfde, dien Gij van
Uw Hof hebt gewezen, toen hij U aanbood
gansch een nieuwe wereld onder Uw scepter
te brengen!"
„Hebt Gij dan werkelijk Indië ontdekt?"
„Zooals Ge ziet, Majesteit!"
Twee Indianen met koperrood vel bogen zich
neer voor den koning.
„Zij meenen, Majesteit, dat zij hun nieuwen
vorst eer bewijzen, maar dat is de koning van
Spanje, die mij wèl gelooven wilde. Hopelijk
wilt U hun bun domheid niet al te kwalijk
nemen?"
,,'k Had beter gedaan naar U te luisteren,
don Columbus! Maar hoe dan ook, ik verzoek
u dezen nacht mijn gast te willen zijn."
Zóó reden Colnmbus en Joanno II ieder op
een muildier, naar het paleis, omstuwd door
eea deinende menigte, zoodat het soms leek,
°f de dieren dreven op fel bewogen wateren.
-Altijd door vlamden de kanonnen der „Santa
Maria" hun vreugde uit over de havenstad en
de vuurmonden der kustbatterijen gaven ant
woord. Gedurende al deze vroolijkheid was
Fernando met 'n goedmoedig heer in ge
sprek gekomen, die het Portugeesch met een
vreemd accent sprak. Hij lei zijn liand op den
schouder van den page en vertelde hem over
den zeeweg, dien Columbus naar alle waar
schijnlijkheid had gekozen, over de geestelij
ken, die dezen altijd wel zoo hadden berekend,
over den bolvorm der aarde, over de sterren
groepen aan de lucht en de verre oceanen, die
Gods wijde wateren zijn. En zóó kreeg Fer
nando de Magellan zijn eerste les in aardrijks
kunde en de kennis der sterren van Don Mar-
tinus Behaim, oen Duitscher!
De jaren gingen rusteloos voorbij. Europa
daverde onder indruk van steeds nieuwe ont
dekkingen. Koning Joanno overleed enkele ja
ren na dien gedenkwaardigen nacht.
Hij werd opgevolgd door Don Manoël. De
groole Columbus, onderkoning nu, kwam van
een tweede ontdekkingsreis terug; Vasco da
Gama deed in moed eó koenheid weinig voor
hem onder.
Pedro Alvarez de Cabral zeilde eveneens uit
om nieuwe gebieden voor Portugal te vero
veren en voor Fernando scüeen er weinig meer
te ontdekken over te blijven. Hij werkte maar
verder aan de kaart der wereld, die hij onder
Martin Behaim was begonnen en vulde daarop
alles in, wat hij in de woelige havenstad van
matrozen, soldaten en kapiteins uit die verre
land-en aan de weet kon komen.
Wat hij eigenlijk wou, wist bij zelf niet zoo
precies, maar nog eens ooit zoo'n ontvangst
als Columbus eens bereid was, scheen hem niet
zoo erg verwerpeliik! Eén ding wist hij: den
weg Westwaarts aan, altijd maar Westwaarts,
en dtin moest hij uitkomen daar, waar hij ver
trokken was Behaim had hem veel verteld van
een zeestraat, die de beide aardhelften zou
verbinden. Maar geld om schepen te koopen en
soldaten te werven bad Fernando niet. Daar
kon hij lang op wachten! Voorspraak bij
koning Manoël evenmin. Wel, dan schoot er
niks anders over als zelf dienst te nemen, als
gewoon soldaat, onder Don d' Almeida, die
vijftien honderd soldaten naar de kust van
Malabar uitzond. Onder dezen troep viel de
thans drie-en-twiniig-jarige nauwelijks op. De
oude Francisco, die niet mee kon, had van dit
uitzeilen verdriet genoeg! Meer dan twintig
bodems telde de vloot en het ging eT vroolijk
genoeg op toe! Oók op Fernando's schip, de
„Groene Eenhoorn", kapitein Don Pereira, 'n
onversaagd zeeheld. 24 kanonnen telt het en
het eikenhout is zoo best, als het maar wezen
kon. Voor de goede vaart moeten verder
schutsheiligen maar zorgen, wier beeltenis aan
boeg en commandobrug is aangebracht. Zoodra
het begint te spoken en het water hoi wordt,
worden de devotie-lampen bij de geliefde voor
sprekers aangestoken en dan maar verder alles
aan hun gebed bij den Ileerscher over wolken,
wind en wateren overgelaten! De kleine vloot
wordt door de Mohammedanen aangevallen,
verbitterd wordt van weerskanten gestreden,
bot Kruis houdt de overhand op de Halve
Maan, maar zes schepen verliezen de Christe
nen, dooden en gewonden ook.
Fernando krijgt 'n wond aan den linker
schouder, waarvan hij gelukkig weer herstelt
door de goede zorgen van den aalmoezenier.
Nu ging het altijd voorwaarts, vaak van ge
vecht tot gevecht, onder d' Almeida, die na 'n
strijd van drie dagen zijn verloren krijgsroem
hei-won, onder den somberen d' Albuquerque,
dien Manoël had uitgezonden om d' Almeida
te vervangen. Fernando was altijd vooraan,
sleepte zijn gewonde makkers uit het vuur,
deelde met hen laatste druppels water, de
laatste bete broods. Hooger en hooger klom hij,
werd bevelhebber over de „Groene Eenhoorn",
toen de kapitein was gesneuveld, kreeg 'n ge
wichtige stem in den Vlootraad, al vond de
admiraal, dat hij zijn meening daar wel eens
met al te groote vrijpostigheid naar voren
bracht. Aan draaien en konkelen had de ronde
Magellan evenwel 'n broertje dood en hij liet
zich door de ontstemming van den opperbevel
hebber in 't geheel niet van stuk brengen!
Eindelijk, na enkele jaren van dolen en
avonturen, ging de „Groene Eenhoorn" weer
naar huis terug. Zieken en verminkten had
zij aan boord, arme drommels, die door het
wreede krijgsbedrijf voor hun leven gehavend
werden. De vreemde zon had hun gelaten ge
bruind, ziekte en allerhand ongemak hadden
zij met meer of minder weerstand verduurd in
dienst van hun koning. Nu, moede en afgestre
den, verlangden zij naar rust.
Toen kapitein Fernando de Magellan te Lissa
bon aan land stapte, was er niemand om hem
de hand te drukken.
De 2»o levendige visschen van overdag,
nemen rust zoodra het donker begint te wor
den. Zij kunnen dan uren aaneen op eenzelfde
plaats vertoeven, in 'n hoek, rotsspleet, naast
'n waterplant, op den bodem. De oogen kun
nen niet gesloten worden, maar zij bewegen
zich niet meer en staan stil.
Er zijn visschen, die tijdens hun slaap op
de zijde gaan liggen, de lipvlsch b.v., en de
maanvisch. Zeelui zien dit dier soms drijvende
op de golven in dezen toestand, hetgeen den
indruk maakt, of het ziek is. Bij héél voorzich.
tige nadering kan men den slaper zelfs grijpen
en uit het water tillen. Knipt men de vinnen
af, die spoedig genoeg, als de haren hij 'n
mensch, weer aangroeien, dan staan de slapende
visschen loodrecht naar omlaag in het water,
omdat zij nu hun evenwicht kwijt zijn, 'n
proef, die onder ons geen navolging verdient
'n Slapend mensoh is óók kenbaar, doordat
hij alleen met de borst ademt en niet meer
met buik en middelrif. Zoo'n aanwijzing heeft
men voor het al of niet slapen der visschen
nog niet ontdekt.
Raadsels:
Verborgen vloeistoffen.
Er was geen enkele pink te zien.
Zeg, weet gij, wat er in die pan is?
Wij nemen 'n koekje uit den trommel.
Wij dansen om elkander heen.
Robbie rinkelt met de glazen.
Hij was erg ten achte-r na zijn ziekte.
Ingezonden door Paula T., Rotterdam.
Zoek uit de onderstaande zinnen verborgen
dieren.
1. Zeg, Jan, wat maak Je toch 'n kabaal,
eeuwig heb je ruzie en vecht Je!"
2. Ze hadden 'n groote feestpartij; gere
geld hadden ze veel plezier.
3. „Zeg, Jacob, eer wij verder gaan, moet
ik even rusten!"
4. Mijn schoenen waren juist kapot, terwijl
Ik in de modder zakte.
5. „Kees, langjjaaiu aan» dan breekt het
touwtje nilet!"
Ingezonden door „Caesar."
'k Zal jullie eens leuke, eenvoudige mandjes
leeren maken
Lastig? Wel nee! Dat zie je al we-1 dadelijk
aan fig. I en II, onder en boven.
Doodeenvoudige teekeningen toch! Niks
geen gevaar bij!
Die gaan we overbrengen op 'n stuk karton.
G-eteekend? Uitsnijden.
Je krijgt 'n rand en 'n bodem.
Prik er gaatjes in met 'n breinaald, zooals
de teekening aantoont. In rand en bodem even
veel.
Zoek verder zooveel evenlange, afgebrande
lucifers als er gaatjes zijn. Steek ze vast in
den bodem.
Knip strookjes papier zoo breed als het vier
de deel van de lengte der lucifers. Vlecht deze
strookjes'om de houtjes en bevestig tenslotte
de lucifers in de gaatjes van den rand en:
't mandje is klaar!
Niks an, hè?
Wil je de mandjes grooter maken, neem
dan spijiltjes in plaats van lucifers. Ook al
geen heksentoer. Probeer 't maar gerust, 't valt
heusch mee.
Het eiland Chios in de Egeïsche Zee
Homerus werd er geboren - sloot zich bij
den Grlekschen opstand tegen Turkije aan. Als
straf daarvoor werd bet In 1822 door de Turken
nagenoeg geheel uitgemoord bijna 30.000 ver
moorde bewoners werden in de zee-engte tus
schen Chios en Tschesme gesmeten, waar de
vloot der Mohammedanen voor anker lag. De
dooden zonken naar de diepte, en bleven daar
.eenlge dagen. Plotseling echter, omstreeks mid
dernacht, kwam bet den Turkschen schildwach
ten voor, alsof een menigte menschen naar hun
vloot toe zwom en deze boe langer hoe meer
omsingelde. De admiraal, de Kapoedan Pascha
der oorlogsschepen, gelastte tenslotte op deze
zwemmers te schieten. Maar daardoor lieten
zfcl zich niet afschrikken zonder SeI'u
kwamen zij dl nader en nader. Het begon
te worden en le onverlaten merkten met a
zen, dat héél hun vloot door lijken was 0
geven, welke op de oppervlakte der w'a
dreven. Het akelige gebeuren versenrikte
deze ruwe barbaren, want ieder meende °n^
de dooden-processie den persoon te herken
dien hijzelf had omgebracht. Het toeval w>
dat de eerbiedwaardige bisschop van het ei a
waar ééns Sint Paulus toefde, en een sc.ult.
Zijner priesterschap vlak onder het kaj
venster van den Kapoedan Pascha opstuw
de golven deden het stoffelijk overschot
den edelen kerkvoogd soms röclit staan
in Het
«vu v-uv/iou ouuio ivuuu w«»nofl
water, als dreigend en waarschuwend,
vlootoverste greep een geweldige schrik a
Hij gelastte aanstonds de ankers te lichten
dé schepen stoven heen, om aan de droe
geesten-processie te ontkomen. Maar juist h
bewegingen voerden er tallooze in het kie'
mede en zij kwamen des te sneller naar®a
de vloot sneller voer. Eerst na langen tijd w'
men van de zwijgende aanklagers af. Maar
wraak zette, onzichtbaar, de vliedende boot
na. Weinige dagen later gelukte bet den Gr
ken twee branders vast te laten grijpen
het admiraalsschip. Het vloog met twinth»
andere vaartuigen In de lucht en 'n omvallen
mast sloeg wrekend en verpletterend neer 0
het hoofd van den aanvoerder, die zich in e®
sioep had willen redden.
Bedelaar: „Meneer, hebt U nog lorren ®B
beenen vandaag
Meneer: „Alleen die 'k in en aan
heb!"
mi)
M a r 1 e t J e ziet 'n eenzame locomotief o?
de rails rijden:
„Kijk 'ns, tante, die locomotief heeft vaca
tie!"
Mevrouw, tot den tuinjongen: „Waarom r®4'
je me, Jan
„Jan: O, mevrouw, de nieuwe maaimachin
ligt daarginder in den vijver".
Mevrouw: „Maar, ezel van 'n jongen,
heb je d'r dan mee uitgevoerd
Jan: „Ik niks, mevrouw, maar de tninmau'
Die zat erin! En hij zit er nóg in!"
waf
die
Kaalhoofdig heer tent kellner:
„Ober, d'r drijft 'n baar in de soep en
is vast niet van mij 1"
Ober: Hebt U Uw haren wel goed get«1(J'
meneer, voor U binnen kwam?"
i.
fes
Wij geven een serie va® vijf plaatjes, vooi*
stellend beroemde landgenootenelke wecK
één. Zoodra plaatje V verschenen is, verwach
ten we de oplossing per kaart of brief aan on®
adres gedurende de week, die dan volgt.
Onder de goede oplossers worden ditmaa1
verloot: één hoofdprijs; 'n eerste en tweed®
prijs.
De plaatjes kunnen gezamenlijk worden oV"
gezonden.
Ie rijtje van links naar rechts: 7 3
2e rijtje idem: 3 V 7
Onderste rijtje: 5 7 3.
Zoek 'n naam voor deze puzzle en maak et
een passend hokje om.
Oplossing de andere week.
'Ctens
'A'e-klrc,