K
t
m
l
1
i
E
m
te
5:,iea
JF]
"Hei
Ster
«te
m
SE"
5$
CLEMENCEAU EN DE
BEELDHOUWERS
EEN KRANT VOOR DE
PAPOEA'S
GAS
SCOTLAND-YARD
DE MAN MET DE
BOEVENTRONIE
b^6lT
C\6 wc
w
V? üi&NSDAG JSEURT £öSt
mmmmm
in6613
C"Wel
l 7' d0
JÊÊ0
l'k'.
m
OiYrP]
I
ülifcst
een di
Eott
ÏJdsnt
J\diea
>n, te
b,.I6cbarg
e7r ail£v
Sri-
vrf nd<
Sok in
«n
>[l0r een
rechte
°ri>aar
W*V6r'
B
Een
\-L speri
r,7er' ®i
t>u7öcai
(laf enk«
lt„ ^ri
Nenh
vising
>«1
tnOn<
Mgr. Schaepman zei de eens bij een huldiging
van dr. Jan ten Brink op een der Nederland-
sche letterkundige congressen: „Ons volk is
geen volk voor standbeelden" en hij voegde er
oolijk aan toe. „Misschien omdat vre zoovele
levende standbeelden tellen".
In Frankrijk is dat anders. Daar is een ware
inflatie van standbeelden, zoodat men veel meer
moeite heeft de plaats voor een standbeeld aau
te wijzen, dan er 't geld voor bijeen te brengen.
Parijs is wel het brandpunt van die rage.
ï>aar is geen pleintje of geen hoekje meer o£
er staat zoo iets en de parken en plantsoenen
hebben bijna evenveel standbeelden als tuin
meubelen, de bekende ijzeren veerende stoeltjes
waarmee men hier zoo royaal is, natuurlijk
uitgesloten.
Natuurlijk heeft een groote historische ge
beurtenis als de oorlog is geweest, het aantal
rechthebbenden enorm uitgebreid. Zelfs heeft
men het zeldzame feit gezien dat sommige
figuren hun eigen standbeeld mochten onthul
Jen, zooals maarschalk Foch deed met zijn
prachtig ruiterstandbeeld te Cassel, maarschalk
Joffre met zijn standbeeld te Chantilly op de
pkats waar zijn hoofdkwartier was gevestigd
en t is zelfs overkomen aan Clemenceau.
Dat laatste is eigenlijk verwonderlijk, want
Clemenceau hield niet van openbare huldigin
gen, wat hij bij zijn beschikkingen voor zijn
begrafenis wel beeft betoond. Zelfs zou het on
begrijpelijk zijn dat hij van zich een standbeeld
zou hebben laten maken, als men niet wist dat
hij ook een zwakke zijde had. Niet die van te
bezwijken voor de eer van een standbeeld, maar
die van. niet te kunnen weigeren als iemand
hem werkelijk in alle onschuld vroeg hem een
plezier te doen.
Zoo is hij dan op 'n goeden dag bezweken voor
Rod-in. Clemenceau had een zwak voor kunste
naars. Heel zijn leven hijna was hij de boezem
vriend van Claude Monet. Zijn huis droeg de
sporen van de vriendenrelaties met tal van
groote kunstenaars. Toen dan ook op een goe
den dag „Meester Rodin" werd aangekondigd
ontving hij hem heel hartelijk.
Clemenceau wist dat Rodin een genie was en
met genieën kun je allerlei onverwachte avon
turen hebben. Toen Rodin tegenover Clemen
ceau bleef staan en de uitnoodiging een stoel te
nemen beantwoorde met „breng me een trapje'
dacht Clemenceau bij zich zelf: „spreek 'm
maar niet tegen, want zoo'n genio
De vermaarde kamerdienaar Albert bracht
een trapje en Rodin klom er op en ging zitten
gtaaroogen naar Clemenceau's schedel.
Dat duurde zoo 'n poosje en Clemenceau, al
tijd bevreesd voor eeu uitbarsting van Rodin's
genialen kant, durfde geen vin te verroeren.
De „impasse" werd opgeheven doordat Rodin
plotseling uitriep: „Nu weet ik 'hoe je kop er
.uit ziet, van binnen en van buiten",
„Gefeliciteerd, dan weet je meer dan ik zelf"
Bel Clemenceau, die Rodin niet alleen het
trapje, maar ook de kamer zag verlaten en
zich afvroeg wat Rodiin eigenlijk van hem wou
hebben.
Eenige dagen later, toen Clemenceau niet
meer aan Rodin's bezoek dacht, werd de mees
ter weer aangekondigd. Clemenceau keek aller
gekst op toen Rodin een zware massa brons op
zijn bureau deed plaatsen. Hij begreep er niets
van want bij dacht dat Rodin zijn kop hoog
stens in kiel zou boetseeren.
„Wat Is dat?" vroeg hij aan Rodiin.
„Nou, hoe vind-je 'm,"
Clemenceau
begreep dat het „zijn" buste
moest zijn en trad op Rodin toe met de r.oodige
„Oh, mon chèr maitre." „Quel art" „C'est du
génie" en andere phrases die hem tot niets
engageerden. Die kop is zeer bekend, en die tot
brons geoiummiifieerde tijgerskop bevestigde
nog bij het publiek den eeretltel van den ver-
scbrikkelijken polemist.
Clemenceau borg de „Rodin" op in een kast,
waar zich al eenige andere bustes bevonden,
o.a. die van René Godard wien de „prix de Ro
me" voor beeldhouwkunst was geworden- Die
„prix de Rome's" loopen altijd de groote figuren
van den dag af om 'n „kop" te hebben voor den
Salon. De eenige buste die hem beviel, was die
van Sicard, want hij liet den beeldhouwer weer
bij zich komen en bestelde hem de bekende Mi
nerva die bij zijn graf staat te St, Vincent-
sur-Jard in den Vendée.
De meeste keeren weigerde Clemenceau en
poseerde alleen wanneer de beeldhouwer hem
beviel en hij de buste kon bestellen. Maar op
een goeden dag had hij toch op aandringen van
vrienden toegegeven om voor Troubetskoi te
poseeren. Dat hij gezwicht was, kwam veel om
dat hij den Rus zoo schuchter had gevonden,
dat hij met hem tie doen had en hem niet door
een weigering wilde verdrieten.
Clemenceau moest echter naar een van de
meest afgelegen wijken van de „boulevards
extrérieura" en knorde. Maar hij poseerde
toch. Een tijdje daarna kwam Troubetskoi hem
bezoeken en gaf bem de buste in brons gegoten
cadeau. Clemenceau vond de buste zeer mooi
en waar Troubetskoi ze hem ten geschenke gaf,
accepteerde hij ze. Maar hij wilde den kunste
naar honoreeren.
Toen deze maar bleef weigeren en aan Cle
menceau niets meer overbleef dan hem uit
geleide te doen, ontdekte hij plotseling waarom
Troubetskoi zoo scheutig was geweest. Bij de
deur verzamelde de beeldbouwer namelijk al
zijn moed en riep plotseling uit:
„Mijnheer de president, U is oppermachtig.
Ik emeek U, geef mij het Legioen van Eer."
Clemenceau proestte 't uit: ,,'t Legioen van
Eer? Maar mijnheer, dat verkoop ik niet in
mffa bazaar."
En toen hij het avontuur aan zijn vrienden
vertelde, verzuchtte Clemenceau: „Ah, ik heb
Veel geluk gehad met mijn beeldhouwers".
B. K.
„Dit blad is voor het volk van Papoea", zoo
luidt de inleiding van het eerste nummer van
de „Papuan Villager" dat in Februari 1929 uit
kwam. En dan gaat de uitgever in korte, voor
een ieder begrijpelijke zinnen zijn bedoeling na
der toelichten: „Het is niet voor den blanken
man. Deze beeft zijn eigen blad. Het is voor de
bruine menschen en het zal U vertellen over
dingen waarin ge belang stelt. Iedere maand
zullen we trachten dit blad te vullen met bij-
zonderbeden over Papua. Daar moet ge over
nadenken .en er trotsch op zijn. De Regeering
is niet van plan al Uw oude gebruiken uit te
roeien. Ge hebt van Uw voorvaderen veel goede
gebruiken geleerd. Die moet ge vasthouden.
Misschien zal de „Papnad Villager" U helpen
ze te -behouden en er trotsch op te zijn. Het
blad is geschreven in het Engelsch omdat de
Regeering U de taal van den witten man wil
leeren. In Papoea zijn meer dan honderd ta
len. De witte man kan die niet alle leeren. Het
is beter voor de Papoea's om de taal van den
witten man te leeren. Dan zal hij U verstaan
en gij zult hem verstaan en dat is goed; want
'bij kan U veel leeren, dat nieuw is.
Werp deze kranten niet weg. Ze zijn gedrukt
op sterk papier, dat lang zal duren (Het is niet
erg goed voor ciga.re.tten). Ge kunt ze nu samen
binden als een .boek".
De redacteur is Mr. F. E. Wiliams, anthropo-
loog der Regeering. die met de uitgave het dub
bele doel beoogt, den Papoea meer te doen we
ten van zijn eigen eiland en zijn eigen cultuur
en tevens den inboorling duidelijk te maken
waarvoor de beschaving, het onderwijs, de be
lasting en het regeeringsstelsel dienen. Ook
tracht hij den landbouw eu bet dorpsleven zoo
veel mogelijk te bevorderen
Dit alles wordt uitgelegd in eenvoudige, on
derhoudende taal. In de verschenen nummers
komen vóór legenden en oude verhalen uit
Nieuw Guinea, die voor bet nageslaoht op deze
wjjze bewaard blijven. Verder heeft de redac
teur verschillende correspondenten, die bem
berichten zenden over stormen en overstroo
mingen, voorvallen uit de verschillende dorpen,
ongelukken en misdaden. Ook de sport wordt
door de bruine journalisten niet verwaarloosd
en men kan er veel in vinden over voetbal en
cricket, dat de Papoea's van de missionaris,
sen hebben geleerd.
Soms krijgt de blanke redacteur van zijn
bruine medewerkers nog wel eens een lesje in
bet Engelsah 1
DE SCHILDWACHT voor den Tower to Londen, tijdens een sneeuwstorm.
Zoo had Tauuao Agara van de Poreporina
school een prijs gewonnen van vijf shilling voor
een verhaal, waarin o.a. voorkwam het woord
swealing" (afbranden) van een dier dat hij
gedood had. De redacteur dacht dat zijn cor
respondent een fout gemaakt had en er
„-awiUtng" (wassdhen) mee bedoelde. Hij veran
derde de copy, maar ontving later een hevig
protest van den verontwaardigden auteur, die
hem vertelde, dat hij het woord „sweal" in een
woordenboek bad gevonden en dat het betee-
kende „schroeien, afbranden van het haar van
een dier" en dat had hij er ook mee bedoeld.
De redacteur moest beschaamd erkennen, dat
hij zijn eigen taal nog niet onder de knie had
De abonnés schijnen er verzot op te zijn, bun
abonnement te mogen betalen, want de uitgever
verzoekt tenminste geen betalingen te doen,
voordat dit in het blad is aangekondigd. Het
abonnement kost twee shilling per jaar, maar
or waren reeds lezers die het bedrag twee of
driemaal hadden gestuurd.
Da „World's Press News", waaraan we bet
bovenstaande ontleenden, vertelt verder nog,
dat do correspondenten een soort uniform dra
gen: een rami, leudedoek, met zwart en blauw
galon eu in de boek de woorden „Papuan Vil
lager" in roode letters De bruine journalis
ten dragen hun perskaart dus steeds zichtbaar
en zijn er minstens even trotsch op als hun
witte broeders
Mr. Williams kan zijn blad in den waren zin
De befaamde Geoffry Gill, nietwaar, is al
eenige jaren dood. En werkelijk: daarmee is
ook de roem van Scotland-Yard ten grave
gedaald.
Of onze veelgelezen Ivans daar nu do persoon
lijke schuld van draagt? Misschien is ook
Chesterton er wel debet aan, die immers van
Pater Brown een detective maakte, geenszins
van het geijkte Scotland-Yard-soort, eu die
in „do man, die Donderdag was", eigenlijk
toch zes „stomme politieagenten" van Scotland-
Yard er leelijk in laat loopenHoe liet zij,
bet beroemde centrum van onfeilbare detectives
komt er in de literatuur dus tegenwoordig
nog al onttakeld af en in de werkelijkheid
des levens gaat de room ook danig tanen
Wat de Sing-Sing onder de gevangenissen
der wereld is geweest, dat is Scotland-Yard
steeds onder de politiebureaux der gansclie
aarde. Een detective, die het etiket van dat
bureau op zijn opleiding of ervaring geplakt
bad, was altijd iets aparts, een fenomeen van
scherpzinnigheid; bij gold als een Sherlock
Holmes op zich, en wanneer hij het (on)geluk
had voor een avond in handen te vallen van
een aan fantasie rijk story-teller, dan kon hij
den auteur rijk maken. De meest geduchte
bandiet, de listigste samenzweerder, de meest
perfecte gentleman-boef, bij, die de meest ge
compliceerde complotten wist te smeden, zij
allen begonnen te sidderen als zij een detective
van Scotland-Yard op hun spoor wisten. Nog
voor kort m'oelit Scotland-Yard er zich op
beroepen, 95 pet. van alle Eugelsche misdrijven
op te sporen, eu deel te nemen aan de succes
volle speurtochten, die internationale ban
dietenstreken noodig maakten, voor 50 pet.
De organisatie van Scotland-Yard was zonder
weerga. Vier chefs zwaaiden den scepter over
900 voortreffelijk gescljpolde detectives.
Mister Brows, commissaris van de gift
brigade, was specialist in giftmoorden; mister
Nicbolis, een celebriteit in bedrog op groote
en oplichtingen op internationale schaal;
mister Gornish,, vakman in den roofmoord en
als een pionier beschouwen, dat er veel toe bij- mister Collins, wetenschappelijk specialist in
draagt, inboorling en vreemdeling elkander be
ter te leeren begrijpen.
In den tijd van het vliegwezen.
Gelezen in de Nieuwe Twentsche Courant'
„Komen aanvliegen: een rijwielbelastin,
merk, een nijptang en een postduif gemerkt
158871".
DE BEKENDE DÜITSCHE AZIE,ON DER-
ZOEK ER, DR. FILCBNER, bij zijn aankomst
in Kaschmir, na zijn angen tocht door Tibet,
haveloos en get feecb^uxde kleedoren
de moderne criminologie, hoofdleeraar op de
politieschool nan Scotland-Yard, vier mannen,
die bij bet booren of lezen alleen al, Iemands
oogen toedrukken en op het kleine achter
scherm van het ooglid de sensationeelste
avonturen toovert.
En boven deze vier stond en staat nog de
wereldberoemde John Ashley, die zonder uit
zondering de gewiekste bedriegers op financieel
gebied in de val kon laten loopen, met voor
behoud natuurlijk voor degenen, die uit hoofde
van een liooge functie vrij-uit plegen te gaan
Tezamen met den leider der buitenlandsche
afdeeling: Central Branch, mister Percy
Savage, vormden 'deze heeren den „Hooge Raad
van Zes", die dagelijks tweemaal confereerde
om de gewichtigste affaires te behandelen.
Vooral de juist genoemde Central Branch
had het gewoonlijk druk; deze afdeeling kreeg
de voornaamste zaakjes op te knappen waartoe
dan ook de honderd knapste koppen aan mister
Savage waren toegewezen, om het voortdurend
contact met alle politieposten van binnen- en
buitenland te verzorgen, om het beroemde
„vliegende corps" te controleeren, de leiding
uit te oefenen over de fotografische en
dactyloscopiscke laboratoria en archieven en
om de drie politioneele Scotland-Yard-tijd-
echriften uit to geven, die in eigen huis ge
drukt worden.
Ondanks al dat voortreffelijke etc., etc., etc.,
lieeft men in de laatste jaren toch moeten
vaststellen, dat het achteruit ging met de
resultaten en de prestaties van Scotland-Yard.
Zoo zijn er uit het jaar 3 929 negen moorden,
alle sensationeele misdrijven, onopgehelderd
en ook in 1930 liepen de onderzoekingen zes
keer op niets uit.
Scotland-Yard heeft daarmee direct veel van
zijn prestige ingeboet. Het publiek schijnt er
onmiddellijk op gereageerd te hebben; het ver
wijt Scotland-Yard, dat het veel te weten
schappelijk werkt, en dat het gezonde detective
verstand, dat de ambtenaren van Scotland-
Yard vroeger zoo onderscheidde, daardoor op
den achtergrond is geschoven; men werpt de
beroemde centrale voor de voeten, dat zij
tegenwoordig een moord schitterend reeon-
strueeren kan, en in uiterste finesses weet, hoe
een moord begaan is, maar zij één ding niet
meer weet...,, de methode om den snoodaard
achter slot en grendel te zetten. De pers toont
zich natuurlijk ook bekommerd en vreest een
redactioneele malaise; en wanneer èn de
publieke opinie èn de pers zich met een zaak
bezig houden, dan kan het parlement noode
achter blijven; dies heeft het beraadslaagd en
besloten een algebeele reorganisatie te ge
lasten.
Dat Scotland-lard falen kon, boe dat zoover
is kunnen komen?
Gij raadt de eenige oplossing; Scotland-Yard
is verraden of daaromtrent. Een sluwe bende
vuige boeven, sluwer dan welk listig bandiet
ook, beeft Scotland-Yard tot in details nage
aapt; zelfs de naam, zelfs de namen der onder-
afdeelingen Is met de organisatie overgenomen;
en bierdoor is de centrale lamgeslagen. Vooral
de werkzaamheden van de „Central Branch
moet uitmuntend ,zijn geïmiteerd. Scotland-
Yard wordt op die manier met eigen wapenen
verslagen. Men neemt aan, dat er eén spion
beeft gezeten onder de koogere ambtenaren.
"Wie dat is geweest
Misschien zijn er een dozijn van de boeiendste
auteurs er over bezig. Maar wanneer ik het
eerst dit manuscript mocht voltooid hebben,
dan beloof ik u allen liet de Nederlandsche
Spoorwegen aan te bieden als aanhangsel bij
het nieuwe spoorboekje.
Hollywood in vogelvlucht.
Mi-llioenen men-schen zullen waarschijnlijk
verbaasd zijn te hooren, dat „Hollywood", zoo-
als zij zich dat voorstellen, Iets lieel anders is
clan wat bijv. de Amerikaansche post-autori-
telten onder „Hollywood" verstaan, n.l. een
bistel-district in de stad Los Angeles.
Het „Hollywood" der film-enthousiasten be
staat in hun Verbeelding uit een kleine ge
meente, waar de sterren, acteurs en figuranten
van ,,'s werelds derde Industrie" leven, werken
en genieten.
Wanneer deze definitie gold voor het ge
heels district, dat bewoond wordt door film
acteurs of waar zich filmstudio's bevinden,
dan zou Hollywood wat afmetingen betreft,
ongeveer de grootste stad der wereld zijn.
De studio's van Warner Bros, Christies, en
Fox bevinden zich werkelijk in Hollywood,
maar Paramount is negen kilometea* verder in
Los Angeles, terwijl de Metro Goldwyn Mayer
haar studio's negentien kilometer in de tegen
overgestelde richting heeft liggen, n.l. te Cul
ver City, zes kilometer van de kust verwijderd.
Universal City vormt een afzonderlijke plaats
buiten Hollywood, terwijl Mack Sennett zelfs
nog verder naar het Noorden zijn studio's
heeft opgericht.
De woonplaatsen der sterren zijn evenzeer
verspreid. Het verst woont waarschijnlijk wel
William Hart, de uit de eerste wild-westfilms
bekende held. die op een heuveltop te New-
hall, 65 kilometer buiten Hollywood, zijn „bun
galow" heeft. Greta Garbo en Marion Davies
wonen aan de kust van den Stillen Oceaan,
Dorothy Jordan en Charles Bickford eveneens,
doch in een tegengestelde richting van de stad.
Cecil De Mille heeft zijn zetel cp een heuvel
lets "ten Oosten van Hollywood, in de rich
ting van Los Angeles.
Ramon Novarro woont in het geheel niet
te Hollywood, doch in het hartje van Los An
geles. Dale Fuller, de komiek van Mack Sen
nett, heeft een sinaasappelen-plantage te Glen-
dora, ongeveer even ver van Hollywood ver
wijderd als Bill Hart's woning, doch in tegen
gestelde richting. Wauneer een postbode alle
studio's en filmsterren achtereenvolgens moest
bezoeken, zou hij 450 kilometer moeten loopen.
Dat noemt men nu de filmkolonie Holly,
wood"!
Het passeert zakenlui wed eens dat ze te
ve31 hooi op hun vork nemen te veel bouwen
of te veel goederen inslaan. En dan beginnen
op een kwaden dag in eens de crediteuren te
blaffen en dan moet de zakenman hals over kop
zijn te veel aan fabrieksruimte, of opslagplaats,
of goederen ten verkoop bieden om met het liem
aldus toestroom en-de beetje contanten zijn
schuldeisch-ers van zich af te 'houden. Zooals
het zulk een koopman gaat, gaat het momenteel
ook de stad Berlijn. Berlijn heeft in den loop
der laatste jaren te veel hooi op zijn vork ge
nomen en is nu vast geloopen. Om weer vlot
te komen deukt de stad er over haar gasfa
brieken van zich af te stoote-n en, naar ver
luidt. zijn er ook ad menschen of corporaties
bereid gevonden die gasfabrieken op te koo-
pen.
Dit mag wel eemigszins verwondering baren
want de toekomst van het gas ln het algemeen
en de locale gasfabriek in het bijzonder, is
nogal pioblematiek. De gasfabrieken immers
worden meer en meer door het distantiegas
bedreigd en wat het gas zelf betreft heeft dit
geduchte concurrenten in zulke dingen als
oleetriclteit benzine, enz. Men kan eiken dag
ingenieurs hooren, die stokstijf volhouden, dat
het gas zijn belagers in de eerst volgende
paar jaar zegenrijk onder den voet zal loopen
maar ,men hoort ook even vaak het tegenge
stelde.
Gas heeft maar één duister punt aan zich en
dat is zijn geschiedenis. Zijn komaf is een
beetje erg in nevelen gehuld maar als goed
vaderlander spreekt men zich natuurlijk voor
Maastricht uit als voor de ware bakermat van
het ware gas. Maar vóór dat standbeeld ter
eere van den patroon der vluchtige materie
aldaar opgericht werd had het gas al een
heele geschiedenis achter den rug. In 17S0
dus voor 150 jaar merkte Felice F cm tana al
op, dat waterdamp met gloeiend kolenstof ver
bonden in een -brandbaar gas omslaat. De tijd
was echter nog niet rijp voor het ongellmiiteer
de plaatsen van allerlei verrassende ontdekkin
gen en een man als Napoleon had slechts een
paar woorden van spot o-ve-r voor de gedachte
steenkool in gas en cokes te splitsen en het
eerste als licht en warmtebron te gebruiken.
Scott en Byron dachten even verlicht over deze
aangelegenheid eu een Duitsche krant speelde
het nog in 1816 klaar het gas om de zes vol
gende redenen in den ban te d-oen. Eerstens om
godgeleerde redenen want God scheidde het
licht van de duisternis Ten tweede om juridi
sche redenen want niemand kon gedwongen
worden geld uit te geven voor een gas waarnaar
hij eenmaal niet verlangde. Ten derde om hy
giënische redenen want de uitstralingen van het
gas waren schadelijk en bovendien zoud-cn de
menschen 's avonds later naa.r huis komen cn
daarbij verkouden worden. Ten vierde om mo
reels red-enen want de vrees voor de duisternis
zou slinken eu het aantal misdaden daardoor
toenemen. Ten vijfde om politie reden-en: bet
licht zou de paarden schuw en de dieven bru
taal maken. Ten slotte om de staathuishoud
kundige reden, dat veel geld naar het buiten
land weg zou vloeien.
(Een bekentenis).
Ik ben een dief, ja een gauwdief, zei
oude bitter. Maar ik heb maar één enkelen ief
in mijn leven gestolen en dat was de vreemd®'9
diefstal die er oodt gepleegd is want bet
om een portefeuille met geld.
-Da's anders zoo -buitengewoon niet, mei*'
te ik droogjes op.
Laat mij uitspreken mijnheer, ging
Uil
Ingemaakte regenstormen.
Sinds bet begin van de klankfilms, zijn de
technici bezig geweest om het gekletter van
regen natuurgetrouw op te nemen en weer
te geven, allerlei manieren toepassend om het
gewenschte effect te behalen.
Nu het in Californië ook winter is, al uit
zich dit hoofdzakelijk in bet vallen van meer
regen dan in den zomer, lieeft men allerlei
soorten van daken gebouwd, van zink, mastiek,
hout, glas .enz. enz., waaronder men micro
foons heeft opgesteld, teneinde gereed te zijn,
als een storm of regenbui losbreekt.
Wanneer er dan later regen-effecten noodig
zijn, behoeft men niet verlegen te zijn: in den
catalogus staan de nummers der platen, waar-
da fewea&cht* ggggg regea Jg yagtgelegd^.
Maar ondanks -dezen tegenstand werd er in
1824 in Londen toch de eerste steenkolen gas
fabriek opgericht. Eigenlijk had deze al een
voorloop-er gehad en wel in een zekeren Pickel
in Würzburg, die zijn bezittingen met eigen
gekweekt gas verlichtte. Maar dit gas distil
leerde hij uit -beenderen en een boogen graad
van bloei bereikte liet nimmer. Inmiddels gin
gen de zaken in Londen zoo goed, dat de Eugel
sche maatschappij -twee jaar later naar bet
continent overstak en wel o-m eene gasfabriek
in Berlijn op te richten. In hetzelfde jaar ging
Dresden nog -tot stratenverlichfing met gas
over en in 1838 Leipzig. Maar intusschen, en
wel in het jaar 1830, had de Engelschman Do
novan in Londen patent aangevraagd en ver
kregen het laatste onder nummer 6003/1830
om eene watergasfabri-e-k op te richten en
ook biermede maakte Berlijn in 1844 kennis. In
1846 verlichtte Gillar-d Narhonne met dit gas
maar het kwijnde weg tot het in Amerika te
recht kwaim. Vandaar werd het in 1S90 weer
naar Engeland teruggebracht en in 1900 van
Engelland opnieuw naar Berlijn.
En nu, nu staan we weer voor een kritiek
punt in de geschiedenis van het gas, maar dat
is geen reden om te desespereeren want wissel
valligheid behoort nu eenmaal tot de kenmer
kende eigenschappen van de gasdristorie. In
1306 -b,v. verbood koning Eduard I van Enge
land op straffe des doods steenkool in Lon
den te verbrand-en. Ons wil het voorkomen, dat
die vorst daarbij een standpunt innam, dat de
finitief overwonnen is. Maar dat is slechts
schijn want nog maar luttel maanden ge-le
den vond de admiraal Dumas, voorzitter van
de koninklijke Engelscke ateenko-lenonderzoe-
kinigsoomimiissie, dat aan e-lke lantaarnpaal met
een gaslamp er op en ambtenaar opgehangen
behoorde te worden. Want met het gas ver
brandt -benizol en de admiraal oordeelt dat
een kapitale misdaad.
Hieruit blijkt, dat deze zeeman bet goed met
de zuinigheid meent en bet is voor hem dus
gelukkig, dat er -door de steenkool- en gascon-
sumenten bereids groote afstanden op het pad
der besparing afgelegd zijn. De vroegere ovens
met bun open schoorsteenen, waar de met
vlammen doormengde rook zoo lustig uit kon
slaan, verslond de brandstol' als kostte deze
heelemaal geen geld. Later heeft men geleerd,
dat een ton steenkool behalve cokes cn gas ook
nog andere waardevolle dingen levert, zooals
zwavelzure ammoniak en teer. De ammoniak
wordt als kunstmest gebruikt en de teer is het
uitgangspunt voor ontelbare scheikundige com
binaties zooals om een voorbeeld te r-omer vtu
bij de 200.000 artsenijmiddelen. Eerlang zal di-ta
schien het oogenb-lik oo-k k-omen, waarop bet.
standbeeld van admiraal Dumas algjmoew
huldiging vindt, het standpunt, dat het ver
branden van lichtgas eene verkwisting is. En
da.n Is het. .voorgoed uit met het wapperende
sas/lamme tja,
voort. Toen ik die portefeuille gegapt had, 'tv9'
ik geen cent rijker dan te voren. Wat de be*t<r
Jene aangaat; die was geen cent armer.
Dat klinkt toch wel wat erg zonderling'
antwoordde ik.
Zonder af te wachten wat ik verder zou I
ben in te brengen schoof de oude dichter™1
want achter in het kleine cafétje begon er
een luidruchtig- dispuut en zei:
Maar u belooft me dat u er over zult z*i)'
gen."
Dat beloof ik, was mijn wederwoord 011
hij stak van wal.
Het was in een derde Mas coupé van den
trein van Smyrna naar El-Kassar, een trajef*
dat door een woeste natuur voert en waar
geen drie uur een halte of station is. Ik dack'
dat 11c in een leegen coupé was gaan zittenen1®®'
toen we goed eu wel reden, merkte ik dat ®fi
in den hoek nog iemand zat Het scheen
vagebond van den eersten rang te zijn en
het rosse licht van de olielamp zag ik daJt hb
sliep.
Ik schrok toen ik bedacht dat ik drie uur J®et
dat iudividu opgesloten zou zijn, want zijn di6"
ventronie met een baard van een week en eeO
lange snee over zijn rechterwang waren nu ni®'
direct geschikt om iemand vertrouwen in
boezemen. Het werd hoe langer hoe angstig®1^
om me heen en toen de bandiet het is ®e°
landstreek waar nog meer boeven bij elkaar zij"
dan in elke andere streek van den aardbol
eensklaps wakker werd en opsprong, poeteerd®
ik mij bij de noodrem, klaar om bij de £e'
ringsite verdachte beweging er met mijn he®'®
lichaam aan te gaan hangen.
De ander hield zich stil en keek mij met zulk®
smeekende oogen aan, dat ik een oogenblik aar
zelde. „Mijnheer, zei hij eindelijk, u schrikt va"
me, omdat u denkt dat ik een dief ben. Ma"r
stel u gerust. Iedereen denkt dat ,maar men f
abuis." Hij ging naast me zitten en ging door'-
„Ik ben geen dief. Jammer genoeg". Ik vas
als verstomd.
Ja zei hij, jammer genoeg. Want ik zou he1
graag willen zijn. Waarom niet. Mijn aanlcg.,;-i
mijn opvoeding, de omgeving waaruit ik korf"
alles stempelt me tot een dief. Het is mijn roe
ping, het is mijn hartstocht. Maar helaas, 6é«
ding staat me in den weg,"
„Wat ka.n dat zijn vroeg ik, niemand houdt
u toch vast. Kunt u misschien niet stelen?''
,IIet is juist het eenige dat ik kan. zei de
vreemde, en heel aardig ook. Maar ik kan u'et
stelen. Kijkt u me eens goed aan. Ziet u niet'
aan me?"
ik had graag willen zegen: Je hebt een k®P
als een geboren paardendief, waarvan ik geeU
woord, gelogen zou hebben, maar om onaange
naamheden te vermijden hield ik me in, en zei
heel vleiend, <lat ik niets bijzonders aan hei"1
bemerkte. Toen viel hij uit: „Maar mijn best®
mijnheertje, ziet u dan niet dat ik je reinst®
boeventronie heb, die u zich maar kunt den
ken? Wie ter wereld? Zoo gauw ik in de buur'
ben knoopen de heeren hun jassen stevig®1"
dicht en bergen de dames hun juweelen op. P®
winkeliers sluiten extra goed en de agenten di®
ik tegenkom, nemen mij bij voorbaat alvast
goed op. En wordt er werkelenk ergens i®ts
gestolen dan pakken ze mij maar vast op, want
iemand met zoo een scbavuitensuult zal et
wel meer van weten. Daarom kan Ik er niet aa"
denken te gaan stelen."
De oude snoot zijn neus en ging voort.
moet ik u eerst wat opbiechten zei hij. Toe®
die schurk zoo vertelde, kwam er bij mij in die®
donkeren coupé een smerig idee op. Ik dacbti
als ik diien ouden landlouper eens bestal. Ik ge°
toe dat het een smerig plannetje was, maaL
waarom er om te jokken? Ik bezweek voor d®
verleiding en even later bad ik zijn portefenü1®
die waarachtig nogal goedgevuld was, in mÜn
zak. Toen hield de trein stil en voor ik i®ts
kon zeggen was mijn vreemde relsgezel-miet-d®"
boeventronie uitgestapt en met een „goeden
avond" in de duisternis verdwenen. Ik wacbtt®
tot de trein verder ging. Ik bleef alleen in bet
oomparUment zitten en stilletjes haalde ik d®
portefeuille te voorschijn om mijn buit kali®
na te tellen. Wie schetst echter mijn verbazing
toen ik zag, dat het mijn eigen portefeuiU®
was, met mijn geld! Terwijl hij mij zijn geschie
denis ver-telde, had de man met de boeventroni®
ze me afhandig gemaakt en slechts door ®e0
gelukkig toeval had ik mij zelf weeT in het
bezit van mijn eigendom gesteld. Zoo kon
u dus daareven zeggen, dat ik maar ééns 10
mijn leven gestolen beb en dat de bestolen®
er niet armer door was geworden, terwijl ik
geen cent rijker door werd!
Giste:
Van
Van
Platei
terei
den b
de
ontpi
.-"Stent-t
!r Euro
i
biet i
v-iM6t
t/^gens
bijtere
t ei
tn °°k
eDschea
Is K. b
k, nderi
Sege
het
/«an. jr
va„ar biet
RiCh 11
61 o.
>ht6
^tenis
rapper
aa„ n a-s
cals g
tpü. Bsyci
taaachte
7andeid
v c gebeu
>achte
C1 sterk
verd
i, 'dpjr leit
in
Ver!
biet d
3 eiscl
(fat H
voo
^egen t
wfcrilieti
>*ille
3aataa
^oel
23-j,
\,3> di
>huiz
Konli
Titoen
°stzeedi
Ik dronk mijn glas leeg, betaalde en liet d®
oude in het cafétje alleen. Toen keek ik «®n®
nonchalant achter me stak een sigaret op,
groet
te en ging heen. Waarom ik zoo overhaast d®
vlucht nam? Laat eens kijken. Terwijl die oud®
wauwelaar me zijn verhaal deed van zijn trein
reis in Klein-Aziü en van zijn vreemde roisg®'
noot-met-de-boevenlronie, terwijl hij af en
meewarig zijn rooden neus snoot, had ik
kum mijn hand in zijn zak laten glijden en
zijn portefeuille uit gehaald. Voor mijn eig®n
geld had ik niet noodig bang te zijn, om d®
eenvoudige reden, dat ik niet meer dan een P""
kwartjes bezat. Ik liep vlug den hoek van
straat om, nog een hoek en weer een, en dr°°'
mend van een lekker warm maal en een id®
sigaar stak ik kwasi achteloos mijn liand
mijn zijzak om op mijn gemak de buit eens n-
te tellen. Helaas, helaas, beste vrienden, die za
was leeg. Die ouwe schooier liad, denkende, d®
hij de mijne te pakken had, toen tk mijn brie/P
dronk, zijn eigen portefeuille weer in zlJr
Mik gestolen en was staande de receptie v®®
dun tweeden keer in zijn leven, zooals hij
zo* zeggen, een dief in zijn eigen zak gewee»»
Voor den tweeden keer weet ik ved
misaatUoa al voor 4Sö twaalldaftl.
18)
701 wa
O®
ll die
H^vinkei
J heef,
1 <iurf t
hei
Kin
riet
ÏJ'3 bel
Vj Was
hi, dan
V'J Wch
il-i er'
Jh wei