K t m l 1 i E m te 5:,iea JF] "Hei Ster «te m SE" 5$ CLEMENCEAU EN DE BEELDHOUWERS EEN KRANT VOOR DE PAPOEA'S GAS SCOTLAND-YARD DE MAN MET DE BOEVENTRONIE b^6lT C\6 wc w V? üi&NSDAG JSEURT £öSt mmmmm in6613 C"Wel l 7' d0 JÊÊ0 l'k'. m OiYrP] I ülifcst een di Eott ÏJdsnt J\diea >n, te b,.I6cbarg e7r ail£v Sri- vrf nd< Sok in «n >[l0r een rechte °ri>aar W*V6r' B Een \-L speri r,7er' ®i t>u7öcai (laf enk« lt„ ^ri Nenh vising >«1 tnOn< Mgr. Schaepman zei de eens bij een huldiging van dr. Jan ten Brink op een der Nederland- sche letterkundige congressen: „Ons volk is geen volk voor standbeelden" en hij voegde er oolijk aan toe. „Misschien omdat vre zoovele levende standbeelden tellen". In Frankrijk is dat anders. Daar is een ware inflatie van standbeelden, zoodat men veel meer moeite heeft de plaats voor een standbeeld aau te wijzen, dan er 't geld voor bijeen te brengen. Parijs is wel het brandpunt van die rage. ï>aar is geen pleintje of geen hoekje meer o£ er staat zoo iets en de parken en plantsoenen hebben bijna evenveel standbeelden als tuin meubelen, de bekende ijzeren veerende stoeltjes waarmee men hier zoo royaal is, natuurlijk uitgesloten. Natuurlijk heeft een groote historische ge beurtenis als de oorlog is geweest, het aantal rechthebbenden enorm uitgebreid. Zelfs heeft men het zeldzame feit gezien dat sommige figuren hun eigen standbeeld mochten onthul Jen, zooals maarschalk Foch deed met zijn prachtig ruiterstandbeeld te Cassel, maarschalk Joffre met zijn standbeeld te Chantilly op de pkats waar zijn hoofdkwartier was gevestigd en t is zelfs overkomen aan Clemenceau. Dat laatste is eigenlijk verwonderlijk, want Clemenceau hield niet van openbare huldigin gen, wat hij bij zijn beschikkingen voor zijn begrafenis wel beeft betoond. Zelfs zou het on begrijpelijk zijn dat hij van zich een standbeeld zou hebben laten maken, als men niet wist dat hij ook een zwakke zijde had. Niet die van te bezwijken voor de eer van een standbeeld, maar die van. niet te kunnen weigeren als iemand hem werkelijk in alle onschuld vroeg hem een plezier te doen. Zoo is hij dan op 'n goeden dag bezweken voor Rod-in. Clemenceau had een zwak voor kunste naars. Heel zijn leven hijna was hij de boezem vriend van Claude Monet. Zijn huis droeg de sporen van de vriendenrelaties met tal van groote kunstenaars. Toen dan ook op een goe den dag „Meester Rodin" werd aangekondigd ontving hij hem heel hartelijk. Clemenceau wist dat Rodin een genie was en met genieën kun je allerlei onverwachte avon turen hebben. Toen Rodin tegenover Clemen ceau bleef staan en de uitnoodiging een stoel te nemen beantwoorde met „breng me een trapje' dacht Clemenceau bij zich zelf: „spreek 'm maar niet tegen, want zoo'n genio De vermaarde kamerdienaar Albert bracht een trapje en Rodin klom er op en ging zitten gtaaroogen naar Clemenceau's schedel. Dat duurde zoo 'n poosje en Clemenceau, al tijd bevreesd voor eeu uitbarsting van Rodin's genialen kant, durfde geen vin te verroeren. De „impasse" werd opgeheven doordat Rodin plotseling uitriep: „Nu weet ik 'hoe je kop er .uit ziet, van binnen en van buiten", „Gefeliciteerd, dan weet je meer dan ik zelf" Bel Clemenceau, die Rodin niet alleen het trapje, maar ook de kamer zag verlaten en zich afvroeg wat Rodiin eigenlijk van hem wou hebben. Eenige dagen later, toen Clemenceau niet meer aan Rodin's bezoek dacht, werd de mees ter weer aangekondigd. Clemenceau keek aller gekst op toen Rodin een zware massa brons op zijn bureau deed plaatsen. Hij begreep er niets van want bij dacht dat Rodin zijn kop hoog stens in kiel zou boetseeren. „Wat Is dat?" vroeg hij aan Rodiin. „Nou, hoe vind-je 'm," Clemenceau begreep dat het „zijn" buste moest zijn en trad op Rodin toe met de r.oodige „Oh, mon chèr maitre." „Quel art" „C'est du génie" en andere phrases die hem tot niets engageerden. Die kop is zeer bekend, en die tot brons geoiummiifieerde tijgerskop bevestigde nog bij het publiek den eeretltel van den ver- scbrikkelijken polemist. Clemenceau borg de „Rodin" op in een kast, waar zich al eenige andere bustes bevonden, o.a. die van René Godard wien de „prix de Ro me" voor beeldhouwkunst was geworden- Die „prix de Rome's" loopen altijd de groote figuren van den dag af om 'n „kop" te hebben voor den Salon. De eenige buste die hem beviel, was die van Sicard, want hij liet den beeldhouwer weer bij zich komen en bestelde hem de bekende Mi nerva die bij zijn graf staat te St, Vincent- sur-Jard in den Vendée. De meeste keeren weigerde Clemenceau en poseerde alleen wanneer de beeldhouwer hem beviel en hij de buste kon bestellen. Maar op een goeden dag had hij toch op aandringen van vrienden toegegeven om voor Troubetskoi te poseeren. Dat hij gezwicht was, kwam veel om dat hij den Rus zoo schuchter had gevonden, dat hij met hem tie doen had en hem niet door een weigering wilde verdrieten. Clemenceau moest echter naar een van de meest afgelegen wijken van de „boulevards extrérieura" en knorde. Maar hij poseerde toch. Een tijdje daarna kwam Troubetskoi hem bezoeken en gaf bem de buste in brons gegoten cadeau. Clemenceau vond de buste zeer mooi en waar Troubetskoi ze hem ten geschenke gaf, accepteerde hij ze. Maar hij wilde den kunste naar honoreeren. Toen deze maar bleef weigeren en aan Cle menceau niets meer overbleef dan hem uit geleide te doen, ontdekte hij plotseling waarom Troubetskoi zoo scheutig was geweest. Bij de deur verzamelde de beeldbouwer namelijk al zijn moed en riep plotseling uit: „Mijnheer de president, U is oppermachtig. Ik emeek U, geef mij het Legioen van Eer." Clemenceau proestte 't uit: ,,'t Legioen van Eer? Maar mijnheer, dat verkoop ik niet in mffa bazaar." En toen hij het avontuur aan zijn vrienden vertelde, verzuchtte Clemenceau: „Ah, ik heb Veel geluk gehad met mijn beeldhouwers". B. K. „Dit blad is voor het volk van Papoea", zoo luidt de inleiding van het eerste nummer van de „Papuan Villager" dat in Februari 1929 uit kwam. En dan gaat de uitgever in korte, voor een ieder begrijpelijke zinnen zijn bedoeling na der toelichten: „Het is niet voor den blanken man. Deze beeft zijn eigen blad. Het is voor de bruine menschen en het zal U vertellen over dingen waarin ge belang stelt. Iedere maand zullen we trachten dit blad te vullen met bij- zonderbeden over Papua. Daar moet ge over nadenken .en er trotsch op zijn. De Regeering is niet van plan al Uw oude gebruiken uit te roeien. Ge hebt van Uw voorvaderen veel goede gebruiken geleerd. Die moet ge vasthouden. Misschien zal de „Papnad Villager" U helpen ze te -behouden en er trotsch op te zijn. Het blad is geschreven in het Engelsch omdat de Regeering U de taal van den witten man wil leeren. In Papoea zijn meer dan honderd ta len. De witte man kan die niet alle leeren. Het is beter voor de Papoea's om de taal van den witten man te leeren. Dan zal hij U verstaan en gij zult hem verstaan en dat is goed; want 'bij kan U veel leeren, dat nieuw is. Werp deze kranten niet weg. Ze zijn gedrukt op sterk papier, dat lang zal duren (Het is niet erg goed voor ciga.re.tten). Ge kunt ze nu samen binden als een .boek". De redacteur is Mr. F. E. Wiliams, anthropo- loog der Regeering. die met de uitgave het dub bele doel beoogt, den Papoea meer te doen we ten van zijn eigen eiland en zijn eigen cultuur en tevens den inboorling duidelijk te maken waarvoor de beschaving, het onderwijs, de be lasting en het regeeringsstelsel dienen. Ook tracht hij den landbouw eu bet dorpsleven zoo veel mogelijk te bevorderen Dit alles wordt uitgelegd in eenvoudige, on derhoudende taal. In de verschenen nummers komen vóór legenden en oude verhalen uit Nieuw Guinea, die voor bet nageslaoht op deze wjjze bewaard blijven. Verder heeft de redac teur verschillende correspondenten, die bem berichten zenden over stormen en overstroo mingen, voorvallen uit de verschillende dorpen, ongelukken en misdaden. Ook de sport wordt door de bruine journalisten niet verwaarloosd en men kan er veel in vinden over voetbal en cricket, dat de Papoea's van de missionaris, sen hebben geleerd. Soms krijgt de blanke redacteur van zijn bruine medewerkers nog wel eens een lesje in bet Engelsah 1 DE SCHILDWACHT voor den Tower to Londen, tijdens een sneeuwstorm. Zoo had Tauuao Agara van de Poreporina school een prijs gewonnen van vijf shilling voor een verhaal, waarin o.a. voorkwam het woord swealing" (afbranden) van een dier dat hij gedood had. De redacteur dacht dat zijn cor respondent een fout gemaakt had en er „-awiUtng" (wassdhen) mee bedoelde. Hij veran derde de copy, maar ontving later een hevig protest van den verontwaardigden auteur, die hem vertelde, dat hij het woord „sweal" in een woordenboek bad gevonden en dat het betee- kende „schroeien, afbranden van het haar van een dier" en dat had hij er ook mee bedoeld. De redacteur moest beschaamd erkennen, dat hij zijn eigen taal nog niet onder de knie had De abonnés schijnen er verzot op te zijn, bun abonnement te mogen betalen, want de uitgever verzoekt tenminste geen betalingen te doen, voordat dit in het blad is aangekondigd. Het abonnement kost twee shilling per jaar, maar or waren reeds lezers die het bedrag twee of driemaal hadden gestuurd. Da „World's Press News", waaraan we bet bovenstaande ontleenden, vertelt verder nog, dat do correspondenten een soort uniform dra gen: een rami, leudedoek, met zwart en blauw galon eu in de boek de woorden „Papuan Vil lager" in roode letters De bruine journalis ten dragen hun perskaart dus steeds zichtbaar en zijn er minstens even trotsch op als hun witte broeders Mr. Williams kan zijn blad in den waren zin De befaamde Geoffry Gill, nietwaar, is al eenige jaren dood. En werkelijk: daarmee is ook de roem van Scotland-Yard ten grave gedaald. Of onze veelgelezen Ivans daar nu do persoon lijke schuld van draagt? Misschien is ook Chesterton er wel debet aan, die immers van Pater Brown een detective maakte, geenszins van het geijkte Scotland-Yard-soort, eu die in „do man, die Donderdag was", eigenlijk toch zes „stomme politieagenten" van Scotland- Yard er leelijk in laat loopenHoe liet zij, bet beroemde centrum van onfeilbare detectives komt er in de literatuur dus tegenwoordig nog al onttakeld af en in de werkelijkheid des levens gaat de room ook danig tanen Wat de Sing-Sing onder de gevangenissen der wereld is geweest, dat is Scotland-Yard steeds onder de politiebureaux der gansclie aarde. Een detective, die het etiket van dat bureau op zijn opleiding of ervaring geplakt bad, was altijd iets aparts, een fenomeen van scherpzinnigheid; bij gold als een Sherlock Holmes op zich, en wanneer hij het (on)geluk had voor een avond in handen te vallen van een aan fantasie rijk story-teller, dan kon hij den auteur rijk maken. De meest geduchte bandiet, de listigste samenzweerder, de meest perfecte gentleman-boef, bij, die de meest ge compliceerde complotten wist te smeden, zij allen begonnen te sidderen als zij een detective van Scotland-Yard op hun spoor wisten. Nog voor kort m'oelit Scotland-Yard er zich op beroepen, 95 pet. van alle Eugelsche misdrijven op te sporen, eu deel te nemen aan de succes volle speurtochten, die internationale ban dietenstreken noodig maakten, voor 50 pet. De organisatie van Scotland-Yard was zonder weerga. Vier chefs zwaaiden den scepter over 900 voortreffelijk gescljpolde detectives. Mister Brows, commissaris van de gift brigade, was specialist in giftmoorden; mister Nicbolis, een celebriteit in bedrog op groote en oplichtingen op internationale schaal; mister Gornish,, vakman in den roofmoord en als een pionier beschouwen, dat er veel toe bij- mister Collins, wetenschappelijk specialist in draagt, inboorling en vreemdeling elkander be ter te leeren begrijpen. In den tijd van het vliegwezen. Gelezen in de Nieuwe Twentsche Courant' „Komen aanvliegen: een rijwielbelastin, merk, een nijptang en een postduif gemerkt 158871". DE BEKENDE DÜITSCHE AZIE,ON DER- ZOEK ER, DR. FILCBNER, bij zijn aankomst in Kaschmir, na zijn angen tocht door Tibet, haveloos en get feecb^uxde kleedoren de moderne criminologie, hoofdleeraar op de politieschool nan Scotland-Yard, vier mannen, die bij bet booren of lezen alleen al, Iemands oogen toedrukken en op het kleine achter scherm van het ooglid de sensationeelste avonturen toovert. En boven deze vier stond en staat nog de wereldberoemde John Ashley, die zonder uit zondering de gewiekste bedriegers op financieel gebied in de val kon laten loopen, met voor behoud natuurlijk voor degenen, die uit hoofde van een liooge functie vrij-uit plegen te gaan Tezamen met den leider der buitenlandsche afdeeling: Central Branch, mister Percy Savage, vormden 'deze heeren den „Hooge Raad van Zes", die dagelijks tweemaal confereerde om de gewichtigste affaires te behandelen. Vooral de juist genoemde Central Branch had het gewoonlijk druk; deze afdeeling kreeg de voornaamste zaakjes op te knappen waartoe dan ook de honderd knapste koppen aan mister Savage waren toegewezen, om het voortdurend contact met alle politieposten van binnen- en buitenland te verzorgen, om het beroemde „vliegende corps" te controleeren, de leiding uit te oefenen over de fotografische en dactyloscopiscke laboratoria en archieven en om de drie politioneele Scotland-Yard-tijd- echriften uit to geven, die in eigen huis ge drukt worden. Ondanks al dat voortreffelijke etc., etc., etc., lieeft men in de laatste jaren toch moeten vaststellen, dat het achteruit ging met de resultaten en de prestaties van Scotland-Yard. Zoo zijn er uit het jaar 3 929 negen moorden, alle sensationeele misdrijven, onopgehelderd en ook in 1930 liepen de onderzoekingen zes keer op niets uit. Scotland-Yard heeft daarmee direct veel van zijn prestige ingeboet. Het publiek schijnt er onmiddellijk op gereageerd te hebben; het ver wijt Scotland-Yard, dat het veel te weten schappelijk werkt, en dat het gezonde detective verstand, dat de ambtenaren van Scotland- Yard vroeger zoo onderscheidde, daardoor op den achtergrond is geschoven; men werpt de beroemde centrale voor de voeten, dat zij tegenwoordig een moord schitterend reeon- strueeren kan, en in uiterste finesses weet, hoe een moord begaan is, maar zij één ding niet meer weet...,, de methode om den snoodaard achter slot en grendel te zetten. De pers toont zich natuurlijk ook bekommerd en vreest een redactioneele malaise; en wanneer èn de publieke opinie èn de pers zich met een zaak bezig houden, dan kan het parlement noode achter blijven; dies heeft het beraadslaagd en besloten een algebeele reorganisatie te ge lasten. Dat Scotland-lard falen kon, boe dat zoover is kunnen komen? Gij raadt de eenige oplossing; Scotland-Yard is verraden of daaromtrent. Een sluwe bende vuige boeven, sluwer dan welk listig bandiet ook, beeft Scotland-Yard tot in details nage aapt; zelfs de naam, zelfs de namen der onder- afdeelingen Is met de organisatie overgenomen; en bierdoor is de centrale lamgeslagen. Vooral de werkzaamheden van de „Central Branch moet uitmuntend ,zijn geïmiteerd. Scotland- Yard wordt op die manier met eigen wapenen verslagen. Men neemt aan, dat er eén spion beeft gezeten onder de koogere ambtenaren. "Wie dat is geweest Misschien zijn er een dozijn van de boeiendste auteurs er over bezig. Maar wanneer ik het eerst dit manuscript mocht voltooid hebben, dan beloof ik u allen liet de Nederlandsche Spoorwegen aan te bieden als aanhangsel bij het nieuwe spoorboekje. Hollywood in vogelvlucht. Mi-llioenen men-schen zullen waarschijnlijk verbaasd zijn te hooren, dat „Hollywood", zoo- als zij zich dat voorstellen, Iets lieel anders is clan wat bijv. de Amerikaansche post-autori- telten onder „Hollywood" verstaan, n.l. een bistel-district in de stad Los Angeles. Het „Hollywood" der film-enthousiasten be staat in hun Verbeelding uit een kleine ge meente, waar de sterren, acteurs en figuranten van ,,'s werelds derde Industrie" leven, werken en genieten. Wanneer deze definitie gold voor het ge heels district, dat bewoond wordt door film acteurs of waar zich filmstudio's bevinden, dan zou Hollywood wat afmetingen betreft, ongeveer de grootste stad der wereld zijn. De studio's van Warner Bros, Christies, en Fox bevinden zich werkelijk in Hollywood, maar Paramount is negen kilometea* verder in Los Angeles, terwijl de Metro Goldwyn Mayer haar studio's negentien kilometer in de tegen overgestelde richting heeft liggen, n.l. te Cul ver City, zes kilometer van de kust verwijderd. Universal City vormt een afzonderlijke plaats buiten Hollywood, terwijl Mack Sennett zelfs nog verder naar het Noorden zijn studio's heeft opgericht. De woonplaatsen der sterren zijn evenzeer verspreid. Het verst woont waarschijnlijk wel William Hart, de uit de eerste wild-westfilms bekende held. die op een heuveltop te New- hall, 65 kilometer buiten Hollywood, zijn „bun galow" heeft. Greta Garbo en Marion Davies wonen aan de kust van den Stillen Oceaan, Dorothy Jordan en Charles Bickford eveneens, doch in een tegengestelde richting van de stad. Cecil De Mille heeft zijn zetel cp een heuvel lets "ten Oosten van Hollywood, in de rich ting van Los Angeles. Ramon Novarro woont in het geheel niet te Hollywood, doch in het hartje van Los An geles. Dale Fuller, de komiek van Mack Sen nett, heeft een sinaasappelen-plantage te Glen- dora, ongeveer even ver van Hollywood ver wijderd als Bill Hart's woning, doch in tegen gestelde richting. Wauneer een postbode alle studio's en filmsterren achtereenvolgens moest bezoeken, zou hij 450 kilometer moeten loopen. Dat noemt men nu de filmkolonie Holly, wood"! Het passeert zakenlui wed eens dat ze te ve31 hooi op hun vork nemen te veel bouwen of te veel goederen inslaan. En dan beginnen op een kwaden dag in eens de crediteuren te blaffen en dan moet de zakenman hals over kop zijn te veel aan fabrieksruimte, of opslagplaats, of goederen ten verkoop bieden om met het liem aldus toestroom en-de beetje contanten zijn schuldeisch-ers van zich af te 'houden. Zooals het zulk een koopman gaat, gaat het momenteel ook de stad Berlijn. Berlijn heeft in den loop der laatste jaren te veel hooi op zijn vork ge nomen en is nu vast geloopen. Om weer vlot te komen deukt de stad er over haar gasfa brieken van zich af te stoote-n en, naar ver luidt. zijn er ook ad menschen of corporaties bereid gevonden die gasfabrieken op te koo- pen. Dit mag wel eemigszins verwondering baren want de toekomst van het gas ln het algemeen en de locale gasfabriek in het bijzonder, is nogal pioblematiek. De gasfabrieken immers worden meer en meer door het distantiegas bedreigd en wat het gas zelf betreft heeft dit geduchte concurrenten in zulke dingen als oleetriclteit benzine, enz. Men kan eiken dag ingenieurs hooren, die stokstijf volhouden, dat het gas zijn belagers in de eerst volgende paar jaar zegenrijk onder den voet zal loopen maar ,men hoort ook even vaak het tegenge stelde. Gas heeft maar één duister punt aan zich en dat is zijn geschiedenis. Zijn komaf is een beetje erg in nevelen gehuld maar als goed vaderlander spreekt men zich natuurlijk voor Maastricht uit als voor de ware bakermat van het ware gas. Maar vóór dat standbeeld ter eere van den patroon der vluchtige materie aldaar opgericht werd had het gas al een heele geschiedenis achter den rug. In 17S0 dus voor 150 jaar merkte Felice F cm tana al op, dat waterdamp met gloeiend kolenstof ver bonden in een -brandbaar gas omslaat. De tijd was echter nog niet rijp voor het ongellmiiteer de plaatsen van allerlei verrassende ontdekkin gen en een man als Napoleon had slechts een paar woorden van spot o-ve-r voor de gedachte steenkool in gas en cokes te splitsen en het eerste als licht en warmtebron te gebruiken. Scott en Byron dachten even verlicht over deze aangelegenheid eu een Duitsche krant speelde het nog in 1816 klaar het gas om de zes vol gende redenen in den ban te d-oen. Eerstens om godgeleerde redenen want God scheidde het licht van de duisternis Ten tweede om juridi sche redenen want niemand kon gedwongen worden geld uit te geven voor een gas waarnaar hij eenmaal niet verlangde. Ten derde om hy giënische redenen want de uitstralingen van het gas waren schadelijk en bovendien zoud-cn de menschen 's avonds later naa.r huis komen cn daarbij verkouden worden. Ten vierde om mo reels red-enen want de vrees voor de duisternis zou slinken eu het aantal misdaden daardoor toenemen. Ten vijfde om politie reden-en: bet licht zou de paarden schuw en de dieven bru taal maken. Ten slotte om de staathuishoud kundige reden, dat veel geld naar het buiten land weg zou vloeien. (Een bekentenis). Ik ben een dief, ja een gauwdief, zei oude bitter. Maar ik heb maar één enkelen ief in mijn leven gestolen en dat was de vreemd®'9 diefstal die er oodt gepleegd is want bet om een portefeuille met geld. -Da's anders zoo -buitengewoon niet, mei*' te ik droogjes op. Laat mij uitspreken mijnheer, ging Uil Ingemaakte regenstormen. Sinds bet begin van de klankfilms, zijn de technici bezig geweest om het gekletter van regen natuurgetrouw op te nemen en weer te geven, allerlei manieren toepassend om het gewenschte effect te behalen. Nu het in Californië ook winter is, al uit zich dit hoofdzakelijk in bet vallen van meer regen dan in den zomer, lieeft men allerlei soorten van daken gebouwd, van zink, mastiek, hout, glas .enz. enz., waaronder men micro foons heeft opgesteld, teneinde gereed te zijn, als een storm of regenbui losbreekt. Wanneer er dan later regen-effecten noodig zijn, behoeft men niet verlegen te zijn: in den catalogus staan de nummers der platen, waar- da fewea&cht* ggggg regea Jg yagtgelegd^. Maar ondanks -dezen tegenstand werd er in 1824 in Londen toch de eerste steenkolen gas fabriek opgericht. Eigenlijk had deze al een voorloop-er gehad en wel in een zekeren Pickel in Würzburg, die zijn bezittingen met eigen gekweekt gas verlichtte. Maar dit gas distil leerde hij uit -beenderen en een boogen graad van bloei bereikte liet nimmer. Inmiddels gin gen de zaken in Londen zoo goed, dat de Eugel sche maatschappij -twee jaar later naar bet continent overstak en wel o-m eene gasfabriek in Berlijn op te richten. In hetzelfde jaar ging Dresden nog -tot stratenverlichfing met gas over en in 1838 Leipzig. Maar intusschen, en wel in het jaar 1830, had de Engelschman Do novan in Londen patent aangevraagd en ver kregen het laatste onder nummer 6003/1830 om eene watergasfabri-e-k op te richten en ook biermede maakte Berlijn in 1844 kennis. In 1846 verlichtte Gillar-d Narhonne met dit gas maar het kwijnde weg tot het in Amerika te recht kwaim. Vandaar werd het in 1S90 weer naar Engeland teruggebracht en in 1900 van Engelland opnieuw naar Berlijn. En nu, nu staan we weer voor een kritiek punt in de geschiedenis van het gas, maar dat is geen reden om te desespereeren want wissel valligheid behoort nu eenmaal tot de kenmer kende eigenschappen van de gasdristorie. In 1306 -b,v. verbood koning Eduard I van Enge land op straffe des doods steenkool in Lon den te verbrand-en. Ons wil het voorkomen, dat die vorst daarbij een standpunt innam, dat de finitief overwonnen is. Maar dat is slechts schijn want nog maar luttel maanden ge-le den vond de admiraal Dumas, voorzitter van de koninklijke Engelscke ateenko-lenonderzoe- kinigsoomimiissie, dat aan e-lke lantaarnpaal met een gaslamp er op en ambtenaar opgehangen behoorde te worden. Want met het gas ver brandt -benizol en de admiraal oordeelt dat een kapitale misdaad. Hieruit blijkt, dat deze zeeman bet goed met de zuinigheid meent en bet is voor hem dus gelukkig, dat er -door de steenkool- en gascon- sumenten bereids groote afstanden op het pad der besparing afgelegd zijn. De vroegere ovens met bun open schoorsteenen, waar de met vlammen doormengde rook zoo lustig uit kon slaan, verslond de brandstol' als kostte deze heelemaal geen geld. Later heeft men geleerd, dat een ton steenkool behalve cokes cn gas ook nog andere waardevolle dingen levert, zooals zwavelzure ammoniak en teer. De ammoniak wordt als kunstmest gebruikt en de teer is het uitgangspunt voor ontelbare scheikundige com binaties zooals om een voorbeeld te r-omer vtu bij de 200.000 artsenijmiddelen. Eerlang zal di-ta schien het oogenb-lik oo-k k-omen, waarop bet. standbeeld van admiraal Dumas algjmoew huldiging vindt, het standpunt, dat het ver branden van lichtgas eene verkwisting is. En da.n Is het. .voorgoed uit met het wapperende sas/lamme tja, voort. Toen ik die portefeuille gegapt had, 'tv9' ik geen cent rijker dan te voren. Wat de be*t<r Jene aangaat; die was geen cent armer. Dat klinkt toch wel wat erg zonderling' antwoordde ik. Zonder af te wachten wat ik verder zou I ben in te brengen schoof de oude dichter™1 want achter in het kleine cafétje begon er een luidruchtig- dispuut en zei: Maar u belooft me dat u er over zult z*i)' gen." Dat beloof ik, was mijn wederwoord 011 hij stak van wal. Het was in een derde Mas coupé van den trein van Smyrna naar El-Kassar, een trajef* dat door een woeste natuur voert en waar geen drie uur een halte of station is. Ik dack' dat 11c in een leegen coupé was gaan zittenen1®®' toen we goed eu wel reden, merkte ik dat ®fi in den hoek nog iemand zat Het scheen vagebond van den eersten rang te zijn en het rosse licht van de olielamp zag ik daJt hb sliep. Ik schrok toen ik bedacht dat ik drie uur J®et dat iudividu opgesloten zou zijn, want zijn di6" ventronie met een baard van een week en eeO lange snee over zijn rechterwang waren nu ni®' direct geschikt om iemand vertrouwen in boezemen. Het werd hoe langer hoe angstig®1^ om me heen en toen de bandiet het is ®e° landstreek waar nog meer boeven bij elkaar zij" dan in elke andere streek van den aardbol eensklaps wakker werd en opsprong, poeteerd® ik mij bij de noodrem, klaar om bij de £e' ringsite verdachte beweging er met mijn he®'® lichaam aan te gaan hangen. De ander hield zich stil en keek mij met zulk® smeekende oogen aan, dat ik een oogenblik aar zelde. „Mijnheer, zei hij eindelijk, u schrikt va" me, omdat u denkt dat ik een dief ben. Ma"r stel u gerust. Iedereen denkt dat ,maar men f abuis." Hij ging naast me zitten en ging door'- „Ik ben geen dief. Jammer genoeg". Ik vas als verstomd. Ja zei hij, jammer genoeg. Want ik zou he1 graag willen zijn. Waarom niet. Mijn aanlcg.,;-i mijn opvoeding, de omgeving waaruit ik korf" alles stempelt me tot een dief. Het is mijn roe ping, het is mijn hartstocht. Maar helaas, 6é« ding staat me in den weg," „Wat ka.n dat zijn vroeg ik, niemand houdt u toch vast. Kunt u misschien niet stelen?'' ,IIet is juist het eenige dat ik kan. zei de vreemde, en heel aardig ook. Maar ik kan u'et stelen. Kijkt u me eens goed aan. Ziet u niet' aan me?" ik had graag willen zegen: Je hebt een k®P als een geboren paardendief, waarvan ik geeU woord, gelogen zou hebben, maar om onaange naamheden te vermijden hield ik me in, en zei heel vleiend, <lat ik niets bijzonders aan hei"1 bemerkte. Toen viel hij uit: „Maar mijn best® mijnheertje, ziet u dan niet dat ik je reinst® boeventronie heb, die u zich maar kunt den ken? Wie ter wereld? Zoo gauw ik in de buur' ben knoopen de heeren hun jassen stevig®1" dicht en bergen de dames hun juweelen op. P® winkeliers sluiten extra goed en de agenten di® ik tegenkom, nemen mij bij voorbaat alvast goed op. En wordt er werkelenk ergens i®ts gestolen dan pakken ze mij maar vast op, want iemand met zoo een scbavuitensuult zal et wel meer van weten. Daarom kan Ik er niet aa" denken te gaan stelen." De oude snoot zijn neus en ging voort. moet ik u eerst wat opbiechten zei hij. Toe® die schurk zoo vertelde, kwam er bij mij in die® donkeren coupé een smerig idee op. Ik dacbti als ik diien ouden landlouper eens bestal. Ik ge° toe dat het een smerig plannetje was, maaL waarom er om te jokken? Ik bezweek voor d® verleiding en even later bad ik zijn portefenü1® die waarachtig nogal goedgevuld was, in mÜn zak. Toen hield de trein stil en voor ik i®ts kon zeggen was mijn vreemde relsgezel-miet-d®" boeventronie uitgestapt en met een „goeden avond" in de duisternis verdwenen. Ik wacbtt® tot de trein verder ging. Ik bleef alleen in bet oomparUment zitten en stilletjes haalde ik d® portefeuille te voorschijn om mijn buit kali® na te tellen. Wie schetst echter mijn verbazing toen ik zag, dat het mijn eigen portefeuiU® was, met mijn geld! Terwijl hij mij zijn geschie denis ver-telde, had de man met de boeventroni® ze me afhandig gemaakt en slechts door ®e0 gelukkig toeval had ik mij zelf weeT in het bezit van mijn eigendom gesteld. Zoo kon u dus daareven zeggen, dat ik maar ééns 10 mijn leven gestolen beb en dat de bestolen® er niet armer door was geworden, terwijl ik geen cent rijker door werd! Giste: Van Van Platei terei den b de ontpi .-"Stent-t !r Euro i biet i v-iM6t t/^gens bijtere t ei tn °°k eDschea Is K. b k, nderi Sege het /«an. jr va„ar biet RiCh 11 61 o. >ht6 ^tenis rapper aa„ n a-s cals g tpü. Bsyci taaachte 7andeid v c gebeu >achte C1 sterk verd i, 'dpjr leit in Ver! biet d 3 eiscl (fat H voo ^egen t wfcrilieti >*ille 3aataa ^oel 23-j, \,3> di >huiz Konli Titoen °stzeedi Ik dronk mijn glas leeg, betaalde en liet d® oude in het cafétje alleen. Toen keek ik «®n® nonchalant achter me stak een sigaret op, groet te en ging heen. Waarom ik zoo overhaast d® vlucht nam? Laat eens kijken. Terwijl die oud® wauwelaar me zijn verhaal deed van zijn trein reis in Klein-Aziü en van zijn vreemde roisg®' noot-met-de-boevenlronie, terwijl hij af en meewarig zijn rooden neus snoot, had ik kum mijn hand in zijn zak laten glijden en zijn portefeuille uit gehaald. Voor mijn eig®n geld had ik niet noodig bang te zijn, om d® eenvoudige reden, dat ik niet meer dan een P"" kwartjes bezat. Ik liep vlug den hoek van straat om, nog een hoek en weer een, en dr°°' mend van een lekker warm maal en een id® sigaar stak ik kwasi achteloos mijn liand mijn zijzak om op mijn gemak de buit eens n- te tellen. Helaas, helaas, beste vrienden, die za was leeg. Die ouwe schooier liad, denkende, d® hij de mijne te pakken had, toen tk mijn brie/P dronk, zijn eigen portefeuille weer in zlJr Mik gestolen en was staande de receptie v®® dun tweeden keer in zijn leven, zooals hij zo* zeggen, een dief in zijn eigen zak gewee»» Voor den tweeden keer weet ik ved misaatUoa al voor 4Sö twaalldaftl. 18) 701 wa O® ll die H^vinkei J heef, 1 <iurf t hei Kin riet ÏJ'3 bel Vj Was hi, dan V'J Wch il-i er' Jh wei

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6